9
NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN WAALS EN BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER ONDERWORPEN AAN DE BRUSSELSE OF WAALSE SUCCESSIERECHTEN 1.1. TOEPASSINGSGEBIED VAN DE SUCCESSIERECHTEN (NOG STEEDS UNIFORM IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK EN HET WAALS GEWEST) 1.1.1. Algemeen
Bij overlijden van een rijksinwoner is successierecht verschuldigd over de waarde van al wat zijn erfgenamen, legatarissen of begiftigden uit zijn nalatenschap verkrijgen (ongeacht of de goederen zich in België of in het buitenland bevinden), na aftrek van de bij het overlijden bestaande schulden en de kosten van de begrafenis of de crematie. Dit successierecht wordt geheven na het indienen van een aangifte van nalatenschap. 1.1.2. Wie is rijksinwoner?
Rijksinwoner is hij die op het ogenblik van overlijden zijn werkelijke woonplaats (ook wel fiscale woonplaats genoemd) of de zetel van zijn vermogen in België heeft gevestigd. Bij de bepaling van de fiscale woonplaats moet men kijken naar de werkelijke, effectieve, voortdurende woonplaats waar de overledene het centrum van zijn bedrijvigheid en de zetel van zijn zaken en bezigheden had. De nationaliteit van de overledene, zijn wettelijke domicilie en de plaats waar zijn goederen zich bevinden doen niet ter zake. Zo zijn personen met een buitenlandse nationaliteit die zich met hun gezin in België hebben gevestigd, rijksinwoners (ongeacht of zij in hun land van oorsprong hun wettelijke domicilie hebben behouden en de bedoeling hebben terug te keren). Anderzijds zijn Belgen die zich al dan niet beroepshalve met hun gezin blijvend in het buitenland hebben gevestigd, niet als rijksinwoners te beschouwen. Er bestaan bijzondere regelingen voor ambtenaren van de Europese Unie (en voor hun echtgenoten en kinderen), voor leden van diplomatieke missies en consulaire posten, voor militairen met dienst in het buitenland, voor vertegenwoordigers van een NAVO-lidstaat, vertegenwoordigers bij de Verenigde Naties en vertegenwoordigers bij de West-Europese Unie, die onder bepaalde voorwaarden rijksinwoner blijven in hun land van herkomst. 1.1.3. Lokalisatiecriterium: welke gewestelijke regeling is van toepassing?
De gewesten zijn bevoegd om de tarieven, de heffingsgrondslag en de verminderingen van de successierechten te regelen. Elk gewest heeft ondertussen een eigen regeling die hier dan ook per gewest verder wordt behandeld (1.6 voor Wallonië en 1.7 voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest).
E
Sinds 1 januari 2015 is het Vlaams Gewest ook bevoegd om de successierechten in te vorderen en te innen. De procedureregels worden daardoor in het Vlaams Gewest volledig gewijzigd. De regeling voor het Vlaams Gewest wordt bijgevolg opgenomen in een afzonderlijk deel.
Successierechten bij overlijden van een rijksinwoner zijn verschuldigd in het gewest waar de overledene, op het ogenblik van zijn overlijden, zijn fiscale woonplaats had (omtrent de definitie van fiscale woonplaats, zie 1.1.2).
Als de fiscale woonplaats van de overledene tijdens de periode van 5 jaar voor zijn overlijden in meer dan één gewest in België gelegen was, is de regelgeving van het gewest waar zijn fiscale woonplaats tijdens de voormelde periode het langste gevestigd was, van toepassing. Zo is bijv. de Brusselse regelgeving van toepassing: • wanneer de erflater in de periode van 5 jaar voor het overlijden en tot op datum van overlijden, zijn fiscale woonplaats steeds in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft gehad; • wanneer de erflater in de periode van 5 jaar voor het overlijden in meerdere gewesten zijn fiscale woonplaats heeft gehad, doch het langst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en dit ongeacht of de erflater op het ogenblik van overlijden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of in een ander gewest woonde; • wanneer de erflater in de periode van 5 jaar voor het overlijden in het buitenland heeft gewoond, daarna naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is verhuisd en er nog steeds (effectief) woont op het ogenblik van overlijden (zelfs indien dit minder dan 5 jaar was); • wanneer de erflater in de periode van 5 jaar voor het overlijden in het buitenland heeft gewoond, daarna in België in meerdere (Belgische) gewesten heeft gewoond, doch het langst – voor wat de ‘Belgische periode’ betreft – in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
9
1.2. DE AANGIFTE (NOG STEEDS UNIFORM IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK EN HET WAALS GEWEST) 1.2.1. Aangifteformulier
De registratiekantoren waar de aangiften moeten worden ingediend, moeten ambtshalve een aangifteformulier kosteloos ter beschikking stellen aan de personen op wie de aangifteverplichting rust, voor zover deze personen bekend zijn. Wie geen formulier ontvangt is echter niet ontslagen van de verplichting om tijdig aangifte te doen. Er mogen ook soortgelijke formulieren als de officiële formulieren worden gebruikt op voorwaarde dat het gebruikte papier van goede kwaliteit is en het formaat, de tekst en de opmaak van de formulieren conform zijn aan de officiële aangifteformulieren. 1.2.2. Wie moet aangifte doen?
De aangifte van nalatenschap moet worden ingediend: • door de wettelijke erfgenamen; • de algemene legatarissen (diegenen die bij testament alleen of met meerderen de gehele nalatenschap verkrijgen, eventueel na aftrek van het aan bepaalde erfgenamen wettelijk toekomende erfdeel en van de mogelijke legaten onder algemene of bijzondere titel – zie hierna); en/of • de algemene begiftigden (diegenen die de gehele nalatenschap verkrijgen op grond van een door de overledene vóór zijn overlijden gedane schenking die pas uitwerking heeft bij diens overlijden). De andere erfopvolgers, zoals legatarissen onder algemene titel (dit zijn de legatarissen van een bepaald gedeelte van de nalatenschap, bijv. 1/4de, of van een bepaalde soort goederen, bijv. alle roerende goederen), begiftigden onder algemene titel en bijzondere legatarissen (die één of meerdere bepaalde goederen verkrijgen) hebben in principe geen aangifteplicht. Daaruit volgt dat de door de wettelijke erfgenamen en algemene legatarissen en begiftigden in te dienen aangifte betrekking moet hebben op alle goederen, daaronder 1
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
begrepen de goederen die worden verkregen door de legatarissen onder algemene of bijzondere titel die zelf geen aangifteplicht hebben.
E
Elke wettelijke erfgenaam, algemene legataris en/of algemene begiftigde kan (en moet) dus een aangifte indienen die de ganse nalatenschap omvat. Om tegenstrijdigheden te vermijden en moeilijkheden met de ontvanger successierechten te voorkomen is het veelal raadzaam dat alle erfgerechtigden gezamenlijk één door ieder van hen ondertekende aangifte indienen.
De verplichting tot indiening van de aangifte rust op de erfgerechtigden die, volgens de toestand zoals hij bestaat ten dage van het overlijden, theoretisch roeping hebben tot de ganse nalatenschap. De aanvaarding van de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving ontslaat de erfgenamen, algemene legatarissen en begiftigden niet van hun verplichting tot indiening van de aangifte. Ook betwistingen die onder de erfopvolgers zijn ontstaan omtrent de samenstelling van de nalatenschap of omtrent de erfopvolging, ontslaan de erfgenamen, algemene legatarissen en begiftigden niet van hun verplichting tot tijdige indiening van de aangifte. De erfgenaam, algemene legataris of begiftigde die de nalatenschap zuiver en eenvoudig heeft verworpen, is daarentegen niet verplicht de aangifte in te dienen (in dat geval kunt u dit best meteen aan de ontvanger laten weten). Bij stilzitten van de erfgenamen die verplicht zijn een aangifte in te dienen, kan de ontvanger de legatarissen onder algemene titel en de legatarissen onder bijzondere titel verplichten tot het indienen van de aangifte van nalatenschap. In tegenstelling tot de wettelijke erfgenamen, de algemene legatarissen en algemene begiftigden, moeten zij slechts aangeven wat zij zelf uit de nalatenschap verkrijgen. De tussenkomst van een deskundige (een notaris, een in successierechten gespecialiseerde consulent...) is weliswaar niet verplicht, maar kan zeer nuttig zijn. De aangifte bestaat namelijk niet uit een vragenlijst, maar moet worden ‘opgesteld’. Dit vergt veelal een grondige kennis van het erfrecht en van de fiscale regels van het betreffende gewest. Het is tevens mogelijk aan deze deskundige volmacht te geven om de aangifte in te dienen. 1.2.3. Waar moet de aangifte worden ingediend?
De aangifte moet worden ingediend bij het registratiekantoor van het ambtsgebied waarbinnen de overledene zijn laatste fiscale woonplaats had (omtrent de fiscale woonplaats, zie 1.1.3). Als de fiscale woonplaats van de overledene tijdens de periode van 5 jaar vóór zijn overlijden in meer dan één (Belgisch) gewest gevestigd was, moet de aangifte worden ingediend bij het registratiekantoor van het ambtsgebied van de laatste fiscale woonplaats binnen het gewest waarin de fiscale woonplaats van de overledene tijdens de vermelde periode het langst was gevestigd.
D
VOORBEELD
Indien de erflater op het ogenblik van overlijden zijn fiscale woonplaats sinds 2 jaar in Antwerpen had en net daarvoor 6 maanden in Bergen heeft gewoond en eerder nog meer dan 2,5 jaar in Luik, zal de aangifte in de nalatenschap in Bergen moeten worden ingediend (d.i. de laatste fiscale woonplaats in het Waals Gewest). De successierechten zullen verschuldigd zijn volgens de Waalse regeling.
1.2.4. Termijn van indiening
De aangifte moet worden ingediend binnen 4, 5 of 6 maanden na het overlijden, naargelang dit plaatsvond in België, in een ander Europees land, dan wel buiten Europa. De termijn wordt verlengd tot de eerstvolgende 2
werkdag indien deze verstrijkt op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag. De termijn kan worden verlengd door de directeur-generaal van de Btw, Registratie en Domeinen indien de personen die gehouden zijn tot indiening van de aangifte tijdig een gemotiveerd verzoekschrift tot verlenging van de termijn indienen. De aangifte van nalatenschap kan worden gewijzigd zolang deze aangiftetermijn niet is verstreken. Na het verstrijken van de termijn zijn in principe geen wijzigingen meer mogelijk. Dit wil zeggen dat een niet tijdig aangegeven passief niet meer afgetrokken kan worden en een niettijdig aangegeven actief automatisch aanleiding geeft tot een boete wegens verzuim van aangifte (bij spontane laattijdige aangifte kan deze boete wel verminderd worden). Bij laattijdige indiening van de aangifte krijgt elke persoon die gehouden is tot indiening (en te laat indiende) een boete. De boete bedraagt 25 EUR per maand vertraging (elke begonnen maand wordt voor een volle maand gerekend). De ontvanger successierechten kan deze boete evenwel kwijtschelden tot maximaal 2 maanden. De totale boete mag niet meer bedragen dan 1/10e van het door de overtreder verschuldigde successierecht. Is 2 maanden na de indieningstermijn (dus 6, 7 of 8 maanden na het overlijden) nog steeds geen aangifte ingediend, dan wordt vanaf dat moment de wettelijke intrest (7 %) aangerekend aangezien het successierecht op dat tijdstip betaald had moeten zijn. Indien geen aangifte wordt ingediend (noch spontaan door de wettelijke erfgenamen, de algemene legatarissen en/of de algemene begiftigden, noch door de legatarissen onder algemene of bijzondere titel na verzoek van de ontvanger), dan kan de ontvanger successierechten een ambtshalve aanslag vestigen. Dit houdt in dat hij zelf het actief van de nalatenschap vaststelt, geen rekening houdt met het passief, het verschuldigde successierecht verhoogt met de kosten van een dwangbevel en een boete oplegt. 1.3. INHOUD VAN DE AANGIFTE VAN NALATENSCHAP (GROTENDEELS GELIJKAARDIG IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK EN HET WAALS GEWEST)
De aangifte moet achtereenvolgens de hierna vermelde gegevens bevatten. 1.3.1. Gegevens over de betrokkenen en de erfopvolging
In de aangifte moeten de volgende gegevens over de betrokkenen en de erfopvolging worden opgenomen: • de volledige persoonsgegevens (naam, voornamen, beroep, woonplaats, plaats en datum van geboorte) van de overledene en van de eventuele echtgenoot; • de plaats en de datum van het overlijden; • de volledige persoonsgegevens van de aangevers en van hun eventuele echtgenoten; • de volledige persoonsgegevens van alle rechtverkrijgenden (erfgenamen, legatarissen of begiftigden) met vermelding van het aandeel dat ieder verkrijgt en op grond waarvan (testament of wettelijke erfverkrijging); • de graad van verwantschap tussen de overledene en zijn rechtverkrijgenden; • voor zover nodig de volledige persoonsgegevens van de kinderen jonger dan 21 jaar van de erfgenaam, legataris of begiftigde op voorwaarde dat deze ten minste 3 kinderen jonger dan 21 jaar ten laste heeft die recht geven op een vermindering van de successierechten (zie hierover meer onder 1.6.2 voor Wallonië en 1.7.2 voor Brussel); • de uitgesloten wettelijke erfgenamen (die door een testament of door een schenking tussen echtgenoten worden uitgesloten van hun erfrecht);
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER ONDERWORPEN AAN DE BRUSSELSE OF WAALSE SUCCESSIERECHTEN
• de woonstkeuze, d.i. het contactadres voor de ontvanger (slechts één woonstkeuze is toegelaten en die moet in België zijn) (bijv. de woning van een van de indieners van de aangifte of het kantoor van de notaris); en • de uitdrukkelijke vermelding van het adres en de datum en de duur van de vestiging van de verschillende fiscale woonplaatsen die de overledene had in de 5 jaar voorafgaand aan zijn overlijden (zie hierover 1.1.3).
E
In het Waals Gewest is de wettelijk samenwonende voor de volledige toepassing van het Wetboek successierechten gelijkgeschakeld met de echtgenoot mits deze wettelijk samenwonende op het ogenblik van overlijden ook effectief samenwoonde met de overledene. Overal waar er in het wetboek sprake is van echtgenoot, moet dus ook de wettelijke samenwonende worden toegevoegd. De verplichte vermelding omtrent de eventuele echtgenoot geldt dus, voor het Waals Gewest, ook voor de wettelijk samenwonende. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is er een gelijkschakeling wat de algemene tarieven en bepaalde gunstregimes betreft, maar niet voor de algemene bepalingen zoals de verplichte vermeldingen in de aangifte. Het lijkt echter aangewezen om ook in een aangifte van nalatenschap waarop de Brusselse regelgeving van toepassing is, de gegevens m.b.t. de wettelijk samenwonende mee te delen.
volgens de in het Wetboek van Successierechten bepaalde forfaitaire regels. Zo wordt de waarde van het vruchtgebruik van een goed verplicht gewaardeerd aan 4 % van de waarde van de volle eigendom, te vermenigvuldigen met een wettelijke coëfficiënt, die afhankelijk is van de leeftijd van de vruchtgebruiker. De coëfficiënten zijn: leeftijd van de vruchtgebruiker
coëfficiënt
niet ouder dan 20 jaar Boven 20 jaar t/m 30 jaar Boven 30 jaar t/m 40 jaar Boven 40 jaar t/m 50 jaar Boven 50 jaar t/m 55 jaar Boven 55 jaar t/m 60 jaar Boven 60 jaar t/m 65 jaar Boven 65 jaar t/m 70 jaar Boven 70 jaar t/m 75 jaar Boven 75 jaar t/m 80 jaar Boven 80 jaar
18 17 16 14 13 11 9,5 8 6 4 2
D
VOORBEELD
1.3.2. Het actief en de waardering ervan
Nauwkeurige omschrijving van de activa vereist Als actief moeten alle door de overledene nagelaten goederen nauwkeurig worden vermeld, zowel de in België gelegen goederen als deze in het buitenland (en zelfs de vrijgestelde activa zoals de onderneming van een Waalse erflater, zie hierover meer in 1.6.4. of de gezinswoning, zie verder 1.6.3. en 1.7.3.). Op de vereiste van nauwkeurige omschrijving van elk actief wordt een uitzondering gemaakt voor o.a. meubelen, kledingstukken, juwelen, boeken, cd’s, keukengereedschap,… Deze goederen mogen per soort worden vermeld en voor één bedrag per soort worden geschat. Indien het actief onroerende goederen bevat, moet de gemeente van ligging, de sectie, het nummer van het kadaster en de oppervlakte worden vermeld. Principe: waardering van de activa aan de verkoopwaarde op datum van overlijden In principe moet aan elk goed van het actief een waarde worden toegekend op datum van overlijden. Voor banken postrekeningen, spaar- en depositoboekjes e.d. is dat het saldo op datum van overlijden. Ook contanten stellen geen problemen van waardering. Andere roerende en onroerende goederen moeten, in principe, gewaardeerd worden aan de verkoopwaarde ervan op datum van overlijden. Er mag/moet dus geen rekening gehouden worden met een later ontstane min- of meerwaarde. De schatting van deze verkoopwaarde moet gebeuren door de personen die gehouden zijn tot indiening van de aangifte (zie hierboven 1.2.2). Zij kunnen echter, op hun kosten, voor het geheel of een deel van de in België gelegen goederen (zowel roerende als onroerende) een voorafgaandelijke schatting aanvragen. Een dergelijke schatting gebeurt door experts en is, in principe, bindend (zowel voor de belastingadministratie als voor de erfgerechtigden die de schatting heeft gevraagd). Zowel de Administratie als de erfgerechtigden kunnen echter in beroep gaan tegen de schatting binnen een termijn van 1 maand na betekening van de schatting door de ene partij aan de andere. Indien de schatting niet betekend wordt, begint de termijn van 1 maand dus niet te lopen. In de praktijk zien we dat een voorafgaandelijke schatting vooral aangevraagd wordt voor onroerende goederen. Uitzondering: forfaitaire waardering Bepaalde activa mogen echter niet aan hun verkoopwaarde worden aangegeven, maar moeten gewaardeerd worden
Indien de vruchtgebruiker 57 jaar is (coëfficiënt 11), dan bedraagt de waarde van het vruchtgebruik bijgevolg 11 × 4 % = 44 % van de waarde van de volle eigendom.
De blote eigendom wordt bepaald door van de verkoopwaarde van de volle eigendom de zoals hierboven berekende forfaitaire waarde van het vruchtgebruik af te trekken. Voor een onroerend goed dat in het buitenland is gelegen, moet de waarde worden aangegeven die blijkt uit recente akten of bescheiden. Bestaan er geen recente akten of bescheiden dan worden deze buitenlandse onroerende goederen forfaitair geschat op 20 of 30 maal de jaarlijkse huurwaarde naargelang het gaat om gebouwde of ongebouwde onroerende goederen. Deze aangegeven waarde mag in geen geval lager zijn dan de waarde waarop de buitenlandse belasting is berekend. In heel wat gevallen stelt deze laatste regel een probleem omdat de buitenlandse belasting op het ogenblik van het indienen van de aangifte nog niet bekend is. Ook voor de ter beurze genoteerde effecten geldt een specifieke waardering die afwijkt van de algemene regel dat de activa gewaardeerd moeten worden aan de verkoopwaarde op het ogenblik van overlijden. Deze effecten moeten gewaardeerd worden volgens hun beurswaarde • op de dag van het overlijden OF • op de datum van één maand na het overlijden OF • op de datum van twee maanden na het overlijden. Het is dus de waarde op een welbepaalde dag (dag overlijden of dag overlijden + 1 maand of dag overlijden + 2 maanden) die aangegeven moet worden. Wanneer er op een van die data geen notering is, geldt de beurswaarde op de eerstvolgende dag waarop er opnieuw een notering wordt vastgesteld. Ook indien er wel een notering is, maar welbepaalde effecten niet genoteerd zouden zijn, geldt voor deze effecten eveneens de beurswaarde op de eerstvolgende dag waarop er wel een notering is. Onder beurswaarde moet de slotkoers worden verstaan zoals bepaald op basis van de koersinformatie beschikbaar in de gespecialiseerde pers en/of middels gespecialiseerde elektronisch raadpleegbare bronnen. Er mag slechts één keuze gemaakt worden voor alle (Belgische en buitenlandse) nagelaten effecten. 3
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
D
VOORBEELD
Indien de erflater overlijdt op 31 januari, mag geopteerd worden voor de beurswaarde op 31 januari, op 28 (of 29) februari of op 31 maart.
E
De gekozen datum en de door de erfgerechtigden geraadpleegde bron moet verplicht in de aangifte worden vermeld.
Fictieve activa die moeten worden aangegeven Naast de werkelijke activa van de nalatenschap, moeten er tevens een aantal fictieve activa worden aangegeven. Het gaat hier om goederen die zich niet (meer) in de nalatenschap bevinden ingevolge een gedane verrichting die als “verdacht” wordt beschouwd. Het betreft hier: • de roerende goederen die de overledene in de 3 jaar vóór zijn overlijden heeft geschonken en waarop geen registratierechten werden betaald in België; • de goederen die de langstlevende echtgenoot verkrijgt op grond van een clausule in de huwelijksovereenkomst die van de gelijke verdeling van de gemeenschap afwijkt (indien deze clausule van het overleven afhankelijk is); • de volle eigendom van de goederen waarvan de overledene het vruchtgebruik had aangekocht en een erfgenaam of legataris of tussenpersoon de blote eigendom. Deze goederen zijn niet belastbaar indien kan worden aangetoond dat de overeenkomst op het ogenblik dat ze werd afgesloten geen bevoordeling inhield voor de betreffende erfgenaam, legataris of tussenpersoon, d.w.z. dat de prijs van de blote eigendom met eigen gelden van de blote eigenaar werd betaald en dus niet met gelden van de overleden vruchtgebruiker. Indien de blote eigenaar betaalde met eerder door de vruchtgebruiker geschonken gelden, verschilt het te leveren bewijs in functie van de datum van de zogenaamde ‘gesplitste’ aankoop. Indien de aankoop plaatsvond vóór 1 september 2013, is er geen belasting als ‘fictief actief’ mits kan worden aangetoond dat de schenking van de gelden door de overledene dateert van vóór de betaling van de prijs (zowel van het voorschot als van het saldo). Voor aankopen vanaf 1 september 2013 moeten ofwel op de voorafgaande schenking registratierechten betaald zijn, ofwel moet worden aangetoond dat de begunstigde van de schenking vrij over de gelden heeft kunnen beschikken (bijv. door aan te tonen dat de schenking door de verkrijger van het vruchtgebruik niet specifiek bestemd was voor de financiering van de aankoop van de blote eigendom in het kader van de gesplitste aankoop); • de volle eigendom van effecten die voor het vruchtgebruik waren ingeschreven op naam van de overledene en voor de blote eigendom op naam van een erfgenaam of legataris of tussenpersoon, tenzij kan worden aangetoond dat de inschrijving op zich geen bedekte bevoordeling inhield, bijv. doordat de inschrijving het gevolg is van een notariële schenking; • de goederen die door de overledene aan een erfgenaam, legataris of tussenpersoon werden verkocht met voorbehoud van vruchtgebruik of tegen betaling van een levenslange rente, tenzij kan worden aangetoond dat deze overeenkomst op het ogenblik dat zij werd afgesloten geen bevoordeling inhield voor de betreffende erfgenaam, legataris of tussenpersoon, d.w.z. dat een correcte prijs werd bedongen voor de blote eigendom en dat deze ook effectief werd betaald; • de sommen, renten of waarden die een derde kosteloos ontvangt bij het overlijden, in de 3 jaar voor overlijden of na het overlijden ingevolge een contract dat door de overledene is afgesloten (bijv. ten gevolge van een door de erflater afgesloten levensverzekering). Ook hier zijn deze activa niet belastbaar indien wordt bewezen dat 4
het voordeel niet kosteloos wordt ontvangen door de begunstigde; • bijkomend in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: alle schenkingen onder de levenden van roerende goederen die de overledene heeft gedaan onder opschortende voorwaarde of opschortende termijn die vervuld wordt ingevolge zijn overlijden. In principe worden schenkingen onder opschortende voorwaarde geregistreerd aan het vast recht van 50 EUR en zijn slechts op het ogenblik van vervulling van de voorwaarde evenredige schenkingsrechten verschuldigd. De Brusselse wetgever heeft echter geoordeeld dat schenkingen van roerende goederen waarbij de voorwaarde zich vervult ingevolge het overlijden belast moeten worden in de successierechten i.p.v. aan de gunstige schenkingsrechten mits de schenker op het ogenblik van zijn overlijden zijn fiscale woonplaats heeft in hetzelfde gewest als op het ogenblik van de schenking en dus inzake successierechten onderworpen is aan de regelgeving van hetzelfde gewest als op het ogenblik van de schenking. Hetzelfde geldt voor een schenking onder opschortende termijn. Doordat de schenking belast is in de successierechten, is ze vrijgesteld van schenkingsrechten. (zie verder 3.1.3.) 1.3.3. Het passief
Als passief mogen worden vermeld: • alle schulden van de overledene die bestaan op de datum van zijn overlijden; • de kosten van de uitvaart (o.a. de kosten van begrafenis of crematie, doodsbrieven, begrafenismaal, bedankbrieven en advertenties, aankoop van een grafmonument na het overlijden, enz.). Deze kosten zijn ongeacht het van toepassing zijnde huwelijksstelsel volledig aftrekbaar op voorwaarde dat zij niet buitensporig zijn. Het passief moet nauwkeurig worden omschreven en worden bewezen. De bewijsstukken worden na onderzoek van de aangifte door het registratiekantoor teruggezonden. Voor schulden die door de overledene tegenover zijn erfgenamen, legatarissen of begiftigden waren aangegaan, geldt een zwaardere bewijslast. Bovendien worden deze schulden enkel in aanmerking genomen indien zij tot onmiddellijke en rechtstreekse oorzaak de verkrijging, de verbetering, het behoud of de terugbekoming van een goed hebben dat zich in de nalatenschap bevindt. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten schulden die specifiek werden aangegaan om de gezinswoning te verwerven of te behouden (zie 1.7.3.) als dusdanig aangeduid worden. In de Waalse regeling is dat niet specifiek voorzien, maar het lijkt ook aangewezen (zie 1.6.3.).
E
Vergat u bepaalde schulden of kosten (andere dan na het overlijden nog te betalen belastingen – zie hierna) in de aangifte te vermelden, dan kan u dit passief na het verstrijken van de termijn voor indiening van de aangifte niet meer in rekening brengen. De schulden en onkosten die wel werden vermeld, maar die niet of onvoldoende bewezen werden, zullen uit het passief worden geweerd, maar kunnen aanleiding geven tot een latere teruggave van successierechten indien de bewijzen worden geleverd binnen de 2 jaar na de betaling van de successierechten.
Na het overlijden nog te betalen belastingen Alle door de overledene verschuldigde belastingen aan de federale Staat, een gewest, een gemeenschap, een provincie, een agglomeratie of een gemeente die u ontvangt na het verstrijken van de indieningstermijn kunnen later nog aan het passief worden toegevoegd indien u daartoe een aanvullende aangifte doet en het aanslagbiljet bijvoegt.
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER ONDERWORPEN AAN DE BRUSSELSE OF WAALSE SUCCESSIERECHTEN
1.3.4. Slotbepalingen
Verzekeringspolissen In de aangifte moet voor wat de lichamelijke roerende goederen betreft, melding worden gemaakt van elke verzekering tegen brand, diefstal of andere risico’s. Meer bepaald moeten de naam en de zetel van de verzekeringsmaatschappij worden opgegeven evenals het polisnummer, het verzekerde bedrag en de datum van het contract. In de aangifte moet uitdrukkelijk worden vermeld dat er voor de roerende goederen naast de opgegeven verzekeringen geen andere verzekeringspolissen bestaan dan wel dat er in het geheel geen verzekeringen zijn. De ontvanger successierechten zal de verzekerde waarde vergelijken met de aangegeven waarde. Sommige registratiekantoren eisen dat de roerende goederen aangegeven worden tegen een vast percentage van het verzekerde bedrag. Andere registratiekantoren zijn inschikkelijker en aanvaarden voor deze goederen in een doorsnee nalatenschap een bedrag van bijv. 1.000 EUR, tenzij uit de verzekeringspolis zou blijken dat er een ‘wanverhouding’ bestaat tussen de aangegeven waarde en de verzekerde waarde.
E
Bij verzekeringen wordt uitgegaan van de vervangingswaarde. Het successierecht moet echter worden betaald over de verkoopwaarde of soms de forfaitaire waarde (zie 1.3.2) op de dag van het overlijden.
Geregistreerde of verplicht registreerbare schenkingen door de erflater in de 3 jaar vóór overlijden De geregistreerde of verplicht registreerbare schenkingen van de erflater aan een erfgerechtigde zijn onderworpen aan registratierechten en worden dus niet meer belast in de successierechten. Deze schenkingen moeten in het Brussels Hoofdstedelijk of het Waals Gewest wel in de slotbepalingen vermeld worden indien ze gedaan zijn in de 3 jaar vóór overlijden (of indien de schenking gedaan werd onder een opschortende voorwaarde die vervuld werd ingevolge het overlijden van de schenker of minder dan 3 jaar vóór dit overlijden met uitzondering van deze die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast worden als fictieve activa, zie 1.3.2). Hoewel deze schenkingen geen deel uitmaken van de nalatenschap en dus niet onderworpen zijn aan successierechten, wordt er met deze schenkingen in principe wel rekening gehouden bij de bepaling van het (progressieve) tarief van de successierechten (dit noemt men ook wel het progressievoorbehoud bij overlijden en is dus enkel van toepassing indien de schenking gebeurde aan een erfgerechtigde). Schenkingen van in het buitenland gelegen onroerende goederen moeten in België niet geregistreerd worden, moeten dus ook niet vermeld worden in de aangifte en komen dus niet in aanmerking voor de berekening van het progressievoorbehoud. In elk gewest bestaan er voor bepaalde geregistreerde schenkingen uitzonderingen op dit algemene principe van progressievoorbehoud bij overlijden (zie ook verder 1.6.8 en 1.7.6), doch ook dan moeten deze in de aangifte van nalatenschap worden vermeld indien zij hebben plaatsgevonden binnen de termijn van 3 jaar voor overlijden (of de opschortende voorwaarde zich binnen die termijn heeft gerealiseerd).
E
Voor schenkingen vanaf 1 januari 2016 is het progressievoorbehoud bij overlijden volledig afgeschaft in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het progressievoorbehoud blijft wel van toepassing voor schenkingen in de 3 jaar voor overlijden die hebben plaatsgevonden voor 1 januari 2016. De verplichte vermelding van deze schenkingen in de aangifte blijft echter behouden.
Beëindiging van vruchtgebruik door het overlijden Indien de overledene een vruchtgebruik had op bepaalde goederen en dit vruchtgebruik door het overlijden ten einde komt, moet dit eveneens vermeld worden in de aangifte van nalatenschap. 1.3.5. Vraag om vrijstellingen en verminderingen
Vermindering voor achtereenvolgende overgangen Indien goederen binnen een periode van 12 maanden meer dan eens vererven, hebben de verkrijgers van deze goederen na de eerste overgang telkens recht op een vermindering van de helft van het successierecht. Deze vermindering is evenwel beperkt tot het successierecht dat bij de vorige overgang op dezelfde goederen is betaald. Deze vermindering moet uitdrukkelijk in de aangifte van nalatenschap gevraagd worden, met aanduiding van alle gegevens die nodig zijn om de vermindering te berekenen. Vermijden van dubbele belasting indien er bepaalde goederen van het actief zich in het buitenland bevinden België heeft enkel met Zweden en Frankrijk een dubbelbelastingverdrag inzake successierechten afgesloten maar in Zweden werden de successierechten ondertussen afgeschaft zodat dit dubbelbelastingverdrag verder zonder gevolg blijft. De activa van een Belgisch rijksinwoner die zich in Frankrijk bevinden, zullen bijgevolg slechts in een van beide landen belast worden. Zo kunnen onroerende goederen enkel belast worden in het land van ligging en zal ook voor de roerende goederen slechts één land bevoegd zijn tot het heffen van successierechten (het andere land is dan verplicht deze goederen vrij te stellen van successierechten of de in het buitenland betaalde rechten te verrekenen). Ook zonder dubbelbelastingverdrag bestaat in België een interne regeling ter vermijding van dubbele belasting, doch dit is beperkt tot onroerende goederen. Wanneer het actief van de nalatenschap van een Belgisch inwoner een in het buitenland gelegen onroerend goed bevat dat in het buitenland belast is geweest met successierechten, dan zijn deze in het buitenland betaalde successierechten aftrekbaar van de Belgische successierechten die verschuldigd zijn op ditzelfde goed. Deze aftrek van buitenlandse rechten moet uitdrukkelijk gevraagd worden en is tevens afhankelijk van het voorleggen van een behoorlijk gedateerd kwijtschrift van de in het buitenland betaalde rechten, een door de bevoegde vreemde overheid eensluidend verklaard afschrift van buitenlandse aangifte en van de rechtenvererving die zij vastgesteld heeft. Indien deze documenten vóór de betaaldag van de Belgische successierechten niet ingeleverd zijn, dan is geen onmiddellijke aftrek van buitenlandse successierechten mogelijk. Bij overhandiging van deze documenten binnen 2 jaar na betaling van de Belgische successierechten, kan men alsnog teruggave van de aftrekbare buitenlandse successierechten vragen. Voor roerende goederen blijft er dus mogelijkerwijze wel een dubbele belasting (behalve indien ze zich in Frankrijk bevinden). Uitzonderingsregimes en gunsttarieven Wie beweert recht te hebben op een fiscaal voordeel moet aantonen dat de toepassingsvoorwaarden vervuld zijn. Een fiscaal gunstregime moet dus, in principe, steeds gevraagd worden. Het is dus aangewezen om elk uitzonderingsregime (zie o.a. de vererving van een familiale onderneming of familiale vennootschap, de vererving van de gezinswoning,...) waarop u recht meent te hebben uitdrukkelijk te vragen in de aangifte van nalatenschap, ook in de gevallen waarin het wetboek dit niet uitdrukkelijk vereist. Een latere regularisatie is in vele gevallen niet meer mogelijk. 5
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
1.4. BETALING VAN HET SUCCESSIERECHT (UNIFORM IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK EN HET WAALS GEWEST) 1.4.1. Hoe moet worden betaald?
Het successierecht moet worden betaald binnen 2 maanden nadat de aangifte had moeten worden ingediend (zie punt 1.2.4 hiervoor). De ontvanger successierechten zal in principe in de loop van de maand die volgt op het verstrijken van de termijn van indiening van de aangifte de aangevers het bedrag van het verschuldigde successierecht meedelen. Zij hebben dan nog één maand voor de betaling. Het successierecht moet worden betaald hetzij door middel van een overschrijving of door storting op de postrekening van het met de invordering belaste kantoor, hetzij door afgifte van een vooraf gekruiste, gecertificeerde of gewaarborgde cheque getrokken op een financiële instelling of van een postwissel aan de ontvanger van datzelfde kantoor. Kunstwerken waarvan de internationale faam door de minister van Financiën is erkend op eensluidend advies van de bevoegde commissie, kunnen eveneens als betaling van successierechten worden aanvaard. Wilt u met dergelijke kunstwerken betalen, neem hierover dan contact op met de ontvanger successierechten.
schatting, in principe, bindend, zowel voor de aangevers die de schatting hebben gevraagd als voor de ontvanger. Net zoals bij de voorafgaandelijke schatting (zie punt 1.3.2.), kunnen zowel de Administratie als de erfgerechtigden beroep aantekenen tegen de schatting binnen een termijn van 1 maand na betekening van de schatting door de ene partij aan de andere. 1.5.3. Boeten en verhogingen
Bepaalde onregelmatigheden (het vergeten te vermelden van goederen, te lage schattingen, het aangeven van een onjuist passief en onjuiste erfrechten) kunnen worden bestraft met een boete van een- of tweemaal het bedrag van het ontdoken successierecht. Deze boete wordt evenwel verminderd volgens een bij Koninklijk Besluit vastgestelde tabel. Vraag de ontvanger in dat geval te bevestigen dat de toegepaste vermindering met deze tabel overeenstemt. Andere overtredingen (zoals bijv. het openen van een kluis na het overlijden van de huurder, zonder dat de verhuurder van het overlijden is verwittigd of laattijdige indiening van de aangifte) worden bestraft met een boete waarvan het bedrag door de belastingdienst wordt bepaald (binnen de grenzen van het bijzondere Koninklijk Besluit). In geval van kennelijke fraude kunnen (los van de administratieve geldboeten) gevangenisstraffen en strafboeten worden opgelegd.
1.4.2. Te late betaling enz. – Wettelijke intrest
Bij te late betaling is de wettelijke intrest (7 %) verschuldigd. Dit is ook het geval als uitstel van betaling is verleend of als aanvullende rechten verschuldigd zijn (wegens te lage schatting, nalatigheid, enz.). 1.5. CONTROLE EN GESCHILLEN (UNIFORM REGIME IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK EN HET WAALS GEWEST) 1.5.1. Controle van de aangifte door de ontvanger
Om de aangifte te controleren kan de ontvanger successierechten gebruik maken van alle bewijsmiddelen van gemeen recht. Zo kan hij steunen op overeenkomsten tussen de overledene en zijn rechtverkrijgenden, aangiften in de personenbelasting, enz. Verder is elke Belgische vennootschap verplicht mededeling te doen van elke uitbetaling of rekeningoverdracht naar aanleiding van een overlijden. De rechtverkrijgenden hebben de verplichting om het overlijden ter kennis te brengen van de verhuurders van kluizen en voor deze verhuurders geldt het verbod de kluizen te openen zonder voorafgaande kennisgeving aan de ambtenaar van btw, registratie en domeinen. Onder bepaalde voorwaarden heeft de ontvanger het recht een onderzoek in te stellen bij Belgische vennootschappen (in het bijzonder bij de banken). Verder rust op de rechtverkrijgenden de verplichting om, zodra de fiscus aantoont dat de overledene binnen 3 jaar vóór zijn overlijden een som geld, effecten of andere goederen heeft bezeten die niet in de aangifte zijn vermeld, te bewijzen dat dat geld, die effecten of die goederen op de dag van het overlijden niet meer aanwezig waren en evenmin als fictief actief moeten worden toegevoegd (zie hierboven 1.3.2), zoniet worden deze verdwenen goederen toch nog aan het actief toegevoegd en in de successierechten belast. 1.5.2. Betwisting van de aangifte door de ontvanger
De ontvanger successierechten kan de in de aangifte opgegeven waarde van de goederen betwisten. Voor de in België gelegen onroerende goederen kan hij een verzoek tot gerechtelijke schatting betekenen indien hij niet op minnelijke wijze de betaling van rechten, boeten en intresten kan bekomen die verschuldigd zijn wegens een te lage schatting. Indien de onroerende goederen voorafgaandelijk werden geschat op vraag van de aangevers (zie 1.3.2), is deze 6
1.6. BEREKENING VAN DE WAALSE SUCCESSIERECHTEN 1.6.1. Toepassingsgebied
De Waalse regelgeving is van toepassing indien de overledene, op het ogenblik van overlijden, zijn fiscale woonplaats in Wallonië had. Als de fiscale woonplaats van de overledene tijdens de periode van 5 jaar voor zijn overlijden op meer dan één plaats in België gelegen was, dan zijn Waalse successierechten van toepassing indien zijn fiscale woonplaats tijdens die periode van 5 jaar het langste in het Waals Gewest gevestigd was (zie hierover uitgebreid 1.1.3). Het Waals Gewest omvat de provincies Luik, Henegouwen, Luxemburg, Namen en Waals-Brabant, de gemeenten uit het Duitse taalgebied dus meegerekend, alsook de taalgrensgemeenten van het Waals Gewest met taalfaciliteiten voor de Nederlandstaligen (Komen-Waasten, Moeskroen, Vloesberg en Edingen) en voor de Duitstaligen (de gemeenten Malmédy en Weismes). 1.6.2. Grondslag, tarief en verminderingen per categorie van erfgerechtigden
A. In hoofde van erfgenamen in rechte lijn, echtgenoten en samenwonenden Wie behoort tot de categorie ‘echtgenoten en samenwonenden’? • echtgenoten; • ex-echtgenoten, die uit de echt zijn gescheiden of van tafel en bed zijn gescheiden indien zij gemeenschappelijke kinderen of afstammelingen hebben; • wettelijk samenwonenden zoals gedefinieerd in het Waals Wetboek Successierechten, d.w.z. zij die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand doch enkel op voorwaarde dat de wettelijk samenwonenden ook effectief samenwonen op het ogenblik van overlijden; • ex-wettelijk samenwonenden die een aangifte van stopzetting van de wettelijke samenwoning hebben gedaan, indien zij gemeenschappelijke kinderen of afstammelingen hebben; • personen die zich in een samenwoningsrelatie bevinden die op vlak van het Internationaal Privaatrecht kan
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER ONDERWORPEN AAN DE BRUSSELSE OF WAALSE SUCCESSIERECHTEN
gelijkgesteld worden met de Belgische wettelijk samenwonenden (bijv. de Franse PACS) op voorwaarde dat deze samenwonenden ook effectief samenwonen op het ogenblik van overlijden; Wie behoort tot de categorie ‘rechte lijn’? • erfgenamen in rechte lijn (zowel de biologische als de ten volle geadopteerde kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, ouders, grootouders, overgrootouders); • adoptiekinderen en -ouders in de volgende gevallen: – wanneer het adoptiekind een kind is van de echtgenoot van de adoptant; – wanneer, op het ogenblik van de adoptie, het adoptiekind onder de voogdij was van de openbare onderstand of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, of wees van een voor België gestorven vader of moeder; – wanneer het adoptiekind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 6 achtereenvolgende jaren uitsluitend of hoofdzakelijk van de adoptant of eventueel van hem en zijn echtgenoot of van zijn wettelijk samenwonende tezamen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen. Ook de afstammelingen van (gewone) adoptiekinderen kunnen tegen het tarief ‘rechte lijn’ erven van de adoptieouders van hun geadopteerde ouder. In omgekeerde zin (adoptieouders die erven van een afstammeling van hun geadopteerd kind) geldt de gelijkschakeling niet. Wanneer het kind ‘ten volle’ werd geadopteerd (en dit in tegenstelling tot de gewone adoptie) is er steeds een volledige gelijkstelling met een ‘eigen’ kind (en dit niet enkel in de relatie adoptieouder – adoptiekind, doch ook ten opzichte van de andere bloedverwanten), waardoor deze ten volle geadopteerde kinderen als gewone erfgenamen in rechte lijn worden beschouwd (en dus vallen onder het eerste punt hierboven); • stiefkinderen en stiefouders; • naar analogie met de stiefkinderen en de stiefouders ook de kinderen van de wettelijk samenwonende partner van de overledene en de wettelijk samenwonende partner van de ouder van de overledene (ook als de verkrijging plaatsvindt na het overlijden van de wettelijk samenwonende); • de opvangkinderen en opvangouders in de zin van de wetgeving inzake hulpverlening aan de jeugd, of, voogden, toeziende voogden of pleegvoogden. Voorwaarde is dat het opvangkind, vóór de leeftijd van 21 jaar bereikt te hebben, gedurende 6 onafgebroken jaren uitsluitend of hoofdzakelijk van de opvangouder, voogd,… of van deze en zijn echtgenoot of zijn wettelijk samenwonende, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen.
E
Bovenstaande lijst moet beperkt worden geïnterpreteerd. Zo geldt de gelijkstelling met ‘rechte lijn’ enkel tussen stiefouder en -kind en niet tussen stiefgrootouder en – kleinkind.
Tarieven en tabel Het tarief dat van toepassing is op verkrijgingen in rechte lijn, tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden kan worden vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel. Bij een nettoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 12.500 EUR 25.000 EUR 50.000 EUR 100.000 EUR
12.500 EUR 25.000 EUR 50.000 EUR 100.000 EUR 150.000 EUR
3% 375 EUR 875 EUR 2.125 EUR 5.625 EUR
– 4% 5% 7% 10 %
150.000 EUR 200.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR
E
200.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR –
10.625 EUR 17.625 EUR 26.625 EUR 86.625 EUR
14 % 18 % 24 % 30 %
Enkel in het Waals Gewest worden wettelijk samenwoners die volgens een buitenlands regime wettelijk samenwonen (bijv. de PACS in Frankrijk) gelijkgesteld met echtgenoten. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geldt de gelijkstelling enkel voor zij die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand volgens de bepalingen van het Belgisch Burgerlijk Wetboek. In het Waals Gewest is wel bijkomend vereist dat de wettelijk samenwonenden ook effectief samenwonen op het ogenblik van overlijden. Deze bijkomende voorwaarde geldt niet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Hoe wordt de belastbare basis berekend waarop dit tarief wordt toegepast? In Wallonië wordt, ongeacht de categorie, het tarief van de successierechten steeds toegepast over het nettoaandeel van elk van de rechtverkrijgenden. Wat de aanrekening van schulden betreft voorziet de Waalse regeling dat de schulden en begrafeniskosten bij voorrang worden aangerekend op de onderneming waarop het nultarief van toepassing is (zie 1.6.4), vervolgens op de gezinswoning van de erflater die van het verlaagde tarief kan genieten (zie 1.6.3) en ten slotte op de andere goederen, behalve voor wat de specifieke schulden betreft die eerst worden aangerekend op de goederen waarvoor ze zijn aangegaan. Vrijstelling van de gezinswoning Mits aan een aantal voorwaarden is voldaan, zal de verkrijging van de gezinswoning in rechte lijn, door de echtgenoot of de wettelijk samenwonende partner van de erflater, vrijgesteld worden (zie hierover meer onder 1.6.3). Forfaitaire vrijstelling van de belastbare basis voor een door de wet tot de erfenis geroepen erfgenaam (ongeacht de grootte van het netto-erfdeel) De eerste schijf van 12.500 EUR die een erfgenaam van deze categorie uit de nalatenschap verkrijgt, is vrijgesteld van successierecht. Deze vrijstelling (ook wel abattement genoemd) wordt bij voorrang aangerekend op het nettoaandeel van de gezinswoning die van het verlaagde tarief kan genieten (zie 1.6.3). Het eventuele saldo wordt aangerekend op de goederen die onderworpen zijn aan het gewone progressieve tarief. Deze vrijstelling geldt enkel voor een door de wet tot de erfenis geroepen erfgenaam (ook als deze bij testament verkrijgt dus bijv. niet voor een kleinkind dat als legataris verkrijgt in de nalatenschap van zijn grootvader en dat van elke wettelijke verkrijging is uitgesloten omdat zijn ouder nog in leven is). Bijkomende vrijstelling van de belastbare basis indien het nettoerfdeel van een door de wet tot de erfenis geroepen erfgenaam niet groter is dan 125.000 EUR Bovenop de forfaitaire vrijstelling van de eerste schijf van 12.500 EUR (zie hierboven), wordt bijkomend een tweede schijf van 12.500 EUR vrijgesteld van successierechten indien het netto-erfdeel van de verkrijger kleiner of gelijk is aan 125.000 EUR. Net zoals de forfaitaire vrijstelling geldt ook deze bijkomende vrijstelling enkel voor een door de wet tot de erfenis geroepen erfgenaam (ongeacht of deze ook werkelijk door de wet verkrijgt of bij testament). Deze bijkomende vrijstelling wordt op dezelfde manier aangerekend als de gewone forfaitaire vrijstelling: eerst op de gezinswoning, daarna op de aan het gewone progressieve tarief onderworpen activa. 7
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
Bijkomende vrijstelling voor kinderen van de overledene jonger dan 21 jaar en de overlevende echtgenoot met gemeenschappelijke kinderen jonger dan 21 jaar De hierboven vermelde vrijstellingen worden ten gunste van de erfgerechtigde kinderen van de overledene die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt nog eens vermeerderd met 2.500 EUR voor elk vol jaar dat nog moet verlopen tot zij de leeftijd van 21 jaar bereiken en, ten gunste van de overlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende, met de helft van de bijkomende vrijstellingen van de gemeenschappelijke kinderen samen.
D
VOORBEELD
Een kind van 11,5 jaar verkrijgt uit de nalatenschap van zijn vader een nettoaandeel van 124.500 EUR, waaronder een deel van de gezinswoning van de erflater voor een nettowaarde van 50.000 EUR. Verschuldigd successierecht: • op 100.000 EUR (zie tabel onder 1.6.3) 750 EUR • op het overige: 24.500 EUR aan 10 % (volgens tabel hierboven: schijf > 100.000) 2.450 EUR 3.200 EUR te verminderen met de vrijstelling van 12.500 EUR aan 1% (tabel 1.6.3) te verminderen met de bijkomende vrijstelling van 12.500 EUR (nettoaandeel 125.000 EUR) aan 1% te verminderen met vrijstelling voor kind -21 jaar (9 x 2.500 EUR) aan 2%
- 450 EUR
Verschuldigd
2.500 EUR
– 12.500 EUR 25.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR
maar niet meer dan 12.500 EUR 25.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR –
verschuldigd successierecht 20 % 2.500 EUR 5.625 EUR 23.125 EUR 73.125 EUR
- 125 EUR
In Wallonië (en Brussel) genieten de kinderen van de erflater die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt van een ‘vrijstelling’, dus een aftrek op de onderste schijf van de belastbare basis. Bovendien geldt er in deze 2 gewesten tevens een vermindering (op de successierechten) voor erfgerechtigden met minstens 3 kinderen jonger dan 21 jaar (zie 1.6.2 en 1.7.2).
B. In hoofde van alle andere verkrijgers Tarieven en tabel Het tarief dat van toepassing is op verkrijging door alle anderen, kan worden vastgesteld aan de hand van volgende tarieven. Bij een netto-erfdeel van: verkrijgingen door ooms, tantes, neven en nichten
plus over het meerdere – 25 % 35 % 50 % 65 %
Zoals hierboven reeds werd vermeld, wordt voor al deze categorieën het tarief van de successierechten toegepast over het nettoaandeel van elk van de rechtverkrijgenden. De aanrekening van de schulden gebeurt op dezelfde wijze als in rechte lijn, met dien verstande dat deze categorie niet kan genieten van een verlaagd tarief voor de gezinswoning van de erflater (zie verder 1.6.3). Vrijstelling van de belastbare basis voor kleine nalatenschap (netto-erfdeel lager dan 620 EUR) In hoofde van de andere erfgenamen dan erfgenamen in rechte lijn, echtgenoten en wettelijk samenwonenden is de nalatenschap niet belastbaar wanneer het totale nettoactief niet hoger is dan 620 EUR. Wordt meer verkregen dan wordt ook de eerste 620 EUR belast. Forfaitaire vrijstelling van de belastbare basis voor een door de wet tot de erfenis geroepen broer of zus van een minderjarige (ongeacht de grootte van het netto-erfdeel) De eerste schijf van 12.500 EUR die een broer of zus uit de nalatenschap verkrijgt van een overleden minderjarige, is vrijgesteld van successierecht. Deze vrijstelling geldt enkel voor een door de wet tot de erfenis geroepen erfgenaam en dus niet indien de minderjarige zelf afstammelingen zou hebben en een testament zou hebben gemaakt t.v.v. zijn broer of zus. De vrijstelling 8
E
- 125 EUR
verkrijgingen door broers en zusters meer dan
Vermindering van successierechten voor erfgerechtigden met kinderen jonger dan 21 jaar De successierechten die verschuldigd zijn door een erfgenaam, legataris of begiftigde, die zelf minstens 3 kinderen in leven heeft die de leeftijd van 21 jaar niet hadden bereikt op het ogenblik van overlijden, wordt verminderd met 2 % zonder dat de vermindering 62 EUR/kind mag overschrijden. Deze vermindering wordt, ten gunste van de overlevende wettelijk samenwonende of echtgenoot, gebracht op 4 % per kind dat de leeftijd van 21 jaar niet had bereikt, zonder dat de vermindering 124 EUR/kind mag overschrijden. Deze ‘vermindering’ is aftrekbaar van de verschuldigde successierechten (en dit in tegenstelling tot de hierboven vermelde ‘vrijstellingen’ die aftrekbaar zijn van de belastbare grondslag).
verschuldigd successierecht 25 % 3.125 EUR 6.875 EUR 26.875 EUR 81.875 EUR
verkrijgingen door alle andere personen
plus over het meerdere – 30 % 40 % 55 % 70 %
verschuldigd successierecht
plus over het meerdere
30 % 3.750 EUR 8.125 EUR 38.125 EUR 118.125 EUR
– 35 % 60 % 80 % 80 %
geldt ook voor hetgeen de kinderen van de broer of zus zouden erven bij vooroverlijden van hun ouder (dus bij vooroverlijden van de broer of zus van de minderjarige overledene). Bijkomende vrijstelling van de belastbare basis indien het nettoerfdeel van een door de wet tot de erfenis geroepen broer of zus van een minderjarige niet groter is dan 125.000 EUR Boven op de forfaitaire vrijstelling van de eerste schijf van 12.500 EUR (zie hierboven) wordt bijkomend een tweede schijf van 12.500 EUR vrijgesteld van successierechten indien het netto-erfdeel van de verkrijger kleiner of gelijk is aan 125.000 EUR. Net zoals de forfaitaire vrijstelling geldt ook deze bijkomende vrijstelling enkel voor een door de wet tot de erfenis geroepen broer of zus van een minderjarige overledene, of bij vooroverlijden van deze broer of zus, zijn of haar kinderen die ingevolge plaatsvervulling de plaats en de graad van hun vooroverleden ouder innemen. Vermindering van successierechten voor kinderen ten laste Ook in deze categorie heeft de erfgenaam, legataris of begiftigde die ten minste 3 tot zijn gezin behorende kinderen jonger dan 21 jaar ten laste heeft, recht op een vermindering van het successierecht van 2 % per kind jonger dan 21 jaar, met als maximum 62 EUR per kind.
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER ONDERWORPEN AAN DE BRUSSELSE OF WAALSE SUCCESSIERECHTEN
E
Bepaalde (openbare) instellingen of rechtspersonen kunnen in het Waals Gewest genieten van een vrijstelling van successierechten of van een verlaagd tarief. Zo zal bijv. een legaat aan een gewest, aan de Belgische staat, een Europese lidstaat of aan bepaalde van hun openbare instellingen kunnen genieten van een vrijstelling. Een legaat aan een provincie of een gemeente of aan hun openbare instellingen geniet van een verlaagd tarief van 5,5 % en een legaat aan een vzw, een ivzw, een private stichting of een stichting van openbaar nut zal, onder bepaalde voorwaarden, van het verlaagd tarief van 7 % kunnen genieten.
1.6.3. Verlaagd tarief voor de vererving van de gezinswoning van de erflater
Algemeen In Wallonië wordt een verlaagd tarief toegepast op de nettowaarde van de gezinswoning die wordt verkregen door een erfgenaam in rechte lijn, door de echtgenoot of de wettelijk samenwonende van de erflater. Onder nettowaarde moet worden verstaan de waarde van het aandeel in de woning, verminderd met het eventuele saldo van de schulden die overblijven na toerekening van deze schulden op de nettowaarde van de onderneming (zie 1.6.4.), doch met uitsluiting van de schulden die specifiek betrekking hebben op andere goederen. Wie kan van het verlaagd tarief genieten? Merk op dat het belastingvoordeel voor de gezinswoning in het Waals gewest wordt toegekend in geval van verervingen in rechte lijn, tussen echtgenoten of wettelijk samenwonenden. De erfgerechtigden die gelijk gesteld worden met ‘rechte lijn’ en dus de ganse categorie zoals vermeld onder 1.6.2.A kunnen ook van dit tarief genieten. Tarieven en tabel Bij een nettoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 25.000 EUR 50.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR
25.000 EUR 50.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR –
1% 250 EUR 750 EUR 7.000 EUR 16.000 EUR 76.000 EUR
– 2% 5% 12 % 24 % 30 %
Voorwaarden tot verkrijging van het verlaagde tarief • De nalatenschap moet minstens een deel in volle eigendom van de woning omvatten. Zodra dat het geval is, geldt het verlaagde tarief ook voor het deel dat eventueel slechts in blote eigendom aanwezig is in de nalatenschap. • Het goed moet geheel of gedeeltelijk tot bewoning bestemd zijn. • Deze woning moet in het Waals Gewest gelegen zijn. • De woning heeft, op het ogenblik van overlijden, ten minste 5 jaar tot hoofdverblijfplaats van de erflater gediend. De inschrijving in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister geldt als weerlegbaar vermoeden van hoofdverblijfplaats. Dit betekent dat zowel de fiscus als de erfgerechtigden het tegenbewijs mogen leveren respectievelijk dat het goed niet de hoofdverblijfplaats was ondanks de inschrijving of dat het goed wel de hoofdverblijfplaats was ook al was de erflater er niet ingeschreven. Indien de erflater ingevolge overmacht of om dwingende medische, familiale, maatschappelijke of beroepsreden zijn hoofdverblijfplaats niet heeft kunnen behouden in de woning, blijft het verminderde tarief behouden. Onder dwingende reden
van medische aard moet worden verstaan een toestand van behoefte aan verzorging voor de overledene, diens echtgeno(o)t(e), wettelijk samenwonende, zijn kinderen (of die van zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende), die opgetreden is na aankoop van de woning en waardoor de overledene in de onmogelijkheid verkeerde om de woning te blijven betrekken, zelfs bijgestaan door zijn gezin of een gezinshulporganisatie. • vormvoorwaarde: hoewel de wettekst het niet uitdrukkelijk vereist, is dit gunstregime slechts mogelijk indien het uitdrukkelijk wordt gevraagd (zie hierover ook 1.3.5). Bovendien is het aan te raden om het uittreksel van inschrijving in het bevolkingsregister toe te voegen. • De vraag tot het verkrijgen van het verlaagde tarief moet uitdrukkelijk worden opgenomen in de aangifte (zie hierover ook 1.3.5). Bovendien is het aan te raden om het uittreksel van inschrijving in het bevolkingsregister toe te voegen. Wordt de gezinswoning meegeteld voor de bepaling van het tarief van toepassing op de andere goederen? De aandelen van de rechtverkrijgenden in de nettowaarde van de gezinswoning die kunnen genieten van het verlaagde tarief, worden, voor de toepassing van de progressieve tarieven, bij hun aandeel in de belastbare waarde van de overige goederen gevoegd, zodat deze laatsten in een hogere schijf belast worden. De gezinswoning wordt belast in de laagste schijf en hierop worden ook alle abattementen toegepast (zie hieromtrent 1.6.2.A). De andere goederen worden bijgevolg belast in de hogere schijven.
D
VOORBEELD
9
Het actief van een nalatenschap van een weduwe bestaat uit de gezinswoning, gelegen in het Waals Gewest, ter waarde van 200.000 EUR, een appartementje aan de kust ter waarde van 150.000 EUR en een bankrekening van 20.000 EUR, dus een totaal actief van 370.000 EUR. Op het passief kunnen de volgende schulden afgetrokken worden: een nog openstaand factuur betreffende verbouwingswerken aan de gezinswoning voor 20.000 EUR, een saldo van de lening voor het appartement voor een bedrag van 50.000 EUR, schulden en begrafeniskosten ter waarde van 10.000 EUR. Het nettoactief bedraagt dus 290.000 EUR. De ganse nalatenschap komt toe aan de enige zoon. Bepaling van de nettowaarde van de gezinswoning 200.000 EUR - 20.000 EUR (schuld specifiek verbonden aan de gezinswoning) - 10.000 EUR (andere schulden) 170.000 EUR Belastbare basis van de andere goederen - Appartement aan de kust 150.000 EUR - 50.000 EUR (schuld specifiek verbonden aan het appartement) 100.000 EUR - Bankrekening: 20.000 EUR Berekening van de successierechten - Op de gezinswoning (zie tabel hierboven) 25.000 EUR x 1 % 25.000 EUR x 2 % 120.000 EUR x 5 % 170.000 EUR Abattement van 12.500 (x 1 %)
250 EUR 500 EUR 6.000 EUR 6.750 EUR - 125 EUR 6.625 EUR
- Op de andere goederen (appartement en bankrekening, nettowaarde 120.000 EUR) 30.000 EUR x 14 % 4.200 EUR 50.000 EUR x 18 % 9.000 EUR 40.000 EUR x 24 % 9.600 EUR 120.000 EUR 22.800 EUR Totale successierechten : 6.625 EUR + 22.800 EUR = 29.425 EUR
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
1.6.4. Nultarief van toepassing bij verervingen van familiale ondernemingen en familiale vennootschappen
Algemeen In Wallonië is voorzien in een nultarief voor de vererving van een familiale onderneming of een familiale vennootschap. Dit nultarief is van toepassing op het nettoaandeel in een familiale onderneming of een familiale vennootschap. Het nettoaandeel is de waarde van de activa van de onderneming of van de aandelen (of eventuele schuldvorderingen), verminderd met (in principe alle) schulden en de begrafeniskosten, met uitzondering van die welke speciaal werden aangegaan om andere goederen te verwerven of te behouden. Het nultarief geldt tevens voor de vererving van landbouwgronden die de erflater zich had voorbehouden op het ogenblik dat hij de landbouwactiviteit al eerder had overgedragen. Indien de landbouwgronden echter een oppervlakte van 150 ha overschrijden, is hierop een verlaagd tarief van 3 % verschuldigd (in plaats van het nultarief). Welke activa kunnen van het verlaagde tarief genieten? • een zakelijk recht (in principe betekent dit voor een nalatenschap de blote eigendom of volle eigendom) op goederen die een universaliteit, een bedrijfstak of een handelsfonds vormen waarmee de erflater, alleen of met anderen, op de dag van het overlijden een industriële, handels-, ambachts-, landbouw- of bosbouwonderneming, een vrij beroep, een last of post uitoefende (hierna onderneming genoemd). De onroerende goederen die toebehoren aan de onderneming doch geheel tot bewoning zijn aangewend, worden uitgesloten van het nultarief. De gedeeltelijk tot bewoning aangewende onroerende goederen worden gedeeltelijk uitgesloten, namelijk in de mate dat ze tot bewoning aangewend zijn; • een zakelijk recht op landbouwgronden die, zonder overdracht van de landbouwactiviteit die erop uitgeoefend wordt, aan de uitbater of mede-uitbater van de landbouwactiviteit of in rechte lijn, tussen echtgenoten en/of wettelijk samenwonenden, worden overgedragen op voorwaarde dat die goederen op de overlijdensdatum verpacht zijn aan de uitbater van de landbouwactiviteit; • een zakelijk recht op effecten (ook certificaten) van een vennootschap waarvan de zetel van de werkelijke leiding zich bevindt in een lidstaat van de Europese Unie en die ofwel zelf ofwel op geconsolideerde basis samen met haar dochtervennootschappen, in hoofdzaak een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouw- of een bosbouwactiviteit, een vrij beroep, of een ambt of post uitoefent; • schuldvorderingen (t.t.z. geldleningen al dan niet in de vorm van effecten) op vennootschappen waarvan de aandelen of deelbewijzen worden geschonken tegen het verlaagde tarief, voor zover het totale nominale bedrag van de schuldvorderingen niet hoger is dan het deel van het maatschappelijk kapitaal. Voorwaarden voor verkrijging van het nultarief a) Bij vererving van een familiale onderneming • In principe moet de onderneming op datum van overlijden personeel tewerkstellen dat op grond van een arbeidsovereenkomst is aangeworven in de Europese Economische Ruimte. Aan deze voorwaarde is ook voldaan als de uitbater(s) en zijn/hun echtgeno(o)t(e), zijn/hun wettelijk samenwonende, zijn/hun bloed- en aanverwanten in de eerste graad in hoofdberoep en als enige in de Europese Economische Ruimte tewerkgestelde werknemers van de onderneming aangesloten zijn bij een socialeverzekeringskas voor zelfstandigen. • Aan de aangifte moet een attest gehecht worden dat is afgeleverd door het Waals Gewest. Dit attest moet bevestigen dat aan de gestelde voorwaarden is voldaan. 10
Het attest wordt verkregen door indiening van een aanvraagformulier voor attestafgifte. Bovendien zullen bij dit formulier een aantal voor eensluidend verklaarde afschriften als bijlagen moeten worden gevoegd waaruit moet blijken dat aan alle voorwaarden is voldaan. Als het nultarief niet wordt gevraagd, dan kan het attest nog tot 2 jaar na de betaling van de rechten ingediend worden. Op dat ogenblik kan teruggave gevraagd worden van de te veel betaalde successierechten die werden berekend zonder rekening te houden met het nultarief. b) Bij ververving van landbouwgronden • Er moet voldaan zijn aan alle onder a) vermelde voorwaarden in hoofde van de landbouwonderneming waarin de landbouwgronden worden uitgebaat, maar die op het ogenblik van overlijden geen eigendom meer is van de overledene. • De landbouwgronden zijn op het ogenblik van overlijden verpacht aan een uitbater van een landbouwactiviteit. • De landbouwonderneming die de gronden uitbaat, werd eerder door de overledene overgedragen (niet noodzakelijk aan de erfgenamen). c) Bij vererving van aandelen van een familiale vennootschap • Het geheel van de verkregen effecten moet ten minste 10 % van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigen. Vertegenwoordigen de effecten minder dan 50 % van de stemrechten dan moet een aandeelhoudersovereenkomst worden gesloten die ten minste 50 % van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigt. In deze overeenkomst moeten de partijen zich ertoe verbinden de voorwaarden te respecteren die aan het verlaagde tarief ten grondslag liggen. Er is geen aandeelhoudersovereenkomst vereist als de naaste familie van de overledene of zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende samen met de overledene 50 % bezat op het ogenblik van overlijden. • In principe moet de vennootschap op datum van overlijden personeel tewerkstellen die op grond van een arbeidsovereenkomst zijn aangeworven in de Europese Economische Ruimte. Aan deze voorwaarde is ook voldaan als de uitbater(s) en hun echtgeno(o)t, hun wettelijk samenwonende, hun bloed- en aanverwanten in de eerste graad in hoofdberoep en als enige in de Europese Economische Ruimte tewerkgestelde werknemers van de onderneming zijn aangesloten bij een Sociale Verzekeringskas voor zelfstandigen. Voor wat de vennootschappen betreft, zal steeds moeten nagegaan worden of in het voorliggende geval de zaakvoerder of de bestuurder voldoende actief betrokken zijn bij de door de vennootschap uitgeoefende activiteit om als ‘uitbater’ in de zin van deze regelgeving beschouwd te worden. Het statuut van zaakvoerder of bestuurder is op zich dus niet voldoende. De ‘Europese Economische Ruimte’ (EER) is een akkoord tussen de landen van de Europese Unie en de landen van de Europese Vrijhandels Associatie (EVA) met uitzondering van Zwitserland. • Bij de aangifte moet een attest gevoegd worden dat is afgeleverd door het Waals Gewest. Dit attest moet bevestigen dat aan de gestelde voorwaarden is voldaan. Het attest wordt verkregen door indiening van een aanvraagformulier voor attestafgifte. Bovendien zullen bij dit formulier een aantal voor eensluidend verklaarde afschriften als bijlagen moeten worden gevoegd waaruit moet blijken dat aan alle voorwaarden is voldaan. • Indien het nultarief niet wordt gevraagd of het attest niet wordt toegevoegd, kan dit tot 2 jaar na betaling van de rechten nog worden ingediend. Op dat ogenblik kan teruggave gevraagd worden van de te veel betaalde successierechten die werden berekend zonder rekening te houden met het nultarief.
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER ONDERWORPEN AAN DE BRUSSELSE OF WAALSE SUCCESSIERECHTEN
d) Bij vererving van schuldvorderingen op een familiale vennootschap • Alle voorwaarden die gelden voor de vererving van aandelen van een familiale vennootschap, gelden ook voor het nultarief bij vererving van een schuldvordering op de familiale vennootschap (zie hierboven c). • De lening moet rechtstreeks gebonden zijn aan de behoeften van de industriële activiteit, de handels-, ambachts-, landbouw- of bosbouwactiviteit van het vrije beroep of van het ambt of de post. Afzonderlijk tarief van 3 % voor landbouwgronden voor zover ze een oppervlakte van 150 ha overschrijden Voor de overdracht van landbouwgronden van een oppervlakte groter dan 150 ha wordt het nultarief verhoogd tot 3 %. Voor de bepaling van deze 150 ha wordt er tevens rekening gehouden met de gronden die eerder door schenking aan het nultarief zijn overgedragen binnen de 5 jaar vóór de overlijdensdatum (zie 3.3.4.). De in deze periode van 5 jaar geschonken landbouwgronden worden, voor de berekening van de oppervlakte, dus gecumuleerd met de gronden ontvangen bij erfopvolging. Enkel dat deel boven 150 ha wordt belast tegen 3 %. Tevens wordt voor deze oppervlakte een bijkomende voorwaarde tot behoud voorzien (zie verder).
E
De oppervlakte van de landbouwgronden moet beoordeeld worden in hoofde van de erflater. Indien zich in de nalatenschap landbouwgronden bevinden voor een totale oppervlakte van 200 ha die voldoen aan de voorwaarden, zal ten belope van 50 ha het tarief van 3 % verschuldigd zijn, ook al wordt deze grond geërfd door de 2 kinderen die elk slechts de helft verwerven.
Voorwaarden tot behoud van het nultarief of van het verlaagde tarief van 3 % voor landbouwgronden die een totale oppervlakte van 150 ha overschrijden a) Bij vererving van een familiale onderneming • Er moet in de onderneming gedurende ten minste 5 jaar na het overlijden een activiteit worden voortgezet. Deze activiteit hoeft niet dezelfde te zijn als die welke werd uitgeoefend op het ogenblik van het overlijden en de voortzetting moet niet noodzakelijk gebeuren door de erfgerechtigde die van het verlaagde tarief heeft genoten. De activiteit die wordt voortgezet moet wel een activiteit zijn die onder het toepassingsgebied van het nultarief kan vallen (zie hierboven). • Het aantal in de Europese Economische Ruimte tewerkgestelde werknemers samen met de zelfstandige uitbaters die in hoofdberoep gebonden zijn aan de onderneming – zie ook hierboven bij voorwaarden tot verkrijging – uitgedrukt in voltijdse eenheden – moet gedurende de eerste 5 jaar na het overlijden behouden blijven op ten minste 75 % van het aantal op de dag van overlijden. • De goederen in een hiervoor vermelde onderneming, mogen de eerste 5 jaar na het overlijden niet aan de onderneming worden onttrokken. • Indien de onderneming een (deel van een) onroerend goed bevat dat tegen het nultarief werd vererfd (dus niet aangewend tot bewoning), blijft er gedurende 5 jaar een verbod gelden om (een bijkomend deel van) dit goed tot bewoning aan te wenden. • De erfgenamen of legatarissen die de vermindering van de successierechten hebben genoten, moeten na verloop van een periode van 5 jaar na het overlijden een aangifte indienen als bewijs dat aan de voorwaarden tot behoud is voldaan. Aan deze aangifte moeten een aantal voor eensluidend verklaarde afschriften worden gehecht. b) Bij ververving van landbouwgronden • Er moet gedurende 5 jaar voldaan zijn aan alle onder a) vermelde voorwaarden in hoofde van de landbouwon-
derneming die de landbouwgronden uitbaat. Indien de landbouwgronden een oppervlakte van 150 ha overschrijden, rekening houdend met eerdere schenkingen in de 5 jaar voor overlijden, geldt de verplichting tot voortzetting van de landbouwactiviteit voor 15 jaar (in plaats van 5 jaar). • De erfgenamen of legatarissen moeten de geërfde landbouwgronden gedurende 5 jaar behouden. Een overdracht tussen de verschillende erfgenamen of legatarissen onderling is wel toegelaten.
E
Indien het nultarief wordt toegekend op de vererving van verpachte gronden ten voordele van de uitbater of mede-uitbater of in rechte lijn, tussen echtgenoten of wettelijk samenwonenden, moeten alle voorwaarden bekeken worden in hoofde van de landbouwexploitatie (na vererving van de gronden) die op de gronden wordt uitgebaat, ook indien de uitbater zelf geen gronden heeft ontvangen uit de nalatenschap.
c) Bij vererving van aandelen van een familiale vennootschap of van een schuldvordering op een familiale vennootschap • Er moet in de vennootschap gedurende ten minste 5 jaar na het overlijden een activiteit worden voortgezet. Deze activiteit hoeft niet dezelfde te zijn als die welke werd uitgeoefend op het ogenblik van het overlijden en de voortzetting moet niet noodzakelijk gebeuren door de erfgerechtigde die van het verlaagde tarief heeft genoten. De activiteit die wordt voortgezet, moet wel een activiteit zijn die onder het toepassingsgebied van het nultarief kan vallen (zie hierboven). Bij vererving van aandelen van een holding zal deze voorwaarde op geconsolideerde basis samen met de dochtervennootschappen moeten worden vervuld. • Het aantal in de Europese Economische Ruimte tewerkgestelde werknemers samen met de zelfstandige uitbaters die in hoofdberoep gebonden zijn aan de onderneming – zie ook hierboven bij voorwaarden tot verkrijging – uitgedrukt in voltijdse eenheden – moet gedurende de eerste 5 jaar na het overlijden behouden blijven op ten minste 75 % van het aantal op de dag van overlijden. • Het maatschappelijke kapitaal in een vennootschap mag de eerste 5 jaar na het overlijden niet aan de vennootschap worden onttrokken. • De erfgenamen of legatarissen die de vermindering van de successierechten hebben genoten, moeten na verloop van een periode van 5 jaar na het overlijden een aangifte indienen als bewijs dat aan de voorwaarden tot behoud is voldaan. Aan deze aangifte moeten een aantal voor eensluidend verklaarde afschriften worden gehecht. Sancties Indien het nultarief en/of het tarief van 3 % op (een deel van) de landbouwgronden niet wordt gevraagd of het attest niet wordt toegevoegd, geldt het nultarief in principe niet. Er is echter mogelijkheid tot teruggave van te veel betaalde rechten indien binnen een termijn van 2 jaar na betaling van de successierechten een vraag tot teruggave van te veel betaalde successierechten wordt ingediend waarin wordt vermeld dat is voldaan aan de voorwaarden en waarbij het vereiste attest wordt toegevoegd. Wordt niet langer voldaan aan de voorwaarden voor het behoud van het verlaagde tarief dan zijn de erfopvolgers in principe verplicht alsnog de volledige successierechten (+ intresten) te vereffenen overeenkomstig het algemene tarief, behalve in geval van overmacht. Bij (bijkomende) gehele of gedeeltelijke aanwending tot bewoning van een onroerend goed zijn echter niet de volledige successierechten verschuldigd, doch slechts een proportioneel deel. 11
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
1.6.5. Vrijstelling voor onroerende goederen gelegen in Natura 2000-gebieden
Onroerende goederen die erkend zijn als Natura 2000gebied, zijn vrijgesteld van Waalse successierechten, mits in bijlage bij de aangifte van nalatenschap een geschreven en ondertekende verklaring wordt gevoegd met verwijzing naar het Belgisch Staatsblad met het besluit dat het onroerend goed heeft aangewezen als Natura 2000-gebied overeenkomstig de wet op het natuurbehoud. Deze bijlage moet ondertekend worden door alle erfgenamen, legatarissen en begiftigden die van de vrijstelling willen genieten.
(zie 1.3.2), heeft de administratie duidelijk gesteld dat dit principe niet geldt voor de waarde van de vrijgestelde bomen of de waarde van aandelen van een bosgroeperingsvennootschap inzoverre ze betrekking hebben op dergelijke bomen op stam. Enkel de gronden waarop deze bomen zich bevinden moeten als actief worden opgenomen in de aangifte of moeten in aanmerking worden genomen voor de waardering van de aandelen en er moet dus geen melding worden gemaakt of geen rekening worden gehouden met de waarde van de vrijgestelde bomen op stam.
1.6.6. Voorlopige vrijstelling voor onroerende goederen opgenomen in de omtrek van een gebied dat in aanmerking komt voor het Natura 2000-netwerk
1.6.8. Uitzondering op het algemene principe van het progressievoorbehoud bij overlijden met betrekking tot schenkingen die hebben plaatsgevonden in de 3 jaar voor overlijden
Er geldt in het Waals Gewest eveneens een vrijstelling voor de onbebouwde onroerende goederen die opgenomen zijn in de omtrek van een gebied dat in aanmerking komt voor het Natura 2000-netwerk en onderworpen is aan de primaire beschermingsregeling. Ook hier moet bij de aangifte van nalatenschap een schriftelijke verklaring worden gevoegd, gedateerd en ondertekend door alle erfgenamen, legatarissen of begiftigden van die vrijstelling met de identificatiecode en de eigennaam van de site die in aanmerking komt als Natura 2000-gebied, evenals de nummers van de kadastrale percelen in het in aanmerking komend gebied met in voorkomend geval vermelding van het percentage van het gebied dat in het netwerk besloten ligt.
Volgens de algemene principes wordt er voor de berekening van het tarief van de successierechten ook rekening gehouden met de geregistreerde schenkingen in de 3 jaar voor overlijden, ook al zijn deze schenkingen zelf niet meer onderworpen aan successierechten (het zogenaamde progressievoorbehoud bij overlijden). Op deze algemene regel gelden in het Waals Gewest twee uitzonderingen: • de aan het Waals verlaagd tarief geregistreerde roerende schenkingen (zie hierna hoofdstuk schenkingen 3.3.3) en • de aan het Waals verlaagd tarief onderworpen ondernemingen en vennootschappen (zie hierna hoofdstuk schenkingen 3.3.4).
Het betreft hier echter een voorlopige vrijstelling die slechts behouden blijft indien het betreffende onroerend goed uiterlijk op 31 december 2016 effectief aangewezen wordt als Natura 2000-gebied. Indien het goed uiteindelijk niet wordt aangewezen als Natura 2000-gebied, moeten de erfgenamen, legatarissen en begiftigden die van de vrijstelling hebben genoten, een aanvullende aangifte indienen. Het Waals Gewest kan eventueel de datum van 31 december 2016 nog verlaten (wat al eerder gebeurd is).
E
De aanvullende aangifte moet ingediend worden uiterlijk 4 maanden (of 5 of 6 maanden indien het overlijden plaatsvond in het buitenland) volgend op de datum waarop werd gemeld dat het goed niet zal worden aangewezen als Natura 2000-gebied of uiterlijk 4, 5 of 6 maanden vanaf 31 december 2016 indien op het ogenblik niet is gemeld dat het goed zal worden aangewezen als Natura 2000-gebied.
Op dat ogenblik zijn aanvullende successierechten verschuldigd op het goed dat eerder werd vrijgesteld van successierechten. De aan te geven waarde waarop de aanvullende successierechten worden berekend is de waarde van het goed op het ogenblik van overlijden. Teneinde de erfgenamen, legatarissen en/of begiftigden van het betreffende onroerend goed te compenseren voor de last verbonden aan de primaire beschermingsregeling waaraan het goed werd onderworpen, wordt wel een vermindering van successierechten toegekend ten belope van 5 % per jaar waarin de primaire beschermingsregeling toegepast is op deze goederen. Elk begonnen jaar mag in rekening worden gebracht voor deze vermindering. 1.6.7. Vrijstelling voor bomen op stam in bossen en wouden
De waarde van bomen op stam in bossen en wouden in de zin van het Waalse Bosdecreet zijn vrijgesteld van Waalse successierechten. Vereist is dat de bossen en wouden in Wallonië zijn gelegen. De vrijstelling geldt enkel voor de bomen zelf, niet voor de grond. Eenzelfde vrijstelling geldt indien de erflater zelf geen eigenaar was van het bos of woud doch deelgerechtigd was in een bosgroepering. De vrijstelling van de waarde van de aandelen in de bosgroepering geldt in de mate dat die aandelen betrekking hebben op de bomen op stam in de bosgroepering. In tegenstelling tot de algemene regel dat vrijgestelde activa toch steeds moeten worden vermeld in de aangifte 12
Deze schenkingen worden niet mee in rekening gebracht bij de bepaling van het toepasselijke tarief van de successierechten. Ze moeten echter wel vermeld worden in de aangifte van nalatenschap (zie ook 1.3.4).
E
Schenkingen van roerende goederen of van ondernemingen en aandelen van vennootschappen in de 3 jaar voor overlijden die gebeurd zijn onder het Vlaams of Brussels regime (omdat de erflater op het ogenblik van schenking zijn fiscale woonplaats in respectievelijk Vlaanderen of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest had) worden niet vrijgesteld van het progressievoorbehoud bij overlijden in de Waalse successierechten die van toepassing zijn indien de erflater op het ogenblik van overlijden geacht wordt zijn fiscale woonplaats in Wallonië te hebben (omtrent de definitie van fiscale woonplaats inzake successierechten, zie 1.1.3).
1.6.9. Vrijstelling voor goederen die voorheen werden geschonken aan de overledene
De waarde van de goederen die in de 5 jaar voor overlijden aan de overledene werden geschonken door de erfgenaam of legataris en die op een of andere manier door het overlijden ‘terugkeren’ naar deze schenker (bijv. ingevolge wettelijke terugkeer), zijn vrijgesteld van successierechten mits de schenking aan schenkingsrechten werd onderworpen. De vrijstelling is echter beperkt tot de waarde die aan het schenkingsrecht werd onderworpen en beperkt tot het nettoaandeel dat deze erfgenaam of legataris in dit goed verkrijgt. De vrijstelling geldt niet enkel voor het geschonken goed, doch ook voor zijn waarde indien het geschonken goed ondertussen door de overledene werd vervreemd. 1.6.10. Vrijstelling ten belope van 250.000 EUR op hetgeen wordt verkregen van een slachtoffer dat overleden is ten gevolge van een uitzonderlijke daad van geweld
In het Waalse Gewest wordt een vrijstelling toegekend van 250.000 EUR op hetgeen verkregen wordt door bepaalde familieleden van een slachtoffer dat overleden is ten gevolge van een uitzonderlijke daad van geweld. Deze vrijstelling werd ingevoerd naar aanleiding van de aanslag in Luik in december 2011 en werd dan ook ingevoerd met terugwerkende kracht voor alle overlijdens vanaf 1 december 2011.
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER ONDERWORPEN AAN DE BRUSSELSE OF WAALSE SUCCESSIERECHTEN
De vrijstelling is onderworpen aan de volgende voorwaarden: • De overledene is een slachtoffer dat overleden is ten gevolge van een uitzonderlijke daad van geweld. Hieronder wordt elke intentioneel gepleegde daad van geweld verstaan uitgaande van één enkele persoon of van een groep personen waarbij onder de bevolking een gevoel van vrees en onveiligheid ontstond wegens enerzijds de gewelddaad op zich en anderzijds de ernstige gevolgen ervan, zoals de aanslag op de fysieke en/ of morele integriteit van de op het ogenblik van de daad aanwezige bevolking. • De erfgenaam is een erfgenaam in rechte lijn, een echtgenoot of een wettelijk samenwonende, een broer of zus of een neeft of nicht. • Deze erfgenaam moet bij wet tot de erfenis worden geroepen (ook al verkrijgt hij of zij uiteindelijk bij testament). In bijlage van de aangifte van nalatenschap moet een attest worden toegevoegd dat is afgegeven door het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst waarbij bevestigd wordt dat de overledene wel degelijk overleden is aan de gevolgen van een buitengewone daad van geweld. • Indien dit attest niet in bijlage bij de aangifte is gevoegd, kan een latere teruggave van te veel betaalde successierechten gevraagd worden op basis van een aanvullende aangifte met toevoeging van het attest. In principe moet deze aanvullende aangifte worden ingediend binnen een termijn van 2 jaar na betaling van de successierechten. Het model van het attest werd op 5 maart 2014 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Een teruggave van te veel betaalde successierechten kon slechts worden gevraagd tot 4 maart 2016 op voorwaarde dat een aanvullende aangifte ingediend werd waaraan het attest alsnog werd toegevoegd. 1.7. BEREKENING VAN DE BRUSSELSE SUCCESSIERECHTEN 1.7.1. Toepassingsgebied
De Brusselse regelgeving is van toepassing indien de overledene, in de 5 jaar voor zijn overlijden, zijn fiscale woonplaats het langst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest had gevestigd (zie hierover meer in 1.1.3). Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bestaat uit de 19 volgende gemeenten: Anderlecht, Brussel, Elsene, Etterbeek, Evere, Ganshoren, Jette, Koekelberg, Oudergem, Schaarbeek, St.-Agatha-Berchem, St.-Gillis, St.- JansMolenbeek, St.-Joost-ten-Node, St.-Lambrechts- Woluwe, St.-Pieters-Woluwe, Ukkel, Vorst, Watermaal- Bosvoorde. 1.7.2. Grondslag, tarief en verminderingen per categorie van erfgerechtigden
A. In hoofde van erfgenamen in rechte lijn, echtgenoten en samenwonenden Wie behoort tot de categorie ‘echgenoten en samenwonenden’? • echtgenoten; • ex-echtgenoten, die uit de echt zijn gescheiden of van tafel en bed zijn gescheiden indien zij gemeenschappelijke kinderen hebben; • wettelijk samenwonenden (zij die naar Belgisch recht een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand); • ex-wettelijk samenwonenden die gemeenschappelijke kinderen hebben. Wie behoort tot de categorie ‘rechte lijn’? • erfgenamen in rechte lijn (zowel de biologische als de ten volle geadopteerde kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, ouders, grootouders, overgrootouders);
• gewone adoptiekinderen en -ouders in de volgende gevallen: – wanneer het adoptiekind een kind is van de echtgenoot van de adoptant; – wanneer, op het ogenblik van de adoptie, het adoptiekind onder de voogdij was van de openbare onderstand of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, of wees van een voor België gestorven vader of moeder; – wanneer het adoptiekind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 6 jaar zonder onderbreking van de adoptant of van de adoptant en diens echtgenoot samen, dan wel van de adoptant en de persoon met wie hij samenwoont tezamen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normalerwijze van hun ouders krijgen; – wanneer de adoptie gedaan werd door een persoon van wie al de afstammelingen voor België gestorven zijn. Ook de afstammelingen van (gewone) adoptiekinderen kunnen tegen het tarief ‘rechte lijn’ erven van de adoptieouders van hun geadopteerde ouder. In omgekeerde zin (adoptieouders die erven van een afstammeling van hun geadopteerd kind) geldt de gelijkschakeling niet. Wanneer het kind ‘ten volle’ werd geadopteerd is er steeds een volledige gelijkstelling met een ‘eigen’ kind (en dit niet enkel in de relatie adoptieouder – adoptiekind, doch ook ten opzichte van de andere bloedverwanten), waardoor deze ten volle geadopteerde kinderen onder de categorie ‘rechte lijn’ moeten worden geplaatst; • zorg- of opvangkinderen en -ouders zonder graad van verwantschap in de zin dat het gaat om een kind dat vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 6 jaar zonder onderbreking, van de erflater of van de erflater/erfgerechtigde en zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende tezamen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normalerwijze van hun ouders krijgen. Tarieven en tabel Het tarief dat van toepassing is op verkrijgingen in rechte lijn, tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden kan worden vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel. Bij een nettoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR
50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR –
3% 1.500 EUR 5.500 EUR 12.250 EUR 25.750 EUR 85.750 EUR
– 8% 9% 18 % 24 % 30 %
Hoe wordt de belastbare basis berekend waarop dit tarief wordt toegepast? Dit tarief wordt per rechtverkrijgende toegepast op zijn nettoaandeel in de belastbare waarde van de goederen. De wijze van aanrekening van schulden verschilt in functie van het regime waarop de eventuele gezinswoning wordt belast. • Indien de gezinswoning wordt vrijgesteld (zie verder 1.7.3.), moeten de schulden bij voorrang worden aangerekend op de waarde van de familiale onderneming of vennootschap die kan genieten van het verlaagde tarief (zie verder 1.7.5.), vervolgens op de overige goederen van de nalatenschap en ten slotte op de overblijvende waarde van de gezinswoning. • Indien de gezinswoning is onderworpen aan het verlaagde tarief (zie verder 1.7.4.), moeten de schulden prioritair worden aangerekend op de waarde van de familiale onderneming of vennootschap die kan genieten van het verlaagde tarief (zie verder 1.7.5), vervolgens op de waarde van de gezinswoning die is onderworpen aan het verlaagde tarief (zie verder 13
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
1.7.4), zelfs wanneer deze schulden hiermee geen enkel verband houden en ten slotte voor het eventuele saldo op de andere goederen. Er bestaat niettemin een uitzondering wanneer de erfgenaam of de legataris het bewijs levert dat bepaalde schulden specifiek werden aangegaan om andere goederen te verwerven, te verbeteren of te behouden. In deze veronderstelling mogen deze schulden toegerekend worden op die andere goederen. Vrijstelling van de gezinswoning of verlaagd tarief bij vererving van de gezinswoning Mits aan een aantal voorwaarden is voldaan, zal de gezinswoning die toekomt aan de echtgenoot of de wettelijk samenwonende partner van de erflater vrijgesteld worden (zie hierover meer onder 1.7.3). Een erfgenaam in rechte lijn of de wettelijk samenwonende partner van de erflater die van de vrijstelling uitgesloten is, kan in bepaalde gevallen van een verlaagd tarief genieten. Het gewone tarief tot de schijf van 250.000 EUR wordt in dat geval met 1/3e verlaagd (zie hierover meer onder 1.7.4). Forfaitaire vrijstelling van de belastbare basis voor een door de wet tot de erfenis geroepen erfgenaam (ongeacht de grootte van het netto-erfdeel) Er geldt een vrijstelling op de eerste schijf van 15.000 EUR (abattement) voor door de wet tot de erfenis geroepen erfgenamen van deze categorie. Dit abattement wordt ten gunste van de kinderen van de overledene die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt, vermeerderd met 2.500 EUR voor elk vol jaar dat nog moet verlopen tot zij de leeftijd van 21 jaar bereiken en, ten gunste van de overlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende, met de helft van de bijabattementen welke de gemene kinderen samen genieten. Dit abattement moet proportioneel verdeeld worden over de waarde van de verschillende categorieën goederen (zowel deze onderworpen aan het gewone tarief van de successierechten als deze onderworpen aan een verlaagd tarief, zoals de gezinswoning (zie verder 1.7.3) en ondernemingen en familiale vennootschappen (zie verder 1.7.4). Vermindering van successierechten voor kinderen jonger dan 21 jaar Het bedrag van de successierechten die verschuldigd zijn door een erfgenaam, legataris of begiftigde, die minstens 3 kinderen in leven heeft die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt op het ogenblik van overlijden, wordt verminderd met 2 % voor elk van deze kinderen, zonder dat de vermindering 62 EUR per kind mag overschrijden. Deze vermindering wordt, ten gunste van de overlevende wettelijk samenwonende of echtgenoot, gebracht op 4 % per kind dat de leeftijd van 21 jaar niet heeft bereikt, zonder dat de vermindering 124 EUR per kind mag overschrijden.
D
VOORBEELD
2.300 EUR te verminderen met de vrijstelling van 15.000 EUR aan 3% - 450 EUR (tabel hierboven) te verminderen met vrijstelling voor kind -21 jaar (16 x 2.500 EUR = 40.000 EUR) • 35.000 EUR (50.000 – 15.000) aan 3% - 1.050 EUR • 5.000 EUR aan 8% - 400 EUR
14
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in het Waals Gewest genieten de kinderen van de erflater die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt van een ‘vrijstelling’, dus een aftrek op de onderste schijf van de belastbare basis. Bovendien geldt in deze 2 gewesten tevens een vermindering (op de successierechten) voor erfgerechtigden met minstens 3 kinderen jonger dan 21 jaar (zie 1.6.2 en 1.7.2).
B. In hoofde van broers en zussen Tarieven en tabel Het tarief dat van toepassing is op verkrijgingen tussen broers en zussen, kan worden vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel. Bij een nettoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
– 12.500 EUR 25.000 EUR 50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR
12.500 EUR 25.000 EUR 50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR –
20 % 2.500 EUR 5.625 EUR 13.125 EUR 33.125 EUR 74.375 EUR 119.375 EUR
plus over het meerdere – 25 % 30 % 40 % 55 % 60 % 65 %
Net zoals bij verkrijgingen in rechte lijn, tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden wordt dit tarief per rechtverkrijgende toegepast op zijn aandeel in de belastbare waarde van de goederen en ook de aanrekening van schulden moet op dezelfde manier gebeuren (zie hierboven A.), met dien verstande dat er ‘tussen broers en zusters’ geen aanrekening van schulden kan gebeuren op de gezinswoning aangezien deze niet tegen het verlaagde tarief kan worden vererfd tussen broers en zusters (zie hierover verder 1.7.3). Vrijstelling voor kleine nalatenschap Tussen broers en zussen is de nalatenschap niet belastbaar wanneer het totale nettoactief minder dan 1.250 EUR bedraagt. Wordt meer verkregen dan wordt ook de eerste 1.250 EUR belast. Vermindering van successierechten voor kinderen jonger dan 21 jaar De vermindering die wordt toegekend aan een erfgerechtigde met minstens 3 kinderen in leven die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt op het ogenblik van overlijden, geldt ook voor broers en zussen (zie hieromtrent hierboven A). C. In hoofde van alle andere verkrijgers
Een kind van iets meer dan 4 jaar verkrijgt uit de nalatenschap van zijn moeder een nettoaandeel van 60.000 EUR. Verschuldigd successierecht: • op 50.000 EUR (zie tabel hierboven) 1.500 EUR • op het overige: 10.000 EUR aan 8 % (zie tabel hierboven) 800 EUR
Verschuldigd
E
400 EUR
Tarieven en tabel van toepassing voor de categorie ooms of tantes, neven of nichten Het tarief dat van toepassing is op verkrijgingen tussen ooms of tantes, neven en nichten kan worden vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel. Bij een nettoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR
50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR –
35 % 17.500 EUR 42.500 EUR 87.500 EUR
– 50 % 60 % 70 %
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER ONDERWORPEN AAN DE BRUSSELSE OF WAALSE SUCCESSIERECHTEN
Tarieven en tabel van toepassing op verkrijgingen door ‘alle anderen’ meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 50.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR
50.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR –
40 % 20.000 EUR 33.750 EUR 98.750 EUR
– 55 % 65 % 80 %
Hoe wordt de belastbare basis berekend waarop deze tarieven van toepassing zijn? In tegenstelling tot de categorie ‘rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen wettelijk samenwonenden’ of de categorie ‘tussen broers en zussen’, worden de ooms of tantes en neven of nichten en alle anderen niet afzonderlijk belast op hun individueel aandeel, maar wordt het tarief berekend op de samengenomen aandelen van alle personen binnen die categorie. Deze ‘globalisatie’ moet per categorie gebeuren en dus niet voor de 2 restcategorieën samen. De aanrekening van schulden gebeurt op dezelfde manier als hierboven vermeld onder A: eerst op de waarde van de familiale onderneming of vennootschap die kan genieten van het verlaagde tarief (zie verder 1.7.4), en daarna op de andere goederen (met uitzondering van schulden waarvan de erfgenaam of legataris bewijst dat zij specifiek werden aangegaan om andere goederen te verwerven, te verbeteren of te behouden). Vrijstelling voor kleine nalatenschap Ook tussen ‘vreemden’ is de nalatenschap niet belastbaar wanneer het totale netto-actief minder dan 1.250 EUR bedraagt. Wordt meer verkregen dan wordt ook de eerste 1.250 EUR belast. Vermindering van successierechten voor kinderen jonger dan 21 jaar De erfgenaam, legataris of begiftigde die ten minste 3 tot zijn gezin behorende kinderen jonger dan 21 jaar ten laste heeft, heeft recht op een vermindering van het successierecht van 2 % per kind jonger dan 21 jaar, met als maximum 62 EUR per kind.
E
Bepaalde (openbare) instellingen of rechtspersonen kunnen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest genieten van een vrijstelling van successierechten of van een verlaagd tarief. Zo zal bijv. een legaat aan een gewest, aan de Belgische staat, een Europese lidstaat of aan bepaalde van hun openbare instellingen kunnen genieten van een vrijstelling. Een legaat aan bijv. een gemeente of een stichting van openbaar nut is in principe onderworpen aan het verlaagd tarief van 6,6 %. Voor legaten aan een vzw of een private stichting geldt in principe een tarief van 25 %, maar onder bepaalde voorwaarden bedraagt het tarief slechts 12,5 %.
1.7.3. Vrijstelling van de gezinswoning
Algemeen In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geldt een vrijstelling van successierechten voor gehuwden en wettelijk samenwonenden voor de nettowaarde van de gezinswoning. De vrijstelling geldt voor het deel van de gezinswoning dat ingevolge overlijden toekomt aan de langstlevende echtgenoot of de wettelijk samenwonende. Het aandeel van de langstlevende partner in de schulden die specifiek werden aangegaan om de gezinswoning te verwerven of te behouden worden bij voorrang aangerekend op de waarde van zijn deel in de gezinswoning zodat deze schulden in principe verloren zijn als aftrekpost voor de belastbare activa. Alle andere schulden worden in principe niet aangerekend op de vrijgestelde gezinswoning.
E
De vrijstelling geldt voor al hetgeen de langstlevende verkrijgt (vruchtgebruik, blote of volle eigendom) en dit ongeacht de wijze van verkrijgen (erfrecht, huwelijksstelsel, testament, zelfs indien de gezinswoning eigenlijk geen deel uitmaakt van de nalatenschap, maar wegens de toepassing van een fictiebepaling belastbaar zou zijn in de successierechten (zie hierboven 1.3.2).
Begrip gezinswoning De gezinswoning is de gezamenlijke hoofdverblijfplaats van de erflater en de overlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende. De inschrijving in het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van de samenwoning en dus van het feit dat het om een gezamenlijke hoofdverblijfplaats gaat. Zowel de ontvanger als de langstlevende kan dus het tegenbewijs leveren. In geval van feitelijke scheiding van de echtgenoten of van de wettelijk samenwonenden of in geval van overmacht dat tot op het ogenblik van het overlijden heeft voortgeduurd, wordt de vrijstelling eveneens toegekend voor de laatste gezamenlijke hoofdverblijfplaats van de echtgenoten of samenwonende partners. Er is o.a. sprake van overmacht indien de erflater zich in staat van zorgbehoevendheid bevond die is ontstaan na de vestiging van de hoofdverblijfplaats in de woning, waardoor de erflater in de onmogelijkheid verkeerde om in de woning, zelfs met hulp van zijn gezin of van een gezinshulporganisatie, in te staan voor zijn lichamelijk of geestelijk welzijn. De vrijstelling van successierechten en van het recht van overgang bij overlijden geldt dus enkel voor het onroerend goed dat als gezamenlijke hoofdverblijfplaats diende op de dag van het overlijden of dat als laatste gezamenlijke hoofdverblijfplaats heeft gediend.
E
Er is niet vereist dat de gezinswoning zich in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevindt. Zoals hierboven reeds vermeld, hangt het toepasselijke regime af van de fiscale woonplaats van de erflater in de 5 jaar voor overlijden (zie hierover meer onder 1.1.3). Zo kan bijvoorbeeld de woning die in het Vlaams Gewest ligt, vrijgesteld worden indien de erflater momenteel in het Vlaams Gewest woont, maar in de 5 jaar voor overlijden het langst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft gewoond en de nalatenschap dus onderworpen is aan de Brusselse successierechten.
Wie kan van de vrijstelling genieten? De vrijstelling geldt voor het deel van de gezinswoning dat ingevolge overlijden toekomt aan de langstlevende echtgenoot of de wettelijk samenwonende. De vrijstelling geldt dus niet voor verkrijgingen in rechte lijn. Naaste familieleden die wettelijk samenwonen, worden uitdrukkelijk uitgesloten van de vrijstelling. Dit is het geval indien hij of zij • een bloedverwant in de rechte lijn is van de erflater, • een rechtverkrijgende is die voor de toepassing van het tarief met een bloedverwant in rechte lijn wordt gelijkgesteld (en dus een zorg- of opvangkind of -ouder of een adoptiekind of -ouder), • een broer of zus is van de erflater, • een neef of nicht is van de erflater (d.i. indien de erflater de oom of tante is van de verkrijger), • een oom of tante is van de erflater. Wordt de vrijgestelde gezinswoning meegeteld voor de bepaling van het tarief van toepassing op de andere goederen? Er wordt voor de berekening van het tarief op de andere goederen geen rekening gehouden met de gezinswoning die wordt vrijgesteld. Het aandeel van de echtgenoot of wettelijk samenwonende in de nettowaarde van een gezinswoning die kan genieten van de vrijstelling wordt dus, voor de toepassing van de progressieve tarieven, niet bij zijn aandeel in de belastbare waarde van de overige goederen gevoegd. 15
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
1.7.4. Verlaagd tarief bij de vererving van de gezinswoning
Algemeen Mits voldaan is aan de hierna opgesomde voorwaarden zal de nettowaarde van de gezinswoning bij vererving, door een erfgenaam in rechte lijn of door de wettelijk samenwonende van de erflater die is uitgesloten van de vrijstelling (zie 1.7.3.), het gewone tarief tot de schijf van 250.000 EUR met een derde worden verlaagd. Indien de waarde van het onroerend goed hoger is, wordt de schijf boven 250.000 EUR, belast tegen het normale tarief. Onder nettowaarde moet worden verstaan de waarde van de woning, verminderd met het eventuele saldo van de schulden die overblijven na aftrek van de waarde van de familiale onderneming of vennootschap (zie verder 1.7.4) en verminderd met de specifieke schulden m.b.t. deze woning (omtrent de toerekening van de schulden, zie hierboven 1.7.2). Wie kan van het verlaagde tarief genieten? Het belastingvoordeel geldt alleen voor verervingen in rechte lijn of tussen wettelijk samenwonenden die zijn uitgesloten van de onder 1.7.3. vermelde vrijstelling. Vererving tussen adoptiekinderen en -ouders (zowel volle als gewone adoptie onder de voorwaarden zoals hierboven vermeld nr. 1.7.2.A) worden gelijkgesteld met verervingen in rechte lijn.
E
Enkel de erfgenamen in rechte lijn (of, indien ze niet vallen onder de vrijstellingsregeling, de wettelijk samenwonenden) kunnen van het verlaagde tarief genieten. Alle andere voor het algemene tarief ‘gelijkgestelden’ (zie categorie A. hierboven), zoals stiefkinderen of ouders, de ex-echtgenoot met gemeenschappelijke kinderen, kunnen niet van het verlaagde tarief genieten.
Tarieven en tabel Bij een nettoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR
50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR –
2% 1.000 EUR 3.650 EUR 8.150 EUR 17.150 EUR 77.150 EUR
– 5,3 % 6% 12 % 24 % 30 %
(verlaagd tarief) (verlaagd tarief) (gewoon tarief) (gewoon tarief) (gewoon tarief)
Voorwaarden tot verkrijging van het verlaagde tarief • De nalatenschap moet een deel in volle eigendom van het gebouw omvatten, maar in dat geval kan ook het deel dat de erflater in blote eigendom zou bezitten of het deel dat in zeer uitzonderlijke gevallen in vruchtgebruik in de nalatenschap zou vallen, van het verlaagde tarief genieten. De erflater moet dus niet noodzakelijk enige eigenaar zijn van de woning. • De woning moet, op het ogenblik van overlijden, ten minste 5 jaar tot hoofdverblijfplaats van de erflater hebben gediend. De inschrijving in het bevolkings- of het vreemdelingenregister geldt als weerlegbaar vermoeden van hoofdverblijfplaats. Zowel de Administratie als de erfgenamen mogen dus het bewijs leveren dat de inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister niet overeenstemt met de werkelijkheid. Indien de erflater ingevolge overmacht zijn hoofdverblijfplaats niet heeft kunnen behouden in deze woning, blijft het verminderde tarief behouden. Dit is bijv. het geval indien de erflater zich in staat van zorgbehoevendheid bevond die is ontstaan na de vestiging van de hoofdverblijfplaats in de woning, waardoor de erflater in de onmogelijkheid verkeerde om in de woning, zelfs met hulp van zijn gezin of van een gezinshulporganisatie, in te staan voor zijn lichamelijk of geestelijke welzijn. 16
• Indien de erflater niet was ingeschreven op het adres van de woning, moet de tariefverlaging nog uitdrukkelijk gevraagd worden. Indien de overledene daarentegen was ingeschreven op het adres van de woning, wordt het verlaagde tarief in principe automatisch toegekend.
E
Indien het gunsttarief niet automatisch kon worden verkregen en u vergeet dit in de aangifte te vragen, dan is een latere regularisatie mogelijk indien u hiertoe binnen de 2 jaar na betaling van de successierechten een verzoekschrift indient bij de bevoegde ontvanger.
Wordt de gezinswoning die vererfd wordt tegen het verlaagde tarief meegeteld voor de bepaling van het tarief van toepassing op de andere goederen? In tegenstelling tot wat geldt voor de vrijstelling van de gezinswoning (zie 1.6.3.), wordt er voor de bepaling van het tarief wel rekening gehouden met de gezinswoning die vererfd wordt tegen het verlaagde tarief. De aandelen van de rechtverkrijgenden in de nettowaarde van een gezinswoning die kan genieten van het verlaagde tarief, worden dus, voor de toepassing van de progressieve tarieven, bij hun aandeel in de belastbare waarde van de overige goederen gevoegd. 1.7.5. Verervingen van een kleine of middelgrote familiale onderneming of van aandelen van een kleine of middelgrote familiale vennootschap
Algemeen Onder bepaalde voorwaarden kunnen kleine en middelgrote ondernemingen vererfd worden tegen een verlaagd successierecht van 3 % en dit ongeacht of er al dan niet een graad van verwantschap is tussen erflater en erfgerechtigde, waardoor een ‘vreemde’ dus ook van dit lage tarief kan genieten. Het verlaagde tarief is van toepassing op het nettoaandeel in een familiale onderneming of in aandelen van een familiale vennootschap. Het nettoaandeel is de waarde van de onderneming of de aandelen, verminderd met (in principe alle) schulden en de begrafeniskosten, met uitzondering van deze waarvan bewezen wordt dat zij speciaal werden aangegaan om andere goederen te verwerven of te behouden (zie ook hierboven 1.7.2). Welke activa kunnen genieten van de vrijstelling van successierechten? Het nettoactief van de volgende activa kan van het verlaagde tarief genieten: • een geheel van goederen die een algeheelheid van goederen, een bedrijfstak of een handelsfonds vormen waarmee de erflater of zijn echtgeno(o)t(e) op de dag van het overlijden, een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwbedrijf, een vrij beroep, een ambt of een post uitoefende (hierna ‘onderneming’ genoemd); • de volle eigendom van aandelen (ook certificaten van aandelen uitgereikt door rechtspersonen met zetel in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, ter vertegenwoordiging van aandelen of van maatschappelijke rechten in vennootschappen) van een vennootschap waarvan de zetel van werkelijke leiding gevestigd is in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit of een vrij beroep exploiteert. Holdings en vermogensvennootschappen zijn dus uitgesloten van het verlaagde tarief. Vorderingen zijn onder het Brusselse regime van het verlaagde tarief uitgesloten. De ‘Europese Economische Ruimte’ (EER) is een akkoord tussen de landen van de Europese Unie en de landen van de Europese Vrijhandels Associatie (EVA) met uitzondering van Zwitserland.
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER ONDERWORPEN AAN DE BRUSSELSE OF WAALSE SUCCESSIERECHTEN
De activa die in de laatste 3 jaar vóór het overlijden werden belegd of het kapitaal dat in de laatste 3 jaar vóór het overlijden werd gestort, komen niet voor het verlaagde tarief in aanmerking, tenzij de belegging van deze activa of de storting van het kapitaal voldoet aan rechtmatige financiële of economische behoeften.
gelijkaardig document of de aangifte in de personenbelasting, RSZ-aangiften, een afschrift van het aandelenregister en eventueel van het register van de laatste algemene vergadering, indien nodig de documenten ter bewijslevering dat de investeringen of kapitaalverhogingen van de laatste 3 jaar vóór overlijden voldoen aan rechtmatige en financiële behoeften en indien vereist ook het afschrift van de aandeelhoudersovereenkomst.
Voorwaarden tot verkrijging van het verlaagde tarief a) Bij vererving van een kleine of middelgrote familiale onderneming • Enkel kleine of middelgrote ondernemingen kunnen genieten van het verlaagde tarief. Hieronder moet worden verstaan: – met minder dan 250 werknemers; – waarvan ofwel de jaaromzet 40.000.000 EUR niet overschrijdt, ofwel het jaarlijkse balanstotaal 27.000.000 EUR niet overschrijdt; – die het zelfstandigheidcriterium in acht neemt, volgens hetwelk een grote vennootschap niet 25 % of meer van het kapitaal van de kleine of middelgrote vennootschap in handen mag hebben. • In bijlage bij de aangifte van nalatenschap moet een door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitgereikt attest inzake tewerkstelling en kapitaal gevoegd worden dat bevestigt dat aan de gestelde voorwaarden is voldaan. Dit attest moet worden aangevraagd door indiening van een standaardformulier bij het Bestuur van Financiën en Begroting van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Als bijlage bij dit formulier moeten een aantal voor eensluidend verklaarde afschriften gevoegd worden: de jaarrekening of een gelijkaardig document of de aangifte in de personenbelasting, RSZ-aangiften, een afschrift van het aandelenregister en eventueel van het register van de laatste algemene vergadering, indien nodig de documenten ter bewijslevering dat de investeringen of kapitaalverhogingen van de laatste 3 jaar vóór overlijden voldoen aan rechtmatige en financiële behoeften en indien vereist ook het afschrift van de aandeelhoudersovereenkomst. b) Bij vererving van de aandelen van een kleine of middelgrote familiale vennootschap • Enkel kleine of middelgrote vennootschappen kunnen genieten van het verlaagde tarief. Hieronder moet worden verstaan: – vennootschappen met minder dan 250 werknemers; – waarvan ofwel de jaaromzet 40.000.000 EUR niet overschrijdt ofwel het jaarlijkse balanstotaal 27.000.000 EUR niet overschrijdt; – die het zelfstandigheidcriterium in acht nemen, volgens welk een grote vennootschap niet 25 % of meer van het kapitaal van de kleine of middelgrote vennootschap in handen mag hebben. • Het geheel van de overgedragen aandelen moet minstens 25 % van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigen. Indien het geheel van de overgedragen aandelen minder dan 50 % van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigt, moet tevens een aandeelhoudersovereenkomst worden gesloten die betrekking heeft op minstens 50 % van de stemrechten in de algemene vergadering (in deze aandeelhoudersovereenkomst moeten de partijen zich er bovendien toe verbinden de voorwaarden tot behoud na te leven). • In bijlage bij de aangifte van nalatenschap moet een door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitgereikt attest inzake tewerkstelling en kapitaal gevoegd worden dat bevestigt dat aan de gestelde voorwaarden is voldaan. Dit attest moet worden aangevraagd door indiening van een standaardformulier bij het Bestuur van Financiën en Begroting van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Als bijlage bij dit formulier moeten een aantal voor eensluidend verklaarde afschriften gevoegd worden: de jaarrekening of een
E
Er is geen tewerkstellingsvoorwaarde om het verlaagde tarief te verkrijgen, wel is er de verplichting tot behoud van de tewerkstelling indien er op het ogenblik van overlijden een tewerkstelling was – zie hierna.
Voorwaarden tot behoud van het verlaagde tarief • De hoofdactiviteit moet gedurende minstens 5 jaar na het overlijden worden voortgezet, doch niet noodzakelijk door de erfgerechtigde die van het verlaagde tarief heeft genoten. • Het aantal in de onderneming of vennootschap tewerkgestelde werknemers, uitgedrukt in voltijdse eenheden, moet de eerste 5 jaar na het overlijden jaar na jaar voor minstens 75 % behouden blijven (doch het hebben van personeel is geen voorwaarde om het verlaagde tarief te verkrijgen). • De activa belegd in de onderneming of het maatschappelijke kapitaal van de vennootschap mag niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen in de eerste 5 jaar na het overlijden. • De erfopvolgers die de vermindering hebben genoten moeten in de periode van 5 jaar na het overlijden jaarlijks het bewijs leveren dat ononderbroken is voldaan aan de gestelde voorwaarden voor het verlaagde tarief. Dit gebeurt door indiening van een jaarlijkse aangifte, samen met een aantal bewijsstukken (jaarrekening, gelijkaardig document of aangifte in de personenbelasting, RSZ-aangiften, aandelenregister en eventueel register algemene vergadering) bij het Bestuur van Financiën en Begroting van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De aangifte moet ten laatste op het einde van het kwartaal dat volgt op het kwartaal van de verjaardag van het overlijden worden ingediend. Indien gedurende 5 jaar na overlijden niet meer is voldaan aan alle voorwaarden tot behoud, dan worden de successierechten alsnog vereffend tegen het algemene tarief (+ intresten) en dit op het volledige nettoaandeel dat oorspronkelijk van het gunsttarief heeft genoten. Wordt de familiale onderneming of de familiale vennootschap meegeteld voor de bepaling van het tarief van toepassing op de andere goederen? Het nettoaandeel in de familiale onderneming of in aandelen van een familiale vennootschap wordt bij de rest van het erfdeel gevoegd om de hoogte van het progressieve tarief van de successierechten te bepalen dat op het restant van het erfdeel (de aan het gewone tarief onderworpen activa) van toepassing is. 1.7.6. Uitzondering in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op het algemene principe van het progressievoorbehoud bij overlijden met betrekking tot schenkingen die hebben plaatsgevonden in de 3 jaar vóór het overlijden
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet, wat betreft het progressievoorbehoud m.b.t. schenkingen die hebben plaatsgevonden in de 3 jaar voor overlijden, een onderscheid gemaakt worden tussen de schenkingen die hebben plaatsgevonden vóór 1 januari 2016 en de schenkingen die hebben plaatsgevonden na 31 december 2015. Voor schenkingen vanaf 1 januari 2016 is het progressievoorbehoud bij overlijden volledig afgeschaft in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het progressievoorbehoud blijft 17
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
wel van toepassing voor schenkingen in de 3 jaar voor overlijden die hebben plaatsgevonden vóór 1 januari 2016. Indien de erflater in de 3 jaar vóór overlijden een schenking heeft gedaan aan een erfgerechtigde die dateert van vóór 1 januari 2016, zal, bij de bepaling van het tarief van de successierechten, niet alleen rekening gehouden worden met de activa die in de nalatenschap vallen, maar tevens met deze geregistreerde schenkingen (zie hieromtrent 1.3.4). Als uitzondering op dit algemene principe van progressievoorbehoud bij overlijden voor schenkingen die dateren van vóór 1 januari 2016, worden, in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, schenkingen van roerende goederen die van het verlaagde Brusselse schenkingsrecht hebben genoten (zie verder 3.3.4) niet mee in aanmerking genomen voor de berekening van de successierechten. Hoewel ze dus geen enkele invloed uitoefenen op de berekening van de successierechten, moeten deze schenkingen wel nog steeds vermeld worden in de aangifte van nalatenschap (zie hierover 1.3.4).
E
Tegen het verlaagde tarief geregistreerde schenkingen van roerende goederen en schenkingen van ondernemingen of vennootschappen in de 3 jaar voor overlijden die vóór 1 januari 2016 gebeurd zijn onder het Vlaamse of Waalse regime (omdat de erflater op het ogenblik van schenking geacht werd zijn fiscale woonplaats in respectievelijk Vlaanderen of het Waals Gewest te hebben) worden niet vrijgesteld van het progressievoorbehoud indien de erflater op het ogenblik van overlijden onderworpen is aan de Brusselse successierechten.
2. OVERLIJDEN VAN EEN NIET-INWONER ONDERWORPEN AAN DE BRUSSELSE OF WAALSE REGELGEVING 2.1. TOEPASSINGSGEBIED VAN HET RECHT VAN OVERGANG BIJ OVERLIJDEN (NOG STEEDS UNIFORM IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK EN HET WAALS GEWEST)
2.1.1. Algemeen Overlijdt een niet-inwoner die in België één of meerdere onroerende goederen nalaat dan is in principe over de brutowaarde van het in België gelegen onroerend goed een recht van overgang bij overlijden verschuldigd. Op roerende waarden die zich in België bevinden, is geen recht van overgang bij overlijden verschuldigd. 2.1.2. Lokalisatiecriterium (bepaalt het toepasselijke regime en de plaats waar de aangifte moet worden ingediend) Het bevoegde gewest (dat het tarief en eventuele vrijstellingen of verminderingen bepaalt) is het gewest waarbinnen het onroerend goed is gelegen. De aangifte moet dan ook worden ingediend op het ontvangstkantoor van het ambtsgebied waarbinnen dat onroerend goed is gelegen. Indien de niet-inwoner meerdere onroerende goederen in België nalaat en dit in verschillende gewesten, dan is het bevoegde gewest het gewest waartoe het ontvangstkantoor behoort in wiens ambtsgebied het deel van de goederen met het hoogste kadastrale inkomen (K.I.) gelegen is. Voor de afbakening van de gewesten, zie punt 1.6.1 voor het Waals Gewest en punt 1.7.1 voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 2.1.3. De aangifte Het recht van overgang wordt geheven op grond van een aangifte die moet worden ingediend door de erfgenamen 18
of legatarissen die deze onroerende goederen verkrijgen (ook als het om een bijzondere legataris gaat). De aangifte moet worden ingediend binnen de termijn van 4, 5 of 6 maanden na het overlijden, naargelang dit overlijden plaatsvond in België, in een ander Europees land dan wel buiten Europa. 2.1.4. Belastbare grondslag In principe is het recht van overgang bij overlijden verschuldigd op de verkoopwaarde van de in België gelegen onroerende goederen zonder aftrek van schulden. In bepaalde gevallen wordt de aftrek van schulden die specifiek betrekking hebben op het in België gelegen onroerend goed echter wel toegestaan. De aftrekregeling van de schulden is echter niet helemaal identiek in het Brussels Hoofdstedelijk en het Waals Gewest en zal dus per gewest afzonderlijk verder worden besproken. 2.2. HET RECHT VAN OVERGANG BIJ OVERLIJDEN IN HET WAALS GEWEST 2.2.1. Belastbare grondslag – aftrek van schulden
In het Waals Gewest zijn de schulden die specifiek betrekking hebben op de in België gelegen onroerende goederen aftrekbaar van de in België belastbare grondslag, zowel voor inwoners van de Europese Economische Ruimte als voor alle niet-inwoners uit de hele wereld. 2.2.2. Tarief
De algemene tarieven van het recht van overgang bij overlijden zijn identiek aan deze van het successierecht en hangen dus af van de verwantschapsgraad met de erflater. De in het Waalse Gewest geldende tarieven en tabellen vindt u terug onder punt 1.6.2. 2.2.3. Vrijstellingen en verminderingen
In het Waals Gewest bestaat er ten aanzien van het recht van overgang bij overlijden geen forfaitaire aftrek noch een vrijgesteld minimum. Wel wordt de vermindering voor erfgerechtigden met kinderen jonger dan 21 jaar toegestaan (punt 1.6.2.). De vrijstelling voor bomen op stam geldt eveneens voor niet-rijksinwoners. Dit betekent dat enkel de bosgrond (zonder de waarde van de bomen) belastbaar is (zie hierover meer onder 1.6.7.). Ook de vrijstelling voor onroerende goederen die in Natura 2000-gebieden zijn gelegen en de voorlopige vrijstelling voor onroerende goederen gelegen opgenomen in de omtrek van een gebied dat in aanmerking komt voor het Natura 2000-netwerk (zie 1.6.5 en 1.6.6.) is van toepassing op buitenlandse erflaters die een in Wallonië gelegen onroerend goed nalaten. De vermindering van de successierechten voor goederen die binnen het jaar meer dan eens vererven (zie hierboven 1.3.5) wordt eveneens toegekend op het recht van overgang bij overlijden. In Wallonië geldt ook de vrijstelling voor ‘terugkeer’ naar de erfgenaam, legataris of begiftigde van eerder aan de overledene geschonken goederen (zie hierboven 1.6.8). Het betreft hier dan natuurlijk enkel geschonken onroerende goederen die in België zijn gelegen en op het ogenblik van overlijden nog tot de nalatenschap behoren (zoniet is het recht van overgang bij overlijden niet verschuldigd).
3. REGISTRATIERECHT BIJ SCHENKING VOLGENS DE BRUSSELSE EN DE WAALSE REGELGEVING
2.3. HET RECHT VAN OVERGANG BIJ OVERLIJDEN IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
De vermindering voor erfgerechtigden met kinderen jonger dan 21 jaar die geldt voor alle categorieën van erfgerechtigden, wordt eveneens toegestaan.
2.3.1. Belastbare grondslag – aftrek van schulden
Bij overlijden van een niet-rijksinwoner die inwoner is van de Europese Economische Ruimte, zal het recht van overgang bij overlijden dat verschuldigd is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest slechts berekend worden op de verkoopwaarde van deze onroerende goederen, verminderd met de op de dag van het overlijden bestaande schulden die specifiek werden aangegaan om deze onroerende goederen te verwerven of te behouden. In hoofde van rijksinwoners van landen buiten de Europese Economische Ruimte zijn de schulden dus niet aftrekbaar. De ‘Europese Economische Ruimte’ (EER) is een akkoord tussen de landen van de Europese Unie en de landen van de Europese Vrijhandels Associatie (EVA) met uitzondering van Zwitserland. 2.3.2. Tarief
De algemene tarieven van het recht van overgang bij overlijden zijn identiek aan deze van het successierecht en hangen dus af van de verwantschapsgraad met de erflater. De in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geldende tarieven en tabellen vindt u terug onder punt 1.7.2. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan het verlaagde tarief van 3 % worden bekomen bij overlijden van een niet-rijksinwoner indien het een in België gelegen onroerend goed betreft dat deel uitmaakt van een universaliteit, een bedrijfstak of een handelsfonds en dat voldoet aan de voorwaarden van het 3 %-tarief (zie punt 1.7.4). Dit verlaagde tarief geldt zowel voor niet-rijksinwoners, inwoners van de Europese Economische Ruimte (EER) als voor alle andere niet-rijksinwoners.
Ook de vermindering van de successierechten voor goederen die binnen het jaar meer dan eens vererven (zie hierboven 1.3.5), wordt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegekend op het recht van overgang bij overlijden.
3. REGISTRATIERECHT BIJ SCHENKING VOLGENS DE BRUSSELSE EN DE WAALSE REGELGEVING 3.1. BEPALINGEN VAN TOEPASSING IN ZOWEL HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK ALS HET WAALS GEWEST 3.1.1. Registratieverplichting
Schenkingen onder levenden van zowel roerende als onroerende goederen moeten, op straffe van nietigheid, in een notariële akte worden vastgelegd en zullen bijgevolg op het registratiekantoor ter registratie moeten worden aangeboden. De waarde van de geschonken goederen is onderworpen aan een schenkingsrecht dat berekend wordt over het deel dat eenieder van de begiftigden verkrijgt, doch waarvan het tarief naargelang het gewest verschilt. Handgiften (van goederen die van hand tot hand kunnen worden gegeven zoals geld, juwelen) en indirecte schenkingen (bijv. overschrijving van gelden of een effectenportefeuille naar de rekening van de begiftigde(n)) zijn een uitzondering op de regel dat elke schenking die niet bij notariële akte gebeurt, nietig is (een dergelijke handgift of indirecte schenking kan echter niet onder voorbehoud van vruchtgebruik gebeuren en er is betwisting over de vraag of er voorwaarden kunnen aan gekoppeld worden).
2.3.3. Vrijstellingen en verminderingen
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt de forfaitaire vrijstelling op de eerste schijf van 15.000 EUR voor door de wet tot de erfenis geroepen erfgenamen in rechte lijn of tussen echtgenoten of wettelijk samenwonenden (zie punt 1.7.2.A.) ook toegekend aan niet-rijksinwoners. In tegenstelling tot wat geldt voor de aftrek van schulden die specifiek werden aangegaan om de in België gelegen onroerende goederen te verwerven of te behouden, wordt dit abattement ook toegekend indien de niet-rijksinwoner zijn fiscale woonplaats buiten de EER had.
E
Enkel de wettelijk samenwonenden die ingevolge de Belgische regelgeving wettelijk samenwonen, worden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelijkgesteld. Het zal dus eerder zeldzaam zijn dat een naar Belgisch recht wettelijk samenwonende partner als niet-rijksinwoner van deze forfaitaire vrijstelling geniet.
De vrijstelling voor een nalatenschap waarin het belastbare nettoactief minder dan 1.250 EUR bedraagt, die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt toegekend aan alle andere categorieën dan deze in rechte lijn of tussen echtgenoten of wettelijk samenwonenden (zie punt 1.7.2.B. en 1.7.2.C.), geldt eveneens voor alle niet-rijksinwoners, ook deze buiten de EER. Ook de vrijstelling van de gezinswoning (zie hierboven 1.7.3.) wordt toegekend indien de erflater, voor de berekening van de rechten, als niet-rijksinwoner wordt beschouwd (zie hieromtrent 1.1.2.), maar het goed moet wel als gezinswoning in de zin van de Brusselse regelgeving worden beschouwd (wat eerder uitzonderlijk zal zijn).
Aangezien enkel notariële schenkingen verplicht registreerbaar zijn, zijn handgiften of indirecte schenkingen in principe niet aan schenkingsrechten onderworpen. Dit is echter wel het geval indien van deze schenking melding wordt gemaakt in een notariële akte (bijv. bij aankoop van een onroerend goed) die titel oplevert van de schenking of indien deze handgift of indirecte schenking spontaan ter registratie zou worden aangeboden. De spontane aanbieding ter registratie van een handgift kan gebeuren ofwel door een document te laten registreren dat melding maakt van de vroegere schenking en dat uitgaat van zowel de schenker als de begiftigde(n) samen ofwel uitgaat van de begiftigde(n) alleen. De spontane registratie van een document dat de indirecte schenking (o.a. de zogenaamde bankgift) bevestigt, moet steeds door zowel de schenker als de begiftigde ondertekend zijn. Het onderhandse geschrift dat spontaan ter registratie wordt aangeboden moet de waarde van de goederen en de verwantschapsgraad tussen schenker en begiftigde(n) op datum van de aanbieding ter registratie vermelden, evenals de fiscale woonplaats van de schenker in de 5 jaar voor aanbieding ter registratie. De datum van aanbieding ter registratie is dus bepalend en niet de datum van de handgift of indirecte schenking zelf.
E
De ontvanger van registratie registreert alles wat ter registratie wordt aangeboden, ook een schenking die nietig is (bijv. onderhandse schenkingsakte). Het is niet zo dat de nietigheid van deze akte wordt opgeheven door de registratie ervan.
De schenking van in België gelegen onroerende goederen moet steeds verplicht bij notariële akte gebeuren. 19
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
3.1.2. Belastbare grondslag
De belastbare grondslag inzake schenkingsrechten is nog grotendeels uniform in het Brussels Hoofdstedelijk en het Waals Gewest (hoewel de gewesten naar aanleiding van de invoering van een vast verlaagd tarief voor schenkingen van roerende goederen regels hebben toegevoegd m.b.t. de waardering van roerende goederen en Wallonië een uitzondering heeft voorzien op het algemeen geldend principe dat lasten niet aftrekbaar zijn). Bij de berekening van het registratierecht wordt in de regel geen rekening gehouden met de lasten die door de schenker aan de begiftigde zijn opgelegd. Bijgevolg wordt steeds het ‘brutoaandeel’ belast. Hierop bestaat een algemene uitzondering voor de last, bestaande uit een som, een rente of een pensioen onder kosteloze titel bedongen ten bate van een derde die onmiddellijk aanvaardt. Deze last is aftrekbaar in hoofde van de begiftigde die de last moet uitvoeren, doch zal op haar beurt als schenking belast worden in hoofde van deze derde (en wordt in principe belast tegen hetzelfde tarief als de hoofdschenking).
D
VOORBEELD
Ouders schenken een onroerend goed ter waarde van 100.000 EUR aan hun dochter, met als last voor de dochter om 50.000 EUR te betalen aan haar broer. De dochter wordt belast op 100.000 EUR en de zoon wordt niet belast, tenzij de zoon in de schenkingsakte zijn schenking van 50.000 EUR aanvaardt. Door deze aanvaarding betaalt de dochter slechts schenkingsrechten op 50.000 EUR (100.000 EUR – last van 50.000 EUR) en de zoon eveneens op 50.000 EUR. Beide schenkingen (2 x 50.000 EUR) worden belast tegen het progressieve tarief van de onroerende schenkingen (ook al ontvangt de zoon een som geld).
In het Waals Gewest geldt een tweede uitzondering op het principe dat lasten niet aftrekbaar zijn van de belastbare basis waarop de schenkingsrechten worden berekend. Bij schenking van verontreinigde of potentieel verontreinigde gronden zijn de kosten i.v.m. de plichten tot onderzoek op de verontreinigde of potentieel verontreinigde terreinen en tot bodemsanering, met inbegrip van de afbraak- en herstelkosten voor de sanering die aan de begiftigde(n) worden opgelegd, wel aftrekbaar van de belastbare basis.
E
E
Bij schenking van roerende goederen tegen het verlaagde tarief, werd in elk gewest een maatregel ingevoerd om te vermijden dat de schenker de roerende goederen zou schenken onder opschortende voorwaarde van zijn vooroverlijden (en dus op voorwaarde dat de begiftigde de schenker overleeft) opdat, op het ogenblik van het vooroverlijden van de schenker, verlaagde schenkingsrechten zouden van toepassing zijn in plaats van successierechten. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden dergelijke schenkingen van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker op basis van een fiscale fictie alsnog belast in de successierechten (en vrijgesteld van schenkingsrechten) (zie 1.3.2.). Hetzelfde geldt voor een schenking onder opschortende termijn die verstrijkt ingevolge het overlijden. In het Waals Gewest worden deze schenkingen in principe uitgesloten van het verlaagde tarief van toepassing op schenking van roerende goederen en dus onderworpen aan het progressieve tarief van de schenkingsrechten (zie 3.3.2) (voor de uitzonderingen op dit principe, zie 3.3.3).
E
Indien de aan de begiftigde opgelegde last zodanig zwaar is ten opzichte van het ontvangen goed, bestaat de kans dat de Administratie de schenking als een verkoop zal kwalificeren en dat verkooprechten verschuldigd zijn in plaats van schenkingsrechten. De Waalse regelgeving omtrent de tenlasteneming van saneringskosten vereist niet dat de (potentieel) verontreinigde gronden in Wallonië zijn gelegen. Opdat de Waalse regelgeving van toepassing is, volstaat het dat de schenker geacht wordt zijn fiscale woonplaats in het Waals Gewest te hebben (zie hierna punt 3.2).
De schenkingsrechten zijn, in principe, ten laste van de begiftigde. Indien echter de schenkingsrechten ten laste worden genomen door de schenker, dan wordt deze tenlasteneming niet beschouwd als een bijkomende schenking. De schenker kan dus ‘belastingvrij’ de schenkingsrechten op zich nemen. 3.1.3. Schenkingen onder opschortende voorwaarde
Bij schenkingen onder opschortende voorwaarde zijn de schenkingsrechten in principe slechts verschuldigd op het ogenblik van de vervulling van de voorwaarde. Het toepasselijke tarief is het tarief dat gold op het ogenblik van de schenking. De belastbare grondslag daarentegen waarop de schenkingsrechten worden berekend, is de waarde van de geschonken goederen op het ogenblik van de vervulling van de voorwaarde. 20
Binnen een termijn van 4 maanden na de vervulling van de voorwaarde, moet de begiftigde een door hem ondertekende verklaring van vervulling van de voorwaarde indienen op het registratiekantoor. Dit document moet in 2 exemplaren worden ingediend en moet de volgende gegevens bevatten: • de vermelding van de schenking (onder opschortende voorwaarde) en de datum van de schenking; • de datum van het vervullen van de voorwaarde; • de identificatiegegevens van de schenker(s) en de begiftigde(n); • de omvang van de geschonken goederen; • de waarde van de geschonken goederen op datum van vervulling van de (laatste) opschortende voorwaarde (en dus niet op datum van de schenking). De vervulling van de voorwaarde moet niet worden vastgesteld bij authentieke akte. Het document dat ter registratie moet worden aangeboden, mag dus een onderhands document zijn dat door de begiftigde zelf wordt opgemaakt.
E
E
Enkel de opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker stelt problemen voor het bekomen van het verlaagde tarief bij schenking van roerende goederen. Een schenking die gebeurt onder een andere opschortende voorwaarde, blijft onderworpen aan het verlaagde tarief. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest valt ook de schenking onder opschortende termijn die verstrijkt ingevolge het overlijden onder de fictiebepaling waardoor deze schenking onderworpen is aan de successierechten en niet aan de schenkingsrechten. In het Waals Gewest is er geen specifieke bepaling voorzien m.b.t. de schenking onder een dergelijke opschortende termijn. De opschortende termijn schort de betaling van de schenkingsrechten niet op zodat onmiddellijk bij de schenking de schenkingsrechten verschuldigd zijn. De bovenstaande regels gelden enkel voor schenking van roerende goederen en niet voor de schenking van onroerende goederen.
3.1.4. Schenkingen met voorbehoud van vruchtgebruik
Bij schenkingen met voorbehoud van vruchtgebruik zijn de schenkingsrechten steeds verschuldigd op de volledige waarde van het goed (de ‘volle eigendom’). Het feit dat de schenker zich een vruchtgebruik voorbehoudt op het goed, wijzigt dus niets aan het bedrag van de schenkingsrechten. Bij het overlijden van de schenker dooft het voorbehouden vruchtgebruik uit en verkrijgt de begiftigde de volle eigendom. Hierop zijn geen schenkingsrechten en ook geen successierechten verschuldigd.
3. REGISTRATIERECHT BIJ SCHENKING VOLGENS DE BRUSSELSE EN DE WAALSE REGELGEVING
3.2. LOKALISATIECRITERIUM: WELKE GEWESTELIJKE REGELING IS VAN TOEPASSING?
Schenkingsrechten zijn verschuldigd volgens de wetgeving van het gewest waar de schenker, op het ogenblik van de schenking, zijn fiscale woonplaats heeft. Dit geldt zowel voor roerende als voor onroerende schenkingen. Als de fiscale woonplaats van de schenker tijdens de periode van 5 jaar voor zijn schenking in meer dan één gewest in België gelegen was, zijn de rechten verschuldigd volgens de regelgeving van het gewest waar zijn fiscale woonplaats tijdens de voormelde periode het langst gevestigd was. De fiscale woonplaats is de plaats waar de schenker zijn werkelijke, effectieve, voortdurende woonplaats had gevestigd, de plaats waar hij zijn domus, zijn familie, het centrum van zijn bedrijvigheid, de zetel van zijn zaken en van zijn bezigheden had. Zo is bijv. de Waalse regelgeving van toepassing: • wanneer de schenker in de periode van 5 jaar vóór de schenking zijn fiscale woonplaats steeds in Wallonië heeft gehad; • wanneer de schenker in de periode van 5 jaar vóór de schenking in meerdere gewesten zijn fiscale woonplaats heeft gehad, doch het langst in Wallonië en dit ongeacht of de schenker op het ogenblik van schenking in Wallonië of in een ander gewest woonde; • wanneer de schenker in de periode van 5 jaar vóór de schenking in het buitenland heeft gewoond, daarna naar Wallonië is verhuisd en er nog steeds (effectief) woont op het ogenblik van schenking (zelfs indien dit minder dan 5 jaar was); • wanneer de schenker in de periode van 5 jaar vóór de schenking in het buitenland heeft gewoond, daarna in België in meerdere (Belgische) gewesten heeft gewoond, doch het langst – voor wat de ‘Belgische periode’ betreft – in het Waals Gewest. In de authentieke schenkingsakte moet de notaris verplicht een verklaring van de schenker opnemen die vermelding inhoudt van het adres en de datum en duur van de vestiging van de verschillende fiscale woonplaatsen die de schenker gehad heeft in de periode van 5 jaar voorafgaand aan de datum van de schenking en dit om de toepasselijke regelgeving te bepalen.
E
E
Deze verklaring moet ook opgenomen worden bij spontane aanbieding ter registratie van een onderhands document, doch in dat geval moet de periode van 5 jaar vóór de aanbieding ter registratie vermeld worden en niet de periode van 5 jaar vóór de handgift of de indirecte schenking.
Een in België geregistreerde schenking van roerende goederen door een schenker met fiscale woonplaats in één van de 3 gewesten aan een nietrijksinwoner is soms ook nog in het land van de (fiscale) woonplaats van de begiftigde onderworpen aan registratierechten, waardoor een dubbele belasting kan ontstaan. Informeer dus steeds vooraf naar de in het buitenland geldende regels.
Het registratierecht op schenkingen onder de levenden van onroerende goederen door een niet-rijksinwoner is verschuldigd volgens het toepasselijke regime van de plaats waar het onroerend goed is gelegen. Het registratierecht op schenkingen onder de levenden van roerende goederen door een niet-rijksinwoner is verschuldigd volgens het toepasselijke regime van de fiscale woonplaats van de begiftigde indien de begiftigde een rijksinwoner is of volgens het toepasselijke regime van het gewest waarin het registratiekantoor is gelegen waar de schenking aan de registratieformaliteit wordt aangeboden.
E
De schenking van roerende goederen door een niet- rijksinwoner zal veelal in het land van de (fiscale) woonplaats van de schenker moeten worden geregistreerd. Een bijkomende registratie in België heeft veelal geen enkel nut (ook niet indien de begiftigde een Belgisch rijksinwoner is).
3.3. WAALSE SCHENKINGSRECHTEN 3.3.1. Algemeen
In het Waals Gewest is er een eigen regime voor de schenking van roerende goederen en voor de schenking van de gezinswoning van de schenker. Daarnaast heeft Wallonië ook een gunstig regime (een nultarief) voor de schenking van ondernemingen en een pakket aandelen van een ‘actieve’ vennootschap en geldt een bijzondere berekeningswijze voor de belastbare grondslag bij schenking van (potentieel) vervuilde gronden waarbij de kosten van sanering ten laste worden gelegd van de begiftigde (zie punt 3.1.2). Sinds 1 januari 2016 zijn de tarieven op de onroerende schenkingen verlaagd. Het Waals Gewest omvat de provincies Luik, Henegouwen, Luxemburg, Namen en Waals-Brabant, de gemeenten uit het Duitse taalgebied dus meegerekend, alsook de taalgrensgemeenten van het Waals Gewest met taalfaciliteiten voor de Nederlandstaligen (Komen-Waasten, Moeskroen, Vloesberg en Edingen) en voor de Duitstaligen (de gemeenten Malmédy en Weismes). 3.3.2. Progressief tarief van de schenkingsrechten (van toepassing op de onroerende goederen met uitzondering van de gezinswoning en op de roerende goederen die niet onder 3.3.4 vallen)
SINDS 1 JANUARI 2016: Nieuwe tarieven en tabellen In rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen wettelijk samenwonenden en bij een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde schenkingsrecht
plus over het meerdere
– 25.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR 200.000 EUR 400.000 EUR 500.000 EUR
25.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR 200.000 EUR 400.000 EUR 500.000 EUR –
3% 750 EUR 3.750 EUR 10.500 EUR 13.500 EUR 49.500 EUR 73.500 EUR
– 4% 9% 12 % 18 % 24 % 30 %
Tot de categorie ‘echtgenoten en samenwonenden’ behoren: • echtgenoten; • wettelijk samenwonenden zoals gedefinieerd in het Waalse Wetboek Registratierechten, t.t.z. zij die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand doch enkel op voorwaarde dat de wettelijk samenwonenden ook effectief samenwonen op het ogenblik van schenking; • personen die zich in een samenwoningsrelatie bevinden die op vlak van het Internationaal Privaatrecht kan gelijkgesteld worden met de Belgische wettelijk samenwonenden (bijv. de Franse PACS) op voorwaarde dat de wettelijk samenwonenden ook effectief samenwonen op het ogenblik van schenking.
E
De bovenstaande lijst is bijna gelijklopend aan de lijst die in het Waals Gewest van toepassing is voor de successierechten met als enige verschil dat ex-echtgenoten en ex-wettelijk samenwonenden met gemeenschappelijke kinderen op het vlak van successierechten ook gelijkgeschakeld worden, maar niet op het vlak van de schenkingsrechten.
21
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
Tot de categorie ‘rechte lijn’ behoren: • begiftigden in rechte lijn (biologische of ten volle geadopteerde kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, ouders, grootouders, overgrootouders); • adoptiekinderen en -ouders in de volgende gevallen: – wanneer het adoptiekind een kind is van de echtgenoot van de adoptant; – wanneer, op het ogenblik van de adoptie, het adoptiekind onder de voogdij was van de openbare onderstand of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, of wees van een voor België gestorven vader of moeder; – wanneer het adoptiekind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 6 achtereenvolgende jaren uitsluitend of hoofdzakelijk van de adoptant of eventueel van hem en zijn echtgenoot of van zijn wettelijk samenwonende tezamen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen. Ook de afstammelingen van (gewone) adoptiekinderen kunnen tegen het tarief ‘rechte lijn’ genieten van de adoptieouders van hun geadopteerde ouder. In omgekeerde zin (adoptieouders die een schenking krijgen van een afstammeling van hun geadopteerd kind) geldt de gelijkschakeling niet. Wanneer het kind ‘ten volle’ werd geadopteerd (en dit in tegenstelling tot de gewone adoptie) is er steeds een volledige gelijkstelling met een ‘eigen’ kind (en dit niet enkel in de relatie adoptieouder-adoptiekind, doch
ook ten opzichte van de andere bloedverwanten), waardoor deze ten volle geadopteerde kinderen als begiftigden in rechte lijn worden beschouwd (en dus vallen onder het eerste punt hierboven); • stiefkinderen en stiefouders; • naar analogie met de stiefkinderen en de stiefouders ook de kinderen van de wettelijk samenwonende partner van de schenker en in het omgekeerde geval de wettelijk samenwonende partner van de ouder van de schenker (ook als de verkrijging plaatsvindt na het overlijden van de wettelijk samenwonende); • de opvangkinderen en opvangouders in de zin van de wetgeving inzake hulpverlening aan de jeugd, of voogden, toeziende voogden of pleegvoogden. Voorwaarde is dat het opvangkind, vóór de leeftijd van 21 jaar bereikt te hebben, gedurende 6 onafgebroken jaren uitsluitend of hoofdzakelijk van de opvangouder, voogd,… of van deze en zijn echtgenoot of zijn wettelijk samenwonende de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen.
E
De progressieve tarieven aan alle anderen zijn als volgt. Bij een brutoaandeel van:
verkrijgingen door broers en zusters meer dan – 50.000 EUR 75.000 EUR 150.000 EUR 175.000 EUR 300.000 EUR 350.000 EUR 450.000 EUR
E
maar niet meer dan 50.000 EUR 75.000 EUR 150.000 EUR 175.000 EUR 300.000 EUR 350.000 EUR 450.000 EUR -
verschuldigd schenkingsrecht
De bovenstaande lijst moet beperkt worden geïnterpreteerd. Zo geldt de gelijkstelling met ‘rechte lijn’ enkel tussen stiefouder en -kind en niet tussen stiefgrootouder en -kleinkind.
verkrijgingen door ooms, tantes, neven en nichten
verkrijgingen door alle andere personen
plus over het meerdere
verschuldigd schenkingsrecht
plus over het meerdere
– 10 % 20 % 20 % 30 % 30 % 40 % 40 %
10 % 5.000 EUR 10.000 EUR 25.000 EUR 32.500 EUR 70.000 EUR 90.000 EUR 130.000 EUR
– 20 % 20 % 30 % 30 % 40 % 40 % 50 %
10 % 5.000 EUR 7.500 EUR 22.500 EUR 27.500 EUR 65.000 EUR 80.000 EUR 120.000 EUR
Bij schenking van (potentieel) vervuilde gronden en tenlasteneming van de kosten i.v.m. de plichten tot onderzoek op de verontreinigde of potentieel verontreinigde terreinen en tot bodemsanering, met inbegrip van de afbraak- en herstelkosten voor de sanering door de begiftigde, is niet het ‘brutoaandeel’ belastbaar, doch het nettoaandeel, t.t.z. na aftrek van deze kosten (zie ook 3.1.2).
Vermindering voor kinderen ten laste Het schenkingsrecht dat is verschuldigd door een begiftigde die minstens 3 kinderen jonger dan 21 jaar heeft, wordt verminderd met 2 % per kind, zonder dat de vermindering 62 EUR per kind mag overschrijden. Bovendien wordt ook een vermindering toegestaan ten gunste van de begiftigde echtgenoot of wettelijk samenwonende met kinderen jonger dan 21 jaar. Deze vermindering bedraagt 4 % per kind zonder dat de vermindering 124 EUR per kind mag overschrijden.
verschuldigd schenkingsrecht
plus over het meerdere
20 % 10.000 EUR 17.500 EUR 40.000 EUR 50.000 EUR 100.000 EUR 125.000 EUR 175.000 EUR
– 30 % 30 % 40 % 40 % 50 % 50 % 50 %
begiftigde. Voor de schenkingen in de rechte lijn (en hiermee gelijkgesteld, zie hierboven 3.3.2), tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden geldt het tarief van 3,3 %, voor de schenkingen tussen broers en zusters, tussen ooms of tantes en neven of nichten bedraagt het tarief 5,5 % en voor de schenkingen aan andere personen geldt een tarief van 7,7 %.
E
E
De tarieven van 3,3 %, 5,5 % en 7,7 % gelden sinds 29 december 2011. Schenkingsakten die vóór deze datum werden verleden onder een opschortende voorwaarde – zie 3.1.3. – blijven onderworpen aan de oude tarieven die op dat ogenblik golden, nl. 3, 5 en 7 %, ook al wordt de voorwaarde na 28 december 2011 vervuld.
Bij schenking van een roerend goed aan het verlaagde tarief heeft de begiftigde geen recht op de hierboven vermelde vermindering voor kinderen jonger dan 21 jaar.
3.3.3. Verlaagd tarief bij schenking van bepaalde roerende goederen
Goederen die van het verlaagde tarief kunnen genieten
Tarieven Voor schenkingen van roerende goederen wordt in het Waals Gewest een vast tarief geheven dat verschilt naargelang de verwantschapsgraad tussen de schenker en de
Sinds 19 mei 2014 is het verlaagde tarief van toepassing bij schenking van alle roerende goederen, zonder onderscheid. Het verlaagde tarief geldt zowel bij schenking van de volle eigendom, de blote eigendom als het vruchtgebruik.
22
3. REGISTRATIERECHT BIJ SCHENKING VOLGENS DE BRUSSELSE EN DE WAALSE REGELGEVING
E
E
Tot 31 december 2013 was vereist dat de schenking van de roerende goederen andere dan de specifiek voorziene financiële instrumenten de volle eigendom betrof, zo niet werd de schenking onderworpen aan het gewone progressieve tarief zoals vermeld onder 3.3.2. Vanaf 1 januari 2014 kan ook de schenking van de blote eigendom of van het vruchtgebruik gebeuren tegen het verlaagde tarief. Schenkingen van de blote eigendom of het vruchtgebruik van roerende goederen andere dan financiële instrumenten die dateren van vóór 1 januari 2014 die aan een opschortende voorwaarde waren onderworpen die zich realiseert na 31 december 2013, blijven, bij de vervulling van de opschortende voorwaarde, onderworpen aan het progressieve tarief.
Tot 18 mei 2014 golden voor de schenking van financiële instrumenten bijkomende voorwaarden. Niet alle financiële instrumenten konden van het verlaagde tarief genieten. Sinds 19 mei 2014 zijn deze voorwaarden geschrapt en kunnen alle soorten roerende goederen onder de gunstmaatregel vallen. Schenkingen van financiële instrumenten die dateren van vóór 19 mei 2014 die aan een opschortende voorwaarde waren onderworpen die zich realiseert na 18 mei 2014, blijven onderworpen aan de bijkomende voorwaarden, zo niet is bij de vervulling van de opschortende voorwaarde het progressieve tarief van toepassing (cf. punt 3.3.2) en niet het verlaagde tarief.
Schenkingen onder opschortende voorwaarde die ingevolge het overlijden van de schenker wordt vervuld In principe is het verlaagde tarief niet van toepassing indien de schenking van roerende goederen gebeurt onder opschortende voorwaarde die ingevolge het overlijden van de schenker wordt vervuld. Een schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker (d.w.z. onder voorwaarde dat het overlijden van de schenker plaatsvindt vóór het overlijden van de begiftigde) is dus onderworpen aan het progressieve tarief (zie hierover ook 3.1.3.).
E
Enkel de opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker is uitgesloten van het verlaagde tarief. Een schenking die gebeurt onder een andere opschortende voorwaarde, blijft onderworpen aan het verlaagde tarief. Voor de bepaling van het toepasselijke tarief moet gekeken worden naar de datum van de authentieke schenkingsakte en niet naar de datum van de vervulling van de voorwaarde (zie 3.1.3.).
Progressievoorbehoud (bij opeenvolgende schenkingen en bij overlijden) Bij de bepaling van het tarief van de progressieve schenkingsrechten (op gewone onroerende goederen, op de gezinswoning, op sommige onroerende goederen die deel uitmaken van een onderneming of op de roerende goederen die niet van het verlaagde tarief kunnen genieten) moet geen rekening worden gehouden met tegen het verlaagde tarief geregistreerde roerende schenkingen die in de 3 jaar voor overlijden hebben plaatsgevonden. Ook bij de bepaling van het tarief van de Waalse successierechten bij overlijden binnen een periode van 3 jaar na de schenking (zie hierboven 1.3.4) moet geen rekening worden gehouden met de tegen het Waalse vaste tarief geregistreerde roerende goederen.
E
Er zal, voor wat de successierechten betreft, wel nog moeten rekening gehouden worden met eventuele schenkingen van roerende goederen tijdens het leven van de erflater aan zijn erfgerechtigden die werden geregistreerd onder de Vlaamse of Brusselse regelgeving van toepassing op schenkingen van roerende goederen.
3.3.4. Nultarief bij schenking van ondernemingen en bepaalde effecten
Algemeen In Wallonië geldt een nultarief voor de schenking van een onderneming of een pakket aandelen van en vorderingen op een vennootschap. Het nultarief geldt tevens voor de schenking van landbouwgronden die de schenker zich had voorbehouden op het ogenblik dat hij de landbouwactiviteit al eerder had overgedragen. Indien de landbouwgronden echter een oppervlakte van 150 ha overschrijden, is hierop een verlaagd tarief van 3 % verschuldigd (in plaats van het nultarief). De regeling is gelijklopend met de regeling van vererving van ondernemingen en aandelen van een familiale vennootschap (zie hieromtrent 1.6.4). Welke schenkingen kunnen genieten van het verlaagde tarief? • de schenkingen van het vruchtgebruik, de blote of de volle eigendom van een universaliteit van goederen of een bedrijfstak, waarmee de schenker alleen of samen met anderen een nijverheids-, handels-, ambachtslandbouw- of bosbouwactiviteit, een vrij beroep of een ambt of post uitoefent (hierna ‘onderneming’ genoemd). De onroerende goederen die geheel tot bewoning zijn aangewend zijn uitgesloten van het nultarief. De onroerende goederen die gedeeltelijk tot bewoning zijn aangewend zijn slechts uitgesloten in de mate dat zij tot bewoning aangewend zijn; • vennootschapseffecten (ook certificaten van aandelen) van een vennootschap waarvan de zetel van haar werkelijke leiding is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie en die zelf of op geconsolideerde basis samen met haar dochtervennootschappen in hoofdberoep een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouw- of bosbouwactiviteit uitbaat of een vrij beroep, of een ambt of post uitoefent; • schuldvorderingen (t.t.z. geldleningen al dan niet in de vorm van effecten en certificaten van dergelijke vorderingen) op vennootschappen waarvan de aandelen of deelbewijzen worden geschonken tegen het verlaagde tarief, voor zover het totale nominale bedrag van de schuldvorderingen niet hoger is dan het deel van het sociale kapitaal; • de schenkingen van het vruchtgebruik, de blote of de volle eigendom van landbouwgronden, zonder overdracht van de landbouwactiviteit zelf, aan de uitbater of mede-uitbater van de landbouwactiviteit die erop uitgeoefend wordt of in rechte lijn, tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden, op voorwaarde dat de gronden op de datum van de schenking verpacht zijn aan de uitbater van de landbouwactiviteit. Deze laatste voorwaarde geldt ook indien de schenking gebeurt in rechte lijn, tussen echtgenoten of wettelijk samenwonenden en de uitbater van de landbouwactiviteit een vreemde is. Voorwaarden voor het verkrijgen van het nultarief a) Bij schenking van een familiale onderneming • In principe moet de onderneming op datum van de schenking personeel tewerkstellen dat op grond van een arbeidsovereenkomst is aangeworven in de Europese Economische Ruimte. Aan deze voorwaarde is ook voldaan als de uitbater(s) en zijn/hun echtgeno(o)t(e), zijn/hun wettelijk samenwonende, zijn/ hun bloed- en aanverwanten in de eerste graad in hoofdberoep en als enige in de Europese Economische Ruimte tewerkgestelde werknemers van de onderneming zijn aangesloten bij een socialeverzekeringskas voor zelfstandigen. • De schenking moet verplicht bij notariële akte plaatsvinden. • Samen met de authentieke schenkingsakte moet een door het Waals Gewest afgeleverd attest ter registratie worden aangeboden. Indien dit attest niet samen met de schenkingsakte ter registratie wordt aangeboden, is 23
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
het gewone schenkingsrecht van toepassing. Een teruggave is echter mogelijk indien het attest samen met een verzoekschrift tot teruggave alsnog wordt ingediend binnen een termijn van 2 jaar volgend op de datum van registratie van de notariële akte. b) Bij schenking van landbouwgronden • Er moet voldaan zijn aan alle onder a) vermelde voorwaarden in hoofde van de landbouwonderneming die de landbouwgronden uitbaat, maar die op het ogenblik van de schenking geen eigendom meer is van de schenker. • De landbouwgronden zijn op het ogenblik van de schenking verpacht aan een uitbater van een landbouwactiviteit. • De landbouwonderneming die de gronden uitbaat, werd eerder door de schenker overgedragen (niet noodzakelijk aan de begiftigde(n)). c) Bij schenking van aandelen van een familiale vennootschap • De aandelen of deelbewijzen moeten minstens 10 % van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigen. Indien de aandelen geen 50 % van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigen, moet er tevens een aandeelhoudersovereenkomst worden opgemaakt waarin de aandeelhouders zich engageren om de voorwaarden tot behoud (zie verder) na te leven. Die aandeelhoudersovereenkomst is niet vereist als de naaste familie van de overledene of zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende samen met de overledene 50 % bezit op het ogenblik van schenking. • In principe moet de onderneming op het ogenblik van de schenking personeel tewerkstellen die op grond van een arbeidscontract zijn aangeworven in de Europese Economische Ruimte. Aan deze voorwaarde is ook voldaan als de uitbater(s) en hun echtgeno(o)t, hun wettelijk samenwonende, hun bloed- en aanverwanten in de eerste graad als enige in de Europese Economische Ruimte tewerkgestelde werknemers van de onderneming zijn aangesloten bij een Sociale Verzekeringskas voor zelfstandigen. Voor een vennootschap betekent dit dat indien de vennootschap geen personeel tewerkstelt in de Europese Economische Ruimte, de bedrijfsleiding een familiale aangelegenheid moet blijven en deze bedrijfsleiding de zaak actief moet uitbaten. Indien er zich in de vennootschap een bestuurder bevindt die enkel bestuurt en dus geen actieve rol speelt in het leveren van goederen of presteren van diensten door de vennootschap, kan het nultarief niet toegekend worden. • De schenking moet verplicht bij notariële akte plaatsvinden. • Samen met de authentieke schenkingsakte moet een door het Waals Gewest afgeleverd attest ter registratie worden aangeboden. Indien dit attest niet samen met de schenkingsakte ter registratie wordt aangeboden, is het gewone schenkingsrecht van toepassing. Een teruggave is echter mogelijk indien het attest samen met een verzoekschrift tot teruggave alsnog wordt ingediend binnen een termijn van 2 jaar volgend op de datum van registratie van de notariële akte. d) Bij schenking van schuldvorderingen op een familiale vennootschap • Alle voorwaarden die gelden voor de vererving van aandelen van een familiale vennootschap, gelden ook voor het nultarief bij vererving van een schuldvordering op de familiale vennootschap (zie hierboven c). • De lening moet rechtstreeks gebonden zijn aan de behoeften van de industriële activiteit, de handels-, ambachts-, landbouw- of bosbouwactiviteit, van het vrije beroep of van het ambt of de post uitgeoefend ofwel door de vennootschap zelf ofwel, indien het gaat om aandelen van een holding, door de vennootschap zelf en haar dochtervennootschappen. 24
Afzonderlijk tarief van 3 % voor landbouwgronden voor zover ze een oppervlakte van 150 ha overschrijden Voor de overdracht van landbouwgronden van een oppervlakte groter dan 150 ha wordt het nultarief verhoogd tot 3 %. Voor de bepaling van deze 150 ha wordt er tevens rekening gehouden met de landbouwgronden die eerder door schenking tegen het nultarief of het verlaagde 3%tarief zijn overgedragen binnen de 5 jaar vóór de schenking. De in deze periode van 5 jaar geschonken landbouwgronden worden, voor de berekening van de oppervlakte, dus gecumuleerd met de nieuwe schenking van landbouwgronden. Enkel dat deel boven 150 ha wordt belast tegen 3 %. Tevens wordt voor een schenking boven 150 ha een bijkomende voorwaarde tot behoud voorzien (zie verder).
E
De oppervlakte van de landbouwgronden moet beoordeeld worden in hoofde van de schenker. Indien zich in de nalatenschap landbouwgronden bevinden voor een totale oppervlakte van 200 ha, die voldoen aan de voorwaarden, zal ten belope van 50 ha het tarief van 3 % verschuldigd zijn, ook al wordt deze grond geschonken door de 2 kinderen die elk slechts de helft verwerven. Hetzelfde geldt indien aan 1 kind 100 ha wordt geschonken indien in de periode van 5 jaar voor deze schenking aan het ander kind 100 ha werd geschonken.
Voorwaarden tot behoud van het nultarief of van het verlaagde tarief van 3 % voor landbouwgronden die een totale oppervlakte van 150 ha overschrijden a) Bij schenking van een familiale onderneming • De onderneming moet gedurende 5 jaar een activiteit voortzetten die recht geeft op het nultarief, maar niet noodzakelijk dezelfde activiteit als die uitgeoefend op het ogenblik van schenking. Bovendien moet de activiteit ook niet verplicht worden voortgezet door de begunstigde(n) van de schenking. • Het aantal in de Europese Economische Ruimte tewerkgestelde werknemers samen met de zelfstandige uitbaters die in hoofdberoep gebonden zijn aan de onderneming – zie ook hierboven bij voorwaarden tot verkrijging – uitgedrukt in voltijdse eenheden – moet gedurende de eerste 5 jaar na de schenking behouden blijven op ten minste 75 % van het aantal op de dag van de schenking. • De goederen in een hiervoor vermelde onderneming mogen de eerste 5 jaar na de schenking niet aan de onderneming worden onttrokken. • Indien de onderneming een (deel van een) onroerend goed bevat dat tegen het nultarief werd vererfd (dus niet aangewend tot bewoning), blijft er gedurende 5 jaar een verbod gelden om (een bijkomend deel van) dit goed tot bewoning aan te wenden. • De begiftigden die van het nultarief hebben genoten, moeten na verloop van een periode van 5 jaar na de schenking een aangifte indienen als bewijs dat aan de voorwaarden tot behoud is voldaan. Aan deze aangifte moeten een aantal voor eensluidend verklaarde afschriften worden gehecht. b) Bij schenking van landbouwgronden • Er moet gedurende 5 jaar voldaan zijn aan alle onder a) vermelde voorwaarden in hoofde van de landbouwonderneming die de landbouwgronden uitbaat. Indien de landbouwgronden een oppervlakte van 150 ha overschrijden, rekening houdend met eerdere schenkingen in de 5 jaar voor overlijden, geldt de verplichting tot voortzetting van de landbouwactiviteit voor 15 jaar (in plaats van 5 jaar). • De begiftigden moeten de geërfde landbouwgronden gedurende 5 jaar behouden. Een overdracht tussen de verschillende begiftigden onderling is wel toegelaten.
3. REGISTRATIERECHT BIJ SCHENKING VOLGENS DE BRUSSELSE EN DE WAALSE REGELGEVING
E
Indien het nultarief wordt toegekend op de schenking van verpachte gronden ten voordele van de uitbater of mede-uitbater of in rechte lijn, tussen echtgenoten of wettelijk samenwonenden, moeten alle voorwaarden bekeken worden in hoofde van de landbouwexploitatie (na schenking van de gronden) die op de gronden wordt uitgebaat, ook indien aan de uitbater zelf geen gronden werden geschonken.
c) Bij schenking van aandelen van een familiale vennootschap of van een schuldvordering op een familiale vennootschap • De vennootschap moet gedurende 5 jaar een activiteit verderzetten die recht geeft op het nultarief, doch niet noodzakelijk dezelfde activiteit als deze uitgeoefend op het ogenblik van schenking. Bovendien moet de activiteit ook niet verplicht worden voortgezet door de begunstigde(n) van de schenking; • Er moet 75 % van de totale tewerkstelling (zowel werknemers als zelfstandige uitbaters) op het ogenblik van schenking, uitgedrukt in voltijdse eenheden, gedurende de eerste 5 jaar behouden blijven; • Het maatschappelijke kapitaal in een vennootschap mag de eerste 5 jaar na schenking niet aan de de vennootschap worden onttrokken; • De begiftigden moeten na verloop van een periode van 5 jaar na de schenking een aangifte indienen als bewijs dat aan de voorwaarden tot behoud is voldaan. Aan deze aangifte moeten een aantal voor eensluidend verklaarde afschriften worden gehecht. Sancties Indien het nultarief en/of het tarief van 3 % op (een deel van) de landbouwgronden niet wordt gevraagd of het attest niet wordt toegevoegd, geldt het nultarief in principe niet. Er is echter mogelijkheid tot teruggave van te veel betaalde rechten indien binnen een termijn van 2 jaar na betaling van de schenkingsrechten een vraag tot teruggave van te veel betaalde schenkingsrechten wordt ingediend waarin wordt vermeld dat is voldaan aan de voorwaarden en waarbij het vereiste attest wordt toegevoegd. Indien niet langer is voldaan aan de voorwaarden tot behoud, moet de begiftigde de ontvanger hiervan in kennis brengen vóór 30 april van het jaar dat volgt op het jaar tijdens hetwelk één of meerdere voorwaarden tot behoud niet meer zijn vervuld. In dat geval worden de gewone schenkingsrechten (+ intresten) opeisbaar, tenzij overmacht kan aangetoond worden. In principe zijn de aanvullende rechten steeds verschuldigd op het geheel. Er zijn echter slechts gedeeltelijke aanvullende rechten verschuldigd indien een onroerend goed (bijkomend) gedeeltelijk tot bewoning wordt aangewend. Indien de begiftigde de ontvanger niet heeft verwittigd van het niet voldoen aan de voorwaarden tot behoud, is tevens een boete verschuldigd gelijk aan de aanvullende rechten. De sanctie geldt evenwel niet indien de goederen waarop het nultarief werd toegepast, het voorwerp uitmaakt van een kosteloze overdracht ten voordele van de oorspronkelijke schenker alvorens de termijn van 5 jaar is verstreken. Let wel, de kosteloze wederoverdracht maakt in principe op zichzelf een nieuwe schenking uit die op haar beurt aan schenkingsrechten is onderworpen (eventueel aan het nultarief, maar in dat geval geldt een nieuwe periode van 5 jaar gedurende dewelke aan de voorwaarden tot behoud moet worden voldaan). Worden de vrijgestelde onderneming, de aandelen of de landbouwgronden meegeteld voor de bepaling van het tarief van toepassing op de andere goederen? Bij de bepaling van het tarief van de progressieve schenkingsrechten (op gewone onroerende goederen, op de gezinswoning, op sommige onroerende goederen die deel uitmaken van een onderneming of op de roerende goederen die niet van het verlaagd tarief kunnen genieten) moet geen rekening worden gehouden met tegen het Waalse nultarief
geregistreerde schenkingen van ondernemingen, van aandelen of vorderingen of van verpachte landbouwgronden die in het verleden hebben plaatsgevonden. Er moet ook geen rekening gehouden worden met de landbouwgronden die aan het verlaagde tarief van 3 % werden geschonken (omdat ze de drempel van 150 ha overschrijden). Ook bij de bepaling van het tarief van de successierechten bij overlijden binnen een periode van 3 jaar na de schenking (zie hierboven 1.3.4) moet geen rekening worden gehouden met deze schenkingen. 3.3.5. Verlaagd tarief bij schenking van de gezinswoning
Algemeen Naar analogie met het gunsttarief bij de vererving van de gezinswoning (zie hierboven 1.6.3), geldt er een preferentieel tarief op de schenking in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen wettelijk samenwonenden van het aandeel in volle eigendom van de gezinswoning van de schenker. Bovendien wordt voor diezelfde begiftigden (rechte lijn, echtgenoten, wettelijk samenwonenden) de eerste schijf van 12.500 EUR vrijgesteld en bijkomend een tweede schijf van 12.500 EUR indien het brutoaandeel van die begiftigde max. 125.000 EUR bedraagt en dit eveneens naar analogie met de successierechten. Tarieven en tabel Bij een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde schenkingsrecht
plus over het meerdere
– 25.000 EUR 50.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR
25.000 EUR 50.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR –
1% 250 EUR 750 EUR 7.000 EUR 16.000 EUR 76.000 EUR
– 2% 5% 12 % 24 % 30 %
D
9
VOORBEELD
Een gehuwd echtpaar schenkt de volle eigendom van hun gemeenschappelijke gezinswoning in onverdeeldheid aan hun 3 kinderen. De verkoopwaarde van de woning bedraagt 300.000 EUR. Voor de berekening van de schenkingsrechten wordt geacht dat vader aan elke kind een onverdeeld deel in de woning van 50.000 EUR/kind schenkt. Ook moeder schenkt een onverdeeld deel ten belope van 50.000 EUR/ kind. Aangezien elk brutoaandeel per schenking per kind slechts 50.000 EUR bedraagt en dus niet hoger is dan 125.000 EUR, geniet zowel de schenking door vader als de schenking door moeder van een vrijstelling op de eerste schijf van 25.000 EUR. De overige 25.000 EUR wordt tegen het tarief van de 2e schijf (2 %) belast. Elk kind betaalt dus 2 x 500 EUR schenkingsrechten.
Voorwaarden tot verkrijging van het verlaagde tarief Het verlaagde tarief wordt enkel toegekend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: • Het goed moet gelegen zijn in het Waals Gewest (voor de afbakening zie 3.3.1). • De schenking moet plaatsvinden in rechte lijn, tussen echtgenoten en/of tussen wettelijk samenwonenden (bij schenking aan een kind en zijn echtgenoot zal dus enkel de schenking aan het kind van het gunsttarief kunnen genieten en niet het deel dat geschonken wordt aan de echtgenoot van het kind). • Het goed moet geheel of gedeeltelijk tot bewoning bestemd zijn. • De schenking moet het aandeel in volle eigendom van de schenker betreffen. De schenker zal dus het ganse aandeel dat hij in volle eigendom bezit, volledig moeten schenken. De schenking van het vruchtgebruik of een blote eigendom wordt uitgesloten van het voordeel. Ook een schenking met voorbehoud van een 25
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
zakelijk recht van bewoning zal niet van het verlaagde tarief kunnen genieten. • De woning moet, op het ogenblik van overlijden, tenminste 5 jaar tot hoofdverblijfplaats van de schenker hebben gediend. De inschrijving in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister geldt als weerlegbaar vermoeden van hoofdverblijfplaats wat betekent dat zowel de fiscale administratie als de partijen het tegenbewijs mogen leveren. Indien de schenker ingevolge overmacht of om dwingende medische, familiale, maatschappelijke of beroepsreden zijn hoofdverblijfplaats niet heeft kunnen behouden in de woning, blijft het verminderde tarief behouden. Onder dwingende reden van medische aard moet worden verstaan een toestand van behoefte aan verzorging voor de schenker, diens echtgeno(o)t(e), wettelijk samenwonende, kinderen (ook deze van zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende), die opgetreden is na aankoop van de woning en waardoor de schenker in de onmogelijkheid verkeert om de woning te blijven betrekken. • Hoewel de wettekst het niet uitdrukkelijk vereist, is dit gunstregime slechts mogelijk indien het uitdrukkelijk wordt gevraagd (zie hierover ook 1.3.5.). Bovendien is het raadzaam het uittreksel van inschrijving in het bevolkingsregister toe te voegen. Vermindering voor begiftigden met kinderen jonger dan 21 jaar Bij schenking van de gezinswoning wordt de vermindering voor begiftigden met kinderen jonger dan 21 jaar toegekend. Het schenkingsrecht dat is verschuldigd door een begiftigde die minstens 3 kinderen jonger dan 21 jaar heeft, wordt dus verminderd met 2 % per kind, zonder dat de vermindering 62 EUR per kind mag overschrijden. Bovendien wordt ook een vermindering toegestaan ten gunste van de begiftigde echtgenoot of wettelijk samenwonende met kinderen jonger dan 21 jaar. Deze vermindering bedraagt 4 % per kind zonder dat de vermindering 124 EUR per kind mag overschrijden.
3.3.6. Teruggave van schenkingsrechten in geval van ontbinding van de schenking ingevolge de vervulling van een ontbindende voorwaarde die plaatsheeft binnen het jaar volgend op de schenking
Indien een schenking heeft plaatsgevonden onder ontbindende voorwaarde (bijv. van het vooroverlijden van de begiftigde ten opzichte van de schenker, het zogenaamde ‘beding van conventionele terugkeer’ dat in een schenkingsakte zou zijn opgenomen) en deze ontbindende voorwaarde vervuld wordt binnen het jaar volgend op de schenking, waardoor de geschonken goederen automatisch terugkeren naar de schenker, kan teruggave gevraagd worden van de schenkingsrechten die werden betaald (na aftrek van 10 EUR vast registratierecht dat verschuldigd blijft op de schenking). De teruggave wordt verleend indien samen met het verzoekschrift tot teruggave een document ter registratie wordt aangeboden dat door alle partijen werd ondertekend en waarin wordt bevestigd dat de schenking van rechtswege is ontbonden ingevolge de vervulling van de ontbindende voorwaarde binnen het jaar volgend op de schenking. Dit document wordt eveneens geregistreerd aan 10 EUR. Indien de ontbonden schenking werd verleden bij authentieke akte, is vereist dat, door alle partijen, de bevestiging van de ontbinding ten gevolge van de vervulling van de ontbindende voorwaarde, binnen het jaar ook bij authentieke akte wordt vastgesteld. 26
3.3.7. Vrijstelling voor onroerende goederen gelegen in Natura 2000-gebieden en voorlopige vrijstelling voor onroerende goederen gelegen opgenomen in de omtrek van een gebied dat in aanmerking komt voor het Natura 2000-netwerk
Zowel voor schenkingen van onroerende goederen die erkend zijn als Natura 2000-gebied als voor schenkingen van onbebouwde onroerende goederen die opgenomen zijn in de omtrek van een gebied dat in aanmerking komt voor het Natura 2000-netwerk en onderworpen is aan de primaire beschermingsregeling, geldt in het Waals Gewest een vrijstelling van schenkingsrechten. Wat de schenkingen van onbebouwde onroerende goederen betreft die opgenomen zijn in de omtrek van een gebied dat in aanmerking komt voor het Natura 2000netwerk, gaat het om een voorlopige vrijstelling die slechts definitief verworven is indien het goed uiterlijk op 31 december 2016 effectief aangewezen wordt als Natura 2000-gebied. Is dat niet het geval, dan zijn alsnog schenkingsrechten verschuldigd. In dat geval moeten de begiftigden van de vrijstelling binnen de 4 maanden een verklaring in tweevoud ter registratie aanbieden met vermelding van de schenkingsakte, de reden van het betalen van aanvullende rechten en alle andere gegevens die nodig zijn voor het heffen van de rechten (verwantschapsgraad, fiscale woonplaats van de schenker, waarde van het geschonken goed op het ogenblik van het verlijden van de schenkingsakte). Teneinde de begiftigden van het betreffende onroerend goed te compenseren voor de last verbonden aan de primaire beschermingsregeling waaraan het goed werd onderworpen, wordt wel een vermindering van schenkingsrechten toegekend ten belope van 5 % per jaar waarin de primaire beschermingsregeling toegepast is op deze goederen. Elk begonnen jaar mag in rekening worden gebracht voor deze vermindering. 3.3.8. Vrijstelling voor bomen op stam in bossen en wouden
De waarde van bomen op stam in bossen en wouden in de zin van het Waalse Bosdecreet is vrijgesteld van Waalse schenkingsrechten. Vereist is dat de bossen en wouden in Wallonië zijn gelegen. De vrijstelling geldt enkel voor de bomen zelf, niet voor de grond. Eenzelfde vrijstelling geldt indien de schenker zelf geen eigenaar is van het bos of woud, maar deelgerechtigd is in een bosgroepering. De vrijstelling van de waarde van de aandelen in de bosgroepering geldt in de mate dat die aandelen betrekking hebben op de bomen op stam in de bosgroepering. De vrijstelling moet uitdrukkelijk in de schenkingsakte worden gevraagd en in de akte zal, indien het gaat om een schenking van bossen of wouden, de waarde van de grond (zonder de bomen) moeten aangegeven worden die wel onderworpen is aan schenkingsrechten. 3.4. BRUSSELSE SCHENKINGSRECHTEN 3.4.1. Algemeen
Sinds 1 januari 2016 zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de tarieven van de schenkingsrechten niet langer gelijklopend met die inzake successierechten. De tarieven van de onroerende schenkingen zijn drastisch verlaagd en lopen, sinds 1 januari 2016 gelijk met de tarieven van toepassing in het Vlaams Gewest. Heel wat gunstmaatregelen inzake successierechten zijn tevens terug te vinden voor de schenkingsrechten. Daarnaast bestaat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een verlaagd tarief voor schenking van roerende goederen. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bestaat uit de 19 volgende gemeentes: Anderlecht, Brussel, Elsene, Etterbeek, Evere, Ganshoren, Jette, Koekelberg, Oudergem, Schaarbeek, St.-Agatha-Berchem, St.-Gillis, St.- JansMolenbeek, St.-Joost-ten-Node, St.-Lambrechts- Woluwe, St.-Pieters-Woluwe, Ukkel, Vorst, Watermaal- Bosvoorde.
3. REGISTRATIERECHT BIJ SCHENKING VOLGENS DE BRUSSELSE EN DE WAALSE REGELGEVING
3.4.2. Schenking van onroerende goederen (behalve een gezinswoning – zie verder 3.4.5)
E
SINDS 1 JANUARI 2016: Nieuwe tarieven en tabellen Sinds 1 januari 2016 zijn de tarieven van de ‘gewone’ onroerende schenkingen verlaagd, werden de schijven beduidend verminderd en bestaan er nog slechts twee verschillende categorieën, nl. die van de schenkingen in rechte lijn en tussen partners en die van de schenkingen aan alle anderen (er is dus geen specifiek tarief meer voor schenkingen tussen broers en zussen en tussen ooms of tantes en neven of nichten).
B. Tarieven en tabel tussen alle andere personen Bij een brutoaandeel van:
A. Tarieven en tabel in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden Bij een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de verschuldigde schenkbelasting
plus over het meerdere
0 EUR 150.000 EUR 250.000 EUR 450.000 EUR
150.000 EUR 250.000 EUR 450.000 EUR –
3% 4.500 EUR 13.500 EUR 49.500 EUR
– 9% 18 % 27 %
In de categorie ‘rechte lijn’ vallen: • begiftigden in rechte lijn (zowel de biologische als de ten volle geadopteerde kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, ouders, grootouders, overgrootouders); • de gewone adoptiekinderen en -ouders in de volgende gevallen: – wanneer het adoptiekind een kind is van de echtgenoot van de adoptant; – wanneer, op het ogenblik van de adoptie, het adoptiekind onder de voogdij was van de openbare onderstand of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, of wees van een voor België gestorven vader of moeder; – wanneer het adoptiekind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 6 jaar zonder onderbreking van de adoptant of van de adoptant en diens echtgenoot samen, dan wel van de adoptant en de persoon met wie hij samenwoont tezamen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normalerwijze van hun ouders krijgen; – wanneer de adoptie gedaan werd door een persoon van wie al de afstammelingen voor België gestorven zijn. Ook de afstammelingen van (gewone) adoptiekinderen kunnen tegen het tarief ‘rechte lijn’ erven van de adoptieouders van hun geadopteerde ouder. In omgekeerde zin (adoptieouders die erven van een afstammeling van hun geadopteerd kind) geldt de gelijkschakeling niet. Wanneer het kind ‘ten volle’ werd geadopteerd, is er steeds een volledige gelijkstelling met een ‘eigen’ kind (en dit niet enkel in de relatie adoptieouder- adoptiekind, doch ook ten opzichte van de andere bloedverwanten), waardoor deze ten volle geadopteerde kinderen onder de categorie ‘rechte lijn’ moeten worden geplaatst; In de categorie ‘echtgenoten en samenwonenden’ vallen: • de echtgenoten; • de wettelijk samenwonenden, t.t.z. zij die naar Belgisch recht een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand.
De categorie ‘rechte lijn’ in het Brusselse Wetboek Registratierechten is dus niet zo uitgebreid als deze in het Wetboek Successierechten (zie hierboven 1.7.2). Niet-geadopteerde stief- en zorgkinderen worden, voor wat de schenkingsrechten betreft, niet gelijkgeschakeld met verkrijgers ‘in rechte lijn’. In een aantal gevallen van (gewone) adoptie geldt de gelijkschakeling ‘in rechte lijn’ tussen de adoptieouder en het adoptiekind en dit onder dezelfde voorwaarden als inzake successierechten (zie hieromtrent meer onder 1.7.2). De ten volle geadopteerde kinderen worden altijd volledig gelijkgeschakeld met eigen kinderen.
meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de verschuldigde schenkbelasting
plus over het meerdere
0 EUR 150.000 EUR 250.000 EUR 450.000 EUR
150.000 EUR 250.000 EUR 450.000 EUR –
10 % 15.000 EUR 35.000 EUR 95.000 EUR
– 20 % 30 % 40 %
Vermindering voor begiftigden met kinderen jonger dan 21 jaar Een begiftigde tot wiens gezin ten minste 3 kinderen behoren die jonger zijn dan 21 jaar, krijgt op de schenkingsrechten die zijn onderworpen aan het gewone progressieve tarief een vermindering van 2 % van het verschuldigde recht per kind jonger dan 21 jaar ten laste tot een maximum van 62 EUR per kind. Bij schenking tussen echtgenoten die ten minste 3 tot het gezin behorende kinderen jonger dan 21 jaar hebben, geniet de begiftigde echtgenoot een vermindering van 4 % per kind jonger dan 21 jaar, met een maximum van 124 EUR per kind. Progressievoorbehoud (bij opeenvolgende schenkingen en bij overlijden) Een roerende schenking is steeds onderworpen aan een vast tarief (van 3 of 7 %) zodat er bij schenking van een roerend goed bij de bepaling van het tarief geen rekening wordt gehouden met schenkingen uit de periode van 3 jaar vóór de roerende schenking. Ook omgekeerd, bij een schenking van een onroerend goed, zal geen rekening worden gehouden met de eerdere roerende schenkingen. Ook in geval van overlijden binnen de 3 jaar na de schenking zal er, om het progressieve recht van successie te bepalen, geen rekening worden gehouden met de schenking van roerende goederen die werden geregistreerd tegen het Brusselse verlaagde tarief van 3 of 7 % (zie ook 1.7.6). 3.4.3. Schenking van roerende goederen
Tarieven In rechte lijn, tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden bedraagt het tarief 3 %. Voor alle andere schenkingen (tussen broers en zusters, tantes/nonkels en neven/ nichten, maar ook tussen vreemden zoals de niet-geadopteerde stiefkinderen) bedraagt het tarief 7 %.
E
Bij schenking van een roerend goed tegen het verlaagde tarief van 3 of 7 % heeft de begiftigde geen recht op de hierboven vermelde vermindering voor kinderen jonger dan 21 jaar.
Progressievoorbehoud (bij opeenvolgende schenkingen en bij overlijden) Een roerende schenking is steeds onderworpen aan een vast tarief (van 3 of 7 %) zodat er bij schenking van een roerend goed bij de bepaling van het tarief geen rekening wordt gehouden met schenkingen uit de periode van 3 jaar vóór de roerende schenking. Ook omgekeerd, bij 27
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
een schenking van een onroerend goed, zal geen rekening worden gehouden met de eerdere roerende schenkingen. Ook in geval van overlijden binnen de 3 jaar na de schenking zal er, om het progressief recht van successie te bepalen, geen rekening worden gehouden met de schenking van roerende goederen die werden geregistreerd aan het Brusselse verlaagde tarief van 3 of 7 % (zie ook 1.7.6).
E
Er zal, wat de successierechten betreft, wel nog rekening gehouden moeten worden met eventuele schenkingen van roerende goederen tijdens het leven van de erflater aan zijn erfgerechtigden die werden geregistreerd tegen het Vlaamse of Waalse verlaagde tarief van toepassing op schenkingen van roerende goederen (omdat de schenker op het ogenblik van schenking geacht werd zijn fiscale woonplaats in het Vlaams of het Waals Gewest te hebben – rekening houdend met de periode van 5 jaar vóór de schenking (zie 3.2.)) maar enkel indien deze roerende schenkingen dateren van vóór 1 januari 2016. Voor schenkingen in de 3 jaar voor overlijden die dateren van na 31 december 2015, wordt het progressievoorbehoud bij overlijden volledig afgeschaft in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (zie 1.7.6.)
3.4.4. Verlaagd tarief bij schenking van ondernemingen en een aandelenpakket van een ‘actieve’ vennootschap
Algemeen In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is nog steeds het oude federale regime van schenking van ondernemingen en aandelen van toepassing. Het tarief bedraagt 3 % ongeacht of er al dan niet een graad van verwantschap is tussen schenker en begiftigde. Zowel de grond- als de vormvoorwaarden zijn echter zodanig streng dat dergelijke schenkingen in de praktijk niet veel voorkomen. Welke schenkingen kunnen genieten van het verlaagde tarief? De schenkingen van volle eigendom van: • een universaliteit van goederen of een bedrijfstak, waarmee een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, een vrij beroep, een ambt of post wordt uitgeoefend (hierna onderneming genoemd). De onroerende goederen die gedeeltelijk of geheel tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd en die deel uitmaken van de onderneming blijven onderworpen aan het gewone progressieve tarief. Indien bepaalde goederen van de onderneming niet mee worden overgedragen (bijv. het gedeeltelijk tot bewoning bestemd onroerend goed dat tot de onderneming behoort en aan de schenker toebehoort), is er geen sprake meer van overdracht van een universaliteit of bedrijfstak en verliest men het gunstregime voor het geheel; • aandelen of deelbewijzen van een vennootschap waarvan de zetel van haar werkelijke leiding is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie en die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, een vrij beroep, een ambt of post tot doel heeft, mits zij minstens 10 % van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigen. Voorwaarden voor het verkrijgen van het verlaagde tarief a) Bij schenking van een onderneming • Zowel de schenker als de begiftigde moet een natuurlijke persoon zijn. • De schenking moet verplicht bij notariële akte plaatsvinden. Bovendien moeten in of onderaan de schenkingsakte een hele lijst vermeldingen en verbintenissen worden opgenomen en in sommige gevallen ook een verklaring door een notaris, bedrijfsrevisor of accountant. Het gaat hier om strikte vormvoorwaarden die moeten worden nageleefd op straffe van het definitieve verlies van het gunstregime. 28
b) Bij schenking van aandelen van een vennootschap • Zowel de schenker als de begiftigde moet een natuurlijke persoon zijn. • De aandelen of deelbewijzen moeten minstens 10 % van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigen. Indien de aandelen geen 50 % van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigen, moet er tevens een aandeelhoudersovereenkomst worden opgemaakt. • De schenking moet verplicht bij notariële akte plaatsvinden. Bovendien moet in of onderaan op de schenkingsakte een hele lijst vermeldingen en verbintenissen worden opgenomen en in sommige gevallen ook een verklaring door een notaris, bedrijfsrevisor of accountant. Het gaat hier om strikte vormvoorwaarden die moeten worden nageleefd op straffe van het definitieve verlies van het gunstregime. Voorwaarden tot behoud van het verlaagde tarief a) Bij schenking van een onderneming • Er geldt een verplichting tot ononderbroken voortzetting van de activiteit door alle begiftigden en dit gedurende 5 jaar te rekenen van de datum van de authentieke akte van schenking. • Indien de schenking van een onderneming een onroerend goed bevat dat van het verlaagde tarief heeft genoten omdat het op het ogenblik van schenking niet tot bewoning was aangewend, blijft er gedurende 5 jaar een verbod gelden tot aanwending van dat goed tot bewoning. • De goederen van de onderneming mogen niet vervreemd worden binnen een periode van 5 jaar volgend op de schenking, tenzij deze overdracht is gerechtvaardigd door de uitoefening van de activiteit (dit is bijv. het geval bij de vervanging van verouderde investeringsgoederen en de verkoop van de stock). • Jaarlijks moet het bewijs geleverd worden van ononderbroken voortzetting van de activiteit of het behoud van de aandelen. Bij administratieve tolerantie werd een uitzondering ingevoerd op de verplichting tot voortzetting van de activiteit van de onderneming door alle begunstigden en op het vervreemdingsverbod wanneer een onderneming, die door een ouder bij schenking aan zijn voorbehouden erfgenamen werd geschonken, in dezelfde akte of op dezelfde dag in een afzonderlijke akte van verdeling, aan één of meer van deze erfgenamen wordt toebedeeld (de zogenaamde ‘dubbele akte’). Op dat ogenblik is het voldoende dat slechts de erfgenaam aan wie de onderneming werd toebedeeld de voorwaarden tot behoud verder naleeft. b) Bij schenking van aandelen van een vennootschap • Er is een verplichting tot behoud van de volle eigendom van de aandelen gedurende een ononderbroken periode van 5 jaar. Bij administratieve tolerantie werd een uitzondering ingevoerd op het vervreemdingsverbod wanneer de aandelen van een vennootschap die door een ouder bij schenking aan zijn voorbehouden erfgenamen werden geschonken, in dezelfde akte of op dezelfde dag in een afzonderlijke akte van verdeling aan één of meer van deze erfgenamen worden toebedeeld (de zogenaamde ‘dubbele akte’). Op dat ogenblik is het voldoende dat slechts de erfgenaam aan wie de aandelen werden toebedeeld de voorwaarden tot behoud verder naleeft. • Tevens geldt de verplichting om de zetel van de werkelijke leiding te behouden in een staat van de Europese Economische Ruimte (EER). Sancties Indien aan de voorwaarden tot behoud niet langer is voldaan, moet de begiftigde de ontvanger hiervan in kennis brengen. In dat geval worden de gewone schenkingsrechten (+ intresten) opeisbaar.
3. REGISTRATIERECHT BIJ SCHENKING VOLGENS DE BRUSSELSE EN DE WAALSE REGELGEVING
Deze sanctie geldt evenwel niet in geval van overmacht of indien de volle eigendom van de goederen waarop het verlaagde recht werd toegepast, het voorwerp uitmaakt van een kosteloze overdracht ten voordele van de oorspronkelijke schenker alvorens de termijn van 5 jaar is verstreken gedurende welke de activiteit moet worden voortgezet of de volle eigendom van de aandelen of deelbewijzen behouden moet blijven. Bovendien zijn er geen aanvullende rechten verschuldigd wanneer de overdracht plaatsvindt door erfopvolging, door schenking (of, bijkomend in een geval van schenking van aandelen, door overdracht ten bezwarende titel aan een ander lid van de aandeelhoudersovereenkomst), dit slechts op voorwaarde dat de rechthebbenden, de begiftigden of de verkrijgers de door de overledene, de schenker of de overdrager aangegane verbintenissen overnemen. Progressievoorbehoud bij opeenvolgende schenkingen Bij opeenvolgende schenkingen binnen een periode van 3 jaar tussen dezelfde partijen moet de belastbare grondslag die in aanmerking werd genomen voor de eerste schenking bij de belastbare grondslag van de daaropvolgende schenking worden opgeteld om zo het op de laatste schenking toepasselijke tarief te bepalen. Dit geldt eveneens indien een van de betreffende schenkingen een schenking van een onderneming of aandelen van een vennootschap tegen het verlaagde tarief is. Dit progressievoorbehoud heeft echter geen praktisch gevolg wanneer de laatste schenking in de rij de schenking van een onderneming of aandelen is onderworpen aan een vast tarief van 3 %. Aangezien het progressievoorbehoud in theorie speelt, blijft de verplichting bestaan om in de schenkingsakte van de tegen het verlaagde tarief overgedragen onderneming of aandelen melding te maken van de in de voorbije 3 jaar tussen dezelfde partijen reeds gedane schenkingen. 3.4.5. Gunsttarief bij schenking van een woning die wordt bestemd tot gezinswoning van minstens een van de begiftigden – afgeschaft sinds 1 januari 2016 maar eventueel nog van toepassing op schenkingen onder een opschortende voorwaarde die dateren van vóór 1 januari 2016
Algemeen Een beetje naar analogie met het gunsttarief bij de vererving van de gezinswoning (zie hierboven 1.7.4), gold er tot 31 december 2015 een preferentieel tarief op de schenking in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen wettelijk samenwonenden van het aandeel in volle eigendom van de schenker in een onroerend goed dat bestemd werd als hoofdverblijfplaats van minstens een van de begiftigden. Samen met de verlaging van de gewone tarieven op onroerende schenkingen werd dit gunsttarief afgeschaft. Het tarief blijft echter van toepassing op een schenking van een dergelijke gezinswoning die dateert van vóór 1 januari 2016 en die is gebeurd onder een opschortende voorwaarde die zich realiseert na 31 december 2015 (omtrent de verschuldigdheid van de schenkingsrechten bij een schenking onder opschortende voorwaarde, zie 3.1.3.). Tarief Het gewone tarief tot de schijf van 250.000 EUR wordt met een derde verlaagd. De tabel houdende het voordeeltarief voor schenkingen van woningen in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen wettelijk samenwonenden, zal er bijgevolg als volgt uitzien. Voor een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedragen de schenkingsrechten
plus over het meerdere
– 50.000 EUR
50.000 EUR 100.000 EUR
2% 1.000 EUR
– 5,3 % (verlaagd tarief)
100.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR
175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR –
3.650 EUR 8.150 EUR 17.150 EUR 77.150 EUR
6% 12 % 24 % 30 %
(verlaagd tarief) (gewoon tarief) (gewoon tarief) (gewoon tarief)
Voorwaarden tot verkrijging van het verlaagde tarief Het verlaagde tarief is onderworpen aan de volgende voorwaarden: • Het goed moet gelegen zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (voor de afbakening van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zie 3.4.1). • De schenking moet plaatsvinden in rechte lijn, tussen echtgenoten en/of tussen wettelijk samenwonenden (zie hierboven 3.4.2) (bij schenking aan zowel een begiftigde die behoort tot de categorie rechte lijn, echtgenoot of wettelijk samenwonende, als een begiftigde die niet tot deze categorieën behoort, zal deze laatste het gewone tarief betalen op het verkregen deel). • Het goed moet geheel of gedeeltelijk tot bewoning bestemd zijn. De schenking van een bouwgrond wordt uitdrukkelijk uitgesloten van het gunsttarief. • De schenking moet het aandeel in volle eigendom van de schenker betreffen. De schenker zal dus het ganse aandeel dat hij in volle eigendom bezit, volledig moeten schenken. De schenking van het vruchtgebruik of een blote eigendom wordt uitgesloten van het voordeel ook als dit samen met het onverdeelde deel in volle eigendom wordt geschonken. Een schenking met voorbehoud van een zakelijk recht van bewoning is geen schenking van volle eigendom en zal dus niet van het verlaagde tarief kunnen genieten. • De begiftigde die van het verlaagde tarief wenst te genieten mag, op de datum van de schenking, niet reeds voor de geheelheid volle eigenaar zijn van een ander onroerend goed dat geheel of gedeeltelijk tot bewoning is bestemd (onverdeelde eigenaar of blote eigenaar of vruchtgebruiker kan dus wel). Ook hier wordt een bouwgrond niet beschouwd als een ander geheel of gedeeltelijk tot bewoning bestemd onroerend goed. Er wordt niet enkel rekening gehouden met de onroerende goederen die de begiftigde in België bezit, maar ook met zijn in het buitenland gelegen onroerende goederen. • In de notariële schenkingsakte moeten een aantal vermeldingen verplicht worden opgenomen: – de begiftigde(n) moet(en) uitdrukkelijk om de toepassing van het voordeeltarief vragen; – de begiftigde(n) moet(en) verklaren dat hij/zij voldoet/voldoen aan de voorwaarde omtrent het nietbezitten van een ander geheel of gedeeltelijk tot bewoning bestemd onroerend goed; – minstens een van de begiftigden die voldoet aan alle voorwaarden moet zich verbinden om binnen de 2 jaar zijn hoofdverblijfplaats te vestigen op de plaats van de geschonken woning (zie voorwaarden tot behoud). Voorwaarden tot behoud van het gunsttarief • Minstens een van de begiftigden die de verbintenis tot vestigen van de hoofdverblijfplaats in de geschonken woning in de schenkingsakte heeft aangegaan (en die zelf voldoet aan alle voorwaarden van het verlaagde tarief) zal zijn hoofdverblijfplaats in de woning moeten vestigen binnen 2 jaar na registratie van de schenking (zie ook de vermelding in de schenkingsakte hierboven). De inschrijving in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister geldt als vermoeden van het vestigen van de hoofdverblijfplaats, maar zowel de administratie als de begiftigde kunnen het tegenbewijs proberen te leveren; 29
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
E
Voor schenkingsakten die werden verleden vóór 12 februari 2012 geldt tevens nog de voorwaarde die op dat ogenblik bijkomend van toepassing was, nl. dat de begiftigde(n) die zijn/hun hoofdverblijfplaats vestigt/vestigen in de geschonken woning tevens zijn/hun hoofdverblijfplaats moet(en) behouden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gedurende een ononderbroken termijn van minstens 5 jaar, te rekenen vanaf de datum van vestiging van de hoofdverblijfplaats in het geschonken goed, dus, in principe, vanaf de datum van inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister. Het is niet vereist om 5 jaar in de geschonken woning zelf te blijven wonen. Deze bijkomende voorwaarde werd geschrapt voor schenkingen vanaf 12 februari 2012.
Sancties De sanctie voor het niet nakomen van de voorwaarden tot behoud hangt af van het feit of er al dan niet nog minstens één begiftigde is die zich in de schenkingsakte had verbonden en die aan de voorwaarden tot behoud voldoet. Indien dit het geval is, worden enkel de begiftigden die
30
zich verbonden hadden en niet meer voldoen aan hun verbintenis gesanctioneerd. Zij zullen in dat geval aanvullende rechten (+ intresten) betalen op hun uit de schenking verkregen aandeel. Indien er echter geen enkele begiftigde die zich had verbonden nog voldoet aan de voorwaarden tot behoud, worden de gewone schenkingsrechten op het geheel of het nog resterende deel van de schenking van toepassing. Deze aanvullende rechten (+ intresten) zijn verschuldigd door de begiftigden die hun verbintenissen niet zijn nagekomen (zowel op hun deel als op het deel van de begiftigden die wel van het gunsttarief hebben genoten, maar niet de verbintenis tot vestiging van de hoofdverblijfplaats in de geschonken woning – en, voor schenkingen die dateren van vóór 12 februari 2012, tot behoud van de hoofdverblijfplaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest – zijn aangegaan). Er zijn echter geen aanvullende rechten verschuldigd indien het niet nakomen van de verbintenissen te wijten is aan overmacht.