,
'Zes uitdagingen
l
voor rechtshandhaving in de buurt'
<
m
DAVID R. KARP
"»z
...
:;
o o
"
t;;)
m
C"
In dit tijdschrift wordt regelmatig aandacht besteed ontwikkelingen binnen het Amerikaanse communitarisme. Wat levert een communitaristische kijk op veiligheid op? Op 28 februari dit jaar tijdens de Communitatian Summit in Washington leidde David Karp een uitvoerige discussie over 'community justice', Vorig jaar kwam het door hem geredigeerde boek 'Community justice: an emer ging field' uit. Onderstaand artikel van zijn hand is een ingekorte versie van
een langer - nog nergens gepubliceerd - artikel waarin hij dilemma's van een communitaristische benadering inventariseert. Relevant voor Nederland waar de wijkgerichte justitiele aanpak terrein wint.
::> -c
c
-
Momenteel voltrekken zich grote veranderingen in het denken over rechtspraak en meer in het algemeen over de hele regulering van de maatschappij. Niet Ian ger wordt uitsluitend naar de overheid gekeken voor de oplossing van proble men, al blijft het besefbestaan dat daarbij enige vorm van collectieve actie nood zakelijk blijft. Naast de verantwoordelijkheid van de overheid wordt in beleids vorming en -implementatie tegenwoordig vaker de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenschap genoemd. Dit artikel gaat dieper in op de rol van de lokale gemeenschap bij de preventie van criminaliteit en het bevorderen van gerechtig heid. Een definitie van rechtshandhaving in de buurt Rechtshandhaving in de buurt is een containerbegrip voor al die varianten van preventie en handhaving waarbinnen expliciet een rol is weggelegd voor de buurtbewoners en hun organisaties. Deze vorm van rechtshandhaving is geba seerd op de inspanningen die individuele burgers, maatschappelijke verbanden samen met het gevestigde systeem van rechtshandhaving ontplooien bij het tegengaan van criminaliteit. Zij is gericht op resultaten op lokaal niveau. Daarmee wordt het zwaartepunt verlegd van het individu naar de sociale ornge ving van dit individu, van individueel geweten naar gemeenschappelijk gedeelde waarden en normen en van individueel belang naar algemeen belang.
'"
-c
68
-
>
Een effectieve vorm van rechtshandhaving in de buurt vereist niet uitsluitend
"'"
van de leefomgeving. Kwaliteit van de leefomgeving wordt primair door drie fac
'" :;
het bestrijden van misdaad, maar het garanderen en verbeteren van de kwaliteit
C'
»<
:(
toren bepaald: het 'gevoel van saamhorigheid' van de bewoners (McMillan en
'" -
Chavis. 1986), het vermogen van de lokale gemeenschap functioneel en moreel
'"
'z >"
competente individuen op te voeden (Selznick, 1992) en het vermogen van de gemeenschap het welbevinden van haar leden te verhogen door het aanbieden
:(
van collectieve voorzieningen zoals veiligheid (Bursik 1988).
'" <
-;
0 0
Rechtshandhaving in de buurt onderscheidt zich van traditionele rechtshandha
'"
0
ving door zes kernelementen (ad. Clear en Karp, 1997) 1) De coordinatie van de diverse beleidsonderdelen vindt op lokaal niveau
,... '"
." "
plaats. 2)
Rechtshandhaving in de buurt wordt aangestuurd door informatie. In een traject van interactieve besluitvorming worden wijkveiligheidsplannen gecombineerd met gegevens die door bijvoorbeeld wijkverenigingen wor den aangeleverd zodat zoveel mogelijk tegemoet wordt gekomen aan de specifieke situatie in een wijk of stadsdeel.
3)
Het zwaartepunt van beleid ligt bij het oplossen van problemen zowel op korte als op lange termijn. Dit vereist een proactieve benadering, die pri mair gericht is op het wegnemen van de oorzaak, en secundair op het bestrijden van de gevolgen, en een waarbij problemen niet gelsoleerd maar in hun sociale context worden aangepakt.
4)
Ten vierde vereist rechtshandhaving in de buurt decentralisatie van justi
tiele organisatie' en van verantwoordelijkheden naar de lokale gemeen
schap. Hiermee wordt de besluitvorming lager in de justitiele keten
geplaatst en de samenwerking tussen rechtshandhavende en hulpverle
•
nende ins tanties vergemakkelijkt.
5)
Cruciaal is participatie vanuit de buurt. De bewoners leveren de informa tie voor de feedback van het systeem en door groeiend verantwoordelijk heidsbesef kan informele handhaving vanuit de buurt geleidelijk de for
6)
me Ie handhaving vanuit het systeem aanvullen en vervangen. Vanwege de focus op lokale aandachtspunten en de benodigde actieve opstelling van de burgers is een open en procesmatige benadering vereist. Door af te zien van toepassing van externe gestandaardiseerde procedures kan de buurt de vrijheid geboden worden eigen prioriteiten te stellen en methodieken te kiezen die kunnen rekenen op brede consensus.
De bovengenoemde elementen maken het mogelijk voor elk probleem maatwerk te leveren en vormen daardoor een belangrijke verbetering van bestaande bena deringen. Zij brengen echter ook een aantal risico's met zich mee die ondervan gen dienen te worden om succesvolle implementatie van dit model mogelijk te
69
-
maken. Deze worden in dit artikel nader bekeken.
1. Gebiedsgebonden werken, maar welk gebied precies? Wat is nu precies die buurt waarover gesproken wordt? Drie aspecten spelen een 1'01 bij de definitie van de buurt: het geografische karakter van een omgeving, de mate van interdependentie binnen een gemeenschap en de eigen identiteit van een sociale omgeving. Vaal' het bepalen van de geografische grenzen van een gemeenschap kan worden teruggegrepen op de intuities van de bewoners. Dit 'wijkgevoel' is onder andere afhankelijk van de tijd dat men in een bepaalde omgeving woonachtig is ge weest en de hoeveelheid lokale sociale contacten die men onderhoudt (Guest, 1984). Naarmate de lokale socia Ie contacten intensiever zijn, nemen de mogelijk heden Vaal' informele sociale controle irnrners toe. (zie pg. 4 Karp). Het voordeel van geografische aspecten is, dat zij eenvoudig te meten zijn en daarmee aan trekkelijke empirische gegevens bieden, op basis waarvan beleid kan worden ge maakt ofbijgesteld. Geografische bepalingen hebben echter hun grenzen: door de toenemende mogelijkheden Vaal' communicatie en mobiliteit zijn de banden van burgers met hun directe sociale omgeving losser geworden: mensen werken in een andere wijk of stad, familiebanden en andere sociale contacten strekken
-
zich nu uit tot vel' buiten de directe sociale omgeving (Hawley 1971). In dit ver band zijn de sociale netwerken van een individu wellicht betere determinanten vaal' zijn sociaIe inbedding dan de geografische nabijheid van andere individuen (Wellman en Leighton 1979). Interdependentie van individuen is een tweede belangrijk aspect bij het bepalen van de natuurlijke grenzen van een gemeenschap, omdat geen enkel individu in totale isola tie leeft. Deze interdependentie heeft betrekking op affectieve ban den en materiele afhankelijkheid. Gesteld kan worden dat een gemeenschap sterker (hechter?) is naar mate de wederzijdse afhankelijkheid sterker is. Deze wederzijdse afhankelijkheid wordt fysiek zichtbaar in het voorzieningenniveau van een gemeenschap. maar vooral door de mate waarin bewoners van deze voorzieningen gebruik maken: waar werkt men en zoekt men ontspanning? Waar heeft men vrienden en betrekt men dienstverlening zoals rechtsbijstand, onderwijs of een schilder? Dergelijke sociale netwerken vormen een betere indi catie Vaal' sociale cohesie dan geografische nabijheid. Belangrijk is de constate ring dat het Vaal' het tegengaan van gettovorming, bijvoorbeeld in arme wijken in de binnensteden, van doorslaggevend belang is juist de sociale netwerken die een verbinding tussen deze wijken en de rest van de gemeenschap vormen, in stand te houden en te versterken. Identiteit tenslotte is de derde, belangrijke maar complexe determinant. Identi
<:
rn
'"z
:> ...;
so o
'"o
,.. "'
70
-
teit, en daarmee samenhangende solidariteit, wordt bepaald door nationaliteit,
:>
'" :!
beroep, geloofsovertuiging, gedeelde opvattingen met vrienden, politieke voor
'"'e"
keuren etcetera en strekt zich daarmee uit tot ver buiten de lokale sociale ge
/'
~ rn
meenschap. Zij kan daarmee zelfs in conflict zijn (Firey 1947; Gans 1962; Suttles
;;; <
1968). Geografische nabijheid, interdependentie en identiteit zijn derhalve indicatoren
z
voor het bepalen van de kracht van een gemeenschap, maar een hoge score op
~
alledrie de indicatoren kan ook verstikkend werken. Een geisoleerde leefomge
'":>'" ...; 0 0
ving met beperkte en uit dien aard verplichtende economische en sociale contac
'o"
ten is niet bevorderlijk voor culturele diversiteit en kan binnenin de gerneen
'"e '"-o
schap conformisme afdwingen. Er moet derhalve een afgewogen evenwicht en mix van deze drie elkaar compenserende factoren gevonden worden. Zo wordt sociale interdependentie in positieve zin beinvloed door de aanwezigheid van een adequaat kleinschalig voorzieningenniveau, varierend van buurtwinkels tot wijkbureaus. Ook rechtshandhaving in de buurt, bijvoorbeeld door programma's als 'Kijk op de wijk' (preventief) en 'Attentie, buurtpreventie' kan een positief effect op de sociale cohesie in een gemeenschap hebben. Doordat dit soort pro gramma's vaak vanuit de lokale overheid opgestart en begeleid worden. wordt het risico van gettovorming eveneens ondervangen.
2. Een overvloed aan informatie Rechtshandhaving in de buurt is een multidimensionale, door informatie aange
»
Geografische
nabijheid, interdependentie en identiteit
•
zijn derhalve indicatoren voor
de traditionele aanpak. Factoren als: geestelijke gezondheid, armoede, gebrek
aan sociale cohesie in een woonomgeving zijn elementen die in de nieuwe bena
de ring meewegen. Bezonnen prioritering is dus vereist.
Daarnaast vereist de nieuwe aanpak ook het samenwerken met nieuwe partners:
bij het stroomlijnen van de nieuwe samenwerkingsverbanden zal energie gein
kracht van een
vesteerd moeten worden in het overwinnen van hindernissen op het gebied van
gemeenschap,
opgedane ervaring, bestaande verantwoordelijkheden (Sadd en Grine, 1996) en
organisatorische belemmeringen zoals niet geschakelde systemen van informa
score op alledrie de Indicatoren kan ook verstikkend werken.
Ii,
Door de aard van de aanpak, die naast repressie voornamelijk gericht is op pre
ventie, is het aantal problemen dat aangepakt moet worden veel groter dan bij
het bepalen van de
maar een hoge
I~
stuurde benadering van misdaad en aan overtredingen gerelateerde overlast.
tieverwerking.
Met betrekking tot het eerste gesignaleerde probleem kan worden opgemerkt
dat van politie- ambtenaren nu een veel meer proactieve opstelling wordt ver
wacht met betrekking tot het signaleren en rapporteren van misstanden die cri
mineel gedrag tot gevolg zouden kunnen hebben (Goldstein, 1990). Politieambte
naren worden in groeiende mate ingeschakeld als voorlichter (bijvoorbeeld op
scholen). Speciale programma's als 'STOP!' en 'HALT' rich ten zich op specifieke
71
-
groepen overtreders. In het kader van die programma's worden taakstraffen ge geven om de relatie tussen overtreding en sanctie duidelijker te laten doorklin ken. Er is met andere woorden een steeds stijgend aantal problemen die met be hulp van de nieuwe benadering kunnen (dienen tel worden aangepakt. Een in het oog springend voorbeeld is de surveillance op straat, waar nu niet langer al leen op overlast en overtredingen wordt gelet, maar veeleer op het voorkomen hiervan. Een dergelijke proactieve opstelling veronderstelt naast intensieve contacten met de buurtbewoners om de problemen in kaart te brengen, het leggen van contac ten met derden en het gebruiken van hun beschikbare gegevens om een zo volle dig mogelijk profiel te krijgen van de wijk. Een dergelijke benadering roept de vraag op of men van de politieambtenaren mag verwachten dat ze al deze taken zelf opnemen en uitvoeren. Mogen dergelijke activiteiten gedelegeerd worden naar andere organisaties in de wijk? Loopt men niet het risico gewekte verwach tingen te beschamen omdat de hoeveelheid gesignaleerde problemen vele malen groter is dan de hoeveelheid problemen die uiteindelijk opgelost kan worden?
-
~
Bij bet buidige
takenpakket past een agent die tegelijkertijd sociaal werker is, alert in bet omgaan met emoties. De agent functioneert nu ook als initiator in een gemeenschap en als 'opvoeder'.
Indien men aldus met de noodzaak tot prioriteren wordt geconfronteerd, welke criteria dienen daarvoor dan gehanteerd te worden? Welke institutionele (ver) banden zijn noodzakelijk om effectieve oplossingen mogelijk te maken? De gevraagde proactieve opstelling wekt verwarring over de verdeling van verant woordelijkheden. Daarnaast wordt er veel verwacht van leden van de gemeen schap, niet aileen van individuele burgers maar ook bijvoorbeeld van bedrijven. Nieuwe eisen worden ook gesteld aan het takenpakket van met name wijkagen ten: was het vroeger voldoende conflicten snel te kunnen oplossen; bij het huidi ge takenpakket past een agent die tegelijkertijd sociaal werker is, alert in het omgaan met emoties. De agent functioneert nu ook als initiator in een gemeen schap en als 'opvoeder'. Dit doet een beroep op nieuwe capaciteiten als proactief werken, leiderschap, vermogen netwerken te kunnen onderhouden en daarmee te werken, en organisatietalent. Tenslotte zal een wijkagent geleidelijk aan een deel van de wijk zelfworden, en kan van hemj haar een normatieve invloed op de wijk uitgaan. Kan van een politieambtenaar gelijktijdige vervulling van deze, wellicht in sommige gevallen tegenstrijdige rollen verwacht worden? Hoe kan gemeten worden of al deze takenj rollen goed vervuld worden? Welke effecten heeft de nieuwe rol die de politieambtenaar in de wijk vervult op de rollen die andere actoren in de wijken spelen? Omdat de implementatie van het concept 'rechtshandhaving in de buurt' nog in de experimentele fase verkeert, is het noodzakelijk dat met name voor de infor matievergaring en de nieuwe taken ten aanzien van de lokale gemeenschappen snel procedures voor prioritering ontwikkeld worden. Als dit niet gebeurt bestaat het risico dat deelnemers, overweldigd door de informatie en toegeno men verantwoordelijkheden, niet bij machte zijn aan de verwachtingen te vol
'" <
,."''" z ..;
s
o o
'o"
,... "'
-
>
:::'"
doen, hetgeen in de buurt zelf zalleiden tot frustratie en teleurstelling.
"e rn
3. Proactief werken: De problematiek van sociale ongelijkheid
./
~
'" <
'"
'z"
tie kunnen worden opgevangen.
s
Onderzoek (Sampson en Wilson, 1998: p. 98 en Wilson, 1987) wijst uit dat de
> ..;
• I
Essentieel voor de succesvolle implementatie van rechtshandhaving in de buurt is de mate waarin de negatieve effecten van socia Ie ongelijkheid en sociale isola
0 0
'"
t:1
sociale omgeving van groot belang is voor bijvoorbeeld de subjectieve arrnoede
'" r-
beleving van een individu. In achterstandsgebieden concentreren zich proble
." "
men als hoge werkloosheid, kansarme gezinnen en misdaad, terwijl juist daar de sociaIe cohesie vaak zwak is. In sociaal opzicht zwak georganiseerde buurten kenmerken zich door hun onvermogen tot het uitoefenen van socia Ie controle en het invullen van collectieve doelstellingen (Bursik, 1988). Individuen blijken in sterke mate te reageren op de norrnatieve invloed die van hun sociaal zwak of juist sterk georganiseerde leefomgeving uitgaat. Daarnaast biedt een sterk geor ganiseerde omgeving structurele voordelen omdat zij mensen het houvast biedt van sociale en economische lokale netwerken, netwerken die in een achter standsgebied vaak niet voorhanden zijn. Belangrijke aspecten om mee te wegen zijn in dit verband de teruglopende vraag naar ongeschoolde arbeid, en ander zijds het risico van gettovorming onder voornamelijk allochtonen.'
Problernen die het gevolg zijn van deze rwee ontwikkelingen, bijvoorbeeld de
-
disproportionele hoeveelheid jonge, voornamelijk Marokkaanse mannen dat ~In
zich schuldig maakt aan enige vorm van crimineel gedrag, zouden rekening
achterstands
rnoeten worden aangepakt met in acht name van deze rwee achtergrondvariabe
gebieden
len.
cOJ¥:entreren zich problernen aIs hoge
Lokale overheden hebben diverse strategieen ontplooid om de problernen van armoedeconcentratie en segregatie tegen te gaan. Meestal zijn deze gericht op het versterken van de economische structuur van de acntergestelde wijk: verbete
werkloosheid,
ringen op het gebied van onderwijs, 'Scholing naar Werk'-trajecten, stimule
kansarme gezinnen
ringsprogramma's voor lokaal ondernemersschap, convenanten met lokale
en misdaad, terwijl
ondernerners gericht op het verbeteren van de werkgelegenheid etcetera.
juist daar de
Rechtshandhaving in de buurt zal niet snel succesvol geimplementeerd kunnen
sociale cohesie
worden als zij niet in deze bredere structurele context wordt opgepakt,
vaak zwak is.
4. Decentralisatie van bevoegd gezag en informele sociale controle Wanneer gezag wordt overgedragen van overheid op de lokale gemeenschap kun nen er twee problemen ontstaan: de buurt kan de gedelegeerde verantwoorde lijkheid niet oppakken, terwijl aan de andere kant het gevaar bestaat dat zij de haar toegerneten verantwoordelijkheden te ruim opvat, en te veel gaat doen.
-
73
Waar ligt de verantwoordelijkheid voor informee1 uitgeoefende macht? Wie is aanspreekbaar als er middelen worden ingezet die in de algemeen maatschappe lijke context ontoelaatbaar worden geacht? Met name burgerinitiatieven als straatpatrouilles leiden aan dit manco, omdat forme le controle ontbreekt. Een aantal vragen dient beantwoord te worden: Welke relatie zou er moe ten bestaan tussen de buurt en de formele justitiele keten? Eigenmachtig optreden van buurtbewoners kan risico's met zich meebrengen als gevolg van gebrek aan ervaring, en daarnaast resulteren in het gebruik van onorthodoxe en ontoelaat bare middelen. De gevaren van discriminatie en conflictescalatie liggen op de loer. Dit alles noopt tot het ontwikkelen van duidelijke regels waaraan burgerini tiatieven dienen te voldoen.
In welke mate mag men de buurt inschakelen bij dit nieuwe systeem van preven
tie en handhaving? Er kan immers niet zonder meer gesteld worden dat de gehe
Ie buurt in een gegeven situatie weI of niet wordt ingeschakeld. Een genuanceer
de afweging zou moeten worden gemaakt op basis van informatie over de aard
van de geconstateerde problemen, het te verwachten risico dat betrokkenen
lopen, de per buurt verschillende mogelijkheden, en niet in de laatste plaats de
toe te pass en sancties.
Belangrijk is tenslotte de vraag in hoeverre een actie vanuit een buurt mag wor
den gezien als een initiatief dat ook door de gehele lokale gemeenschap wordt
gedragen. Worden de gehanteerde normen -wat is toelaatbaari wat niet- door de
gehele buurt gedeeld? Hoe is overeenstemming bereikt over de tolerantiegren
zen?
Daarnaast komt de rechtspositie van de vermeende daders potentieel in het
geding. Bij informeel optreden is onduidelijk tot wie de verdachte zich kan wen
den voor bescherming: er is immers geen aanklacht ingediend, geen rechtsgang
gestart, de mogelijkheid raadslieden in te schakelen ontbreekt, terwijl er desal
niettemin gesanctioneerd wordt. Opsporingsambtenaren hebben bepaalde zorg
vuldigheidsbeginselen in acht te nemen alvorens iemand iets ten laste te leggen;
mogen burgerinitiatieven vrijgesteld worden van het hanteren van dergelijke
beginselen? De macht van het systeem van rechtshandhaving is vergaand gefor
maliseerd en wordt, teneinde rechtszekerheid te garanderen, op procedurele
basis uitgeoefend. Indien machtsuitoefening wordt gedecentraliseerd om de legi
timiteit en effectiviteit van rechtshandhaving te bevorderen, dienen de beginse
len van verantwoordelijkheid en rechtszekerheid eveneens met nieuwe waarbor
gen omkleed te worden.
5. Participatie vanuit de gemeenschap Aan de andere kant loert het gevaar van een buurt die niet reageert op het appel tot delen van bevoegdheden en taken. Voorstelbaar is een situatie waarbij een
<
'"
",z. -;
:<
o o
"o ...'"
74
gedeelte van de gemeenschap een onevenredige ins panning levert ten bate van het collectieve goed veiligheid, waarvan de gehele gemeenschap profiteert, zon der dat de anderen in deze gemeenschap hier zelf een bijdrage aan leveren (de zgn. free- riderproblematiek). Participatie is afhankelijk van een groot aantal persoonlijke factoren: de eigen <
mening die men over het aan te pakken probleem heeft, het vertrouwen in de kracht van het traditionele systeem en de verwachte effectiviteit van eigen inspanning (kosten- baten inschatting). Velen zullen participeren vanuit een
,.'"'" z -;
~
o o
diepgevoelde betrokkenheid bij de gemeenschap; zij ervaren het als prettig ver antwoordelijkheid te kunnen dragen voor hun eigen leefomgeving (Skogan, 1988; Goldschmith- Hirsch, 1998). De mogelijkheden wijkbewoners te betrekken is verder afhankelijk van een veelheid aan factoren: interessant is bijvoorbeeld de verhouding eigenaars en huurders in een buurt: huiseigenaren blijken mak kelijker in te schakelen dan huurders (Skogan, 1988).
't":J
e'"
Daarnaast speelt de omgeving waarbinnen collectieve actie moet worden onder
nomen een belangrijke rol. Voor sommige acties geldt dat een grote inspanning moet worden ondernomen die een relatief gering of onzichtbaar effect heeft. Uit onderzoek blijkt dat acties ondernomen tegen drugsgerelateerde overlast veel succesvoller zijn dan acties gericht op bijvoorbeeld inbraakpreventie, omdat de resultaten van de inspanning direct zichtbaar zijn (Davis en Lurigio, 1996).
-•
Riskanter is nog een reactie van bewonersgroepen ofvoortrekkers in de gemeen schap van wie maar moeilijk kan worden vastgesteld in hoeverre zij de diverge rende belangen van de gehele gemeenschap behartigen. Sommige groepen buurtbewoners voelen zich wellicht niet betrokken vanwege hun traditionele wantrouwen tegen de politie ofvanuit de vrees tot vergelding (Grine, 1998). Gebrek aan vertrouwen in de gekozen oplossing werd al genoemd. Daarnaast kan er frictie ontstaan tussen deelnemende groepen bewoners (Skogan, 1988), en in de deelnemende groepen kan een conflict ontstaan tussen bijvoorbeeld wijk
vereniging en wijkbestuur (Grine, 1998).
Een andere verstorende factor kan gevormd worden door een scheve machtsver
houding tussen justitieel apparaat en groepen in de buurt (Crawford, 1995),
omdat de laatsten niet beschikken over voldoende vakkennis en jargon, waar
door leiderschap en adviesfunctie in een task force onevenwichtig verdeeld zijn.
Een en ander resulteert dan niet alleen in een op ondemocratische wijze tot
stand gekomen beleidslijn, maar ook in een systematisch voorbijzien aan de
behoeften van bepaalde achtergestelde en gemarginaliseerde groepen. Een
gevolg hiervan kan zijn dat de aan te pakken misdaad niet wordt opgelost, maar
zich bijvoorbeeld verplaatst naar een andere wijk.
Het is mogelijk effectieve en representatieve participatie te bewerkstelligen,
maar daarvoor is een stadsbrede wil tot versterking van de lokale democratie
noodzakelijk (Berry, Portney en Thompson, 1993).
75
Hiervoor dienen macht en middelen aan organen in de gemeenschap te worden gedelegeerd. Dit dient te worden gecombineerd met beleidsmatige aanpassingen in het ambtelijk apparaat, en vooral met het stimuleren van de ontwikkeling van een duidelijk en representatief stelsel van wijkverenigingen dat in staat is burgers te activeren. Op deze wijze kunnen de genoemde valkuilen voor een evenwichtige en duurzame participatie vanuit de gemeenschap mogelijk ontwe ken worden.
6. Evaluatie en resultaten
<:
"'
'z"
>
..., :E o o
""''" e
Er blijkt nog weinig overeenstemming te bestaan over de wijze waarop geevalu
eerd kan worden in hoeverre de nieuwe aanpak van criminaliteit vanuit de
buurt succesvol is. Uit de onderzoeksresultaten tot nu toe vloeit merkwaardig
genoeg voort dat naarmate de gehanteerde methoden voor evaluatie 'harder'
zijn, de effectiviteit van de gehanteerde gedragslijn lijkt af te nemen. Een en
ander lijkt voort te vloeien uit een fout in de gehanteerde onderzoekssystema
tiek, die onvoldoende recht doet aan het belang van resultaten geboekt in het
functioneren van het proces of de organisatie (Bennett, 1998). Hieruit vloeit dan
ook vooreerst het pleidooi voort om de nieuwe procesmatige benadering van
misdaadpreventie en -repressie te betrekken bij het ontwikkelen en evalueren
van beleidsprogramma's.
De klassieke productgerichte evaluatie he eft behoefte aan 'harde' gegevens, die
op georganiseerde, bureaucratische wijze verzameld en verwerkt dienen te wor
den. Door op deze wijze informatie te verzamelen wordt echter voorbijgegaan
aan het -voor het langetermijn succes van organisaties- onontbeerlijke eigen leer
proces. Hun procesgerichte orientatie heeft behoefte aan flexibele doelen, die
kunnen worden bijgesteld naarmate de organisatie bedrevener wordt in het
mobiliseren van participanten, het samenwerken met andere organisaties en
instanties, en het ontwikkelen van nieuwe strategieen voor nieuwe probleemde
finities. Een organisatie die onvoldoende gelegenheid tot leren krijgt, zal minder
effectief kunnen opereren in het aanpakken van lokale problemen.
Het is nog niet geheel duidelijk hoe een goede balans gevonden kan worden tus
sen enerzijds de nog steeds noodzakelijke evaluatie van het product en ander
zijds de noodzakelijke aandacht voor de procesmatige behoeften van organisa
ties. Zo moet bijvoorbeeld voorkomen worden dat een mager resultaat zonder
gegronde reden wordt verklaard uit een ineffectief opererende organisatie. Het
vinden van deze onontbeerlijke balans vormt een enorme uitdaging voor diege
nen die rechtshandhaving in de buurt willen doen slagen.
-
Conclusie
;.
" :: '"
rn
::;
In dit artikel is gepoogd de wezenlijke kenmerken en problemen van rechts handhaving in de buurt te benoemen. Rechtshandhaving in de buurt vloeit
"
den bij enkele onderliggende vooronderstellingen van de traditionele bestrijding
r
~
voort uit een paradigmaverschuiving die ertoe leidt dat vraagtekens gezet wor m
";. Z
van criminaliteit. Rechtshandhaving in de buurt verschilt van de klassieke indi
::;
vidualistische benadering van een overtreder tegenover de staat: een individu
...;
0 0
wordt nu beschouwd als ingebed in een netwerk van relaties, beinvloed door en
'"orn
verantwoording verschuldigd aan de lokale gemeenschap, meer nog dan aan de
r
,::
staat. Rechtshandhaving in de buurt vormt een deelaspect bij het opbouwen van
'-o"
de gemeenschap. Een van haar expliciete doelstellingen is het collectieve welzijn van de leden van de gemeenschap, zodat aspecten als preventie, kwaliteit van leefomgeving en angst voor misdaad even serieus worden genomen als tegen gaan van misdaad zelf. Boven alles biedt rechtshandhaving in de buurt een filosofisch perspectief op de noodzakelijke balans tussen individuele vrijheid en maatschappelijke orde. Het is dan ook onvermijdelijk dat deze vorm van rechtshandhaving verweten zal worden dat ze inbreuk maakt op bepaalde rechten, in haar zoeken naar het ver
Jc7 Indien duurzame consensus bereikt
beteren van het algemeen welzijn (Kelling en Coles, 1996). Indien duurzame consensus bereikt kan worden over de noodzakelijke balans tussen individuele vrijheid en de verantwoordelijkheid van elke burger voor het
kan worden over de
welvaren van de gehele gemeenschap, dan is er een goede kans dat rechtshand having in de buurt gerechtigheid zal kunnen verschaffen aan slachtoffers, over
noodzakeIijke
treders en lokale gemeenschappen.
baIans tussen individueIe vrijheid
•
en de verantwoor deIijkheid van eIke
David R. Karp is verbonden aan de faculteit Sociologie van het Skidmore College in de Verenigde Staten. Dit artikel dat tevens gepubliceerd zal worden in Journal of Community Psychology werd uit het Engels vertaald doorAnne Michiels-van Kessenich.
burger voor het
Noten
weIvaren van de gehele gemeen
1
schap, dan is er een
(JIB)'
loopt van 1996 tot
2000.
Op wijkni
veau werken Officier van justitic en politie samen zodat de procedures
goede kans dat
bekort kunnen worden, de relatie tussen overtreding en afdoening voor
rechtshandhaving
de overtreder duidelijker is, en de gedupeerden niet maandenlang hoe yen te wachten op justitiele afdoening.
in de buurt gerechtigheid zaI kunnen verschaffen.
-
Het project '[ustitie in de Buurt
2
In de Verenigde Staten heeft het probleern van sociale segregatie voorna melijk be trekking op de zwarte bevolking. In Nederland zijn er andere bevolkingsgroepen die dit risico lopen (waaronder voornamelijk Marokkanen en Turken), en de aard van de problematiek is (o.a. door his
77
--
torische verschillen) niet geheel vergelijkbaar. Daarom is in de volgende passage gekozen voor een parafrase van de oorspronkelijke paragraaf.
Literatuur: Anderson, David C. 1996. 'In New York City, a 'Community Court' and a New
<
"'
Legal Culture.' NI] Program Focus.
'":z>
Bass, Carole. 1992. 'Colleagues Go to the Mat Over Campaign to Out 'johns'.' The
o o
...;
~
Connecticut Law Tribune, April
20:
trt C'
Bazemore, Gordon and Mark Umbreit. 1995. 'Rethinking the Sanctioning Function in juvenile Court: Retributive or Restorative Responses to Youth Crime.' Crime and Delinquency 41:296-316. Bennett, Susan. 1998. 'Community Organizations and Crime.' Pp. 31-46 in David R. Karp, ed., CommunityJustice: An EmergingField. Lanham,
MD:
Rowman and
Littlefield. Berry, Jeffrey M., Kent E. Portney, and Ken Thomson. 1993. The Rebirth of Urban
Democracy. Washington,
DC:
Brookings.
Blau, Peter M. 1964. Exchange and Power in Social Life. New York: Wiley. Blau, Peter M. 1977. Inequality and Heterogeneity. New York: The Free Press. Bourdieu, Pierre. 1977. 'Cultural Reproduction and Social Reproduction.' Pp. 496 521 in Power and Ideology in Education, edited by J. Karabel and A. H. Halsey. New York: Oxford University Press. Braithwaite, john. 1989. Crime, Shame, and Reintegration. Cambridge: Cambridge University Press. Buerger, Michael. 1998. 'A Tale of Two Targets: Limitations of Community Anticrime Actions.' Pp. 137-166 in David R. Karp, ed., CommunityJustice: An Emerging Field. Lanham, MD: Rowman and Littlefield. Burgess, Ernest W. 1967. 'The Growth of the City: An Introduction to a Research Project.' Pp. 47-62 in The City, edited by R. Park and E. W. Burgess. Chicago: University of Chicago.
'"
"
PA.
Bursik, Robert J., Jr. 1988. 'Social Disorganization and Theories of Crime and Delinquency: Problems and Prospects.' Criminology 26:519-551 Chavis, David M., Paul W. Speer, Ira Resnick, and Allison Zippay. 1993. 'Building Community Capacity to Address Alcohol and Drug Abuse: Getting to the Heart of the Problem.' Pp. 251'284 in Drugs and the Community, edited by R. C. Davis, A. J. < rrr se
Lurigio, and D. P. Rosenbaum. Springfield, IL: Charles C. Thomas .
>
z .-; :,;
Clarke, Ronald V. and Pat Mayhew. 1988. 'The British Gas Suicide Story and Its
o o
Criminological Implications.' Pp. 79-116 in Crime and justice: A Review of the Research, vol. 10, edited by M. Tonry and N. Morris. Chicago: University of Chicago.
'tJ" m r-
Clear, Todd R. and David R. Karp. 1997. 'Communityjustice: Preventing Crime and Achievingjustice.' Report to the National Institute of]ustice. Coleman, James. 1990. Foundations of Social Theory. Cambridge, MA: Harvard
University Press.
Crawford, Adam. 1995. 'Appeals to Community and Crime Prevention.' Crime,
Law, and Social Change 22:97-126. Davis, Robert C. and Arthur J. Lurigio. 1996. Fighting Back: Neighbourhood Antidrug Strategies. Thousand Oaks: Sage Publications.
_.
Dubow, Fred and Aaron Podolefsky. 1982. 'Citizen Participation in Community
I 1, j
Crime Participation.' Human Organization 41 :307-314.
•
Durkheim, Emile. 1950. The Rules of Sociological Method. Glencoe, IL: The Free Press. Etzioni, Amitai. 1996. The New Golden Rule. New York: Basic. Farley, Reynolds, Howard Schuman, Suzanne Bianchi, Diane Colasanto, and Shirley Hatchett. 1978. "Chocolate City, Vanilla Suburbs:' Will the Trend Toward Racially Separate Communities Continue?' Social Science Research 7=319-344. Firey, William. 1945. 'Sentiment and Symbolism as Ecological Variables.' American Sociological Review 10:140-148. Gans, Herbert. 1962. The Urban Villagers: Group and class in the Life of Italian Americans. New York: Free Press.
79
Goldsmith-Hirsch, Suzanne. 1998. 'The Takoma Orange Hats: Fighting Crime and Building Community in Washington, D.C.' Pp. 47-80 in David R. Karp, ed., Community justice:An Emerging Field. Lanham, MD: Rowman and Littlefield. Goldstein, Herman. 1990. Problem-Driented Policing. New York: McGraw-Hill. <
Grine, Randolph M. 1998. 'Angels in Marble': Problems in Stimulating Community Involvement in Community Policing.' Pp. 167-202 in David R. Karp, ed., Community justice: An EmergingField. Lanham,
MD:
Rowman and Littlefield.
"'
'>z"
.-;
:E o o
'"
" e"' Guest, Avery M. 1984. 'Robert Park and the Natural Area: A Sentimental Review.' Sociology and Social Research 68:1-21. Guest, Avery M. and Barrett A. Lee. 1984. 'How Urbanites Define Their Neighbourhoods.' Populations and Environment 7=33-57. Hawley, Amos. 1971. Urban Society: An Ecological Approach. New York: Ronald. Hunter, Albertj. and Gerald D. Suttles. 1972. 'The Expanding Community of Limited Liability.' Pp. 44-8'1 in The Social Construction of Communities, edited by G.D. Suttles. Chicago: University of Chicago Press.
-
Karp, David R., ed. 1998. Community justice:An EmergingField. Lanham, Rowman and Littlefield.
MD:
Kasarda, john. 1989. 'Urban Industrial Transition and the Underclass.' Annals of the American Academy of Political and Social Science 501 :26-47. Kelling, George L. and Catherine M. Coles. 1996. Fixing Broken Windows. New York: The Free Press. Kozol, jonathan. 1991. Savage Inequalities. New York: HarperPerennial. Logan, john R. and Harvey L. Molotch. 1987. Urban Fortunes: The Political Economy of Place. Berkeley: University of California Press. Lyon, Larry. 1987. The Community in Urban Society. Chicago: Dorsey Press. Massey, Douglas S. and Nancy A. Denton. 1993. American Apartheid. Cambridge: Harvard University Press.
!! 80
Mitchell, Alison. 1992. 'In an Often Violent City, A Not-50-Simple Beating.' P. 51 in The New YorkTimes. December 6. Molotch, Harvey. 1976. 'The City as a Growth Machine.' AmericanJournal of Sociology 82:309-330. <
National Crime Prevention Council. 1995.350 Tested Strategies to Prevent Crime.
'z"
Washington,
"'
:>
DC:
National Crime Prevention Council.
...;
.:E
o o
Newman, Oscar. 1972. Defensible Space. New York: Macmillan.
'tl"
"'
r-
Olson, Mancur. 1965. The Logic of Collective Action. Cambridge: Harvard University Press. Peak, Kenneth J. and Ronald W. Glensor. 1996. Community Policing and Problem Solving. Upper Saddle River, NJ: Prentice Hall. Rosenbaum, Dennis P. 1988. 'Community Crime Prevention: A Review and Synthesis of the Literature.' Justice Quarterly 5:323-395. Rusk, David. 1995. Cities Without Suburbs. Washington DC: Woodrow Wilson Center Press. Sadd, Susan and Randolph M. Grine. 1996. 'Implementation Challenges in Community Policing.' National Institute ofJustice Research in Brief.
-
Sampson, Robert J. and William Julius Wilson. 1998. 'Toward a Theory of Race,
•
Crime, And Urban Inequality.' Pp. 97-118 in David R. Karp, ed .. CommunityJustice: An Emerging Field. Lanham, MD: Rowman and Littlefield. Selznick, Philip. 1992. The Moral Commonwealth. Berkeley: University of California Press. Skogan, Wesley G. 1988. 'Community Organizations and Crime.' Pp. 39-78 in
Crime and Justice: A Reviewof the Research, vol. 10, edited by M. Tonry and N. Morris. Chicago: University of Chicago. Skogan, Wesley G. 1990. Disorder and Decline: Crime and the Spiral of Decay in American Neighborhoods. New York, NY: The Free Press. Suttles, Gerald D. 1968. The Social Order of the Slum. Chicago: University of Chicago Press.
81
Taylor, Ralph B. 1988. Human Territorial Functioning. Cambridge: Cambridge University Press.
,. ::;'"
'" "'
r»<
Weisburd, David. 1988. 'Vigilantism as Community Social Control: Developing a
~
Quantitative Criminological Model.' Journal of Quantitative Criminology 4: 137-153.
;;;
Wellman, Barry and Barry Leighton. 1979. 'Networks, Neighbourhoods, and
,.'"
"' <: m
Communities: Approaches to the Study of the Community Question.' Urban Affairs Quarterly 14:363-390.
z
..;
~ 0
0
't"l
"' rWilson, James Q and George L. Kelling 1982. 'Broken Windows.' The Atlantic Monthly, March, pp. 29-38. Wilson, William J. 1987· The Truly Disadvantaged. Chicago: University of Chicago Press. Wilson, William J. 1996. When Work Disappears. New York: Alfred A. Knopf. Winokur, Cheryl. 1995. 'He's the Neighbourhood Watcher.' The Connecticut Law Tribune, July 3, P.14.
'"
'v
-
.
,;
.
,~
?'
r
• ,.
"
•