ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven Aanzetten voor een vernieuwd industriebeleid in Vlaanderen
Een industriebeleid
voor de nieuwe industriële revolutie
Guido Nelissen, adviseur studiedienst ACV-CSC METEA
Uitgave van het Vlaams ACV V.U.: Dominique Leyon Haachtsesteenweg 579 1030 Brussel www.acv-online.be Depotnummer: D/2014/0780/08 Ontwerp: gevaertgraphics Druk: gevaertprinting
INHOUD
Inleiding
4
1. Een nieuwe industriële revolutie?
5
2. Industriebeleid revisited
7
3. Het ‘nieuwe’ industriebeleid in Vlaanderen
10
4. Aanbevelingen voor een versterkte en duurzame industrie in Vlaanderen 5. Epiloog
16 26
Bijlage 1. Werkgelegenheid in Vlaanderen
28
Bijlage 2. Evolutie werkgelegenheid Vlaamse economie sedert begin crisis 29
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven Aanzetten voor een vernieuwd industriebeleid in Vlaanderen
INLEIDING
V
olgens vele wetenschappers en beleidsmakers staan we vandaag op de drempel van de ‘derde industriële revolutie’ gebaseerd op hernieuwbare energie, internet, hernieuwbare grondstoffen en ken-
nis. Zij zou ons een duurzame, laagkoolstofeconomie moeten opleveren. En hoewel enkel de geschiedenis zal uitwijzen of dit inderdaad zo zal zijn, zien we toch heel wat aanwijzingen dat de traditionele productie-en consumptiemethodes uit de tweede industriële revolutie in volle beweging zijn. Omdat dit verregaande consequenties heeft voor het (industrieel) beleid vangen we dit artikel dan ook aan met een korte beschrijving van deze nieuwe revolutie. Vervolgens proberen we een beeld te schetsen van de herontdekking van het industriebeleid door de Europese Commissie. Pas na het barsten van de dotcom-zeepbel in 2001 - na een decennialange stilte - lanceerde de Europese Commissie systematisch nieuwe mededelingen rond industriebeleid. Die hebben geleid tot een modernisering van het instrumentarium en een nieuwe invulling van het concept industriebeleid. Het weze duidelijk dat elk industriebeleid in Vlaanderen zich volledig binnen de contouren van dit Europese beleid zal afspelen (en dat Vlaanderen ook volop de kansen die dit beleid aanreikt, moet grijpen). Dit Vlaamse beleid proberen we in het volgende hoofdstuk te resumeren. De huidige blikvanger van dit beleid, het Nieuw Industriebeleid, moet daarbij worden gezien als een duidelijke poging voor de creatie van een nieuw elan rond de verankering van de industrie in Vlaanderen, wat een positieve ontwikkeling is. Tenslotte zetten we zelf wat richtingaanwijzers uit over hoe we de Vlaamse industrie in een meer duurzame richting kunnen stuwen om zo nieuwe, kwalitatief hoogstaande jobs te creëren.
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
4
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
1 Een nieuwe industriële revolutie? Reeds in een speech van 1 oktober 2007 zei José Manuel Barroso, Voorzitter van de Europese Commissie het volgende “I think we are now standing on the brink of a Third Industrial Revolution: the Low-Carbon Age. Like the previous industrial revolutions, this will be driven by technology and new forms of energy. It will also transform our societies.” Aan de overzijde van de ocean werd hij hierin bijgetreden door de Amerikaanse president Barack Obama die in zijn State of the Union van januari 2010 stelde dat “The nation that leads the clean energy economy will be the nation that leads the global economy. And America must be that nation”. Staan we inderdaad op de drempel van een nieuwe industriële revolutie als zelfs wereldleiders die doorgaans toch hun woorden goed afwegen daar alvast van uit lijken te gaan? En lopen zij dan met hun uitspraken niet hopeloos achterop bij Gaston Geens, de eerste voorzitter van de Vlaamse Executieve (van een minister-president of een Vlaamse regering was toen nog geen sprake), die reeds in 1981 zijn DIRV-campagne (Derde Industriële Revolutie Vlaanderen) lanceerde met daarin veel aandacht voor micro-elektronica, biotech en nieuwe kunststoffen. In tegenstelling tot ViA (Vlaanderen in Actie) groeide DIRV uit tot een sterk merk. De affiche voor de Flanders’ Technology – beurzen, waarin een robot- en mensenhand elkaar raken,
Industriële revoluties worden gekenmerkt door radicale, abrupte en duurzame veranderingen in zowel de dominante energiedragers als in de meest gebruikte grondstoffen, productietechnologieën en communicatiebronnen
drong door tot het collectieve Vlaamse geheugen. Maar allicht was Gaston Geens zijn tijd te ver vooruit, want op dat ogenblik was het brede spectrum aan technologische doorbraken vereist om van een ‘revolutie’ te gewagen, nog niet aanwezig. Mobiele telefonie en internet waren nog niet de dominante communicatiemiddelen en de trend naar hernieuwbare energie stond nog in zijn kinderschoenen. Industriële revoluties worden immers gekenmerkt door radicale, abrupte en duurzame veranderingen in zowel de dominante energiedragers als in de meest gebruikte grondstoffen, productietechnologieën en communicatiebronnen. Enkel als deze vier domeinen tegelijkertijd veranderen kan men spreken van een nieuw industrieel paradigma. De eerste industriële revolutie einde 18de eeuw werd aangedreven door resp. steenkool (energie), staal (grondstof) ,de stoommachine (productietechnologie) en de telegraaf (communicatie). De eerste
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
5
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
industriële revolutie zorgde ook voor nieuwe maatschappelijke instituties. Zij leidde tot de burgerlijke grondwet die eigendomsrechten moest waarborgen en het liberale kapitalisme met vrije markten diende mogelijk te maken. De tweede industriële revolutie een eeuw later bracht ons olie, plastics, de assemblagelijn en radio en tv. Omdat de inzet van machines tot massaproductie leidde, diende tevens voor voldoende afzetmarkten te worden gezorgd. Massaconsumptie werd mogelijk gemaakt door een rechtvaardiger inkomensverdeling. Dit was op zijn beurt enkel maar mogelijk via de invoering van de parlementaire democratie en de uitbouw van het sociaal overleg als belangrijkste instrumenten voor de verdeling van de toegenomen rijkdom. De sociale welvaartsstaat was geboren. De contouren voor een derde industriële revolutie werden stilaan duidelijk tijdens het laatste decennium van vorige eeuw. Informatie-, bio- en eco-technologieën domineren steeds meer het productieproces, terwijl automatisering niet langer tot grote productiviteitsstijgingen aanleiding geeft. Innovatie en kennis zijn nu de grootste bronnen van productiviteitsstijging. Hernieuwbare energie, energie-efficiëntie, de creatie van slimme, gedecentraliseerde elektriciteitsnetwerken verdringen steeds meer de fossiele brandstoffen. Hernieuwbare grondstoffen, nieuwe materialen en recyclage vervangen primaire grondstoffen. En het internet en de draadloze communicatie vervangen de vaste communicatienetwerken. Op institutioneel vlak staan we voor de uitdaging om het concept ‘duurzame welvaartsmaatschappij’ een concrete vorm en inhoud te geven. De financiële crisis van 2007, waarvan we nog steeds de gevolgen voelen, lijkt toch een belangrijk keerpunt te zijn. De grootste economische recessie sedert de jaren 1930 kan niet uitsluitend worden beschouwd als een banken- en huizencrisis. De sterke stijgingen van grondstof- en voedselprijzen (met rellen in een aantal ontwikkelingslanden) voorafgaand aan het omvallen van de banken, wijzen erop dat er meer aan de hand is en dat economische groei sneller dan voorheen botst op relatieve schaarste aan grondstoffen en materialen en bovendien kampt met verzadigde markten. De sterke economische groei voorafgaand aan de bankencrisis was bovendien grotendeels gedopeerd door goedkope kredietverlening.
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
6
Een industriebeleid voor de derde industriële revolutie
2 Industriebeleid revisited Zonder twijfel heeft het industriebeleid een sleutelrol in de ondersteuning van de transformatie naar een meer duurzame economie. Industriebeleid is immers het belangrijkste instrument om vorm te geven aan de productiestructuren (de aanbodzijde). Een weloverwogen en duurzaam industriebeleid heeft het potentieel om het diepgewortelde dilemma van economische groei te overstijgen: een economische groei die niet duurzaam is omwille van zijn ecologische impact aan de ene kant, een voldoende hoge groei (en consumptie) om de negatieve impact van productiviteitsstijgingen op de werkgelegenheid te neutraliseren aan de andere kant. Het actieterrein van het traditionele industriebeleid dient daartoe verbreed tot terreinen als duurzame productie, hernieuwbare energie, energie-efficiëntie, duurzame logistiek en mobiliteit, duurzaam grondstofgebruik. Meer nog: eindigheid van grondstoffen en klimaatverandering moeten uitgroeien tot de belangrijkste hefbomen voor een nieuwe, duurzame en competitieve productiestructuur in Europa. Dat de Europese Commissie sinds de eeuwwende het industriebeleid herontdekt heeft, is dan ook geen toeval. Na jarenlang stilzwijgen (de laatste Europese mededeling over industriebeleid dateerde van 1994 en was eerder een afrekening met het protectionistische en dirigistische oude en nationale industriebeleid) werd in 2002 immers een nieuwe mededeling rond het thema gepubliceerd. Tot dan werd het Europese beleid voornamelijk gedomineerd door de creatie van de interne markt (het vrij verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal) en de realisatie van de Economische en Monetaire Unie (met de invoering van de euro op 1 januari 2002 als bekroning). Verder had het industriebeleid een kwalijke reputatie opgelopen als gevolg van het kunstmatig en ten koste van veel overheidsgeld overeind houden van sectoren en bedrijven in moeilijkheden (de zogenaamde vijf nationale sectoren - staal, steenkool, glas, textiel en scheepsbouw - in eigen land). Het was een be-
Eindigheid van grondstoffen en klimaatverandering moeten uitgroeien tot de belangrijkste hefbomen voor een nieuwe, duurzame en competitieve productiestructuur in Europa.
leid ter ondersteuning van ‘geboren verliezers’. Bovendien was er de ideologische controverse over de mate waarin de overheid de rol van ‘onzichtbare hand’ van de marktkrachten diende over te nemen. In een wereld gedomineerd door het neoliberalisme van Thatcher en Reagan domineerde alvast de slogan ‘The best industrial policy is no industrial policy’.
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
7
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
Toen in 2001 de dotcom-zeepbel barstte (met in eigen land o.a. het faillissement van Lernout&Hauspie de sluiting van Philips Hasselt en de verschrompeling van Alcatel en Siemens tot gevolg), werd het duidelijk dat de creatie van de grote Europese interne markt niet, zoals verwacht, vanzelf tot volledige werkgelegenheid zou leiden. De lancering van de strategie van Lissabon in 2000 vormde reeds een eerste aanzet voor een meer groeigericht economisch beleid (3% groei per jaar om tegen 2010 volledige werkgelegenheid te realiseren in Europa) maar was te vrijblijvend in zijn aanpak. Geleidelijk rijpte het besef dat de Europese industrie nood had aan een aangepaste beleidsomkadering om het hoofd te bieden aan de vele structurele uitdagingen waarmee zij geconfronteerd werd (delokalisatie, integratie CentraalEuropese economieën, opkomst informatietechnologieën, de nieuwe maatschappelijke uitdagingen als klimaatopwarming en veroudering). Met de regelmaat van de klok verschijnen er dan ook nieuwe mededelingen en actieplannen over het te voeren industrieel beleid. Zij leidden tot een herdefiniëring van het industriebeleid, rekening houdend met de premissen van de interne Europese markt. De instrumenten van het oude nationale industriebeleid, die niet langer verzoenbaar waren met de interne markt, verdwenen van de nationale beleidsagenda’s: nationaliseringen, invoerbeperkingen, ondersteuning van sectoren en ondernemingen in moeilijkheden, bovenmatige overheidssubsidies, schuldkwijtschelding en zachte leningen, ondersteuning nationale kampioenen, verbod op buitenlandse overnames,…. Anderzijds zagen we de geleidelijke ontwikkeling van nieuwe instrumenten: een modern sectorbeleid gericht op toekomstgerichte waardeketens en technologieën, ondersteuning van innovatieve clusters van bedrijven, grote Europese projecten (Airbus, Galileo, ITER), ontwikkeling van toekomstgerichte markten (hernieuwbare energie, duurzame bouw, gezondheidszorg), publiek-private samenwerkingsverbanden, innovatieve overheidsbestellingen, een krachtig innovatiebeleid. Doorheen de diverse mededelingen ontstond uiteindelijk een nieuw paradigma voor industriebeleid aangepast aan de nieuwe Europese context. De ideologische gevoeligheden rond het concept industriebeleid ebden geleidelijk aan weg en er ontstond een consensus rond industriebeleid als een proces van strategische besluitvorming tussen overheden en bedrijfsleven gericht op langetermijn objectieven en waarin ook de belangrijke maatschappelijke uitdagingen (zoals duurzame ontwikkeling) worden geïntegreerd.
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
8
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
Publiek-private samenwerking op Europees vlak: een krachtig instrument Een van de nieuwe instrumenten die in de loop der jaren op Europees vlak stelselmatig ontwikkeld werden, zijn grote Europese publiek-private industriële samenwerkingsverbanden. Zo zijn er in Horizon 2020, het nieuwe Europese kaderprogramma voor wetenschappelijk onderzoek, samenwerkingsverbanden (Joint Technology Initiatives in het jargon van de Europese Commissie) voorzien op het vlak van innovatieve geneesmiddelen, Clean Sky (terugdringen vervuiling luchtverkeer), biotech (vervanging fossiele brandstoffen, agro-industrie), brandstofcellen en waterstof, elektronische componenten en systemen (om de opgelopen Europese achterstand op het vlak van elektronica terug te dringen, het Leuvense IMEC zal overigens een strategische rol spelen in dit initiatief). In totaal wil de Europese Commissie 17 mrd. euro mobiliseren tegen 2020. Verder maakte het Europees economisch herstelplan van 2008 1,8 mrd. euro vrij voor ‘Factories of the Future’, ‘Green Cars’ en ‘Energy-efficient Buildings’. Eind december 2013 werd beslist om deze initiatieven te verlengen en aan te vullen met een aantal nieuwe publiek-private samenwerkingsakkoorden op het vlak van duurzame procestechnologieën (SPIRE), photonica (lichttechnologie zoals LED en laser), robotica, Future Internet (5G) en High Performance Computing. Een ander instrument zijn de Innovation Partnerships, die samenwerking stimuleren over heel de innovatieketen. Voorbeelden zijn ‘Active & Healthy Ageing’, ‘Smart Cities’ (duurzame stadsontwikkeling), ‘Water’ en ‘Raw Materials’. Bijkomend wordt Europese samenwerking tussen alle belangrijke stakeholders gestimuleerd door het nieuw opgerichte Europees Instituut voor Innovatie en Technologie dat virtuele innovatiegemeenschappen wil opzetten. Op sectorvlak vinden we de ‘Joint Technology Initiatives’ terug. Zij zijn gericht op het uitwerken van roadmaps en actieplannen voor belangrijke technologieën/sectoren. Er bestaan er ondertussen een veertigtal zoals SusChem, TPWind, SmartGrids, Manufuture (nieuwe productietechnologieën),… De meerwaarde van deze partnerships situeert zich op diverse vlakken. Er zijn de schaalvoordelen, ze laten een langetermijnbenadering toe, zijn gericht op de grote maatschappelijke uitdagingen, maken een interdisciplinaire benadering mogelijk en zijn ideaal om complexe uitdagingen op te nemen. De bedoeling is steeds van technologische doorbraken te realiseren, waarbij van meet af aan rekening gehouden wordt met mogelijke marktintroducties, alsmede met de regelgeving en institutionele omkadering nodig om deze succesvol te laten verlopen. Nodeloos te zeggen dat aanwezigheid in deze netwerken onderdeel moet zijn van elk ‘nieuw’ industriebeleid.
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
9
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
3 Het ‘nieuwe’ industriebeleid in Vlaanderen De industrie (excl. bouw) vertegenwoordigt nog 14,9% van de werkgelegenheid in de EU. In Vlaanderen zorgt de industrie nog voor 16,9% van de werkgelegenheid. Dit komt neer op 354.000 arbeidsplaatsen, terwijl nog eens 510.000 dienstenjobs rechtstreeks afhangen van de industrie (in de sectoren transport, logistiek, financiën, dienstverlening aan het bedrijfsleven). De teloorgang van de industrie is zonder meer dramatisch te noemen. In 1970 telde de maakindustrie immers nog 676.000 werknemers of 48% van de totale werkgelegenheid. De textiel- en kledingsector bood toen werkgelegenheid aan 157.000 mensen. Vandaag telt de sector nog amper 19.000 werknemers… De financiële crisis zorgde voor een nieuwe versnelling in de de-industrialisatie van Vlaanderen. Sinds 2008 verdwenen immers andermaal 43.200 industriële banen (of -11,4%). In de hele EU verloren 3,8 mln. industriearbeiders hun baan. De textielsector en diverse metaalsectoren mochten in Vlaanderen een ‘double digit’ terugval optekenen. Farmaceutica en bouw waren de enige industriële sectoren die ook in crisistijden bleven aanwerven, terwijl ook voeding en chemie enigszins overeind bleven in het economische ontij. De financiële crisis heeft dan ook zware gaten geslagen in het industrieel weefsel van Vlaanderen. Niet enkel textiel en automobiel (sluiting van zowel Opel als Ford) werden bijzonder zwaar getroffen, maar ook in nieuwe sectoren sloeg de crisis toe. Zo diende Photovoltech, de enige Belgische producent van zonnepanelen de duimen te leggen voor de agressieve Chinese concurrentie. Ook de zaagdraadfabriek van Bekaert in Aalter (voor het snijden van siliciumschijfjes) overleefde de overcapaciteit in de zonnepanelensector niet. En Hansen Transmissions (tandwielkasten voor windmolens) diende te herstructureren als gevolg van de terugval in de investeringen in hernieuwbare energie. De financiële crisis heeft de publiek opinie niettemin bewust gemaakt van de uiteenrafeling van ons industrieel weefsel. Tezelfdertijd groeide ook het besef dat Vlaanderen zijn economische toekomst niet enkel kan bouwen op diensten en dat de industrie in een op technologie en kennis gebaseerde economie een belangrijke factor blijft voor economische groei. De industrie zorgt immers voor 85% van onze export, tekent voor 80% van onze O&O-uitgaven en realiseert 39% van de totale toegevoegde waarde (19% directe en 19% indirect) in Vlaanderen. Bovendien is het de industrie die de technologische oplossingen moet aanbrengen voor onze
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
10
Een industriebeleid voor de derde industriële revolutie
maatschappelijke problemen (energie, klimaat, gezondheidszorg, grondstoffenschaarste). We maken ons dan ook terecht zorgen over het voortbestaan van de maakindustrie in Vlaanderen. Joseph Schumpeter meende dan wel dat economische vooruitgang voorafgegaan moet worden door golven van creatieve destructie, maar de vraag is of de overblijvende activiteiten nog voldoende voedingsbodem bieden voor een herstel van het industrieel ecosysteem. De snelle erosie van de industrie sedert 2008 heeft een aantal zwakheden van de Vlaamse industrie blootgelegd. In de naoorlogse periode (vooral de jaren 1960) was Vlaanderen immers een sterke aantrekkingspool voor de spitssectoren van die tijd: automobiel, staal, chemie, elektronica. Het gaat hier om grootschalige procesindustrieën en productie van massagoederen die zo typisch waren voor het groeimodel van de tweede industriële revolutie. Dit werd mogelijk gemaakt door een
De snelle erosie van de industrie sedert 2008 heeft een aantal zwakheden van de Vlaamse industrie blootgelegd.
om zijn eenvoud geniale maatregel: de expansiewetten die de toenmalige regering Gaston Eyskens in de jaren 1950 lanceerde om het toen nog grotendeels agrarische en onderontwikkelde Vlaanderen op te tillen naar het niveau van het sterk geïndustrialiseerde Wallonië. Vlaanderen heeft evenwel onvoldoende inspanningen gedaan voor de transformatie naar het groeimodel van de derde industriële revolutie. Er hebben zich wel degelijk een aantal nieuwe waardeketens ontwikkeld in bijv. biotech of micro-elektronica, maar al bij al te weinig om aan te sluiten bij de uitdagingen van de derde industriële revolutie. Daarvoor heeft Vlaanderen nood aan ‘een nieuw industrieel DNA’. Hoewel de Europese Commissie dus reeds in 2002 het ‘nieuwe’ industriebeleid ontdekte, duurde het nog tot 2010 vooraleer er voldoende ‘sense of urgency’ aanwezig was voor een algemene mobilisatie voor het redden van de Vlaamse industrie. Wel werd In 2006 Vlaanderen in Actie in het leven geroepen om van Vlaanderen ‘een economisch innovatieve, duurzame en sociaal warme samenleving te maken’. In 2009 volgde dan het Pact 2020, ondertekend door de sociale partners en het maatschappelijk middenveld, met 20 concrete doelstellingen die jaarlijks gemeten worden. ViA en Pact 2020 kunnen worden beschouwd als de Vlaamse invulling van de Europese Lissabonstrategie en zijn opvolger EU 2020, maar zijn door hun beleidsdomeinoverschrijdende brede aanpak niet direct instrumenten van industriebeleid. Wel legden zij de basis voor het vernieuwende denken rond industriebeleid dat tot dan toe een relatief onbekend begrip was in Vlaanderen.
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
11
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
De zwanenzang van Opel Antwerpen en in het algemeen de sterke terugval van de Vlaamse industrie waren de directe aanleiding voor de Vlaamse regering om op 5 februari 2010 een ‘Staten-Generaal voor de Industrie’ samen te roepen. Bedoeling van de Staten-Generaal was een breed draagvlak te creëren voor het versnellen van de industriële transformatie en om nieuwe of vernieuwde economische waardeketens uit te bouwen die nauw aansluiten bij de nieuwe maatschappelijke uitdagingen. De sectorfederaties werden uitgenodigd om strategische actieplannen te lanceren en om sectoroverschrijdend te werken. De Staten-Generaal was het lanceerplatform voor het ‘nieuwe, geïntegreerde industriebeleid’, dat verder geconcretiseerd werd in een groenboek (oktober 2010) en een witboek (januari 2011). Hierin werd getracht een nieuwe actuele invulling te geven aan het concept industriebeleid. In 2011 werd tevens beslist om de transitieaanpak te verbreden en ook toe te passen op ViA. Dertien transities naar een duurzame samenleving werden in de diepte uitgewerkt. Zij omvatten naast sociale thema’s als arbeidsmarktparticipatie en kinderarmoede ook thema’s die op duurzame ontwikkeling gericht zijn (Flanders’ care, hernieuwbare energie en smart grids, duurzaam wonen, duurzaam materialenbeheer, ruimtegebruik, slimme mobiliteit, slimme steden, kwaliteitsvolle zorg) ook economische thema’s als industriebeleid of ondersteuning van gazelles (snelgroeiende ondernemingen). In het kader van ViA werd in 2011 tevens de conceptnota ‘Innovatiecentrum Vlaanderen’ gepubliceerd. De Vlaamse regering identificeerde hierin een zestal ‘innovatieknooppunten’ als basis voor een gerichter en meer vraaggedreven innovatiebeleid: • transformatie door innovatie: in de maakindustrie, de creatieve industrieën, nieuwe materialen, nanotechnologie; • eco-innovatie: duurzaam materiaalbeheer (Plan C), kringloopeconomie, cleantech; • groene energie: energie-efficiëntie, hernieuwbare energie (Energyville); • duurzame mobiliteit en logistiek: lancering van de proeftuin elektrische voertuigen; • innovatie in de zorgsector: oprichting van Flanders’ Care; • sociale innovatie en industriële transformatie: werkplekinnovatie, sociaal ondernemerschap, nieuwe businessmodellen en brede ondersteunende sociale innovatie. Deze multidisciplinaire knooppunten moeten bijdragen tot de EU 2020-doelstellingen (het Europese programma om de groei en de werkgelegenheid te stimuleren gedurende de volgende 10 jaar) en sluiten aan bij Horizon 2020, het nieuwe Europese kaderprogramma voor wetenschappelijk onderzoek waarin de ‘societal
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
12
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
challenges’ centraal staan. De innovatieknooppunten moeten tevens de brug slaan tussen de wetenschappelijke en technologische sterktes van Vlaanderen enerzijds en de grote maatschappelijke uitdagingen anderzijds. Zij hebben als doel bij te dragen tot het verlichten van onze maatschappelijke problemen en tezelfdertijd tot de valorisatie van ons economisch potentieel. Opmerkelijk is dat deze innovatieknooppunten een uitzondering vormen op de vnl. bottom-up benadering van het Vlaamse industriebeleid (het ondersteunen van de initiatieven die spontaan vanuit de bedrijfswereld opborrelen). Het ‘Witboek Nieuw Industrieel Beleid’ bevatte 50 acties onder vier beleidspijlers: • economie: een productiviteitsoffensief gericht op de promotie van het concept ‘fabrieken van de toekomst’, een gericht clusterbeleid, ondersteuning van ‘lead plants’; • industrieel innovatiebeleid: uitbouw van innovatieknooppunten en competentiepolen via lichte flexibele structuren, versterking van betrokkenheid van de strategische onderzoekscentra (IMEC, VIB, IBBT en VITO), uitbouw van het kenniscentrum Innovatief Aanbesteden; • sociaal: het loopbaanakkoord tussen de sociale partners inzake de transitie van jobzekerheid naar loopbaanzekerheid, promotie werkplekinnovatie via Flanders Synergy, actieplan STEM-opleidingen (Science, Technology, Engineering, Mathematics); • infrastructuurbeleid: uitbouw intelligente netwerken voor energie, mobiliteit en logistiek, communicatie, uitrol innovatief aanbesteden, verdere uitbouw onderzoeks- en innovatiestructuur. Grosso modo zijn de krachtlijnen van het witboek gericht op het versnellen van de transformatie van de industrie, de gerelateerde diensten en het sociaal weefsel. Ze steunen op zowel nieuwe waardecreatie als op een productiviteitsoffensief en baseren zich op een industriële toekomst die ‘groener, socialer, creatiever
Een nieuw sleutelbegrip zijn bovendien de ‘slimme specialisatiestrategieën’
en innovatiever’ zal zijn. Het Witboek wil vnl. nog onontgonnen bronnen voor productiviteitsverhoging aanspreken (bijv. via de creatie van ‘ fabrieken van de toekomst’) en ‘grote projecten’ (via het TINA-fonds, zie verder) realiseren. Een nieuw sleutelbegrip zijn bovendien de ‘slimme specialisatiestrategieën’, waarbij roadmaps zullen worden ontwikkeld voor de ontwikkeling en economische valorisatie van ‘speerpunt’-clusters die zowel de Vlaamse economie internationaal versterken, bedrijven inschakelen in internationale waardeketens als oplossingen aandragen voor nieuwe maatschappelijke behoeftes. Deze speer-
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
13
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
puntclusters zouden moeten uitgroeien tot belangrijke hefbomen voor industriële modernisering, diversificatie, transitie en innovatie. De creatie van ‘fabrieken van de toekomst’ wordt verder concreet in vormgegeven in de ‘made different’-campagne van Agoria en Sirris, waarbij bedrijven uit de maakindustrie ondersteund worden in het realiseren van transformaties op een zevental domeinen: • introductie van ‘world class’ productietechnologieën; • de digitale fabriek; • gelijktijdige product- en productieontwikkeling; • mensgeoriënteerde productie; • de virtuele, genetwerkte fabriek; • duurzame en milieuvriendelijke productiesystemen; • slimme productie via een wendbaar, zelflerend productiesysteem. De integratie van Flanders’ DRIVE, FMTC (Flanders’ Mechatronics Technology Centre) en Sirris Manufacturing in een strategisch onderzoekscentrum voor de slimme maakindustrie moet deze campagne inhoudelijk mee ondersteunen. Ondersteuning voor het nieuwe industriebeleid wordt verder ook geboden via de omvorming van de strategische Opleiding- en Investeringssteun (SIOS) in transformatiesteun waarbij de steun vooral gericht zal worden op projecten die bijdragen aan de versterking van het economisch weefsel in Vlaanderen: investeringen in strategische clusters en leadplants, het ondersteunen van de internationale doorgroei van innovatiegerichte kmo’s en investeringen die de duurzame verankering realiseren van belangrijke tewerkstelling in Vlaanderen. Maar de blikvanger van het NIB (Nieuw Industrie Beleid) is ongetwijfeld het TINAfonds (Transformation Innovation and Acceleration Fund) dat voor 200 miljoen durfkapitaal ter beschikking stelt aan bedrijfsconsortia die samen via open innovatie doorbraaktechnologieën naar de markt willen brengen. Er wordt bovendien gemikt op Europese co-financiering via de Europese Investeringsbank. Ondertussen werden reeds een tiental projecten goedgekeurd voor een totaalbedrag van 90 mln. Die steun ging naar consortia rond Biocartis (biotech) en Newtec (satellietnavigatie). Verder zijn er de consortia High Winds, een innovatieve installatietechniek voor windmolens op zee, en FISCH (Flanders Initiative for Sustainable Chemistry).
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
14
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
FISCH op zoek naar duurzame chemie Transitie naar meer duurzaamheid is een absolute prioriteit voor de toekomst van de (petro-)chemische sector, die in Antwerpen sterk verankerd is. Daarom hebben Essenscia (de werkgeversorganisatie voor de sector), de chemische bedrijven (BASF, Bayer, Proviron, Lanxess, Ecover,…) de Vlaamse universiteiten, het VITO (het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek) de vzw FISCH (Flanders Innovation Hub for Sustainable Chemistry) opgericht, een competentiepool voor het identificeren, stimuleren en katalyseren van duurzame chemie. Om deze transitie naar een meer duurzame grondstoffenbasis te realiseren, wil FISCH vooral inzetten op het creëren van platformen van open innovatie. Zulke open, gedeelde innnovatie moet tot stand worden gebracht via bedrijfsoverstijgende samenwerkingsverbanden voor specifieke projecten dan wel via ‘infrastructuur-sharing’, het bundelen en gemeenschappelijk gebruiken van bestaande onderzoeksinfrastructuur bij bedrijven, kenniscentra of universiteiten. Open innovatie moet op die manier leiden tot de nodige kritische massa voor het realiseren van technologische doorbraken en tot het ontwikkelen van collectieve competenties inzake duurzame chemie. FISCH heeft meteen ook 7 actiedomeinen geïdentificeerd waarbinnen ze deze competenties wil ontwikkelen: microalgen als alternatief voor fossiele brandstoffen, hernieuwbare chemicaliën, scheidingstechnologieën, sluiten polymeer kringlopen, valorisatie van nevenstromen, ontwikkeling van kennistools vnl. voor kmo’s.
Om diverse redenen betekent het NIB een breuk met het verleden. De grote maatschappelijke uitdagingen worden gelinkt aan het industriebeleid. Er is de evolutie van een zuiver ondernemingsbeleid naar een beleid gericht op de ondersteuning van waardeketens. Verder wordt het industriebeleid gebaseerd op langetermijnvisies en roadmaps, wat een proactieve aanpak mogelijk maakt. Opvallend is niettemin dat de Vlaamse benadering van het industriebeleid wezenlijk verschilt van de Waalse aanpak via de Marshallplannen. Hier domineert een duidelijke top-down benadering waarbij de overheid de middelen heel gericht inzet op de zgn. ‘competitiviteitspolen’ (biotech, voeding, machinebouw, transport/logistiek, luchtvaart en milieutechnologieën). Het voordeel van deze aanpak is dat de resultaten duidelijk gemeten kunnen worden (27.000 nieuwe banen als gevolg van het eerste ondertussen afgelopen Marshallplan dat liep van 2005 tot 2009, 15.700 banen in de eerste 2 jaar van het nieuwe Plan Marshall 2.Vert) en dat het industriebeleid duidelijke zichtbaar is, wat op zijn beurt mobiliserend werkt. Vlaanderen daarentegen kiest meer voor een bottom-up aanpak, waarbij men ‘groene scheuten’ tot ontwikkeling wil laten komen via ‘transitie-management’: visie-ontwikkeling, strategische roadmaps, experimenten en actieplannen. Deze gedecentraliseerde aanpak ondersteunt het initiatief op het terrein, maar leidt tot een redelijk versnipperende aanwending van schaarse middelen.
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
15
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
4 Aanbevelingen voor een versterkte en duurzame industrie in Vlaanderen ‘Bijgevolg zorgt de teloorgang van de industrie in een regio voor een kettingreactie. Eens de productie geëxternaliseerd, kan ook de procesengineering moeilijk behouden blijven vermits zij afhankelijk is van de dagdagelijkse interactie met de productie. Zonder competenties op vlak van procesengineering , wordt het ook moeilijk om onderzoek te doen naar de volgende generatie procestechnologieën. En zonder kennis van de nieuwe productietechnologieën, wordt het ook moeilijker om nieuwe producten te ontwikkelen. Op lange termijn zal een economie die over geen geavanceerde productiestructuur meer beschikt ook zijn capaciteit om te innoveren verliezen’ Gary Pisano, ‘Restoring American Competitiveness’, Harvard Business Review, 7-8/2009 Het Vlaamse industriebeleid staat voor een dubbele uitdaging. Enerzijds het stoppen van de desastreuze gevolgen van de financiële crisis op de reële economie, anderzijds het voorbereiden van de Vlaamse industrie op de uitdagingen van de derde industriële revolutie. Overigens zijn beide ontwikkelingen gerelateerd want het zijn duidelijke verwijzingen naar de grenzen van het huidige groeimodel. Het moet daarbij duidelijk zijn dat de transitie naar een nieuw groeimodel niet aan de marktkrachten alleen kan worden overgelaten. Markten werken weliswaar uitstekend als het er om gaat om de voorkeuren van miljoenen consumenten te verenigen met de ambities van producenten, o.a. om geschikte prijsniveaus te vinden, maar haperen als het gaat om structurele veranderingen in bestaande paradigma’s. De financiële crisis met zijn vernietigende impact op de reële economie, heeft trouwens de destructieve kracht van autoregulering van markten aangetoond. Ongetwijfeld vormt het industriebeleid een belangrijke hefboom in de transformatie van ons groeimodel. Het is dan ook positief dat de Vlaamse regering het industriebeleid herontdekt heeft (overigens in navolging van het Europese beleid). In de laatste mededeling over industriebeleid (‘A stronger European Industry for Growth and Economic Recovery’) stelt de Commissie, bevreesd dat een verdere terugval van de industrie het groeipotentieel van de hele economie dreigt te ondergraven, zich trouwens tot doel om het aandeel van de industrie in de toegevoegde waarde op te trekken van 16 naar 20% (al is niet meteen duidelijk hoe dit dan wel gerealiseerd moet worden). Bovendien is één van de sleutelobjectieven van EU 2020 het optrekken van
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
16
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
de werkgelegenheidsgraad naar 75% van de actieve bevolking. Vlaanderen wil met een objectief van 76,25% zelfs beter doen. Dit veronderstelt op zijn minst 200.000 nieuwe jobs. Het weze duidelijk dat deze niet enkel in de openbare dienstverlening kunnen worden gecreëerd en dat een versterkt industrieel en innovatiebeleid absoluut noodzakelijk zijn om dit objectief te realiseren. Zulk herindustrialiseringsbeleid zal moeten gebaseerd zijn op innovatieve clusters, op technologische doorbraken, op de ontwikkeling van ‘fabrieken van de toekomst’ (genetwerkt, met sterke aandacht voor competentieontwikkeling en een moderne arbeidsorganisatie), op het aanbieden van ‘oplossingen’ op maat van de klant i.p.v. gestandardiseerde massaproducten). Het industriebeleid zal deze nieuwe industrie moeten on-
Het industriebeleid zal deze nieuwe industrie moeten ondersteunen met een moderne infrastructuur.
dersteunen met een moderne infrastructuur: intelligente netwerken (in verkeer, in logistiek, slimme elektriciteitsnetwerken, ICT), duurzame industrieterreinen en een sterk innovatiesysteem). Het moet daarbij duidelijk zijn dat het industriebeleid meer moet zijn dan een louter ondersteunend flankerend beleid. Een actief industriebeleid zal het bestaande instrumentarium voor horizontaal beleid (O&O, innovatie, infrastructuur, clusters, met aandacht voor de vraagzijde via de ontwikkeling van nieuwe markten of innovatieve openbare bestellingen) verder moeten versterken. Eveneens moeten nieuwe instrumenten worden ontwikkeld gericht op het sluiten van de economische kringloop en het loskoppelen van economische groei en milieubelasting. Bovendien moet het industriebeleid gedreven zijn door de zoektocht naar oplossingen voor de grote maatschappelijke uitdagingen via onder meer het creëren van ruimte voor innovatieve openbare aanbestedingen, promotie van het cradle-to-cradleprincipe (hergebruik van materialen ‘van wieg tot wieg’), een vernieuwd sectorbeleid gericht op strategische waardeketens en doorbraaktechnologieën. We willen alvast een aantal aanbevelingen formuleren voor een verdere uitbouw en versterking van dit ‘nieuwe‘ industriebeleid. 1. Zet in op economische relance. Om de contradictie tussen soberheid en relance te overstijgen werden op Europees vlak reeds tal van ideeën gelanceerd (een Europese New Deal, invoering van een financiële transactietaks, een Europees minimumloon, mutualisering overheidsschuld via eurobonds, versterk-
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
17
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
te rol Europese Investeringsbank, …). Maar ook het Vlaamse industriebeleid moet voor hefbomen en multiplicatoreffecten zorgen. Dit kan bijv. via het ten volle aanboren van de groeikansen die verborgen zitten in ons technologisch potentieel via de uitbouw van dynamische clusters. Maar ook het versterken van het economisch overheidsinitiatief (waarvan het pas opgerichte regionaal transformatiefonds TINA een mooi voorbeeld is), de ondersteuning van risicokapitaal of het vlottrekken van de kredietverlening aan het bedrijfsleven kunnen het economisch herstel ondersteunen. 2. Zoek naar de synergieën tussen industriebeleid en milieubeleid. Milieubeleid mag niet enkel reactief zijn en corrigeren voor de milieugevolgen van economische groei. Het industriebeleid dient de doelstellingen van duurzame ontwikkeling te integreren. De grote uitdaging daarbij is om de economische groei los te koppelen van milieubelasting, niet enkel op een relatieve wijze maar ook op een absolute manier. Economische groei zou moeten leiden tot minder milieuvervuiling m.a.w. de elasticiteit tussen beide grootheden, die al onder de 1 was gedaald, moet op termijn negatief worden. Hier is nog een enorme weg af te leggen. Daarom moeten de ecologische uitdagingen worden omgezet in economische opportuniteiten, moet er maximaal worden gezocht naar synergieën tussen milieu- en industriebeleid, moeten milieuregulering en technologische ontwikkeling elkaar wederzijds versterken. Uiteindelijk moet het beleid van duurzame ontwikkeling worden omgezet in industriële actieplannen en projecten en moet de ecologische kringloop worden gesloten (cradle-tocradleprincipe). 3. Zet in op de kenniseconomie. Waar tijdens de eerste industriële revolutie arbeid (om meer winst te maken volstond het de arbeiders langer en harder te laten werken) en tijdens de tweede industriële revolutie kapitaal (automatisering waardoor arbeidskracht uitgespaard kon worden) de dominante productiefactoren waren, is nu kennis de voornaamste bron van toegevoegde waarde. Investeren in kennis is trouwens een absolute noodzaak voor het behoud van enige industriële activiteit in de energie- en grondstofarme EU. Bovendien zorgt de overgang naar een kennisgedreven duurzaam groeimodel op zich voor nieuwe groei-opportuniteiten. Om de nieuwe waardeketens van de DIR (Derde Industriële Revolutie) te ontwikkelen zijn sterke wetenschaps- en innovatiesystemen nodig gericht op competentieontwikkeling, nieuwe innovatie-infrastructuur, dynamische regelgeving, innovatieve aanbestedingen, ondersteuning kennisdiffusie. Innovatie, O&O en opleiding zijn zonder meer de hoekstenen van
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
18
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
het industriebeleid geworden. Het is dan ook noodzakelijk dat Vlaanderen het 3%-Barcelona-objectief (momenteel investeert Vlaanderen 2,2% van zijn BNP in O&O) haalt. Tezelfdertijd is er nood aan een slagvaardiger gebruik van de Europese hefboommiddelen: Horizon 2020 (het nieuwe Europese kaderprogramma voor wetenschapsbeleid), het nieuwe European Institute for Innovation and Techhnolgoy en de andere Europese financieringsinstrumenten. Daarbij is het belangrijk om innovatie in zijn meest brede betekenis te beschouwen: • product- en procesinnovatie; • sociale innovatie; • innovatie in de dienstensectoren (zowel privé als openbaar) en de creatieve industrieën; • uitbouw innovatienetwerken tussen bedrijven, universiteiten en onderzoeksinstellingen; • belang van niet-gecodeerde informele kennis (het ‘savoir-faire’ of de collectieve in het geheugen gegrifte kennis); • aanscherping technologisch absorptievermogen van bedrijven: het vermogen van een bedrijf om externe informatie, die nieuw is voor een bedrijf, om te zetten in innovatieve producten, processen of diensten van bedrijven; • uitbouw open innovatiestructuren (zoals de Bio Base Europe Pilot plant in Gent) … Daarnaast moet werk worden gemaakt van de aanbevelingen van het Tweede rapport Soete over het Vlaamse innovatiebeleid, dat een aantal pijnpunten blootlegde: ‘Het Vlaamse wetenschaps-en innovatiebeleid wordt vandaag gekenmerkt door een grote complexiteit en fragmentatie van initiatieven, wat gebrek aan transparantie in de
Kennis is nu de voornaamste bron van toegevoegde waarde.
hand werkt’. Verder stelt het rapport vast dat het aantal innovatieve ondernemingen in Vlaanderen sinds enige tijd een dalende trend vertoont, wat extra ondersteuning van innoverend ondernemerschap noodzakelijk maakt. Bovendien waarschuwde het rapport voor een overwegend technologisch aanbodgedreven aanpak zonder veel afstemming met mogelijke toepassingen en kruisbestuiving met de industrie. Lokale valorisatie is vanzelfsprekend primordiaal in het kader van mogelijke jobcreatie. Het rapport stelt dan ook terecht dat ‘de huidige nieuwe uitdaging is om resultaten van dit onderzoek beter en sneller te vertalen in commerciële successen’ . Vlaanderen kampt m.a.w. met een ‘innovatieparadox’. Het grote innovatiepotentieel wordt onvoldoende gevaloriseerd. Daarom moet bij de beoordeling van subsidieaanvragen de mogelijke economische/maatschappelijke toegevoegde waarde (het valorisatiepotentieel) in rekening worden gebracht.
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
19
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
4. Werk aan een proactief, geïntegreerd industriebeleid met een versterkt instrumentarium De uitdagingen van de koolstofarme economie vereisen een specifiek en nieuwsoortig arsenaal aan instrumenten die duurzame productie en consumptie ondersteunen: a. zachte en harde regulering: wetgeving, vrijwillige akkoorden tussen producenten, consumenten en overheden, gedragscodes, labels; b. instrumenten die de externe kosten internaliseren: fiscaliteit, subsidies, gegarandeerde tarieven (voor bijv. hernieuwbare energie); c. ondersteuning verspreiding van best beschikbare technologieën: standaarden, normen, benchmarks; d. instrumenten die duurzame productie en consumptie bevorderen: ecodesign, promotie ecotechnologieën, materiaalefficiëntie, milieubeheerssystemen. 5. Revaloriseer de traditionele industriële sectoren. Ondanks de krimp in de traditionele industriële sectoren (van de tweede industriële revolutie), tellen deze nog steeds heel wat werknemers en hebben ze heel wat vertakkingen in de dienstensectoren. Het zou dan ook verkeerd zijn om het beleid enkel maar af te stemmen op nieuwe, hightech sectoren. Een beleid gericht op de permanente versterking van hun innovatiepotentieel is dan ook aangewezen. Dat de creatie van ‘fabrieken van de toekomst’ een essentieel onderdeel vormt van het Nieuw Industrieel Beleid is dan ook terecht en sluit trouwens aan bij het Europese project ‘Factories of the Future’, een publiek-privaat samenwerkingsverband gelanceerd als onderdeel van het Europees relanceplan in 2009. In deze ‘fabrieken van de toekomst’ wordt getracht de maakindustrie te verankeren via acties gericht op: • geavanceerde, hoogkwalitatieve en flexibele productietechnieken die in staat zijn om massaproductie op maat van de klant af te leveren (met additieve fabricage - het via diverse technieken zoals 3D-printing laaggewijs opbouwen van objecten op basis van kleine partikels – als allerlaatste ontwikkeling); • uitbouw van ruimtelijk genetwerkte productiesystemen, waarbij men tracht activiteiten op de terugweg in te schakelen in nieuwe waardeketens; a. een mens-georiënteerde productie-organisatie ; b. integratie van informatietechnologieën in het productieproces en de bedrijfsorganisatie; c. dematerialisatie van productieprocessen via intelligente design, miniaturisering componenten, recyclage, software i.p.v. mechanische onderdelen;
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
20
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
d. productie in zero-emissie en zero-afval fabrieken met hoge energie- en grondstoffenefficiëntie en gebruik van nieuwe (hernieuwbare) materialen; e. uitbouw van productgerelateerde dienstverlening. 6. Creëer nieuwe, groene jobs. De Europese Commissie rekende alvast voor dat het Europese klimaatplan voor 5 miljoen extra banen kan zorgen in hernieuwbare energie en een hogere energie-efficiëntie omdat deze sectoren heel wat arbeidsintensiever zijn dan bijv. de petrochemie. Fossiele brandstof wordt als het ware omgezet in mankracht. Maar ook andere sectoren gelinkt aan de derde industriële revolutie bieden heel wat werkgelegenheidspotentieel: de zorgsector, afvalbehandeling en recyclage, geïntegreerde transportnetwerken, slimme elektriciteitsnetwerken, grondstofefficiëntie,… 7. Breng de industrie terug naar Vlaanderen via de ondersteuning van de nieuwste golf aan doorbraaktechnologieën zoals biotech (zowel medisch, alimentair als industrieel), nano-elektronica (de volgende generatie halfgeleiders), nano-materialen (voor gebruik in aanraakschermen, sensoren, brandstofcellen,…), geavanceerde lichtgewichtmaterialen (koolstofvezels, composieten, flexibele elektronica, grafeen voor energiestockage), fotonica (lichttechnologieën zoals laser, LED, glasvezel) Het betreft hier zeer gesofisticeerde industriële activiteiten, die enkel in een hoogontwikkelde omgeving kunnen worden ontplooid. Daardoor is de hoop gewettigd dat dit een kanaal is om de industrie terug naar Europa te brengen. Europa is trouwens leidinggevend in deze technologieën en ook Vlaanderen heeft hier ongetwijfeld belangrijke competenties zoals FlandersBio (deze biotechcluster telt ondertussen 143 bedrijven en 13.000 werknemers) of DSP-Valley (de micro-elektronicacluster op de as Leuven-Eindhoven). Het Leuvense IMEC zal overigens als toonaangevend Europees onderzoekscentrum, ten volle kunnen genieten van de 4,8 mrd. euro die de Europese Commissie zopas heeft vrijgemaakt ter ondersteuning van publiek-private samenwerkingsverbanden in de micro-elektronica (voor de creatie van een ‘European Airbus for chips’). 8. Maximaliseer het sociaal en economisch potentieel van de informatietechnologieën. De werkgelegenheid in de sector van de ICT-dienstverlening groeit gemiddeld met 3% per jaar en de sector is goed voor een kwart van alle private 0&0. De Europese Commissie verwacht tegen 2015 een tekort van 700.000 informatici. De technologische ontwikkelingen gaan er hard (met
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
21
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
internet, sociale netwerken en cloud computing als laatste megatrends) en de sector heeft een zware impact op zowat alle andere economische sectoren. De ontwikkeling van het internet kan daarbij op gelijke hoogte worden geplaatst van de ontwikkeling van de telegraaf tijdens de eerste industriële revolutie of van de elektriciteits- of transportnetwerken tijdens de tweede industriële revolutie. Informatietechnologieën moeten dan ook een belangrijke rol spelen in elke industriële transformatiestrategie. De ICT-sector draagt ook in niet geringe mate bij tot het verbeteren van de levenskwaliteit en de doelstellingen van duurzame ontwikkeling: dematerialisering van de productie (informatiestromen i.p.v. materiaalstromen of fysieke verplaatsingen), verbetering van het leefmilieu via eco-monitoring, vermindering van energieverbruik, betere organisatie van transportsystemen, eenvoudiger toegang tot publieke dienstverlening via e-government, nieuwe doorbraken in de gezondheidszorg via ehealth. De zopas geactualiseerde ‘digitale agenda‘ van de Europese Commissie zou volgens Commissaris Kroes op termijn voor 3,8 mln. nieuwe banen kunnen zorgen (in de aanleg en het beheer van breedbandnetwerken, de roll-out van cloud computing, de digitale dienstverlening, de beveiliging van dataverkeer, het wegwerken van de digitale kloof bij de 30% van de Europeanen die nooit gebruik maken van het internet, ….) 9. Ondersteun de economische vraag. Het industriebeleid heeft de vraagzijde lange tijd verwaarloosd. Toch slaagt Europa er maar moeizaam in om de resultaten van O&O om te zetten in verkoopbare producten. Onderzoek en innovatie zijn essentieel, maar op zich onvoldoende voor een succesvolle verwerkende industrie. De lijst voorbeelden van in Europa ontwikkelde maar elders geproduceerde producten en technologieën is indrukwekkend: zonnecellen, halfgeleiders, vlakke schermen, robotica, interactieve spelletjes, lithium-ion batterijen, gsm’s, LED, DVD’s. Daarom moeten naast O&O ook de voorwaarden worden gecreëerd voor succesvolle marktintroducties: • reguleringen en standaarden die de markten definiëren, zekerheid bieden aan producenten en mee-evolueren met de technologie; • openbare aanbestedingen (goed voor 17% van het Europees BNP) aanwenden om innovatieve of duurzame producten en diensten te lanceren; • creatie van ‘lead markets’ in die gevallen waar markten nog onvoldoende ‘rijp’ zijn voor de absorptie van nieuwe innovatieve producten en diensten. Overheden trachten hierbij de voorwaarden te creëren voor een succesvolle marktintroductie van innovaties o.a. via regulering, standaardisering, campagnes en andere ondersteunende maatregelen;
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
22
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
• investeren in het overbruggen van de ‘Valley of Death’ tussen basisonderzoek en commercialisering Deze vallei duikt op als onderzoeksgelden uitgeput raken en er geen geld meer is om de laatste dure stappen te zetten (aanloopproductie, prototypes, wegwerken van de laatste imperfecties, het bewijzen dat de technologie ook echt werkt). I.t.t. de VS of China doet Europa te weinig voor stroomafwaartse innovatiesteun ter ondersteuning van pilootproductielijnen of demonstratieprojecten. 10. Vergeet de sociale dimensie van het industriebeleid niet. Industriële productie wordt steeds kennisintensiever terwijl massaproductie naar elders verdwijnt. Hierdoor dreigen lager geschoolden uit de industrie te verdwijnen De crisis treft in Vlaanderen vooral middengeschoolde arbeiders (waardoor voor het eerst meer mannen dan vrouwen werkloos zijn). Deze trend wordt overigens bevestigd in recent onderzoek van de Europese
De overheveling van industriearbeiders naar de tertiaire sector is niet zo vanzelfsprekend en stelt een gigantisch omscholingsprobleem.
Commissie. Hieruit blijkt duidelijk dat de financiële crisis vooral de tussengeschoolden treft en dat er m.a.w. een polarisatie op de arbeidsmarkt optreedt tussen laaggeschoolde (en laagbetaalde) banen enerzijds en hooggeschoolde (en goedbetaalde) banen anderzijds. De overheveling van industriearbeiders naar de tertiaire sector is niet zo vanzelfsprekend en stelt een gigantisch omscholingsprobleem. Het behoud van middengeschoolde banen in de industrie zou dan ook een beleidsbekommernis moeten worden. Verder blijven een activeringsbeleid, permanente bijscholing en het tijdig anticiperen op herstructureringen ontzettend belangrijk in sectoren die geconfronteerd worden met ingrijpende transformatieprocessen. Tenslotte moet het wegdeemsteren van de repetitieve fabrieksarbeid een aanleiding zijn om te investeren in een mensgeoriënteerde arbeidsorganisatie met aandacht voor competenties, creativiteit, zelfsturing en sociale innovatie. 11. Ondersteun de ondernemingsdimensie van duurzame ontwikkeling. Ondernemingen zijn de kern voor een duurzame transformatie van de industrie. Er zijn in de loop der jaren trouwens reeds heel wat instrumenten ontwikkeld om dit te ondersteunen. Zij verdienen verder uitgebouwd te worden: milieubeheerssystemen, geïntegreerd productbeleid (een geïntegreerd productbeleid kijkt naar alle fases van het productieproces en tracht de milieu-impact te verminderen daar waar dit het meest efficiënt kan), vrijwillige akkoorden
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
23
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
met overheden, duurzaamheidsrapporten. Ondernemingen moeten ook verder worden aangespoord in het opnemen van hun sociale en ecologische verantwoordelijkheid in de hele productieketen (dus ook de toeleveranciers) waartoe ze behoren. Een sterkere institutionalisering van de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen moet daarbij een noodzakelijk tegengewicht vormen voor bedrijfsstrategieën die enkel geïnspireerd zijn door de kwartaalresultaten. Dit zal de langetermijntoekomst van ondernemingen enkel maar ten goede komen en veronderstelt een volwassen sociale dialoog met werknemers en andere ‘stakeholders’. 12. Sluit aan bij het Europese industriebeleid. Door de creatie van de interne markt is een nationaal/regionaal industriebeleid haast onmogelijk geworden en kunnen de instrumenten van het ‘oude’ industriebeleid niet langer ingezet worden. Vlaanderen moet dan ook zijn beleid koppelen aan het Europese beleid en maximaal inspelen op de nieuwe instrumenten en hefbomen die op Europees vlak worden aangereikt. Zo is er Horizon 2020, het nieuwe kaderprogramma voor wetenschappelijk onderzoek met een budget van 80 mrd. euro gericht op drie pijlers (basisonderzoek, industrieel leiderschap o.a. in de nieuwe sleuteltechnologieën en maatschappelijke uitdagingen). Vlaanderen moet zich ook actief positioneren in de grote Europese publiek-private samenwerkingsverbanden op te drijven (bijv. Green Cars, Innovative Medicines, Hydrogen, Clean Sky, Electronic Components and Systems, Biobased Industries). Ook de aanwezigheid in de grote ‘vlaggenschepen’ van de EU 2020 strategie zoals Innovation Union, Resource Efficient Europe, Digital Europe is van groot belang. De crisis is ook een opportuniteit om meer met minder te doen via internationale samenwerking en moet Vlaanderen aanzetten om de aanwezigheid in Europese programma’s en platformen op te voeren en beter in te spelen op de Europese roadmaps (o.a. in de 6 door de Commissie geïdentificeerde sleuteltechnologieën, zie punt 7). 13. Bouw aan een performant economisch overheidsinstrumentarium. Zeker in een context waarbij de privé-investeerders aan de zijlijn afwachten tot het economische ontij is gaan liggen, spelen openbare investeringsmaatschappijen een belangrijke rol in het aanzwengelen van de economische motor. De overheid moet daarbij niet in de plaats treden van de bedrijven, maar moet zich richten op domeinen waar de privé minder geneigd is om doorbraken te realiseren: het naar de markt brengen van nieuwe innovaties, duurzame technologie, vergroening van de economie, modernisering infrastructuur (met o.a.
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
24
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
aandacht voor de 5000 à 6000 ha brownfields in Vlaanderen) en duurzame industrieterreinen (waar ruimtegebruik, dienstverlening, verkeers-, materiaalen energiestromen maximaal op elkaar afgestemd worden). Verder moet de overheid tegemoet komen aan de financieringsproblematiek van ondernemingen: als verschaffer van risicokapitaal aan groeibedrijven, via het opzetten van publiek private samenwerkingsverbanden, voor projecten met een lange terugverdienperiode. Het is dan ook belangrijk dat de overheid over een volledige waaier aan financieringsinstrumenten beschikt die de hele levenscyclus van een onderneming dekt. 14. Versterk de sociale dialoog. Het nieuwe industriebeleid in Vlaanderen is te zeer een zaak van politici, professoren en bedrijfsleiders en een volwaardige sociale dialoog op alle niveaus over de toekomst van de industrie ontbreekt. Nochtans is deze om diverse redenen een absolute noodzaak:
Een volwaardige sociale dialoog op alle niveaus over de toekomst van de industrie ontbreekt.
a. de evolutie naar een koolstofarme industrie zorgt niet enkel voor nieuwe banen, maar zal ook bestaande banen/sectoren transformeren. Competentieontwikkeling en actief arbeidsmarktbeleid worden dan erg belangrijk. De inspanningen voor om- en bijscholing van met ontslag bedreigde werknemers moeten dan ook verstevigd worden en moet erop gericht zijn om deze werknemers een gelijkwaardige baan te bieden (qua verloning, toegevoegde waarde, kwaliteit), zoniet dreigt een verarming niet enkel van de betrokken groepen maar van de hele samenleving; b. zonder betrokkenheid van de werkvloer maken ingrijpende transformaties geen kans op slagen. De sociale dialoog moet dan ook verder gaan dan enkel loon- en arbeidsvoorwaarden. En vakbonden moeten er niet enkel zijn om herstructureringen te begeleiden maar ook om bij te dragen tot het uitwerken van toekomststrategieën, de zoektocht naar nieuwe producten en productprocessen, de verdere ontwikkeling van de competenties van het personeel, het op punt zetten van nieuwe organisatiemodellen; c. uitbouw van een vernieuwd sectoroverleg, gericht op sectoroverschrijdende waardeketens (met de opstart in januari 2012 van de Rondetafel bouw als pilootproject).
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
25
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
5. Epiloog Het Vlaams ACV is alvast overtuigd dat de industrie nog een toekomst heeft in Vlaanderen en dat het industriebeleid een hoeksteen vormt van het economisch beleid. Het industriebeleid moet daarbij ook voor een transformatie zorgen van een strategie gebaseerd op kostenefficiëntie naar een strategie gericht op innovaties, nieuwe niches en markten, waarbij wordt gekeken naar de hele waardeketen, van idee tot eindproduct, en waar kosten minder belangrijk zijn. Het industriebeleid moet daarbij meer zijn dan het louter passief ondersteunen van een positief ondernemingsklimaat en moet verder gaan dan het kanaliseren van subsidies naar het bedrijfsleven. Het industriebeleid moet de uitdagingen van de derde, koolstofarme industriële revolutie integreren, visies en strategieën ontwikkelen, industriële projecten mede lanceren. Het moet de industrie voorbereiden op de aankomende energie- en grondstoffenschaarste, bijdragen tot de ontwikkeling van nieuwe markten en technologische doorbraken mee ondersteunen. In een duurzame economie zal de rol van de overheid trouwens aan belang winnen. Het nieuwe groeimodel zal immers minder gedreven worden door individuele consumptie van goederen (het zgn. ‘consumentisme’), maar door het zoeken naar oplossingen van maatschappelijke problemen: energie, uitbouw kringloopeconomie, gezondheid, veroudering van de bevolking, opwarming van de aarde. Overheidsregulering en collectieve behoeften zullen dan ook meer en meer bepalend zijn voor de individuele consumptiepatronen. Vlaanderen en Europa hebben alvast het technologisch, economisch en menselijk potentieel om van de DIR een succesverhaal te maken. Europa speelt immers een leidende rol in tal van milieutechnologieën en is toonaangevend op het vlak van de nieuwe sleuteltechnologieën. De gemeenschappelijke Europese sociale waarden vormen ontegensprekelijk een belangrijke ondersteuning voor een meer duurzaam groeimodel. Het Europese sociaal model heeft bovendien gezorgd voor een stabiele, gesofisticeerde en performante sociale, economische en institutionele infrastructuur en biedt dan ook het juiste omgevingskader voor een duurzame industriële transformatie.
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
26
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
Met het Nieuwe Industriebeleid heeft Vlaanderen ongetwijfeld een eerste stap gezet naar een nieuw industrieel groeimodel. Om de uitdagingen van de derde industriële revolutie aan te gaan, moeten nieuwe visies en instrumenten worden ontwikkeld, dient geïnvesteerd te worden in de omschakeling van bestaande sectoren en in het ontwikkelen van nieuwe waardeketens en activiteiten met voldoende potentieel om nieuwe groei en werkgelegenheid te realiseren (‘slimme specialisatie’). Vlaanderen zal nieuwe economische sterktes moeten ontwikkelen en bestaande versterken. De weg is evenwel erg lang en de inspanning dient dan ook op een consistente wijze te worden volgehouden. Bedrijven, overheden en sociale partners zullen daarbij intens moeten samenwerken aan de uitwerking van langetermijnstrategieën, de vertaling ervan in concrete actieplannen, de omzetting van maatschappelijke noden in industriële oplossingen, de integratie in het industriebeleid van beleidsdomeinen als arbeidsmarkt en opleiding, duurzame ontwikkeling en energiebeleid. Het uitgangspunt daarbij moet steeds de versterking
Het uitgangspunt moet steeds de versterking van de strategische driehoek duurzame ontwikkeling, concurrentievermogen en kwaliteitsvol werk zijn
van de strategische driehoek duurzame ontwikkeling, concurrentievermogen en kwaliteitsvol werk zijn. Op die manier moet Vlaanderen niet enkel in staat zijn industriële activiteiten op zijn grondgebied te behouden maar zal het zijn industriële basis verder kunnen uitbouwen. En misschien zal de minister-president dan ooit president Obama kunnen parafraseren die in zijn State of the Union 2013 het volgende zei: ‘Our first priority is making America a magnet for new jobs and manufacturing. After shedding jobs for more than 10 years, our manufacturers have added about 500,000 jobs over the past three. Caterpillar is bringing jobs back from Japan. Ford is bringing jobs back from Mexico. And this year, Apple will start making Macs in America again’.
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
27
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
Bijlage 1. Werkgelegenheid in Vlaanderen
Werkgelegenheid Vlaanderen (30/6) Mijnbouw Voeding Drank Tabak Petrochemie Chemie Farmaceutica Kunststoffen Derivaten mineralen, brandstoffen,cokes Niet-metalen delfstoffen Hout en meubels Papier Drukkerijen Textiel Kleding Staal en non-ferro Metalen producten Machinebouw Elektronica Transport Precisie-instrumenten Diverse (o.a. recyclage) Totaal verwerkende industrie %
1970 22.397 52.447 14.808 8.491 3.813
Bouw % Transport Telecom Handel en reparatie Financiële sector Dienstverlening aan bedrijfsleven/ verhuur Informatica Horeca Totaal private diensten % Overheid Onderwijs Gezondheidszorg Maatschappelijke dienstverlening Overige non-profit Totaal gesubsidieerde werkgelegenheid %
2000
2012
0 55.741 8.149 2.919 3.414
41.670
47.462
51.469
47.733
5.579
14.466
17.478
21.257
7.132
19.987
3.342
3.420
31.694 38.716 13.250 16.434 92.785 64.624 37.619 34.231
19.986 27.928 11.323 20.571 45.806 33.392 26.677 45.861 28.959 41.946 57.759 2.471 7.896 513.087 29,6%
18.641 28.200 11.497 19.961 35.858 10.262 62.640
55.109
26.203 33.487 54.289 4.158 2.556 447.598 23,1%
24.155 18.602 35.374
15.402 12.200 676.169 47, 7%
25.591 32.291 10.530 16.924 52.614 41.013 31.425 41.442 30.723 50.293 58.866 2.377 12.627 559.911 35,8%
9.695
16.110
15.739
12.547
10.841 10.200
138.814 9,8%
136.684 8,7%
110.370 6,4%
118.196 6,1%
133.158 6,4%
46.412
111.373
120.742
141.912
113.741 26.925
182.627 34.863
225.866 44.047
255.483 46.199
136.459 13.637 305.058 80.080
22.123
36.512
93.415
208.474
293.485
48.811 258.012 18,2%
26.195 391.570 25,0%
48.540 532.610 30,7%
63.996 716.064 36,9%
31.082 59.867 919.668 43,9%
281.496
315.160
168.456
245.506
330.888
0 61899 2.117 3.420
158.741 185.114 209.052
0 60.829 3.131 31.615 10.888 33.731 499 25.131 13.205 18.976
23.071 354.316 16,9%
62.642
110.614 213.614 116.819 158.819 56.857
330.888
449.952
560.666
615.549
656.723
23,3%
28,8%
32,4%
31,7%
31,3%
1.418.846 1.563.588 1.732.472 1.938.824 2.095.679
Totale werkgelegenheid
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
1990
0 51.609 10.555 4.449 4.661
162.877
Energie Water
1980
28
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
Bijlage 2. Evolutie werkgelegenheid Vlaamse economie sedert begin crisis (Q3 2008 - Q4 2012) Voeding Textiel en kleding Hout en papier Petrochemie Chemie Farmaceutica Kunststoffen en minerale producten Staal, non-ferro en metalen producten Informatica en elektronica Elektrische apparaten Machinebouw Transport Overige industrie en reparatie Totaal industrie Energie Water en afvalbeheer Bouw Handel Vervoer Horeca Uitgeverijen/audiovisuele sector Telecom Informatica Financiële sector Onroerend goed Diensten a/h bedrijfsleven Onderzoek en ontwikkeling Reclame Administr.en overige dienstverlening Totaal marktdiensten Overheid Onderwijs Gezondheidszorg Maatschappelijke dienstverl. Kunst, amusement en recreatie Overige diensten Totaal non-profit Totaal
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
Q3/2008 61.065 26.547 29.220 3.446 33.871 10.842 36.761 60.873 10.547 12.078 28.215 41.746 24.616 379.827 10.025 9.846 131.044 302.537 144.813 59.995 13.807 16.007 31.261 82.327 7.133 67.049 7.881 10.135 167.053 909.998 116.794 213.916 106.096 157.800 14.867 38.954 648.427 2.101.936
Q4/2012 60.512 18.400 24.837 3.155 31.552 11.079 33.175 54.152 8.842 8.496 23.919 35.788 22.631 336.538 10.850 10.224 132.093 306.820 134.388 57.776 13.173 13.743 32.043 80.013 9.597 72.357 8.885 9.937 188.341 927.073 110.036 219.699 118.614 160.269 14.834 42.649 666.101 2.092.566
29
Verschil Abs. % -553 -0,9% -8.147 -30,7% -4.383 -15,0% -291 -8,4% -2.319 -6,8% 237 2,2% -3.586 -9,8% -6.721 -11,0% -1.705 -16,2% -3.582 -29,7% -4.296 -15,2% -5.958 -14,3% -1.985 -8,1% -43.289 -11,4% 825 8,2% 378 3,8% 1.049 0,8% 4.283 1,4% -10.425 -7,2% -2.219 -3,7% -634 -4,6% -2.264 -14,1% 782 2,5% -2.314 -2,8% 2.464 34,5% 5.308 7,9% 1.004 12,7% -198 -2,0% 21.288 12,7% 17.075 1,9% -6.758 -5,8% 5.783 2,7% 12.518 11,8% 2.469 1,6% -33 -0,2% 3.695 9,5% 17.674 2,7% -9.370 -0,4%
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
Geraadpleegde literatuur ACV, Een investeringsplan voor de Vlaamse economie, Vlaams ACV, Brussel, 2003 Agoria, Sirris, Naar Fabrieken van de Toekomst in de maakindustrie, Transformeren om duurzaam en competitief te produceren, Brussel, 2013 Agoria Vlaanderen, Naar een duurzame technologische industrie, Brussel, 2010. Aiginger K., The “Greening” of industrial policy, headwinds and a possible symbiosis, WWWFOR EUROPE, Policy Paper no 3, May 2013. Bütikofer R. (rapporteur) , ontwerpverslag over herindustrialisering van Europa ter bevordering van concurrentievermogen en duurzaamheid, Europees Parlement, Commissie industrie, onderzoek en energie, Juni 2013. European Commission, A stronger European Industry for Growth and Economic Recovery, Industrial Policy Communication Update, Brussels, 2012, COM(2012)582 European Commission, An Integrated Industrial Policy for the Globalisation Era, Putting Competitiveness and Sustainability at Centre Stage, Brussels, 2010, COM(2010)614. European Commission, Employment and Social Developments in Europe – 2011, Brussel: DG Employment. European Commission, Towards a job-rich recovery, Brussels, 2012, COM(2012)173 Galgoczi B. (ed.), Greening industries and creating jobs, ETUI, Brussels, 2012 Groen!, Vlaams Actieplan voor een duurzaam industriebeleid: van grijze muis naar groene tijger. Jänicke, M. en J. Klaus, A third industrial revolution? Solutions to the crisis of resource-intensive growth, Berlin, 2009. Larosse J., Towards a new industrial policy for Flanders, EWI-Review N° 10, Brussel, Mei 2010. Öko-Institut, Sustainable industrial policy for Europe: governing the green industrial revolution, Heinrich Böll Stiftung/Green European Foundation, Brussels, 2010. Pact 2020, Kernindicatoren, Meting 2012, Brussel, 2012 Pelkmans, J. European industrial policy, Bruges European Economic Policy Briefings No. 15, July 2006. Soete L. (e.a.), Expertgroep voor de doorlichting van het Vlaams innovatieinstrumentarium, april 2012. Tajani A., Debackere K., Peeters K., Industrie en innovatie in Europa, Leuven, 2012. Vlaamse Regering, Economie, De Open Ondernemer, Beleidsnota 2009-2014 Vlaamse Regering, Economisch overheidsinstrumentarium, Beleidsnota 2009-2014 Vlaamse Regering, Een nieuw industrieel beleid voor Vlaanderen, Groenboek, Brussel, oktober 2010 Vlaamse Regering, Een nieuw industrieel beleid voor Vlaanderen, Witboek, Brussel, mei 2011. Vlaamse Regering, Beleidsbrief Economie, Beleidsprioriteiten 2011-2012, Brussel, 2011 Vlaamse Regering, Beleidsbrief Economie, Beleidsprioriteiten 2012-2013, Brussel, 2012 Vlaamse Regering, Beleidsbrief Wetenschap en Innovatie, Beleidsprioriteiten 2012-2013, Brussel, 2012 Vlaanderen in Actie, Vlaanderen in Actie met Nieuw Industrieel Beleid, Transformatie door innovatie, Agentschap Ondernemen, Brussel, 2013. Vlaanderen In Actie/Pact 2020, Een verdere invulling van de ViA Doorbraak ‘Innovatiecentrum Vlaanderen’, Conceptnota over de stroomlijning van het gericht innovatiebeleid, Brussel, 2012. Vlaanderen in Actie, Transities in Vlaanderen in Actie, Brussel, 2013
ACV-Groenschrift de industrie een toekomst geven
30
Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie
www.acv-groenschriftindustrie.be