donderdag 27 september 2012 / € 4,Jaargang 136 nummer 39
BP
De nieuwe industriële revolutie Binnenkort heeft iedereen zijn eigen fabriek
Het Stedelijk is open! Nu nog een visie
Als Romney wint is dat een ramp voor de VS
Een wonder dat Salman Rushdie niet cynisch is
Nexus-conferentie 2012 How to Change the World?
Zondag 2 december 2012 13.30 – 17.30 uur Stadsschouwburg Amsterdam Sprekers Slavoj Žižek – Margaret Atwood – John Gray Rory Stewart – Parag Khanna – Agnes Heller Daniel Pick – Evgeny Morozov Moshe Halbertal – Rory Sutherland
www.nexus-instituut.nl
In dit nummer
Grote bedrijven zijn uit de tijd, we kunnen het zelf in onze eigen werkplaats 20
Jacqueline de Jong, avant-garde-diva
42
50
Laat Romney zich nog vaak verspreken
Salman Rushdie schreef een monument voor de literatuur
16
12 slimme grenzen Fort Europa wordt steeds meer een hightechvesting. De techniek bepaalt de politiek. Hoe democratisch is dat? Frank Mulder 14 de bank van morgen Grootbanken stellen eigenbelang boven klantbelang. Alternatieve financieringsvormen zijn het gevolg Joost Ramaer 16 amerika Winst van de Republikeinen zou een ramp zijn voor Amerika en de wereld. Gemeten aan de huidige ideologie van de partij was Ronald Reagan een watje Frans Verhagen
Cover De nieuwe industriële revolutie
20 het bureau als fabriek Door nieuw industriebeleid hoeft het Westen China niet meer te duchten Koen Haegens
24 de makerbeweging Grote bedrijven raken uit de tijd. Productie vindt plaats vanachter de pc Chris Anderson
Het nieuwe museum blijft hangen in de oude tijd 38
Essay
30 groei groei groei Als we zo doorgaan treft ons nageslacht een kaalgevreten, opgewarmde en uitgeputte wereld aan Marcel Möring 34 turkije Journalisten en bezorgers van Koerdische kranten zijn hun leven niet veilig Fréderike Geerdink 38 stedelijk I Het gemoderniseerde museum blijft hangen in de voorbije tijd Anna Tilroe 40 stedelijk Ii Ann Goldstein moet nu een visie vormen op kunst én beeldcultuur én burger én politiek én wetenschap Koen Kleijn 42 avant-garde-diva Het wilde leven van Jacqueline de Jong. ‘Ik was onaangepast’ Xandra Schutte Kroniek van kunst & cultuur 46 Film, Popmuziek Bob Dylan en ZZ Top, Theater Antigone, Televisie NCRV Dokument, Popmuziek Cat Power
Dichters & Denkers
50 salman rushdie Aart Brouwer 54 herman stevens Kees ’t Hart 55 Marjolijn van Heemstra Joost de Vries 56 Denis Johnson Graa Boomsma 56 paul theroux Cyrille Offermans 62 Pierre Louis baron D’Aulnis de Bourouill (1918-2012) Spion voor volk en vaderland Margreet Fogteloo
Columns ‘Hoed je voor politieke pygmeeën die staatsman spelen’ 8 Ewald Engelen 7 H.J.A. Hofland, 10 Media Frank van Vree, 53 Christiaan Weijts, 61 Perquin, 61 Opheffer
Rubrieken
5 Commentaar, 6 In de Wereld, 6 Joep Bertrams, 7 Bitcaves, 8 Anone, 9 Gorilla, 11 In Den Haag, 49 Kijken Rudi Fuchs, 59 Post, 60 Sciencepalooza, 60 Cryptogram
Omslag Floris Tilanus. Foto Corbis
27.09.12 De Groene Amsterdammer 3
Vincent Vind ons tijdelijk in de Hermitage Amsterdam 29.09.2012_25.04.2013 www.vangoghmuseum.nl
Commentaar
Slagharen Nu komen we net uit de langste Sportzomer in jaren, dus misschien is het niet zo gek dat de voorbeschouwingen, het live verslag en de na-analyses van het vreugdevuur der baldadigheden in Haren zo gretig in de media kwamen. En dus opende de Volkskrant maandag met een quasi-filosofisch stuk over de vraag waarom mensen toch kicken op vernieling (Freud, op de voorpagina!). In nrc.next legde Henri Beunders nog eens uit wat ook al weer een hype is, met als nieuwigheid de onvoorspelbare rol van de, let op het eerste adjectief, ‘zogeheten sociale media’. Ook Job Cohen, die de onderzoekscommissie naar ‘Project X Haren’ zal leiden, noemde in een eerste reactie de rol van de sociale media als een van de belangrijkste onderzoeksobjecten. Onvoorspelbaar? Twee jaar terug riepen jongeren in Egypte elkaar via Twitter en Facebook op naar het Tahrirplein te komen, en verschenen er wereldwijd lovende artikelen over de democratiserende rol van de, zogeheten, sociale media. In Haren gebruikten de jongeren precies diezelfde sociale media, alleen nu met een ander perspectief. Rellen in plaats van revolutie (en dat die rellen van ‘een klein groepje hooligans kwamen die het voor de rest verpestten’ is gezocht: elk politiekorps weet dat groepen aangeschoten jongeren licht ontvlambaar zijn). Maar de Egyptenaren hadden een intrinsieke, diepgewortelde reden om op dat plein te staan. Waarom die duizenden jongeren naar Haren trokken is de grote onbeantwoorde vraag. De ongelukkige openbare Facebook-uitnodiging van de vijftienjarige job, het meisje Merthe, was het niet: Facebook- uitnodigingen komen en gaan, het feestje was heel publiek afgelast. De jongeren kwamen niet voor een feestje, ze kwamen voor een media-evenement. Nog voordat er een menigte was, deed het NOS Journaal in
de middag al verslag vanuit Haren. Ook de commerciële zenders waren aanwezig en RTV Noord zond een livestream uit. Om een uur of zeven kon je op die livestream een stuk of vijftien jongeren zien lopen en misschien dertig journalisten, fotografen en cameraploegen. Wat was er in Haren te doen? De media. Later zou nos-hoofdredacteur Marcel Gelauff de werkwijze van zijn verslaggevers verklaren. Nee, er waren geen extra journaals geweest, ‘er was geen hijgerige toon, we deden louter verslag’. De vraag is, en die is niet eens zo filosofisch als hij klinkt: als het om aangeschoten tieners gaat, bestaat er zoiets als ‘louter verslag’ doen? In zo’n situatie bestaat er geen objectieve cameraploeg. Vergelijk het met het bekende witte-jassensyndroom, waarbij de bloeddruk van de patiënt omhoog gaat als de dokter alleen al de kamer binnen komt lopen. Al decennia wordt er onderzoek gedaan naar de reactie op aanwezigheid van camera’s en telkens is de uitkomst dat mensen zich uitzinniger gaan gedragen. Op vrijdagavond tijdens etenstijd, het moment dat jongeren beslissen wat ze die avond gaan doen, zond De wereld draait door nog eens een ironisch filmpje uit: housebeat, feestende mensen, ‘extra treinen naar Haren vanaf alle stations in Nederland’ riep de voice-over, en ‘after party op het gemeentehuis’, met beelden van een brandend gebouw. Oprecht of ironisch, het waren de traditionele media die de rolverdeling voor de avond gaven en een podium boden: de jongeren wisten wat van ze verwacht werd, en wilden, met een paar biertjes op, best aan de verwachtingen voldoen. JOOST DE VRIES beeld milo 27.09.12 De Groene Amsterdammer 5
In de Wereld Spaanse straatopa’s bestormen beurs
joep bertrams
Barcelona – ‘Handen omhoog, dit is een overval!’ Met de handen in de lucht scanderen zo’n honderd bejaarde actievoerders de klassieke leus die Spaanse protestbewegingen altijd aanheffen als zij diefstal aan de kaak willen stellen. Maar nog nooit gebeurde dat te midden van monitoren met aandelenkoersen in het symbolische hart van het kapitalisme. De iaioflautas (vrij vertaald ‘straatopa’s’), de seniorenafdeling van de beweging van indignados, bezetten vandaag de beurs van Barcelona. De handelaren staren zwijgend naar de demonstranten in gele hesjes die hun grootouders hadden kunnen zijn. ‘Dit is geen crisis, dit is oplichterij!’ klinkt het. Een actievoerder zet een megafoon aan zijn mond: ‘We blijven hier net zo lang tot ons doel bereikt is. Vreedzaam, zoals altijd. We willen de beursleiding spreken en ons manifest overhandigen.’ Volgens het manifest is de beurs een ‘symbool en instrument van de criminele organisatie van één procent’. Dat is een verwijzing naar de financieel-economische elites die zich volgens de actievoerders met hulp van politici verrijken ten koste van de meerderheid. ‘Waarom denken jullie dat ze de btw hebben verhoogd, op onderwijs en gezondheidszorg hebben bespaard en de
openbare voorzieningen privatiseren? Om de banken te kunnen betalen. Dezelfde die met ons geld gered zijn en die ons uit onze huizen zetten – vijfhonderd uitzettingen per dag.’ Ondanks de herrie is de sfeer ontspannen. Alberto, 34, strak in het pak, werkt voor een beurshuis. Op de vraag wat hij van de actie vindt, zegt hij verrassend: ‘Heel goed. Dit kan zo niet doorgaan met al die bezuinigingen. Hoogste tijd dat de mensen hun stem verheffen. Als er niets verandert, gaan we met z’n allen de afgrond in.’ Na een klein half uur mag een delegatie van de actievoerders naar het kantoor van de beursleiding. De demonstranten nemen plaats op de trappen voor het beursgebouw. Daar staan inmiddels een flinke politiemacht en veel sympathiserende burgers. Als de politie een poging doet de actievoerders te identificeren en die weigeren mee te werken, wordt het nog even spannend. Maar de iaioflautas hebben andere tijden meegemaakt. Bijna allemaal zijn ze actief geweest in het verzet tegen de dictatuur van Franco. Ze zijn niet bang voor de politie. Dat zet de agenten op het verkeerde been, het blijft bij wat duwen en trekken. Uiteindelijk kunnen de bejaarde actievoerders zonder problemen vertrekken. ‘Missie geslaagd’, zegt Juan (68). ‘Snel naar huis, tijd voor mijn pillen.’ LEX RIETMAN
6 De Groene Amsterdammer 27.09.12
Sommige journalisten zijn voor Ecuador gelijker dan andere Quito – ‘De hele wereld kent ons nu door het politieke asiel voor Assange!’ zegt een trotse Ecuadoriaan op de Plaza Grande in het hart van Quito, de plaats waar doorgaans demonstraties worden gehouden in het kleine Andesland. Betere wegen, een hoger minimumloon en politiek asiel voor WikiLeaks-oprichter Julian Assange – het zijn belangrijke wapen feiten van Ecuadors president Rafael Correa. Mede door het politiek asiel voor Assange zit Correa nu stevig in het zadel. Volgens opiniepeilingen is een ongekende tachtig procent van de bevolking tevreden met zijn besluit om de in Londen in het nauw gebrachte activist als vluchteling binnen te halen. Dat komt Correa – een fan van de Venezolaanse president Chávez – goed uit, want in februari 2013 gaan de Ecuadorianen naar de stembus. Waarschijnlijk kan Correa, die sinds 2007 aan de macht is, zich opmaken voor een tweede ambtstermijn. Door het asiel voor Assange doet Correa zich voor als beschermheer van kritische journalisten. Correa en Assange kennen elkaar: eerder dit jaar interviewde de Australiër de Ecuadoriaanse president in de door het Kremlin betaalde talkshow Russia Today. ‘Welkom in de club van vervolgden!’ zei Correa enthousiast tegen Assange die zich door de VS onder druk gezet voelt. Terwijl Correa de WikiLeaks-oprichter graag uit de Londense ambassade naar Ecuador zou halen, stelt de president zich in eigen land heel anders op tegenover kritische journalisten. Zo nam het parlement onlangs wetgeving aan die ‘gekleurde berichtgeving’ tijdens verkiezingscampagnes verbiedt en die politici het recht geeft een rechtszaak aan te spannen tegen ‘kritische’ journalisten. Cesar Ricaurte, een veertigjarige journalist die voor de Ecuadoriaanse persorganisatie Fundamedios werkt, ervoer inmiddels de toorn van Correa. Ricaurte, die zich meermaals kritisch over de president uitliet, is volgens Correa een pion van de oppositionele ‘mercantilistische’ media en de Amerikaanse regering. Correa viel Ricaurte meermaals aan in televisie-uitzendingen die verplicht door alle zenders uitgezonden moeten worden. Ricaurte bekritiseerde op zijn beurt de rechtszaak van Correa tegen de oppositionele krant El Universo en drie journalisten van dat blad, die vorig jaar tot gevangenisstraffen en een boete van 42 miljoen dollar veroordeeld werden. Journalist Emilio Palacio had president Correa meermaals een ‘dictator’ genoemd. Uiteindelijk schold Correa de straffen kwijt, maar de boodschap was duidelijk en Palacio koos eieren voor zijn geld. Hij vroeg en kreeg politiek asiel. In de VS. JEROEN KUIPER
Amerika moet zijn houding tegenover de Arabische wereld fundamenteel veranderen. Dat zei de Egyptische president Mohamed Morsi in een interview met The New York Times. Meer respect voor de waarden van de islam en eindelijk serieuze hulp bij het stichten van een Palestijnse staat. Morsi, vroeger leider van de Moslim Broederschap en islamist, is de eerste gekozen president. Hij is in Amerika voor de algemene vergadering van de VN. Zijn bezoek komt in een periode waarin de spanningen tussen het Midden-Oosten en het Westen tot een nieuwe climax kunnen oplopen. Het tumult over het antimoslimfilmpje van een Californische christenzeloot en voormalige oplichter is misschien het hoogtepunt voorbij, maar het heeft wel laten zien hoe groot de antiwesterse woede in de regio is. Het verwijt dat de Egyptische politie niet naar behoren was opgetreden toen demonstranten in Caïro de Amerikaanse ambassade hadden bestormd en de vlag verbrand, wees hij af. ‘We kunnen zulk geweld nooit toestaan, maar we moeten met dergelijke situaties verstandig omgaan. Op deze manier hebben we een volgende gewelddadige reactie vermeden.’
Deze nieuwe president pakt het nog behoedzaam aan. Voorzichtigheid blijft de moeder van de porseleinkast. Wat een onnozel filmpje kan doen. Eigenlijk zou deze uitbarsting van collectieve razernij een waarschuwing moeten zijn. Al jaren groeit er een onmetelijk veel groter gevaar. Ondanks alle ontkenningen van Teheran wordt Iran er ernstig van verdacht aan een kernwapen te werken, en als de Israëlische regering de overtuiging heeft dat voltooiing van de bom nabij is, zal ze tot een preventieve aanval overgaan. Door de Amerikaanse verkiezingsstrijd zal het probleem de komende maanden nog urgenter worden. Mitt Romney is voorstander van zo’n aanval, Barack Obama is voorlopig nog tegen. Het debat loopt hoger op. Maar het mankeert aan nauwkeurigheid. Hoe moeten we ons zo’n aanval voorstellen en wat zouden de gevolgen zijn? In zijn Letter from Washington (International Herald Tribune, 24 september) maakt Albert R. Hunt een vergelijking met de oorlogen in Afghanistan en Irak. In 2002 werden de Taliban als verslagen beschouwd, waarna George W. Bush en zijn neoconservatieve denkers dachten dat ze de handen vrij hadden om Saddam af te zetten, zijn massavernietigings wapens op te ruimen en Irak het democratisch voorbeeld voor het hele Midden-Oosten te maken. Het werd de grootste militaire vergissing na de Tweede Wereldoorlog. Het lijkt
Lenin aan de macht op Indiase universiteit New Delhi – Niet de ceremoniële staf van de pedel, maar de wapenstok van de oproerpolitie luidde de opening in van het academisch jaar op Delhi University. Een dag voor het nieuwe semester begon werd op de campus gevochten. Aanleiding: vermeende fraude bij de verkiezingen van de studentenvertegenwoordigers. Een groep boze studenten bestormde het lokaal waar op dat moment de stemmen werden geteld. Rake klappen met de lathi, de lange bamboestok waarmee Indiase ordebewakers gewapend zijn, zorgden ervoor dat de telling ongehinderd kon worden voortgezet. Een paar kilometer naar het zuiden, op een steenworp afstand van de Ho Chi Minh-weg, vond ondertussen een revolutie in miniatuur plaats. Op de Jawaharlal Nehru Universiteit trad V. Lenin Kumar, van de communistische studentenfractie, als nieuwe voorzitter van de studentenraad aan. Hij kwam op democratische wijze aan de macht. De promovendus uit
ongelooflijk, maar naar de oorzaken is geen officieel onderzoek gedaan. Hoe stellen onze militaire experts zich het verloop van een preventieve aanval op Iran voor en welke mogelijke gevolgen zou zo’n onderneming voor de betrokken partijen kunnen hebben? Any war will surprise you, zei generaal Eisenhower kort voor de invasie in Normandië. Maar dat ontlast de politieke leiders niet van de verplichting hun denkbeelden over het verloop van de operatie met de betrokken volken te delen. Dat is nog niet gebeurd. Bij dit gebrek aan officiële zorgvuldigheid heeft een groep De van dertig Amerinieuwe kaanse deskundiminister gen, Democraten zal zich en Republikeinen, hoe dan ook het vraagstuk moeten onderzocht en uitspreken een rapport gepubliceerd. De deskundigen hebben allemaal in de politiek, als militair of diplomaat hun sporen verdiend. In zijn artikel vat Hunt hun conclusies samen. Door een Israëlische aanval zouden de kerninstallaties voor twee jaar buiten werking worden gesteld, en zouden de Amerikanen meedoen, dan zou dat vier jaar worden. Maar misschien gaan de ambities verder, misschien is (of wordt) het uiteindelijke doel van de operatie de vervanging van de Iraanse regering. Dit zou dan betekenen dat er landstrijdkrachten
bij worden betrokken. We moeten er rekening mee houden dat ‘daarmee een oorlog zou worden veroorzaakt, ingrijpender en omvangrijker dan alles wat Amerika de afgelopen tien jaar in Afghanistan en Irak heeft ervaren’, zo citeert Hunt deze deskundigen. Verder zouden de aanvallers er rekening mee moeten houden dat door de aanval de positie van het zittende Iraanse regime juist versterkt wordt. Iran zal zich verweren, proberen de Straat van Hormoez af te sluiten, wat mogelijk grote gevolgen heeft voor de wereldeconomie. En ten slotte: onderschat de Arabische straat niet. Besef dat de reacties van de kleine clubjes extremisten op de anti-islamfilm een dorpsrelletje zullen zijn vergeleken bij wat zich dan zal afspelen. Er is nog een andere oplossing. Laat Iran zijn bom voltooien, schrijft de Amerikaanse politicoloog Kenneth Waltz in Foreign Affairs. Het gebruik ervan zou voor het land zelfmoord betekenen, en meer dan een halve eeuw ervaring heeft geleerd dat het kernwapen juist een stabiliserende werking op de buitenlandse betrekkingen heeft. Dat is in de Koude Oorlog bewezen en daarna is het bijvoorbeeld aangetoond door India en Pakistan. In ieder geval heeft het debat over de Iraanse bom een nieuw stadium bereikt. Wat zal straks onze nieuwe minister van Buitenlandse Zaken ervan zeggen? Hij zal zich hoe dan ook moeten uitspreken, het gaat tenslotte om de nieuwe wereldvrede.
Chemicaliën Opkomende economiën gaan de komende jaren de geïndustrialiseerde landen voorbij als producent van chemicaliën. De Verenigde Naties waarschuwen voor de risico’s $ 1.350 miljard
$ 3.000 miljard
2000
2020
$ 450 miljard
$ 3.400 miljard
Bron: United Nations Environment Programme
BITCAVES
H.J.A. Hofland Nieuw debat over de bom
27.09.12 De Groene Amsterdammer 7
Economie Ewald Engelen Pygmeeën Hoed je voor politieke pygmeeën die staatsman spelen. In Brussel is het de komende maanden schering en inslag. Terwijl in Nederland een taboe rust op vergezichten grossiert het herfstige Brussel erin. Twee weken geleden was het de Portugese maoïst Barroso die de aftrap deed. Met zijn ‘State of the Union’ meende hij doodgemoedereerd in de voetsporen van Schuman, Monnet en Delors te kunnen treden. Een federalistische toekomst van politieke en fiscale unie schetste ons staatsmannetje daarin. Het hing aan elkaar van inconsistenties. Overdracht van bevoegdheden aan zijn eigen Commissie én inzetten op versterking van de Europese democratie was er een. Voortgaan op het onzalige pad van een zelfgekozen bezuinigingsrecessie én – in de onnavolgbare kitschspraak van Europese bestuurders – ‘een boodschap van hoop naar jongeren laten uitgaan’, was een andere. Vorige week was het de beurt aan de Duitse minister van Buitenlandse Zaken en tien van zijn collega’s, onder wie onze eigen Uri Rosenthal. Onder de titel A New Vision of Europe presenteerden zij op de opiniepagina van The New York Times een manifest
over de toekomst van Europa, dat grossierde in dezelfde holle daadkracht als Barroso’s redevoering een week eerder; we gaan…, we doen…, we zullen…, we moeten…, we staan pal…, we hebben besloten… Met als absoluut hoogtepunt: ‘Containing the crisis is our responsibility. And we will deliver on it.’ Een George Bush-je op z’n Europees. Niet alleen gaan ministers van Buitenlandse Zaken hier helemaal niet over, na drie jaar incompetent gehannes om de Griekse kiezelsteen uit de schoen te prutsen is zo’n druistige aankondiging van daadkracht op z’n zachtst gezegd misplaatst. In psychoanalytische termen: het zijn de uitlatingen van een psychopaat die zijn existentiële onzekerheid overschreeuwt. De titel van het manifest is pathologisch in zijn fantasieloosheid. Tik in Google maar eens ‘A New Vision of…’ in. De intikafmaker maakt er: ‘astrology’, ‘masculinity’, ‘authentic assessment to overcome the flaws of high stake testing’, ‘aging canada’, ‘ethno-territorial conflicts in the south caucasus’ en duizend andere dingen van. Oftewel, een groter cliché is nauwelijks denkbaar. Wie wil je er dan mee overtuigen? Je lezers? Vergeet het! Die hoeven de titel maar te zien om te snappen dat dit weer zo’n bloedeloze compromistekst is van politieke lilliputters (pardon: ‘politiek actieve mensen met dwerggroei’) die vooral elkaar proberen te overtuigen van hun
goede bedoelingen en geen zier om de belangen van burgers geven. Dat blijkt ook uit de inhoud. Veel geëmmer over een gezamenlijk defensiebeleid, grenscontrole en meer democratische zeggenschap van burgers over Europees beleid via een grotere rol voor het Europees Parlement. Maar niets over hoe dat moet en, belangrijker, of burgers dit allemaal wel willen. Bovendien ligt de nadruk onveranderd op fiscale discipline, begrotingseisen en budgettair evenwicht. Waarmee het de complete miskenning illustreert van het feit dat het huidige Brusselse crisisEn zo zakt management de langzaam kwaal – geen groei heel Europa – alleen maar in een zelf erger maakt. aangelegd Kijk maar om moeras je heen: de ene na de andere lidstaat schiet in recessie. Van Zuid tot Noord krimpen de binnenlandse bestedingen. De bezuinigingen van de een frustreren de groei van de ander. En zo zakt langzaam heel Europa in een zelf aangelegd moeras van economische lamlendigheid. Lang voorzegd voor de VS is het straks de eurozone die als enige van de grote regio’s een tweede recessie in duikt. Een heuse ‘double dip’ – met dank aan Brussel. De harde realiteit van minder soevereiniteit, meer controle en meer fiscale discipline wordt er met wat
loze zoetmakertjes – meer zeggenschap, groei en democratie – echt niet beter op. En dan het medium: wie verzint het om een nieuwe toekomstschets van Europa in een New Yorkse elitekrant te presenteren? Welk publiek probeer je dan te overtuigen? Europese burgers of Amerikaanse beleggers? En wat zegt dat over het zwaartepunt van dat zogenaamde ‘nieuwe Europa’? Ligt dat ondanks lippendienst aan democratie en groei en allerlei andere mooie-dingen-voor-de-mensen, bij Europese burgers? Of, zoals het hele Europese integratieproject sinds 1992, vooral bij grootbedrijf en grootbank? Ik hou dan ook mijn hart vast voor het masterplan dat Van Rompuy over drie weken zal presenteren. Mijn verwachting? Van hetzelfde laken een pak. Lippendienst aan groei, jongeren en democratie en tegelijk voortgaan op dezelfde hardvochtige weg: bezuinigen tot we allemaal een ons wegen. En ondertussen maar niet snappen dat het redden van de euro – bankenunie, monetaire financiering, fiscale unie, politieke unie – maar niet op electoraal applaus mag rekenen. Sterker: twee derde van de Duitsers denkt inmiddels beter af te zijn zonder euro. En vis rot altijd vanaf de kop. Nee, deze politici zijn niet van het kaliber Schuman, Monnet of (zelfs) Delors. Het zijn politieke pygmeeën. Lijdend aan zelfoverschatting. Dat dan weer wel.
Chennai werd netjes verkozen tot voorman. Hij boekte succes met zijn verzet tegen het plan om een rund- en varkensvleesfeest te houden op de campus. Een groot deel van de studenten is hindoe en ziet een dergelijke barbecue niet zitten. Kumar is merkbaar tevreden met zijn uitverkiezing. ‘De Nehru Universiteit heeft een lange traditie van verzet en activisme. Die wil ik graag voortzetten’, vertelt hij in de zaal van de Student Union. Hij heeft zojuist gezworen dat hij zijn taak gewetensvol zal uitoefenen, onder luid gejuich van medestudenten – ‘Leve kameraad Lenin!’ – en onder toeziend oog van Marx en Gandhi wier portretten aan de muur hangen. Op de plek waar hij staat werd kort voor de ceremonie nog driftig gedweild. De moessonregen had die nacht grote plassen achtergelaten. Kumars eerste strijdpunt betreft de studentenhuisvesting. Er is een tekort aan slaapzalen en bestaande accommodaties zijn van erbarmelijke kwaliteit: bedompte roodbakstenen gebouwen, brokkelig en rottend van het vocht. Ook wil hij meer studenten van achterstandsgroepen naar de universiteit halen. Toch heeft deze feestelijke dag een zwart 8 De Groene Amsterdammer 27.09.12
randje. Kort voor de verkiezingen zijn Lenin Kumar en de rest van de fractie uit de moederpartij gezet. De Communistische Partij India (marxistisch) excommuniceerde de studenten omdat zij in strijd met de partijkoers weigerden om Congreslid Pranab Mukerjee te steunen als nieuwe president van India. In de grootse democratie ter wereld is de scheidslijn tussen campus- en landspolitiek erg dun. CASPER THOMAS
Judith Butler en de dialectiek van de verblinding Berlijn – Het vergt de nodige dialectische lenigheid om het Duitse rumoer rond de Amerikaanse filosoof Judith Butler te doorgronden. De stad Frankfurt aan de Main kende haar dit jaar de Adorno-prijs toe. Dat leek alleszins verdiend voor iemand die in de traditie van Adorno’s kritische theorie een indrukwekkend en invloedrijk filosofisch oeuvre opbouwde. Haar werk gaat vooral over de sociale constructie van identiteit. Haar speciale belangstelling geldt de identiteit van vrouwen. Maar ook de constructie van politieke subjecten heeft haar aandacht. Net als Adorno neemt ze daarbij een kritische houding aan tegenover de manipulatie van individuen door nationale staten en economische systemen. Tot zo ver is er niets aan de hand. Maar haar kritiek strekt zich ook uit tot de Israëlische staat. Butler, die joods is opgevoed en actief is in de joodse gemeenschap van Oakland, veroordeelt de politiek van de Israëlische regering en acht het verzet van de Palestijnen gerechtvaardigd. Ze heeft zelfs enig begrip voor Hamas en Hezbollah, al verwerpt ze hun gewelddadige acties. Die positie is voor veel joden in Duitsland onaanvaardbaar. Er stak een storm van protest op, aangevoerd door de Centrale Raad van de Joden in Duitsland. Voor de Raad is solidariteit met Israël juist in Duitsland de allerhoogste plicht. Butler werd beschuldigd van anti semitisme en van sympathie voor organisaties die Israël van de kaart willen vegen. Er volgden heftige polemieken en oproepen om de prijsuitreiking te boycotten. Butler verdedigde zich met moedige teksten in toonaangevende Duitse kranten. Maar haar handreikingen werden afgeslagen. Honderd demonstranten posteerden zich met vuvuzela’s voor de Paulskerk in Frankfurt waar de uitreiking plaatsvond. Van Duitse intellectuelen en politici was niets anders dan een bedremmeld zwijgen te vernemen. Dat was bij het debat over besnijdenis wel anders, toen tal van opinieleiders zich haastig schaarden achter de joodse verontwaardiging over de kritiek op het ritueel. Maar nu wilde niemand zich aan de kwestie-Butler branden. De verdediging van Butler liet men over aan zulke onafhankelijke joodse geesten als Micha Brumlik, hoogleraar aan de Goethe Universiteit van Frankfurt. Eens te meer, schrijft Brumlik in de
Frankfurter Rundschau, botst hier het joodse verlangen naar een eigen politieke identiteit met de universele joodse ethiek die iedere politieke machtsvorming kritisch bekijkt. Butler hield in de Paulskerk een geleerde toespraak in het Duits. Ze betoonde zich de prijs meer dan waardig, oordeelden velen achteraf. Fijn dat er tussen de toeterende demonstranten ook een paar dissidenten stonden met een bordje ‘Bedankt, Judith!’ ANTOINE VERBIJ
Het einde van Bumiputera Kuala Lumpur – ‘Misschien is hij bang dat we hem niet herkennen.’ Hoofdschuddend wijst een Indiase kralenverkoper op de tientallen posters van de Maleisische premier Najib Razak die de Jalan Tun Sambanthan flankeren, de hoofdstraat van de Indiase wijk Brickfields in Kuala Lumpur. Binnen een half jaar moet hij – onwillig – nieuwe verkiezingen uitschrijven. Nadat zijn ‘eenheidspartij’ umno vier jaar geleden voor het eerst sinds de jaren zestig zijn tweederde meerderheid verloor, is er nu een reële kans dat de oppositie de macht grijpt. Inzet is Bumiputera, de ‘baas in eigen land’-politiek. Deze bepaalt al meer dan veertig jaar dat de Maleiers als zelf uit-
geroepen ‘kinderen van het land’ positief worden gediscrimineerd ten opzichte van de Chinese en Indiase minderheden. Bumiputera was bedoeld om het land bijeen te houden. Immigranten uit China en ZuidIndia hadden de Maleiers destijds ver achter zich gelaten op economisch gebied. Het bevoordelen van de ‘eigen’ bevolking zorgde lange tijd voor herverdeling van de welvaart en daarmee voor stabiliteit. Met haar elegante Twin Towers en futuristische regeringshoofdstad Putrajaya werd het multiculturele Maleisië het meest verlichte van alle islamitische landen. Wie tegen Bumiputera ageerde, was voor chaos. umno doet er alles aan om de macht te behouden; onbemiddelde kiesgerechtigden krijgen in ruil voor hun stem rijst, suiker en contant geld. De regering voelt zich vanuit verschillende hoeken bedreigd. Voormalig vice-premier Anwar Ibrahim, eindelijk vrijgesproken van sodomiebeschuldigingen, doet een gooi naar het premierschap. Daarnaast trekt de pas, de sgp van Maleisië, veel moslimstemmen in gebieden waar het kampongleven nog floreert. Belangrijker is dat de Chinezen en Indiërs eindelijk samenwerken. Ze zijn een stuk minder naïef dan hun voorvaderen die zich decennialang hebben laten inpalmen door de gevestigde orde. De jongere generaties zijn geen kinderen van het land, maar van de globalisering. Ze rij-
27.09.12 De Groene Amsterdammer 9
Media Frank van Vree Ongemakkelijk gevoel De perikelen rond de Amerikaanse film Innocence of Muslims en de spotprenten in het Franse satirische tijdschrift Charlie Hebdo hebben niet alleen geleid tot massale demonstraties en aanslagen, met tientallen doden als gevolg, maar ook tot de zoveelste discussie over de vrijheid van meningsuiting. Daarbij roeren vooral rechtse politici opmerkelijk vaak en luid de trom van democratische waarden – in wat zij schilderen als een episode in de clash of civilizations. Zo hekelden de Republikeinen de pogingen van de Amerikaanse regering om afstand van de film te nemen, en overlaadden VVD en PVV de voorzitter van het Europees Parlement Martin Schulz met kritiek omdat hij de productie en de distributie van de film krachtig veroordeelde – in plaats van de vrijheid van meningsuiting voorop te stellen. Een ongemakkelijke situatie, want zo langzamerhand kun je je afvragen of deze affaires nog wel iets met politieke, morele of religieuze principes van doen hebben. Je kunt de gebeurtenissen ook
opvatten als een proces van actie en reactie, voortgedreven door mensen en partijen die er iets bij te winnen hebben. Dat begint bij de makers die uit een veelheid van motieven – narcisme, rancune, politiek of commercieel gewin – de aandacht op zichzelf willen vestigen. Wilders is daarvan een mooi voorbeeld, maar ook de redacteuren van Charlie Hebdo, die zich als helden met gebalde vuist op de foto laten zetten. Aan de andere kant staan regimes, politieke groeperingen en religieuze leiders die elke ‘belediging’ aangrijpen om hun positie te versterken. De internationale media, op hun beurt, zijn er als de kippen bij om de ongeregeldheden – liefst live – te verslaan, waarna het de beurt is aan de Romney’s en Van Baalens om hun gelijk op te eisen en met veel misbaar zelfs maar de geringste betuiging van begrip als aantasting van westerse waarden te bestempelen. Fitna, Charlie Hebdo, Innocence of Moslims – goed beschouwd draait het minder om religieuze gevoelens of ideologische principes dan om media-aandacht, kijkcijfers, oplages, geld en, nog meer, macht en politieke retoriek, om het even aan welke kant van het spectrum. Intussen worden wij, burgers, opgezadeld met de vraag hoe een en ander zich verhoudt tot de vrijheid van meningsuiting – een moeilijke opgave, gezien in het licht van de motieven van de betrokkenen.
den met McDonald’s-stickers op de ruiten van hun tweedehands bmw’s, betalen met Manchester United-bankpasjes, houden van het Britse koningshuis en noemen de ringgit een dollar. Hun omarming van westerse logo’s contrasteert met al de Maleisische vlaggen die tijdens de onafhankelijkheidsviering het straatbeeld domineren, net name bij overheidsgebouwen en huizen waar ‘kinderen van het land’ wonen. Diezelfde westerse invloed geeft de vernieuwers politieke hoop. ‘Als een zwarte president kan worden van Amerika’, zegt de kralenverkoper, ‘waarom dan geen Indiër of Chinees in Maleisië?’ PATRICK VAN IJZENDOORN
Wat zou Kevin doen? Canberra – Julia Gillard, Australië’s eerste vrouwelijke, atheïstische, ongetrouwd samenwonende premier, is tegen het homohuwelijk. Na maanden van manifestaties in en rond de Australische regeringsgebouwen stemde het parlement vorige week over een voorstel tot invoering van het homohuwelijk. De conserva10 De Groene Amsterdammer 27.09.12
Zijn de makers van Innocence of Moslims of de lepe redacteuren van Charlie Hebdo werkelijk te beschouwen als helden van het vrije woord, die onze steun verdienen, ook al zijn we het niet met hen eens, en die we ‘tot de dood’ zouden moeten willen verdedigen, zoals het (ten onrechte) aan Voltaire toegeschreven dictum luidt? Of moeten we ze zien als provocateurs, vergelijkbaar met de Damschreeuwer tijdens de Dodenherdenking, of met een vrouw die dag na dag op straat staat te roepen dat haar buurman incontinent is en zijn vrouw mishandelt – maar dan in een internationale Er zijn setting? grenzen aan Laatst de vrijheid genoemde zou het van het met een beroep woord, zelfs op de vrijheid in Amerika van meningsuiting voor een Nederlandse rechter niet halen, zelfs als dat wat zij roept geheel en al waar is; zowel in een strafzaak als in een civiel-rechtelijke procedure hoeft zij op weinig begrip te rekenen. En hoe het met de Damschreeuwer is afgelopen, weten we allemaal. Er zijn, kortom, grenzen. Zelfs in Amerika, het land waar de vrijheid van het woord zo goed als heilig is, worstelt men met de vraag waar die precies liggen. Eerder is hier al eens geschreven over de Westboro Baptist Church, een minuscule antisemiti-
tieve oppositie was en bloc tegen. De gedoogpartners van de Labor-regering, bestaande uit de Groenen (indieners van het voorstel) en een groep onafhankelijken, waren verdeeld, net als Labor zelf. Onder grote druk had Gillard de fractiediscipline voor de stemming losgelaten en dat was al een kleine overwinning voor de voorstanders. Maar daar bleef het bij. Julia Gillard heeft zich sinds haar aantreden in 2010 herhaaldelijk uitgesproken tegen het homohuwelijk, altijd met een tamelijk bevreemdende argumentatie. In juni verwees ze op live-tv nog naar haar eigen thuissituatie. Ze had een prima relatie met haar partner Tim en daar had ze ook heus geen boterbriefje bij nodig, glimlachte ze. Voor iemand die (vaak terecht) stelt dat ze het slachtoffer is van misogynie en discriminatie is het haast onvoorstelbaar dat ze niet zou beseffen dat de discussie over het homohuwelijk niet gaat over de waarde van het huwelijk, maar over wettelijke discriminatie van homoseksuele liefdesrelaties. Geen persoonlijk onderwerp is politieker dan de huwelijkswetgeving. En ‘politiek’ betekent in de Australische verslaggeving vooral: ‘Wat zou
sche, antikatholieke calvinistische sekte uit Kansas die begrafenis plechtigheden voor in Irak gesneuvelde soldaten placht op te luisteren met protestborden met teksten als ‘God haat flikkers’, ‘God haat Amerika’ en ‘Dank God voor 9/11’. Hun recht om te demonstreren werd door het Hooggerechtshof erkend, maar in verschillende staten werden de demonstranten wel verplicht om op afstand van de rouwstoet te blijven. Dat precies de meest onverdraagzame groeperingen zich zo graag beroepen op het beginsel van de vrijheid van meningsuiting, zal de oprechte verdedigers ervan allicht een vieze smaak in de mond geven. Zij moeten zich voelen als een pion in het spel dat de makers van Innocence of Muslims en vergelijkbare rommel spelen: terwijl deze zich welbewust overgeven aan een vorm van politiek hooliganism, die weinig of niets uit te staan heeft met de idealen van de Verlichting, maar des te meer met politieke baldadigheid, opportunisme en winstbejag, houden zij zich keurig aan hun principes. Dat is een moeizame, zelfs pijnlijke positie. Maar dat dezelfde politici, partijen en media hun critici vervolgens ook nog eens het recht willen ontzeggen hun gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel en hun vaak rabiate vuilspuiterij publiekelijk aan de kaak te stellen, mag gerust een gotspe worden genoemd.
Kevin doen?’ Zou de diepgelovige backbencher Kevin Rudd, de premier die in 2010 bij een interne Laborstrijd door Gillard werd verdreven, het anders hebben gedaan? Rudd beweert dat het huwelijk onder hem zou zijn opengesteld, maar hij stemde afgelopen week net zo goed tegen, evenals een groep parlementariërs van Labors rechterflank die Gillard in het zadel hielpen. Analytici die simpelweg niet kunnen geloven dat de premier oprecht is in haar afwijzing denken dat loyaliteit aan die fractieleden de echte reden is voor haar standpunt. Tegenover Gillards twijfelachtige motivering stond een aantal uitgesproken betogen van voorstanders die verwezen naar hun eigen relatie of die van een familielid. Een tegenstander als de Liberale schaduwminister voor Familiezaken stelde in de senaat dat een ruimhartige definitie van het huwelijk het wel erg lastig maakte om zaken als bestialiteit nog te veroordelen. Die duidelijkheid moest hij wel bekopen met oneervol ontslag. Intussen lijkt de Australische bevolking in meerderheid weinig bezwaren te hebben tegen het homohuwelijk. STEF SPRONCK
In Den Haag Valkuilen
Waarom zouden compromissen tussen VVD en PvdA bij voorbaat minder goed zijn uit te leggen dan een grote uitruil van onderwerpen? Door Aukje van Roessel Beeld Milo
Het is altijd weer verrassend hoe in politiek Den Haag bepaalde ideeën of zienswijzen in korte tijd ineens overal op te pikken en te horen zijn. Plots lijkt er dan consensus te bestaan en praat iedereen elkaar na. Nu ook weer, aan het begin van de coalitiebesprekingen tussen de twee winnaars van de verkiezingen, vvd en pvda. Zo is in de Haagse wandelgangen nu veelvuldig de waarschuwing te horen dat als de twee grootste kemphanen uit de verkiezingsstrijd hun gezamenlijke kabinet geen motto meegeven, als vvd en pvda geen gezamenlijk verhaal onder hun regeerprogramma leggen, de kans groot is dat de kiezers niet snappen dat die twee elkaar eerst bevechten en dan toch samen kunnen werken. De oproep voor een motto komt voort uit de angst dat de kiezers de bezuinigingen die zeker zullen volgen niet zullen pikken als hun het grotere verhaal erachter niet wordt voorgehouden. Het gevaar daarvan zou zijn dat veel kiezers weer zullen uitwijken naar de partijen op de flanken en er geen draagvlak zal zijn voor de kabinetsmaatregelen die tot in de portemonnee van die kiezers voelbaar zullen zijn. Weet u nog wat het motto was van het kabinet-Balkenende IV? Dat geeft al aan hoe betrekkelijk een motto kan zijn. Balkenende IV was het kabinet waarin de huidige pvda-informateur Wouter Bos vicepremier en minister van Financiën werd. Enige vertrouwdheid aan de huidige onderhandelingstafel met een motto is er dus al. Bovendien ging het toen, in 2006, ook om een kabinet waarin de twee grootste kemphanen uit de verkiezingsstrijd samen gingen werken, weliswaar destijds aangevuld met een derde partij, de ChristenUnie. Heeft dat motto ook geholpen? Achteraf lijkt het Samen werken, samen leven van het kabinet-Balkenende IV vooral een bezwerings formule voor cda en pvda zelf te zijn geweest. Een bezweringsformule die niet hielp. Het bleek dat de twee partijen het motto in het kabinet niet waar konden maken, de onderlinge verhoudingen bleven gespannen, het onderlinge wantrouwen bleef groot. Het effect van de echte bedoeling achter het motto, aanzetten tot meer sociale samenhang in de maatschappij, is moeilijker te meten. Wel werd destijds binnen de kortste keren dat Samen werken, samen leven nog slechts smalend in de mond genomen. Als een motto geen concrete handen en voeten krijgt, wordt het een loze kreet. Afgemeten aan de verkiezingen van vier jaar later zou je kunnen beweren dat het motto zelfs het tegenovergestelde bereikte, want de pvv was toen de grootste winnaar, een partij die mensen juist tegen elkaar opzet. Een motto voor een vvd-pvda-kabinet, zo is ook al in de wandelgangen te horen, zou kunnen zijn: de crisis aanpakken. Critici vragen zich af of het voldoende bindend vermogen heeft voor de kiezers, het klinkt zo kil, het ontbeert een toekomstgericht verhaal. Winstpunt van dit motto
is echter dat het kabinet de opdracht heel direct ook bij zichzelf neerlegt, al is het uiteraard ook een oproep aan de bevolking begrip te hebben voor ingrijpende maatregelen. Nog een winstpuntje zou zijn dat het effect van dit motto beter te meten lijkt dan dat van Balkenende IV, aan bijvoorbeeld de banengroei, de overheidsschuld of de opleving van de woningmarkt. Hierin zit echter ook meteen het gevaar besloten, want de hoon zal groot zijn als de crisis het kabinet boven het hoofd zou groeien. Behalve over het motto gaat het sinds duidelijk werd dat vvd en pvda samen gaan onderhandelen ook ineens over het grote uitruilen. Ineens vindt iedereen het de gewoonste zaak van de wereld dat vvd en pvda gaan afspreken dat als de een zijn zin krijgt op bijvoorbeeld het dossier woningmarkt, de ander dan het dossier zorg mag binnenslepen. Compromissen binnen één dossier worden plots consequent waterig genoemd, waarmee dus bedoeld wordt: slecht. Daarmee worden in één klap alle compromissen uit het verleden als halfbakken doetjes weggezet, alsof er nooit compromissen zouden zijn geweest die het beste uit twee werelden verenigden of de harde kantjes van maatregelen verzachtten. Dat het grote uitruilen dé oplossing is voor vvd en pvda zit in korte tijd al zo diep dat toen ik een in de wandelgangen opgepikte oplossing voor de hypotheekrenteaftrek aan iemand voorhield deze direct zei: ‘Maar dat is toch weer zo’n compromis!’ Het nadeel van zo’n plotselinge nieuwe consensus in Den Haag is dat er blinde vlekken ontstaan en valkuilen over het hoofd worden gezien. Het idee achter de grote uitruil is dat elk van de twee partijen zich kan profileren op een onderwerp en zo herkenbaar blijft voor de eigen achterban. Kijk, kan de vvd straks mogelijk zeggen: wij pakken de arbeidsmarkt aan. En wij de woningmarkt, zeggen de sociaal-democraten dan. Maar waarom zou een compromis tussen vvd en pvda binnen het dossier hypotheekrente bij voorbaat minder goed zijn uit te leggen dan een grote uitruil waarbij de pvda de hypotheekrente op haar manier mag aanpakken, maar daarvoor akkoord gaat met een kortere duur van de werkloosheidsuitkering? Zal een kiezer met een eigen huis die zijn baan kwijtraakt dat beter begrijpen dan een traditioneel compromis? De partijen moeten dan toch ook, net als bij traditionele compromissen, aan hun achterban uitleggen dat niet alles is binnengehaald? Bovendien hebben ze dan op dat andere terrein volledig ‘verloren’. Een hard kantje van maatregelen voorkomen past immers niet in het idee van de grote uitruil. Zou het grote uitruilen een dekmantel kunnen zijn voor een andere werkelijkheid, die waarin vvd en pvda geen compromissen weten te sluiten op een en hetzelfde dossier? Omdat de verschillen te groot zijn? Mogelijk is dat de valkuil die we – blind aanlopend achter de trouvaille van de grote uitruil – over het hoofd zien. 27.09.12 De Groene Amsterdammer 11
Slimme grensbewaking
Hightechfort Europa
Goos van der Veen / HH
Bijna geruisloos voert de Europese Unie twee projecten door om de buitengrenzen technologisch te versterken. De gevolgen zijn ingrijpend. ‘De logica die wordt gevolgd is democratisch gezien heel wankel.’ Door Frank Mulder
‘Er is geen alternatief ’, zei Franco Frattini, eurocommissaris voor Justitie, Vrijheid en Veiligheid, vier jaar geleden in het Europees Parlement. Terroristen, criminelen en mensenhandelaren hebben de beschikking over betere technologie dan wij, legde hij uit, en daarom moeten we over op ‘een compleet nieuwe wijze van grensbewaking’. Hij kondigde twee plannen aan die zwaar leunen op geavanceerde technologie. Het eerste is een permanente bewaking van alle buitengrenzen, compleet met onbemande vliegtuigjes om migranten op zee op te sporen. Het tweede is een voorstel voor ‘smart borders’, slimme grenzen, oftewel biometrische herkenning van iedereen die Europa binnenkomt én uitgaat. Het eerste plan is intussen uitgewerkt en moet op 1 oktober 2013 van start gaan. Het wordt op dit moment besproken in het Europees Parlement. Het heet Eurosur, oftewel het European Border Surveillance System, en is een soort netwerk van netwerken. ‘Alle lidstaten moeten een centrum oprichten dat 24 uur per dag alle activiteiten op het gebied van grensbewaking coördineert, politie, douane, marine, alles’, legt Erik Berglund telefonisch uit. Berglund is directeur Capaciteitsopbouw van Frontex, de Europese grensbewakingsdienst in Warschau. ‘Deze nationale centra zullen alle 12 De Groene Amsterdammer 27.09.12
relevante informatie over grensbewaking met elkaar moeten gaan delen, van illegale visserij tot drugssmokkel. Tot nu toe gebeurt dat alleen op vrijwillige basis.’ Frontex zal deze nationale centra regelmatig ‘situatieschetsen’ sturen. ‘Daarin beschrijven we trends, op basis van de informatie die ze zelf aanleveren, maar we kunnen dat ook aanvullen met bijvoorbeeld eigen luchtopnamen. We gaan daarnaast ook overzichten sturen van inlichtingen uit de landen buiten de EU, zoals Syrië, Mali of Libië, op basis van bijvoorbeeld satellietbeelden.’ Het doel van Eurosur is drieledig, zegt Berglund: ‘Illegale migranten beter opsporen, internationale criminaliteit beter bestrijden en meer bootvluchtelingen redden. Er verdrinken nog steeds ieder jaar duizend tot drieduizend mensen, en daar willen we iets aan doen.’ Volgens migrantenorganisaties is dit laatste doel vooral een verkooppraatje. ‘Eurosur helpt misschien om de bootjes te detecteren’, zegt Stephan Kessler van de Jesuit Refugee Service in Brussel, ‘maar dan is er nog steeds geen procedure om te bepalen wie ze vervolgens moet redden. Malta en Italië hebben vorig jaar een keer vijf dagen gediscussieerd over een bootje dat ronddobberde. En als het dan wordt onderschept: wie bepaalt dan of ze asiel mogen aan-
Houders van een EU-biometrisch paspoort (met chip) kunnen sinds maart 2012 op Schiphol gebruik maken van geautomatiseerde, selfservice paspoortcontrole. Een gezichtsherkenningssysteem controleert of de persoon de echte houder van het paspoort is
vragen of toch terug moeten naar Libië waar ze misschien gevaar lopen? Daar zegt Eurosur nog steeds niets over. Ik vraag me af of we al dat geld niet beter kunnen besteden, als bootvluchtelingen redden het doel is.’ Dat is nog maar een deel van de zwakheid van Eurosur, blijkt uit het stevige rapport Borderline dat is geschreven in opdracht van de Heinrich Böll Stichting, een internationale denktank die verbonden is aan de Groenen. Volgens de auteurs is Eurosur veel te groots opgezet, bouwt het voort op een migratiebeleid dat niet werkt en is het technisch en organisatorisch wankel. ‘De enigen die hebben onderzocht of het werkt, zijn Frontex en de bedrijven die de techniek verkopen’, zegt Mathias Vermeulen. Hij is mede-auteur en specialist internationaal recht aan het European University Institute in Florence. ‘Er is geen toezichthouder, ook niet als het project eenmaal draait. Financieel kan het alleen maar op een fiasco uitlopen. Volgens de Commissie gaat het tot 2020 maar 340 miljoen euro kosten, maar wij komen na een paar berekeningen al op het twee- of drievoudige.’ Saillant detail: een deel van het geld komt uit het budget voor ontwikkelingshulp. Er is nu al zo veel geld aan Eurosur besteed, onderdelen draaien al en de meeste landen heb-
ben al coördinatiecentra opgezet, dat deze trein niet meer te stoppen is, denkt Vermeulen. Dat is nog niet het geval bij het voorstel voor ‘slimme grenzen’, dat nog bij de Commissie ligt. Een paar jaar geleden werd het idee ook al besproken, maar het lag te gevoelig bij sommige lidstaten, om redenen van privacybescherming en financiën. Het politieke klimaat is echter wisselvallig. Toen vorig jaar 25.000 Tunesiërs naar Italië trokken om de onrust in hun land te ontvluchten, had de Europese Raad het in no time weer op tafel. Of de Commissie er snel een voorstel van kon maken. De woordvoerder wil er nog niets over zeggen, maar bekend is al wel dat het een zogenaamd Entry Exit System en een Frequent Travellers Programme zal bevatten. Van alle niet-Europese reizigers zullen gegevens worden opgeslagen, zoals datum en plaats van binnenkomst, adres van de eventuele contactpersoon in de EU, en biometrische gegevens, zoals vingerafdrukken en een digitale foto. Bij het uitreizen wordt de persoon opnieuw gescand, zodat het systeem kan zien wie onrechtmatig achterblijft. Omdat dergelijke poortjes de reistijd verlengen, komt er een speciaal programma voor bekende, bonafide reizigers die op basis van biometrische identificatie automatisch door de grenspoortjes kunnen lopen. Het voorstel is in feite een enorme uitbreiding van het Visa Informatie Systeem, waar mensen uit niet-westerse landen al hun vingerafdrukken voor moeten afgeven. Europa heeft 100 à 150 miljoen bezoekers per jaar. Dat wordt een gegevensbestand van ongekende omvang. Daarom is Max Snijder, biometrieconsultant, er wel sceptisch over: ‘We hebben helemaal geen ervaring met dit soort gigasystemen. Wie meldt het als iemand is overleden? En als iemand niet meer naar buiten komt, wat dan? Daar helpen al je vliegtuigjes en kustpatrouilles niet tegen. Er moeten kolossale vragen gesteld worden, ook juridisch, over de toegang tot de gegevens. Wie mag er allemaal bij? De Verenigde Staten? Die oefenen grote druk uit om bij zo veel mogelijk informatie te kunnen en vaak vinden wij dat in Europa wel best.’ Dit is nog los van wat je aan moet met de foutmarge waar ieder biometrisch identificatiesysteem mee te kampen heeft. De term ‘smart borders’ is wel tactisch gekozen, zegt Vermeulen. ‘Nu lijkt het te gaan om de keus tussen slimme of domme grenzen. Ja, dan willen we slimme natuurlijk.’ Maar de gegevensbescherming is volgens Vermeulen, zelf specialist op dat terrein, een fundamenteel probleem: ‘Volgens de Europese wet moet er een gegronde reden zijn om de lichaamskenmerken van iemand op te slaan. In dit plan wordt iedere reiziger beschouwd als potentiële crimineel. Terwijl meldingen van achterblijvers ook kunnen gaan om piloten die als piloot in hun vliegtuig binnenkomen en als burger vertrekken. Of om mensen die ziek zijn geworden en in een ziekenhuis zijn beland.’ Wie de gegevens uiteindelijk mag gebruiken, is niet bekend. Mag de politie op straat bij
buitenlanders checken of er een match is met het systeem? Sommige lidstaten zijn wel degelijk van plan om de database voor opsporings doeleinden te gebruiken. Volgens de Commissie is het echter alleen bedoeld om migratiestromen in kaart brengen. Statistische info dus. Dat is dan geen goedkope statistiek: het optuigen van slimme grenzen kost 450 miljoen euro en het uitvoeren kost jaarlijks 190 miljoen. Althans, dat schat de Commissie. Dat nemen veel mensen met een korreltje zout, want het Schengen Informatie Systeem, ook al een groot IT-project van de EU, werd uiteindelijk vijf keer duurder dan begroot. De beide plannen zijn heel verschillend, maar lijden ten diepste aan dezelfde kwaal: niemand weet wat het doel precies is. Bootvluchtelingen redden of criminaliteit bestrijden? Migratiestromen in kaart brengen of opsporing vergemakkelijken? Iedereen zegt iets anders. ‘Veiligheid’ is waar de lidstaten, de Commissie en het Parlement elkaar op vinden. Het is de vraag of dat fundament stevig genoeg is voor zulke grote projecten. De Amerikaanse ervaringen geven wat dat betreft wel reden tot terughoudendheid. De VS zijn al sinds 2004 bezig met een entry-exit-
‘Het wordt een ongrijpbare, overal aanwezige machine die mensen permanent verdeelt tussen wel en niet gewenst’ systeem, maar het exit-deel is nog steeds niet van de grond gekomen. Biometrische controles bij binnenkomst wel. Uit onderzoek in 2008 bleek dat daardoor dertienhonderd ongewenste bezoekers zijn ontdekt. Er was al anderhalf miljard dollar uitgegeven. Is een miljoen dollar per geval kosteneffectief? In het Secure Border Initiative, om de grens met Mexico en Canada met hightechapparatuur permanent te bewaken, is 3,7 miljard dollar gestoken. Tot 2010, want toen werd de geldkraan dichtgedraaid. Technisch te ingewikkeld en niet kosteneffectief, concludeerde de Government Accountability Office. Een dergelijk orgaan, dat met hulp van onafhankelijke experts grote IT-projecten tegen het licht mag houden, heeft de EU helaas niet. Dat is gevaarlijk in een sector met zulke enorme commerciële belangen. De EU besteedt miljoenen euro’s aan onderzoek, met als doel: concurrerend blijven op de wereldmarkt van securitytechnologie. Uit deze pot zijn veel projecten gefinancierd die nu in Eurosur weer terugkomen, zoals onderzoek naar de inzet van onbemande vliegtuigjes om bootvluchtelingen op te sporen. En het is geen toeval dat Frankrijk groot voorstander is van ‘slimme grenzen’, vooral als Morpho, de Franse defensie- en secu-
ritygigant, bij achttienhonderd Europese grensovergangen rijen detectiepoortjes mag gaan installeren voor 35.000 euro per stuk. Er is een keiharde wedloop gaande in de mondiale securitymarkt. Zeker op het gebied van identiteit, zegt biometrieconsultant Snijder: ‘Dat spitst zich steeds meer toe op de vraag: wie mag de biometrische identiteiten van mensen beheren? Amerika domineert enorm op die markt vanwege zijn vertakte defensieindustrie en zijn wetgeving. Europa weet dat het alleen maar kan meedoen als het zelf ook informatiebronnen gaat aanleggen.’ Eurosur is altijd gepresenteerd als technologisch middel dat niets wezenlijks verandert, en waar dus ook geen politiek besluit voor nodig is. Het Europarlement wordt nu voor een fait accompli gesteld. Het behandelt op 10 oktober een aantal amendementen, maar kan inhoudelijk weinig veranderen. Maar het is wel degelijk het resultaat van een paradigmaverschuiving, zegt Vermeulen. ‘Grensbewaking vindt steeds meer plaats in concentrische cirkels om Europa heen. Op de open zee wordt permanent gesurveilleerd, buurlanden krijgen hulp bij grens bewaking en de landen daar weer omheen worden betaald om migranten tegen te houden. Deze visie op migratie is eerder voorgesteld door Oostenrijk, maar dat werd toen afgewezen. Het gebeurt nu gewoon toch.’ ‘De grens bevindt zich steeds minder op één plek’, zegt Huub Dijstelbloem, werkzaam bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en auteur van De migratiemachine. ‘Het wordt een ongrijpbare, overal aanwezige machine die mensen permanent verdeelt tussen wel en niet gewenst. Ook de grens tussen migratiebeleid en veiligheidsbeleid vervaagt. Maar de horizon van deze systemen is ongewis. Vroeg of laat komen ook onze gegevens erin. Wat het einddoel is, blijft onuitgesproken. Dat heeft ook te maken met de onduidelijkheid over wat voor soort politieke entiteit Europa is. De technologische logica die nu wordt gevolgd is democratisch gezien heel wankel, omdat op de einddoelen ervan geen zicht bestaat, terwijl de impact enorm is. We gaan van Fort Europa naar een surveillancemaatschappij.’ De techniek bepaalt de koers. Niet alleen Frontex of de Commissie, maar ook lidstaten en parlementariërs denken vaak gewoon: meer is beter. De opmerking van de woordvoerder van de christen-democraten in het Europarlement, tijdens de eerste bespreking van Eurosur op 3 september, was veelzeggend: ‘De grenzen beter versterken en bewaken is de enige manier om levens te redden.’ ‘De plannen lijken meer de uitkomst van een technisch en economisch momentum’, zegt Mathias Vermeulen, ‘dan een rationeel, kosteneffectief antwoord op een duidelijk probleem.’ Daarmee vat hij het verhaal krachtig samen. Ons rest maar één taak: zo snel mogelijk het debat aanzwengelen over wat dat probleem nu precies is. 27.09.12 De Groene Amsterdammer 13
John Schaffer / HH
rendementsheffing (1,2 procent), zou ruim genoeg zijn voor de financiering van hun pensioen. Geen probleem, zo kregen zij te horen. Via Schretlen & Co, het rijkeluislabel van Rabobank, zou hun geld hoofdzakelijk belegd worden in relatief veilige obligaties – leningen van overheden en bedrijven die daarover ieder jaar rente vergoeden, en na een bepaalde looptijd de hoofdsom aflossen – en in fondsen die beleggen in een reeks obligaties. Ook zou de bank een deel van het geld cash aanhouden op een spaarrekening, als reserve voor onvoorziene gebeurtenissen. Aan die laatste belofte hield de bank zich meteen al niet, zo ontdekte Vonk toen de eerste afschriften op de deurmat vielen. Schretlen had zijn kapitaal tot de laatste cent belegd. Hij besloot er geen punt van te maken. Gealarmeerd raakte hij pas toen hij in het najaar van 2008 – de kredietcrisis woedde inmiddels in alle hevigheid – zijn vermogen in snel tempo zag verdampen. Vonk wilde weten wat er aan de hand was, en waarom de bank geen actie ondernam. Zijn beheerders haalden de schouders op. ‘Het is crisis’, kreeg Vonk te horen. ‘Alle beleggingen doen het slecht.’ Dat klopte niet. In 2008 vluchtten beleggers in hun paniek massaal in precies het soort effecten waarin Vonk grotendeels belegd dacht te zijn – obligaties van ‘veilige’ landen als Nederland, Duitsland en de VS. Mede daardoor presteerden die in het rampjaar juist goed, of veel minder slecht dan andere soorten beleggingen. Maar Vonk wás niet in die veilige effecten belegd, zo bleek toen hij de onafhankelijke vermogensbeheerder Peter van der Slikke om hulp vroeg. Van der Slikke ontdekte dat Vonks portefeuille, in flagrante strijd met wat hem was beloofd, vol producten zat die hoge risico’s paarden aan hoge beheerskosten. Obligaties met een zeer hoge rente van financieel wankele debiteuren. Obligatiefondsen die eigenlijk niet zo mochten heten, omdat zij grotendeels belegden in complexe derivaten. Eind 2008 was het kapitaal van Ruud en Truus Vonk met de helft geslonken. Zij haalden het restant weg bij Rabobank, en sleepten de bank voor de rechter. Die begon met een deskundige aan te stellen, om de portefeuille van het echtpaar te analyseren. Hun rechtszaak loopt nog steeds. Tot dusver ontkent de Rabobank iedere schuld aan het debacle. Als zij in die houding volhardt, kan het eindvonnis nog jaren op zich laten wachten.
Duizenden particuliere beleggers worden door de Nederlandse grootbanken al jarenlang slecht bediend
De bank van morgen
Door de bank genomen Nederlandse grootbanken laten bij belegging, hypotheekverstrekking en kredietverlening hun eigenbelang prevaleren boven het klantbelang. Alternatieve financieringsvormen zijn het gevolg. Door Joost Ramaer Ruud Vonk, die zondag 23 september zijn onthutsende verhaal deed in het Brandpuntitem Bankenbedrog, is het soort klant dat banken zouden moeten koesteren, zeker in deze crisistijd. In plaats daarvan werd hij getild, als slachtoffer van een bancaire cultuur die meer waarde hecht aan eigen verdiensten dan aan het klantenbelang. Op jonge leeftijd nam Vonk het autoschadeherstelbedrijf van zijn vader over. Samen met zijn vrouw Truus bouwde hij die onderneming verder uit. Na een paar decennia hard werken verkochten zij het bedrijf met een mooie winst – een bedrag met zes nullen. Een riante basis, zo leek het, voor een comfortabele oude dag. De vraag was alleen hoe dat 14 De Groene Amsterdammer 27.09.12
pensioenkapitaal zeker te stellen. Zelf beleggen? Ruud had al eens wat gehobbyd op de beurs, uit nieuwsgierigheid vooral, om te kijken hoe dat zou gaan. Soms had hij wat verdiend, soms ook flink verloren. Te riskant, vond het echtpaar. Truus en Ruud besloten het in beheer te geven. In 2007 stapten ze naar de Rabobank, hun huisbankier, en legden hun wensen op tafel. Ze wilden hun geld ‘defensief ’ belegd zien, met een zo laag mogelijk risico. Anders gezegd: zo min mogelijk kans op grote verliezen. Lage risico’s gaan hand in hand met lagere rendementen, maar dat vonden de Vonken prima. Vijf, zes procent vermogensgroei per jaar, net iets meer dan de inflatie (zo’n twee procent, nu) en vermogens-
Ruud en Truus Vonk hebben nog een flink vermogen over. Hooguit zullen ze een paar jaar eerder afstand moeten doen van hun huis aan de oever van de Amstel, met een prachtig uitzicht over de groene weiden vlak buiten Amsterdam. Maar daar draait het in dit verhaal niet om. Hun ervaring staat namelijk niet op zichzelf. Duizenden particuliere beleggers worden door de Nederlandse grootbanken al jarenlang slecht bediend met matig renderende beleggingsfondsen, waarvan de kosten en voorwaarden voor een normale sterveling nauwelijks zijn te achterhalen. Peter van der Slikke schreef er een boek over, Ontmaskerd geheten, dat onlangs is verschenen. Hij kan het weten: hij werkte 25 jaar voor ABN Amro, waar hij die fondsen zelf verkocht. Ergens in de jaren negentig begon dat te wringen. Bankmedewerkers werden steeds harder afgerekend op de hoeveelheid producten die zij wisten te slijten, en de winstmarge die de bank daarmee behaalde. Het belang van de klant raakte daaraan volstrekt ondergeschikt. In zijn boek betuigt Van der Slikke spijt dat hij jarenlang aan deze praktijken heeft meegewerkt. In 2006 verliet hij de bank en begon voor zichzelf, eerst voor vermogende klanten (vanaf een miljoen euro) en inmiddels ook voor ‘gewone’ beleggers (vanaf 25 mille). Hij belegt hun geld nog uitsluitend in zogenoemde etf ’s of trackers, producten die automatisch via computerprogramma’s indices of mandjes onderliggende waarden volgen. Zulke ‘passieve’ beleggingen brengen voor de klant veel lagere kosten met zich mee dan ‘actief ’ beheerde beleggingsfondsen, en leveren mede daardoor vaak betere rendementen op. Bovendien zijn ‘fysieke’ trackers, die de gevolgde waarden ook daadwerkelijk aanhouden als onderpand, transparant en eenvoudig te begrijpen. Amerikaanse particulieren investeren gemiddeld al zo’n veertig procent van hun vermogen in passieve beleggingen. In Nederland is dat nog maar vijf tot zeven procent, en de banken maken geen haast dat te veranderen. Zij zijn verslaafd geraakt aan dezelfde drug als bijvoorbeeld de uitgevers van papieren kranten: hun oude producten zijn zo lucratief dat iedere prikkel tot innovatie ontbreekt. En de banken verliezen niet eens terrein, zoals de kranten wel doen. Twee keer binnen tien jaar hebben hun klanten fors verloren: tijdens de dotcom-crash (2000-2002) en tijdens de kredietcrisis. Toch stappen zij nog nauwelijks over naar nieuwe aanbieders zoals de indexbeleggers. ‘Eerst wil ik mijn verliezen bij mijn huidige bank goedmaken’, is een even veelgebruikt als onzinnig argument. ‘Dan kom ik naar jullie toe.’ ABN Amro, veruit de markt leider in Nederland met zo’n zeventig miljard euro van particulieren onder beheer, zag vorig jaar nog negenhonderd miljoen euro aan extra kapitaal toevloeien. Robeco, een andere dochter van Rabobank en de oudste Nederlandse aanbieder van beleggingsfondsen, kreeg in 2011 zelfs veertien miljard euro meer onder beheer van particulieren over de hele wereld, een groei met een vijfde tot 81 miljard euro.
De banken zijn verslaafd geraakt aan dezelfde drug als bijvoorbeeld de uitgevers van papieren kranten...
En toch rommelt het in bankenland. De afm publiceert binnenkort een onderzoek naar de kosten van bancaire beleggingsfondsen. afm’er Tim Mortelmans lichtte in Brandpunt alvast een tipje van de sluier op. De waakhond over de financiële markten wil dat de banken alle zichtbare en verborgen kosten van hun beleggingsproducten bundelen tot één total cost of ownership, zodat de consument voortaan weet waar hij aan toe is. De kritiek blijft niet beperkt tot beleggen, maar strekt zich ook uit tot de maatschappelijke basisfuncties van de banken, zoals hypotheken en kredietverlening aan het midden- en kleinbedrijf. Het mkb klaagt al jaren over dure en schaarse kredieten. Boele Staal, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Banken, reageerde onlangs met een testimonium paupertatis: hij maande de ondernemers buiten de banken financiering te zoeken. Dat doen zij dan ook. nvob (banketbakkers) en Bovag (garagisten) willen hun leden verenigen in kredietunies, een mooie maar verdwenen figuur uit het verleden. Gevestigde bakkers en autobedrijven zijn eerder bereid en beter in staat startende branchegenoten te financieren, omdat zij hun eigen business door en door kennen. Tot dusver stuit het initiatief echter op wettelijke regels die zijn geschreven voor banken, niet voor kredietunies. Een alternatief is de verkoop van bedrijfsobligaties aan het publiek, een financieringsvorm die wereldwijd een grote vlucht neemt omdat de banken het laten afweten. Nu is deze markt nog voorbehouden aan grote ondernemingen. Diverse partijen proberen hem ook voor kleine bedrijven te ontsluiten. De Amsterdamse zakenbank Keijser Capital lanceerde onlangs haar eerste mkb-obligatie op Alternext, een Europese beurs voor kleine en middelgrote ondernemingen. De lening was bedoeld voor het incassobedrijf CE Credit Management uit Barendrecht, dat met de opbrengst debiteurenportefeuilles van bedrijven en overheden wil overnemen om die vervolgens te innen. De portefeuilles dienen als onderpand voor de lening. Toch werd de beoogde opbrengst van tien miljoen euro bij lange niet gehaald: de grote ban-
... hun oude producten zijn zo lucratief dat iedere prikkel tot innovatie ontbreekt
ken weigerden hun klanten op de emissie te laten intekenen. De lening was te klein, er zou te weinig vraag naar zijn, zo verklaarden zij. Wat vooral bleef hangen, was dat zij met deze opstelling lijnrecht ingingen tegen de oproep van hun eigen voorman Boele Staal om nieuwe financieringsbronnen aan te boren. Euronexten Alternext-topman Cees Vermaas was daar zo boos over dat hij in De Telegraaf uithaalde naar de banken. De kredietcrisis heeft het Nederlandse bankenlandschap uitgedund, waardoor er nauwelijks nog sprake is van concurrentie. Europese en nationale wetgevers en toezichthouders eisen dat de overlevende banken eerst en vooral hun kapitaalbuffers versterken. Beide factoren zijn bepaald niet bevorderlijk voor de toch al minimale klantgerichtheid en innovatiedrang van de Nederlandse grootbanken. Woningbezitters kunnen daarover meepraten. Ondanks de almaar dalende marktrente kondigden ing en ABN Amro in mei een forse verhoging aan van de opslag op variabele hypotheekrentes. Na felle protesten van de actiegroep Stop de Banken trok ing dat voornemen in september in. ABN Amro volhardt vooralsnog. In Nederland is de hypotheekrente gemiddeld een procentpunt hoger dan in Duitsland. Behalve de huizenbezitters kost dat ook de staat veel geld: zes miljard euro extra aftrek van hypotheekrente. René Frijters ziet een gat in de markt. Met financiële steun van verzekeraar Aegon lanceerde hij vrijdag de Knab – ‘bank’, maar dan achterstevoren. Frijters stond in 1999 aan de wieg van Alex, de eerste Nederlandse internetbroker die beleggers in staat stelde veel goedkoper te handelen op de beurs. De Knab moet de eerste echte internetbank worden, met een hip ogend ‘dashboard’ dat de klanten in staat stelt al hun financiële zaken in onderlinge samenhang online te regelen. Maar waar een gewone bankrekening een paar tientjes per jaar kost, vraagt de Knab vijftien euro per maand. Zuinige Hollanders vallen daarover, zoals ook bleek uit de vele negatieve tweets. Kees de Kort heeft een beter idee. ‘De staat moet een Wij Bank oprichten, of Oranje Bank voor mijn part’, zegt de vermogensbeheerder en beurscommentator van Business Nieuws Radio. ‘Die moet zich concentreren op twee hoofdzaken: sparen en betalen. Geef een hogere spaarrente dan de commerciële banken, en garandeer alle tegoeden voor honderd procent. Niet tot een ton, zoals onder het huidige depositogarantiestelsel. Alleen de overheid kan op die manier de bankenmarkt openbreken. Banken die dat niet trekken, moeten we gewoon failliet laten gaan. Die veranderen toch nooit, en ze zitten het herstel alleen maar in de weg.’ De auteur van dit stuk heeft als researcher meegewerkt aan de Brandpunt-uitzending Bankenbedrog en was aanwezig bij de interviews met Ruud Vonk 27.09.12 De Groene Amsterdammer 15
De ramp die Republikeinse Partij heet
Het land van I-me-mine Journalisten worden geacht de balans te bewaren in politieke straatgevechten, in elk geval geen stelling te nemen. De Nederlandse correspondenten in de Verenigde Staten houden zich daar keurig aan. Mitt Romney krijgt evenveel aandacht als Barack Obama, zowel Republikeinen als Democraten worden serieus genomen. Het is goed dat ze hun werk doen, maar zoveel afstand kan ik niet bewaren. Ik denk dat een Republikeinse overwinning op 6 november rampzalig zou zijn. Mocht Mitt Romney winnen, dan halen de Republikeinen door het slippen-effect ook meerderheden in Senaat en Huis van Afgevaardigden. Dan zou alle macht in handen zijn van een partij die ronduit gevaarlijk is voor het welzijn van de Amerikaanse samenleving en voor de wereld. Het zou voldoende moeten zijn om te wijzen op de rokende puinhopen van acht jaar Bush en Cheney. Op het ontbreken van enig constructief
Republikeins voorstel in de afgelopen vier jaar. Maar ik wil verder gaan: de Republikeinen zijn gevaarlijk omdat ze als regerende partij altijd de uitvoerende macht oprekken, de overheid misbruiken voor eigen gewin en enorme tekorten scheppen. Als ze de macht niet hebben, maken de Republikeinen door een destructieve benadering elk serieus beleid onmogelijk, met als enig doel de macht te heroveren. Neem die enorme tekorten. Het is evident dat George W. Bush daarvoor verantwoordelijk is. Obama’s voorganger verkwanselde een begrotingsoverschot door belastingen te verlagen, twee oorlogen te voeren, het grootste bureaucratische gedrocht in Washington op te tuigen (het ministerie van Homeland Security heeft 240.000 ambtenaren and counting), bejaarden extra geld toe te stoppen en de financiële wereld te laten freewheelen waarna de burgers voor de gevolgen opdraaiden – kortom,
Olle Johansson / political cartoons
Een overwinning van Mitt Romney bij de presidents verkiezingen is gevaarlijk voor het welzijn van de Amerikaanse samenleving en voor de wereld, betoogt Frans Verhagen. Waarom gedragen de Republikeinen zich toch zo onmogelijk? Door Frans Verhagen
16 De Groene Amsterdammer 27.09.12
door veel uit te geven én de overheidsinkomsten te verlagen. Toen zijn vice-president Dick Cheney, de cynic-in-chief, stelde dat ‘tekorten er niet toe doen’ verwoordde hij de Republikeinse strategie: als wij regeren jagen we de tekorten op en als de Democraten regeren vallen we ze daarop aan en frustreren alle beleid. Dit is het Republikeinse recept: dwarsboom de overheid door haar haar inkomsten te ontnemen. Starving the beast in de woorden van Grover Norquist, Washingtons meest invloedrijke antibelastinglobbyist. Helaas, geheugens zijn kort en leugens zijn lang. Vier jaar na het Bush/Cheneysloopteam lijkt het alsof het begrotingstekort Amerika’s grootste probleem is en alsof dat is te wijten aan Barack Obama. Persoonlijk hoopte ik dat deze president met een serieus verhaal zou komen over nut en noodzaak van de overheid, maar waarschijnlijk had hij het te druk met het redden van ondankbare bankiers, hypotheek dieven en omvallende autobedrijven teneinde een depressie te voorkomen. Dat excuus hebben de Republikeinen niet. Vier jaar lang pleegde de partij obstructie, met als hoogtepunt het riskeren van Amerika’s kredietwaardigheid in de opportunistische schuldenplafondcrisis van de zomer van 2011. Ook dat was bewust beleid met als enige doelstelling het beschadigen van Obama, een president die ze vanaf de eerste dag hebben laten bekladden door birthers, racisten en theepartij-zeloten. Hoe is het zo ver gekomen? Waarom zijn de Republikeinen van Theodore Roosevelt en Dwight Eisenhower zo nihilistisch geworden, waarom hebben ze zich zo ingegraven in een anti-overheids- en antibelasting-ideologie? Ten eerste zijn Richard Nixons presidentschap en het Watergate-schandaal cruciale factoren geweest. Nixon omdat hij in het cultureel diepverdeelde Amerika van de jaren zestig (dat wil zeggen: verdeeld over geloof, seks, ras, Vietnam) opzettelijk polariseerde en groepen tegen elkaar opzette als verkiezingstechniek. Zijn beroep op de silent majority buitte die culturele kloof uit. Als president versterkte hij de verdeeldheid, met als dieptepunt zijn paranoïde campagne tegen George McGovern en de ‘extremistische’ Democraten. Het Watergate-schandaal maakte zijn aftreden in 1974 onvermijdelijk, maar de perio de-Nixon vergiftigde de Amerikaanse politiek. De Republikeinen hadden het gevoel dat ze in het pak genaaid waren, zeker toen de Democraten dat jaar grote overwinningen boekten in het Congres en in 1976 zelfs het presidentschap wonnen. Ze zonnen op wraak. Aanvallen op de persoon van de president, aanvallen die ook het gezag en aanzien van het ambt ondermijnden, werden normaal. President Jimmy Carter was het eerste slachtoffer. Carter had de pech te regeren in een periode van stagflatie, maar net als nu waren de Democraten de partij van de fiscale discipline en de Republikeinen die van de luchtfietserij. De door Carter benoemde Paul Volcker wrong als voorzitter van de Federal Reserve de mede door Nixon veroorzaakte
inflatie uit het systeem. Het veroorzaakte een diepe recessie, en nog wel in een verkiezingsjaar. Ronald Reagan versloeg Carter in 1980 met een programma van aanbodeconomie en lagere belastingen. Maar in de praktijk voerde hij Carters beleid uit. Dat leidde tot herstel in 1983, precies op tijd voor Reagans herverkiezing. Onder Reagan groeiden de overheidsuitgaven door, maar hij was zo verstandig (en gematigd) om vanaf 1982 de belastingen te verhogen. Gemeten aan de ideologische standaard van vandaag was Reagan een watje. Significanter voor de verdere verzieking van het klimaat was het Irancontra-schandaal van 1987, veroorzaakt door de levering van wapens aan terroristen via een freelance operatie in het Witte Huis waarbij Reagan óf toestemming gaf, óf genegeerd werd – u mag zelf weten wat erger is. De Republikeinen praatten het allemaal recht (‘mistakes were made’), maar dat Reagan niet werd afgezet dankte hij aan de Democraten, die zich realiseerden dat twee impeachments in vijftien jaar het presidentschap en het publieke belang zouden schaden. Die zelfbeheersing ontbrak toen de Republikeinen in 1998 probeerden president Bill Clinton te torpederen. In de Monica Lewinskyaffaire werden, afgezien van het gebrek aan dis-
Het doel van de Republikeinen is een overheid die hun belangen dient cipline en de leugens van Bill Clinton, twee gerelateerde ontwikkelingen duidelijk. De eerste is dat Republikeinen geen terughoudendheid meer kennen bij hun aanvallen op een zittende president. Clinton werd valselijk beschuldigd van moord, drugshandel en illegale grond speculatie met als enig doel zijn presidentschap te ondermijnen. Onder Obama is het nu van hetzelfde laken een pak. Het Republikeinse establishment liet toe dat een assortiment malloten de president bekladde en zelfs suggereerde dat hij niet in Amerika was geboren en dus illegaal president was. De ondertoon van racisme was niet toevallig. De tweede factor die de Republikeinen heeft geradicaliseerd is dat ze het niet kunnen verkroppen in de oppositie te zitten. Ze zijn ideologisch nu zo diep verankerd in hun exclusieve ideeënwereld dat het aan de regering komen van een politieke tegenstander elke vorm van verzet rechtvaardigt. De geest van straatvechter Nixon is over hen vaardig geworden. Ze aanvaarden simpelweg niet dat iemand met andere ideeën het beste voor heeft met het land en zelfs succesvol beleid zou kunnen voeren. Deze houding sluit elke mogelijkheid tot compromissen uit en leidt in het Amerikaanse systeem tot dodelijke stilstand.
Natuurlijk is het legitiem om lage belastingen te willen, of een kleine overheid en weinig maatschappelijke voorzieningen. Het is onverstandig gezien de staat van de infrastructuur en de inkomens- en welzijnsverschillen in het land, maar als Amerikaanse kiezers dat wensen heb ik daar natuurlijk vrede mee. Een land krijgt de regering die het verdient. Maar Paul Ryan, Romney’s rent-a-program kandidaat voor het vicepresidentschap, is meer dan een politicus met een extreem standpunt. Paul Ryan is een Trojaans paard voor een kleine groep manipulerende rijken die het land zijn keuzes opdringt onder de vlag van welvaart voor iedereen. Hun zogenaamde marktdenken komt neer op totale ontbreideling van de financiële sector. Als dat misloopt, weet Wall Street de weg naar Washington te vinden. De belastingen moeten omlaag, overheidsvoorzieningen moeten worden geschrapt, maar er moet niet worden bezuinigd op de defensie-uitgaven of op landbouw- en oliesubsidies. Dit is de structuur die ervoor zorgt dat Mitt Romney minder belasting betaalt dan de laagste inkomens. Het doel van de Republikeinen is een overheid die hun belangen dient. Dat houdt niet op bij de grens: dit waren de politici die ons de Irak-oorlog brachten en die nu staan te popelen om te investeren in een oorlog in Iran. Hun nihilisme blijkt zonneklaar uit het feit dat ze van mening veranderen als hun initiatieven worden overgenomen door de Democraten, waarna ze die bestrijden alsof het einde van de wereld nabij is. Neem het individual health mandate, de wettelijke plicht voor burgers om zich te verzekeren. Die plicht is het hart van ‘Obamacare’, het ziektekostenverzekeringsplan van de huidige president. Deze gedachte dook voor het eerst op in 1989 in een beleidsdocument van de Heritage Foundation, een conservatieve denktank. Toen de regering-Clinton in 1993 een collectieve verzekering voorstelde (zeg maar: een ziekenfonds) claimden de Republikeinen een alternatief te hebben. Als gouverneur voerde Mitt Romney dat alternatief in Massachusetts in en hij was er trots op. Toen gebeurde iets opmerkelijks. Als president omarmde Obama de Republikeinse vorm van verzekeren via een individuele verplichting. Opeens waren Republikeinen tegen: individual mandate was in strijd met de grondwet, een aantasting van de individuele vrijheid, enzovoort. Inmiddels is verzet tegen Obamacare een heilige graal van de Republikeinen geworden, ook al heeft het Supreme Court beslist dat het plan niet tegen de grondwet is. Een alternatief heeft de Republikeinse Partij niet. Ze is enkel tegen Obama. Vijftien jaar lang waren Republikeinen voor emissiehandel, een marktgerichte manier om milieuvervuiling te beperken. Sinds 2009 zijn ze mordicus tegen, want Obama dreigt het idee uit te voeren. Hetzelfde geldt voor het immigratiebeleid dat president Bush in 2002 voorstelde. Het is door Obama omarmd en wordt daarom nu afgewezen door de Republikeinen. Ze gedra27.09.12 De Groene Amsterdammer 17
muziek in context
Seizoen 12/13
Bezoek de nieuwe muziekserie van Intro in situ met korting! Koop nu via de Uitbalie van Theater aan het Vrijthof Maastricht het passe-partout voor de nieuwe serie met 6 avontuurlijke concerten van Intro in situ. Het passe-partout kost 66 euro, voor studenten 60 euro. De losse verkoop is 93 euro. De concertreeks bestaat uit: Popcorn; Donderdag 4 oktober 2012; 20.30 uur / € 14,- / studenten € 10,- / Muziekgieterij Cross Avenue; Vrijdag 9 november 2012 / 20.30 uur / € 14,-, studenten € 10,- / Muziekgieterij Schrijvers in Concert; Donderdag 27 december 2012 / 16.00 uur / € 17,50 / St. Janskerk Katharina Songs; Zaterdag 19 januari 2013 / 20.30 uur / € 17,50 / St. Janskerk The Last Show (zie foto); Zaterdag 16 maart 2013 / 20.30 uur / € 16,- / AINSI Ensemble 88; Donderdag 2 mei 2013 / 20.30 uur / € 14,- / Theater aan het Vrijthof Percussive Piano; Zaterdag 9 maart 2013; maakt onderdeel uit van het programma van Pianomania en valt buiten het passe-partout. Kosten voor het volledige programma zijn € 32,50 het programma vindt plaats in het Theater aan het Vrijthof Meer informatie over de concerten van Intro in situ vindt u op onze website: www.introinsitu.nl Reserveren via www.theateraanhetvrijthof.nl
artworx: stoerebinken.nl / photo: paul en menno
Deze Republikeinse Partij ziet politiek als een zero-sum game en verwerpt de gedachte dat overeenstemming, coalitievorming en debat nodig zijn om een land te besturen. Bangmakerij hoort bij het spel: angst aanjagen voor socialisme, communisme of fascisme, voor het einde der tijden, voor een ‘niet-Amerikaan’ als president, voor Europeanen, voor mensen die Amerika niet ‘uitzonderlijk’ vinden. Voortdurend is het land bijna verloren. Dat extreme conservatieven dat bij talloze gelegenheden ten onrechte riepen, doet er niet toe. De New Deal leidde niet tot rampen, maar tot de jaren vijftig waarnaar nu zoveel nostalgie is. Medicare, het zorgstelsel voor bejaarden, leidde niet tot staatsgezondheidszorg zoals Ronald Reagan in 1963 voorspelde, maar tot een spectaculaire daling van de armoede onder ouderen. De milieuwetgeving is niet de ondergang van Amerikaanse bedrijven geworden. De invoering van inkomstenbelasting was niet het einde van de Amerikaanse vrijheid. Opheffing van de rassenscheiding maakte de zuidelijke samenleving niet kapot. Ik zal de laatste zijn om de leidinggevende Republikeinen van domheid te betichten. Ze zijn verdraaid slim. Er is maar één motief waarom ze zulke nonsens uitkramen: de macht heroveren. De ervaring leert dat Republikeinen met macht slecht zijn voor de samenleving. Laten we niet doen alsof er een mooie politieke strijd gaande is. Bullshit, zouden Amerikanen zeggen. Het is een veldslag tussen enerzijds cynische belangenbehartigers, onder wie een steenrijke kandidaat die doodleuk verkondigt dat 47 procent van zijn landgenoten klaplopers zijn, en anderzijds mensen met een breder perspectief en een idee van civic society. Zo bezien is de keuze is eenvoudig. Maar is de vaste steun van minstens 45 pro-
Taylor Jones / political cartoons
gen zich onmogelijk omdat ze liever de overheid torpederen dan een probleem oplossen. Luister naar de gerespecteerde voormalige nationale veiligheidsadviseur van George Bush senior, de Republikein Brent Scowcroft. Hij adviseerde George W. Bush in 2002 om niet aan het Irak-avontuur te beginnen. Een lastercampagne was zijn deel. Toen Obama in 2009 een Start-verdrag met de Russen voorlegde aan de Senaat kon Scowcroft de dwarsheid van de meeste Republikeinen om de aantallen kernwapens te reduceren alleen maar verklaren uit partijdigheid. ‘Ik moet wel denken dat het de toegenomen partijdigheid [is] en de wens om de president een buitenlandse politiek resultaat te onthouden’, zei Scowcroft. Of neem senator Olympia Snowe van Maine, een van de laatste gematigde Republikeinen die 34 jaar in Washington werkte waarvan achttien als senator. Ze vertrekt in januari. Ze kan niet meer tegen het onwerkbare klimaat. Denkende conservatieven zijn in de partij niet meer welkom.
Republikeins voorland: eilandjes met rijke burgers, dobberend in een zee van private en publieke armoede cent van de kiezers niet een teken van de kracht van de Republikeinse overtuiging? De redenen voor die steun zijn complex: deels gewoonte, deels ideologie, deels sociaal conservatisme. En lang niet iedereen stemt doordacht, iets wat ook geldt voor de vaste 45 procent Democratische kiezers. Zonder kiezers af te kammen wil ik wel vaststellen dat Republikeinse politici en operators cynischer zijn dan hun Democratische collega’s en vaak beter in het binnenhalen van stemmen. Dan kennen ze geen schaamte. Republikeinen zijn uitzonderlijk goed in het uitspelen van social issues als abortus, wapens, geloof, homo’s en de gevaren van het blootstellen van kinderen aan de evolutietheorie. George W. Bush, Dick Cheney en Karl Rove maalden niet om zulke onderwerpen, maar ze hadden er geen probleem mee ze uit te buiten. De Democraten zijn niet zonder zonde. In 1987 dwarsboomden ze een gekwalificeerde maar uiterst conservatieve mogelijke rechter voor het Supreme Court, Robert Bork, op een
onfrisse manier. To be borked werd een uitdrukking voor een massieve aanval op een politicus of politieke benoeming. Senator Edward Kennedy spande de kroon met zijn waarschuwing dat onder rechter Bork abortus weer zou plaatsvinden in steegjes en met breinaalden. De Democraten gingen in herhaling toen ze in 1991 de voorgedragen rechter Clarence Thomas van seksuele misdragingen beschuldigden. Los van de wreedheid tegenover zijn persoon was die aanval contraproductief want Thomas, die eigenlijk niet gekwalificeerd was, kon vluchten in verontwaardiging over de aanvallen en werd keurig benoemd. Vooral de smeercampagne tegen Bork heeft het politieke klimaat verder verziekt. Eerlijk is eerlijk, dat was het werk van de Democraten. Sindsdien zijn Supreme Court-benoemingen meer omstreden dan ooit. Maar er is verschil. Natuurlijk zijn Democraten net zo ongelukkig als Republikeinen bij verloren verkiezingen, alleen maken ze daarna de samenleving niet kapot. Kijk naar de verkiezingen van 2000 en de relatieve gelijkmoedigheid waarmee Democraten de interventie van een politiek gestoken Supreme Court accepteerden en het daarop volgende, desastreuze presidentschap van de jonge Bush. Het gebrek aan Republikeinse terughoudendheid jegens Obama steekt daar schril bij af. Het toeschrijven van goede intenties aan mensen met wie ik het eens ben, is een voor de hand liggende valkuil. Maar kijk naar de feiten. Kijk naar wat deze Republikeinen doen, naar wat ze van plan zijn, naar wat Ryan wil. De samenleving die deze zelfzuchtige elite zal construeren is er een van ommuurde eilandjes met rijke burgers, dobberend in een zee van private en publieke armoede. In zijn peptalk voor rijke donoren liet Mitt Romney zien hoe hij werkelijk in de samenleving staat: een in rijkdom geboren man die denkt dat hij alles op eigen kracht heeft bereikt, die meent dat iedere Amerikaan dat ook kan, en dat wie daarin niet slaagt een lapzwans is. Buitendien willen de Republikeinen vrouwen het recht ontnemen om zelf over hun lichaam te beslissen. Installeren ze opperste domheid in scholen, benoemen ze rechters die onder het mom van authentieke interpretatie de grondwet naar zich toe trekken, houden ze 45 miljoen Amerikanen onverzekerd. En last but not least: ze willen aan de hand van Israël een nieuwe, nog desastreuzere oorlog in het Midden-Oosten veroorzaken. Republikeinse scherpslijpers hebben verkondigd dat de verkiezingen van 2012 de belangrijkste zijn in decennia. Ze hebben gelijk. Als zij winnen, gaan ze Amerika ombouwen tot een zie groene.nl voor Dossier onherkenbaar, onaan- Amerikaanse verkiezingen trekkelijk land met nog minder samenhang en nog minder maatschappelijke voorzieningen dan nu. Het land van I-me-mine. Een nachtmerrie. 27.09.12 De Groene Amsterdammer 19
De Nieuwe Industriële Revolutie Zelf spullen maken
Ieder zijn eigen fabriek Vergeet China; het zijn de westerse landen die op de drempel staan van een nieuwe industriële revolutie. Moe van financiële hocus-pocus herontdekken politici, economen en burgers het belang van zelf spullen maken. Door Koen Haegens Beeld Floris Tilanus
20 De Groene Amsterdammer 27.09.12
Dirk-Jan Kortschot heeft alles te danken aan de financiële crisis. Aan de Rabobank die hem in 2009 ontsloeg, om preciezer te zijn. De reorganisatie, waarbij hij na elf jaar trouwe dienst zijn baan verloor, noemt hij achteraf zijn ‘grootste geluk’. Op het moment zelf dacht hij daar uiteraard anders over. ‘Ik was bijna veertig, zat zonder werk, mijn relatie was verbroken en het huis verkocht. Wat moest ik doen?’ Het antwoord was snel gevonden: zijn droom najagen. Kortschot, opgeleid tot kunstenaar, pakte de creatieve draad op. Hij ging hoeden maken. Nu, een paar jaar later, drijft hij een goed lopende zaak in een voormalige vishandel in het Arnhemse Klarendal. Een deel van de voormalige Vogelaarwijk is opgewaardeerd tot ‘modekwartier’. De belwinkels hebben gezelschap gekregen van ateliers, boetiekjes en hippe horeca. Een paar straten verderop, langs het spoor, is een design-hotel verrezen. Zelfs de erotische videotheek The Mill bij de negentiendeeeuwse korenmolen, de blikvanger van Klarendal, moet binnenkort wijken voor kunstenaars. Binnen in de winkel toont Kortschot zijn werk, terwijl hond Jules het bezoek probeert te verleiden om met zijn witte deken te spelen. Tegen een wand met houten systeemplaten hangen hoeden en petten in alle soorten en maten. Handwerk, stuk voor stuk, van het papieren ontwerp tot het stoffen eindresultaat. Hij wijst naar een zwart-rood hoofddeksel, aan een kapstokje rechtsboven aan de muur. ‘Die was laatst te zien bij RTL Boulevard. Hij werd gedragen op Prinsjesdag. Zo’n hoed kost vijfhonderd euro, maar daar heb ik ondertussen wel anderhalve week werk aan gehad.’ Je zou het niet zeggen, maar Dirk-Jan Kortschot behoort tot de pioniers van een beweging die zijn weerga niet kent. Lokale ambachts lieden als de Arnhemse hoedenmaker, met hun op maat gesneden kwaliteitsproducten, lijken nu nog een nichesector. Maar stiekem kunnen zij wel eens de avant-garde vormen van wat sommige kenners al tot een ‘nieuwe industriële revolutie’ hebben uitgeroepen. Die historische kentering zal voor de meeste mensen volslagen onverwacht komen. Zelfs voor wie er op let, zijn de aanwijzingen pas sinds kort zichtbaar. Nog in de eerste tien jaar van deze eeuw liep het aantal banen in de Amerikaanse industrie met maar liefst een derde terug. In de meeste West-Europese landen was het niet anders. Spullen maken, dat konden we maar beter overlaten aan de Chinezen. De toekomst van het Westen lag in de dienstverlening, maar bovenal bij dat wonderbaarlijke gouden kalf: financiële innovatie. In zijn veelbesproken lofzang op De ambachtsman: De mens als maker uit 2008 constateerde socioloog Richard Sennett hoofdschuddend dat hij het tij niet mee had. Een van de problemen van de moderne economie was volgens hem dat ‘hoofd en hand niet alleen intellectueel maar ook sociaal gezien gescheiden zijn’. Vier jaar later is zo’n uitspraak niet lan-
ger vanzelfsprekend. ‘Maken’ is in, constateert Hans Schenk, hoogleraar economie aan de Universiteit Utrecht. De oorzaak van wat hij een ‘revival’ noemt, zoekt Schenk bij de financiële crisis van 2008. ‘Nederland heeft de afgelopen decennia haar kaarten op de financiële dienstverlening gezet. Met alle gevolgen van dien. De veelgeroemde innovaties in de financiële sector bleken neer te komen op pure speculatie. Door sommigen werd wel gewaarschuwd tegen deze prutinnovaties, maar zij waren roependen in de woestijn.’ Sindsdien ontdekt de ene na de andere politicus dat je voor échte innovatie bij de maakindustrie moet zijn. ‘Zelfs een van de weinige zinvolle financiële innovaties, de flappentap, komt eigenlijk uit de bus van de maakindustrie’, grapt Schenk. Jaren geleden deed hij al onderzoek naar
auto’s, machines en windmolens. Aan de andere kant van de oceaan droomt Barack Obama hardop van een ‘renaissance in American manufacturing’. Naast de redding van industrieel icoon General Motors heeft de president een reeks initiatieven ontplooid, allemaal met hetzelfde doel: minder importeren, meer zelf produceren. In een toespraak zei Obama terug te willen naar een economie waarin Amerika ‘spullen maakt en spullen verkoopt en transporteert en ups-chauffeurs overal dingen afleveren’. Bij een andere gelegenheid heette het: ‘We zullen deze economie herbouwen, sterker dan voorheen, en daarbij zullen drie krachtige woorden centraal staan: Made in America.’ Die wens leeft ook buiten het Witte Huis. Enige tijd geleden berichtte The New York Times dat scholen door heel Amerika extra ruimte
De oneliner van Bob de Bouwer doet denken aan Obama’s succesvolle campagneleus: ‘Kunnen we het maken? Yes we can!’ industriepolitiek in Nederland. Daar wilde toen niemand van horen. Hoe anders is dat anno 2012. Partijen van links tot rechts pleiten voor een of andere vorm van industriebeleid. Neem het verkiezingsprogramma van de pvv: ‘Bescherm de Nederlandse maakindustrie, zoals Nedcar.’ Als het aan de pvda ligt moet Nederland ‘zich meer gaan toeleggen op het maken van goede, innovatieve producten en niet louter een diensteneconomie willen zijn’. De partij streeft dan ook een ‘nieuwe trotse vorm van industriepolitiek’ na. Ook GroenLinks wil een ‘duidelijke’ – lees: groene – industriepolitiek voeren. ‘De maakindustrie is springlevend’, concludeerde minister Verhagen van Economische Zaken eerder dit jaar dan ook in een opiniestuk. Hij rekende daarbij voor dat bijna een derde van het Nederlandse bbp afkomstig is van de industrie en de daarmee verweven dienstverleners. Zijn conclusie: ‘De maakindustrie is het fundament van de economie.’ Om dat te verstevigen heeft Verhagen het zogenoemde ‘topsectorenbeleid’ geïntroduceerd. In dat kader krijgen sectoren waarin Nederlandse bedrijven internationaal voorop lopen, zoals water, logistiek en chemie, extra aandacht en geld. Het klinkt econoom Schenk als muziek in de oren: ‘Dit is veel beter dan inzetten op financiële innovatie. Dat levert slechts virtueel geld op. Vooruit, in de zakken van de spreekwoordelijke Rijkman Groenink werd dat geld even reëel. Maar we zijn nu nog altijd met z’n allen bezig om dat aan Groenink en de zijnen uitbetaalde, virtuele salaris daadwerkelijk bij elkaar te verdienen.’ De maaktrend is internationaal. Neem Duitsland. Dat oogst sinds kort alom bewondering voor zijn bloeiende industrie. Het land zou zijn opvallend snelle herstel van de kredietcrisis te danken hebben aan de populariteit van Duitse
vrijmaken in hun curriculum voor technisch onderwijs. Zelfs crèches zouden er serieus werk van maken. Daarbij kunnen ze handig meeliften op het succes van populaire kinderseries als Disney’s Handy Manny, over een klusjesman met pratend gereedschap, en Bob de Bouwer. De fameuze oneliner van die bouwvakker doet zowaar denken aan Obama’s succesvolle campagneleus: ‘Kunnen we het maken?! Yes we can!’ Natuurlijk zijn er critici die waarschuwen voor ‘fabrieksnostalgie’: in het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Maar de positieve geluiden domineren. Met haar hoge uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling zou de maakindustrie buitenproportioneel bijdragen aan de kenniseconomie. Volgens met name Amerikaanse economen zorgt zij voor beter betaalde banen dan de dienstverlening. De maakindustrie is bovendien goed voor de export en daarmee voor het handelstekort. Ze moet, kortom, de kwakkelende westerse economieën uit de crisis helpen. Als klap op de vuurpijl blijkt dat alles nu ook nog eens ‘groen’ en ‘schoon’ te kunnen. De verwachtingen ten aanzien van het nieuwe maken zijn torenhoog. Behalve zuiver economische overwegingen lijkt daarbij nog iets anders te spelen. ‘Maken’ wordt sinds de crisis niet alleen als economisch verstandig beschouwd. De manier waarop erover gesproken wordt, suggereert dat het ook in moreel opzicht ‘beter’ is dan financiële bedrijvigheid. Er wordt, met andere woorden, onderscheid gemaakt tussen een slecht, financieel kapitalisme en een goede, industriële variant. Zo’n kort-door-de-bocht antikapitalisme is historisch berucht. Ook de nazi’s bedienden zich ervan toen zij een twee deling maakten tussen goede Duitse industrieën als Krupp en IG Farben en het foute, joodse financierskapitaal. Maar ook afgezien van zulke historische 27.09.12 De Groene Amsterdammer 21
‘Steve, dit is voortaan jouw werkbank.’ Al op jonge leeftijd kreeg Steve Jobs een deel van de schuur bij het huis van zijn ouders toebedeeld. Het was het soort ruimte dat tegenwoordig een man cave zou heten. Zijn vader sleutelde er aan oude auto’s. Voor vijftig dollar tikte hij een gammele Ford Falcon op de kop. Een paar weken later verkocht hij hem opgeknapt en wel voor 250 dollar. En passant bracht hij zijn zoon zowel technisch vernuft als liefde voor design bij, en spaarde hij het geld voor diens studie bij elkaar. In zijn biografie van de Apple-oprichter schetst Walter Isaacson een intrigerend beeld van het west coast suburbia waar Steve Jobs 22 De Groene Amsterdammer 27.09.12
eind jaren vijftig, begin jaren zestig opgroeide. Het helpt begrijpen waarom uitgerekend hier Silicon Valley ontstond. Overal zaten mannen – nee, helaas, nauwelijks vrouwen – in schuren en garages dingen te maken. Overdag werkten zij als technici en ingenieurs in de nabij gevestigde defensie-industrie. ’s Avonds prutsten ze aan geluidsinstallaties, bouwden hun eigen televisies of experimenteerden met lasers. ‘De meeste vaders in de buurt deden echt coole dingen, zoals zonnecellen en batterijen en radars’, herinnerde Jobs zich. ‘Ik groeide op vol bewondering voor dat spul en vroeg mensen erover uit.’ Elke dinsdagavond chauffeurde vader Jobs zijn zoon naar de Explorers Club van HewlettPackard, nog zo’n technologische gigant die in een Californisch schuurtje was begonnen. In de cafetaria bij het bedrijf praatten ze met de knappe koppen van het bedrijf of gingen ze zelf iets knutselen. Toen hij ouder werd verruilde Steve Jobs de Explorers Club voor de Homebrew Computer Club. Daar dacht hij samen met Steve Wozniak na over een eigen computer. Later richtten de twee Apple op. En nog weer later, nu dus, is dat het duurste bedrijf ter wereld. Een máákbedrijf. In dat feit ligt zeker een deel van de verklaring voor de lyrische verering die Steve Jobs ten deel viel na zijn dood, een jaar geleden. Jobs was een onuitstaanbare maar charismatische man, een visionair en de baas van de belangrijkste Amerikaanse multinational van het moment. Maar hij werd óók gezien als een maker. Op zijn stuk van de werkbank in de ouderlijke schuur verschenen allerlei elektronica-onderdelen. Voorbodes van de Apple-computer, waarmee hij en Wozniak aan de basis stonden van de IT-revolutie. Jobs was, kortom, het bewijs dat Amerika de afgelopen decennia behalve financiële hocus-pocus ook waardevolle vernieuwingen heeft voortgebracht. De vraag is tot welke innovaties de huidige industriële revival gaat leiden. Of is al het gepraat over het belang van de maakindustrie inderdaad slechts valse romantiek, zoals tegen-
Portland, 15 september. Mini Maker Faire
CORBIS
parallellen kunnen er vraagtekens geplaatst worden bij zo’n onderverdeling. In de moderne economie valt vaak nauwelijks onderscheid te maken tussen een verwerpelijk financieel en een goed industrieel kapitalisme. De twee takken van sport zijn nauw met elkaar verweven. ‘Typische’ maakindustrieën als Volkswagen en General Electric verdienen goed geld met hun eigen banken en investeringsmaatschappijen. Autofabrikant General Motors had eind vorige eeuw zelfs vrijwel de totale winst te danken aan zijn financiële activiteiten. Toch denkt Alfred Kleinknecht, hoogleraar ‘economie van innovatie’ aan de TU Delft, dat er nog altijd een heel praktisch verschil is tussen de diverse economische sectoren. ‘Het is heel simpel. Met maakindustrie kun je goed geld verdienen. Méér dan met bijvoorbeeld dienstverlening. Dat komt doordat octrooien en patenten, waarmee je nieuwe vindingen kunt beschermen, vooral geschikt zijn voor fysieke zaken. Zo ontstaat tijdelijke monopoliemacht. Het gevolg is dat de winstmarges hoog zijn. Kijk maar naar bedrijven als bmw, Mercedes en Apple. Innovaties op het gebied van dienstverlening zijn daarentegen veel moeilijker te beschermen. Vernieuwingen worden daar veel sneller overgenomen door de concurrentie.’ Het voornaamste probleem van de financiële sector ligt volgens Kleinknecht bij de verborgen kosten die zij met zich meebrengt. In de crisis natuurlijk, toen overheden met miljarden euro’s aan belastinggeld de noodlijdende banken moesten redden. Maar ook in minder woelige periodes is een omvangrijke financiële sector slecht voor de rest van de economie, meent Kleinknecht. ‘Ik denk dat het wegkwijnen van de maakindustrie in met name de Angelsaksische landen niets minder dan de keerzijde van hun florerende financiële sectoren is geweest. Centra als Wall Street en de Londense City trekken gigantische hoeveelheden kapitaal aan. Dat heeft tot een harde dollar en pond geleid, wat slecht is voor de eigen exportindustrie. En dat terwijl je met zulke gigantische import overschotten onder normale omstandigheden een lagere wisselkoers zou verwachten. Je betaalt als land dus een flinke prijs voor een succesvolle financiële sector: een hoge wisselkoers, lagere export en een krimpende maakindustrie.’
journalist uit wat het cruciale verschil is. ‘Vroeger had je grote fabrieken. Die stonden doorgaans midden in een stad. Daar maakten ze dan een heleboel van hetzelfde. Die spullen werden vervolgens opgestapeld in een pakhuis, in afwachting van mensen die ze kochten.’ De toekomst ziet er volgens hem heel anders uit: ‘De fabriek van de 21ste eeuw is kleiner. Er werken ook niet zo veel mensen. Ze ligt aan de rand van de stad, soms zelfs op het platteland. Anders
‘Onze generatie is een virtueel leven gaan leiden op internet. Maar tegelijk heerst er een enorme honger naar dingen bouwen’ standers van Obama betogen? Een misplaatst terugverlangen naar grote fabriekshallen gevuld met mannen in blauwe overalls? Niets van dat alles, meent Peter Marsh. De redacteur van de Financial Times loopt al jarenlang de deur plat bij alles wat zich nog industrie noemt. Zijn conclusie: de maakindustrie blijft cruciaal, ook voor de westerse economieën. Maar ze ondergaat wel een drastische gedaanteverwisseling, schrijft Marsh in zijn deze zomer verschenen boek The New Industrial Revolution: Consumers, Globalization and the End of Mass Production. In een telefonisch interview legt de Britse
dan voorheen gaan productie en dienstverlening hand in hand. En heel belangrijk: alles draait om op maat gesneden spullen.’ Als voorbeeld noemt Marsh een groeiende Britse industrie: ijsjes. Een stuk of honderd kleinere producenten verovert snel marktaandeel. Niet door te concurreren op prijs, maar door voor iets meer geld op ambachtelijke wijze steeds weer nieuwe smaken uit te vinden. Iets soortgelijks doen bouwers van luxe jachten of fabrikanten van exclusieve elektronica. Nichesectoren? Misschien, geeft Marsh toe. Maar de markt bestaat steeds meer uit een optelsom van niches. Massaproductie is volgens hem passé.
Bovendien nemen grote bedrijven veel van de strategieën van de kleintjes over. Dat heeft ingrijpende gevolgen voor de concurrentiestrijd met lageloonlanden. Volgens Marsh wordt de industriële macht van een land als China ten onrechte gevreesd. ‘De westerse landen zijn juist in het voordeel. Ze hebben historisch veel ervaring met industrie, beschikken over geavanceerde technologie en zijn inmiddels niet al te duur meer.’ Maar bovenal kan de uitkomst van wat Marsh een ‘nieuwe industriële revolutie’ noemt de mondiale arbeidsdeling danig in de war schoppen. Juist omdat de nadruk niet langer op massaproductie zal liggen, wordt het aantrekkelijk om banen terug te halen naar Europa en Amerika. Op die manier kun je immers beter en sneller inspelen op de wensen van de westerse consument. Reshoring dus. Toekomstmuziek? Wensdenken? Er zijn er die nog veel radicalere conclusies verbinden aan het einde van de massaproductie. Zoals Chris Anderson, hoofdredacteur van het populaire Amerikaanse tijdschrift Wired en auteur van bestsellers als The Long Tail (2006) en Free (2009). Binnenkort verschijnt bij uitgeverij Nieuw Amsterdam de Nederlandse vertaling van zijn nieuwste boek, Makers: De nieuwe industriële revolutie. Bellend vanuit zijn auto in Californië legt Anderson uit dat wat er met onze industrie
gebeurt, veel weg heeft van hoe de computer zich heeft ontwikkeld: ‘Aanvankelijk beschikten alleen heel grote bedrijven over computers. Toen kwam de personal computer en kreeg iedereen er een. Wat we nu zien, is het begin van personal manufacturing.’ Dankzij de moderne techniek kan binnen afzienbare tijd iedereen zijn bureau ombouwen tot een mini-fabriek. Stel, je wilt een nieuwe vaas. Die ontwerp je zelf, eventueel met behulp van open-sourcesoftware. Je kunt ook een kanten-klaar design downloaden van internet. Het ontwerp gaat vervolgens naar een 3D-printer. Met een soort printkop bouwt die het voorwerp laag voor laag op. Metaal, plastic of een ander materiaal – het is allemaal mogelijk. Voor een slordige duizend euro kun je zo’n apparaat inmiddels zelf in huis halen, maar er zijn ook bedrijfjes die tegen een bescheiden vergoeding afdrukken maken. Het resultaat is hetzelfde: je eigen, hoogstpersoonlijke vaas. Het kan al. En het wordt razendsnel goedkoper, sneller en daarmee laagdrempeliger. ‘We hadden al open-sourcesoftware. Daar komen nu de 3D-printers bij: in feite een open productielijn. Wie dat wil, kan zijn idee ook nog eens proberen te financieren met behulp van crowdfunding’, vertelt Anderson enthousiast. ‘Wat we hier en nu beleven, is dat alle noodzakelijke ingrediënten samenkomen. Mijn boek gaat over de enorme gevolgen die dat heeft.
Wat gebeurt er als je de productiemiddelen bevrijdt?’ Hoe spectaculair ook, ergens klinkt dat bekend in de oren. Zijn de jonge moeders met hun webwinkeltjes de voorhoede van deze industriële revolutie? ‘De democratisering van de productie begon inderdaad een jaar of tien geleden met T-shirts en koffiemokken’, reageert Anderson. ‘Maar dat is eigenlijk nog steeds gebaseerd op standaard fabricage, waar je je eigen design als het ware omheen wikkelt.’ Een terugkeer van de vroegmoderne ambachtslieden dan, die ook vanuit huis werkten? ‘Ja, zoiets! Maar het verschil is dat zij nog in dienst stonden van grotere fabrieken. Maak duizend stuks van deze kleding, dat idee. Wat we nu zien, is dat niet alleen de productie, maar ook het creatieve proces gedecentraliseerd wordt.’ De gevolgen daarvan zijn verstrekkend. Niet alleen de economie, maar ook onze cultuur en identiteit gaan op de schop. Als het aan Anderson ligt, wordt straks iedereen én ontwerper, én producent, én consument. Dat zal gepaard gaan met een gigantische uitbarsting van creatieve energie. ‘Ik zie het nu al overal om me heen. Onze generatie is een virtueel leven gaan leiden op internet. Maar tegelijkertijd heerst er een enorme honger naar dingen bouwen, naar concrete spullen aanraken. Mensen zijn er altijd dol op geweest om iets met hun handen te maken. Dus bereiden we zelf onze maaltijden. Maar iets als metaalbewerking is een stuk lastiger. Dat kan ik niet. En toch maakt de nieuwe desktopindustrie het mogelijk. Toevallig heb ik gisteren nog een metalen ontwerp ge-upload naar een 3D-printer.’ Terug naar Arnhem, naar de bankemployee die zich in de crisis tot ambachtsman bekeerde. Uit het kleine atelier van Dirk-Jan Kortschot, direct naast de winkelruimte, klinkt muziek van Manu Chao. Op de schappen staan houten mallen voor hoeden. Vooralsnog zijn die onmisbaar, maar ook Kortschot oriënteert zich op de nieuwe mogelijkheden die zich aandienen. Een tijd geleden liet een kennis hem een computerprogramma zien waarmee hij hoeden kon ontwerpen. ‘Binnen drie minuten zag ik dat ingewikkelde design, dat al jaren in mijn hoofd zat, op het scherm.’ De volgende stap laat zich raden: waarom zou Kortschot zijn digitaal ontworpen hoed niet direct afdrukken met een 3D-printer? ‘Het kán al’, benadrukt Kortschot. ‘Je stuurt het ontwerp in een bestandje naar een bedrijf dat 3D-prints levert, zegt erbij welk materiaal het moet worden, en in no time krijg je het thuis afgeleverd. Maar stel je voor! In de toekomst kopen klanten dat digitale bestand misschien wel via een winkel – zeg, de Ikea. Dan kunnen ze thuis zelf mijn hoed afdrukken met hun eigen 3D-printer!’ Op zijn werktafel liggen stoffen, lint, een naaimachine en een laptop. Door de nieuwe industriële revolutie is over een paar jaar alleen nog die laatste nodig. 27.09.12 De Groene Amsterdammer 23
De Nieuwe Industriële Revolutie De Makerbeweging
Multinationals met één pc’tje Steeds meer ondernemers en uitvinders werken nog slechts achter hun pc en verspreiden hun producten via de online-markt. Deze ‘Makerbeweging’ verandert het aanzicht van de industrie. Grote bedrijven raken uit de tijd.
De geschiedenis van twee decennia innovatie kan in twee zinnen worden samengevat: in de afgelopen tien jaar hebben we op internet nieuwe manieren ontdekt om dingen uit te vinden en te maken, en om samen te werken. In de volgende tien jaar zullen die lessen op de echte wereld worden toegepast. Hoe wonderbaarlijk het internet ook is, het kan de vergelijking met de echte wereld niet doorstaan. Niet in economisch opzicht (online handel bedraagt minder dan tien procent van alle verkopen), en niet wat betreft de plaats die het in ons leven inneemt. We zijn natuurlijk dol op de schermen van onze laptop, tv en ons mobieltje. Maar we wonen in huizen, rijden in auto’s en werken in kantoren. We worden omringd door fysieke goederen die voor het merendeel geproduceerd worden door een productie-economie die de afgelopen eeuw allerlei veranderingen heeft ondergaan, op één na: in tegenstelling tot internet staat die niet voor iedereen open. Vanwege de deskundigheid, het benodigde materieel en de kosten om dingen op grote schaal te produceren, is het productie proces meestal in handen van grote bedrijven en goed opgeleide professionals. Dat gaat nu veranderen. Waarom? Omdat het maken van dingen nu ook digitaal kan: fysieke objecten beginnen nu als tekening op een beeldscherm, en die tekening kan online worden gezet in de vorm van een bestand. De afgelopen decennia is dat al het geval geweest in fabrieken en in studio’s van industriële vormgevers, maar nu doet de consument dat ook achter zijn pc. En als een branche eenmaal is gedigitaliseerd, ondergaat ze diepgaande veranderingen, zoals we hebben gezien in de detailhandel en de uitgeverswereld. De grootste verandering zit niet in de manier waarop dingen worden gedaan, maar in wíe het doet. Als dingen eenmaal op gewone pc’s gerealiseerd kunnen worden, kan iedereen het. En dat is precies wat we nu zien gebeuren bij de productie van goederen. Vandaag de dag kan iedereen die een uitvinding doet of een goed ontwerp heeft bestanden uploaden naar een dienst om dat product vervolgens in kleine of grote oplage te laten maken, of het zelf te maken met behulp van steeds 24 De Groene Amsterdammer 27.09.12
krachtiger digitale productiemachines die op ons bureau passen, zoals 3D-printers. Ondernemers en uitvinders in spe zijn niet langer overgeleverd aan de genade van grote bedrijven om hun ideeën in een product om te zetten. Dit spreekt de internetgeneratie veel meer aan dan het geklooi van vroeger in werkplaatsen. Tegelijkertijd hunkeren de bewoners van het digitale domein naar een leven buiten het beeldscherm. Iets maken wat een virtuele start heeft gekend maar al snel tastbaar en bruikbaar wordt in de echte wereld geeft meer voldoening dan iets wat uit louter pixels bestaat. De zoektocht naar reality, de ‘werkelijkheid’ in de digitale wereld, leidt uiteindelijk tot het maken van echte dingen.
twintig andere Makerbeurzen die over de hele wereld worden gehouden. De regering-Obama heeft het belang en de macht van deze beweging onderkend en heeft in 2012 een project gelanceerd om de komende vier jaar op duizend Amerikaanse scholen Makerwerkplaatsen te installeren, compleet met digitale productiemachines zoals 3D-printers en lasersnijders. In zekere zin betekent dit een terugkeer naar de schoolwerkplaats, maar dan aangepast aan het internettijdperk. En deze keer is die werkplaats niet bedoeld om jonge mensen op te leiden tot eenvoudige arbeiders, maar wordt hij gefinancierd door de overheid die geavanceerde productieprocessen wil ontwikkelen, en daarvoor een heel nieuwe genera-
Het is een virtuele cirkel: meer mensen creëren samen meer waarde en dat trekt weer meer mensen aan, enzovoort Dit is niet zomaar speculatie of wensdenken, het is al merkbaar: de ‘Makerbeweging’ kent op dit moment een razendsnelle ontwikkeling die de eerste Industriële Revolutie naar de kroon steekt en die we sinds het ontstaan van internet niet hebben meegemaakt. Op dit moment bestaan er wereldwijd ongeveer duizend Makerwerkplaatsen – gedeelde productiefaciliteiten – en die vermeerderen zich in een hoog tempo: in Shanghai alleen al worden er honderd van dit soort ruimten gebouwd. Veel van die werkplaatsen worden door een plaatselijke online-gemeenschap opgericht, maar je hebt ook ketens van werkplaatsen, zoals TechShop, waar je gewoon lid van kunt worden. TechShop wordt geleid door een voormalige manager van de print- en kopieergigant Kinko, die ernaar streeft overal ter wereld vestigingen te openen. En let eens op de opkomst van Etsy, een internetmarktplaats voor Makers, met bijna een miljoen verkopers die in 2011 meer dan een half miljard dollar aan producten op hun site hebben verkocht. Of de honderdduizend mensen die de Makerbeurs in San Mateo elk jaar bezoeken om hun ideeën te delen en iets van andere Makers op te steken, net als op de
tie systeemontwerpers en productie-innovators in het leven wil roepen. Intussen speelt de opkomst van ‘open hardware’, die ook deel uitmaakt van de Maker beweging, nu dezelfde rol voor fysieke goederen als open source vroeger voor software. Net zoals online-gemeenschappen van programmeurs van alles hebben gemaakt, van Linux, het besturingssysteem waarop tegenwoordig de meeste websites draaien, tot de Firefox webbrowser, doen nieuwe online-gemeenschappen van Makers hetzelfde met elektronica, wetenschappelijke instrumenten, architectuur en zelfs landbouwgereedschappen. Er zijn nu tientallen open-hardwarebedrijfjes met een miljoenen omzet (waaronder mijn eigen bedrijf 3D Robotics); sommige daarvan, zoals het Arduino Platform voor elektronica, hebben meer dan een miljoen producten verkocht. Google is ook tot de beweging toegetreden en heeft open-hardware-elektronica uitgebracht die verbinding kan maken met de honderden miljoenen telefoons en andere apparaten die op zijn mobiele besturingssysteem Android draaien. Wat begon als een cultuurverschuiving – een fascinatie voor nieuwe digitale prototyping tools
J. ADAM HUGGINS / The New York Times / HH
Door Chris Anderson
Toronto, september.
en de wens om het digitale fenomeen in de echte wereld te laten doordringen – begint nu ook een economische verschuiving te worden. Nu het ondernemersinstinct wakker is geschud en hobby’s uitgroeien tot kleine bedrijfjes, begint de Makerbeweging het aanzicht van de industrie te veranderen. Duizenden Makerprojecten hebben geld ingezameld op crowdfunding sites als Kick starter, waar alleen al in 2011 bijna twaalf duizend succesvolle projecten (van design en technologie tot kunst) honderd miljoen dollar bij elkaar wisten te krijgen. In 2012 gaat dat richting de driehonderd miljoen. Verstrekkers van durfkapitaal gingen meedoen en investeerden ieder tien miljoen dollar in Kickstarter, MakerBot, een open-hardwarebedrijf dat 3D-printers maakt, en Shapeways, een 3D-printerdienst, en nog eens 23 miljoen dollar in Quirky, een andere marktplaats voor Makers. Enkele van de grootste bedrijven in het professioneel ontwerpen en bouwen van producten hebben nu hun focus verlegd naar de opkomende Makermarkt. Giganten als Autodesk, ptc en 3D Systems hebben gratis designsoftware voor amateurs en zelfs voor kinderen beschik-
baar gesteld, en hebben bovendien service bureaus opgericht waar klanten hun ontwerpen naar kunnen uploaden en door een 3D-printer of lasersnijder kunnen laten produceren. Net als ibm een generatie geleden naast mainframes voor bedrijven ook pc’s ging produceren, zien ze in dat hun toekomst bij de gewone mensen ligt. Ze hebben een draai gemaakt van professionals naar de gewone consument. Met andere woorden, de Makerbeweging is geboren. Deze opkomende beweging is nog geen zeven jaar oud, maar de ontwikkelingen gaan al net zo snel als in de begintijd van de pc, toen knutselaars van de Homebrew Computer Club in 1975 de Apple II maakten, de eerste desktopcomputer voor consumenten, waardoor de computer voor thuisgebruik gemeengoed werd en er een heel nieuwe industrie ontstond. Het begin van de Makerbeweging werd ook ingeluid door de publicatie in 2005 van het tijdschrift Make door O’Reilly, de legendarische uitgever van ‘bijbels’ voor computerfreaks, en door de eerste Makerbeurzen in Silicon Valley, waarvan de navolgers nu over de hele wereld massa’s mensen trekken. Een andere mijlpaal
Christopher Olah was de eerste open source(19) met een 3D-desktopprinter ter 3D-printer en wereld, van RepRap, die objecten die hij in 2007 werd uitgebracht. ontwierp Dat leidde tot de MakerBot, een gebruiksvriendelijke 3D-printer die een hele generatie Makers inspireert door hun een verbijsterende glimp te bieden van de toekomst van desktopproductie, net als de eerste pc’s dertig jaar geleden deden.
Wat houdt de Makerbeweging precies in? Het is een breed begrip dat een groot scala van activiteiten omvat, van traditioneel ambachtelijk handwerk tot hightech elektronica, die vaak al jarenlang bestaan. Maar de Makers doen iets nieuws. Ten eerste maken ze gebruik van digitale tools, ontwerpen ze op de pc en laten ze hun ontwerpen steeds vaker door digitale productiemachines maken. Ten tweede zijn zij de internetgeneratie, dus delen ze hun creaties als vanzelfsprekend online. Door de cultuur van samenwerken van het internet naar het maakproces over te brengen, bouwen ze samen iets op een schaal die we in de Doe Het Zelf (dhz)wereld nooit eerder hebben gezien. > 27.09.12 De Groene Amsterdammer 25
Stichting de Einder
Uitgangspunt van Stichting de Einder is dat het recht op leven niet betekent een plicht tot blijven leven. De Einder steunt de gedachte van ‘zelfbeschikking’. Ieder mens heeft het recht om zijn leven op eigen manier invulling te geven en dus ook het moment van het levenseinde, als dat mogelijk is, te bepalen. Dat is een individuele keus. Onze onafhankelijke, professioneel geschoolde counselors zijn er voor alle mensen die zich zorgvuldig willen voorbereiden op een humaan levenseinde onder eigen regie, voor nu of voor in de toekomst.
U kunt de stichting steunen door donateur te worden voor minimaal 15 euro, over te maken op bankrekeningnummer 55 96 402 o.v.v. donateur en uw adres. Als donateur ontvangt u het kwartaalbulletin Het Besluit. Bedraagt uw donatie 25 euro of meer, dan ontvangt u tevens het boek ‘Zelf over het levenseinde beschikken’ van Ton Vink. Stichting de Einder, op humanistische grondslag Steun bij een zelf te kiezen levenseinde
Wilsverklaringen kunt u gratis downloaden op de website Postbus 98, 5240 AB Rosmalen
Contactgegevens counselors 0900 2211122
Website www.deeinder.nl E-mail
[email protected]
1. Het gebruik van digitale tools om nieuwe producten te ontwerpen en daar een prototype van te produceren (‘digitale dhz’). 2. De norm om die ontwerpen met elkaar uit te wisselen en met anderen in online-gemeenschappen samen te werken. 3. Het gebruik van gestandaardiseerde bestanden waardoor iedereen zijn ontwerpen even makkelijk door een commercieel productie bedrijf in de gewenste oplage kan laten produceren als lokaal op een 3D-printer of een ander digitaal apparaat. Dit verkort het traject van idee naar ondernemerschap, net zoals internet heeft gedaan met de verspreiding van software, informatie en content. Vandaag de dag staat de Makerbeweging op het punt waar de pc-revolutie in 1985 stond – een garagefenomeen dat een uitdaging van onderaf vormde voor de heersende orde van die tijd. Net als toen inspireert de plotselinge bevrijding van de industriële technologie tot een uitbundige verbeeldingskracht en verregaande voorspellingen. De Makerbeweging is een afspiegeling van de hartstochtelijke inzet van Steve Jobs, die de pc niet alleen zag als een kans om een eigen bedrijf op te zetten maar ook als een kracht die de wereld zou veranderen. Op een zaterdag besloten mijn jongste dochters dat ze hun poppenhuis opnieuw wilden inrichten. Ze hadden The Sims 3 zitten spelen, een computerspelletje. The Sims 3 is in feite een virtueel poppenhuis waarin je allerlei woningen kunt creëren die je kunt inrichten met een enorme keuze aan meubels en mensen. Mijn ene dochter had haar Sims-huis in een eigentijdse ‘carrièrevrouw’-stijl ingericht, met een fitnessruimte en een filmzaal. Mijn andere dochter gaf de voorkeur aan de jaren-zestigstijl met gestroomlijnde keukenapparaten, moderne meubels en een rechthoekig zwembad. Toen hun ‘computertijd’ verstreken was, wilden ze dat thema verder uitwerken met hun echte poppenhuis. Dat is typerend voor kinderen die
Gabriela Hasbun / Redux / HH
Dankzij internet hebben De TechShop: leden krijgen gereedschap we de kracht van ‘netwerk en instructies. Ze effecten’ leren kennen: als maken deel uit van je mensen en ideeën met een gemeenschap elkaar in contact brengt, van creatieve mensen, zodat ze met breiden ze zich uit. Het is steun van anderen een virtuele cirkel: meer de dingen kunnen mensen creëren samen maken die ze altijd meer waarde en dat trekt hebben willen maken weer meer mensen aan, enzovoort. Dat ligt ten grondslag aan het succes van Facebook, Twitter en bijna alle andere succesvolle online bedrijven. Makers zetten de dhz-beweging online – ‘maken in het openbaar’ – wat een gigantisch netwerkeffect sorteert. Kortom, de Makerbeweging wordt gekenmerkt door drie eigenschappen waarvan ik beweer dat ze de oude economische orde stuk voor stuk op z’n kop zullen zetten:
De Makerbeweging is een afspiegeling van de inzet van Steve Jobs, die de pc zag als een kracht die de wereld zou veranderen in het digitale tijdperk zijn opgegroeid, waar alles mogelijk is en alles beschikbaar is. The Sims biedt een keuze uit honderden meubels. Waarom zou je in de fysieke wereld met minder genoegen nemen? Hun eerste reactie was natuurlijk aan mij te vragen of ik nieuwe meubeltjes voor hen wilde kopen. En mijn eerste reactie (na ‘nee’ zeggen en ‘wacht maar tot je jarig bent’) was op z’n minst uit te zoeken wat er zoal te krijgen was. Ik ging online en ontdekte drie dingen: 1) poppenhuismeubeltjes zijn duur; 2) er valt bijzonder weinig te kiezen; 3) de dingen die onze kinderen mooi vinden hebben altijd de verkeerde afmetingen en passen niet in hun poppenhuis. Sorry, meiden. Maar tegenwoordig hebben we een 3D-printer, een Thing-O-Matic van MakerBot, en dus krijgt deze zoektocht een andere afloop. We gingen naar Thingiverse, een online-bewaarplaats van 3D-ontwerpen die mensen hebben geupload. En daar had je ze, net als bij The Sims. Elk meubelstuk dat we maar wilden, van Franse renaissancestijl tot Star Trek, was beschikbaar, klaar om gedownload te worden. We kozen een paar schitterende Victoriaanse stoelen en banken, maakten ze met een klik op het toetsenbord zo veel kleiner dat ze in ons poppenhuis pasten en klikten toen op build. Twintig minuten later hadden we onze meubeltjes. Het was gratis, snel, en we konden uit veel meer mogelijkheden kiezen dan de echte wereld of zelfs Amazon ons kon bieden. Waarschijnlijk kopen we nooit meer poppenhuismeubeltjes. Kodak is failliet gegaan; slachtoffer geworden
van de opmars van de digitale fotografie, waardoor we geen filmpjes meer hoeven te kopen en te laten ontwikkelen. Digitale foto’s zijn gratis en kunnen thuis op de desktopinkjetprinter worden afgedrukt. Als je vandaag de dag nog plastic speelgoed fabriceert, zie je dan al voor je hoe je in de toekomst zult varen? Fysieke objecten zijn natuurlijk complexer dan 2D-afbeeldingen. Op dit moment kunnen we met onze MakerBot plastic objecten in slechts enkele kleuren fabriceren. De afwerking is niet zo mooi als bij door spuitgiettechnologie geproduceerde plastic objecten, en we kunnen ook geen kleurdetails met zoveel precisie aanbrengen als de verfmachines of stencilmachines in Chinese fabrieken. Maar dat komt doordat we nu nog met de dot-matrixequivalent van een 3D-printer werken. Ken je die nog uit de jaren tachtig? Die waren lawaaierig, monochroom en grof – kleine pinnetjes die tegen een zwart inktlint aansloegen, weinig meer dan een geautomatiseerde elektrische typemachine. Maar nu, een generatie later, hebben we goedkope en stille inkjetprinters die in kleur afdrukken met een resolutie die vrijwel niet te onderscheiden is van professioneel drukwerk. Laten we nu de klok eens een paar decennia vooruitzetten vanaf de eerste 3D-printers. Tegen die tijd zullen ze snel en stil zijn, en zijn ze in staat een heleboel verschillende materialen te printen, variërend van plastic tot houtpulp en zelfs voedsel. De printers zullen verschillende kleurencartridges hebben, net als de inkjets van nu, en in alle mogelijke kleurencombinaties kunnen printen. Ze zullen een perfecte afbeel27.09.12 De Groene Amsterdammer 27
Groen huren bij Diks DIKS GREEN LABEL Wij willen milieubewust ondernemen, uitbreiding van ons wagenpark met hybride auto’s is een onderdeel daarvan. De Toyota Auris hybride is een van onze ‘Green label’ modellen, de auto is stil en buitengewoon zuinig. Schakel naar behoefte automatisch over tussen de benzinemotor en de elektromotor, of rijdt zelfs geheel elektrisch. SHORTLEASE Diks biedt naast verhuurdiensten nu ook shortlease aan. Wij kunnen u nog scherpere tarieven, nog meer service en flexibiliteit bieden. U zit niet vast aan een vast contract en u kunt altijd eerder opzeggen. U heeft geen zorgen over het onderhoud, schadebeheer, fiscale zaken en wij leveren de auto kosteloos af op het juiste adres. Zo zit u niet meer vast aan meerjarige leasecontracten, maar huurt u al vanaf een paar maanden de nieuwste modellen auto’s.
KIJK OP DIKS.NET VOOR DE SPECIALE WINTERSPORT ACTIE!
Amstelveen
Amsterdam-Westpoort
Amsterdam-West
Amsterdam-Zuid
Koen van Oosterwijklaan 6A
Hexaanweg 1 (Afslag S101)
Willem de Zwijgerlaan 101
Van Ostadestraat 278-280
1181 DT Amstelveen
1041 AX Amsterdam-Sloterdijk
1056 JH Amsterdam-West
1073 TW Amsterdam-Zuid
T 020 - 643 25 00
T 020 - 411 61 14
T 020 - 618 37 67
T 020 - 662 33 66
E
[email protected]
E
[email protected]
E
[email protected]
E
[email protected]
ding op het oppervlak van een object kunnen afdrukken, fijner nog dan de beste speelgoedfabrieken van nu. Ze zullen zelfs printplaten in het object kunnen afdrukken. Dan hoeven we er alleen nog maar batterijen in te doen. Baanbrekende veranderingen vinden plaats wanneer industrieën democratischer worden, wanneer ze niet langer het exclusieve domein zijn van grote bedrijven, regeringen en andere instituties en aan de gewone man worden overgedragen. Dat hebben we eerder gezien: dat is wat er gebeurt vlak voordat monolitische industrieën afbrokkelen als ze geconfronteerd worden met talloze kleine deelnemers, van de muziek industrie tot kranten. Verlaag de toegangs drempel en de massa stroomt binnen. Dankzij de democratisering door internet kan iedereen nu publiceren, uitzenden en communiceren, en dat heeft tot een gigantische toename van digitale deelname en deelnemers geleid – de lange staart van de bits. Nu gebeurt hetzelfde met het productie proces – de lange staart van de dingen. Daar ging ook mijn eerste boek, The Long Tail, over: de culturele verschuiving naar nicheproducten, maar vooral in de digitale wereld. De afgelopen eeuw is de natuurlijke variatie en keuze uit producten zoals muziek, films en boeken, verborgen gebleven door de beperkte ‘vervoerscapaciteit’ van de traditionele distributiesystemen van fysieke winkels, televisiekanalen en megabioscopen. Maar toen deze producten online beschikbaar kwamen op digitale marktplaatsen die over een ‘onbeperkte schapruimte’ beschikken, volgde de vraag vanzelf: het monopolie van de kaskraker was verleden tijd. De massamarkt van de cultuur is veranderd in een lange staart van micro markten, en dat blijkt wel als we met de tieners van tegenwoordig in contact komen. De beperkte winkelselectie uit onze jeugd weerspiegelde de economische eisen waaraan de detailhandel in die tijd moest voldoen, en niet de ware diversiteit van onze smaak. We zijn allemaal verschillend en hebben verschillende wensen en behoeften, en internet biedt daar een plek voor op een manier die de fysieke markten nooit kunnen evenaren. Dankzij internet werden ook de staarten van fysieke productmarkten voor consumenten langer. Maar dat werd mogelijk dankzij de omwenteling in distributie, niet in productie. Als het om fysieke goederen ging, was de twintigste-eeuwse keuzevrijheid afhankelijk van drie knelpunten – je kon alleen dingen kopen die voor alle drie onderstaande tests waren geslaagd: 1. De producten waren gewild genoeg voor fabrikanten om ze te produceren. 2. De producten waren gewild genoeg voor detailhandelaars om ze in hun assortiment op te nemen. 3. De producten waren gewild genoeg voor jou om ze te vinden (door middel van reclame of
doordat je ze in de etalage bij jou in de buurt zag liggen). Zoals Amazon heeft laten zien, kon internet ons met de laatste twee helpen, meteen vanaf de fabriekspoort. Ten eerste betekende dit dat Amazon en anderen veel meer producten konden aanbieden dan een traditionele detailhandelaar, doordat ze gebruik maakten van centrale opslagplaatsen voor distributie en later van decentrale magazijnen in de vorm van producten van derden die ook de hele transactie afhandelen. Ten tweede hield de verschuiving naar zoeken via een zoekmachine in dat mensen daarmee producten konden vinden die mogelijk niet gewild genoeg waren om op de gebruikelijke manier via de stoffelijke winkels gepromoot te worden. Intussen deed eBay hetzelfde met tweedehands goederen, er verschenen talloze gespecialiseerde internethandelaars en uiteindelijk bracht Google ze allemaal samen zodat alles makkelijk is te vinden. Vandaag de dag heeft internet al een lange staart van producten aan de oppervlakte gebracht die de concurrentie met de staart van de digitale producten aankan. Knelpunten 2 en 3 zijn grotendeels verwijderd. Hoe zit het met het eerste knelpunt – het produceren van meer variëteit? Ook daar
juiste bedrijf of beschikte je niet over het juiste diploma. In het geval van internet verstaan we onder de ‘dingen’ veelal creativiteit en expressie in digitale vorm: woorden, afbeeldingen, video’s, enzovoort. Deze dingen concurreren niet om geld met commerciële goederen maar wel om tijd. De opkomst van Facebook, Tumblr, Pinterest en andere sociale media staat voor niets minder dan een gigantische aandachtsverschuiving van de twintigste-eeuwse bedrijven die commerciële content aanbieden naar de 21-eeuwse bedrijven die amateurcontent aanbieden. Hetzelfde gebeurt nu met fysieke goederen. 3D-printers en andere desktop-prototypingtools zijn het equivalent van de camera’s en tools voor het bewerken van muziek. Ze stellen iedereen in staat een product voor eigen gebruik te maken. In de woorden van Rufus Griscom, een internetondernemer die Babble.com heeft opgericht: ‘Dit is de renaissance van het dilettantisme.’ Tegelijkertijd gaan de fabrieken over de hele wereld open en bieden via internet producten in de vorm van een on demand-service aan iedereen die over een digitaal ontwerp en een creditcard beschikt. Zij stellen een heel nieuwe groep ontwerpers in staat te produceren en hun prototype in een product om te zetten, zonder eerst een fabriek te moeten bouwen of zelfs maar een bedrijf te hebben. Produceren is nu een nieuwe
De echte internetrevolutie hield in dat we onze eigen dingen konden maken die anderen konden aanschaffen heeft internet sommigen een handje geholpen. Omdat internet kon inspelen op een ‘diffuse vraag’ (met andere woorden, producten die op geen enkele plek gewild genoeg zijn om in een traditionele winkel te liggen, maar wel interessant worden om te produceren als je de vraag van over de hele wereld kunt verzamelen) betekende dit dat fabrikanten afzetmarkten konden vinden voor producten die normaal gesproken de test van de traditionele distributie niet hadden doorstaan. Dus werden er meer nicheproducten geproduceerd omdat ze voldoende afzetmogelijkheden boden in een wereldwijde online-markt. Maar dat was nog maar het begin. Vergeet niet dat de echte internetrevolutie niet inhield dat we een grotere verscheidenheid aan spullen konden kopen, maar dat we onze eigen dingen konden maken die anderen konden aanschaffen. De snelle verspreiding van digitale camera’s leidde tot een enorme hoeveelheid filmpjes die op YouTube werden gezet, en de digitale desktoptools deden hetzelfde voor muziek, publicaties en de ontwikkeling van software. Iedereen die over genoeg talent beschikte, kon maken wat hij of zij wilde. De toegang tot krachtige tools en distributiemiddelen vormde niet langer een barrière om te kunnen deelnemen. Als je talent en doorzettingsvermogen had kon je een publiek vinden, ook al werkte je niet voor het
vorm van ‘cloud service’ geworden die we vanaf internetbrowsers kunnen benaderen, waarbij we een klein deel van de gigantische industriële infrastructuur gebruiken op het moment dat wij dat willen. Iemand anders beheert deze fabrieken; wij benaderen ze als we ze nodig hebben, net zoals we de gigantische datacentra van Google of Apple benaderen om onze foto’s op te slaan of onze e-mail te verwerken. In moeilijke woorden, de wereldwijde toeleveringsketens zijn ‘schaalonafhankelijk’ geworden, en kunnen zowel de grote als de kleine bedrijven bedienen, zowel de uitvinder in zijn werkplaats als Samsung. In gewone mensentaal: niets weerhoudt ons ervan alles te maken wat we willen. De mensen zijn nu de baas over de productiemiddelen geworden. Of, zoals de auteur van The Lean Startup, Eric Reis het verwoordt: ‘Het gaat niet meer om het in eigendom hebben van de productiemiddelen. Het gaat om het rentmeesterschap over de productiemiddelen.’ Dit is een voorpublicatie uit Makers: De Nieuwe Industriële Revolutie van Chris Anderson dat in november verschijnt bij Nieuw Amsterdam. Chris Anderson is hoofdredacteur van het toonaangevende nieuwe-mediablad Wired en schreef eerder de internationale bestsellers The Long Tail en Free Vertaling Ernst de Boer en Ankie Klootwijk 27.09.12 De Groene Amsterdammer 29
Essay Groei groei groei
Na vier jaar de zondvloed Als we doorgaan met produceren en consumeren zoals we nu doen, dan leven we nog een tijdje in het Land van Cocagne, maar moeten we straks ons nageslacht uitleggen waarom we het uitgeput voor ze hebben achtergelaten. Door Marcel Möring Beeld Milo
30 De Groene Amsterdammer 27.09.12
Het was een spannende tijd. De meeste mensen die ik kende waren werkloos en niet in staat huisvesting te betalen, als ze die al konden vinden. Ze woonden in kraakpanden of bij hun ouders, werkten via uitzendbureaus en je kon geen hoek omslaan of er stond ‘no future’ op de muur. Ik was goud- en zilververkoper in een weidewinkel (‘Nee, ik ga geen gaatjes prikken bij uw baby’), huisschilder, computeroperator, archivaris bij de nam (waar Gerrit Krol met stapeltjes ponskaarten binnenwandelde), ik viel af en toe in als copywriter bij een reclamebureau en gedurende een paar maanden was ik zelfs nog aardappelcontroleur. Punk had de ingedutte cultuur opgeschud, de eerste muziekzenders kwamen op (Superchannel!), beeldend kunstenaars gingen weer schilderen en noemden zich Nieuwe Wilden, Mülheimer Freiheit of Transavantgardist, Oek de Jong en Frans Kellendonk zetten de ramen open van de Nederlandse literatuur. Het was 1980. It was the best of times, it was the worst of times, it was the age of wisdom, it was the age of foolishness, it was the epoch of belief, it was the epoch of incredulity, it was the season of Light, it was the season of Darkness, it was the spring of hope, it was the winter of despair, we had everything before us, we had nothing before us, we were all going direct to Heaven, we were all going direct the other way. De Haagse Post, een blad dat je nog serieus nam, noemde de jongeren die eind jaren zeventig afstudeerden The Lost Generation. Op de markt gekomen toen er geen werk was, op zoek naar woonruimte toen die er niet meer was en hongerend naar een betere wereld toen iedereen, met Doe Maar, dacht dat De Bom elk moment kon vallen. En toen het een paar jaar later weer aantrok en er ineens weer van alles mogelijk was, waren ze ingehaald door jongere, slimmere en goedkopere arbeidskrachten. Ik weet niet of het ooit is onderzocht, maar het zou zomaar kunnen zijn dat
de generatie van eind jaren zeventig een ongehoord groot aantal klusjesmannen en -vrouwen, universitair geschoolde fietsenmakers en andere kleine zelfstandigen heeft voortgebracht. In het decennium voorafgaand aan de crisis had de Club van Rome vastgesteld dat er grenzen aan de groei waren, was er een olieboycot geweest en de oliecrisis die de oorzaak van economische ineenstorting was. Milieu was hét onderwerp geweest van de jaren zeventig. Wim Kan grapte in zijn oudejaarsconference over de emmer water die Liesbeth den Uyl in de woonkamer op temperatuur liet komen om de kooktijd te verkorten en zo gas te besparen. Het halve land was in de weer met tochtstrips, allesbranders en zuinig rijden en avontuurlijke post-hippies dagdroomden over biodynamisch geitenhouden in communeverband. Het Postbus 51-spotje van die tijd was een wereldbol in de vorm van een kaars die langzaam opbrandde. Aan het idee van het milieu als iets wat we persoonlijk opvatten, kwam een einde door de diepe economische crisis van de jaren tachtig. Onze zorgen betroffen nu werk, inkomen en huisvesting, de zaken die ons direct raakten, en toen de crisis voorbij was en de cultus van de manager en het ondernemerschap de tegenculturen van de gedesillusioneerde hippies en de uitgewoede punk verdrong, was Het Milieu ferm geïnstitutionaliseerd en de schrik om het onheilspellende rapport van de Club van Rome weggeëbd. De olie was blijkbaar niet op, de wereld niet vergaan en alleen concrete rampen – de Exxon Valdez, Tsjernobyl – deden de eerder gevoelde bezorgdheid nog af en toe opvlammen. Getob over natuur en milieu heette nu doemdenken en de slechte droom van de vroege jaren tachtig werd vergeten in het consumptiegeweld van de welvaartsbel dat in de jaren negentig losbarstte. Toen eerder dit jaar de Club van Rome een nieuw rapport publiceerde, 2052: A Global Forecast for the Next Forty Years, was de ontvangst lusteloos. De nieuwsmedia deden hun verplichte nummertje, de ontkenners raaskalden over sciencefiction en bedachten nog eens een nieuwe samenzweringstheorie en daarna werd het stil. Het nieuwe rapport is niet veel optimistischer dan Grenzen aan de groei, waarmee de denktank het discours over het milieu veertig jaar geleden aanzwengelde. Misschien dat het daarom zo weinig rumoer veroorzaakte. Een betere verklaring is dat we niet echt willen geloven dat de
Dan kunnen we niet meer consumeren op krediet, dan komt er een einde aan genot zonder prijs en het idee dat het altijd alleen maar beter wordt
situatie kritiek is en vooral gericht zijn op de hevigheid van het hier en nu, de economische crisis, de leeggelopen huizenmarkt, de werkloosheid, Europa. Maar dat is nou precies waar de Club van Rome zo bezorgd over is. Het zijn vooral de heersende politieke en economische modellen, volgens het rapport, die funest zijn voor mens en milieu. Ze lijden zeer aan korte termijndenken, en wat de wereld harder dan ooit nodig heeft, zijn juist bestuurssystemen met een langetermijnvisie. Maar ook, of misschien wel vooral: in een verkiezingsjaar lijken we nauwelijks in staat vergezichten op te roepen die voorbij de komende vier jaar reiken. De kwesties zijn of de crisis over een paar jaar feestelijk wordt afgesloten met een bonus van duizend euro, of en hoe de hypotheekaftrek blijft bestaan, op welke wegen we 130 kilometer per uur mogen rijden. De crisis is een technische aangelegenheid, iets voor economen en bankiers, een zaak van bezuinigen en bijstellen. En als we dat flink doen, sluiten we het decennium straks misschien nog met winst af. Het is een gerieflijke vorm van kortzichtigheid, het idee dat de economie alleen maar een grote beurt nodig heeft. Het is de kortzichtigheid van iemand die rot hout bedekt met een flinke laag verf, de kortzichtigheid waarmee je een lekkend dak bestrijdt door er een zeil overheen te gooien. Het rapport van de Club van Rome pleit tegen die kortzichtigheid (of is het ontkenning?) en is daarom misschien nog wel onheilspellender dan het vorige. Constateren dat we zuinig aan moeten doen met natuurlijke hulpbronnen en minder moeten vervuilen is één ding, zeggen dat we op een heel andere en veel verstrekkender manier moeten nadenken over onszelf en de wereld vraagt om fundamentele wijzigingen in de manier waarop we leven en denken en werken. Dan kunnen we niet meer vooral in het hier en nu bestaan en consumeren op krediet, dan komt er een einde aan genot zonder prijs en het idee dat het altijd
27.09.12 De Groene Amsterdammer 31
alleen maar beter wordt. Dan is duurzaamheid niet meer een modieuze meme waarmee bedrijven en overheden zich positioneren. Dan kunnen we onze biologische hamburgers niet meer in een afbreekbare plastic tas stoppen en voor de vakantie naar Ecuador vliegen. Dan streven we niet meer, in de woorden van Ton Lemaire, naar vooruitgang, maar naar voortgang. De G8, de oeso, zo’n beetje heel Europa vindt inmiddels dat er niet alleen moet worden bezuinigd, maar dat tegelijkertijd de groei moet worden gestimuleerd. Over wat die groei betekent, anders dan brandstof voor onze welvaartsverslaving, geen woord. Geen idee over het op raken van olievoorraden, gasbellen, een scala aan mineralen waarvan de meeste mensen nooit hebben gehoord maar zonder welke de computers niet meer lopen en de telefoons niet meer bellen. Geen gedachte aan de desastreuze gevolgen voor het klimaat, dat één oorzaak heeft: groei. Blijven groeien, om er niet op achteruit te gaan, is als van een berg af hollen omdat je anders valt. Maar de managers van de wereld denken er anders over. ‘Het probleem van westerse democratieën is dat ze wel geld geven aan hun burgers, maar niet groeien. En met groei los je problemen op.’ Dat zei Eric Schmidt, president-commissaris van Google, in College Tour (ntr, 3 juni). Nou valt het wel mee met geld geven aan de burgers – ik heb eerder de indruk dat het vooral de burgers zijn die geld geven aan de overheid – maar ook de bewering dat je problemen oplost met groei rammelt. Hoe gaan we weer groeien? Door te bezuinigen op sociale en culturele verworvenheden. Met het geld dat daarmee ‘vrij’ komt, wordt de economie gestimuleerd, die daardoor weer kan groeien. Pas als er daarna weer wat over is, krijgen we misschien die sociale en culturele verworvenheden terug. Ik zou er niet op rekenen, maar het is mogelijk. Maar wat hebben we ondertussen voor onze wereld gedaan? Wat
Hebben we eindelijk onder ogen gezien dat we ons gedragen als sprinkhanen en de bron van ons bestaan kaalvreten?
hebben we gedaan aan de uitstoot, aan de slinkende natuurlijke hulpbronnen, aan de kwaliteit van ons leven? Hebben we ons na de grote hersteloperatie alleen voorzien van perspectief op meer welvaart (door de industrie) of hebben we naar het probleem gekeken en manieren bedacht om te voorkomen dat het weer zo misgaat? Hebben we eindelijk onder ogen gezien dat we ons gedragen als sprinkhanen en de bron van ons bestaan kaalvreten? Misschien is het weer tijd om aan E.F. Schumacher te denken, de Britse econoom van Duitse komaf die in 1973 een boek publiceerde dat de bijbel werd van de opkomende milieubeweging. Small Is Beautiful is een pleidooi voor een economie van ‘genoeg’, een economie die niet dient ter verrijking, maar om voldoende te genereren, een economie die natuurlijke hulpbronnen niet ziet als een onuitputtelijke stroom die alleen maar dient om de industrie te voeden. Van Schumacher is ook het idee dat het bruto nationaal product niet de aangewezen manier is om welvaart te meten. Vorig jaar was zijn honderdste geboortedag en die gelegenheid is net zo geruisloos voorbij gegaan als de publicatie van het nieuwe rapport van de Club van Rome. Een van de belangrijkste punten in Schumachers denken is het idee dat we grondstoffen moeten beschouwen als kapitaal dat op kan raken en niet als inkomen dat steeds maar weer opnieuw gegenereerd kan worden. Het lijkt een waarheid als een koe, maar die gedachte is
DE GROENE AMSTERDAMMER • Dble 1/2 page L PPR • 432 x 135 mm • Visuel: FaceTwit/ROTT V2 • Parution 26/sept./2012 • Remise 31/août/2012
11�min
12�min
14�min
13�min
39�min
AM�– DUS, ROTTERDAM�– THALYS.COM
HAAL HET MEESTE UIT JE REISTIJD, MET THALYS. Dankzij onze WiFi* blijft u de hele reis online, voor werk of plezier. 12 posts, 9 tweets, 15 e-mails… en u bent al in hartje Parijs! En als u opnieuw behoefte heeft aan een comfortabele, snelle reis, bieden wij u tot wel 10 dagelijkse heen- en terugreizen! *Dienst geleverd door 21Net en geactiveerd door Nokia Siemens Networks, onder voorbehoud van beschikbaarheid. Gratis in Comfort 1 en voortaan ook in Comfort 2 met het Semi-Flex tarief.
TALY_1208048_FT_RO_DEGROENE_AMSTERD_432x135_NL.indd 2 32 De Groene Amsterdammer 27.09.12
31/08/12 16:06
in industriële kring nog steeds niet populair. In het online lobbyblaadje van de energie-industrie, de European Energy Review, treffen magisch denken en selectieve blindheid elkaar als wordt beweerd dat het helemaal niet zeker is dat de hulpbronnen op raken, omdat dat nog niet is gebeurd. Daar komt het tenminste op neer, als in een hoofdredactioneel wordt geschreven dat de ijzertijdmens olie en gas nog niet kende en die hulpbronnen dus niet had en wij het misschien wel op dezelfde manier zonder nog onbekende hulpbronnen moeten stellen. Dat is alsof je alvast een dikke Mercedes bestelt omdat je volgend jaar misschien rijk wordt. En toch is dat zoals wordt gedacht, in de VS, waar de conservatieven elk milieuplan afschieten als een waanidee van de klimaatmaffia, in Nederland, waar we aan de ene kant weer harder mogen rijden en aan de andere kant investeringen in groene technologie afknijpen. Vergelijk dat eens met Duitsland, waar Björn Pieprzyk, adviseur van de Duitse Federatie voor Hernieuwbare Energie (bee), kan voorspellen dat zijn land in 2050 alle energie duurzaam kan produceren. Nu al bedraagt het aandeel groene stroom meer dan twintig procent van het binnenlands verbruik en die trend stijgt alleen maar. In Walt Disney’s Fantasia is Mickey Mouse een tovenaarsleerling die de hoed van de meester op zet en een bezem betovert om het schoon maken te ‘automatiseren’. Als hij, tevreden met zijn slimheid, in slaap valt, droomt hij dat hij de sterren als vuurwerk uiteen laat spatten en oceanen doet rijzen en dalen. Hij wordt wakker als blijkt dat de bezem emmer na emmer water heeft uitgestort en de werkplaats is ondergelopen. Zelfs als hij de bezem tot splinters hakt, stopt het niet. Uit elke splinter staat een nieuwe bezem op, die vlijtig water haalt en in de werkplaats leegt. De leerling gaat in een draaikolk ten onder en wordt alleen maar
13�min
18�min
11�min
Magisch denken en selectieve blindheid treffen elkaar: het is helemaal niet zeker dat de hulpbronnen op raken, want dat is nog niet gebeurd
gered omdat de tovenaar is teruggekeerd en alles herstelt. Het onwrikbare geloof in de immer groeiende economie als tovermiddel om alles goed te maken, een perpetuüm mobile dat maar door en door kan blijven gaan om ons te voorzien van nog meer welvaart zonder schadelijke neveneffecten, dat geloof is, zoals Ton Lemaire dat beschrijft in De val van Prometheus, een seculiere religie, materialisme dat de plaats heeft ingenomen van god en gebod en dat het paradijs heeft vervangen voor een economisch Land van Cocagne, waar de olie altijd stroomt, het gas nooit op raakt en de weiden immer grazig zijn en de lucht schoon. Het is een sprookje, het ontkent de werkelijkheid voor de illusie dat alles met minimale inspanning goed komt en dat we niets werkelijks hoeven te veranderen aan onze manier van leven en denken. Als we blijven rijden in voertuigen met een energierendement van nauwelijks meer dan dertig procent, de laatste druppel olie uit de aarde persen en steeds hogere dijken en grotere opvangbekkens bouwen om de stijgende zee te weren, als we sperziebonen uit Kenia eten en van koeien levende fabrieken maken die zeven kilo plantaardige proteïne nodig hebben om één kilo vlees te produceren, dan leven we nog een tijdje in het Land van Cocagne, maar zullen we ons nageslacht moeten uitleggen waarom we het kaalgevreten, opgewarmd en uitgeput voor ze hebben achtergelaten. LUC - BAT
12�min
13�min
–�PARIJS 2�U�36
VAN HARTE WELKOM
TALY_1208048_FT_RO_DEGROENE_AMSTERD_432x135_NL.indd 3
31/08/12 16:06 27.09.12 De Groene Amsterdammer 33
De Koerdische pers
Istanbul, 10 september. Protest tegen het megaproces dat Turkije tegen 44 Koerdische journalisten is begonnen. Op de voorgrond Eren Keskin, uitgeefster van Özgür Gündem
Bülent Kiliç / AFP / ANP
Een krant van vier pagina’s
Sinds 2009 zijn duizenden Koerdische activisten en journalisten opgepakt wegens ‘lidmaatschap van een verboden organisatie’. Ook Yakut Yilmaz wordt lastiggevallen, bezorger van Özgür Gündem, de krant die wegens verschijningsverboden en boetes al veertien namen heeft gehad.
Er wordt naar hem gekeken als hij, steun zoekend op zijn handkar met zonnebloempitten, de straat in draait. Verband om zijn hoofd, zijn tred onvast. Hij hoest. De mensen in de straat lachen. Verdomd, daar heb je hem tóch weer! Diyarbakir, hoofdstad der Koerden, Zuidoost-Turkije. Vraag niet welk jaar het is. Het kan 1993 zijn, 1996. Maar net zo goed 2001. Voor krantenjongen, of eigenlijk krantenman Yakut Yilmaz, zijn de jaren volstrekt inwisselbaar. De keren dat hij die handkar weer pakt en zijn echte waar verbergt onder een berg zonnebloempitten, ontelbaar. Soms gaat hij op pad met hoofdletsel, soms met kapotte benen of armen, jaren ook met een half gebit. Voor hem telt maar één ding: de krant bezorgen bij wie hem lezen wil.
Door Fréderike Geerdink
Dinsdag 20 december 2011
34 De Groene Amsterdammer 27.09.12
‘Ha, u bent er. Kom, ik doe de deur open, dan kunnen we het onderzoek beginnen.’ Dagelijkse kost is het niet dat er een legertje politieagenten voor de redactie van Özgür Gündem (Vrije Agenda) in Ankara staat. Toch kijkt hoofd redacteur Hüseyin Aykol er geen seconde van op: zijn krant heeft al sinds de oprichting in mei 1992, negentien jaar geleden, geen rustig moment gekend. Rechtszaken, boetes, journalisten en bezorgers die worden opgepakt, moor-
den, bommen zelfs. Dus een huiszoeking op de redactieburelen – wat kan hij eraan doen? De agenten hadden duidelijk anders verwacht dan een meewerkende hoofdredacteur. Nadat de politiecommissaris Aykols identiteit heeft gecontroleerd krijgt de hoofdredacteur de sleutels van het nieuwe slot overhandigd. Het oude werd geforceerd om de anonieme stalen deur open te krijgen. Achter die stalen deur op de eerste verdieping zetelt rechts in de hoek de hoofdstedelijke redactie van Özgür Gündem. Hoofdredacteur Aykol werkt er in z’n eentje, de centrale redactie zit in Istanbul. Links van de hal een groter vertrek: de burelen van Dicle Haber Ajans, kortweg Diha, een Koerdisch persbureau genoemd naar de Dicle, oftewel de Tigris. Ook hun ruimte wordt doorzocht, ook hun boeken, papieren en computers worden meegenomen. Ondertussen rinkelt de telefoon. Izmir belt, Diyarbakir, Istanbul, Urfa. Aykol hoort dat er verspreid over het land in alle vroegte journalisten van Koerdische media van hun bed zijn gelicht en kantoren en huizen zijn doorzocht. Terwijl Aykol de spullen waarmee hij de krant van morgen moet maken onder zijn handen ziet verdwijnen richting politiebureau hoort hij dat ook een deel van zijn schrijfploeg niet meer beschikbaar is: negen van z’n journalisten zijn
ingerekend. Ze werken voor de dagelijkse krant en voor tijdschriften van dezelfde uitgeverij. In totaal worden er die dag 44 journalisten in hechtenis genomen. De meesten werken voor Diha, Özgür Gündem en de enige Koerdischtalige krant in Turkije, Azadiya Welat (Vrij Land), anderen voor kleinere Koerdische media. Onder de gearresteerden zijn ook een paar mensen van het verspreidingsbureau dat Koerdische media gebruiken. Ze zijn ingerekend in het kader van de zogeheten ‘kck-operatie’. kck is de Unie van Gemeenschappen in Koerdistan, een koepel van Koerdische organisaties in Turkije, Irak, Iran en Syrië. pkk-leider Öcalan, die een levenslange straf uitzit op het gevangeniseiland Imrali, staat aan het hoofd, Murat Karayilan, pkk-bevelhebber in de bergen op de grens van Irak en Turkije, zit in het bestuur. Sinds 2009 zijn er duizenden politiek actieve Koerden opgepakt wegens ‘lidmaatschap van een verboden organisatie’. Onder hen burgemeesters en ambtenaren van gemeenten waar de bdp in het bestuur zit, studenten, academici en mensenrechtenactivisten. De journalisten zouden de ‘persgroep’ van de kck vormen. Er is geen enkel bewijsmateriaal tegen de duizenden kck-verdachten. Tenlasteleggingen staan vol illegaal afgetapte telefoongesprekken, waarin bijvoorbeeld wordt gesproken over de tijd waarop een vergadering begint en wie de agenda samenstelt en dat er ook iemand iets te eten mee moet nemen. Allemaal codetaal, volgens de aanklager, waarin met ‘tomaten’ eigenlijk ‘explosieven’ wordt bedoeld. Daarnaast worden bijvoorbeeld boeken die de verdachten thuis of op kantoor hadden, ingezet als bewijs. Legale activiteiten worden aangevoerd als bewijs van ‘lidmaatschap van de kck’, zo blijkt uit de verslagen van verhoren. Waarom bezocht u gewonde demonstranten in het ziekenhuis? Waarom was u bij die persconferentie? Waarom riep u die slogan? Door zowel betrokkenen als onafhankelijke internationale en Turkse mensenrechtenorganisaties worden de kck-processen beschouwd als een van de grootste show processen uit de Turkse geschiedenis.
Zaterdag 3 december 1994 Het vuur is bijna uit. Deze keer, denkt Aykol als hij de Istanbulse redactie van Özgür Ülke te voet nadert en de rookpluimen uit het gebouw ziet komen, is het ze gelukt. Ons werk stopt. Arrestaties, moorden, verschijningsverboden en boetes heeft de krant overleefd, maar bommen, precies gelijktijdig op de redacties in Ankara en Istanbul, dat gaat de veerkracht van de krant te boven. Verdwaasd loopt hij rond tussen de nieuwsgierigen die zich in het park tegenover het gebouw hebben verzameld om de vlammen te zien. Hij kent niemand. Aykol wordt, net als iedereen, door de politie op afstand gehouden. Het tijdschrift Hedef (Doel), van dezelfde uitgeverij als Özgür Ülke, wordt diezelfde dag gedrukt. Als hij snel is, denkt hij ineens, kan het nieuws over de bomaanslag op Özgür Ülke nog mee. Als hij dat voor elkaar heeft, weet hij het
even niet. Waar z’n collega’s zijn, hij heeft geen idee. Een paar uur later vindt collega Gültan Kisanak hém. Ze geeft Aykol telefonisch een adres: ‘Kom daar naartoe, we zijn de krant aan het maken.’ De middag gaat in een waas voorbij. Zonder na te denken bijna. Ze werken keihard. En de volgende dag ligt er een krant. Een krant van vier pagina’s. De opening: ‘Aan dit vuur zullen ook jullie je branden!’ Het bericht: ‘Onze krant, waarvoor door de meest autoritaire organen van de staat een recept werd gezocht om hem te sluiten, was een van de belangrijke onderwerpen op de agenda van de Nationale Veiligheidsraad die woensdag bijeenkwam. Wat er tijdens de vergadering, waar de beslissing werd genomen ons te sluiten, werd gezegd, haalde het nieuws zonder dat de naam van onze krant werd genoemd. De beslissing van de nvr over wat er met onze krant moest gebeuren, is drie dagen later duidelijk geworden: Özgür Ülke werd gebombardeerd.’
Zaterdag 3 december 2011 Yakut Yilmaz laat zich op de rood betegelde stoep zakken, pal voor het distributiekantoor van Özgür Ülke in Diyarbakir. Zijn benen weigeren hem ineens nog langer te dragen. Het is ijzig koud deze vroege decemberochtend maar hij voelt het niet. Hij huilt. De krant. De krant is gebombardeerd. Eén vraag spookt in paniek
niet schuil in haar trainings- en basiskampen in Syrië en Libanon, maar stuurt afgevaardigden naar de Koerdische regio’s om steun te winnen en nieuwe strijders te rekruteren. Zo dringt ze door tot in de haarvaten van de Koerdische samenleving. En krijgt het daar feitelijk voor het zeggen. Wie zijn herwonnen Koerdisch bewustzijn wil omzetten in politieke of journalistieke actie kan dat alleen met impliciete toestemming van de pkk. Verdeeldheid onder Koerden is verboden. Met verdeeldheid win je de oorlog niet. En de oorlog is in volle gang. De staat benadert het geweld van de pkk puur als terrorismeprobleem; een Koerdische kwestie bestaat immers niet. Het gaat hard tegen hard. Niet alleen tussen de pkk en het Turkse leger. Het leger brandt honderden Koerdische dorpen, bossen en landbouwgrond plat om de pkk van haar bevoorradingspunten en schuilplaatsen te beroven. De bewoners kunnen kiezen: vertrekken of ‘dorpswacht’ worden, dat betekent bewapend door de staat meevechten tegen de pkk. Een vluchtelingenstroom naar de steden – Diyarbakir, Istanbul, Adana, Izmir – komt op gang. De familie Yakut vlucht uit het gehucht Kulboga naar Baglar, een wijk in hartje Diyarbakir. Baglar raakt in een paar jaar zwaar overbevolkt, de armoede en werkloosheid zijn enorm. Wie in die jaren politiek actief is, de pkk steunt of daarvan zelfs maar wordt verdacht,
Heeft de PKK de wereld iets te melden, dan leveren ze hun statements via-via af bij de krant. Die schrijft erover door zijn hoofd: hoe moeten de mensen nu de waarheid te weten komen? De waarheid, dat is voor hem Özgür Gündem. De krant die wegens verschijningsverboden en boetes door de jaren heen veertien verschillende namen heeft gehad en nu weer onder de oorspronkelijke naam wordt uitgegeven, bericht in 1992 als eerste over de Koerdische kwestie. Koerden bestaan in Turkije officieel niet, hun taal is verboden, net als elke uiting van Koerdische cultuur. In Turkse media viert het Turkse nationalisme hoogtij, problemen in het voornamelijk door Koerden (‘Bergturken’) bevolkte zuidoosten van het land krijgen geen aandacht. Het ontstaan van kranten als Özgür Gündem, en diverse week- en maandbladen uit dezelfde stal hangt direct samen met de oprichting van de pkk in 1978 en de eerste aanslag van de groep in 1984. De pkk streeft (in die dagen) separatisme na, op marxistische grondslag. Een Koerdische staat is het ultieme doel. Dat moet worden afgedwongen met geweld, maar ook met groeiend Koerdisch bewustzijn. De laatste Koerdische opstand in Turkije was in 1938 in de provincie Dersim en werd keihard neergeslagen, de assimilatie van het Koerdische volk is in volle gang, veel Koerden zijn zich nauwelijks bewust van hun Koerdische identiteit, laat staan van hun marginale positie als bevolkingsgroep. De pkk verandert dat. De organisatie houdt zich
komt onherroepelijk in de problemen. De mit, de geheime doodseskaders van het leger, voeren honderden buitenrechtelijke executies uit en dumpen de lijken in putten, rivieren en valleien. Duizenden Koerden worden opgesloten – de gevangenis van Diyarbakir, waar ernstig gemarteld wordt tot vaak de dood erop volgt, is een van de beruchtste ter wereld. De pkk moordt mee: ze bestookt niet alleen militaire doelen, maar ook burgers, en ruimt tegenstanders binnen eigen gelederen uit de weg. Özgür Gündem bericht erover. Vanuit Koerdisch perspectief. De pkk bemoeit zich niet direct met de inhoud van de krant, maar vindt er wel altijd gehoor voor haar boodschap. Ook heel direct: heeft de pkk de wereld iets te melden, dan leveren ze hun statements via-via af bij de krant en verwante tijdschriften. Die plaatsen ze vervolgens, vaak integraal. Dat Koerdische media door de Turkse overheid vaak worden omschreven als de ‘spreekbuis voor de pkk’ is dus ergens op gebaseerd. Tegelijkertijd reduceert de term de kranten tot niet meer dan dat. Onterecht: Özgür Gündem bedrijft wel degelijk journalistiek, brengt nieuws en achtergronden die nergens anders te lezen zijn, stelt misstanden aan de kaak, bekritiseert de regering en geeft de Koerden de stem die ze in Turkije nooit hebben gehad. Voor Yilmaz is Özgür Gündem de waar27.09.12 De Groene Amsterdammer 35
DBS_Groene_Opmaak 1 10-08-12 14:55 Pagina 1
De
Bezetting Speelt:
Seizoen 12-13:
re k m e a i z Ku m
n! e d ou h te n a v om
Tien musici, tien concertprogramma's op bijzondere locaties in zeven steden. Met korting voor Groene-lezers, kijk op:
www.debezettingspeelt.nl 20-09-2012 14:35:46
WWW.DEAPPEL.NL
WWW.THEATERFRASCATI.NL
advertentie Groene.indd 1
Met o.a. Andrée van Es, Birgit Donker, Tim Etchells, Jonas Staal, Dries Verhoeven, Marjolijn van Heemstra, Wunderbaum, Jetse Batelaan, Susanne Kennedy, Dood Paard, Likeminds, Johan Fretz, Lotte van den Berg, Sam Durant, Arthur Zmijevski, Platform Beeldende Kunst
IN FRASCATI & DE APPEL ARTS CENTRE VR 5 OKT - ZO 4 NOV 2012
Yilmaz leeft nog. Het was een paar keer op het randje. De politie heeft al zo vaak gedreigd hem te vermoorden als hij niet zou ophouden met kranten bezorgen, maar het lukte ze telkens nét niet. Ook in maart 2006 overleeft Yilmaz. Dagenlang zijn er clashes tussen de politie en bewoners van de wijk Baglar. Het is een van Yilmaz’ krantenwijken, en clashes of niet, hij doet zijn ronde. Hij wordt opgepakt en zijn familie ziet hem pas vier dagen later terug, als hij voor de rechter staat. Of eigenlijk, zich staande probeert te houden voor de rechter. Zijn kaak is gebroken en ontwricht, zijn hoofd bloedt, er komt bloed uit zijn oor. Zijn kleren zijn rood doordrenkt.
Yilmaz Yakut ‘Ze kunnen hem honderden keren oppakken en afranselen, denkt hij vaak, hem stoppen ze niet’
Fréderike Geerdink
heid. Maar het is niet alleen daarom dat hij doorgaat met bezorgen. Ze kunnen hem honderden keren oppakken en afranselen, denkt hij vaak verbeten, hem stoppen ze niet. En als hij pijn heeft, als zijn epilepsie, verergerd door de martelingen, opspeelt en hij gewoon omvalt op straat, als het hem niet lukt de politie te slim af te zijn in de kleine wirwar van straatjes in zijn stad en hij wéér geslagen wordt, denkt hij aan de strijders in de bergen. Hij leest over ze in de krant. Díe hebben het zwaar. Hij niet. Was hij maar gezond geweest. Dan had de pkk hem niet weggestuurd toen hij zich meldde om te vechten. Een pkk-strijder met epilepsie, hij begrijpt dat het weinig kans van slagen heeft, maar toch. Ze drukten hem op het hart in de stad zijn bijdrage te blijven leveren aan de Koerdische strijd. Die taak neemt hij serieus; hij kan onder geen enkele omstandigheid verzaken. Een van de pkk-strijders aan wie hij vaak denkt, is zijn broer en collega krantenbezorger Nihat. Hij verruilde zijn taak in de stad al snel voor een leven bij de guerrillastrijders in de bergen, net als negen andere jonge mannen uit de familie Yakut. Zij wel. Mevlude had soms woorden met haar zoons. Nihat, haar oudste, bracht kranten rond en sleepte zijn broertje Yilmaz mee. Yilmaz had toch een baan bij een leerverwerkingsbedrijf? Waarom moest hij, nota bene epilepsiepatiënt, dan óók kranten rondbrengen? Ze kwamen vaker wel dan niet gehavend thuis, áls ze al thuiskwamen en de nacht niet in een politiecel doorbrachten. En wat moesten die stapels kranten in haar huis? Wat deden ze toch dat de politie blijkbaar zo dwars zat dat ze het huis er soms om binnenvielen en haar zoons tot bloedens toe met hun hoofd tegen de muur sloegen? Nihat heeft haar verteld over wat er in de krant staat. Zelf kan ze niet lezen, en al helemaal geen Turks, ze kent alleen Koerdisch. De achtergronden, de geschiedenis, de opstand, de politiek, ze snapt het allemaal niet precies. Maar Nihat heeft haar ervan overtuigd dat hij zich inzet voor de vrijheid van hun volk. Dat hij dat zal blijven doen en door niemand, zelfs niet door zijn moeder, op andere gedachten kan worden gebracht. Dus nu steunt Mevlude haar zoons. Als ze ’s ochtends de deur uit gaan om de krant rond te brengen, gooit ze een kan water achter ze aan. Het beschermt ze tegen onheil.
Yilmaz mag gaan. Mevlude en haar zoons brengen hem naar het ziekenhuis. Als hij wat is opgelapt, komt hij naar huis. Ze voert hem yoghurt met fijngestampte koekjes. Nihat is dood. Ze hoorden het pas tien maanden nadat hij in november 1998 bij gevechten met het leger het leven had gelaten. Zijn dode lichaam is in de bergen gebleven, een graf heeft hij niet. Ook acht andere pkk-strijders die de familie Yakut leverde, hebben het niet overleefd, van hen hebben alleen Hikmet en Ihsan een
lijk toegaf een deal te hebben gemaakt met het juridisch apparaat om af te rekenen met politiek en journalistiek actieve Koerden: ‘Rekenen jullie juridisch met ze af, dan pakken wij ze aan in het parlement.’ Maar het lukt ze niet. Ook op 12 december 2011, de dag nadat negen Özgür Gündem-journalisten werden opgepakt en computers en andere spullen in beslag werden genomen, lag er een krant bij de kiosk. Net als op 4 december 1994, de ochtend na de bom. Bevriende onafhankelijke kranten stelden hun spullen beschikbaar en in recordtempo maakten ze een krant. Een krant van, net als toen, vier pagina’s. ‘Hé, Yilmaz, bén je er weer?’ roepen Yilmaz’ collega’s als hij bij zijn werk aankomt. ‘Je hoeft niet te komen, dat weet je toch?’ Ze halen een stoel voor hem, hij staat zo wankel op zijn benen dat ze het nauwelijks kunnen aanzien. Yilmaz lacht, en zegt: ‘Het is mijn werk. Dat neem ik serieus, dat weet je.’ Zijn kunstgebit en zijn slecht herstelde kaak maken hem tegenwoordig slecht
In de loop der jaren werden 76 mensen vermoord die verbonden waren aan de krant, óf als bezorger en verkoper, óf als journalist officiële laatste rustplaats. De tiende Yakut die zich aansloot bij de pkk, Beyazit, werd opgepakt en zit een lange gevangenisstraf uit.
Maandag 10 september 2012 Negen maanden na de massa-arrestaties gaat het kck-proces tegen 44 Koerdische journalisten van start. Het grootste proces tegen de persvrijheid in de geschiedenis van de Turkse republiek. Voor Hüseyin Aykol zijn december 1994 en december 2011 onlosmakelijk met elkaar verbonden: zowel de bommen van toen als het proces van nu zijn bedoeld om de Koerdische pers het zwijgen op te leggen. Bij de bom kwam één collega om, in de loop der jaren werden 76 mensen vermoord die verbonden waren aan de krant, zij het als bezorger en verkoper, zij het als journalist. De krant heeft vele verschijningsverboden opgelegd gekregen, de laatste nog in maart dit jaar. Ook de miljoenen lira’s boetes dwongen de krant soms tijdelijk te stoppen. Degenen die Aykol en zijn collega’s de mond proberen te snoeren, zijn nog altijd dezelfde. Eind november 1994 was het premier Tansu Ciller die een handtekening zette onder het document van de Nationale Veiligheidsraad om Özgür Ülke te ‘elimineren’, in de woorden van het uiteindelijk boven tafel gekomen geheime document. En nu, in 2012, was het premier Erdogan die in de week voor het proces open-
verstaanbaar. Hij drinkt de thee die zijn collega’s hem aanreiken. Als hij zijn thee op heeft, komt hij overeind. Hij loopt naar het depot van de plantsoenendienst van de gemeente Diyarbakir, pakt een gieter, vult hem met water en besproeit het groen. Kranten rondbrengen ging niet meer. O het was zoet ze openlijk te kunnen bezorgen sinds de opheffing van de noodtoestand in het hele zuidoosten van Turkije in 2002, waarna de verspreiding van Koerdische kranten niet meer verboden was. Maar zijn epileptische aanvallen zijn zo ernstig geworden dat het niet meer verantwoord is. Wat als hij een aanval krijgt buiten de wijk waar hij woont, waar mensen hem misschien niet kennen? Zijn collega’s bij de plantsoenendienst houden een oogje in het zeil. Yilmaz’ baan bestaat eigenlijk alleen op papier. De gemeente Diyarbakir, bestuurlijk al jaren stevig in handen van de pro-Koerdische bdp, heeft een programma speciaal voor mensen die arbeidsongeschikt zijn geraakt door hun bijdrage aan de Koerdische strijd. Yilmaz kwam in aanmerking. De plantsoenendienst wilde hem graag hebben. Hij hoeft niet werkelijk te verschijnen, zijn ziekte en zijn handicaps laten dat ook nauwelijks toe. Maar Yilmaz komt op de dagen dat hij zich goed genoeg voelt. Hij watert de bloemen en wiedt het onkruid. Hij is het aan zijn volk verplicht. Zo voelt hij dat. 27.09.12 De Groene Amsterdammer 37
Het Stedelijk Museum Toch mist er iets
Erik van ‘t Woud / ANP
Een gigantische tijdmachine
Het nieuwe Stedelijk is een feest. Maar er ontbreken schakels naar het nu en de wereld buiten het museum. Door Anna Tilroe 38 De Groene Amsterdammer 27.09.12
Boven: in het nieuwe deel van het Stedelijk Museum Rechterpagina: Christian Friedrich, Untitled, 2011, video en geluid, in de tentoonstelling Beyond Imagination
Het vernieuwde Stedelijk Museum was nog niet open of NRC Handelsblad zette er een kruis doorheen. ‘Stedelijk haalt wereldtop niet’, kopte de krant op de voorpagina. Wat daarmee precies werd bedoeld, bleek uit de woorden van de directeur van het MoMA in New York. ‘De collectie van het Stedelijk behoort tot de allerbelangrijkste ter wereld, maar om de rol te spelen die zo’n collectie verdient, moet het museum over evenveel inkomsten beschikken als Tate Modern, Centre Pompidou en wij.’ Ik moest bij die uitspraak van de ‘topman’ van een ‘topmuseum’ aan het woord ‘topkunst’ denken, een begrip dat in de jaren tachtig tijdens de eerste boom van de kunstmarkt werd geïntroduceerd. Topkunst betekent sindsdien vooral kunst die de meeste aandacht en het meeste kapitaal genereert, en om die redenen alleen al kunnen topmusea er niet aan voorbij. Niet zelden sleept dan het inhoudelijke en artistieke belang er als een aangenaaide staart achteraan. Wie vanuit dit marktperspectief naar de toekomst van het Stedelijk kijkt, ziet natuurlijk op voorhand een verliezer. Het jaarbudget van 11,6 miljoen euro dat de Amsterdamse kunstraad wil toekennen, is niet eens voldoende om een enkel schilderij van Gerhard Richter aan te schaffen. Laat staan dat het een organisatie op kan zetten die als een geoliede machine vele honderd duizenden bezoekers door het museum heen kan loodsen. Terecht zegt directeur Ann Goldstein dan ook in Vrij Nederland dat het een valstrik is om te willen aansluiten bij de top-drie. We verwachten van iemand met te kleine schoenen toch ook niet dat hij de Santiago de Compostella Route kan lopen? Blijft de vraag welke alternatieve route Goldstein voor ogen heeft. Uit de paar interviews die zij tot nu toe heeft gegeven, valt daarover niet veel op te maken. Ze drukt zich bij voorkeur uit in frases die haar toewijding aan de kunst zelf onderstrepen, zoals: ‘Het Stedelijk zou een waardevolle bijdrage moeten leveren aan kunst en kunstenaars in de samenleving.’ Dat is ongetwijfeld waar. De Nederlandse kunstwereld heeft door het wegvallen van ons belangrijkste museum voor hedendaagse kunst veel te lang een dwingend en toch aanspreekbaar oriëntatiepunt moeten missen. En wat de samenleving betreft lijkt het niet onaannemelijk dat die museale leegte heeft bijgedragen aan het dedain en het onbegrip dat de kunst de afgelopen paar jaar over zich heen heeft gekregen. Feit is in ieder geval dat die samenleving niet meer geneigd is om klakkeloos de mantra op te zeggen dat wat goed is voor de kunstenaars ook goed is voor de samenleving. Het publiek wil op z’n minst weten waar het ongeveer over gaat. Mooi dus dat het Stedelijk nu naast een spectaculair gebouw, een
de verschillende kunstwerken en ontwerpen uiterst zorgvuldig ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd. Prachtig, die zaal met felkleurige schilderijen van de Cobra-groep. Verrassend hoe de schilderijen van Philip Guston en een sculptuur van Frans West samen met een late Picasso en een vroege Baselitz een associa tief verband met elkaar aangaan. En waarom hebben we nooit eerder de ‘radio-actieve’ visioenen van de Japanse kunstenaar Tetsumi Kudo zo indringend gezien? Of de witte, met fallische vormen beklede boot van Yayoi Kusama? Gaandeweg ontdekken we de accenten die Goldstein heeft gelegd en hoe die tot uitdrukking komen in de kunst die ze sinds haar aantreden heeft aangekocht: werk van vrouwelijke, vaak feministische kunstenaars en veelal Amerikaanse, conceptuele kunst, met een voorkeur voor kunst uit Los Angeles, de stad waar Goldstein tot voor kort zelf woonde. De kunst uit Europa, die haar
Maar dat alles is de schil. En hoe glimmend die nu ook is, de kern is en blijft de visie van waaruit de kunst zelf wordt geselecteerd, verzameld en gepresenteerd. Die visie is bepalend voor het bijzondere soort vitaliteit dat we tegenwoordig van een museum voor hedendaagse kunst verwachten. Een vitaliteit die samenhangt met het vermogen de wisselwerking aan te voelen tussen ontwikkelingen in de cultuur en de ideeën van kunstenaars, maar even goed met het inzicht en de creativiteit om daar met aansprekende tentoonstellingen vorm aan te geven. Dat laatste vereist ook engagement met het publiek. Want dat heeft nauwelijks nog een boodschap aan kunst die gepresenteerd wordt als iets van een onvatbaar hoge orde. Je zou bijna denken dat de individualisering en secularisering van de samenleving uiteindelijk ook de tempels van de kunst hebben bereikt. Toch klopt dat niet helemaal. Chris Dercon, directeur van Tate Modern in Londen, wees er vorig jaar in een lezing op dat tegenwoordig aan het museum een nieuwe, bijna magische kwaliteit wordt toegeschreven. Niet alleen verwachten de mensen er een antwoord te vinden op de vraag wat kunst is en wat niet, ze willen evenzeer dat het museum als een soort bemiddelaar functioneert voor de belangrijke vragen van deze tijd. Ze willen, stelt hij, net als in de door de media gestuurde beeldcultuur en de digitale ruimte zichzelf gerepresenteerd zien. Ik denk dat Dercon daar gelijk in heeft. Ik denk ook dat veel museumdirecteuren en -conservatoren niet weten wat ze met die ontwikkeling aan moeten. Want een meer publieke rol van het museum betekent dat ze de vertrouwde kunsthistorische lijnen moeten loslaten. Maar ook, en misschien meer dan wat ook, dat ze het idee van ‘autonome kunst’ moeten bijstellen, het idee dus dat kunst een los van de wereld staande, onaantastbare grootheid is. Dat idee, of beter dat geloof, verleent nu eenmaal aan ingewijden een absoluut gezag en precies dat is iets waar een geïndividualiseerde samenleving hoogst wantrouwig tegenover staat. Terug naar het nieuwe Stedelijk Museum en de vraag hoe het deze nieuwe ontwikkelingen pareert. Het antwoord komt direct al bij binnenkomst: met klaroengeschal. Van zaal tot zaal zien we dat het waar is wat de topman van het MoMA zegt: het Stedelijk heeft een van de allerbelangrijkste collecties ter wereld, zowel wat de beeldende kunst betreft als op het gebied van design. We zien ook dat de nieuwe directeur samen met haar conservatoren een uitgewogen selectie heeft gemaakt waarbij
DLR / courtesy of the artist and Wilfried Lentz gallery
uitstekende kunstboekwinkel en een aantrekkelijk restaurant ook een volwaardige educatieve afdeling en een uitgebreid lezingen- en discussieprogramma heeft. Het voert zelfs een heus informatiebeleid, weliswaar voorzichtig, maar toch. Wie weet zet het op een dag ook nog eens de bijl aan de verschrikkelijke woeker van het kunstjargon op de website en in de informatiebladen.
Interessant die feministische kunst uit de jaren zeventig en tachtig, maar wat betekent ze voor ons nu? voorganger Rudi Fuchs in stelling bracht tegen de dominantie van de kunst uit Amerika, speelt in deze opstelling nog maar een marginale rol. Zo lopen we door de mooie witte ruimtes, genietend, en ook met bewondering voor de scherpe intuïtie waarmee de voormalige museumdirecteuren kunstwerken hebben aangekocht die op de een of andere manier de tijd lijken te representeren. Het museum wordt er een soort tijdmachine door: de jaren vijftig, zestig, zeventig, je herkent ze moeiteloos aan de hand van de iconen die zijn uitgekozen en de doeltreffende manier waarop ze met elkaar zijn gecombineerd. Een feest dus, en je vergeet daarbij makkelijk dat de meeste kunstwerken zijn aangekocht op een moment dat ze nog betaalbaar waren. De kunstenaars waren nog redelijk onbekend of behoorden nog niet zo lang tot het topsegment van de markt. Een aantal van hen, zoals Willem de Kooning en Donald Judd, deden schenkingen omdat ze bevriend
waren met de directeur en het een eer vonden om met meerdere werken in de collectie van het Stedelijk vertegenwoordigd te zijn. Het zou best kunnen dat juist dit bijzondere fundament van sterke persoonlijke relaties, visies en voorkeuren maakt dat de collectie zo glanzend afsteekt tegen het enorme, maar ook tamelijk willekeurig aandoende iconengeweld van de huidige topmusea. En toch mist er iets. Want hoe fraai de kunstwerken ook worden gepresenteerd, ze lijken vooral terug te wijzen naar de geschiedenis van de kunst zelf. Wat ontbreekt is een context die de kunstwerken onze tijd in trekt. Interessant die feministische kunst uit de jaren zeventig en tachtig, maar wat betekent ze voor ons nu? En hoe bijvoorbeeld verhoudt de minimal art zich tot de kunst en de vormgeving van onze tijd? Doordat schakels naar het nu en de wereld buiten het museum ontbreken, gebeurt precies wat deze tijdloze presentatie probeert te voorkomen: de kunst blijft hangen in een voorbije tijd. Ze wordt een glad gepolijste herinnering. Hoe dit uitpakt voor de kunst van dit moment zien we bij de tijdelijke tentoonstelling Beyond Imagination. Ze bestaat uit twintig werken die in het kader van de Amsterdamse gemeente-aankopen door een jury gekozen zijn uit de inzending van 657 in Nederland geboren of werkende kunstenaars. Klaarblijkelijk hebben de uitverkorenen het best beantwoord aan de oproep die vanuit het Stedelijk het land in was gestuurd: ‘Laat je gedachten gaan over de manier waarop grenzen tussen realiteit en verbeelding, authenticiteit en rollenspel, zijn vervaagd, daarbij verwijzend naar de ontwikkelingen op het terrein van de politiek, de financiële wereld en de media.’ Dat is een flinke mond vol, en afgezien van de vraag of we, zoals de titel suggereert, nog iets anders hebben om over de toekomst na te denken dan onze verbeelding geeft de formulering aan dat het museum scherp op de tijd wil zitten. Sterker nog, het wil de tijd een zekere richting geven, de kant op van het heersende kunsttheoretische discours. Het hoeft geen betoog dat daarmee bij voorbaat niet-passende vormen van kunst buitengesloten zijn. Het blijft natuurlijk gissen of dat de reden is dat Beyond Imagination er zo droog-academisch uitziet, of dat de schuld ligt bij de van alle leven losgekoppelde presentatie. Beide, denk ik. Maar hoe dan ook, de verbeelding én de tijd waarin wij leven zijn hier gereduceerd tot een gigantisch déjà-vu. We wachten af op welke grond Goldstein haar uiteindelijke keuze voor aankoop zal maken. 27.09.12 De Groene Amsterdammer 39
Het Stedelijk Museum Openbaar kunstbezit
Het Stedelijk Museum Amsterdam is ontwaakt uit zijn coma. De wereld is ondertussen totaal veranderd. Die transitie heeft het Stedelijk gemist. Aan het werk, mevrouw Goldstein. Door Koen Kleijn
Welaan, ik was een van die tienduizenden die afgelopen week het Stedelijk Museum Amsterdam zijn gaan bekijken. Ik had de lege spierwitte nieuwbouw al eens mogen zien, ik liep nu op een drafje door de heringerichte zalen. Breitner, check. Mondriaan, check. Newman, check. Liever-helemaal-geen-kunst-dan-Marc-Chagall, check. Cobra, zucht, check. Van twee grote kranten zag ik vrijwel identieke bijlagen waarin vrijwel identieke bekende Nederlanders schreven welk werk ze ’t meest hadden gemist. Youp van ’t Hek: Breitner. Paulien Cornelisse: The Beanery. Voor Avro’s Museumgasten liepen Henk Schiffmacher, Johanna ter Steege en prins Constantijn door het gebouw, bien étonnés, maar goed, best leuk, check. En bij de opening zelf heeft het me een tikje verbaasd hoe buitengewoon opgetogen en opgelucht iedereen wel niet was. Het heeft natuurlijk veel te lang geduurd. Ik weet dat er een tijdelijk smcs was, maar voor mij was dat een dooie schuur zonder licht. Ik stond voor Jasper Johns’ Untitled, uit 1964-65. Vijf bij twee meter. Olieverf, bezem en linialen op doek. Bezem? ‘Ik vind dat een schilderij meer ervaring moet uitdrukken dan alleen maar een vooropgezet idee’, zo wordt Johns in het boekje Stedelijk Collectie Highlights geciteerd. Zo is het. Untitled is een studie in eenvoudige heldere kleuren – rood, geel, blauw, oranje, paars, een lik groen. Maar door die linialen en die bezem en al die tekenen van vegen en schrapen en duwen en trekken is het schilderij niet een plaatje, maar een ding. Een fijn ding. Ik ken dat schilderij goed, want ik reisde als student vaak per spoor, en het schilderij was toen onderdeel van de campagne van Openbaar Kunstbezit in de trein. Er hingen discrete foto’s van kunstwerken op de wanden van de com40 De Groene Amsterdammer 27.09.12
Stedelijk Museum Amsterdam
Nu nog een plan
partimenten, met titel en verblijfplaats erbij. De boodschap van Openbaar Kunstbezit was: wij tonen u het plaatje, maar dat is surrogaat voor de ware beleving. Daarvoor moet u naar het museum. Daar kunt u het ervaren, inclusief de geur en de glans, inclusief de zaal, de andere bezoekers, in dimensie drie. Dan zag je dat verf echt iets bijzonders is, en reageert op veranderend licht, en dan begreep je dat het écht wat uitmaakte dat zo’n museum daglichtdakvensters had. En ook dat het dus écht naar was dat die Goldreyer Who Is Afraid met zijn roller zo verrinneweerd had. Daar was een museum voor. Was. Die Jasper Johns hangt er, goed geconserveerd, kerngezond, en toch oud geworden, zoals mensen na hun zeventigste opeens lijken te krimpen. Nee, dat ben je zelf, zult u zeggen, en gelijk heeft u, maar toch. Wat is er veranderd? Eigenlijk niks. Het museum ruikt naar de nieuwe verf. De vloeren zijn stil, en hebben niet meer het levendig gekraak van dat oude visgraatparket, dat ook nog eens een rossige weerschijn had. Die Cobra-schilderijen, gemaakt met verf die niet stralend is gebleven, zijn in tien jaar nog verder weggezakt, als ouwe hondenhokken op een boerenerf. Verder hangt het er allemaal voorbeeldig bij. De journalist Jhim Lamoree zei bij de presentatie van zijn boek over het Stedelijk dat ‘het neo-renaissance gebouw van Weissman een neo-modernistische aanbouw had gekregen’, en ik denk dat hij een waar woord sprak. Het heropende Stedelijk belichaamt een opvatting over een museum die teruggaat op Sandberg en via hem op oudere, Bauhaus-gerelateerde opvattingen over tentoonstellen. Het is een visie op ‘moderniteit’ die vóór de sluiting al dringend aan herziening toe was.
Maar nostalgie is krachtig. De film Hartslag van het Stedelijk wordt er in hoofdzaak door bewogen. Visueel is het een interessant werk – de editor is Elmer Leupen, geregelde medewerker van Peter Greenaway, die kan wat – maar inhoudelijk is het een onzinnige film. De regeringsperiodes van de vijf directeuren worden door drie kunstjournalisten – Lamoree, Tilroe, Den Hartog Jager – teruggebracht tot één door die directeuren aangekocht werk, dat bepalend heet te zijn voor hun complete periode. Dat lijkt een mooi stramien, maar in de film valt het concept als een nat suikerklontje uiteen. Natuurlijk, een museum heeft een collectie, en een goede directeur voegt daar het zijne aan toe met een neus voor kwaliteit en actualiteit, maar de werkelijke maatstaf voor het succes van een directeur is natuurlijk niet wat hij kocht, maar wat hij toonde. De waarde van Sandbergs directoraat zit ’m erin dat hij de rommelpot van de Cobraïsten en Tinguely en Rauschenberg toeliet in de eerbiedwaardige zalen, niet dat hij dat werk ook aan het depot toevoegde. Wat de film mist is de buitenwereld en dat is een irritant gebrek aan inzicht. Zeker, de documentaire maakt melding van de opkomst in de jaren tachtig van het grote geld, en de bizarre kunstinflatie die ontstond, waardoor aankopen door musea onhaalbaar werden. Maar dat is maar een klein deel van wat er gebeurde. Sinds de jaren tachtig werd de autonomie van het museum op allerlei manieren ondergraven. Sandberg en De Wilde hadden het makkelijk; dat waren heren, en kunstenaars waren gewoon te bellen en die zeiden dan ‘ja mijnheer, graag mijnheer’, want het museum was toen nog de belangrijkste waardevermeerderaar van hun werk en reputatie.
Jasper Johns, Untitled, 1964-1965. Olieverf, bezem en linialen op doek, 182,5 x 478 cm.
geving, Wim Crouwel, breekt al bij voorbaat de staf over de procedure: zoiets heeft alleen maar zin als je zelf een idee hebt over wat je bent, waar je voor staat, wat zo’n stijl moet uitdragen. Van Tuyl heeft geen idee, zijn commissie komt er niet uit en laat zich lijmen voor een zouteloos besluit. De obscure Fransman Pierre di Sciullo krijgt ‘de prijs’ voor het minst heldere, minst aansprekende en minst bruikbare ontwerp.
Toen ik in die trein zat en naar dat plaatje van Jasper Johns keek had Nederland twee televisiezenders. Nederland 3 kwam in 1988. Pas sinds 1985 was er een KunstRai. Het echte experiment speelde zich buiten het museum af, tussen de musea en de galeriesector in, bijvoorbeeld in de kraakpanden. Om aan die verandering tegemoet te komen richtte Rotterdam Witte de With op (1992), en het Stedelijk de dependance, smba (1993). Maar in de jaren negentig ging het opeens heel hard. Elke zichzelf respecterende Europese, Japanse of Koreaanse stad ging met zijn kunst-infrastructuur in de weer – Stuttgart, Berlijn, Parijs, Keulen, Düsseldorf, Turijn, Barcelona, Luik, Essen, Linz, Eindhoven, Maastricht, Groningen, gevolgd door de Chinezen en de Arabieren. Veel musea transformeerden van Rustig en Beheerst naar Groot en Luid, attracties waarbij de waarde van de collectie er feitelijk niet zo veel toe deed. Guggenheim Bilbao opende in 1997. Tate Modern in 2000. En in Amsterdam hangt op het Rembrandtplein sinds 2006 een led-scherm van 114 vierkante meter, waar je alles op kunt vertonen. Dat wás er niet, toen De Wilde directeur was. In Hartslag zie je tussen het gebabbel door hoe die ontwikkelingen Beeren, Fuchs en Van Tuyl overdonderen, hoe zij plichtsgetrouw wor-
Fuchs haalt met Audi en Hugo Boss sponsorgeld binnen, tot afkeer van de preutse goegemeente
stelen met de collectie, met wat hun aan historie was toebedeeld, met de geestelijke armoede van de Amsterdamse politici, en altijd met die bizarre mythe van de Sandberg-jaren, toen het museum kennelijk nog vol opschudding was en de pers kolkte van woede en kunstenaars elkaar de hersens insloegen, das waren Zeiten! Met name Fuchs krijgt een vuile veeg uit de pan. ‘De bezoekersaantallen liepen terug’, en zijn aankoop, die Baselitz, was een laf stukje academie schilderkunst. Flauw. Je had ook de aankoop van Judds Untitled kunnen kiezen, en er de tentoonstellingen van Tracey Emin en Grayson Perry bij gezet, dan had je een heel ander verhaal. In de film is desondanks te herkennen hoe Beeren, Fuchs en Van Tuyl tegen heug en meug naar oplossingen zoeken voor dat verlies aan autonomie. Fuchs haalt met Audi en Hugo Boss sponsorgeld binnen, tot afkeer van de preutse goegemeente, en laat, op zoek naar de Avrobezoeker, de koningin en Harry Mulisch curator spelen. Het zijn amechtige pogingen tot herstel van de positie van het museum, en de verzanding is bepaald niet alleen een manco van de directeur, die de geforceerde reuring, zoals bij Dennis Hopper, eigenlijk weerzinwekkend vindt. Ook zijn opvolger heeft geen idee waar het naartoe moet. In de tijdelijke behuizing probeert hij ‘Berlijn aan het Oosterdok’ te spelen, maar zonder enige dynamiek; ook Van Tuyl laat zich door zijn geldschieters dwingen tot een zielloze blockbuster over Andy Warhol. Hij weet het ook niet. Het gebrek aan visie wordt uiterst pijnlijk zichtbaar in die andere documentaire, De stijl van het Stedelijk van Lex Reitsma, die gaat over de selectie van de nieuwe huisstijl. Grootheden als Irma Boom mogen komen pitchen. De oude kardinaal van de Nederlandse vorm-
Wie nu in de trein zit wordt omgeven door medeburgers die allemaal naar een schermpje staren, en via dat schermpje elk kunstwerk, elke film, elke documentaire, elk boek, elk liedje, elke symfonie en ook nog het filmwerk van een half miljard halvegaren met een cameraatje en een YouTube-account onmiddellijk onder hand bereik hebben. Staand voor Jasper Johns realiseerde ik mij nog maar eens wat dat betekent. Vroeger bood het fysieke kunstwerk de sensatie waar de foto in de trein alleen maar op kon preluderen. Nu is zo’n werk alleen maar een convergentiepunt, een aanwezigheid om te herkennen en af te vinken. Jasper Johns, check. Het object is bijzaak geworden. Precies in de periode dat die revolutie zich voltrok en de ‘waarde’ van ‘het beeld’ en ‘het ding’ fundamenteel veranderde was het Stedelijk Museum in handen van directeuren die zich daar geen raad mee wisten, die vastgetimmerd zaten aan een naoorlogs idee over wat kunst in de samenleving diende te betekenen, en uiteindelijk niet eens meer een gebouw hadden, om iets mee te doen. Nu het heropent regeert de nostalgie en keert vrijwel iedereen terug naar die mythe, die onware herinnering aan een tijd dat het museum ‘een wereldspeler’ was. NRC Handelsblad en Vrij Nederland gooiden er terecht een emmer koud water over. Het Rijks en het Van Gogh zijn wereldspelers, omdat hun collectie ‘unique selling points’ heeft. Het Stedelijk niet. In het nieuwe Stedelijk is het oude opgenomen, als een museum van een museum. Het nieuwe is nog niet echt in zicht. Afgezien van de tentoonstellingen is er maar één zaal met kunst van na 1995, en één zaal met een werk van Wolfgang Tillmans. Wat te doen? Het Stedelijk zal altijd belangrijk zijn als bewaarder van de meest interessante collectie twintigste-eeuwse kunst van ons land. Het zal echter pas werkelijk belangrijk kunnen zijn als het een visie vormt op kunst én beeldcultuur én informatie én onderzoek én interactie met de burger én politiek én wetenschap. Dat gebouw is er nu, die collectie is er ook. Nu nog een plan. Het museum is de plek voor zelfreflectie, voor experimenteren en risico’s, voor interactie, intimiteit, verwarring, aldus Ann Goldstein ten slotte in Hartslag. Waarheden als koeien. Die kennen we. Aan het werk, mevrouw. De stijl van het Stedelijk en Hartslag van het Stedelijk zijn te zien via uitzendinggemist.nl 27.09.12 De Groene Amsterdammer 41
Jacqueline de Jong Avant-garde-diva
‘Ik was onaangepast’ Kunstenares Jacqueline de Jong werkte eind jaren vijftig in het Stedelijk Museum, richtte begin jaren zestig de The Situationist Times op, maakte in mei ’68 affiches in Parijs en schildert woest. Waar komt haar rebellie vandaan? ‘Ik weet het niet. Ik was heel tevreden met mijn ouders.’ Door Xandra Schutte Beeld Joost van den Broek Ze was negentien toen ze een baan kreeg in het Stedelijk Museum. Ze had een advertentie gezien, het Stedelijk zocht een assistente voor de afdeling toegepaste kunst. Eigenlijk wist ze niet eens zo goed wat dat was, toegepaste kunst, maar ze ging erop af. Sandberg, de directeur, vond het wel een idee. Hij kende haar doordat hij wel eens bij haar ouders kwam. Ze moest wel kunstgeschiedenis gaan studeren bij professor Jaffé, die ook onderdirecteur van het museum was. Jacqueline de Jong, veelzijdig en geëngageerd kunstenaar, heeft nog levendige herinneringen aan de paar jaar dat ze in het museum werkte, eind jaren vijftig. Haar eerste taak was het catalogiseren van bibliofiele boeken. ‘Wat ik niet wist, is dat bibliofiele boeken dicht zijn en ook dicht moeten blijven. Dus ik ben al die boeken gaan opensnijden. Totaal onnozel en naïef. Ik zie me daar nog zitten op die gigantische afdeling bibliofiele boeken, allemaal uit erfenissen, met prachtige grafieken en houtsneden erin. Ik beschreef al die houtsneden. Ze schrokken zich rot toen ik ermee aankwam. Ik weet nog wat Sandberg zei: “Wat goed eigenlijk dat je dit gedaan hebt. Weten we tenminste wat we in huis hebben.” Tegendraadsheid beviel hem wel.’ Ze moest ook de stijlkamers schoonmaken die er toen nog in het Stedelijk waren, de zogenaamde Suasso-kamers. ‘Het schoonmaken was een verschrikking’, vertelt De Jong. ‘Er gingen ook dingen kapot. Waarop Sandberg heel vrolijk riep: “Dat lijkt me wel heel goed dat jij die vazen kapotmaakt. Gooi er nog maar een stuk.”’ Sandbergs eigen tegendraadsheid bepaalde de sfeer in het museum. Het was een sfeer die Jacqueline de Jong als een handschoen paste. Ze was vlak voor haar eindexamen 42 De Groene Amsterdammer 27.09.12
met school gestopt. Om haar toch een passende opvoeding te geven stuurden haar kosmopolitische ouders haar naar Parijs en Londen, opdat ze tenminste haar talen goed sprak. In Parijs werkte ze bij Dior, haar vader regelde een stage voor haar, hij had een kousenfabriek in Hengelo en leverde aan het Parijse modehuis. ‘Ik stond achter een comptoir in hun boetiek aan de Champs Elysées, waar ik shawls en accessoires verkocht. Mijn rebellie ging door. Bij Dior moest ik me in het zwart kleden, maar ik vond dat ik daar veel te jong voor was. Ik zei: “Ik draag wel grijs”, want ik had één grijs pakje. Maar het dramatische was dat ik er nauwelijks was of Dior ging plotseling dood. Toen moest ik wel zwart dragen. Het was heel erg streng daar. De cheffin was vreselijk tegen mij, want ik vloekte en dat kon natuurlijk helemaal niet.’ In zowel Londen als Parijs volgde ze toneel lessen, want ze wilde actrice worden. Toen ze, terug in Nederland, zakte voor het toelatingsexamen voor de toneelschool in Arnhem stortte haar wereld aanvankelijk in. Maar gestimuleerd door haar werk in het Stedelijk, waar ze inmiddels mocht helpen met het inrichten van tentoonstellingen en het maken van catalogi, begon ze steeds meer te tekenen. Dat had ze ook van huis meegekregen, haar ouders had-
den een imposante collectie moderne kunst; de schilders kwamen er aan huis. Van Jean Pierre Paulmard, die bijna een jaar in Hengelo bij hen op zolder bleef wonen, kreeg De Jong als tienjarige haar eerste schilderspullen – ‘en ik begon te kliederen’. De Hengelose Cobra-schilder Theo Wolvecamp, ook een huisvriend, zette haar in Amsterdam tot schilderen aan. Het talent was er, de goesting nog niet. Toen ze uiteindelijk voor de kunst koos en besloot zich aan te melden bij de Amsterdamse Rijksakademie, kreeg ze de map die ze instuurde ongeopend retour. Ook dat had alles te maken met het Stedelijk. ‘De Rijksakademie was toen erg academisch en traditioneel. Ze wilden m’n werk niet eens bekijken. De directeur van de akademie kwam op de Kring, ik kwam daar ook en heb hem gevraagd hoe het zat. Hij zei: “Ik wens niet als studente iemand die in het Stedelijk werkt, bij Sandberg, de rode jonker.”’ En toen gebeurden er, in 1959, twee cruciale dingen in het leven van De Jong. ‘Ik ging naar Londen om mijn toenmalige vriendje onder het reuzenrad te ontmoeten, maar hij kwam niet opdagen. Ik was heel triest. Via een galeriehouder ontmoette ik Asger Jorn. Hij was meteen verliefd, dat was nogal overweldigend. Vroeg me in de taxi ten huwelijk. Ik dacht alleen: hoe kan dat nou, die grote man, dit genie. Ik hield het allemaal af. Hij had tickets om met mij naar Joegoslavië te gaan, wilde met mij ontsnappen. Ik wilde terug naar mijn werk in het Stedelijk.’ In hetzelfde jaar was er een tentoonstelling in het prentenkabinet van Nele Bode. Ze was de vriendin van een kunstenaar die deel uitmaakte van de radicale Gruppe Spur. ‘Nele en ik raakten bevriend en zij vond, toen ze zag wat ik maakte, dat ik met de jongens van de Gruppe Spur contact moest opnemen. Zo kwam ik voor het eerst in aanraking met een groep mensen van mijn leeftijd, ietsje ouder, die kunst maakten die erg appelleerde aan wat ik wou gaan maken. Ik ging
‘We hadden meteen een rockbandje in de kelder van onze school. We hadden geen drugs, we hadden petticoats en we hadden muziek’
naar een tentoonstelling in Essen, ze hadden de muren en het plafond van de galerie beschilderd. Die rebellie vond ik geweldig. In dat saaie Duitsland, deze wilde expressionisten.’ Eind jaren vijftig ging De Jong met haar vrienden Armando en Betty van Garrel ook vaak langs bij Constant, die bij de situationisten zat. ‘We praatten over kunst, de wereld veranderen, Constants utopische project Nieuw Babylon – ik vond het allemaal heel wild en prachtig en geweldig. Het was een wereld waar ik langzaam in gezogen werd en ik kwam steeds meer over de situationisten te weten.’ De Internationale Situationniste (IS), een marxistisch geïnspireerde revolutionaire beweging van kunstenaars en denkers, was in 1957 opgericht door onder anderen Jorn, de Deense Cobra-schilder, de Nederlander Constant en de Franse filosoof Guy Debord, die later met De
spektakelmaatschappij (1967) hét boek schreef dat de geest van de studentenopstand van mei ’68 vatte. De situationisten wilden door het creëren van situaties een vrije maatschappij vestigen. Of zoals het in een van de vroege manifesten van Debord heette: ‘Wij denken in de eerste plaats dat de wereld veranderd moet worden. Wij willen de samenleving en het leven waarin wij opgesloten zitten op de meest bevrijdende manier veranderen. Wij weten dat deze verandering door middel van geëigende acties bereikt kan worden.’ Het waren de kunstenaars die als geen ander dergelijke ‘situaties’ konden bewerkstelligen. Jacqueline de Jong ontmoette Guy Debord toen zij als een soort verbindingsofficier tussen het Stedelijk Museum en de situationisten moest fungeren. Debord onderhandelde met Sandberg over een situationistententoonstel-
ling, met onder meer woeste plannen voor een bulldozer die de museummuren kapotmaakte, zoals dat later in Musée d’Art Moderne de la Ville de Paris is gebeurd. Sandberg schrok ervoor terug. Maar De Jong was inmiddels in de ban van de situationisten en toen de Nederlandse leden Oudejans, Alberts en Constant geroyeerd werden, kwam haar kans zich bij de beweging aan te sluiten. De geschiedenis van de IS was trouwens geplaveid met uitsluitingen en uittredingen – van de zeventig leden die erbij waren aangesloten, waren er toen de beweging zichzelf in 1972 ophief nog maar twee over. ‘Oudejans en Alberts gingen opeens een kerk bouwen’, zegt De Jong. ‘En Constant was het daarmee eens! Het was verbijsterend. Toen hij en de anderen geroyeerd werden, kreeg ik een brief van Debord, waarin hij me schreef: “La Hollande est a vous.” Ik vond het geweldig.’ Waar ze zich zo toe aangetrokken voelde? ‘Het veranderen van de wereld’, zegt ze beslist. ‘Dat had ik al eerder besloten, dat de wereld veranderd moest worden. Toen ik nog bij Dior werkte, in 1957, ondertekende ik al een manifest van Carl László, Gegen die Avantgarde, een vorm van anarchisme. Het was mijn eerste stap in de avant-garde.’ Jacqueline de Jong is een kleine, frêle vrouw met een stem die je eerder in een groot, stevig mannenlichaam zou verwachten. Ze praat over haar leven alsof ze de dingen net beleefd heeft: enthousiast, verbaasd, soms verontwaardigd. Alleen als je haar vraagt waar haar rebellie vandaan kwam, spreekt ze wat aarzelend: ‘Ik weet het niet. Ik was heel tevreden met mijn ouders, de rebellie was absoluut niet tegen hen gericht. Volgens mij hing het een beetje in de lucht. Het was rebellie tegen die tijd. Je moet niet vergeten dat in 1953 Rock Around the Clock opkwam. Dat was onze cultuur, vonden wij. Wij waren veertien, vijftien jaar. Iets later kreeg je Johan van 27.09.12 De Groene Amsterdammer 43
der Keuken met Wij zijn 17. We hadden meteen een rockbandje in de kelder van onze school. We hadden geen drugs, we hadden petticoats en we hadden muziek.’ Ze vervolgt: ‘Misschien is het ook wel omdat ik geen wortels had. In de oorlog zijn we naar Zwitserland gevlucht, het land van mijn moeder, ik was drie, en daar raakte ik mijn Nederlandse taal kwijt. Toen ik terug in Nederland kwam, was ik acht. Ik was al twee jaar in Zürich op school geweest en ik moest me hier weer een andere cultuur eigen maken. Geen wortels is natuurlijk overdreven – die liggen in Hengelo… Maar ik had wel het gevoel een buitenstaander te zijn. Vandaar dat mijn ouders vonden dat ik maar bij de padvinderij moest, de kabouters, om me aan te passen. Ik was onaangepast. Niet in het huiselijk gezin, maar wel daarbuiten. Mijn voorkeur voor de avant-garde is ook niet te verklaren. Het komt misschien door mijn ouders. Het is misschien ook door Wolvecamp, die bij Cobra had gezeten en veel sprookjes vertelde. Cobra-sprookjes. Ik was toen een jaar of dertien, dan ben je wel ontvankelijk. Het begin van mijn eerste stap daarin is dat ik de Vijftigers zo geweldig vond. Toen ik twaalf was, ging ik naar het eerste optreden van ze in het Amstelhotel in Hengelo. Mijn ouders hadden ook niets tegen mijn dwarsheid, ze hadden absoluut niet het idee dat ze me moesten temmen.’ De relatie met Asger Jorn kwam er toch, en zou tien jaar duren. ‘Ik hoorde dat Jorn een nieuwe vriendin had. Toen dacht ik: verdomme, dat is ook weer niet de bedoeling. Want na onze ontmoeting in Londen had hij mij een expresbrief geschreven, waarin stond dat hij me onmiddellijk wilde zien en dat hij zichzelf anders iets aan zou doen. Heel romantisch. Ik vond de brief na mijn vakantie en heb hem geschreven dat ik terug was, dat ik het leuk vond hem te ontmoeten en dat ik wel begrepen had dat hij zichzelf niets had aangedaan. Een beetje snerend. Daar heeft hij onmiddellijk op gereageerd. Hij kwam meteen naar Amsterdam en daar schrok ik zo verschrikkelijk van dat ik een briefje op de deur hing met: “Ik ben aan het werk in het Stedelijk en ga maar logeren in het Museumhotel.” Ik vond het ook overwhelming, die grote, toen nogal beroemde man, die op mij viel. Hij heeft het echt lang volgehouden heel braaf met mij te zijn en steeds maar in dat Museumhotel te logeren.’ Ze verhuisde in 1960 naar Parijs, bivakkeerde daar eerst in hotels, woonde nog een tijdje in het dienstbodenkamertje van Guy Debord en zijn vrouw Michèlle Bernstein, voor ze een kleine, eigen woning vond. Ze bezocht de IS-congressen in Göteborg en Brussel en ze stortte zich volledig op de kunst. ‘Daar was ik heel consequent in’, zegt ze. ‘Jorn wilde onmiddellijk trouwen en kinderen. Ik wilde niets van dit alles, want ik vond dat als je dit vak uitoefende, dan moest je je er helemaal op storten. Ik vond niet dat het vele reizen en al die andere activiteiten te combineren waren met het moederschap. Ik wilde 44 De Groene Amsterdammer 27.09.12
‘De fascinatie met de dood heb ik altijd gehad. Toen ik tien was, was Rembrandts Anatomische les al m’n lievelingsschilderij’
Kopenhagen, 1964. Persconferentie no. 5 The Situationist Times
geen gezin. Dat heb ik vrij lang volgehouden. Tot op heden.’ Om het laatste moet ze hard lachen. De Jong bedacht dat er een Engelstalig tijdschrift over de situationisten zou moeten komen. Debord vond dat een goed idee, kon ze mooi de teksten uit zijn Franse tijdschrift vertalen. Maar dat was haar bedoeling helemaal niet, haar inspiratie was i10, het legendarische avantgardetijdschrift van Arthur Lehning uit de jaren twintig. En ze had gezien hoe Sandberg drukwerk maakte, met zijn eigenzinnige typografie. Ze wilde iets wilders dan het nogal saaie Franse blad. Tegen de tijd dat ze werkte aan het eerste nummer van wat The Situationist Times ging heten, was ze bovendien uit de beweging gezet. De Gruppe Spur had in Duitsland een proces vanwege blasfemie en pornografie aan de broek en Debord royeerde de Duitse kunstenaars. ‘Nu is het de grote Debord’, zegt De Jong verontwaardigd, ‘maar hij flikkerde ze er gewoon uit. Debord was een raar mannetje. Uitermate intelligent en ook wel charmant en geestig, maar ook een napoleontisch tirannetje.’ The Situationist Times werd dus haar eigen tijdschrift, dat nog steeds een cultstatus heeft. Omdat het dit voorjaar vijftig jaar geleden was dat het eerste nummer verscheen, organiseerde de New Yorkse galerie Boo-Hooray er een tentoonstelling over en werd De Jong in New York
en op Yale University als avant-garde-diva onthaald. Op het moment werkt Boo-Hooray aan een facsimile-editie van de zes nummers van The Situationist Times, te verschijnen in november, in een luxe linnen cassette. Het tijdschrift is, met haar expressionistische typografie, de afgedrukte kunstwerken en het systematische beeldende onderzoek naar vormen als de knoop of het labyrint, nog steeds een lust voor het oog. Die herdruk is mogelijk, benadrukt De Jong, door het potlatch-idee dat eraan ten grondslag ligt. Ze legt uit: ‘Potlatch is een indiaans idee van cadeaus geven. Je geeft een cadeau bij een bijeenkomst en je krijgt meteen een cadeau terug, zodat het altijd in evenwicht is. Daardoor geïnspireerd zette ik achter op het tijdschrift de zin: “All reproduction, deformation, modification, derivation and transformation of The Situationist Times is permitted.” Als erven van mensen die eraan mee hebben gewerkt beginnen te piepen over hun copyrights, dan staat er die zin. Er zit geen copyright op, anders was het onbetaalbaar geworden.’ Nummer zes bestond alleen uit litho’s, geïnspireerd op het boek One Cent Life dat Walasse Ting gemaakt had met al zijn vrienden in New York. ‘Dat was een prachtig boek’, zegt De Jong. ‘Heel duur. Alle grote Amerikanen stonden erin. Ik wilde het heel goedkoop, met de vrienden om Jorn en mij heen.’ Het was meteen ook het laatste nummer. Door een frauduleuze distributeur, die de boekbinder niet betaalde, bleef De Jong met openstaande rekeningen zitten. En mei ’68 kwam, toen had ze andere dingen aan haar hoofd. Ze vertelt, stralend: ‘Mei ’68 was voor mij het moment suprême. Het was ook het moment dat er verschil ontstond tussen Jorn en mij. Hij had het allemaal in de Spaanse burgeroorlog al meegemaakt. Ik dacht: mijn leeftijdgenoten zijn nu iets aan het creëren, iets wat een andere maatschappij moet worden, en dan haak jij af. Hij is uit Parijs weggegaan en droeg mij op om op zijn dochter te passen. Die was twee jaar jonger dan ik. Hij wilde schilderen en niets met die stenengooiers te maken hebben. Achteraf kan ik me daar wel iets bij voorstellen. Ik gooide ook geen stenen, ik maakte affiches. Daarin kon ik me echt uiten: m’n werkkracht en m’n politieke ideeën kwamen samen.’ De Jong woonde in het Parijse atelier van de Argentijnse kunstenaar Antonio Berni, hij gebruikte het alleen in de zomer. Daar stond een pers voor hout- en linosneden waar ze haar affiches op drukte. ‘Boven mij woonde de kunstenaar Julio le Parc, ook een Argentijn, die dat jaar voor Frankrijk naar de Biënnale zou worden uitgezonden. Hij was even het land uitgezet, omdat hij op weg met een aantal andere kunstenaars naar de Renault-fabrieken was opgepakt. Hij wilde daar de arbeiders gaan toespreken. Zijn gezin zat nog boven mij en de politie surveilleerde in de court. Ik was bang dat ze zouden binnenvallen en de pers zouden ontdekken. Maar als ik de affiches gedrukt had, rolde ik ze op, deed ik schoenen met hoge hakken aan,
kleedde ik me netjes aan en zei ik vriendelijk “Dag jongens” tegen de agenten in de court. Ik zag er natuurlijk niet uit als een stenengooier.’ ‘Er wordt mij wel vaker gevraagd: hoe durfde je dat? Ik weet het niet. Ik had geen tijd om verlegen te zijn, of te denken: komt mij dit wel toe? Ik leerde al doende hoe ik in de wereld moest staan. Met de vrouwenemancipatie had ik niks. Ik dacht: dat heb ik al lang gedaan. Niet uit arrogantie, maar uit feitelijkheid. Ik zat ook niet in Nederland, maar in Parijs, en daar was het vanzelfsprekender dat vrouwen een positie innamen. Kijk maar naar de schrijfsters, die geprofileerd aanwezig waren. Het grappige is dat we heel mondain waren. We gingen naar de kapper en als ik enigszins kon ging ik ook wel naar de schoonheidsspecialiste. We hadden niet dat artistiekerige. We droegen grote hoeden – dat was helemaal niet het latere feminisme. Je hield erg van lekker eten, je was hartstikke hedonistisch, naast al dat ultralinkse. Dat vind ik een combinatie die wel heel grappig is.’ Het wilde en flamboyante, het energieke en wat ongedurige – het is terug te zien in de schilderijen van Jacqueline de Jong. Hoe veelzijdig haar werk ook is – van puur abstract tot expressionistisch en zelfs realistisch, pop-art-achtig – altijd is er de dynamiek, de woeste beweeglijkheid. De dynamiek is ook gestold in de thema’s in haar werk: kosmonauten, biljarters en de rollende bal over het biljartlaken, flipperkasten, sport, moordscènes. De menselijke figuren in haar werk wervelen over en door elkaar heen, zijn met elkaar verstrengeld, bevinden zich in een kluwen met monsters en fabeldieren.
Maar nog meer dan in de thematiek zit de beweging in de verf, in de grote gebaren, de gewaagde penseelstreken. Professor Jaffé tekende dat al op bij haar eerste tentoonstelling in Amsterdam, in 1965 bij Galerie Krikhaar: ‘De doeken, die zij tentoonstelt (…) hebben het kolkende, bruisende ritme gemeen van een stroomversnelling, die hijgende, hortende adem van iemand, die zijn woorden niet kan zoeken, maar gedreven door een hevige passie, als vanzelf vormen vindt voor wat uit het hart opwelt.’ Deze week opende in AkkuH, Aktuele Kunst Hengelo, de tentoonstelling Hengelo est à vous, met een keuze uit haar werk. Het is de laatste expositie in de fabriekshal, die geen geld meer heeft. The Situationist Times ligt er in een vitrine, er hangen grote, kleurrijke doeken met een wirwar van mensen, een aantal van de bloederige ‘moordschilderijen’ die ze begin jaren tachtig maakte, een paar schilderijen met Malevitsj-achtige boerinnen, en op de grond ligt de keramiek die ze van aardappelen maakte. In een kleinere zaal hangt een nieuw werk dat uit vijftien kleine schilderijen bestaat en dat niet alleen qua kleur – niet fel, maar wit en pastel – contrasteert met de rest. Ook de thematiek is volkomen anders. Het zijn schilderijen van het sterfbed van haar man Tom Weyland, die drie jaar geleden in het ziekenhuis overleed aan een hersenbloeding. Ze zijn realistisch en zeer intiem, tegelijkertijd hebben ze ook iets abstracts door de manier waarop ze bij elkaar hangen. ‘Ik bleef maar foto’s maken op Tom s sterfbed’, vertelt De Jong. ‘Achter de camera is er een afscherming tussen de werkelijkheid en jezelf.
Eagle, 2012. Digi/zeefdruk
Toen ik die foto’s maakte, drong het niet echt tot me door dat het zijn sterfbed was. Ik dacht alleen: als ik dit niet registreer dan ontglipt het mij voor eeuwig. Ik wilde Tom ook vasthouden. Na een klein jaar ben ik schilderijen gaan maken van die laatste 48 uur. Eerst dacht ik nog: ik maak een beeld, ik houd het niet vol zonder hem. Ik maak een beeld en dat neem ik overal mee naartoe. Net zoals Kokoschka een pop had laten maken van Alma Mahler toen zij was weggelopen, en met de pop naar de opera ging.’ Het schilderen van de stervende Tom was gruwelijk. ‘Het snijdt in je, het bijt in je, het vreet je bijna op. Maar het was ook het overwinnen van die buizen, het abstract maken van al die slangetjes op een intensive care. Ik wilde ook z’n wimpers kunnen schilderen, iedere trek. Het was natuurlijk een manier om te doen alsof het nog teruggedraaid kon worden. Het is absoluut geen metafoor, het is de realiteit. Ik ben niet verder gegaan dan de laatste paar minuten. Daarna kan ik het ook niet, na de dood. Het is ook alsof ik het laatste leven wilde vangen.’ Terwijl de dood, schilderkunstig gezien, een goede bekende van De Jong was. Haar eerste series uit de jaren zestig Accidental Paintings en Suicidal Paintings gingen al over de dood. ‘Uitgangspunt van Accidental was een hondje dat ik aangereden had zien worden. Suicidal had een minder kleine aanleiding. Terwijl ik met mijn tijdschrift bezig was, zag ik eerst een hoed naar beneden komen en toen daarna een man, in de court. Moet je je voorstellen hoe macaber dat was in de ongelooflijk grijze omgeving waar ik in woonde in Parijs. De fascinatie met de dood heb ik altijd gehad. Toen ik tien was, was Rembrandts Anatomische les al m’n lievelings schilderij. En ik hou erg van de grappige skeletjes en danses macabres die ze in de vijftiende eeuw maakten.’ De echo’s daarvan zie je terug in haar nieuwe werk, in het recente kunstenaarsboek Mourning into the Morning dat ze maakte voor de Italiaanse galerie Peccolo en in de schilderijen en prenten die nu te zien zijn in de Amsterdamse galerie Suzanne Biederberg. Daarop dartelen de skeletten rond, nemen ze erotische posen aan, worden er grappen mee uitgehaald. ‘Ik was heel bang dat ik nooit meer iets anders zou kunnen dan rouwen’, zegt ze. ‘Daarom was ik heel blij met de opdracht voor dat boek. Dat bevrijdde mij. Toen ik eenmaal begon met tekenen, ging het vrij snel. En het zette weer aan tot schilderijen waarin ik grappen kon maken met de dood. Zoals Peeing Hamlet, een skelet met een schedel in z’n hand. Dat is een soort wraak op de dood.’ Hengelo est à vous is t/m 21 oktober te zien in AkkuH, F. Hazemeijerstraat 800, Hengelo; in Suzanne Biederberg Gallery (Eerste Egelantiersdwarsstraat 1, Amsterdam) is van 29 september t/m 3 november de tentoonstelling Life and Times… Recent Work te zien; de facsimileuitgave van The Situationist Times is te bestellen bij boo-hooray.com 27.09.12 De Groene Amsterdammer 45
Kroniek van kunst&cultuur
46 De Groene Amsterdammer 27.09.12
heen lopen. Zo zijn we eerst getuige van de kidnapping van Saskia door de seriemoordenaar Lemorne (Bernard-Pierre Donnadieu) en daarna van het verloop van de misdaad. Misschien zit hierin het geheim van die wandelende tak die het verhaal van Spoorloos in omgekeerde volgorde vertelt: het bruine insect aan het begin wijst vooruit naar de dood terwijl het groene insect aan het einde staat voor de bron, voor de scheppende kracht van het kunstwerk. Sluizer: ‘Als je filmt ben je bezig met tijd. Dan heb je het over de existentie: je wordt geboren en je gaat dood, daarvóór zit niets en daarna wat mij betreft ook niet, maar daartussen zit een stuk en wat doe je daarmee?’ GAWIE KEYSER Het Nederlands Film Festival, van 26 september tot 5 oktober in Utrecht; Hans Heesen, Wie zijn ogen niet gebruikt, is een verloren mens: In gesprek met George Sluizer, Nijgh & Van Ditmar
Rechts: River Phoenix en Judy Davis in Dark Blood; midden: ZZ Top; onder: Antigone
Prachtige slijtage Erg vaak geeft Bob Dylan, de man voor wie mystificatie een onderdeel van zijn artiestendom lijkt, geen interviews. Maar twee weken geleden stond hij toch weer eens een blad te woord, Rolling Stone, ter gelegenheid van zijn nieuwe album Tempest. Er zit nog veel woede in de man, dat werd al snel duidelijk. Critici die hem verwijten te vrijelijk te citeren uit het werk van anderen: ‘All those evil motherfuckers can rot in hell.’ Een paar weken eerder ging de videoclip in première van Dylans nieuwe single Duquesne Whistle, openingsnummer van Tempest. De clip begint net zo opgetogen al het nummer zelf, met beelden van een jongen die over straat danst om zo indruk te maken op een meisje een paar meter voor hem. Bij een bloemenwinkel trekt hij een rode roos uit een emmer, die hij het meisje aanbiedt op het moment dat ze zijn auto in stapt. Tussendoor zien we Dylan zelf over straat lopen, hoed op zijn hoofd, handen in zijn zakken, maar dan laat in de avond, en omringd door dreigend ogende latino’s. Wanneer de jongen de roos wil overhandigen aan het meisje schopt ze hem in zijn gezicht, en vanaf het moment dat hij kort daarna in een busje wordt gedwongen en afgevoerd, transformeert de clip in een naargeestige uitbarsting van geweld uit de school van Reservoir Dogs. Nu bevond Dylan zich al sinds zijn comeback-album Time Out of Mind (1997) op een creatieve piek, maar op het in een spuuglelijke hoes gestoken Tempest overstijgt hij zelfs zichzelf. Het is een bruisend album met de dood als middelpunt. Slotnummer Roll On, John gaat over John Lennon (‘I heard the news today, oh, popmuziek Bob Dylan en ZZ Top
boy’), het bijna veertien minuten durende titelnummer is meer dan een lied een verhaal, over het vergaan van de Titanic, en neemt de tijd voor de minder fraaie kanten van de menselijke overlevingsdrang. Maar de ware ster van het album is Dylans stem, de laatste jaren zo vaak bekritiseerd door concertgangers die hoopten dat de Dylan van de 21ste eeuw net zo klinkt als die uit hun vroegste herinneringen. Allerminst. Het is een stem als een oude trap: hij kraakt, piept en zucht. Maar alle drie prachtig. In prijsnummers als Long and Wasted Years en vooral Pay in Blood lijkt Dylan de tekstregels rechtstreeks van de bodem van zijn ziel te schrapen. Alsof er wat bloed meekomt, zo klinkt het.
Anja Beutler
Spoorloos (1988) van FILm George Sluizer begint met Nederlands Film het beeld van een wandeFestival lende tak in de kleur van de aarde en eindigt met een soortgelijk beeld, maar nu is het insect groener, de kleur van groei en leven en hoop. Dat is precies het omgekeerde van wat er op deze twee momenten in het verhaal gebeurt: aan het begin is de relatie tussen Rex (Gene Bervoets) en Saskia (Johanna ter Steege) een en al prille romantiek en ligt het leven voor het oprapen, aan het einde is de liefde weg en bestaat dat leven niet meer. De vraag hoe de regisseur deze paradox voor elkaar heeft gekregen, hoe hij een gevoel van euforie creëert op het moment dat de dood nadert en het verhaal definitief afloopt, vormt de kern van deze onverminderd mysterieuze film. Sluizer, inmiddels de tachtig gepasseerd en wonend in Frankrijk, maakt deze dagen een comeback op het Nederlands Film Festival met Dark Blood, een Amerikaanse thriller die hij al in de jaren negentig draaide, maar die op de plank was beland na de dood van hoofdrol speler River Phoenix. Het verhaal gaat over een eenzame man, Phoenix, die een echtpaar gijzelt in de woestijn. In de aanloop naar het festival werd de hype rond Dark Blood opgevoerd toen bekend werd dat Sluizer zijn film kon voltooien omdat hij de ongemonteerde filmrollen uit de kluis van een Amerikaanse verzekeringsmaatschappij had gestolen. De precieze status van de film, die van tevoren niet aan journalisten mocht worden vertoond, is onbekend. In een pas verschenen boek over hem, Wie zijn ogen niet gebruikt, is een verloren mens van Hans Heesen, stelde Sluizer nog dat Dark Blood niet mag worden uitgebracht. Niettemin, de vertoning van Dark Blood in Utrecht plaatst een van de interessantste regisseurs in de Nederlandse filmhistorie opnieuw voor het voetlicht. In zijn boek presenteert Heesen zijn subject als ‘Nederlands meest kosmopolitische filmmaker’, iemand die les kreeg van Jean Renoir, het vak leerde van Bert Haanstra en met Michelangelo Antonioni werkte, met Klaus Kinski vocht, Mick Jagger rondreed en Nastassja Kinski kwijtraakte aan Roman Polanski. Inderdaad, Nederland is te klein voor Sluizer. Hij emigreerde niet alleen naar Frankrijk om de weersomstandigheden, maar ontvluchtte ook het Nederlandse ‘denken’. Dat deed Sluizer al met Spoorloos, een werk dat tot het beste in dit genre dient te worden gerekend. De film imponeert nog altijd door Sluizers geheimzinnige spel met tijd als narratief, cinematografisch element. Lang voordat dit een gangbare filmische stijl werd, beïnvloed door het postmodernisme, maakte hij een film waarin verschillende tijdlagen door elkaar
NFF
De scheppende moordenaar
Acht jaar jonger dan Dylan (namelijk uit 1949) is Billy Gibbons, de zanger/gitarist van waarschijnlijk de meest consistent ogende band uit de rockgeschiedenis: ZZ Top. Drie mannen, twee baarden, en hetzelfde sinds 1969. In de jaren tachtig werden ze door enkele hits, uitzinnige clips en het omarmen van de productiemethoden van dat decennium supersterren, maar inmiddels zijn ze al jaren terug bij de zuidelijke bluesrock waar ze mee begonnen. En Gibbons gebruikt nog steeds een peso-muntstuk als plectrum. Hun eerste album in negen jaar is geproduceerd door Rick Rubin, die eerder onder veel anderen Johnny Cash en Neil Diamond terug begeleidde naar hun essentie, en dat is hem opnieuw gelukt. La Futura is heerlijk, met als hoogtepunt I Gotsta Get Paid, een vrije cover van de vijftien jaar oude hiphop-culthit 25 Lighters. Dat had op talloze manieren mis kunnen gaan, een 63-jarige bluesrocker die ‘25 lighters on my dressa, yessa/ You know I gotsta get paid’ zingt, maar het is het coolste nummer van dit jaar geworden. En voor Gibbons’ stem blijkt hetzelfde te gelden als voor Dylan: hoe meer hoorbare slijtage, hoe mooier. LEON VERDONSCHOT Bob Dylan, Tempest, label: Universal en ZZ Top, La Futura, label: American Recordings
Haten wil ik niet Het dilemma is er typisch een uit ons tijdvak van het regisseurstoneel. Stel, je maakt een toneelstuk over een moeder in Suurhuisterveen die in een relatiecrisis raakt en uit wraak haar twee kinderen ombrengt, mag je dan op het affiche zetten dat je Medea speelt? Ik geef toe, op het toneel mag alles. En van Euripides mag het ongetwijfeld ook. Maar kán het wel? Ook als er in zo’n bewerking maar een paar (of helemaal geen) snippers Euripides steken? Het vraagstuk schoot door me heen toen ik een ‘visuele bewerking’ had gezien van Antigone (Sofokles, 442 jaar voor onze jaartelling) door de poppenspeler Ulrike Quade en de choreografe Nicole Beutler. De bewerking concentreert zich op Antigone die (aldus de makers) ‘handelt volgens haar idealen’ terwijl haar zusje Ismene ‘de wet volgt’. Zij zijn overigens de dochters van Oedipous; hun broers hebben zich vanwege de macht in hun stadsstaat in een burgeroorlog dood gevochten. Troonopvolger Kreon besluit dat de een, Eteokles, een staatsbegrafenis krijgt, terwijl de ander,
ROB HALFIN
theater Antigone
Polyneikes, niet mag worden begraven en voor de poorten van Thebe moet liggen rotten. Antigone besluit haar broer wel te begraven, wordt veroordeeld en verhangt zich. Het menings verschil tussen Antigone en Ismene gaat vooral over doodsangst en burgerschroom om de wet te overtreden. Het conflict tussen Antigone en Kreon reikt iets verder en handelt over de waanzin van gelegenheidswetgeving en de absurditeit van staatsraison. Tot zo ver de feiten. In de Antigone-bewerking door het duo Quade/Beutler zien we enkele (koor)teksten van Sofokles geprojecteerd. De handelende personages worden gespeeld en gedanst door zogeheten Japanse Bunrakupoppen, half-menshoge handmarionetten die door maximaal drie gemaskerde bespelers per pop worden voortbewogen. We zien Antigone, Ismene en Polyneikes. Pardon? Kreon niet? Nee, Kreon niet. De dooie broer die niet begraven mag worden is er dus wel. Hij opent de voorstelling. Met een martiale vechtsport demonstratie op artillerievuur-‘muziek’. Daarna volgt een woordloze confrontatie tussen Antigone (met strijdbare hoofdtooi) en Ismene (met burgertruttenkapsel). Waarna de eerste het doodgevochten lijk van haar broer bedekt met een slobbertrui en zich kort daarop, bij gebrek aan verder discours, opknoopt aan een gereedhangend touwtje. Ismene ontdekt haar lijk in een kraaienmars en beweent haar in een elektronisch versterkt snikken. Dan volgt nog een monoloog waarin Ismene zich beklaagt dat ze niet zo beroemd is geworden als haar heldhaftige zusje. De makers wisten klaarblijkelijk niet dat daar al een mooie toneeltekst over is, Zus van door Lot Vekemans. Deze rare monoloog lijkt vooral te willen aantonen dat Bunrakupoppen ook kunnen roken. Het is een poos geleden dat ik me in een toneelzaal zo bekocht heb gevoeld. Van de kern van het Antigone-verhaal, of het nu de Sofoklesversie is of alle daarna geschreven varianten, van Racine, Hölderlin, Brecht of die van Anouilh (die overigens binnenkort weer wordt gespeeld), is hier geen spoor te bekennen. Of het zouden de zilte stofsporen van een of andere mediocre damesontroering moeten zijn. Wat de kern van Antigone misschien is? Wellicht de volgende dialoog uit Sofokles (in de vertaling van Johan Boonen). Kreon: Een vijand wordt geen vriend omdat hij dood is. Antigone: Ik wil beminnen – haten wil ik niet. Kreon: Dan ga jij maar beminnen: bij de doden – wie je wil. Ik laat mij niet gebieden door een vrouw. Aan de dames Quade en Beutler een vriendelijk verzoek: blijf af van klassieke stof die u (nog) niet beheerst. LOEK ZONNEVELD Antigone speelt tot eind november in het hele land. Inlichtingen: www.ulrikequade.nl of www.nbprojects.nl 27.09.12 De Groene Amsterdammer 47
Altruïstische zaaddonor
er een jaarlijkse bijeenkomst waarop het kroost tal van halfzusjes en -broertjes ontmoet. Ze zijn nu nog te jong dat te beseffen. ‘Papa Ed – the best there is’, zoals het T-shirt van een kleine vermeldt, kent de meeste namen en deelt cadeautjes uit. Toch is het meer dan rariteitenkabinet. Ethische, juridische en psychologische vragen dringen zich op; er wordt getoond en niet geoordeeld – dat moet de kijker doen. In het geval van Matthijs dringt zich vooral de vraag op wat maker en kijker het recht geeft een zo getourmenteerd leven binnen te komen. Voor de kijker ligt die rechtvaardiging, afgeleid, in de integriteit van regisseur Marc Schmidt. Matthijs is zijn jeugdvriend; zijn belangstelling voor diens lot, leef- en denkwereld, intelligentie en wanen is oprecht, ook al is er het filmersbelang. Matthijs spreekt expliciet zijn vertrouwen uit. Onderweg aanvaardt Marc even expliciet zijn verantwoordelijkheid door niet alleen te registreren maar ook in te grijpen. De film is indrukwekkend, portret en monument voor een lijdende vriend ineen. Bij Ed kijk je je ogen uit. Bij Matthijs wil je ze soms het liefst sluiten. WALTER VAN DER KOOI NCRV Dokument. Vuk Janic, De man met 100 kinderen, 1 oktober, Nederland 2, 23.00 uur. Marc Schmidt, De regels van Matthijs, 8 oktober, Nederland 2, 23.00 uur
Abrupt anders De eigenzinnige Chan Marshall (Cat Power) lijkt de laatste jaren het onberekenbare in haar muziek en gemoedstoestand wel kwijtgeraakt. De southern soul en blues van The Greatest (2006) en Jukebox (2008) passen ook erg goed bij haar donkere, zwoele stem met rokerige rafels. Een gelukkige relatie geeft verder blijkbaar zo veel rust dat in ieder geval geen haast popmuziek Cat Power
bullettmedia.com
In ncrv’s Dokument portelevisie tretten van Ed en Matthijs. NCRV Dokument Een groter verschil dan tussen die mannen en hun documentaires is nauwelijks denkbaar. Toch zijn er overeenkomsten. Beiden zijn uitzonderlijk, al zou je dat van brave burger Ed op het eerste gezicht niet denken. Beider leven wordt gekenmerkt door tragiek. Bij Matthijs komt die je als een bergstroom tegemoet zodra je zijn woning betreedt: totale chaos waarin onmogelijk te leven lijkt. Bij Ed, in zijn opgeruimde appartement, gaat het om een ondergronds stroompje dat fundamenten aanvreet. Matthijs is ziek – heeft een vorm van autisme. Hij is zich daarvan bewust en gebruikt medicatie maar is regelmatig woedend omdat zijn regels en methoden om het leven aan te kunnen niet door anderen, personen en instanties begrepen, gedeeld of geduld worden. Ed is gezond en zet met regelmaat het resultaat van zijn recentste medische check-up op de eigen website. Wat voor de Facebook-generatie wellicht normaal is, en vanuit Eds gezichtspunt zelfs logisch omdat hij zo als zaaddonor aan belangstellende vrouwen bewijst dat hij gezond is. Hij prijst zijn waar aan, zoals elke winkelier, met als verschil dat Ed hooguit reiskosten in rekening brengt. Het doneren is een hobby – uit de hand gelopen, tenzij je het normaal vindt dat Ed 75 kinderen heeft en zeven op komst. Zijn beroep: stadsgids van Maastricht. Zoals Leporello in een fameuze aria het aantal veroveringen van zijn meester Don Giovanni per land noemt, zo somt Ed de West-Europese landen op waar een of meer kinderen van hem zijn geboren. Hij beschrijft, hij pocht niet. Vergeet Casanova-associaties met skileraar of berggids. Ed, onzekere lobbes met trieste familiegeschiedenis, heeft lang niet geloofd dat ooit een intelligente vrouw hem zou willen. Ed is bescheiden hulpverlener. Hooguit is hij trots dat hij ongelukkige vrouwen (en eventuele partners) in hun verdriet over ongewenste kinderloosheid kan helpen. De wijze waarop hij belangstellenden voorlicht, zijn inzicht in hun aarzelingen en angsten, leiden vaak tot het besluit met hem in zee te gaan. Waarbij die zee de injectiespuit of de ‘natuurlijke weg’ kan zijn. Wat hem zelfvertrouwen geeft en uiteindelijk ook een relatie heeft opgeleverd, die door voortzetting van zijn humanitaire activiteit onder druk staat. Door veranderde wetgeving inzake anonimiteit is het aantal donoren sterk afgenomen. Ed laat het aan vrouwen over of die zijn vaderschap bekend maken. Voor wie dat willen is 48 De Groene Amsterdammer 27.09.12
Cat Power
wordt gemaakt met een nieuwe plaat. Tot dit jaar beide zaken snel veranderden. Haar vriend wordt ex en trouwt drie maanden later met een ander. Marshall transformeert op haar beurt als muzikant in een Cat Power nieuwe stijl en brengt deze zomer het gedurfde en overdonderende Sun uit. Deze negende plaat is niet alleen haar beste tot nu toe, maar ook abrupt anders dan verwacht, want hij staat vol pop, beats en synthesizers. Grotendeels verantwoordelijk voor deze metamorfose is de Franse producer en geluidsmixer Philippe Zdar (Cassius, Phoenix). Hoewel Sun een vrij rigoureuze stijlbreuk is met haar eerdere muziek, klinkt het verrassend snel vertrouwd. Hetzelfde effect bereikt Zdar overigens met de binnenkort te verschijnen nieuwe plaat Halo van de Belgische gitaarband The Van Jets: hij voegt iets toe (in dit geval glamrock en een dansbare groove) en verandert het karakter, maar zonder de oude kern te verloochenen. Op Sun geeft Zdar de liedjes veel volume, maar hij houdt het geluid ook eenvoudig en transparant. Verder geeft hij genoeg ruimte aan de kern, Marshalls stem. De plaat heeft het karakter van een nieuwe start en daarnaast lijkt het een persoonlijke afsluiting zonder een afrekening te zijn. In het broeierige Human Being lijkt ze bijvoorbeeld vergevingsgezind: ‘You’ve got the right to any where, anything, you’re a human being.’ De zelfreflectie leidt niet alleen tot berusting en hoop. Uit nummers als Always on My Own of Silent Machine klinkt bijvoorbeeld nog genoeg pijn en onrust. Hoewel je je bij Marshall altijd afvraagt hoe stevig haar fundament is, komt ze niet vaak zo krachtig over als op de in strakke pop gegoten nummers als Cherokee, Sun en 3, 6, 9. Ander hoogtepunt is de bijna-discoknaller Ruin (met lekker vette gitaar van Judah Bauer), waarop ze met charmante nonchalance en ironie zingt over wereldreizigers: ‘What are we doing? Sittin’ on a ruin.’ Meest opvallende nummer blijft het ontladend positieve Nothing but Time. Elf minuten lang en die hele tijd met niet meer dan een basis van twee pianoakkoorden, nog aanstekelijker door de mee-croonende Iggy Pop. In sterk contrast staat dan uiteindelijk de onrustige afsluiter met gejaagde en meerstemmige zang. ‘I’m a lover, but I’m in it to win’ roept ze hier, maar je vermoedt dat ze er vooral zichzelf mee gerust wil stellen. Sun is een openhartige zelfreflectie, maar maakt van Marshall nog steeds geen open boek. Laat staan dat je een idee hebt van wat haar volgende stap zal zijn. PAUL CLAASEN Cat Power, Sun, label: Matador/V2 en The Van Jets, Halo, label: Pias
Stedelijk Museum Amsterdam
Damien Hirst, Waste, 1994. 160,5 x 214 x 107,5 cm. Staal en glas
Kijken Karig
Waste van Damien Hirst is een doorzichtig gemaakte medische vuilnisbak die doet denken aan het toneel van Samuel Beckett. De betekenis blijft hangen. Door Rudi Fuchs
De figuurlijke vertellingen in grote, staande, doorzichtige containers als bijvoorbeeld Waste (1994) worden in het atelier van Damien Hirst vitrines genoemd. Er zijn er tot op heden een kleine zestig van gemaakt – een paar zijn er nog in productie. Hun besloten ruimte werkt als een vloer of podium voor een voorstelling waarvan het eigenlijke verhaal eerder wordt aangeduid dan woord voor woord verteld. Een werk begint wel zoals vertellingen altijd beginnen: er woonde eens in een klein hutje in een donker bos. In het geval van Hirst begint elke vitrine dan ook met vormgeving en constructie van het ding zelf. De laatste tijd heb ik me met die werken wat meer beziggehouden en daarbij kunnen vaststellen dat ze wat betreft bouw (architectuur) en maat nogal verschillen. Erg groot zijn die verschillen niet, maar groot genoeg om vast te stellen dat het geen standaardmodellen zijn. Wie weet heeft Hirst een voorbeeld genomen aan eenvoudige schuurtjes of aan die kleine kassen van glas en aluminium die overal in tuinen staan. Het vitrine-idee komt niet voort uit zulke open geometrische constructies die we kennen van Sol Lewitt of Donald Judd, hoewel ik weet dat Hirst een serieuze affectie heeft voor minimal art. De vitrines zijn echter meer dan alleen strak
van bouw – strak omlijnd en koel transparant tonen ze ons vooral een binnenruimte. Daarin is plaats om met verschillende soorten rekwisieten situaties in scène te zetten. De suggestie van een geluidloos stukje toneel of pantomime dringt zich op omdat veel van de vitrines zo groot zijn dat er figuren zouden kunnen optreden in het zorgvuldige, meest kale decor met tafels, stoelen en spullen. Er zijn ook werken waarin mansgrote poppen meespelen. Zulke mises-en-scène zijn een opstelling, op een strak, door metalen ribben omlijnd podium, die te vergelijken is met de stelling van stukken op een schaakbord. Ik bedoel: een schaker kan de intentie van een stelling lezen. Wat echter een situatie precies zou kunnen voorstellen wordt hooguit gesuggereerd en verder overgelaten aan de verbeelding van de toeschouwer. Denk ook eens aan het fietswiel, omgekeerd op een keukenkrukje gemonteerd, van Marcel Duchamp, dat toen het in 1913 werd gemaakt zelfs gewoon Roue de bicyclette heette. Er is veel nagedacht over wat die readymade zou betekenen. Wie het weet mag het zeggen. Waar het om gaat is, denk ik, dat het vreemde voorwerp tot nu toe de fantasie heeft gemobiliseerd – en ons er zo aan herinnert dat kunst niet gaat over restloze betekenis, maar over de energie die een ding oplevert voor de grenzeloze, menselijke verbeelding. Waste, uit 1994, is een compacte en niet zeer grote vitrine. De ijzeren ribben zijn naar verhouding stevig en zwaar waardoor het ding bijna de gravitas heeft van een graftombe. Het is volgepropt met weggegooide verpakkingen van farmaceutische producten en van allerlei andere spullen die in een ziekenhuis worden gebruikt. Het is een doorzichtig gemaakte medi-
De vitrine treedt op als verwijzing naar het obsessieve streven van de moderne mens om de dood te overwinnen
sche vuilnisbak. Zo treedt het ding, hoewel kleurig en bont, op als een navrante verwijzing naar het obsessieve streven van de moderne mens om de dood te overwinnen. Veel wat Damien Hirst maakt, beweegt zich in die inhoudelijke context. Wetenschap en technologie hebben zoveel uitgevonden, van het wereldwijde web tot het dodelijkste wapentuig, dat mensen gingen vinden er ook recht op te hebben om niet meer dood te gaan. De verwarring daarover, tussen dromen en eisen en sentimenten (die we ook bespeuren in onze discussie over de zorg), is in Waste ook als fysieke verwarring uitgedrukt. Alles zonder onderscheid door elkaar heen samengepakt in een harde vorm – maar duidelijker wordt het niet. Kijkend naar Waste en verder denkend aan de vormgeving van andere vitrines kwamen mij de karige taal en de kale mise-en-scène in gedachte die het handschrift zijn van het toneel van Samuel Beckett – en hun strakke, afgemeten toneelbeeld. In Play (1962-63) bijvoorbeeld staan middenvoor drie identiek grijze vazen van ongeveer een meter hoog tegen elkaar aan geschoven. Uit hun nauwe opening steken de hoofden van de drie personages die stil moeten staan in een verdieping in de toneelvloer. Vrouw, man, vrouw – ook de gezichten, wilde Beckett, moeten grijs en tijdloos zijn en mogen niet bewegen. Op het toneel is het vrijwel donker, maar een personage activeert een sterk licht op haar/zijn gezicht als het begint te spreken. Het beeld verloopt in grote afgemetenheid. Maar eerst begint het stuk met zwak licht terwijl de personages met heel zachte stem, bijna onverstaanbaar, tegelijk door elkaar heen spreken: (1) Yes strange darkness best (2) Yes perhaps a shade gone (3) Yes peace one assumed. Enzovoort, dat verward en met herhalingen – omdat je, tegenover leven en wereld, ook niet direct weet wat je zeggen moet als je eerlijk bent en nadenkt. Bij Beckett blijft als het ware betekenis hangen tussen woorden die in elkaar verward raken – zoals in de glazen container ook de gescheurde resten van ziekenhuisafval verward en verbluffend achterblijven. 27.09.12 De Groene Amsterdammer 49
Horst Tappe / Getty Images
Dichters&Denkers
Rushdie in zijn Londense woning, 1988 [EINDRED.]
Ontembaar De stank van onwetendheid en wraaklust van Salman Rushdie’s vervolgers slaat je in Joseph Anton: Een memoir tegemoet. Een wonder dat de schrijver door die fatwajaren geen volslagen cynicus is geworden. Door Aart Brouwer 50 De Groene Amsterdammer 27.09.12
‘Hoe voelt het om door ayatollah Khomeini ter dood veroordeeld te zijn?’ vroeg de bbc-verslaggeefster door de telefoon. Het was Valentijnsdag 1989, een zonnige dinsdag in februari, en Salman Rushdie zat als gewoonlijk in zijn Londense werkkamer. Zijn grootste zorg tot dat Salman Rushdie moment was de vraag of Joseph Anton: – en zo ja, hoe – hij zijn Een memoir vastgelopen huwelijk met Vertaald uit het Engels door Mar- de Amerikaanse schrijfster Marianne Wiggins weer tine Vosmaer, Els van der Pluijm en vlot moest trekken. De term ‘fatwa’ zei hem Karina van Santen, Atlas Contact, niets. De gedachte dat hij zou moeten onderdui672 blz., € 24,95 ken vanwege zijn laatste boek zou al helemaal niet bij hem zijn opgekomen; zulke absurde bijwerkingen van de internationale publiciteit kende hij alleen uit de tweede of derde hand. Hij had met Midnight’s Children en Shame prestigieuze prijzen gewonnen, maar bij een groter publiek was hij hooguit anoniem bekend dankzij de slogan ‘irresistibubble!’ die hij ooit als reclameman had bedacht voor een reepje chocola met luchtbelletjes erin. En nu dit. ‘Het voelt niet goed’, wist hij uit te brengen. Maar bij zichzelf dacht hij: ik ben zo goed als dood. Hij sloot de luiken van zijn benedenverdieping, deed de voordeur op slot, ging verdwaasd in de woonkamer zitten. Pas toen Wiggins vroeg: ‘Wat gaan we nu doen?’ ademde hij vrijer. Dat ’we’ was het eerste gebaar van solidariteit. Maar het deed hem beseffen hoe weerloos hij opeens was, hoe afhankelijk van de morele steun, de praktische hulp en ja, de moed van anderen als hij in leven wilde blijven, al helemaal als hij een leven wilde dat nog enigszins de moeite waard was om geleefd te worden. Het leek wel of zijn eigen rijke fantasiewereld tegen hem in opstand was gekomen. Uit alle hoeken en gaten doken ze op, de schuimbekkende sjeiks en moellahs, rechtstreeks weggelopen uit de wereld van olielampen en vliegende tapijten om hun gram te spuien over zijn boek, over de moderniteit, over de voortgang van de geschiedenis zelf, zo leek het wel. Opeens werd zijn beeltenis door de straten van Teheran, Karachi en Londen gedragen, opgehangen aan een strop, met zijn tong uit zijn mond en een bord om zijn nek met een onleesbare maar ongetwijfeld toepasselijke slogan erop. En gekleed in een
smoking met vlinderdasje. Hij had het zelf kunnen verzinnen, het moet gezegd. Het schrijven van De duivelsverzen was een krachttoer geweest. Rushdie was aanvankelijk uitgeput maar buitengewoon tevreden. En terecht: het boek was een briljant amalgaam van fantasie en geleefde werkelijkheid, van mythologie en actualiteit, van culturen, tijdperken en politieke episodes waarin Oost en West – ‘the twain’ – elkaar eindelijk geloofwaardig ontmoetten. ‘Het is nog beter dan Midnight’s Children’, had Angela Carter in The Guardian geoordeeld, ‘omdat het ingehoudener is, maar dan in de zin zoals de Niagarawaterval ingehouden is.’ Het boek stond al op de shortlist voor de Booker Prize, maar het kostte hem uiteindelijk tien jaar van zijn leven waarin hij heen en weer geslingerd werd tussen twijfel, trots, deemoed en woede. Hij doet er nauwkeurig verslag van in Een memoir, quasi geschreven door Joseph Anton, de naar zijn favoriete schrijvers Conrad en Tsjechov verwijzende schuilnaam die hij tijdens zijn onderduikperiode aannam. Eenmaal eerder was zijn leven grondig ver-
ter van Buitenlandse Zaken die in hart en nieren intellectueel, Schot en sociaal-democraat (in die volgorde) was en die er in 1999 met veel moeite in slaagde Teheran de fatwa te laten intrekken. En ook Rushdie overleefde lichamelijk en geestelijk. Maar de deur achter zich dichtslaan en opnieuw beginnen zoals hij in 1999 had gewild, kon hij toch niet. Hij was getransformeerd door tien jaar innerlijke ballingschap. De gevolgen waren ingrijpend en intiem geweest, ook al draaide de hele zaak uiteindelijk niet om hem. Rushdie doorzag vanaf het begin dat de commotie niet door zijn boek was veroorzaakt. De demonstranten die een exemplaar ervan verbrandden in Bradford, het stadje in Yorkshire waar veel moslims wonen, waren niet boos. Ze ‘acteerden boosheid voor de camera’, noteerde hij. Ze reageerden god-weet-welke particuliere frustraties af, maar ze genoten bovenal van hun moment voor het oog van de wereld. ‘Mensen die beledigd wilden worden, zouden het toch wel zijn. Wie in vuur en vlam wil raken, had toch wel ergens een vonk gevonden.’ Kortom, hij leerde al snel zijn woede te doseren. Aan zulke demonstraties was die niet besteed.
‘Mensen die beledigd wilden worden, zouden het toch wel zijn. Wie in vuur en vlam wil raken, had toch wel ergens een vonk gevonden’
stoord. Dat was begin jaren zestig toen zijn vader, een welgestelde zakenman, hem van zijn geboortestad Bombay meenam naar Groot- Brittannië en hem onderbracht op Rugby School in Warwickshire, een van de oudste Britse kostscholen. In De duivelsverzen beschrijft hij die schok door de ogen van zijn personages Djibriel Farishta en Saladin Chamcha. De twee Indiase acteurs maken een vrije val door de wolken nadat hun vliegtuig op weg naar Londen in volle vlucht door Sikh-terroristen is opgeblazen. Ze belanden miraculeus op het zachte Engelse strand en overleven, maar in nieuwe gedaanten die hen beiden noodlottig zullen worden. Het boek gaat over migratie, over de bewuste of ongewilde metamorfosen van mensen die de ene cultuur voor de andere verruilen en over de duivelse krachten die zo’n verandering soms teweegbrengt. De ‘affaire’ was Rushdie’s tweede vrije val, ditmaal echt door terroristen veroorzaakt. Wederom landde hij uiteindelijk zacht op Engels grondgebied, vooral dankzij wijlen Robin Cook, de minis-
Wel aan schrijvers en columnisten die hem vanaf het begin van de rel aanvielen op zijn boek, zijn persoon en zijn bedoelingen. Of misschien is ‘afvallen’ een beter woord, hoewel het effect hetzelfde was. Het is natuurlijk een illusie te denken dat het schrijversgilde een steviger ruggengraat en meer besef van solidariteit, maatschappelijke verantwoordelijkheid of het belang van vrije meningsuiting zou hebben dan andere beroepsgroepen. Het zou niemand moeten verbazen dat schrijvers als ieder ander kunnen toegeven aan broodnijd, leedvermaak of angst voor hun hachje. Joseph Antons relaas wemelt van de voorbeelden. En toch staat je verstand iedere keer weer even stil. De duivelsverzen was nog niet uit of de deken van de Indiase schrijversbond, Khushwant Singh, schreef in een weekblad dat het maar beter kon worden verboden om godsdienstrellen te voorkomen. De Britse schrijver Mark Lawson schreef in dagblad The Independent dat Rushdie volgens een oud-jaargenoot op Cambridge een ‘opgeblazen’ mannetje was dat zich op zijn kost-
schoolverleden liet voorstaan. Hij was ondraaglijk arrogant; het beste bewijs was dat hij een keer een taxi van Lawson had ingepikt. ‘Rushdie is niet bepaald beminnelijk’, tekende columnist Bryan Appleyard in The Sunday Times op, zogenaamd uit de mond van een ‘goede vriend’ van de schrijver: ‘Hij is een kolossale egoïst.’ Germaine Greer, John le Carré, Roald Dahl – de halve klasse van Britse literati volgde in hun voetspoor. Rushdie neemt soms subtiel, soms minder verfijnd wraak, bijvoorbeeld door Dahl in heel ander verband te beschrijven als een ‘lange, onaangename man met enorme wurgers handen’. De eerste maanden na verschijning was De duivelsverzen nog zuiver op zijn literaire merites beoordeeld, maar door hun toedoen werd het beschaafde literaire gesprek overstemd door een kakofonie van politieke, religieuze, sociologische en postkoloniale standpunten en vooroordelen. Het vreemdst van alles was dat ze het vaak over een heel ander boek hadden dan het zijne. Als vrienden of hulpvaardige buitenstaanders vroegen wat ze voor hem konden doen, antwoordde hij dan ook steevast: ‘Verdedig de tekst.’ Het ging in zijn ‘affaire’ niet enkel om de vrijheid van meningsuiting, ook de literatuur zelf was in het geding. Niet alleen zijn vrijheid, ook zijn boek was hem afgenomen. Hij had niet geschreven dat de vrouwen van de profeet hoeren waren, zoals hem werd verweten – enkel dat hoeren in het tijdperk van jahilia (de tijd van ‘verwarring’, voorafgaand aan de opmars van de islam) zich met hun namen tooiden om hun klanten te prikkelen. Hij had niet geschreven dat de volgelingen van de profeet ‘tuig en uitvreters’ waren, enkel dat zij zo werden aangeduid door hun vervolgers. Maar Rushdie’s eigen vervolgers, zo ontdekte hij gaandeweg, konden niet lezen, wilden niet lezen, wilden niet weten hoe je bepaalde passages moet duiden in de complexe context van de wordingsgeschiedenis van de islam. De stank van hun gemakzucht, onwetendheid en wraaklust slaat je op menige pagina tegemoet. Het is een wonder dat Rushdie tijdens die duizelingwekkende val door de wolken van publieke onwetendheid geen volslagen cynicus is geworden. Dat is vooral te danken aan zijn familie en vrienden. Omdat hij een level tworisico was (alleen de koningin was beter beveiligd) en in een gepantserde auto tussen steeds wisselende verblijfplaatsen heen en weer werd gereden, moest hij zijn bekenden noodgedwongen verdelen in een publiek en een privé-kamp. Het publieke kamp bestond uit zijn verdedigers in de openbaarheid. Het particuliere kamp bestond uit mensen die hij emotioneel nodig 27.09.12 De Groene Amsterdammer 51
Leven onder de fatwa de memoir va N SalmaN ruShdie Gratis bij een jaarabonneme nt op De Groene Amsterdamme r Nu iN de boekhaNdel
had en wier bestaan hij niet aan de openbaarheid kon prijsgeven omdat hij hen anders nooit zou kunnen bezoeken zonder hen in levens gevaar te brengen. Het moeilijkst viel hem die scheiding bij zijn zuster Sameen, een militante advocate in Londen die een fantastische woordvoerder zou zijn geweest. Zij zag onmiddellijk waar de achilleshiel van zijn Britse tegenstanders zat: het waren religieuze leiders die wanhopig om volgelingen verlegen zaten. Ze gebruikten de ophef rond zijn boek om de moslimmigranten los te weken van hun (doorgaans linkse) politieke organisaties en terug te dringen in hun islamitische ‘identiteit’. Maar Sameen was juist door haar zuivere oordeel te belangrijk voor hem. Dat gold ook voor zijn ex-vrouw Clarissa, hun jonge zoon Zafar en enkele vrienden. Degenen die zijn beste voorsprekers hadden kunnen zijn, moesten over hem zwijgen. Ook zijn gekoesterde relatie met India werd erdoor verstoord, gesymboliseerd door de weigering om hem in 1997 toe te laten bij de vijftigste viering van Independence Day op het Indiase consulaat in Manhattan. Rushdie ‘verdween naar de voorpagina’s’ zoals zijn vriend Martin Amis het uitdrukte. Jarenlang was hij ‘die man van dat boek’ – en ook nog eens van een boek dat hij niet had geschreven. Hij was bijna rijp om te capituleren toen zijn goedbedoelende bewakers – mannen die vrijwillig hun leven voor hem riskeerden – hem een voorgekookte excuusbrief aan alle moslims wilden laten tekenen die ‘van hogerhand’ was goedgekeurd. Kon hij niet even zijn krabbel zetten om de situatie rond de toenmalige Britse gijzelaars in Libanon te helpen ‘afkoelen’? Rushdie werd lijfelijk ziek van het dilemma. Hij herschreef de brief in die zin dat hij zich niet verontschuldigde voor zijn boek, enkel voor de ophef die het had veroorzaakt. Dat ging zijn aanklagers natuurlijk niet ver genoeg, maar voor hem ging het eigenlijk al te ver. Dat hij ondanks alles zijn fatwa-jaren glansrijk heeft doorstaan, blijkt uit dit boek. De dolle derwisjen hebben hem niet gek gemaakt, zijn ‘affaire’ heeft hem niet opgeslokt. Hij schrijft onbevangen over zijn jeugd, over zijn gedreven maar doodongelukkige vader, zijn jaren in Cambridge, zijn liefdes, zijn triomfen en verliezen, zijn verdriet. Een memoir heeft een prachtig ritme door de natuurlijke afwisseling van terugen vooruitblik en bevat wondermooie passages over het wankele evenwicht in zijn mislukte huwelijk of over de verzoening met zijn vader, vlak voor diens dood, in Karachi. Het boek is grotendeels in de derde persoon geschreven. Zo kan Rushdie afstand van zijn onmiddellijke ervaring nemen en zichzelf als personage in een Rushdie-roman opvoeren. Hij was gedurende die tien jaar zichzelf niet, hij was Joseph Anton – al schrijvende wordt hij pas weer zichzelf. Het resultaat is een monument voor de ontembare kracht van de literatuur.
Christiaan Weijts C’est moi ‘Dear Wikipedia, I am Philip Roth.’ Zo opende de 79-jarige schrijver van The Human Stain (2000) deze maand zijn brief aan de internet encyclopedie. Die had volgens hem een fout gemaakt in het lemma over dit boek. Over die fout straks meer. Het gaat me nu om de kracht van die zes woordjes, die een frontale botsing tussen twee tijdperken belichaamt. Dear Wikipedia, I am Philip Roth. De encyclopedie die Jan en alleman mag volkalken en die principieel geen autoriteiten erkent, krijgt een standje van de auteur, die zich nog in het tijdperk waant waarin hij autoriteit heeft. Met die zes woordjes zie je hem het zaaltje binnenvallen waar dat zootje ongeregeld encyclopedietje aan het spelen is. Wat zullen die lelijk op hun neus kijken! Inwendig grinnikend stapt hij binnen, traag en waardig. Boven aan een trap ademt hij in, en verkondigt met vaste stem: ‘I am Philip Roth!’ So what, riep Wikipedia terug. Of in beleefde woorden: ‘I understand your point that the author is the greatest authority on their own work but we require secondary sources.’ Auteur van een boek zijn wil niet langer zeggen dat je er autoriteit over geniet. Dat had Roland Barthes in 1968 natuurlijk al beweerd in zijn essay La mort de l’auteur, maar daar ging het toch vooral om het buitenspel zetten van de schrijver als scheidsrechter bij het toekennen van betekenissen. Waar het boek over gaat? Dat maken de lezers wel uit. Een eeuw eerder verlangde Flaubert al naar zo’n onzichtbaarheid van de auteur. ‘De kunstenaar moet zien te bereiken dat het nageslacht denkt dat hij nooit heeft geleefd’, schrijft hij in 1852. Maar Philip Roth’s inval in het kaartenhuis van Wikipedia ging niet om een interpretatie van The Human Stain, maar om een inspiratie bron van een van de personages. Wikipedia wijst erop dat velen denken dat Silk Coleman, de tragische held uit het boek, geënt is op de Amerikaanse schrijver en criticus Anatole Broyard. Die had dezelfde etnische afkomst, en had vergelijkbare verwikkelingen doorgemaakt. In de brief die Roth in The New Yorker van 7 september publiceerde, legt hij uit dat niet Broyard model heeft gestaan, maar zijn vriend Melvin Tumin, die dertig jaar hoogleraar sociologie aan Princeton was. Als auteur mag je misschien je autoriteit verloren hebben over de interpretaties van je werken, maar je weet zelf toch wel het best door wie je je wel of niet hebt laten inspireren? Het is vreemd dat Roth zich zo nadrukkelijk in die discussie mengt. Gewoonlijk haasten schrijvers zich om de wortels die hun romans mogelijk hebben in de werkelijkheid zo snel mogelijk door te hakken. Natuurlijk kun je in dit
Waar het boek over gaat? Dat maken de lezers wel uit
personage de dode kraker Hans Kok zien, of in dat personage de componist Peter Schat, maar laten we vooral niet vergeten dat we hier met fictie te maken hebben. ‘Novel writing is for the novelist a game of let’s pretend’, stelt ook Roth even kernachtig als terecht in zijn Wikipediabrief. Het is natuurlijk goed mogelijk dat je iets schrijft dat meerdere parallellen met de werkelijkheid blijkt te hebben. Zoiets ‘berust louter op toeval’, kun je dan als disclaimer opnemen (alhoewel ik bij zulke in een roman zo overbodige beweringen juist ga denken dat er ‘wel iets mee aan de hand zal zijn’). Je zou het juist als een compliment kunnen opvatten als meerdere mensen hun eigen levensverhaal in je boeken menen te lezen. Dan heb je kennelijk iets universeels weten aan te spreken. Jan Siebelink vertelde eens hoe een vrouw zich griezelig veel in een hoofdpersonage van een van zijn boeken herkende (en dáár kon hij dan weer een boek over schrijven). Flaubert kreeg na publicatie van Madame Bovary brieven van vrouwen die zich in Emma herkenden. Aan een van die dames schreef hij streng terug: ‘Madame Bovary is in het geheel niet op de waarheid gebaseerd. Het verhaal is volledig verzonnen; ik heb er ook niets van mijn gevoelens of van mijn bestaan in gelegd. (…) De kunstenaar moet in zijn werk aanwezig zijn zoals God in de schepping: onzichtbaar en almachtig, zodat je hem overal voelt, maar hem nergens ziet.’ Allemaal gelogen trouwens, want hij baseerde zich juist op een zelfmoordgeval van een overspelige doktersvrouw in een klein dorp bij hem in de buurt. Maar dat houdt hij liever voor zich. En om van al het gespeculeer af te zijn, beweerde hij domweg: ‘Madame Bovary, c’est moi.’ Dat had de auteur van The Human Stain ook kunnen doen. Maar hij koos voor de variatie: ‘Dear Wikipedia, I am Philip Roth.’ Als iedereen het boek als sleutelroman wil lezen en dan ook nog met de verkéérde sleutel staat te zwaaien, wordt het hem, op de drempel naar zijn fysieke dood, kennelijk te machtig. Dan wil hij op z’n minst de júiste sleutel aanreiken. 27.09.12 De Groene Amsterdammer 53
Eeuwke Woldring / RPA / De Ster
Herman Stevens neemt je mee langs bestaande straten, pleinen en portieken in Rotterdam
De mensen sterven en ze zijn niet gelukkig Door Kees ’t Hart De romans van Herman Stevens schampen altijd net langs de werkelijkheid. Je kunt goed zien wanneer en waar ze zich afspelen, hij benoemt tijden en locaties, je krijgt dus het gevoel dat ze ‘echt’ zijn. Allemaal echt gebeurd. Hij zet je levens voor, ouders en kinderen, (gefnuikte) Herman Stevens ambities, verlangens, verGloriejaren liefdheden. Hij neemt je Prometheus, 267 mee langs bestaande strablz., € 19,95 ten, pleinen en portieken en wijst ernaar: kijk, daar en daar was het, en daar, en daar. Rotterdam is zijn stad. Stevens is een wijzende schrijver: hij wijst alles aan, laat plaatjes zien uit een toverdoos die de ‘werkelijkheid’ bij hem altijd is, hij geeft een paar details en dan moet je er de rest zelf bij verzinnen. Hij bewijst niks, bij hem geen debatten over goed en kwaad, geen ik-vind-dit-en-jij-vindt-dat-verhalen. Geen geweeklaag en geen beschuldigingen. Hij schrijft als een filmer die geen genoegen neemt met een documentatie van de werkelijkheid, hij arrangeert die, kleurt ze in, maakt ze mooier, of lelijker, of dromeriger. Wim Wenders van Der Himmel über Berlin komt in me op. Eric Rohmer natuurlijk, van alle films met de jongens en de meisjes die in een vacuüm verdwaald zijn. Dit soort schrijven is bij hem geen toeval, maar een literair programma. Hij weet zeker dat romans nooit een afspiegeling van de werkelijkheid kunnen zijn, ze mogen nooit met de actualiteit van de media mee marcheren. Nooit, maar dan ook nooit. Ze moeten daar juist tegenin schrijven, ernaast schrijven, erlangs 54 De Groene Amsterdammer 27.09.12
schrijven. Weg met de actualiteit, dat is zijn programma. Stevens schrijft al jaren zo, altijd, ook in deze nieuwe, zevende roman. Die opnieuw tintelt, verlangt, wegdroomt, vol ideeën staat en barstensvol gevoel en verlangen. Die de stijl van het net-niet-realisme tot in de puntjes beheerst en rondstrooit met de ene wonderbaarlijke zin na de andere. Stijl is zijn wapen, verlangen zijn programma. Ik moet me natuurlijk met mijn eigen zaken bemoeien maar deze roman kreeg zowel in de Volkskrant als NRC Handelsblad een volkomen misplaatste bespreking. Volgens Simone van Saarloos in de Volkskrant beschrijft de roman ‘de jaren tachtig en de coming-of-age van hen die de crisis van nu aanmoedigen met de hebzucht van toen’. Een politieke roman dus? Laat je nakijken. De piepkleine recensie eindigt met een sneer: ‘een prima generatieportret, maar een te veilige vertelling om op te vallen’. Deze roman is helemaal geen generatieportret, Stevens zou liever in de gracht springen dan zoiets verschrikkelijks te schrijven. En veilig is zijn vertelling ook niet, de vertelling is onveilig, ze hapert, ze zoemt overal langs, ze laat iedereen langs elkaar praten. De vertelling is het verhaal helemaal niet bij Stevens. Als je hem zo leest, ga je uiteraard de mist in. Sebastiaan Kort maakt het in NRC Handelsblad nog bonter. Hij verwijt Stevens een ‘trage aanpak’ die geen drama genereert. ‘Niet alle lezers zullen het geduld op weten te bren-
Stevens strooit met de ene wonderbaarlijke zin na de ander; stijl is zijn wapen, verlangen zijn programma
gen voor zijn stijl.’ Hij bedoelt uiteraard alleen zichzelf. Even verderop staat nog dat ‘het niet als een raket vooruit gaat’ in deze roman. Hiermee is alles gezegd over Korts literatuuropvatting. Actie moet er zijn. Neuken! Pooiers! Oorlog! Geweld! Engagement! Weg met het Kapitalisme! Hij weigert te kijken waar Stevens mee bezig is, hij gaat alleen af op zijn eigen goedkope literatuuropvatting, wat een ander uitprobeert interesseert hem geen barst. Verderop schrijft hij zelfs: ‘Gloriejaren is een generatieroman (sic!), maar een waaruit nauwelijks passages of mensen zijn te filteren die we doorgaans met die generatie associëren.’ Precies wat Stevens inderdaad niet wil. Hij wil geen beelden oproepen die we ‘doorgaans’ al door de media geleverd krijgen. Hier gaat het hem om in zijn literatuur. Niet meelopen maar een haakse of tedere of mooie of gênante roman schrijven. En dan volgt als klap op de vuurpijl dit: ‘Ja, er waren destijds demonstranten en krakers te over, maar die kom je in Gloriejaren niet tegen.’ Nee, natuurlijk kom je die niet tegen, stel je voor, dit is precies waar het in dit werk om gaat. Maar bij Kort weet je in ieder geval als schrijver waar je aan toe bent: Krakers! Demonstraties! Geweld! Politiek! Als je het daarover hebt, dan zit je goed. Vergeet het maar als je iets anders uitprobeert; wel fijn om het even te weten. Het spijt me dat ik me zo heb laten mee slepen maar het moest eruit. Gloriejaren komt er nu wat bekaaid af, ruimte voor citaten is er niet meer. In vijf hoofdstukken zet Stevens ons de levens voor van vooral Wiel, Loos en Zina. Zina en Wiel zitten bij elkaar op school, ze hebben er moeite mee hun min of meer veilige schoolleven achter zich te laten, we volgen hun levens. Loos is een vreemde eend in de bijt, hij gaat niet studeren, wordt uiteindelijk makelaar, nee, niet eens een foute makelaar (Stevens werkt niet met dit soort clichés). Wat alle personages met elkaar verbindt is hun stelselmatige weigering om volwassen te worden. En daar tussendoor ontplooien zich de kleine maar scherpe drama’s, de mislukte liefde van Zina, de dood van een halfzusje, de onhandigheid van alle personages die zich uit in hun langs elkaar cirkelende dialogen. En weer is Stevens een onovertroffen meester in de beschrijving van verliefdheid. Zijn weergave van Zina’s gevoelens over haar totale overgave aan een Amerikaanse vriend zijn diep ontroerend. Alles is zoals altijd in dit werk volstrekt vanzelfsprekend, het gaat weer om wat net niet gezegd of gedacht wordt, daarin blinkt hij uit. Zijn zinnen raken aan, ze associëren er op los, ze zijn vaak geestig, ze glinsteren en zijn altijd op zoek naar het ongewone. Hoe kun je de toon van dit werk, de stijl ervan, in een zin samenvatten? Als je dat zou willen? Misschien met de zin die ik jaren geleden op een muur in Amsterdam zag staan. ‘De mensen sterven en ze zijn niet gelukkig.’
Waar is het lijk? Door Joost de Vries
‘Is het niet idioot dat ik pas in India voor het eerst voel dat ik de adellijke opdracht werkelijk vormgeef?’
Keke Keukelaar
‘Wij zijn begonnen in 1023. 987 jaar lang hebben wij ons ingezet, overleefd, gevochten, gewerkt, gedacht en doorgegeven.’ Het geslacht leverde ridders op, ministers, en dan houdt het op: studente Loina van Aedema is de 32ste Loina van Aedema (33 als je de boerderij Marjolijn van meerekent waarnaar ze Heemstra ooit vernoemd zijn) en de De laatste Aedema De Bezige Bij, 256 laatste van haar lijn. Geen broers die de titel kunnen blz., € 18,90 doorgeven, ouders overleden, oom onvruchtbaar. Haar oom Samson leeft nog, maar verder niemand. Zij zal straks de laatste zijn die in de familietombe in Friesland zal worden bijgezet. Het is haar oom die haar permanent schoolt over wat het betekent om van adel te zijn. Het is een vanzelfsprekendheid, zei hij, ‘van kijken, bewegen, leven. Dat is aangeboren, dat kun je niet veinzen.’ Hij probeert bij een hogere instantie te regelen dat Loina als vrouw toch de titel mag doorgeven. Het mag niet. Regels zijn regels. Het is brandhout voor de oplaaiende woede van Samson. ‘Wij zijn als die oude eik op het dorpsplein, mompelt hij, waar geen waarde aan wordt gehecht totdat hij wordt omgehakt. Dan is plotseling het plein zijn karakter kwijt. Dan beginnen de mensen plotseling iets te missen. Te laat.’ Waar veel debutanten zich nog wel eens overgeven aan een geforceerde lichtheid is bij Marjolijn van Heemstra (1981) in De laatste Aedema eerder het tegenovergestelde aan de hand: een gemaakte zwaarte. De baronessen en jonkheren die haar kundige roman bevolken drommen samen in jaarclubjes en genootschappen en maken zich gezamenlijk zorgen over de stand van de adel (‘We zijn gestrand. De tijd heeft ons geparkeerd langs de kant van de weg’). Omdat de beegees, adel-speak voor burgers, hen niet meer zien staan (‘Mensen hebben geen idee wat ze uit hun handen laten glippen. Het
levende ijkpunt van de vaderlandse geschiedenis’) en omdat de adel zich zelf te weinig bewust is van haar adellijke voorrechten. Behalve dan dat Van Heemstra’s personages (en dus Van Heemstra zelf) het over niets anders hebben. Ze klagen wat af. De last van de adel, noblesse oblige, wat zijn we zielig. Als ze wandelingen met eenzame bejaarden maken, kleiduiven schieten, bijeenkomen om vervallen landhuizen op te knappen. Geen servet komt zonder wapenschild. Het heeft wel een gunstige bijwerking, namelijk dat de benauwdheid van Loina’s bestaan sterk invoelbaar wordt. Aan het begin van de
Marjolijn van Heemstra – ‘Haar symboliek is sterk’
roman vraagt Loina zich af hoe ze van haar burn-out, of zenuwinzinking, af kan komen. Het is het gevolg van een cumulatief verdriet: van haar ouders die ze al jong heeft verloren en haar opa die daarna voor haar zorgde. Ze vindt dat ze vastzit. Ze wil van het missen af, zoals ze zegt. ‘Van het gevoel met te weinig te zijn. Ik heb het gevoel dat ik uitsterf.’ De voor de hand liggende optie is met een Lonely Planet naar Azië te trekken, maar Loina blijft in Nederland, keert terug naar Friesland, waar Fluit, de officieuze archivaris van haar familie, iets vreemds heeft ontdekt: in de familietombe blijkt een doodskist gevuld met stenen. Waar is het lijk? Het gaat om Loina nummertje 29, als ik goed tel, de moeder van haar geliefde opa, die als een hippie avant la lettre landhuis & haard achter zich liet en een nieuwe leefgemeenschap wilde opbouwen in Azië. Loina spreekt met de weinige nog levende mensen die haar gekend hebben, leest haar brieven van toen: ‘Is het niet idioot dat ik pas in India voor het eerst voel dat ik de adellijke opdracht werkelijk vormgeef?’ Het zwaktebod van De laatste Aedema is een gezocht, onnodig soaperig einde, met een Egyptische jongen die niet is wie hij lijkt. Maar het sterktebod is de rest. Van Heemstra publiceerde eerder een dichtbundel waarmee ze de Jo Peters PoëziePrijs won en genomineerd was voor de C. Buddingh’prijs en dat is te merken – niet dat De laatste Aedema poëtisch is, maar haar taal is zelfverzekerd en origineel (‘Ik voel mijn geraamte in mijn lichaam hangen’), ontdaan van clichés. Haar symboliek met de zoektocht naar de ontbrekende botten is sterk. Loina heeft een sluimerende gekte, iets diffuus verlangends en ruziezoekends tegelijk, dat nooit helemaal zichtbaar aan de oppervlakte komt, maar telkens weer voelbaar is. Als ze de ex van haar onvruchtbare oom tegenkomt in een chique winkelstraat, achter een grote kinderwagen, steekt een vlaag van jaloezie op. Niet zozeer naar de ex, maar naar de baby, die van haar oom had kunnen zijn, de baby die onbeperkt tegen haar zachte lijf mocht ‘leunen’. ‘Je mag hem wel aaien, zei ze. Ik durfde niet. Ik was te bang dat ik hem per ongeluk zou slaan.’ Nu is de vraag wier ongemak groter is, dat van de moeder die aanbiedt haar kind ‘te laten aaien’ of dat van de studente die het misschien wel gaat slaan. In geval van twijfel altijd aanvallen, luidt het gezegde. Adel verplicht. 27.09.12 De Groene Amsterdammer 55
Wolven en mensen Door Graa Boomsma Als iemand mij zou vragen welke Amerikaanse schrijver de totale Vietnam roman heeft geschreven, zou ik die van Denis Johnson kiezen: Tree of Smoke (2007). Het voorspel, dat wil zeggen de groeiende militaire betrokkenheid van de VS bij het ‘terugdringen van het commuDenis Johnson nisme’ in Zuidoost-Azië, Train Dreams geeft Johnson alle aanPicador, 116 blz., € 14,99 (De verta- dacht. Maar ook gaat hij ling Treindromen diep in op de verschrikkelijke naweeën van de verlovan Maarten ren oorlog: de trauma’s van Polman komt in Vietnamveteranen die niet oktober uit bij meer in de Amerikaanse Anthos) maatschappij passen en verloederen. De oorlog zelf is bij Johnson een mistig manoeuvreren in een moeras, zeshonderd bladzijden lang. Wie is vriend, wie vijand? Wie is held, wie lafaard? De ‘tree of smoke’ is de term voor een ondoorgrondelijke cia-operatie, een poging zand in de ogen van de vijand te strooien of in die van vermeende mollen in de eigen gelederen. Alom achterdocht. En Tree of Smoke kent ook een ‘knotsgekke’ Kurtz, een kolonel, gelieerd aan de cia, die vereerd wordt en op raadselachtige wijze verdwijnt. Is hij echt dood of leeft hij nog ergens in de jungle? De zoektocht naar de kolonel in de jungle is een van de hoogtepunten van Tree of Smoke, onder andere door de fascinerende en gedetailleerde natuurbeschrijvingen. Zulke intense beschrijvingen maken ook een groot deel uit van Johnsons novelle Train Dreams (Pulitzerprijs-nominatie 2012). De titel heeft weer iets hallucinerends: de ultieme droom is die van kluizenaar Robert Grainier, die meent een paar jaar na de dood van zijn dochtertje Kate – door een grote bosbrand – haar weer bij zijn blokhut te zien opduiken, gewond en in een wonderlijke dierlijke gedaante. Train Dreams beslaat bijna een eeuw (1886 schijnt Grainiers geboortejaar te zijn) en is zeer geraffineerd a-chronologisch opgebouwd. De plaats van handeling is Noordwest-Amerika, Panhandle Idaho (panhandle is de steel van een pan; op een kaart van Amerika is de steelpanvorm van Idaho goed te zien). De Spokane International Railway kondigt de nieuwe tijd aan. De wouden moeten worden gekapt, spoorbruggen over brede rivieren zijn onvermijdelijk. Johnson begint met de beschrijving van een geweld dadige aanhouding van een Chinees die tijdens de bouw van een spoorbrug goederen gestolen zou hebben. Grainier biedt hulp bij de aanhouding, hulp waar hij later spijt van krijgt. Het is 56 De Groene Amsterdammer 27.09.12
1917 en hij moet dan bijna dertig jaar zijn. Drie jaar later is Grainier getrouwd met Gladys (in een kerk ontmoet) en wonen ze in een blokhut in de Moyea Valley. Als dagarbeider is hij vaak weken of maanden weg, bouwend aan bruggen of bomen kappend, met alle gevaren van dien. Johnson weet heel subtiel allerlei kleine vertellingen over hard werken, ploeteren, overleven of sterven door het hoofdverhaal te weven. Het zijn stuk voor stuk ervaringen in de buurt van de Spokane Railway, de niet tegen te houden spoorlijn van de vooruitgang, van de moderne tijd. Maar moderne tijd of niet, de werkelijkheid blijft wonderbaarlijke belevenissen opleveren voor wie er oog voor heeft. Dat oog heeft Grainier. En het grootste wonder bewaart Jonhson voor het slot van de novelle, als hij na een paar jaar zijn dochtertje weer meent terug te zien, even kaal als toen hij haar voor het laatst zag. Zijn hele leven zal hij onthouden hoe zijn dochtertje de allerlaatste keer naar hem keek. ‘In het donker voelde hij de blik van zijn dochtertje op hem gericht als van een in het nauw gedreven beest.’ Van veel in zijn verleden haalt Grainier de chronologie door elkaar (daar is de novelle een prachtige weerspiegeling van), maar die blik van zijn verdierlijkte dochtertje weet hij precies te plaatsen. Hij krijgt er de rillingen van: hoe dierlijk of beestachtig is zijn kaalhoofdige Kate? Train Dreams is een elegante novelle over het grensgebied tussen het dierlijke en het menselijke. In de nauwelijks ontgonnen natuur staat overleven voorop, en daar vinden mens en dier elkaar. Grainier is een eenzame wolf, hij huilt zelfs letterlijk mee met de wolven in het bos, als een opgegroeide Kaspar Hauser. Af en toe neemt hij de trein om naar de moderne wereld te reizen, waar hij zowel een spektakelkermis met gedrochten bezoekt (‘Komt dat zien! Komt dat zien!’) als in een dubbeldekker vliegt. Hij leeft van het land en heeft een scherp oog voor de natuur in bloei en de natuur in het nauw: Johnson, die in Noord-Idaho woont, beschrijft schitterend de toestand van een bos vlak na een brand en hoe het leven langzaam maar zeker weer te voorschijn kruipt uit de grond en hoe het vuur een bos verandert. Hij leeft van paddenstoelen en forel en vormt in zijn eentje een vervoersbedrijfje. De novelle is zo ook een stil pleidooi voor de wonderen die de natuur en de wereld, ook de nuchtere en moderne, voor ons in petto hebben. Dat omschrijven als duivels bijgeloof of solitaire gekte is al te simpel. Zoals Denis Johnson de natuur in haar volle omvang beschrijft schieten termen als bijgeloof en gekte tekort. Johnson schrijft over de willekeur van leven en dood als raadsels die niet ontrafeld kunnen worden met een puur zakelijke toon. Voor de nuchtere geesten bestaat er geen ‘tree of smoke’. Het poëtisch verweven van schijn en wezen en van rauwe werkelijkheid en tedere droom in Train Dreams levert een vertelling vol vormkracht op die bij tweede lezing nog betekenisvoller én raadselachtiger wordt.
Slangen uit de hemel, slangen uit de aarde Door Cyrille Offermans Malawi, ingeklemd tussen Zambia, Tanzania en Mozambique, is een van de armste landen van de wereld, ruim 65 procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens en de vooruitzichten zijn, zacht gezegd, weinig florissant. Hoe beroerd de situatie er is weten we Paul Theroux onder meer van Dark Star De benedenrivier uit het Engels ver- Safari, het boek waarmee Paul Theroux verslag deed taald door Suzan de Wilde en Maar- van zijn desillusionerende ten Polman; Atlas bezoek in 2001, dus nog voor de verdere terugslag Contact, 381 blz., door de mondiale econo€ 21,95 mische crisis. Zo groot was de schok dat hij er ook jaren later nog niet van was bekomen. In The Lower River, nu vertaald als De benedenrivier, een roman ditmaal, heeft hij zijn ervaringen met het ongelukkige land opnieuw verwerkt. Het is een gruwelijk boek, niet geschikt voor jeugdige kijkers. Theroux moet in 2001 vooral zo ontdaan zijn geweest omdat hij Malawi meende te kennen. In de vroege jaren zestig had hij er als Vietnamweigeraar in dienst van het Amerikaanse Peace Corps twee jaar les gegeven, maar was vanwege betrokkenheid bij een mislukte staatsgreep ontslagen en het land uit gegooid. Van zijn enthousiaste opbouwwerk was 36 jaar later niets meer over. Het schoolgebouw was gesloopt, in de bibliotheek was geen boek meer te vinden, vrijwel niemand bleek zich hem, de idealistische leraar van weleer, te herinneren. En het ergst van al: bij de jongeren was niet het geringste spoor meer te ontdekken van enige honger naar kennis, tenzij die te maken had met het verlangen naar geld, te verkrijgen via diefstal, afpersing en geweld. In De benedenrivier zijn dat de bepalende omstandigheden. Hoofdpersoon Ellis Hock, 62 en afkomstig uit Medford, Massachusetts, waar hij de eigenaar was van een chique herenmode zaak, volgt in hoofdlijnen het spoor van de auteur. Na een huwelijkscrisis en in de veronderstelling er een nieuw leven te kunnen beginnen, gaat hij terug naar Malabo, het geïsoleerde, nog grotendeels in archaïsche omstandigheden verkerende dorp aan de benedenrivier, waaraan hij zijn gelukkigste herinneringen dankt. Hij was daar, net als Theroux, leraar, en hij treft er, wederom net als Theroux, een onherkenbaar veranderd land aan. Van die deceptie is de roman het verslag.
Steve McCurry
Paul Theroux schreef een gruwelijk boek over het ongelukkige Malawi
Theroux laat op schrijnende wijze zien hoe een archaïsche samenleving werd verwoest door het westerse geld Maar laat ik, voor wie Theroux niet kent, me haasten dat te nuanceren: het boek heeft niets van een antropologische studie, laat staan van een politiek manifest, het is in alle opzichten een roman, ondanks het voorspelbare verloop spannend en meeslepend van begin tot eind, een roman bovendien die alleen geschreven kon worden door iemand die Afrika met alle zintuigen in zich heeft opgezogen. Hij observeert de gewoonten, ceremonies en rituelen van de inheemsen nauwgezet en met kennis van zaken, hij spreekt Sena, een van de minderheidstalen van Malawi, beschikt over een rijke woordenschat en voldoende stilistische lenigheid om de vreemdheid van zijn omgeving in geuren en kleuren en met de nodige beklemming te beschrijven. Via Hock demonstreert Theroux vooral een grote kennis van slangen aan de benedenrivier. Hij onderscheidt de soorten en kent hun gevaren. En belangrijker: hij is niet bang, en omdat hij niet bang is wordt hij door de dorpelingen gevreesd en bewonderd. Slangen spelen in het
boek een belangrijke structurerende rol, feitelijk, metaforisch en symbolisch. Een rivier is een slang, in een dansend meisjeslichaam huist een slang, het giftige verraad ligt overal op de loer. Die alomtegenwoordigheid wordt gevoed door de mythische verbeeldingskracht van de dorpelingen, die is gebaseerd op visuele en structurele overeenkomsten. Als Hock naar de hemel staart, denkt een van de dorpelingen dat hij vanwege agressieve bedoelingen op zoek is naar een bliksemstraal. Een bliksemstraal, hoezo? ‘Omdat u een vriend bent van de slangen, en de bliksem is een slang uit de hemel, zoals de regenboog een slang is uit de aarde.’ Slangen, kronkelend om een pols, zijn uiteindelijk Hocks laatste verdedigingsmiddel tegen de agressie van jonge dorpelingen, de ‘brothers’ die het op zijn geld hebben gemunt. Van hun bedrijvigheid en onschuld is niets meer over, ze vormen ‘een schrikbeeld van pure dreiging’, ze liegen en bedriegen, zijn lui, onverschillig, meedogenloos, ‘te klein, te misbruikt, te ratachtig en verloren’ – Theroux zoekt amechtig naar superlatieven om zijn frustraties te beschrijven. Hock is hun gevangene, hij wordt permanent bespioneerd en gevolgd. Als hij ten einde raad uit het dorp probeert te ontsnappen en hulp zoekt bij een vage, half corrupte hulporganisatie, duiken de brothers overal op en vernederen hem tot op het bot. De suggestie is duidelijk: dit cynische egocentrisme is het effect van decennia ijdele en wereldvreemde ontwikkelingshulp.
Hoe een samenleving gebaseerd op oeroude tradities en daarin gecultiveerde archaïsche overlevingsstrategieën werd verwoest door de alles gelijkmakende en uithollende kracht van het westerse geld – dat laat Theroux op de meest schrijnende wijze zien. Er is te midden van alle deprimerende ellende maar één contrastfiguur die Hock aan vroeger doet denken: het meisje Zizi, niet toevallig een kleindochter van Gala, de collega-onderwijzeres met wie hij tijdens zijn eerdere verblijf een verhouding heeft gehad. Het is uiteindelijk ook aan Zizi dat hij zijn ontsnapping dankt, al moet zij daar zwaar voor boeten. Ze wordt tijdens een gevaarlijke nachtelijke missie naar het Amerikaanse consulaat aangevallen, mishandeld en verkracht door een van de grofste en brutaalste jongens van het dorp. Want Zizi bezat weliswaar niets, maar ‘ze was een namwali, ze had de eer van haar maagdelijkheid (…) en dat maakte haar begeerlijk’, in elk geval voor mannen met aids, want ‘die denken dat seks met een maagd hen geneest’. De Nederlandse lezer is de laatste jaren verwend met betrokken, inzichtrijk proza over Afrika. Ik denk aan de reisverslagen en romans van Lieve Joris, aan het multidisciplinaire Congo van David Van Reybrouck en aan de artikelen van Marcia Luyten (binnenkort verzameld in Dag Afrika) met kritiek op de traditionele, paternalistische ontwikkelingshulp en een pleidooi voor een zinvol alternatief. Op dat plankje verdient Paul Theroux een ereplaats. 27.09.12 De Groene Amsterdammer 57
Klavers
DRENTSE HOOGLANDEN ERVAREN? Sfeervol gastenverblijf? www.casitaluna.nl 06-20117445 ----------------------------------------------------------------Vakantiehuis 2-6 personen. Rustige ligging aan het Geuldal Zuid-Limburg, mÈt uitzicht, grote tuin, goeie keuken. Meer info: www.laugs.com - zie Bommerig -----------------------------------------------------------------
vakantie (buitenland) -----------------------------------------------------------------
vakantie (binnenland)
----------------------------------------------------------------ontdek www.hetbestbewaardegeheimvanterschelling.nl ----------------------------------------------------------------t.k. voor zomer en winter: huisje 3 kmrs+badkamer op rustig park in bos zuidingang Hoge Veluwe E 35000,
[email protected] --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------2,3 en 4 november weer een weekend STAMHOTEL op de Veluwe, voor liefheb-
bers van natuur, cultuur en maatschappij. Theater door Keesen&CO, spannende muziek van Hulst en Bouwhuis (viool en piano), Marjolijn/Maxim Februari over Gelijkheid, inspirerende ontmoetingen tijdens borrels, maaltijden en wandelingen. zie voor meer info en reserveren: www.stamhotel.nl ----------------------------------------------------------------8 KM t.zuiden v. MAASTRICHT Kunstz. huisje op idyllische plek. www.vakantiehuisjebijmaastricht.nl -----------------------------------------------------------------
www.aub.nl --- ticketshop leidseplein
BETTY ASFALT COMPLEX Nieuwezijds Voorburgwal 282 Tel. 020-626 46 95 / www.bettyasfalt.nl
29 & 30 sept. Travels With My Nephew by Dorothy Glamour 2 t/m 4 okt. Wat Een Heerlijk Hete DagToneelstuk van P. Haenen, 3e jaar
• 20.30 u. • 20.30 u.
KONINKLIJK THEATER CARRÉ
Amstel 115-125 Tel. 0900-25 25 255 (€ 1,30 p/g) / www.carre.nl
v/a 28 sept. Madame Carré Intieme kleedkamervoorstelling en rondleiding • vr, za, zo 11.00 u. za 29 sept. Da Bounce De beste internationale stand up comedians! • 20.00 u. zo 30 sept. Koperblazers van het Koninklijk Concertgebouworkest Speciaal jubileumconcert mét nieuw werk van Hennie Vrienten • 15.00 u. di 2 okt. Noa Concert van de bekende Israëlische zangeres Noa samen met Gil Dor en The Solis Strings Quartet • 20.00 u. vr 16 t/m Boek nu voor het te laat is! Toneelgroep De Appel speelt Herakles zo 18 nov. De theatermarathon die u gezien moet hebben Winnaar van de Toneel Publieksprijs 2012 • 11.00-22.00 u.
CONCERTGEBOUW
Concertgebouwplein 10 Tel. 0900-671 83 45 (€ 1,- p/g) / www.concertgebouw.nl
za 29 sept. NTR ZaterdagMatinee Ensemble Resonanz o.l.v. Emilio Pomàrico gr. zaal Tabea Zimmermann, altviool; Zimmermann Konzert für Streichorchester Schnittke Monolog; Britten Lachrymae; Hartmann: Vierde symfonie www.zaterdagmatinee.nl • 14.15 u. zo 30 sept. Opening 26e seizoen serie Meesterpianisten: Denis Matsuev gr. zaal speelt Liszt (o.a. Sonate in b kl.t.) en Rachmaninov (o.a. Sonate nr. 2, op. 36) Er zijn nog kaarten te verkrijgen! Meer informatie: www.meesterpianisten.nl 1e rang € 40,50 ; CJP/65+ € 30,60; 2e rang € 32,40; CJP/65+ € 25,20 • 20.15 u. di 2 okt. Stichting KAMermuziek Amsterdam www.kamconcerten.nl Liana Gourdjia viool, Marc Coppey cello, Peter Laul piano kl. zaal Beethoven, Ravel, Sciarrino, Dvorák • 20.15 u. za 6 okt. NTR ZaterdagMatinee Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Osmo Vänskä gr. zaal Alexander Gavrylyuk, piano; Aho Minea (Ned. Première) Prokofjev Derde pianoconcert Sibelius Vijfde symfonie; www.zaterdagmatinee.nl • 14.15 u. zo 7 okt. Serie Meesterpianisten: Krystian Zimerman gr. zaal Hommage aan Claude Debussy. Er zijn nog kaarten te verkrijgen! Meer informatie: www.meesterpianisten.nl 1e rang € 67,50; CJP/65+ € 50,40; 2e rang € 53,10; CJP/65+ € 39,60 • 20.15 u.
GALERIE WEESPERZIJDE
Weesperzijde 94 Tel. 462 23 90 / www.weesperzijde.nl
t/m 30 sept. De Weesperzijde leeft Manifestatie
• wo t/m zo 12.00-21.00 u.
ORGELPARK
Gerard Brandtstraat 26 Tel. 020-515 81 11 / www.orgelpark.nl / @orgelpark
vr 28 sept. SandwichConcert Duo trompet en orgel met Messiaen en Manneke • 13.13 u. vr 28 sept. Masterclass Toetsenist John Taylor • 16.30 u. za 29 sept. Jazz Grootmeester John Taylor op orgels en piano • 20.15 u.
Nog vrij in de herfstvakantie, ons prachtige huisje in N.Italie, 40 min. van zee, 1,5 uur van Nice. Indian Summer en paddenstoelen ! www.casadipiedini.nl ----------------------------------------------------------------Vakantiehuis Mallorca, vrij vanaf 7 okt. (incl. herfstvakantie). 3 slpk, 2 bdk., zwembad, groot terrein, vrije ligging, landelijk gebied, 2 km zee/strand. Info: 0317421065;
[email protected] ----------------------------------------------------------------Herfstvakantie nog vrij, ons prachtige huisje in N.Italie, 40 min van zee, 1,5 uur van Nice, Indian Summer en paddenstoelen ! ! www.casadipiedini.nl ----------------------------------------------------------------Aan de voet van de Franse Pyreneeën, 45 min. van Toulouse, schitterend uitzicht, ruime sfeervolle kamers, heerlijk en eerlijk eten. www.loustal.eu ----------------------------------------------------------------SPANJE Lief romantisch huisje te huur aan de rand van Andalusisch dorpje aan wandelroute. 30 min. van zee en Granada. Met internet! Vanaf € 270 pw. 4 pers. Zie www.huizehagedis.nl 0628119035 -----------------------------------------------------------------
Diensten -----------------------------------------------------------------
Dr. Herma Coumou, Praktijk voor Second Opinion en Ondersteuning bij Medische Beslissingen. www.hermacoumou.nl ----------------------------------------------------------------Ook nooit jarig op uw eigen feest? Onze Horeca Student bedient uw gasten graag. www.horecaclean.nl ----------------------------------------------------------------Administratie wanordelijk? Boekhouder en accountant een probleem, niet de oplossing? Himmelhoch leidt uw organisatie weer naar rustiger sferen: www.himmelhoch.nl ----------------------------------------------------------------Marieke Griffijn restauratie & conservering van meubelen en houten objecten. tel. 06-30005208 /020-6206404 ----------------------------------------------------------------Thomas van Dalen, organisatiestrateeg: begeleiding, interim-management, onderzoek. www.thomasvandalen.nl / 06-29005173 ----------------------------------------------------------------Cilia Prenen Tuinontwerp en advies. DOMWEG GELUKKIG IN DE ACHTERTUIN 020-6837762
[email protected] ----------------------------------------------------------------
cursussen en coaching -----------------------------------------------------------------
PUBER SLIM, CIJFERS LAAG? Coach in leerprocessen van (hoog)begaafden, www.mpgcoaching.nl ----------------------------------------------------------------Deskundige coach biedt uitkomst bij loopbaanvragen en de behandeling van stressklachten/burnout. Oriëntatiegesprek is vrijblijvend en kosteloos. www.tanyadewit.nl -----------------------------------------------------------------
Vertier ----------------------------------------------------------------Magasin: www.warenmagazijn.nl
-----------------------------------------------------------------
Divers -----------------------------------------------------------------
ZOZ, tijdschrift voor doen-denkers, brengt elke twee maanden 48 pagina’s nieuws en verhalen van en over mensen die werken aan een kleurrijke, duurzame samenleving. Vraag een proefnummer via www.omslag.nl of 040-2920898. ----------------------------------------------------------------Het nieuwe VredesMagazine is uit! Over o.a. bezuinigingen op defensie, de wapens van Poetin, interview met Len Munnik en een speciale bijlage over wapenhandel. Neem een abo voor 10 euro (4 nummers) of vraag proefnummer aan:
[email protected]. ----------------------------------------------------------------De grootste collectie poÎzie online te koop bij www.boekhandelperdu.nl Bezoekadres: Perdu kloveniersburgwal 86 ----------------------------------------------------------------Bossen in, haardvuur aan en lekker eten grote boerderij in Franche Comte v.a. 750 p.w. Max 16 pers www.vakantieboerderij.fr ----------------------------------------------------------------Boerenhuis ,natuur, rust, ruimte, rivier Italie www.ciantri.com ----------------------------------------------------------------Geniet van de rust en de fraaie natuur in de Drôme Provençale. Kijk op www. franconne.com. Last minute weken tot 20 oktober voor gîtes tot 4 pers. (€ 350,--/wk) en huis tot 10 pers (v.a. € 371,--/wk). ----------------------------------------------------------------Bijzonder mooie vakantiehuizen in de Voerstreek, mogelijkheden voor 2- 8 personen. Schitterende wandel omgeving. I: www.laugs.com ----------------------------------------------------------------BARCELONA 200m v Rambla luxe app. 2 badk. max. 6 p. www.noudelarambla.nl ----------------------------------------------------------------Boerenhuis Ligurie 45 mn v Nice, aan rivier, grote tuin 15mnvan zee www.ciantri.com ----------------------------------------------------------------‘ArdËche-DrÙme: 2-8 pers. Boerderij. Comfort & sfeer, 4 seizoen www.rignas.nl’ -----------------------------------------------------------------
huisvesting aangeboden -----------------------------------------------------------------
Lief, authentiek boerderijtje, goed onderhouden, midden Friesland (tussen Beetsterzwaag & Oranjewoud), woonoppervlak 380 m≤, grond 800 m≤, privacy, prachtige tuin, bossen, weiden, buurtschapje, dorp vlakbij, meren 20 min., Waddenzee 40 min. . Vr. pr. 345.000. T: 0613498148. M:
[email protected]. ----------------------------------------------------------------Buiten(woon)kans voor aanpakkers: Huis (1915) met grote tuin in dorp nabij Breda; Ä 325.000. Tel.016-1227377 ----------------------------------------------------------------Sfeervol hoekhuisje in oude centr. Weesp, 20 min. van centr. A’dam. Funda Sam van Gentsteeg 11. 185.000. -----------------------------------------------------------------
Kijk ook naar onze klavers online! U kunt uw Klavers alleen online aanmelden www.groene.nl/klavers
NV Weekblad De Groene Amsterdammer Onafhankelijk weekblad sinds 1877 Postbus 353, 1000 AJ Amsterdam Singel 464, 1017 AW Amsterdam
[email protected] www.groene.nl Redactie 020.524 55 24 Administratie 020.524 55 55
Misleidend
Directeur/uitgever Teun Gautier Administratie Fatima Leeuwenberg (office manager), Heleen de Waard, Eva Weller (abonnementen), Jacqueline Wolf, Hella Godee (financiën) Advertentie-acquisitie Tiers Bakker, Igor Bijlsma, Hans Boot, Pieter Wolter 020.524 55 11/12
[email protected] Abonnementenwerving Hans Boot, Ivo Jansen op de Haar, Sanne Nouws Abonnementenadministratie 020.524 55 55
[email protected] Abonnementsprijzen Nederland en België: per jaar € 167,-, per half jaar € 88,-, per kwartaal € 46,50, studenten abonnement per 4 weken € 10,-. Overige landen prijzen op aanvraag. Online abonnement per jaar € 49,50. Losse nummers € 4,-. Rekeningnummer abonnementen 19.84.96.176 Druk Senefelder Misset, Doetinchem Gesproken en digitale versie Loket aangepast-lezen 070.3381500
janr rothuizen
Redactie Xandra Schutte (hoofdredacteur), Hassan Bahara, Aart Brouwer, Margreet Fogteloo, Koen Haegens, Rutger van der Hoeven, Marcel ten Hooven, Irene van der Linde, Nina Polak, Marja Pruis (Dichters & Denkers), Joost Ramaer, Aukje van Roessel, Casper Thomas, Joost de Vries (Kunst), Reinier Bijman (research), Frank Mulder (stagiair), Nouska du Saar (stagiaire), Trinette Koomen (secretariaat) Eindredactie Rob van Erkelens, Hugo Jetten, Jorie Horsthuis Vormgeving Christine Rothuizen (ontwerp) Fotoredactie Simone Berghuys, Richard de Boer Webredactie Katrien Otten, Jelmer Mommers
Skinner Onder de titel Beyond Freedom and Dignity publiceerde de 68-jarige B.F. Skinner (De Groene, 21 september) in 1971 zijn als gedragspsycholoog verworven levensinzichten: ‘If each individual (...) is the product of a certain heredity and a certain environment, then achievement calls for no credit and free will does not exist.’ Deze stelling op het achterplat wordt door Skinner in negen hoofdstukken uitgewerkt tot een sluitende overtuiging: in de moderne gedragspsychologie zijn vrije wil en persoonlijke verantwoordelijkheid achterhaalde en ongeldige begrippen. De mens reageert op prikkels uit zijn ‘environment’, zoekt veiligheid en genot, mijdt daarbij pijn en gevaar en wordt in dat gedrag bevestigd door de positieve en negatieve ‘reinforcements’ waarmee de ‘environment’ dat gedrag ‘selecteert’. Door deze inzichten toe te passen kan het menselijk gedrag worden geconditioneerd en gestuurd. Waarom de ‘environment’ een bepaald gedrag prefereert of hoe de ‘environment’ er voorkeuren op na kan houden blijft onduidelijk. Waarom eenzelfde prikkel bij de ene mens een sonnet en bij de andere een lustmoord oplevert, wordt niet uitgelegd. Skinner is door gezaghebbende critici zeer lovend ontvangen, z’n ‘testament’ is vele malen herdrukt. Dochter Skinners morele verontwaardiging over zijn ‘miskenning’ is daarom niet alleen betekenisloos ‘beyond freedom and dignity’, maar ook in de gewone wereld misplaatst. De inzetbaarheid van Skinners gedragsconditioneringstechnologie bij de behandeling van drank- of vraatzucht staat wat mij betreft niet ter discussie, maar voor inzicht in de vrije wil kunnen we beter elders terecht, bijvoorbeeld bij Sartre of het Oude Testament. Klaas Maas, Voorschoten
De Groene Amsterdammer maakte het in nummer 38 wel erg bont met een artikel over de democratiserende werking van geld door Arnon Grunberg en een lofzang op de techniek en de gedragswetenschap van B.F. Skinner door David Freedman. Twee misleidende artikelen. Ten eerste is geld absoluut niet democratisch. Wel als je het net als Grunberg erg simplistisch en oppervlakkig beschouwt, maar niet als je de achtergronden van geld kent. Geld wordt namelijk uit het niets gecreëerd door bankiers die een alleenrecht hebben op het drukken en verspreiden van geld. Daar is niets democratisch aan. Mayer Amschel Rothschild heeft eens gezegd: ‘Als ik controle over het uitgeven van geld in een land heb, maakt het mij niet uit wie de wetten in dat land maakt.’ Verder is een lofzang op techniek die ons hele leven beheerst en controleert met als basis de gedragswetenschappen van Skinner ook gevaarlijk te noemen. Skinner is een zeer omstreden persoon wiens onderzoeken, inderdaad zoals het artikel opent, een fascistisch, manipulatief vehikel voor overheidscontrole zijn. Dat er bepaalde voordelen zitten aan de theorieën van Skinner zegt in mijn ogen net zo veel als dat iemand beweert dat de experimenten van Mengele in Auschwitz op onder meer tweelingen de wetenschap en daarmee de samenleving ook nog wel wat positiefs hebben opgeleverd. Chris Kramer, Urk
Zachte hervormers maken stinkende wonden Marcel ten Hooven wijst er in zijn stuk ‘De kiezer hoeft niet alleen zichzelf te horen’ (De Groene, 14 september) terecht op dat de winst van het politieke midden duidt op een ‘politieke ontspanning’ en dat dit mogelijkheden schept voor ‘autonome politici’ en ‘leiderschap ontplooien’. Daar is zeker behoefte aan, maar ik vraag me af of de antipopulistische trend die hij constateert slechts een verandering van stijl is, of dat het betekent dat Rutte inhoudelijk beter leiderschap aan de dag zal leggen. Want met de verkiezings uitslag is weliswaar een gematigde middenkoers uitgestippeld voor een toekomstig kabinet, maar
daarmee is nog niet bepaald of er ook daadwerkelijk belangrijke hervormingen ingezet zullen worden. Reflexmatig zullen vvd en pvda niet tegen te veel heilige huisjes willen trappen. Indien het tot een regeerakkoord komt, zal de verwaterde mengelmoes van partijprogramma’s aan de burger worden gepresenteerd als een stap vooruit. Maar gemakzuchtige compromissen zijn, zelfs als deze over het politieke midden worden gesloten, geen vervanging voor échte hervormingen. In zo’n geval is Rutte’s klassiek liberalisme geserveerd in Samsoms sociaal-democratische sausje niet een partij overstijgende stap vooruit, maar enkel een versteviging van twee reeds bestaande politieke posities die elk in hoog tempo zijn houdbaarheidsdatum nadert. De resultaten laten zich raden: de hypotheekrenteaftrek zal nog jaren in stand blijven, het onderwijs en de zorg zullen gestaag slechter worden, en het land zal een kans missen om duurzamer op milieuen energiegebied en creatiever op cultureel en wetenschappelijk terrein te worden. Komend jaar zal graag benadrukt worden dat het een eeuw geleden is sinds een liberale premier (Cort van der Linden) Nederland óók door een roerig Europa heen loodste. Maar in tegenstelling tot Rutte was Van der Linden werkelijk een vooruitstrevend staatsman die ongekende hervormingen (wat Rutte denigrerend ‘experimenten’ noemt) doorvoerde. Als de vvd voor de weg van de minste weerstand kiest en het op een akkoordje gooit met de pvda zonder oog voor het landsbelang op de lange termijn zal het politieke lef van Nederland anno 2013 schril afsteken bij het visionaire leiderschap van honderd jaar eerder. Dat is een uitkomst die de door Ten Hooven aangehaalde socioloog Van Doorn zou betreuren. Nicholas Mulder, Leiden
Rectificatie In de rubriek In de Wereld van vorige week stond abusievelijk dat de paus de Libanese christenen opriep tot steun aan Hezbollah. Bedoeld werd dat de Libanese christenen onverwacht een steuntje in de rug kregen van Hezbollah. U kunt uw ingezonden brief van maximaal 400 woorden sturen naar
[email protected] 27.09.12 De Groene Amsterdammer 59
Sciencepalooza Roodharige Britten op de rand van de afgrond De eerste weken van september wandelde ik door de Noord-Engelse heuvels. Prachtige vergezichten en natte bossen wisselden elkaar af. De reisgids vertelde me dat in dit gebied (Cumbria) nog kans was om de zeldzame rode eekhoorn te zien, een soort die in vrijwel heel Engeland op de rand van uitsterven staat. Of beter gezegd: de rode soort is vervangen door de grijze eekhoorn. Die grijsbruine eekhoorn zag ik dan ook regelmatig gezellig door het bos scharrelen. Hoe zit dat eigenlijk in Nederland? Hebben onze rode eekhoorns iets te duchten van de grijze concurrent? De grijze eekhoorn is een schoolvoorbeeld van een invasieve soort. Dat is een soort die buiten zijn natuurlijk verspreidingsgebied terecht is gekomen en zich daar succesvol gevestigd heeft, vaak met schade aan de natuurlijke omgeving tot gevolg. De grijze eekhoorn komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika, maar is vanaf de negentiende eeuw in Groot-Brittannië en Ierland geïntroduceerd. Ook elders in de wereld zijn deze eekhoorns vrijgelaten, zoals bijvoorbeeld in
noord-Italië, waar ze halverwege de twintigste eeuw werden geïntroduceerd. Anderhalve eeuw later heeft de grijze eekhoorn zich in heel Engeland gevestigd en is zijn neefje de rode eekhoorn daar vrijwel bijna uitgestorven. Alleen waar de grijze eekhoorn nog niet zit, vind je de rode soort nog. Waardoor kunnen deze twee soorten niet gelukkig samenleven? Beide soorten bevinden zich in hetzelfde leefgebied van boomrijke omgevingen. De grijze eekhoorn doet het daar gewoonweg beter. Ze kunnen tweemaal zo zwaar worden, meer vet opslaan (handig in de winter) en komen veel meer op de grond, waardoor ze meer voedsel vinden en sneller kunnen verhuizen. Hiernaast zijn er aanwijzingen dat de grijze eekhoorn drager is van een virus (squirrel pox virus) dat dodelijk is voor de rode eekhoorn. Het is weer een voorbeeld waarbij de mens versnelt wat in de loop van de
evolutionaire geschiedenis al zo vaak is gebeurd: dieren die beter aangepast zijn aan hun leefomgeving vervangen een andere soort. Je zou in dit geval kunnen zeggen: rood of grijs, beide zijn schattige eekhoorntjes. Het is echter niet alleen een kwestie van weer een dier dat door menselijk ingrijpen het loodje legt. In een rapport van de Europese Unie uit 2010 blijkt dat de grijze eekhoorns forse economische schade veroorzaken, doordat ze bomen voor de houtkap beschadigen. Ze strippen de schors van de bomen en dwarsbomen daarmee de ontwikkeling van deze boomplantages in Engeland en Italië. Ook zijn er wetenschappers die
denken dat de grijze-eekhoorninvasie verantwoordelijk is voor de afname van allerlei vogelsoorten in het bos. Om de rode eekhoorn in Engeland te redden zal de grijze eekhoorn actief moeten worden uitgeroeid. Dat is doorgaans geen populaire maat regel en zeer waarschijnlijk is het al te laat. In Italië is de grijze eekhoorn later geïntroduceerd, maar ook daar vordert de verspreiding snel. In 2006 voorspelden wetenschappers op basis van wiskundige modellen dat de grijze eekhoorn over dertig jaar Frankrijk binnenwandelt. De Nederlandse bossen zullen uiteindelijk niet achterblijven. In mei 2012 namen veertig eekhoornexperts van over de hele wereld in Japan een resolutie aan om de eekhoorninvasie te stoppen. Belangrijkste punten: stop de handel in eekhoorns als huisdier en roei kleine populaties van geïntroduceerde eekhoorns direct uit. Ik vraag me af of er politici zijn die deze resolutie lezen; ik vrees dat de rode eekhoorn Europa op zijn witte buikje kan schrijven. Saillant detail: de rode eekhoorn is zelf bezig met een invasie van Japan; of de Japanse eekhoorn dat prettig vindt, moet nog blijken.
Door Yuri Matteman Beeld Femke van Heerikhuizen
Cryptogram 3148
Henk Jongebloed
Horizontaal - 7. Hoogwerkers in overhemd? (14) 9. Het ritme waaraan je je met vaste tussenpozen moet houden (9) 10. Een stukje vis aan de open kant (5) 11. Gerichte acties tegen de ziekte van Lyme met Microsoft Paint (14) 12. Ook deze clip draagt zijn steentje bij (8) 13. Een vage toestemming om van de rechte lijn af te wijken (6) 14. Opwekkende woorden bij de voordeur (7) 16. Een slapende vis, niet waar!? (6) 18. Precies dan moet het kind komen (11) 21. Klein vierkant beroep (3) 22. Begeleidt je op reis maar heeft een hekel aan een vergoeding daarvoor (6) 23. Valt zwaar bij het grillen op tafel (8) Verticaal - 1. Neutraal woordenboekje voor een betere kijk op het universum (15) 2. Met een grijze massa gevuld zoldervertrek (10) 3. Al die actie in de haven heeft te maken met de enorme omvang (8) 4. Prijsovereenkomst met een komische tekst (10) 5. Een hele stoet klagers voor de Tour (15) 6. De laatste tijd wil men een eind aan die spanning maken (8) 8. Zij betoogt dat haar product heel goed is? (14) 15. Verleidelijk van haar (6) 17. Je hoort ze vliegen, ze willen een uitkering krijgen!? (6) 19. U neemt een motorschip om van rots tot rots te gaan? (4) 20. Omdat je zoiets hier niet vindt! (4)
Oplossing cryptogram 3147 Horizontaal - 6 reactie-vermogen, 9 Over-vecht, 10 mode, 11 dok-maatschappij, 12 buurtje, 13 lijkwit, 14 wetten, 15 ladder(zat), 18 groot-boek, 20 prik, 21 (z)ontij(d), 22 mat-branden. Verticaal - 1 gemoeds-beweging, 2 schenkt-uit, 3 uitvaart-centrum, 4 protocol, 5 ongerijpt, 7 vecht-pet (waardeloos), 8 groeps-wedstrijd, 15 lek-ker, 16 reiken (rijken), 17 bocht, 19 o-lijf. 60 De Groene Amsterdammer 27.09.12
Perquin Zelf Ik was met een internationaal dichters gezelschap in Istanbul en dacht aan Zierikzee, het stadje waar ik groot ben geworden. Het kwam ongetwijfeld door chronisch slaap gebrek en weinig eten, door de overvloed aan vreemde gezichten (o, zoveel snorren) en door het blikkerende zonlicht op de Bosporus. Ik dacht aan vroeger, aan de dagen die ik aan de rand van het water doorbracht, kokkels van de rotsblokken plukkend, zoals een ander kind achteloos grassprietjes uit de aarde trekt. De meeuwen in Istanbul klinken niet anders dan de meeuwen in Zeeland: hetzelfde klaaglijke en brutale gekrijs. We zaten veel op boten, de andere dichters en ik. We droegen gedichten voor die ook in Turkse vertaling ten gehore werden gebracht. Drie Nederlanders, een Schot, een Roemeen, een Maltese en een Finse. Goed gezelschap – en toch voelde ik me merkwaardig alleen en ver weg. Als het avond werd en de brandende Turkse zon eindelijk achter de horizon verdween, dronken we Efes uit grote flessen, rookten sigaretten en praatten over de poëzie. Er werden sterke verhalen verteld. Er werden hilarische anekdotes opgedist en eindeloos veel woordgrappen gemaakt – maar vaak deed ik er al halverwege het zwijgen toe. In mijn hoofd begonnen dingen in elkaar verknoopt te raken en zocht ik naar een beginpunt. Houvast. Ik herinnerde me hoe ik ooit, na een lange ochtendwandeling langs de Oosterschelde, met mijn moeder over het landschap stond uit te kijken. Hoe ze toen, na heel lang zwijgen, triomfantelijk zei: ‘Mooi hè? Zelf bedacht.’ Misschien, dacht ik, is mijn liefde voor poëzie gewoon daaruit voortgekomen: iets zien en het willen hebben. Het op z’n minst willen hebben bedacht. Er taal omheen vouwen en het inlijven. Een nogal pathetische behoefte. Iets dat niets te maken heeft met Grote Kunst en Lijden, maar met sentiment en bewaardrift. Tegen de tijd dat het donker werd liet ik me op mijn bed vallen en probeerde niet te luisteren naar de schallende televisies van mijn buren, het gepraat op de gang of het dichtslaan van deuren. Ik deed mijn ogen dicht en schaamde me. En ik hoorde, heel ver weg, de zee.
Opheffer Niks schelen beeld Milo Zou het komen doordat ook in mijn leven de eerste herfstbladeren al zijn gevallen? Ik vermoed het. Maar feit is, dat ik steeds vaker denk: het kan mij niets schelen. Of: wat onbelangrijk. Een tijd geleden werd mijn oordeel gevraagd over jongensbesnijdenis. Ik zei ongeveer het volgende: ‘Ik heb geen geloof, dus het religieuze aspect speelt voor mij geen rol. Dus als ik moet kiezen tussen besnijdenis ja of nee, dan kies ik voor nee.’ Meteen werd ik voor antisemiet uitgemaakt. Maar gelukkig waren er anderen die mij verzochten beter over deze materie na te denken. Dat heb ik gedaan. Wat niet wegneemt dat ik wel iets, maar niet veel genuanceerder ben gaan denken. Ik moest wederom tot de conclusie komen dat het mij niets kan schelen. Willen er mensen hun zoon laten besnijden? Ga je gang maar, maar vraag mij geen politieke uitspraak of oordeel. Is besnijden gevaarlijk? Ik geloof het niet, maar dan nog kan het me niet echt veel schelen. Ik bedoel: heel gevaarlijk kan het niet zijn, want iedereen die ik ken die besneden is, en daar zitten familieleden onder, heb ik nooit maar dan ook nooit horen klagen. En hoe denk ik dan over de besnijdenis bij vrouwen? Er lijkt mij nogal een verschil te zitten tussen een nutteloos stukje voorhuid en een clitoris die een orgasme helpt veroorzaken. Het is het verschil tussen een nagel en een arm. Dus ik ben volstrekt tegen het afhakken van een arm. Kortom: als ik in de politiek zat en ‘besnijdenis’ van jongens werd een item, dan zou ik dat als wisselgeld gebruiken voor een voor mij hoger doel, bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting die voor mij nogal hoog in het vaandel staat. Voor mij is de besnijdenis onbelangrijk. Als ik eerlijk ben, geldt dat voor steeds meer zaken. Bijvoorbeeld het boerkaverbod. Ik denk dat vrouwen in een boerka onderdrukt worden, ik geloof dat het dragen van een boerka de emancipatie tegenhoudt, ik meen ook dat vrouwen die verplicht een boerka dragen zichzelf nimmer kunnen ontplooien. Dus als het aankomt op een politieke stellingname, dan ben ik mordicus
Er gaat geen week voorbij of ik word via ingezonden brieven of op Twitter wel voor iets uitgemaakt
tegen. Maar hier ook weer: het kan me ook niet zo veel schelen dat vrouwen er zo bijlopen. Ze gaan hun gang maar. Ook weer: als ik daar iets voor kan terugkrijgen dat ik belangrijker vind, zou ik dat zo inleveren. (Ik moet hier iets vertellen dat ECHT GEBEURD (!) is. Ik ben de vijftig gepasseerd. Sterker, ik ben bijna zestig! Op de apenrots moet ik het hebben van de stukjes banaan die de jonge aapjes uit hun mond laten vallen. Maar. Ik sta in de Javastraat in Amsterdam op een tramhalte, naast een dame in een boerka. Ze heeft een baby bij zich in een kinderwagen, maar zelf is mevrouw geheel bedekt. Opeens zegt ze tegen mij: ‘Jij mooie man van tv... Mooie man.’ ‘Dank u’, zeg ik, waarna ze meteen met haar dochter de tramhalte verlaat. Kan iemand mij dit uitleggen?) Er gaat geen week voorbij of ik word via ingezonden brieven of op Twitter wel voor het een of ander uitgemaakt. Ik merk dat me dat ook minder kan schelen. Ik weet ondertussen dat ‘ironie’ gevaarlijk is, omdat je je daarmee uitlevert aan de toehoorder. Als ik vroeger wel eens zei: ‘Ik heb zo’n zin in het Horst Wessellied en een flinke mars met goed gepoetste laarzen en een leider die ik gewoon kan volgen’, dan begreep men in ieder geval dat deze uitspraak de bedoeling had om ‘leuk’ te zijn. Maar tegenwoordig kun je dertig seconden later teruglezen: ‘Opheffer erkent de nazi’s te steunen’. Of: ‘Opheffer bewonderaar van Hitler’. Maar ook die beschuldiging kan me niets meer schelen. Betrokkenheid staat aan de vooravond de zoveelste zinloze religie te worden. 27.09.12 De Groene Amsterdammer 61
Taco van der Eb / HH
Het einde
2012
Pierre Louis baron D’Aulnis de Bourouill 26 december 1918 – 16 september 2012 Hij opereerde tijdens de Tweede Wereldoorlog jarenlang als succesvol spion op Nederlands grondgebied. Baron D’Aulnis de Bourouill had veel geluk en hield altijd goed zijn mond. Door Margreet Fogteloo
62 De Groene Amsterdammer 27.09.12
Heel soms lees je nog in een rouwadvertentie: ‘Hij was een Engelandvaarder’, en dan besef je dat het hier gaat om iemand die zich lang geleden uitzonderlijk moedig heeft gedragen. Achter dit ene zinnetje gaat een even heldhaftige als dramatische passage uit de Tweede Wereld oorlog schuil die tot op heden leidt tot speculaties over het raadselachtige ‘Englandspiel’ – een sabotage- en spionagenetwerk van de geallieerden vol dubbele bodems en nauwelijks te ontwarren relaties en loyaliteiten. Van het handjevol hoogbejaarde Engelandvaarders overleed vorige week op 93-jarige leeftijd Pierre Louis baron D’Aulnis de Bourouill. Hij was een succesvolle topspion die de hele oorlog uit handen van de Duitsers wist te blijven. Voor zijn speciale verdiensten kreeg hij vele onderscheidingen, waaronder de Militaire Willemsorde, het hoogste eerbewijs voor dapperheid in Nederland. Historicus Loe de Jong probeerde in Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog te ontrafelen wat zich tijdens de bezettingsjaren precies afspeelde bij de inzet van Nederlandse informanten door de Britse veiligheidsdienst. Het beeld was dat veel spionnen, eenmaal gedropt op Nederlandse bodem, in handen vielen van de Abwehr, die hun illegale zendernetwerk vervolgens gebruikte om valse informatie naar de Special Operations Executive (soe) in Londen te sturen. Al tijdens de oorlog rees het vermoeden dat de soe moest hebben geweten dat de agenten opgepakt waren en de Britten op hun beurt hen gebruikten om valse gegevens terug te spelen naar de Duitsers. Dat zou vooral gebeurd zijn met informatie over een timing van de invasie in Normandië om daardoor verplaatsing van Hitlers legers naar het Oostfront te voorkomen. Maar die veronderstelling was te pijnlijk om onder ogen te zien en kon bovendien niet worden bewezen. Een parlementaire enquêtecommissie kwam er ook niet achter, vooral omdat de Britten de archieven dicht hielden, en concludeerde in 1950 dat er weliswaar ‘grote blunders van Britse zijde waren gemaakt, maar van verraad en opzet geen sprake was’. De Jong ging in zijn eindoordeel in 1979 verder: hij spreekt van ‘verregaande incompetenties op basis van een gebrekkig en bovendien slecht gehanteerd veiligheidssysteem en kapitale blunders aan Britse zijde waarbij de Nederlandse regering in ballingschap ook enige verantwoordelijkheid droeg’. Dit sloeg onder oud-verzetsmensen in als een bom, maar lange tijd was hiermee de kous af. Tot in 2000 een deel van de Britse archieven toegankelijk werd en inderdaad de gevreesde dubbelspionage, slechts ten dele, werd bevestigd door bronnen. Informanten die werden ingezet om de vijand te misleiden – het illustreert een klassiek dilemma in een oorlog waarin politieke leiders en generaals vanuit strategische doelen en risicoanalyses dodentallen tegen elkaar afstrepen. De Engelandvaarders zijn waarschijnlijk geofferd voor het bespoedigen van de vrede in Europa. Maar dat wisten de naar schatting zeventienhonderd Engelandvaarders, veelal studen-
ten van goeden huize onder wie ten minste 48 vrouwen, natuurlijk niet. Ze gingen voor ‘volk en vaderland’, meestal totaal onvoorbereid op de vele gevaren die zij op hun pad tegenkwamen. De eerste groep van drie studenten stak in juli 1940 met een eenvoudig wedstrijdzeilbootje de Noordzee over. Deze wonderwel geslaagde reis door de golven kreeg navolging; de makkers van Erik Hazelhoff Roelfzema trachtten het per kano te doen. In de loop der oorlogsjaren verkozen de ‘vaarders’ hun vluchtroute over land, via Zweden, Zwitserland, Frankrijk en Spanje. De maandenlange tochten waren een aaneenschakeling van risico’s en ontberingen. Minimaal 783 vluchters zijn nooit aangekomen. Ze bezweken, verdronken of werden aangehouden en doodgeschoten. Velen belandden in concentratiekampen. Pas achteraf is het zonneklaar om wat voor een onmogelijke strijd het ging: de Abwehr (opgericht in 1866), een zeer professionele militaire inlichtingendienst, versus een ongeorganiseerde groep van uiteenlopende individuen. Pierre Louis baron d’Aulnis de Bourouill wilde strijden als militair en hield zich na de capitulatie bewust afzijdig van het studentenverzet. Zelf zei hij later dat hij zich gedroeg als een grijze muis. En dat terwijl de jonge rechtenstudent en vervent Minerva-lid bekendstond als een welbespraakte bohémien. Reeds tijdens de meidagen vocht hij, nadat hij zijn dienstplicht al eerder had afgerond, als vaandrig van een batterij luchtdoelartillerie die bij Wassenaar was gestationeerd. Onder zijn leiding haalden zijn manschappen tien vliegtuigen neer. De beroemde lezing van professor Cleveringa tegen de verwijdering van de joodse collega Meijers, november 1940, vormde net als vele Leidse corpsstudenten later voor hem de aanleiding om in het verzet te gaan. Eerst in het ondergrondse Legioen van Oud Frontstrijders, maar al snel besloot ook hij naar Engeland te vluchten. Samen met een vriend stak hij te voet de Pyreneeën over en kwam na maandenlang wachten op een uitreisvisum in Londen aan. Wat volgde lijkt op het relaas van de Soldaat van Oranje: in een korte opleiding op ‘de spionnenschool’ leerde hij parachutespringen, een marconistencursus en alle geheime codes waarna hij met een raf-vliegtuig in 1943 werd gedropt. Ze moesten terugkeren toen ze de dijk bij Urk raakten, om later bij een tweede poging bij Meppel te landen. Daarna werkte hij onafgebroken als spion: hij zette weerstations op, gaf informatie door van Duitse legereenheden en hielp met de voorbereidingen van het raf-bombardement op het centrale bevolkingsregister in Den Haag, mei 1944. Tot aan de bevrijding opereerde de baron, wisselend van schuiladres, in de grote oorlog tegen de nazi’s zonder ooit gepakt te worden. ‘Dat zou een ramp geweest zijn. Want ik had in mijn hoofd honderden namen’, zei hij na de oorlog. En hij hield altijd stijf zijn mond dicht. ‘Ik wilde mijn leven niet voor niks wagen; ik wilde effectief zijn.’ Met de romantiek van het verzet achteraf had hij niks op. In het Englandspiel had hij te veel vrienden verloren.
puur rijden is delegeren in de volvo v60 draait alles om u
€ 35.080 Lease vanaf € 625 p/m vanaf
Nu tijdelijk met zeer uitgebreid optiepakket* • METALLIC LAK • PARK ASSIST • GEÏNTEGREERD NAVIGATIESYSTEEM • HIGH PERFORMANCE MULTIMEDIA • BLUETOOTH + AUDIO STREAMING
De Volvo V60 is nu tijdelijk standaard verkrijgbaar met een optiepakket t.w.v. ca. € 4.000. Zijn prachtige features nemen u taken uit handen, zodat ú zich kunt focussen op het pure rijden. Met het geïntegreerde navigatiesysteem maakt u zich geen zorgen over de route. Parkeren gaat moeiteloos dankzij Park Assist en u geniet gewoon van uw eigen smartphonemuziek via bluetooth met audiostreaming. Delegeren geeft u het ultieme rijplezier. In de Volvo V60 draait alles om u.
• USB AANSLUITING * Dit tijdelijke aanbod is geldig t/m 31 december 2012.
volvocars.nl
Volvo V60 v.a. € 35.080 incl. 21% btw, excl. kosten rijklaarmaken, verwijderingsbijdrage. Leasen v.a. € 625 p.m., excl. 21% btw en brandstof, o.b.v. Full Operational Lease, 60 mnd, 20.000 km p.j., Volvo Car Lease: 0345-68 87 80 (kantooruren). Wijzigingen voorbehouden.
Gem. verbruik: 4,5 - 10,2 l/100 km (22,2 - 9,8 km/l), gem. CO2-uitstoot resp. 119 - 237 g/km.