Voettocht op het dak van de wereld Peter Postma en Arjan Lommerde, (oud-)spelers van het vijfde, hebben in het najaar van 2012 een wel zeer bijzondere reis gemaakt. Ze hebben een voettocht gemaakt op het dak van de wereld. In het Himalaya gebergte te Nepal liepen zij naar een hoogte van liefst 5400 meter. Peter: “Je wordt omringd door bergen die zeven à acht kilometer hoog zijn.”
Arjan was in 2009 ook al eens naar het Himalaya gebergte geweest om naar grote hoogtes te wandelen. “In 1990 was een zwager van mij daarheen geweest en ik wilde ook wel een keer mee. Na die reis zij Peter dat hij het eveneens wilde meemaken en zodoende zijn we in oktober weer geweest. Of er valt te trainen? Voor het wandelen wel, maar op de hoogte kan je niet trainen.”
Daar stemt Peter mee in. “Je moet wel een goede basisconditie hebben. In totaal gingen we met een groep van 22 man. We hebben met die groep wel een paar keer in Nederland samen gelopen, maar dat was meer om elkaar te leren kennen.”
Droogteperiode Op 10 oktober, gedurende de droogteperiode in Nepal, vlogen de twee voetballers van Amsterdam naar Kathmandu. Daar hebben ze eerst twee dagen op een hoogte van 1100 meter geacclimatiseerd. “Ze zijn daar heel modern”, zegt Arjan. “Er is veel bedrijvigheid, maar er is ook enorm veel stof in de straten. Er is ook veel boeddhisme, dus we hebben aardig wat tempels kunnen bekijken.” Na die twee dagen vertrokken ze met de bus naar het startpunt in Bulbulle. Dat werd een rit op één van de tien gevaarlijkste wegen ter wereld. Er is geen vangrail, de weg ligt er gevaarlijk bij en de rijstijl is niet altijd van het niveau om over naar huis te schrijven. Op een gegeven moment hield de weg op en moest de groep wandelaars met een ander busje verder over een onverharde weg. Bulbulle ligt op een hoogte van 800 meter.
“Per dag liepen we ongeveer zes à zeven uur”, geeft Arjan aan. “Je mag ook niet te ver stijgen per dag, maximaal 800 meter.” Peter: “Die stijging gaat ook geleidelijk. Op de eerste dag liepen we bijvoorbeeld 26 kilometer, maar daarin moesten we twee keer een berg op en af.” Het eindpunt van de eerste tocht was in Jagat op een hoogte van 1300 meter.
Pittig “Die eerste twee dagen waren best pittig”, herinnert Arjan zich. “Er werd toen het meeste hoogteverschil gemaakt. Peter werd ook ziek, maar is de tweede dag toch weer gaan lopen. Gelukkig ging het ’s middags weer goed.” De tweede voettocht was naar Dharapani op een hoogte van 1860 meter. “In het begin zagen we veel rijstvelden”, weet Peter. “Die worden allemaal met de hand bewerkt. Tevens is de boomgrens duizend meter hoger dan in Europa, dus daar liepen we langer tussen. Het weer blijft ook goed daar, alleen tijdens de eerste tocht hebben we wat regen gehad. Je begint met een lange broek, maar al na een halfuur kan je de pijpen afritsen.”
Gedurende de volgende dagen werd er flink gestegen. Eerst naar Chame op 2670 meter en daarna naar Upper Pisang op 3300 meter. “Beide keren moest er een halve dag gerust worden om te acclimatiseren”, meldt Arjan. Iedereen in de groep kan in zijn eigen tempo lopen. Er gaan vijf gidsen mee die worden verdeeld over de deelnemers. Twee gidsen blijven altijd achteraan lopen om de langzaamste tot het eindpunt goed te begeleiden. “Er is ook een drager per twee personen, zelf heb je alleen wat eten en drinken bij je”, vertelt Peter. “Zij lopen hetzelfde traject op slippers! Dat zijn ze gewend en ze zijn ook altijd vrolijk.”
Bioscoop Voor Peter was het de eerste keer in Nepal en hij heeft er zijn ogen uitgekeken. “Ik ben wel wat gewend, ik was bijvoorbeeld al eens in Zuid-Afrika, maar het massief daar is echt enorm. Je wordt gewoon omringd door bergen die zeven à acht kilometer hoog zijn. Op foto’s komen die indrukken niet goed over, je zou het eigenlijk eens met eigen ogen moeten zien. Ik heb er overigens zo’n 1800 foto’s gemaakt en mijn vriendin, die ook mee was, maakte er ook nog zo’n 900.”
In Upper Pisang werd nog een extra dagje rust genomen, waarna de tocht weer verder ging naar Manang. Die plaats ligt slechts 51 meter hoger, maar tijdens de tocht moest wel via Ghyaru naar een hoogte van 3670 meter worden geklommen. “Manang is een vrij grote plaats”, aldus Arjan. “Het is vergelijkbaar met Oud-Alblas, wat in die regionen natuurlijk vrij behoorlijk is. We zijn er naar de bioscoop geweest. Speciaal voor ons is de kachel opgestookt en we kregen er thee en popcorn bij. Via de beamer hebben we Hangover 2 gekeken. Een paar keer hebben we de film stop moeten zetten. Iedereen nam namelijk pillen tegen hoogteziekte en dan moet je vaak plassen. ’s Nachts moest je er bijvoorbeeld ook zomaar zeven keer uit om naar het toilet te gaan.”
Hoogtepunt In de volgende dagen liepen Arjan en Peter met de groep via Yak Kharka naar het basiskamp Thorang Phedi op 4450 meter hoogte. Daar maakten zij zich op voor letterlijk en figuurlijk het hoogtepunt van de reis. “We gingen ’s nachts om drie uur uit bed”, vertelt Arjan. “Dat moest zo vroeg omdat later op de dag de wind opsteekt en dan is het stervenskoud. Om vier uur vertrokken we op weg naar de Thorung La Pass, met zijn 5400 meters de hoogste wandelpas ter wereld.” Peter vertelt hoe de voettocht in het donker verliep. “We hadden allemaal lichten op het hoofd geplaatst om te kunnen zien waar we liepen. Ditmaal moesten de langzaamste wandelaars onder ons voorop lopen, anders moesten we te lang wachten op de top.”
Op die hoogte werd eten lastig zegt Peter. “We moesten dit allemaal op een ontbijtje presteren, want onderweg ging er weinig naar binnen. Het water en de reepjes waren namelijk stijf bevroren. Het resultaat mocht er echter zijn: schitterend! Ik heb diverse toeristen wel een traantje zien wegpinken op de Thorung La Pass.”
Het was voor de loopgroep de zwaarste dag. “We moesten van 5400 meter weer afzakken naar 3760 meter over rotspaden”, weet Arjan nog. “Je loopt er een uur of vier à vijf uur en je krijgt last van je bovenbenen, enkels en knieën.” Daar kon Peter over meepraten. “Mijn enkel klapte telkens dubbel en ik had last van hoofdpijn.”
Zandstorm Vanaf Muktinath volgde nog één laatste wandeling naar Jomson op 2720 meter hoogte. “Dat was wel een mooie tocht”, vond Arjan. “Het was er helemaal kaal en dat was fantastisch om te zien. Wel kwamen we daar eenmaal in een zandstorm terecht. Moesten we een zonnebril, pet en mondkapje opzetten.”
In Jomson aangekomen werd er afscheid genomen van de dragers en gidsen. “We hebben hen bedankt en ze nog een fooitje gegeven”, zegt Peter. “Daar moet je echter wel mee oppassen. Hun loon werkt gewoon nog via het kastenstelsel. Je moet opletten dat je niet teveel fooi geeft. Onze kleren lieten we ook daar achter en dat is heel netjes onder onze helpers verdeeld. Daar waren ze hartstikke blij mee en dankbaar voor.”
Met een vliegtuigje vlogen zij door een vallei, dus omringd door bergen, terug naar Pokhara om daar drie dagen te rusten. “Die stad is moderner en schoner dan Kathmandu”, zegt Arjan. “Ik heb vooral lekker gerelaxt aan het meer. Het was er gemiddeld zo’n 25 tot 30 graden Celsius. Alleen op de laatste dag zijn we nog wezen parasailen.” Peter: “Ik heb nog wel wat met mijn vriendin gewandeld, maar verder hebben we ook weinig gedaan, behalve lekker uitrusten.”
Lijkverbranding Vanaf Pokhara vlogen ze terug naar Kathmandu. Daar hadden ze nog even een onaangename surprise. Ondanks dat ze alles al hadden betaald bleek het hotel vol te zitten. “Gelukkig was er nog plek in een schitterend resort”, zegt Arjan. “Het was alleen jammer dat dat ook wat verder van het stadscentrum vandaan is gelegen.” Peter keek zijn ogen uit bij een lijkverbranding. “Dat is een heel ritueel. Een lijk wordt eerst volgens eeuwenoude regels gewassen. Dan gaat het lichaam naar de overkant van de rivier om daar in brand te worden gestoken om daarna weer in het water te worden geduwd. Een hele gebeurtenis, iedereen komt erop af.”
Waarschuwing Peter en Arjan geven nog wel een waarschuwing, want de reis is niet geheel zonder gevaar. “Het gevaarlijkst is dat je last kunt krijgen van hoogteziekte”, meldt Peter. “Je moet dan wel weten wat je moet doen. Er was een vrouw van een andere toeristengroep die hier last van had. Zij moest twee dagen op dezelfde plek blijven, waarna ze naar Jomson kon worden gebracht. Daar is ze overleden. Je moet verder ook altijd langs de bergwand lopen en oppassen met de wind.”
Op het laatst grapt Arjan nog met een tip voor de vereniging: “Ze hadden in Kathmandu bierflessen van 650 milliliter. Dat zouden ze ook eens in de kantine moeten overwegen om te verkopen!”