VO 23 02 Samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO 2302
ADDENDUM ONDERSTEUNINGSPLAN VERSIE 2.1 Integratie LWOO en PrO in passend onderwijs Vanaf 1 januari 2016 worden samenwerkingsverbanden VO verantwoordelijk voor de toewijzing van LWOO en PrO en voor de ondersteuningsbudgetten LWOO en PrO. Hiervoor moet het ondersteuningsplan worden uitgebreid. Bijgaande notities zijn dan ook bedoeld als addendum bij het ondersteuningsplan van het Samenwerkingsverband VO 2302, versie 2.1. In de eerste helft van 2016 is een nieuw ondersteuningsplan, dat als meerjarenbeleidsplan gaat dienen, te verwachten. Inhoudsopgave: Oplegger bij addendum Hoofdstuk 1:
inpassing LWOO in passend onderwijs
Hoofdstuk 2:
inpassing PrO in passend onderwijs, procedure aanvraag toelaatbaarheid
Bijlage 1:
Commissie 10-14 Passend Onderwijs
Bijlage 2:
nieuwsbrief inspectie
Bijlage 3:
handreiking LWOO grensverkeer en verhuizingen (aparte bijlage)
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 1 van 19
OPLEGGER BIJ ADDENDUM Van Datum Betreft Onderwerp
Dagelijks Bestuur Samenwerkingsverband VO 2302 9 december 2015 oplegger addendum 151207 VO 2302 bij het ondersteuningsplan versie 2.1 inpassing LWOO en PrO binnen Passend Onderwijs.
Het bestuur van het Samenwerkingsverband VO 2302 heeft ten aanzien van LWOO unaniem besloten tot opting out, variant populatiebekostiging. Concreet betekent dit dat vanaf 2016 geen LWOO indicering meer zal plaatsvinden. Het bestuur is van mening dat er kansen liggen in de optie populatiebekostiging, in lijn met de visie en doelstellingen van het samenwerkingsverband en van passend onderwijs, namelijk: De mogelijkheid te werken vanuit het (onderwijs)perspectief van leerlingen door geen bewijslast vooraf te vragen Nadruk op het primaire proces en bieden van ondersteuning op maat Het vermijden van onnodige stigmatisering, het negatief indiceren van leerlingen Het bevestigen van de verantwoordelijkheid van scholen door verantwoording achteraf te vragen; die verantwoording kan eenvoudig en eenduidig Het in positie brengen van de 10-14 commissie waarbij zij vanuit het totale beeld van een leerling t.a.v. het onderwijsperspectief en de benodigde ondersteuning, kunnen adviseren Het verminderen van de administratieve lasten en inzet van financiële middelen ten behoeve van indicatiestelling Het inzetten van zoveel mogelijk van de LWOO gelden ten behoeve van de ondersteuning en begeleiding van leerlingen Optimale zeggenschap en verantwoordelijkheid bij de scholen Het vermijden van het risico dat de middelen lichte ondersteuning, en in het uiterste geval ook de lumpsum van scholen, worden aangetast Door de keuze voor opting out in de variant populatiebekostiging, geeft het bestuur aan dat de schoolbesturen gezamenlijk bereid zijn om de beschikbare middelen effectief in te zetten voor passend onderwijs voor leerlingen met leerachterstanden. Over de verdeling van de beschikbare middelen zijn enkele modellen uitgewerkt. Elk model kent zijn eigen dynamiek van voors en tegens. In hoofdlijnen gaat het er altijd om op welke wijze een afname van middelen wordt vertaald naar onderwijs in de scholen. Om dat proces zorgvuldig te doen en daarbij rekening te houden met uiteenlopende oorzaken waarom er sprake is van grote verschillen tussen scholen, wordt een onafhankelijke commissie gevraagd een advies hieromtrent te formuleren.
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 2 van 19
Het proces ziet er in de tijdlijn dan als volgt uit: 17 december 2015 17 december 2015 24 juni 2016
vaststellen procedure en tijdpad om tot verdeling van de middelen te komen instellen onafhankelijke commissie vaststellen verdeling
De ondersteuningsplanraad van het Samenwerkingsverband heeft op 2 december 2015 ingestemd met dit addendum.
Met vriendelijke groet,
Namens het Dagelijks bestuur Jan van Schilt, voorzitter
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 3 van 19
HOOFDSTUK 1: INPASSING LWOO IN PASSEND ONDERWIJS Aanleiding Per 1 januari 2016 worden LWOO en PRO geïntegreerd binnen het passend onderwijs. Dat betekent dat het samenwerkingsverband verantwoordelijk wordt voor de toewijzing LWOO en PRO en voor de ondersteuningsbudgetten LWOO en PRO. Met betrekking tot PRO blijven de landelijke criteria van kracht. Procedureel gezien zal de ACTL de rol van de voormalige RVC overnemen. De Commissie 10-14 kan een aantal voorbereidende werkzaamheden verrichten. Het Algemeen Bestuur van het Samenwerkingsverband VO 2302 heeft ten aanzien van LWOO besloten tot opting out – variant populatiebekostiging. Samengevat komt populatiebekostiging op het volgende neer: -
het SWV kiest voor opting out en kiest er vervolgens voor om helemaal niet meer te indiceren voor LWOO (het toekennen van een LWOO indicatie) de beschikbare LWOO middelen komen (na aftrek van de PRO ondersteuningsmiddelen) naar het SWV het SWV verdeelt de middelen over groepen leerlingen op basis van een nader vast te stellen verdeelsleutel er is sprake van cyclische bijstelling van de verdeelsleutel op basis van gegevens uit het systeem van kwaliteitszorg, evaluaties en ambities van het SWV
Visie Het samenwerkingsverband stelt de onderwijsleersituatie centraal. Het stelt zich ten doel een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen te realiseren en wel zodanig dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen1. Hieraan wordt toegevoegd: - daarin kiezen we de route die het meest passend is bij de gevraagde ondersteuning, en we doen dit in samenwerking met elkaar en met andere partners. De mogelijkheden en kansen, het (onderwijs)perspectief van de leerling staan centraal. - hierbij past de keuze om de verkregen ondersteuningsmiddelen in te zetten om die mogelijkheden en kansen te realiseren. In lijn met deze visie is per subregio een commissie 10-14 ingesteld, om de doorlopende lijn PO – VO vorm te geven. Hierin wordt in gezamenlijkheid de ondersteuningsvraag van leerlingen verhelderd en de meest passende plek gezocht. Ten aanzien van de inrichting van de ondersteuning is een hoge mate van verantwoordelijkheid bij de scholen gehouden: iedere school biedt, in samenwerking met ketenpartners, een hoog niveau van basisondersteuning. Uitgangspunten Doelgroep Voor leerlingen die aangewezen worden geacht op een orthopedagogische en orthodidactische benadering om een, bij hun capaciteiten en mogelijkheden passend, vmbo-diploma te kunnen halen, wordt een ondersteuningsstructuren binnen de school ingericht. Het betreft leerlingen met leerachterstanden op minimaal 2 domeinen2 plus sociaal emotionele problematiek binnen vmbo BBL en vmbo KBL en in mindere mate in vmbo TGL. Voor deze doelgroep 1
Zie ondersteuningsplan versie 1.5 Domeinen: inzichtelijk rekenen, begrijpend lezen, technisch lezen en spellen, waarbij de combinatie van spellen en technisch lezen niet telt. 2
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 4 van 19
zijn aanpassingen nodig in het schoolsysteem waaronder kleinere klassen, extra didactische ondersteuning, minder leerkrachten op een groep, aandacht voor sociaal emotionele ontwikkeling met daarbij passend ondersteuning en begeleiding. De inzet is bedoeld voor het geheel aan mogelijkheden ter ondersteuning van leerlingen binnen de doelgroep in het realiseren van hun onderwijsontwikkelingsperspectief. Als wenkend perspectief zien wij dat de middelen gericht ingezet worden voor leerlingen die aangewezen worden geacht op een orthopedagogische en orthodidactische benadering om een, bij hun capaciteiten en mogelijkheden passend, vmbo-diploma te kunnen halen we de samenwerking met het PO versterken onderzoek alleen daar wordt uitgevoerd waar het ook nodig is Rondom leerlingen zijn verder de volgende uitgangspunten te benoemen: scholen werken vanuit het (onderwijs)perspectief van leerlingen nadruk ligt op het primaire proces en het bieden van ondersteuning op maat we onderschrijven het belang van gerichte / specifieke diagnostiek om onderwijsondersteuningsbehoeften in kaart te brengen we vermijden onnodige stigmatisering, het negatief indiceren van leerlingen we streven naar minder leerlingen in speciale trajecten, voorzieningen en / of scholen we kijken naar de ondersteuningsbehoeften van de leerling en kiezen voor een individuele of maatwerk route Financiën Het budget LWOO is bevroren op het deelnamepercentage per 1 oktober 2012; dit is het normbudget. Overschrijding van het normbudget gaat ten koste van de middelen lichte ondersteuning van het Samenwerkingsverband. Rondom scholen binnen het Samenwerkingsverband formuleren we de volgende uitgangspunten we bevestigen de verantwoordelijkheid van scholen door verantwoording achteraf te vragen we brengen de 10-14 commissies in positie, waarbij zij vanuit het totale beeld van een leerling t.a.v. het onderwijsperspectief en de benodigde ondersteuning, kunnen adviseren we verminderen de administratieve lasten en inzet van financiële middelen ten behoeve van indicatiestelling, waardoor er meer middelen naar het primaire proces gaan
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 5 van 19
Doelstelling Ondersteuning van leerlingen met leerachterstanden (op minimaal 2 domeinen) plus sociaal emotionele problematiek wordt binnen de school zodanig vorm gegeven dat leerlingen het diploma behalen dat past bij hun capaciteiten en mogelijkheden, waarbij
leerlingen op sociaal emotioneel gebied kunnen ontwikkelen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van arrangementen of voorzieningen binnen het VMBO doubleren en ‘afstroom’ van leerlingen beperkt is. We hanteren bij monitoring en evaluatie o.a. de normen die door de inspectie zijn opgesteld (zie verder verantwoording) ten aanzien van (dreigend) thuiszitters ten gevolge van leerachterstanden plus sociaal emotionele problematiek maatwerk geleverd kan worden, in samenwerking met partners. Doelstelling is 0 thuiszitters. ten aanzien van (dreigend) voortijdig schoolverlaters ten gevolge van leerachterstanden plus sociaal emotionele problematiek maatwerk geleverd kan worden, in samenwerking met partners. Doelstelling is op of beneden de landelijke normen voor VSV te blijven.
Bij afwijkingen van de gestelde norm, brengen we in kaart wat er aan de hand is, waar mogelijke oorzaken liggen en stellen een plan van aanpak op. Dat doen we in eerste instantie op instellingsniveau, maar bij aanhoudende afwijkingen op niveau van het samenwerkingsverband. In het monitoren stellen we geen subdoelen op. Zo voorkomen we dat opnieuw een testbatterij wordt ingericht ten behoeve van metingen. Overgang PO – VO Om leerlingen bij de overgang van PO/SO naar VO/VSO meteen de goede ondersteuning te kunnen bieden, is het belangrijk goed zicht te hebben op de ondersteuningsbehoeften van leerlingen. Een goede samenwerking met het PO en het gebruik maken van de daar aanwezige kennis omtrent de leerling en van het LVS zijn voorwaardelijk aan het laten slagen van dit traject. Binnen de regio 2302 is er gezamenlijk vanuit SWV PO én VO per subregio een commissie 10-14 ingesteld. Deze commissie heeft als taak om zicht te krijgen op de specifieke ondersteuningsbehoeften van leerlingen die overstappen van PO/SO naar VO/VSO. Op basis van de bevindingen wordt door de commissie, waarin PO en VO samen vertegenwoordigd zijn, een advies gegeven voor de meest geschikte onderwijsplek. De aanwezigheid van een goed functionerende commissie 10-14 maakt het mogelijk om te stoppen met grootschalige diagnostiek en indicatiestelling bij leerlingen. Zie bijlage 1: commissie 10-14. Verantwoording Uitgangspunt voor de verantwoording is dat een school laat zien hoe de ondersteuningsmiddelen worden ingezet en wat deze inzet oplevert. De studie loopbaan van de leerling nemen we hierbij als uitgangspunt. We kiezen voor de route die het meest aansluit bij de vigerende kwaliteitszorgsystemen. Wij opteren voor verantwoording op twee momenten: vooraf en achteraf. Verantwoording vooraf: Elke school beschrijft in het eigen schoolondersteuningsplan een samenhangend pakket van activiteiten waarmee de school laat zien hoe zij voorziet in de ondersteuningsbehoefte van leerlingen. In het schoolondersteuningsplan worden naast de ambities van de VMBO-school ook de ambities op het gebied van de ondersteuning verwoord en gekoppeld aan de PDCA3-cyclus. Verantwoording achteraf: Bij de verantwoording achteraf geeft de school inzicht in de resultaten ten opzichte van de gestelde normen. Bij afwijking van de norm zijn de harde kerngetallen zoals geformuleerd door de inspectie 3
PDCA: plan-do-check-act
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 6 van 19
aanleiding voor nader onderzoek. De school analyseert de gegevens en stelt een plan van aanpak op. Zij rapporteert hierover aan het Samenwerkingsverband. Bij het beoordelen in hoeverre voldaan wordt aan de norm, wordt in eerste instantie de totale populatie betrokken. Is er sprake van afwijking van de norm, dan wordt er ingezoomd. Als er afgeweken wordt van de norm wordt op leerling niveau beschreven welke inspanningen de school verricht heeft om te voorkomen dat de betreffende leerling afstroomt of waarom een leerling studievertraging heeft opgelopen. De verantwoording geschiedt per cohort en er wordt verbijzonderd naar leerweg. De volgende inspectienormen worden gehanteerd: 1. Positie in leerjaar 3 ten opzichte van het advies van de basisschool (onderwijspositie t.o.v. advies po) 2. Percentage onvertraagde studievoortgang in leerjaar 1 en 2 (onderbouwsnelheid) 3. Percentage onvertraagde studievoortgang vanaf leerjaar 3 per afdeling (bovenbouwsucces) De eerste jaren is nog geen output en zal de groep gemonitord moeten worden. Daarnaast is het van belang om de gegevens te verzamelen en uit te wisselen. Zie in bijlage 2 de nieuwsbrief van de inspectie. Grensgevallen Ten aanzien van grensgevallen heeft het Steunpunt Passend Onderwijs VO in samenwerking met OCW verschillende situaties beschreven met oplossingsrichtingen (zie bijlage3). Over het algemeen zal grensverkeer incidenteel plaatsvinden. Er is één structurele situatie waar grensverkeer een rol speelt: de Waerdenborch heeft op de locatie in Goor (Samenwerkingsverband VO 2302) in de onderbouw vmbo zowel BBL, KBL als TL. In de bovenbouw heeft deze locatie geen vmbo BBL en KBL. Deze leerlingen gaan dan naar Holten, en deze locatie valt binnen Samenwerkingsverband VO 2301. Voor zover nu bekend zal dit samenwerkingsverband (voorlopig) de landelijke criteria blijven hanteren. Deze situatie heeft de meeste overeenkomst met situatie 5: leerling ging naar school in SWV C (populatiebekostiging) en verhuist naar SWV A (landelijke criteria). Anders dan bij het VSO volgt het geld ten aanzien van LWOO niet de leerling. Een samenwerkingsverband krijgt bekostiging op basis van het totaal aantal leerlingen. Samenwerkingsverband VO 2302 zal met Samenwerkingsverband VO 2301 afspraken maken om binnen de middelen LWOO een reserve aan te houden ter financiering van de ondersteuning van leerlingen binnen de Waerdenborch locatie Holten, die vanuit locatie Goor zonder aanwijzing LWOO, maar met geboden ondersteuning in de onderbouw, bovenbouw VMBO gaan volgen. Financiën Het budget LWOO is (voorlopig) bevroren op het deelnamepercentage binnen het Samenwerkingsverband per 1 oktober 2012; het normbudget voor 2016 is hierop gebaseerd. Het ministerie heeft aangekondigd medio 2016 een besluit te nemen in hoeverre er landelijk verevend gaat worden. Bij de variant populatiebekostiging noemt het Steunpunt passend onderwijs VO een aantal opties ten aanzien van de verdeling van de middelen. Zij schrijven hierover: “Het SWV maakt afspraken op welke manier het budget lichte ondersteuning verdeelt wordt over de scholen in het SWV. Welke verdeelsleutel wordt gehanteerd? En wordt er rekening gehouden met het budget dat DUO rechtstreeks aan de scholen overmaakt? Voorbeelden van verdeelsleutels: a. de middelen worden verdeeld over de vmbo-scholen naar rato van het aantal lwoo-leerlingen op de scholen in het swv. b. de middelen worden verdeeld over de vmbo-scholen naar rato van het gemiddelde aantal lwoo-leerlingen, berekend over de afgelopen jaren (middelenverdeling o.b.v. historische gronden). c. een vast percentage per leerweg van het vmbo wordt afgesproken i.p.v. het historisch aantal per school (bijv. 60% voor vmbo-bb, 30% voor vmbo-kb en 10% voor vmbo-tl).”
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 7 van 19
Gezien de onzekerheid omtrent financiering na 2016, wordt als basis in alle modellen uitgegaan van een ‘worst case scenario’, waarbij we rekenen vanuit het landelijk percentage in 2012 (te weten 10,71 %), en we beschouwen verschil met het percentage binnen het Samenwerkingsverband per 2012 (14,51 %) als (voorlopig) extra. Wordt niet besloten tot verevening: zoveel te beter. Wordt er wel verevend, dan zijn we daarop in de verdeling van budget voorbereid. In de verdeling van de basis, dus het bedrag berekend op grond van het landelijk deelnamepercentage in 2012, gaan we uit van de stelling dat het geld daar moet worden besteed waar het het hardst nodig. In de afgelopen jaren hebben we gezien dat het deelnamepercentage LWOO binnen BBL hoog is, binnen KBL gemiddeld en binnen TL laag. In ons Samenwerkingsverband zien wij 2 specifieke groepen als uitzondering: AOC: landelijk gezien is het deelnamepercentage binnen de sector ‘groen’ aanzienlijk hoger. Dit is ook in ons Samenwerkingsverband terug te zien. In de uitwerking komen we hierop terug ISK en VM2: het deelnamepercentage LWOO is ten aanzien van deze groepen nagenoeg 100 %. In de financiering van de ISK wordt hier ook vanuit gegaan. Als toekomstperspectief – na het realiseren van een zachte landing - adviseert de werkgroep verdeelsleutel c., een vast percentage per leerweg. De keuze voor een verdeling op historische gronden gebeurt vooral in samenwerkingsverbanden waarin de onderlinge verschillen niet al te groot zijn (genoemd bij de bijeenkomsten van het Steunpunt Passend Onderwijs van de VO raad). Binnen ons Samenwerkingsverband lijkt het erop dat de grote verschillen in deelnamepercentage LWOO mede wordt bepaald door verschillen in de procedures LWOO-onderzoek. Bij de keuze voor opting out LWOO stoppen we met de huidige procedures. Het ligt dan voor de hand niet meer de historische cijfers, die mede bepaald zijn door deze procedures, te gebruiken voor de toekomstige bekostiging. Uitwerking In de uitwerking van de financiële modellen komen we tot de volgende constateringen en gevolgtrekkingen: aan de hand van de voorlopige tellingen signaleren we ten opzichte van teldatum 2014 opnieuw groei; dat betekent dat de overschrijding ten laste van de lichte ondersteuning hoger is geworden, te weten € 389.157. we hanteren de uitgangspunten zoals eerder beschreven in het ondersteuningsplan, te weten ‘geld volgt leerling’ en ‘de verwijzer betaalt’. In het licht van de verdeling van middelen LWOO hanteren we in het verlengde hiervan het uitgangspunt ‘de veroorzaker betaalt’. Dat betekent dat, afhankelijk ook van het gekozen model, de overschrijding ten aanzien van het normbudget in 2016 ten laste zal worden gelegd aan de ‘veroorzakers’ de afbouw vanuit DUO heeft een looptijd van 4 jaar. Deze constructie is in zichzelf een vorm van ‘zachte landing’. Zie ook in bijlage 4 het advies van de werkgroep LWOO. het deelnamepercentage LWOO binnen de AOC’s laat landelijk een verdubbeling zien ten opzichte van het overige VO. We voeren een compenserende maatregel in door bij de berekeningen ten aanzien van het AOC een factor 1,225 te hanteren de verschillen tussen de overige scholen zijn groot, ook tussen de grote scholengemeenschappen. Deze kunnen we niet ‘gladstrijken’ een uitzondering maken we ten aanzien van de Waerdenborch: gezien de bijzondere situatie daar (zie grensgevallen) is het totaal aantal LWOO leerlingen als uitgangspunt genomen bij de berekening van het aantal in vmbo 3-4 ook ten aanzien van de Arcade van de Scholengroep Carmel Hengelo geldt een bijzondere situatie. In het verleden had OPDC de Arcade een regionale functie en werd (deels) bekostigd vanuit de budgetten van de kamer. Met de ingang van Passend Onderwijs per 1 augustus 2014 is de Arcade geen OPDC meer. Vanaf dat moment is rechtstreekse instroom vanuit het PO mogelijk op deze locatie. De locatie heeft een relatief hoog aantal leerlingen LWOO, en voorziet alleen in onderbouw. Dat betekent dat leerlingen doorstromen naar de bovenbouw van scholen in de regio, ook van andere schoolbesturen. Deze leerlingen blijven dus wel in de regio van het Samenwerkingsverband, en over het algemeen binnen de subregio, en tellen (door de gekozen systematiek leerlingen in vmbo 3-4 te tellen) mee op diverse scholen. In leerjaar 1 en 2 is de ondersteuning van deze leerlingen echter ingezet vanuit Scholengroep
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 8 van 19
Carmel Hengelo. De werkgroep geeft als aanbeveling dat de betrokken scholen afspraken maken hoe dit effect voor de Scholengroep Carmel Hengelo draaglijk te maken. Mochten de betreffende scholen er niet uitkomen, dan ligt hier een taak voor het bestuur van het Samenwerkingsverband.
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 9 van 19
HOOFDSTUK 2: INPASSING PRO IN PASSEND ONDERWIJS Procedure Toelaatbaarheid PrO Toelaatbaarheidsverklaring PrO Jaarlijks kan het bevoegd gezag van een school/afdeling voor praktijkonderwijs een aanvraag indienen tot toelaatbaarheid tot het praktijkonderwijs. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een aanmeldingsformulier. De aanvraag dient te geschieden voor 1 oktober van het nieuwe schooljaar. Het Samenwerkingsverband stelt - op advies van de ACTL - vast of de leerling voldoet aan de door de overheid vastgestelde criteria aan de hand van een volledig aangeleverd dossier. Indien dit het geval is volgt een toelaatbaarheidsverklaring. Een toelaatbaarheidsverklaring PrO is geldig gedurende de totale verblijfsduur in het praktijkonderwijs. Reguliere aanvraag Criteria praktijkonderwijs. Het Samenwerkingsverband geeft een positieve beschikking voor praktijkonderwijs indien de leerling: een IQ heeft binnen de bandbreedte 55-80 een relatieve leerachterstand heeft van meer dan 0,50 op twee van de vier leerdomeinen (technisch lezen, spelling, inzichtelijk rekenen en begrijpend lezen), waarbij het minimaal één van de twee domeinen inzichtelijk rekenen of begrijpend lezen betreft (dus alleen twee leerachterstanden op spelling en technisch lezen is niet voldoende). Formule berekening leerachterstand: LA=1-DLE/DL. Het leerlingdossier. Bij de aanvraag voor een toelaatbaarheidsverklaring PrO dient een volledig ingevuld aanmeldingsformulier vergezeld te zijn van de volgende documenten: een volledig ingevuld onderwijskundig rapport. de door de wettelijke vertegenwoordiger(s) van de leerling (ingevulde en) getekende zienswijze. een overzicht van de scores op recent afgenomen (door het Ministerie toegestane) didactische toetsen. Deze dienen in het laatste jaar van het basisonderwijs te zijn afgenomen. een intelligentieonderzoek, inclusief profiel, totaal en subscores, gedateerd en ondertekend door een bevoegd deskundige: GZ-psycholoog of orthopedagoog-generalist. Deze mag bij indiening van de aanvraag niet ouder zijn dan 2 jaar. indien van belang voor de beoordeling (bijvoorbeeld als er twijfels zijn bij de keuze tussen PrO en LWOO) een verslag van een persoonlijkheidsonderzoek (vragenlijsten). Inclusief profiel, totaal en factorscores, gedateerd en ondertekend door een bevoegd deskundige: GZpsycholoog/orthopedagoog-generalist. Bij de vaststelling van de intelligentie, de leerachterstanden en de sociaal-emotionele problematiek moet gebruik gemaakt van goedgekeurde screenings- en testinstrumenten. Jaarlijks wordt door het Ministerie van Onderwijs een lijst van toegestane screenings- en testinstrumenten vastgesteld.
Procedure aanvraag Toelaatbaarheidsverklaring PrO
Bespreking leerlingen voor praktijkonderwijs in Commissie 10-14 Aanmelding voor beschikking praktijkonderwijs door het bevoegd gezag van de school voor 1 oktober van het betreffende schooljaar. Hierbij wordt het aanmeldingsformulier van het Samenwerkingsverband gebruikt en levert de school de gevraagde documenten aan. De aanvragen kunnen schriftelijk of digitaal worden aangeleverd. De ACTL kan indien nodig aanvullende informatie vragen. De ACTL heeft een behandeltermijn van maximaal 8 weken.
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 10 van 19
De commissie bestaat minimaal uit een orthopedagoog of psycholoog én een kinder- of jeugdpsycholoog, een pedagoog, een kinderpsychiater, een maatschappelijk werker, een arts, of een deskundige op het terrein van vmbo en pro. De vmbo/pro- deskundige is een deskundige met relevante werkervaring en kennis over de schoolsoorten vmbo en praktijkonderwijs. Bijvoorbeeld een onderwijskundige met een aantal jaar werkervaring in het vmbo en pro. De school ontvangt bericht van het genomen besluit. Bij positief besluit: afgifte toelaatbaarheidsverklaring PrO. Bij negatief besluit: brief met argumentatie afwijzing aanvraag. Bij een negatief besluit hebben de scholen de gelegenheid om binnen 6 weken bezwaar aan te tekenen. De scholen zelf stellen de ouders op de hoogte van het genomen besluit. Aanmelding bijzondere regeling Een school voor voortgezet onderwijs kan een aanvraag tot toelaatbaarheid voor praktijkonderwijs indienen voor een leerling voor wie, naar het oordeel van het bevoegd gezag, het zorg- en onderwijsaanbod van het praktijkonderwijs het beste aansluit bij de behoeften van de leerling en die: a. het VMBO bezoekt met: Scores op de criteria in het grensvlak van het LWOO en PrO, of naar het oordeel van het bevoegd gezag een toenemende problematiek ondanks ondersteuning, of naar het oordeel van het bevoegd gezag een stapeling van andersoortige problematiek b. beschikt over een TLV voor het (voortgezet) speciaal onderwijs van een samenwerkingsverband: voldoet aan het IQ-criterium of leerachterstandencriterium voor toelating van het praktijkonderwijs, blijkens gegevens die gebaseerd zijn op de toegestane test- en screeningsinstrumenten naar het oordeel van het bevoegd gezag, ongeacht een dergelijk IQ of leerachterstand, een zodanige problematiek heeft dat toelaatbaarheid tot het praktijkonderwijs geboden is.
Het leerling dossier:
aanmeldformulier praktijkonderwijs kopie beschikking TLV (indien aanwezig) schriftelijke zienswijze en instemming van ouders (handtekening) advies commissie 10-14 of verslag gesprek toeleverende en ontvangende school onderwijskundig rapport of O(O)P beschrijving van de activiteiten van het verwijzende bevoegd gezag in het kader van de begeleiding van de leerling en van de resultaten van die activiteiten document dat aangeeft welke externe deskundigen voor advies of hulp zijn ingeschakeld bij de begeleiding van de leerling beschrijving van de risico’s die zich naar verwachting zullen voordoen indien de leerling vmbo, mavo, so of vso blijft volgen relevante gegevens mbt IQ en leerachterstanden volgens de wettelijke richtlijnen
Procedure aanvraag toelaatbaarheidsverklaring PrO
Aanmelding voor beschikking praktijkonderwijs door het bevoegd gezag van de school. Hierbij wordt het landelijk vastgestelde aanmeldingsformulier van het Samenwerkingsverband gebruikt en levert de school de gevraagde documenten aan. De aanvragen kunnen schriftelijk of digitaal worden aangeleverd. De ACTL kan indien nodig aanvullende informatie vragen. De ACTL heeft een behandeltermijn van maximaal 8 weken.
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 11 van 19
De commissie bestaat minimaal uit een orthopedagoog of psycholoog én een kinder- of jeugdpsycholoog, een pedagoog, een kinderpsychiater, een maatschappelijk werker, een arts, of een deskundige op het terrein van vmbo en pro. De vmbo/pro- deskundige is een deskundige met relevante werkervaring en kennis over de schoolsoorten vmbo en praktijkonderwijs. Bijvoorbeeld een onderwijskundige met een aantal jaar werkervaring in het vmbo en pro. De school ontvangt bericht van het genomen besluit. Bij positief besluit: afgifte toelaatbaarheidsverklaring PrO. Bij negatief besluit: brief met argumentatie afwijzing aanvraag. Bij een negatief besluit hebben de scholen de gelegenheid om binnen 6 weken bezwaar aan te tekenen. De scholen zelf stellen de ouders op de hoogte van het genomen besluit.
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 12 van 19
Bijlage 1: Commissie 10-14
Binnen het Samenwerkingsverband 2302 is er per subregio een commissie 10-14 ingesteld. Deze commissie heeft als taak om zicht te krijgen op de specifieke ondersteuningsbehoeften van leerlingen die gaan overstappen van po naar vo. Op basis van de bevindingen wordt door de commissie een advies gegeven voor de meest passende onderwijsplek.
Specifieke onderwijsbehoeften kunnen voorkomen op diverse gebieden, denk hierbij aan: - Cognitieve capaciteiten/ intelligentie - Didactische ontwikkeling - Leergedrag/werkhouding - Sociaal emotioneel functioneren en gedrag - Spraak/taalontwikkeling en communicatieve redzaamheid - Lichamelijke ontwikkeling; motoriek; medisch - Leefomgeving
De commissie 10-14 wordt niet pas actief bij de overstap groep 8 naar de brugklas. De commissie wil leerlingen met een ondersteuningsbehoefte tijdig in beeld hebben om een weloverwogen adviserende rol te kunnen spelen bij de overstap van PO naar VO. Bij deze aanpak staat de overdracht van leerlingen van po/sbo/so naar vo/vso centraal. Door vroegtijdige signalering en bespreking van leerlingen moet deze overstap soepel gaan verlopen. Leerlingen, die daarvoor in aanmerking komen, worden door de commissie 10-14 gevolgd van hun 10e tot en met hun 14e jaar. Vandaar de naam commissie 10-14.
Er is een grote groep leerlingen binnen het samenwerkingsverband in aanmerking komen voor VMBO met LWOO. Dit zijn leerlingen die vallen binnen de criteria die zijn vastgesteld door de overheid: 1) Leerachterstanden op 2 domeinen (waarvan 1 inzichtelijk) en een IQ< 90 2) Leerachterstanden op 2 domeinen (waarvan 1 inzichtelijk) IQ vanaf 91 i.c.m. sociaalemotionele problematiek. Om vast te stellen of een leerling binnen deze criteria valt worden er, in de huidige situatie, bij alle leerlingen testen afgenomen om zicht te krijgen op leerachterstanden, intelligentie en sociaalemotionele ontwikkeling (seo).
In de nieuwe situatie van populatiebekostiging worden deze leerlingen eerst in beeld gebracht bij de commissie 10-14. Het zijn immers leerlingen die ondersteuning nodig hebben/ specifieke onderwijsbehoeften hebben om een VMBO diploma te behalen. De commissie bekijkt de gegevens die beschikbaar zijn over de leerling.
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 13 van 19
Vanuit het LVS van de basisschool kunnen gegevens gehaald worden die betrekking hebben op de leervorderingen van leerlingen. Achterstanden op de inzichtelijke onderdelen, begrijpend lezen en rekenen, wegen hierbij zwaarder dan de technische onderdelen, spelling en technisch lezen.
Basisscholen werken verplicht met programma’s om de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen te volgen. Voor niet alle leerlingen is een IQ bepaling gedaan op de basisschool (dit verschilt per subregio in het samenwerkingsverband). Bij leerlingen die zijn getest op bv. dyslexie is vaak een geldig IQ onderzoek aanwezig. Leerlingen die binnen het LWOO vallen, hebben vaak op de basisscholen verschillende vormen van begeleiding gehad, RT, preteaching, verlengde instructie, rots en watertraining enz. Deze informatie is te vinden in (groeps)handelingsplannen of OPP.
Na bestudering binnen de commissie 10-14 kan worden besloten dat de aanwezige informatie voldoende is of dat aanvullend onderzoek nodig is om vast te stellen welke begeleiding er nodig is op didactisch of sociaal-emotioneel gebied eventueel in combinatie met een advies voor de meest passende onderwijsplek.
Basisscholen leveren onderstaande gegevens aan bij de commissie 10-14. Dit is vergelijkbaar met de gegevens die in het verleden gevraagd werden in het onderwijskundig rapport.
Aan te leveren gegevens vanuit het LVS basisschool:
Schooladvies:
Schoolloopbaan vanaf groep 3:
3
4
5
6
7
8
De didactische gegevens van de leerling volgens het eigen LVS
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 14 van 19
Didactische vaardigheid
Toets en toetsversie
Toets datum
Ruwe score 1)
Vaardigheids-
DLE
DL
score 2)
Technisch lezen
-
-
Begrijpend lezen
-
-
Spelling
-
-
Inzichtelijk rekenen
-
-
1)
De ruwe score moet altijd worden ingevuld. Bij gebruik van toetsen uit het Cito-LVS moeten altijd de ruwe score en de vaardigheidsscore worden ingevuld. 3) De leerachterstand [LA] is het resultaat van de formule 1-(dle/dl) 2)
De sociaal-emotionele gegevens van de leerling volgens het eigen LVS a. Indien er sprake is van een probleem op het terrein van sociaal-emotioneel functioneren of gedrag en wat is de aard hiervan? ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 15 van 19
LA ³)
b. Welke vragenlijst of test is gebruikt en met welk resultaat? [Het onderzoekverslag bijvoegen]
Viseon * …………………………………………………………………………………...
SCOL* ………………………………………………………………………………………….
SVL/ SAQI* …………………………………………………………………………………….
ZIEN* …………………………………………………………………………………….
Kanjervragenlijst* ………………………………………………………………………………………..…
[andere] …………………………………………………………………………………..
* Inspectie van onderwijs; analyse en waardering van opbrengsten, augustus 2014
Gegevens vanuit intelligentieonderzoek * Welke test is gebruikt en met welk resultaat? [Het onderzoekverslag bijvoegen]
Gebruikte IQ test
verbaalIQ
performaal IQ
totaal IQ
……………………..
………….
………………
………………… -
datum
-
* Indien aanwezig
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 16 van 19
Aanbevelingen om de werkwijze Commissie 10-14 vorm te geven
Al doende ontwikkelen we verder Systematiek van bespreken moet per subregio werkbaar zijn. Werkwijze moet per subregio aansluiten bij de eigen notitie 10-14 Inhoudelijk deskundige mensen aan tafel met een duidelijk mandaat vanuit de bestuurders Representatieve afvaardiging vanuit het onderwijsveld in de subregio, scholen moeten zich vertegenwoordigd voelen (PO en VO) Advisering moet gebeuren in het belang van de leerling, los van belangen van organisaties. Kritisch kijken naar testen; testen als maatwerk. IB-ers als contactpersonen binnen PO, zij zijn een meer constante factor dan groepsleerkrachten Afstemming tussen de geledingen binnen de subregio
Aanbeveling aan bestuur van het Samenwerkingsverband
Binnen de kaders zullen en kunnen de commissies 10-14 verschillen in werkwijze en aanpak. Afstemming tussen de verschillende commissies 10-14 binnen het samenwerkingsverband is van belang. Aanbeveling vanuit de werkgroep aan het bestuur is zich te laten informeren over de werkwijze van de 3 commissies 10-14, en te monitoren of we gezamenlijk nog op de goede weg zijn.
Ten aanzien van de samenwerking met het PO doet de werkgroep de volgende aanbeveling: Maak gebruik van alle ter beschikking staande overlegmomenten en communicatiemiddelen om samen met het PO te komen tot een goede samenwerking op dit terrein.
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 17 van 19
Bijlage 2: nieuwsbrief inspectie
In een nieuwsbrief van de inspectie (28 juni 2015) is de volgende tekst opgenomen over de beoordeling van de resultaten: Rol lwoo in de beoordeling Vanaf 2019 zal de inspectie niet langer corrigeren voor lwoo, maar een nieuwe, nog te ontwikkelen vorm van correctie toepassen voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte. Dat is logisch gevolg van de inpassing van lwoo en pro in passend onderwijs, waardoor samenwerkingsverbanden eigen criteria zullen bepalen voor lwoo, en de correctie voor lwoo dus geen objectieve maat meer is. Wanneer een samenwerkingsverband per 2016 kiest voor opting-out en dus dan al eigen criteria toepast voor het toekennen van lwoo, zal dit geen invloed hebben op de opbrengstenbeoordeling van de inspectie. De inspectie past in het nieuwe onderwijsresultatenmodel (2016-2018) de correcties voor lwoo-indicatie enkel toe bij de indicatoren voor de bovenbouw en van leerlingen in de bovenbouw is tot aan 2018 informatie beschikbaar over de lwoo-indicatie. Absolute normen De inspectie werkt in het nieuwe onderwijsresultatenmodel niet langer met relatieve normen, maar met absolute waarden die we voor een bepaalde tijd vastleggen. In het huidige opbrengstenmodel werkt de inspectie met de bekende ‘bolletjes’, die aangeven hoe een afdeling op een bepaalde indicator scoort ten opzichte van afdelingen op andere scholen. Om die vergelijking te kunnen maken heeft de inspectie relatief veel tijd nodig, bijvoorbeeld doordat de dataverzameling moet wachten op de 1 oktobertelling en de verwerking van die gegevens door DUO. Scholen moeten dus wachten op een oordeel over hun resultaten terwijl per school de scores al enige tijd bekend zijn. Het nieuwe model brengt daar verandering in. Doordat de norm voor een bepaalde periode vastligt, weten scholen vooraf waar ze aan moeten voldoen. Bovendien is alleen de eigen score van de school van belang. Omdat de inspectie de berekening van de normen bovendien meer inzichtelijk heeft gemaakt, kunnen scholen die scores eenvoudig zelf berekenen. ’Onder de norm’ en ‘boven de norm’ In het nieuwe onderwijsresultatenmodel spreken we niet langer over ‘bolletje 2’ of ‘bolletje 4’, maar over ‘onder de norm’ of ‘boven de norm’. De onderwijsresultaten als geheel worden beoordeeld als onvoldoende of voldoende, op basis van een onderzoek door een inspecteur. U zult dus geen totaaloordeel aantreffen op de publieke overzichten van de onderwijsresultaten per school. Wel zullen we in de afgeschermde overzichten in het Internet Schooldossier aangeven of het totaaloordeel op basis van de rekenkundige beslisregel onvoldoende of voldoende is.
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 18 van 19
Extra indicator voor de onderbouw Het huidige opbrengstenmodel kent vier indicatoren, die allemaal te maken hebben met de rendementen van de opleidingen en de examenresultaten. Ook het nieuwe model is gericht op die twee onderwerpen, maar er is nu ook een extra indicator voor de onderbouw. De inspectie splitst het huidige rendement onderbouw in twee: de positie van de leerlingen in leerjaar 3 ten opzichte van het basisschooladvies komt los te staan van de hoeveelheid leerlingen die blijft zitten in leerjaar 1 en 2. Deze extra indicator heet ‘percentage onvertraagde studievoortgang in leerjaar 1 en 2, kort gezegd de ‘onderbouwsnelheid’. Advisering PO
Het schooladvies van de basisschool is leidend voor toelating tot het vmbo, havo en vwo. Voor lwoo en pro geldt dit niet. Het SWV bepaalt of een leerling toelaatbaar is tot het pro of aangewezen is op lwoo. Bovendien staat lwoo los van het schooladvies, omdat het een constatering is over de ondersteuning die de leerling naar verwachting nodig heeft na plaatsing in het vmbo. Het is dus niet zo dat de basisschool bepaalt of een leerling in aanmerking komt voor lwoo of pro. Ook hier de tekst uit een nieuwsbrief van de inspectie (28 juni 2015) Gebruik advies basisschool Zowel in het huidige opbrengstenmodel (Onderbouwrendement) als in het nieuwe onderwijsresultatenmodel (Onderwijspositie in leerjaar 3 t.o.v. advies po) gebruikt de inspectie het advies van de basisschool om een indicator te berekenen. Voor de duidelijkheid: de inspectie gebruikt het oorspronkelijke advies, dus niet het advies dat naar aanleiding van de Eindtoets is aangepast. We hebben veel feedback ontvangen op Schaduwpublicatie 2014. Een belangrijk onderwerp was de afstroom bij zogenaamde dubbele adviezen. Uit ons eigen onderzoek blijkt dat dubbele adviezen landelijk gezien vrij goed voorspellend werken: gemiddeld gezien gaat inderdaad ongeveer de helft van de leerlingen naar het lagere niveau en de helft naar het hogere. Toch geven scholen aan de negatieve weging voor de leerlingen die met zo’n dubbel advies in het derde leerjaar op het lagere niveau terechtkomen – onterecht te vinden. Met ingang van Schaduwpublicatie 2015 passen we de weging van dergelijke afstroom aan. Dat leidt ertoe dat leerlingen die met een dubbel advies op het laagste van de twee niveau zitten in leerjaar 3, niet langer een negatieve weging krijgen. En dat leerlingen die op het hoogste niveau van de twee zitten, wel een pósitieve weging krijgen. Hiermee willen we scholen die leerlingen kansen willen bieden op een hoger niveau, bij een dubbel advies, extra stimuleren.
Addendum Ondersteuningsplan VO 2302
151209
Pagina 19 van 19