Visie Op Stage
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs (avondonderwijs)
Katholieke Hogeschool VIVES campus Brugge - Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opbouw van de stageleerlijn We schreven in onze visie op de opleiding dat we enerzijds willen vertrekken vanuit de student en anderzijds vanuit het beroep. Die twee polen staan centraal in ons denken over de opleiding. We proberen die te vertalen en vorm te geven in de verschillende facetten van de opleiding, met name in de keuzes en de uitbouw van de opleidingsonderdelen en in de opbouw van de stages. Dit betekent dat we enerzijds aandacht hebben voor het leren van de student en anderzijds aan de verwachtingen van het werkveld proberen te voldoen. Dat sluit aan bij de visie van de KHBO die kiest voor ‘competentiegericht onderwijs, waarbij het leren van de student centraal staat.…De beroepsgerichtheid van haar niet-academisch onderwijs vereist dat de wetenschappelijk-theoretische basis hier rechtstreeks verband houdt met relevante professionele situaties. Leren en werkplekervaring zijn op elkaar afgestemd’. De keuze die de KHBO hier maakt, versterkte de vernieuwingsprocessen in de lerarenopleiding. We kozen dan ook om vanuit de opbouw van de stages het curriculum te herdenken.
Visie op leren Om de koppeling theorie – praktijk te kunnen waarmaken, baseren we ons op het model van Kolb 1. Dit model geeft een inzicht hoe het leren van volwassenen verloopt. Dit betekent dat we vanuit de praktijk leren door reflectie. Het leerproces wordt pas fundamenteel in de mate dat de ervaringen en de reflecties gekoppeld worden aan abstracte begrippen en mogelijke alternatieven voor de praktijk. Het leren kan gestart worden vanuit de praktijk, maar ook vanuit reflecties, theorie of experimenten. De opbouw van het curriculum en de aanpak van de opleiding probeert een input te geven op de verschillende invalshoeken van de leercirkel.
1
Van Looy, L. & Goegebeur, W. (1996). Leerstijlen: de actualiteit van Kolb. Impuls, 26(3). Katholieke Hogeschool VIVES campus Brugge - Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Inhoudelijke vormgeving van het curriculum De opleiding bachelor in onderwijs – lager onderwijs wordt ook in avondonderwijs ingericht. De voornaamste uitgangspunten hierbij zijn : een gelijkwaardige opleiding uitbouwen en de mogelijkheid geven aan werkstudenten deze opleiding te volgen. Dit betekent dat de stages zeer flexibel kunnen worden gepland. De inhoudelijke uitbouw van de opleiding zit dan ook enigszins anders dan de dagopleiding. Dit gaf ook het kader om de verschillende opleidingsonderdelen meer op elkaar af te stemmen. We bakenen per semester een thema af: een aanzet om binnen de verschillende vakgebieden inhouden te selecteren en op elkaar af te stemmen. Volgend schema geeft een overzicht van de thema’s van ons normtraject. Het geeft per semester aan welke klemtonen er worden gelegd. voortraject Opleidingsfase 1 Stage : voortraject Semester 1 traject B Kijk op mezelf en de job: -boeien, contact maken en inhoudelijk groeien -kennis maken met de basisschool -basiskennis van de verschillende vakdomeinen
Opleidingsfase 2
opleidingsfase 3
Schakelmodule : stage lager onderwijs 1 semester 1 traject A semester 2 traject B Kijk op mezelf en de job: -boeien, contact maken en inhoudelijk groeien -kennis maken met de basisschool -start met didactiek Kijk op lesgeven: -een volledige les met kop en staart Schakelmodule: stage lager onderwijs 1 Semester 2 traject A semester 3 traject B Kijk op lesgeven: -activerend, doelgericht, contextgebonden en interactief werken -verdiepend bezig zijn met inhouden lagere school -aanzet tot vakdidactiek Schakelmodule: stage lager onderwijs 2 semester 3 traject A Semester 4 traject B Kijk op leren: aanzet : leren is constructief, cumulatief, individueel verschillend en zelfsturend vakdidactiek en didactiek Schakelmodule: stage lager onderwijs 2 semester 4 traject A Semester 5 traject B Kijk op leren: -leren is constructief, cumulatief, individueel verschillend en zelfsturend – uitbouwen van een krachtige leeromgeving -vakdidactiek en didactiek - evaluatie Katholieke Hogeschool VIVES campus Brugge - Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Brede zorg: schoolniveau Brede zorg: eerste leerjaar met stage eerste leerjaar Brede zorg: specifieke behoeften met stage BuO semester 7 traject B eigen profilering: -onderzoeksopdracht -keuzemodule
opmerking: traject a = traject voor studenten met een diploma hoger onderwijs traject b = traject voor studenten zonder een diploma hoger onderwijs
Visie op begeleiden en reflecteren Over de verschillende opleidingsfasen heen is er een evolutie van directe begeleiding naar meer indirecte begeleiding. We gaan er immers van uit dat de studenten in toenemende mate hun leerproces in eigen handen nemen. De concrete organisatie van de begeleiding is terug te vinden in de bundel van de betreffende stagemodule. Bij de begeleiding, de reflectie en de beoordeling maken alle betrokkenen gebruik van de stageleerlijn die fungeert als reflectie- en analyse-instrument. Om het proces van begeleiden, reflecteren en beoordelen te structureren en te verdelen onder de verschillende betrokkenen hanteren we het model van Korthagen. Dit proces wordt in het spiraalmodel van reflectie (naar Korthagen, 1982) voorgesteld: Alternatieven ontwikkelen en daaruit kiezen
4
Bewustwording van essentiële aspecten
5 1
3
Uitproberen
Handelen / ervaring
2 Terugblikken
De eerste fase is de handelingsfase, de student doet ervaring op. De tweede fase dient om systematisch terug te blikken. Het gaat dan om wat heeft plaats gevonden tijdens het handelen. In de derde fase worden de essentiële aspecten bewust Katholieke Hogeschool VIVES campus Brugge - Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
gemaakt; problemen worden verduidelijkt. De vierde fase levert de verschillende mogelijkheden voor een aanpak op en een keuze daaruit. Fase vijf is dan de praktische toepassing van het alternatief. Daarmee is de cirkel rond. Kernvragen bij deze reflectiecyclus zijn: Fase 1: Wat wilde ik uitproberen, wat wilde ik bereiken? Fase 2: Hoe handelde ik en waarom? Fase 3: Wat leer ik hieruit? Fase 4: Hoe zal ik een volgende keer wel of niet handelen? Fase 5: Welke alternatieven wil ik uitproberen, wat wil ik bereiken? Aanvulling op de reflectie: kernreflectie Korthagen stelde vast dat zijn reflectiemodel soms onvoldoende was. Mensen gingen voorbij aan twee kernvragen (Korthagen, Vasalos, 2001): 1. Wat is de gewenste situatie die ik zou willen bereiken? 2. Welke beperkingen verhinderen het bereiken van die situatie? Deze verschillende lagen kunnen het functioneren van de reflecteerder beïnvloeden (Korthagen, 2001). Daar waar de buitenste lagen zichtbaar zijn voor derden, zijn de binnenste lagen erg persoonlijk (Korthagen, Vasalos, 2001). Wanneer een probleem steeds terugkeert of een reflecteerder zich niet comfortabel voelt bij oplossingen, dient hij de niveaus van identiteit en betrokkenheid te analyseren. Hij gaat na wat zijn ideaal is en wordt zich bewust van zijn persoonlijke kwaliteiten. Wanneer hij rekening houdt met zijn idealen en persoonlijke kwaliteiten zal hij zich persoonlijk en tot in de kern van de zaak betrokken voelen bij wat hij doet, wat Korthagen flow noemt (Bender, Lakeman, (2008) p87). Wanneer reflectie plaatsvindt op de twee binnenste lagen van de ui, betrokkenheid en identiteit, dan is er sprake van kernreflectie (Korthagen, 2001)
Katholieke Hogeschool VIVES campus Brugge - Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs