VERSLAGLEGGING LAGER HUISDEBAT ‘Wat niet ziek is, kan ziek worden’. Daarover waren ze het allemaal eens, de deelnemers aan het congres over de regie van het verzuimbegeleidingproces op 8 april 2011. En dat er alles aan moet worden gedaan om verzuim door ziekte te voorkomen, dat kon ook iedereen wel beamen. De vraag die openbleef was echter wie er nu precies de grootste rol heeft in het voorkomen en het begeleiden van verzuim. Aan de hand van zes prikkelende stellingen werd een zogenoemd Lagerhuisdebat gevoerd. Deelnemers waren voor of tegen, naar gelang in welke groep ze waren ingedeeld. Tussen de voor- en tegenstanders bevonden zich mensen uit allerlei beroepsgroepen; bedrijfsartsen en registercasemanagers, maar ook arbeidsdeskundigen en psychologen. De grootste tegenstellingen deden zich voor bij de vraag wat nu precies de rol is van de bedrijfsarts. Als enige medicus in het hele veld van de verzuimbegeleiding eigent de bedrijfsarts zich een grote rol toe. Hij is immers degene die een oordeel kan geven over het al dan niet medisch zijn van het verzuim. Juist in een tijd waarin uit onderzoek blijkt dat meer dan driekwart van het verzuim niet-medisch is, is het van belang om het onderscheid goed te maken. Alleen een arts met een medische opleiding kan bepalen of een werknemer verzuimt vanwege een medische reden. Hij is ook degene bij uitstek die verzuim kan demedicaliseren. Anderen zien in de bedrijfsarts toch meer een rol als radertje in het geheel. De bedrijfsarts heeft zijn medische professie, maar dat is maar een klein onderdeel in het hele proces van verzuimbegeleiding en – reductie. Wat nodig is om een goed verzuimbeleid te voeren, is een onafhankelijk iemand die de regie voert. Dat moet je niet aan de werkgever of de werknemer zelf overlaten, alleen al niet omdat die er te emotioneel bij betrokken zijn. Dat is ook niet voorbehouden aan de bedrijfsarts, die uiteraard zijn specialisme heeft, maar niet ook nog let op alle financiële en juridische consequenties van verzuim. Dat is een taak voor de registercasemanager. Hij kent het hele traject van verzuimbegeleiding, weet van de juridische regelingen, heeft het volledige overzicht. Voor de deelgebieden zet hij specialisten 1
in zoals de arbeidsdeskundige en de bedrijfsarts. Volgens de aanwezige registercasemanagers zijn de resultaten van het inzetten van deze relatief nieuwe functionaris verbluffend te noemen. Tegenstanders van de registercasemanager vinden het onzin om een nieuwe functie te creëren, terwijl er al zoveel kennis in het veld aanwezig is. Zij zien de registercasemanager, of verzuimmanager vooral als een regelneef. Een taak die iemand als een bedrijfsarts ook prima op zich zou kunnen nemen. Bovendien is de bedrijfsarts degene die de wettelijke eindverantwoordelijkheid heeft ten aanzien van het ziekteverzuim. Het is daarom beter om bedrijfsartsen en arbeidsdeskundigen beter op te leiden en te trainen in hun specifieke rol dan om een nieuwe laag te creëren in de verzuimbegeleiding. Het laatste waar werkgevers en werknemers op zitten te wachten is deze wildgroei in professionals. Bedrijfsartsen zien hun eigen taak overigens ruimer dan alleen met betrekking tot de inzet tijdens een verzuim. Een bedrijfsarts heet niet voor niets een arts voor arbeid en gezondheid. Hij kan dus ook adviezen geven over het voorkomen van verzuim. Een bedrijfsarts is nu juist de professional die verstand heeft van zowel medische zaken als van arbeid. Als hij zich zou moeten beperken tot de medische aspecten van het verzuim zou de werknemer net zo goed de huisarts in kunnen schakelen. Juist de afweging tussen de belasting en de belastbaarheid van de werknemer kan door een huisarts of een medisch specialist niet zo goed worden gemaakt als door de bedrijfsarts. De bedrijfsarts kent het verschil tussen ziekte en arbeidsongeschiktheid. Welnee, zeggen de tegenstanders van dit standpunt. Het is veel te duur om een bedrijfsarts voor ieder verzuim in te zetten. De praktijk leert dat een bedrijfsarts pas na een aantal weken verzuim in beeld komt. Eerder is het vaak niet eens mogelijk om een afspraak te maken. En dat terwijl het reïntegreren vanaf dag één zou moeten plaatsvinden. Alleen al het feit dat de bedrijfsarts er pas zo laat in het verzuim aan te pas komt pleit ervoor om iemand anders met de regie over de verzuimbegeleiding te belasten. Consensus was er gelukkig ook op het congres. Goede verzuimbegeleiding is een teamsport. Een teamsport waarbij iedere professional, of hij nu arbeidsdeskundige is of bedrijfsarts een rol heeft te spelen. Alleen met het inzetten van de juiste talenten op de juiste plaats kan er een echt goede start worden gemaakt met het begeleiden en ook voorkomen van verzuim. Want, zoals iedereen vindt: ‘Wat niet ziek is, kan ziek worden’. En dat zien te voorkomen is altijd beter dan genezen
.
2
VERSLAGLEGGING PER STELLING Stelling 1: Het grootste deel van het verzuim is niet-medisch. Daar hoeft een bedrijfsarts zich echt niet mee te bemoeien. Juist wel, vinden de tegenstanders van deze stelling. Als er iemand is die de afweging kan maken of iets medisch is of niet, dan is het wel de bedrijfsarts. Bovendien is het weliswaar zo dat een groot deel van het verzuim niet-medisch is, maar ‘wat niet ziek is, kan ziek worden’. De bedrijfsarts is er ook om te voorkomen dat verzuim ontaardt in ziekte. De bedrijfsarts is er immers niet alleen maar om medisch verzuim te begeleiden. Hij kan ook preventieve adviezen geven aan de werkgever. Ook die kant van de taak van de bedrijfsarts zou door een werkgever moeten worden benut. Nee hoor, zeggen de voorstanders. Laten we toch vooral ons gezond verstand gebruiken. Verzuim dat niet-medisch is, is niet voor de medicus, dus niet voor de bedrijfsarts. Nietmedische zaken moeten niet worden gemedicaliseerd. De bedrijfsarts zou zich verre moeten houden van niet-medisch verzuim en zich moeten beperken tot het medische domein. Het gaat immers om een verzuimmelding, niet zozeer om een ziekmelding. Stelling 2: De enige die kan demedicaliseren is de bedrijfsarts ‘Boeven vang je met boeven, en voor demedicaliseren heb je een medicus nodig’. De bedrijfsarts dus. Die kent het verschil tussen ziekte en arbeidsongeschiktheid. Hij kan zien of verzuim een medische oorzaak heeft of niet. Om te kunnen vaststellen of verzuim medisch is heb je een diagnose nodig. En een diagnose kan alleen worden gesteld door een medicus, de bedrijfsarts. Of iets medisch is of niet kan ook door een huisarts worden vastgesteld vinden de tegenstanders van de stelling. Daar heb je geen bedrijfsarts voor nodig. Bovendien kan een goede leidinggevende er met zijn werknemer vaak zelf wel uit komen. Pas als dat niet lukt kan de bedrijfsarts erbij betrokken worden.
Verder stellen de tegenstanders van de stelling, doet een bedrijfsarts eigenlijk wel iets om het probleem te demedicaliseren? Hij kan geen onderzoeken doen zoals een bloedonderzoek. Daarvoor heeft hij een gewone arts nodig of een specialist. De bedrijfsarts moet bij een dergelijke arts informatie opvragen. Die artsen kunnen daarom ook demedicaliseren. De voorstanders vinden echter wel degelijk dat de bedrijfsarts een meerwaarde heeft bij het demedicaliseren. Een specialist behandelt een patiënt en medicaliseert dus. De bedrijfsarts heeft overigens maar af en toe informatie van een specialist nodig. Hij kan ook zonder al die informatie van bloedonderzoeken enzovoort. Zo doet een huisarts dat immers ook. Alleen als er echt iets ingewikkelds aan de hand is heb je medisch specialisten nodig.
3
Stelling 3: Verzuimregie is een technisch vak en daarmee het domein van deskundigen: de registercasemanager. Het is een apart vak. Het gaat om de processen te begeleiden en te bewaken. Het gaat om schadebeperking voor de werkgever en de werknemer. Dit domein is niet voorbehouden aan de bedrijfsarts of de arbeidsdeskundige. Verzuimregie is geen vak, het is een specialisme. Dat vinden de tegenstanders van de stelling althans. Een verzuimmanager is niet veel meer dan een regelneef. Hij moet voor de inhoud specialisten inschakelen, zoals de bedrijfsarts of de arbeidsdeskundige. Om hier nu een afzonderlijk vak van te maken leidt tot een wildgroei aan professionals. Het is een kwestie van het goed trainen en opleiden van de mensen en de rollen bij de verzuimbegeleiding goed te verdelen. De regie van het verzuim moet weliswaar goed geregeld worden, maar dat hoeft niet per se door een registercasemanager. Grote bedrijven hebben genoeg andere voorzieningen om de regie te kunnen voeren bij verzuimbegeleiding. De voorstanders vinden echter dat er wel degelijk een registercasemanager nodig is om het verzuim goed te begeleiden. Er komt zoveel kijken bij verzuim. Men heeft te maken met juridische richtlijnen en allerlei technische aspecten. Er moet één coördinator zijn die de regie in handen houdt. Dat is vooral ook nodig omdat de financiële consequenties van verzuim enorm groot zijn, zowel voor de werkgever als voor de werknemer. Misschien hebben grote bedrijven wel mensen in dienst die de regie kunnen voeren bij verzuim, maar kleinere bedrijven moeten wel degelijk gebruik maken van een registercasemanager. Zij hebben immers vaak geen mensen in dienst die zo gespecialiseerd zijn in het begeleiden en reduceren van verzuim. Stelling 4: Werkgevers zijn de beste casemanagers. Zij kennen als geen ander hun eigen mensen Werkgevers kennen hun eigen mensen. Ze kennen hun eigen organisatie. Als het gaat om medische kennis, dan koopt de werkgever die kennis wel in. Bijvoorbeeld door een bedrijfsarts in te huren. De werkgever kan het verzuim prima zelf managen, met enige hulp van buitenaf. Hij houdt de regie in handen en zouden die ook in handen moeten houden. De werkgever is immers degene die het salaris van zijn werknemer doorbetaalt. Dan zou hij ook iets te zeggen moeten hebben. Werkgevers kennen dan wel hun eigen mensen, zegt de andere kant van de zaal, maar daardoor zijn ze ook te emotioneel bij de zaak betrokken. Zij willen de relatie met hun werknemers niet verstoren. Bovendien zit er meer aan verzuim vast dan alleen de mensen kennen. Een werkgever krijgt ook te maken met allerlei ingewikkelde berekeningen. Berekeningen die een registercasemanager veel beter kan maken. Zelfs wanneer een werkgever het verzuim zelf zou kunnen managen is het nog maar de vraag of hij dat dan ook zou moeten doen. Een werkgever zou ook zelf zijn eigen administratie kunnen doen. Maar dat doet hij niet omdat hij zich veel beter bezig kan houden met zijn core business. Het begeleiden van verzuim kan hij daarom beter overlaten aan de specialist op dat gebied: de registercasemanager. Een werkgever kan niet én de belangen van zichzelf én die van zijn werknemer behartigen. Bij verzuim zijn er twee partijen die er allebei emotioneel bij betrokken zijn. Er is daarbij een onafhankelijke derde nodig, die een helicopterview heeft op het probleem.
4
De voorstanders van de stelling betogen dat een werkgever en een werknemer niet per se tegengestelde belangen hebben. Zij willen immers allebei het verzuim zo kort mogelijk houden. Stelling 5: Het inzetten van een interventie is voorbehouden aan een medicus Het inzetten van een interventie is een kostbare zaak. De indicatie daarvoor moet daarom goed onderbouwd worden, door iemand die daar verstand van heeft. Een medicus dus, de bedrijfsarts. Hij kan bovendien de regie houden op de terugkoppeling van de interventie. Dat kan een werkgever niet zelf doen. Er kan immers ook sprake zijn van een medisch beroepsgeheim. Juist in die gevallen kan de bedrijfsarts, als medicus, een belangrijke rol spelen. Volgens de tegenstanders van de stelling is het helemaal niet in alle gevallen nodig om een interventie in te laten zetten door een medicus. Het is immers uit onderzoek gebleken dat het grootste gedeelte van het verzuim niet-medisch is. Er bestaan dus ook heel veel niet-medische interventies, zoals coaching. De werkgever is degene die de interventie betaalt, hij zou daarom ook moeten kunnen bepalen of hij hem inzet. De werknemer heeft overigens zelf ook een rol bij het beslissen of hij al dan niet wil meewerken aan de interventie. Voor de bedrijfsarts is alleen een adviserende rol weggelegd. Hij mag een interventie adviseren aan de werkgever. Het inzetten moet hij echter aan een ander overlaten. Stelling 6: De enige die het verzuim en daarmee de kosten overziet en kan reduceren op dossier- en organisatieniveau is de registercasemanager en niet de P&O-er, de bedrijfsarts of de arbeidsdeskundige. Goede verzuimbegeleiding is een teamsport. Dat vinden zowel de voor- als de tegenstanders van de stelling. Verzuim begeleid je als team van zowel arbeidsdeskundige als bedrijfsarts en P&O-er. Maar waar de tegenstanders van de stelling vinden dat de registercasemanager daarbij dus niet de enige is die de kosten kan overzien, zijn de voorstanders van mening dat de registercasemanager tussen al die deskundigen wel degene is die de regie kan voeren. Hij kan iedereen inzetten op zijn talent. Voor inhoudelijke kennis huurt hij specialisten in, zoals de bedrijfsarts. Ook bij een teamsport moet er iemand het overzicht houden. Dat is de registercasemanager. Hij spreekt de taal van de werkgever. Die is namelijk geïnteresseerd in de kosten en de registercasemanager weet als geen ander alles over de kosten van het verzuim. Volgens de voorstanders van de stelling is de bedrijfsarts alleen de medisch adviseur in het hele traject van verzuimbegeleiding. Hij heeft niets met de regie te maken. De werkgever is de eindverantwoordelijke. Hij doet er goed aan om een registercasemanager in te huren om de regie te voeren. De tegenstanders van de stelling vinden toch echt dat de bedrijfsarts degene is die de eindverantwoordelijke is. Hij kan de medische begeleiding van het verzuim prima zelf aan en heeft de registercasemanager daarbij helemaal niet nodig.
5