Verslag focusgroepen 28 juni 2004 participatie in verenigingen
Vakgroep Sociale Agogiek
VERSLAG FOCUSGROEPEN 28 juni 2004 participatie in verenigingen
Onderzoeksproject in opdracht van SoCiuS, Steunpunt voor Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk vzw, uitgevoerd door de Vakgroep Sociale Agogiek, Universiteit Gent
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w
Vakgroep Soc iale Agogiek Universiteit Gent
Colofon
VERSLAG FOCUSGROEPEN 28 juni 2004 participatie in verenigingen
ONDERZOEKSPROJECT IN OPDRACHT VAN SOCIUS, uitgevoerd door de Vakgroep Sociale Agogiek, Universiteit Gent
UITGAVE SoCiuS - Steunpunt voor Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk vzw Gallaitstraat 86 bus 4 1030 Brussel Tel.: 02 215 27 08 Fax: 02 215 80 75 http://www.socius.be
TEKST Griet Verschelden en Tine Vanthuyne, Vakgroep Sociale Agogiek, Universiteit Gent Yves Larock, Charlotte Franckx en Sofie Verhoeven, SoCiuS
Brussel, januari 2005
Vakgro e p Soc iale A g o g i e k Universiteit Gent
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w
VERSLAG FOCUSGROEPEN 28 juni 2004 participatie in verenigingen
INHOUDSTAFEL PAGINA
[ 04
Korte situering
[ 05
Onderzoeksvragen
[ 06
Onderzoekstekening
[ 07
Verkennende focusgroepsgesprekken
[ 12
Tot slot
[ 13
Bijlagen
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w
Vakgroep Soc iale Agogiek Universiteit Gent
05 Korte situering Het project “participatie in verenigingen” vertrekt vanuit een bezorgdheid van betrokkenen uit verenigingen, met name de bezorgdheid dat de activiteitsgraad of ruimer het engagement van leden en/of vrijwilligers afneemt. Met andere woorden, de bereidheid van mensen om binnen verenigingen vrijwilligerswerk of lidmaatschap op te nemen, zou teruglopen. Deze vrees werd op 5 november 2003 op het Forum voor Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk uitvoerig besproken. De discussie ging ondermeer over een hedendaagse invulling van lidmaatschap, veranderingen in engagement, de behoefte aan deskundigheidsbevordering met betrekking tot organisatiestructuren of vrijwilligersbeleid, het concept en imago van verenigingen en vrijwilligerswerk, … (SoCiuS, 2004). Uit deze discussie groeide het project ‘participatie in verenigingen’. De bedoeling van dit project is dat “meer vrijwilligers, actief in het verenigingsleven over manieren van denken en handelen beschikken om het aantal leden en hun engagement te verhogen”. Het project wil deze doelstelling in vier stappen realiseren. In de eerste fase (tot mei 2005) beantwoorden we enkele onderzoeksvragen. Op basis van de onderzoeksresultaten zullen de verenigingen in de tweede fase (in juni 2005) intensief, creatief, fundamenteel én concreet nadenken over participatie en engagement in het verenigingsleven. Stap drie (van juni 2005 tot april 2006) is een ontwikkelings-, test- en evaluatiefase: hierin wordt geëxperimenteerd met projecten die op een aantoonbare manier positief bijdragen tot de participatie in verenigingen. In fase vier, ten slotte, verspreiden we de resultaten. Het project loopt tot midden 2006 en wordt begeleid door een denkgroep waaraan een tiental verenigingen participeren. Het document dat u nu in handen hebt, brengt vooral verslag uit van het eerste onderdeel van de onderzoeksfase van het project: de verkennende focusgroepsgesprekken. Om dit onderdeel te kunnen kaderen volgt eerst een beknopte beschrijving van de volledige onderzoeksfase van het project.
Vakgro e p Soc iale A g o g i e k Universiteit Gent
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w
O6 Onderzoeksvragen Participatie in verenigingen wordt benaderd als een vorm van maatschappelijke participatie, gericht op de realisatie van het recht op persoonlijke, sociale en culturele ontplooiing van burgers. Twee kwesties staan centraal: • De vraag naar toegankelijkheid van en maatschappelijke ongelijkheden / diversiteit in participatie aan het verenigingsleven; • De vraag naar voorwaarden die nodig zijn om verenigingen en hun participanten te ondersteunen. De kern van de discussie ligt aldus niet op het activeren van vrijwilligers en de aanname van de meerwaarde van participatie aan het verenigingsleven, maar op het profiel van participanten aan het verenigingsleven, hun patronen en dimensies van participatie, en op het ondersteuningsbeleid van verenigingen. De patronen van participatie van burgers moeten immers in verband gebracht worden met de wijze waarop verenigingen potentiële participanten aanspreken en rekruteren, en omgekeerd. Dit project wil verenigingen handvaten aanreiken om een diversiteit van mogelijke vormen van participatie als waardevol te (h)erkennen.
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w
Vakgroep Soc iale Agogiek Universiteit Gent
O7 Onderzoekstekening Het onderzoek voor het project ‘participatie in verenigingen’ bestaat uit volgende fasen: a) uitvoeren van een beknopte literatuurstudie; b) opzetten van een verkennend focusgroepsgesprek; c) uitwerken van een vragenlijst voor verenigingen over hun beleid ten aanzien van participanten; d) uitwerken van een onderzoek naar dimensies van participatie van betrokkenen; e) uitvoeren van focusgroepsgesprekken bij bestuursvrijwilligers; f) ontwikkelen van een reflectieleidraad voor verenigingen. Het onderzoek naar het beleid van verenigingen ten aanzien van hun participanten (c), het onderzoek naar dimensies van participatie (d) en de focusgroepsgesprekken bij bestuursvrijwilligers (e) laten toe een reflectieleidraad voor verenigingen te ontwikkelen (f). De bedoeling van de literatuurstudie (a) is voornamelijk het scherper krijgen van de uitgangspunten en het gehanteerde referentiekader voor dit project. In bijlage wordt alvast een uitgebreide literatuurlijst opgenomen. De fase van het verkennend focusgroepsgesprek (b) wordt hieronder toegelicht. In een volgend verslag wordt verslag uitgebracht over andere fasen van het onderzoek. De uitwerking en het verloop van het onderzoek wordt ondersteund door een denkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van een tiental verenigingen, twee medewerkers van SoCiuS en de onderzoekers. Deze denkgroep is in dit onderzoek een belangrijk instrument in de validatie van onderzoeksgegevens. De denkgroep biedt een forum voor het opzetten en ontwikkelen van de onderzoeksinstrumenten en de interpretatie van onderzoeksresultaten. In de gekozen samenstelling biedt de denkgroep ook ondersteuning bij het motiveren van verenigingen om deel te nemen aan onderzoek en bij de implementatie van de onderzoeksbevindingen bij verenigingen en het beleid.
Vakgro e p Soc iale A g o g i e k Universiteit Gent
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w
O8 Verkennende focusgroepsgesprekken Het onderzoek startte met een eerste verkennend focusgroepsgesprek. Een focusgroep is een groepsinterview waarbij de rol van onderzoeker en participanten niet beperkt blijft tot respectievelijk vragen stellen en antwoorden geven. De focusgroepmethode wil juist gebruik maken van de interactie binnen de groep. De onderzoeker bepaalt de focus, brengt topics in, maar zijn rol blijft verder beperkt tot die van moderator. De bedoeling is zoveel mogelijke opvattingen met betrekking tot de onderzoekstopics in kaart te brengen. Het gaat dus niet om het bereiken van een “consensus”. Bovendien gaat het om het in kaart krijgen van feitelijke ervaringen en concrete voorbeelden uit de eigen vereniging; en niet om meningen of opinies (Morgan, 1997; Morgan, 1999). De bedoeling van deze focusgroep was: • Voorstelling van het project aan de verenigingen en motiveren tot verdere deelname aan het project; • Informatie verzamelen met het oog op het uitwerken van het vragenlijstonderzoek bij verenigingen; • Informatie verzamelen die gebruikt kan worden bij de interpretatie van de resultaten uit het uit te voeren vragenlijstonderzoek. In totaal namen op 28 juni 2004 25 betrokkenen uit 23 organisaties deel. De groep werd in twee subgroepen opgesplitst. Elke subgroep kreeg een gespreksleider en verslaggever toegewezen. De twee subgroepen werden op toevallige basis samengesteld. De richtvragen voor deze focusgroep werden opgesteld volgens drie onderzoekstopics (zie bijlage): • Profiel van de vrijwilliger / lid in een vereniging; • Vormen van engagement in een vereniging; • Ondersteuningsbeleid ten aanzien van vrijwilligers en leden van een vereniging. Er werden twee gesprekken van 2 uur gevoerd. Er werd 60 minuten voor de onderzoekstopic ‘engagement’ voorzien en telkens 30 minuten voor de onderzoekstopics ‘profiel’ en ‘ondersteuningsbeleid’. De vragen zijn “richtvragen” en werden tijdens het gesprek aangevuld met bijkomende vragen. Elke onderzoekstopic werd door de deelnemers kort individueel voorbereid (5 minuten voor ‘profiel’ en ‘ondersteuningsbeleid’ en 10 minuten voor ‘engagement’); hiertoe worden de richtvragen op papier aan elke deelnemer gepresenteerd (met plaats om ideeën te noteren). Deze voorbereiding is anoniem en werd tevens mee opgenomen in de verwerking. De voorbereiding gebeurde individueel en niet bijvoorbeeld in kleine groepjes omdat dan individuele opvattingen en dus onderzoeksmateriaal verloren zou gaan. De individuele voorbereiding werd door de deelnemer tijdens het gesprek als geheugensteun gebruikt om aanvullende punten aan te reiken. Omdat het gesprek
Vakgro e p Soc iale A g o g i e k Universiteit Gent
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w
O9
wending kon nemen, brachten de schriftelijke individuele voorbereiding de deelnemers terug bij hun “eerste ideeën”. Door het systeem van de individuele voorbereiding kan ook voorkomen worden dat de discussie stilvalt en/of dat de deelnemers in de loop van de discussie elementen zouden vergeten. Na deze individuele voorbereiding volgde per topic een gesprek. De gespreksleider maakt tussentijdse syntheses (gericht op de diversiteit aan antwoorden) en stelde per topic een synthese voor, al dan niet op een bordschema. Deze syntheses kunnen verhelderend zijn, structureren het gesprek en bieden de deelnemers de mogelijkheid om aanvullende punten aan te reiken, alvorens het gesprek afgerond wordt. De gespreksleider structureerde het gesprek, maar stuurde het gesprek niet inhoudelijk. De gesprekken werden opgenomen op cassette (apparatuur met een afzonderlijke micro). Tevens werd een verslag opgemaakt door een verslaggever; dit verslag werd later aangevuld met de opnames. De gesprekken werden dus niet letterlijk uitgetikt, maar gegroepeerd per topic en indien mogelijk per richtvraag. Tijdens de focusgroep ondersteunde de verslaggever ook de gespreksleider bij het maken van (tussentijdse) syntheses.
Volgende gegevens komen uit deze focusgroepsgesprekken naar voren: MET BETREKKING TOT HET PROFIEL VAN DE VRIJWILLIGER De vragen met betrekking tot het profiel van de vrijwilliger vormden een concrete insteek bij de start van het gesprek. Bij de bespreking van deze topic werd erop gewezen dat gegevens met betrekking tot het profiel niet altijd systematisch bevraagd worden; antwoorden worden dan ook vaak vanuit een subjectief aanvoelen gegeven. De groep die vrijwilligerswerk opneemt in een vereniging is zeer divers: het gaat om mannen en vrouwen uit diverse leeftijdsgroepen met diverse sociaal-economische achtergronden (opleidingsniveau en beroep). Verdere profielgegevens, bijvoorbeeld gegevens over de gezinssamenstelling, zijn iets minder voorhanden. Een aantal verenigingen wijzen erop dat het voornamelijk om hooggeschoolden gaat, terwijl anderen aangeven dat zij voornamelijk een laaggeschoold publiek bereiken. In heel wat verenigingen gaat het om 50-plussers (of gepensioneerden), hoewel dit door een aantal verenigingen verder genuanceerd wordt: bovenlokale werkingen bereiken vaak nog een ouder publiek, terwijl de lokale werking verjongt. Bestuursvrijwilligers zijn overwegend mannen, behalve bij verenigingen die zich specifiek naar vrouwen richten. Daarbij verschilt het profiel van leden met het profiel van vrijwilligers: leden hebben een breder profiel dan vrijwilligers. Tot slot wordt erop gewezen dat vrijwilligers meerdere engagementen opnemen: ze waren betrokken in het jeugdwerk of zijn actueel betrokken bij meerdere verenigingen. Vrijwilligers zijn terug te vinden op verschillende plaatsen in de structuur van de vereniging en nemen een diversiteit van taken op. De door de respondenten genoemde taken werden mee opgenomen in de opmaak van de vragenlijst van de volgende onderzoeksfase. Er wordt een verschuiving opgemerkt van een algemeen engagement naar meer afgebakende, tijdelijke taken en specifieke verantwoordelijkheden en deskundigheid. Daarnaast worden vrijwilligers ook meer dan vroeger aangesproken op complexe en technische taken (ondermeer financieel beleid voeren).
Vakgro e p Soc iale A g o g i e k Universiteit Gent
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w
10
Hierbij aansluitend wordt verwezen naar het onderscheid tussen “traditionele” en “nieuwe” vrijwilliger; het is echter niet altijd duidelijk wat precies onder dit onderscheid verstaan wordt. Tot slot wordt gewezen op de hoge verwachtingen die aan vrijwilligers gesteld worden en de zware taakbelasting van vrijwilligers, vooral ook op nationaal niveau (vrijwilligers op nationaal niveau zijn ook vaak lokaal actief). Sommige respondenten geven aan dat de organisatiestructuur van hun vereniging dezelfde gebleven is; andere wijzen op veranderingen, ondermeer een evolutie naar regionalisering en het ontwikkelen van thematische werkingen. Opgemerkt wordt dat wijzigingen in de organisatiestructuur voornamelijk ingezet worden vanuit financiële of personeelsgebonden overwegingen en niet noodzakelijk vanuit een bekommernis inzake de betrokkenheid van vrijwilligers bij de vereniging. MET BETREKKING TOT VORMEN VAN ENGAGEMENT De vragen met betrekking tot vormen van engagement stonden het meest centraal in het focusgroepsgesprek. De bedoeling hiervan was te komen tot een verzameling van diverse vormen van engagement en hun kenmerken. De onderzoeksgegevens laten zien dat engagement zeer divers omschreven wordt: het opnemen van praktische taken (bijvoorbeeld meehelpen op een feest), sympathiseren en verbonden zijn met de vereniging (bijvoorbeeld lidgeld betalen, het ledenblad lezen, de missie van de vereniging uitdragen), verantwoordelijkheid nemen voor het beleid van de vereniging, … De door de respondenten genoemde invullingen van engagement werden mee opgenomen in de opmaak van de vragenlijst van de volgende onderzoeksfase. De omschrijving, uitingen en voorbeelden van engagement worden ook verbonden met het onderscheid tussen vrijwilligers en leden. Dit onderscheid ligt volgens de respondenten vooral in de motivatie en zingeving van de betrokkenen: vrijwilligers zouden zich in vergelijking met leden meer voor de groep / vereniging engageren, vanuit altruïstische motieven en minder voor zichzelf. Daarnaast heeft het onderscheid tussen vrijwilligers en leden ook te maken met de invulling van het engagement: vrijwilligers zouden zich meer actief inzetten voor de werking van de vereniging; leden maken gebruik van het aanbod. Een aantal respondenten meent dat leden eerder een passieve en receptieve houding aannemen en omschrijven dit niet meer als engagement. De verwachtingen van verenigingen ten aanzien van vrijwilligers worden o.m. duidelijk gemaakt in een intakegesprek of bij de opmaak van een vrijwilligerscontract waarin de taken van vrijwilligers in onderling overleg afgelijnd worden (bijvoorbeeld een “minimumpakket”). Op deze manier krijgen verenigingen ook zicht op de verwachtingen van vrijwilligers. Er wordt aangegeven dat dit niet evident is: verwachtingen van vrijwilligers zijn enorm divers. Zo wordt bijvoorbeeld een onderscheid gemaakt tussen verwachtingen van bestaande en nieuwe vrijwilligers. MET BETREKKING TOT ONDERSTEUNINGSBELEID TEN AANZIEN VAN VRIJWILLIGERS De vragen met betrekking tot deze topic kwamen enkel in één focusgroep expliciet aan bod; wegens tijdsgebrek was het niet mogelijk voor de andere groep om op deze vragen in te gaan. Toch werd ook reeds in andere topics naar het ondersteuningsbeleid van verenigingen verwezen.
Vakgro e p Soc iale A g o g i e k Universiteit Gent
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w
11
Er wordt aangegeven dat de vorming en ondersteuning die verenigingen bieden aan vrijwilligers gericht is op het omgaan met de toegenomen verwachtingen, complexe taken en specifieke verantwoordelijkheden waarop vrijwilligers aangesproken worden (zie hoger). Vorming en ondersteuning is voornamelijk gericht op het versterken van competenties van vrijwilligers en op het aansluiten op de verwachtingen die vanuit de vereniging (en de ruimere maatschappelijke context) gesteld worden. Naast de vormingskansen die aan vrijwilligers geboden worden, wordt ook waardering van vrijwilligers en het creeren van mogelijkheden om elkaar in een open en gezellige sfeer te ontmoeten, gezien als belangrijke elementen in de ondersteuning van verenigingen ten aanzien van vrijwilligers. Vrijwilligers worden door verenigingen op diverse manieren gerekruteerd: via mondelinge en persoonlijke contacten, via sleutelfiguren, via websites, folders, affiches, … Er wordt opgemerkt dat grootschalige campagnes niet altijd het gewenst resultaat bereiken.
Aan dit alles kunnen met het oog op de rest van het onderzoek en het project ‘participatie in verenigingen’ de volgende conclusies verbonden worden: objectivering is niet evident De antwoorden van de verenigingen inzake (evoluties in) het aantal en profiel van participanten kunnen niet los gezien worden van de missie, bestaansreden en de doelstellingen van de vereniging. Deze factoren geven immers het beleid van een vereniging vorm en bepalen tot welke groep participanten een vereniging zich richt en op welke vormen van betrokkenheid participanten aangesproken worden. Een reflectie over wie een vereniging al dan niet bereikt en welke vormen van engagement betrokkenen al dan niet opnemen, is enkel relevant vanuit deze achtergrondgegevens. Daarbij leert literatuuronderzoek ons ook dat de zogenaamde verminderde engagementsgraad niet evident te onderzoeken is: onderzoek naar de terugloop in bereidheid van mensen om vrijwilligerswerk op te nemen, peilt eerder naar de evolutie in bereidheid als gevolg van veranderingen in maatschappelijke condities dan naar verschuivingen in de bereidheid op zich. Ook een objectivering van de zogenaamde verminderde activiteitsgraad is in dit opzicht niet evident. DIVERSITEIT IN TERMINOLOGIE: VAN ENGAGEMENT NAAR PARTICIPATIE In de focusgroepsgesprekken werd nagegaan wat verstaan werd onder diverse omschrijvingen van engagement en op welke wijze deze omschrijvingen benoemd worden (met name lid, vrijwilliger, bestuursvrijwilliger, kernlid, niet-lid, losse medewerker, werkgroepmedewerker, uitvoerende vrijwilliger, actieve vrijwilliger, passieve vrijwilliger, actief lid, passief lid). De actuele discussie met betrekking tot participatie aan het verenigingsleven richt zich voornamelijk op leden en vrijwilligers en het activeren van deze groepen. Mede op basis van de resultaten uit de focusgroepsgesprekken wordt in dit onderzoek gezocht naar een ruimere omschrijving van engagement. Gezien de onduidelijkheden met de term “engagement” worden de termen “participatie” en “participant” opnieuw naar voren geschoven.
Vakgro e p Soc iale A g o g i e k Universiteit Gent
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w
12
VAN PARTICIPANT ALS INDIVIDU NAAR HET BELEID VAN VERENIGINGEN Uit literatuuronderzoek komt naar voren dat mensen ook participeren omdat ze erop aangesproken worden, met name het beleid van verenigingen bepaalt wie participeert en wie niet én welke vorm van engagement deze mensen opnemen. Daarom wordt de focus van dit onderzoek gelegd op het beleid van verenigingen ten aanzien van participanten. VAN VORMEN VAN PARTICIPATIE NAAR DIMENSIES VAN PARTICIPATIE Mede op basis van de resultaten uit de focusgroepsgesprekken wordt in het vervolg van het onderzoek gesproken over dimensies van participatie. Dimensies van participatie kunnen in combinatie voorkomen en kennen geen rangordening.
Vakgro e p Soc iale A g o g i e k Universiteit Gent
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w
13 Tot slot Wat u hierboven las, verschafte u in principe een eerste inzicht in het onderzoek dat uitgevoerd wordt in het kader van het project ‘participatie in verenigingen’. Het hoogtepunt van het onderzoeksluik van dit project vindt plaats in het voorjaar van 2005. Samen met u kijken we uit naar de verdere resultaten.
Vakgro e p Soc iale A g o g i e k Universiteit Gent
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w
14
VERSLAG FOCUSGROEPEN 28 juni 2004 participatie in verenigingen
BIJLAGEN PAGINA
[ 14
Richtvragen focusgroepsgesprekken
[ 16
Literatuurlijst
Vakgro e p Soc iale A g o g i e k Universiteit Gent
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w
15 Bijlage 1 Richtvragen verkennende focusgroep TOPIC 1: PROFIEL VAN DE VRIJWILLIGER • Wie zijn vrijwilligers in uw vereniging?; (geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, beroep, gezinssamenstelling, …); • Op welke plaatsen in de structuur van uw vereniging vind je vrijwilligers?; • Welke taken nemen vrijwilligers op? Op welke taken worden vrijwilligers niet aangesproken?; • Zijn de plekken die vrijwilligers innemen binnen de structuur van uw vereniging veranderd doorheen de tijd?; • Zijn de taken die vrijwilligers opnemen in uw vereniging veranderd doorheen de tijd?; • Is de organisatiestructuur van uw vereniging veranderd doorheen de tijd?. TOPIC 2: VORMEN VAN ENGAGEMENT • Wat verstaat u onder “engagement” of “zich engageren voor een vereniging”?; • Hoe uit dit engagement zich in uw vereniging?; • Kunt u voorbeelden geven uit uw vereniging?; • Wat verstaat u onder “vrijwilliger” en “lid”? Wat is het onderscheid tussen beide?; • Kunt u omschrijven welk soort engagement u verwacht van een vrijwilliger? (inhoud, duur, omvang); • Heeft u zicht op de verwachtingen van vrijwilligers zelf t.a.v. hun engagement en de vereniging?; • Komen uw verwachtingen overeen met de – door u ingeschatte – verwachtingen van vrijwilligers?. Zo neen, in welk opzicht komen deze verwachtingen niet overeen? Waaraan schrijft u dit toe? • Zijn de vormen van engagement veranderd doorheen de tijd? (evolutie); • Ziet u ontwikkelingen in de samenleving die (vormen van) engagement beïnvloeden?; • Ziet u ontwikkelingen binnen uw vereniging die (vormen van) engagement beïnvloeden?; • Wat verstaat u onder volgende omschrijvingen: - lid; - vrijwilliger; - bestuursvrijwilliger; - kernlid; - niet-lid; - losse medewerker;
Vakgro e p Soc iale A g o g i e k Universiteit Gent
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w
16
- uitvoerende vrijwilliger; - actieve vrijwilliger; - passieve vrijwilliger; - actief lid; - passief lid; - andere. Kunt u zich terugvinden in deze benamingen? Zijn er elementen die u herkent in uw eigen vereniging? TOPIC 3: ONDERSTEUNINGSBELEID T.A.V. VRIJWILLIGERS • Hoe trekt uw vereniging vrijwilligers aan? (kanalen, boodschappen, …); • Hoe trekt uw vereniging leden aan? (kanalen, boodschappen, …); • Op welke groepen van potentiële vrijwilligers richt u zich? Op welke groepen richt u zich niet?; • Welke groepen bereikt u? Welke groepen bereikt u niet?; • Op welke groepen van potentiële leden richt u zich? Op welke groepen richt u zich niet?; • Welke groepen bereikt u? Welke groepen bereikt u niet?; • Wat heeft uw vereniging vrijwilligers te bieden?; • Hoe ziet het ondersteuningsbeleid van uw vereniging t.a.v. vrijwilligers eruit?.
Vakgro e p Soc iale A g o g i e k Universiteit Gent
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w
17 Bijlage 2 Literatuur participatie in verenigingen/ vrijwilligerswerk BAELE, A., CLAES, R., DE WAELE, F. & PRINGELS, A. (2001). Een mens werkt niet alleen: psychologische betekenis van vrijwilligerswerk in Oost-Vlaanderen. In P. Vlerick, F. Lievens, R. Claes (red.) Mens en organisatie. Liber Amicorum Pol Coetsier. Gent: Academia Press. BECK, U. (1992). Risk society. Towards a new modernity. London: Sage Publications. BLOCKLANDT, P., FLORUS, A., PRUYT, M. & VAN GREMBERGEN, D. (2000). Een eigen-zinnige ondersteuning voor het vrijwilligerswerk. Explorerend onderzoek naar wenselijkheid, opdracht en draagvlak van een Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk. Gent: Sociale Hogeschool KVMW. BOUVERNE- DE BIE, M. (2002). Vrijwilligerswerk in het welzijnswerk : een specifieke vorm van arbeid ? in P. Vlerick, F. Lievens, F. Claes (Red.). Mens en organisatie. Liber Amicorum Pol Coetsier (pp. 221-234). Gent : Academia Press. BOUVERNE-DE BIE, M. & VERSCHELDEN, G. (2003). Vrijwilligerswerk: een verscheidenheid van realiteiten. In I. Hatse, E. Tijskens, E. Hambach & G. Redig (Red.) Niet zomaar. Over vrijwilligerswerk in Vlaanderen annoo 2003 (pp.173-183). Brussel: Koning Boudewijnstichting. BREDA, J. & GOYVAERTS, K. (1996). Vrijwilligerswerk vandaag. Een eerste verkenning. Eindrapport. Brussel: Koning Boudewijnstichting. CLAES, R. (1995). Betekenis en waarde van werken. Brussel: Koning Boudewijnstichting. DE HART, J. & DEKKER, J. (1999). Civic engagement and volunteering in het Netherlands: A ‘Putnamian’ analysis. J. W. VAN DETH, M. MARAFFI, K. NEWTON & P. F. WHITELEY (Red.) Social capital and European democracy (pp. 75-107). Londen: Routledge. DE KNOP, P. (2002). De waarde van vrijwilligerswerk voor de sportsector. tACTIEF, 21,3, 36-37. DEKKER, A. (1997). Zorg voor werk: de bijdrage van sociale activering aan maatschappelijke participatie. Paper in het kader van het ASWB jaarthema 1996 ‘Arbeid en maatschappelijke participatie’, studiedag wonen, werken en welzijn in beweging, 7 maart 1997, Utrecht. DEKKER, A. (2001). Civil society en vrijwilligerswerk I. Verkenningen van een perspectief op vrijwilligerswerk. Rijswijk: Sociaal en cultureel planbureau. DEKKER, P. & DE HART, J. (2000). Het sociale kapitaal van de Nederlandse kiezen. M. Hooghe (Red.) Sociaal kapitaal en democratie (pp. 83-111). Leuven / Amersfoort: Acco. DEKKER, P. & HALMAN, L. (2003). The values of volunteering: cross-cultural perspectives. New York: Kluwer Academic. DEKKER, P. & USLANER, E. M. (2001). Social capital and participation in everyday life. London: Routledge / ECPR Studies in European Political Science. DEKKER, P. & VAN DEN BROEK, A. (1998). Civil society in comparative perspective: involvement in voluntary associations in North America and Western Europe. In Voluntas, 8 (1), 11-38.
Vakgro e p Soc iale A g o g i e k Universiteit Gent
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w
18
DEKKER, P. (1999). Vrijwilligerswerk vergeleken: Nederland in international en historisch perspectief. Rijswijk: sociaal en cultureel planbureau. DEKKER, P. (2000). Social capital of inidividuals: attitude or relational asset? Paper for the “Investigating social capital” workshop in Solstrand (N), 18-21 may 2000. DEKKER, P. (2000). Sociale en politieke participatietrends. P. Ester, D. Van Houten, B. Steijn (Red.) De waan van de dag: sociale wetenschap en de publieke zaak. Amsterdam: NVMC/ Siswo. ELCHARDUS, M. & GLORIEUX, I. (2002)(Red.) De symbolische samenleving. Tielt : Lannoo. ELCHARDUS, M. & SMITS, W. (2001). Een wantrouwig landje. In: Vlaanderen gepeild. Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Planning en Statistiek. ELCHARDUS, M. (1993). Cultuurstrijd rond het burgerschap. De Gids op maatschappelijk gebied, 84 (11), 895-912. ELCHARDUS, M., HOOGHE, M. & SMITS, W. (1999). Participatie in Vlaanderen: een beschrijving van de deelname aan het verenigingsleven en het vrijwilligerswerk in Vlaanderen. Brussel : TOR 1999/11– VUB. ELCHARDUS, M., HOOGHE, M. & SMITS, W. (2000). Tussen burgers en overheid: een onderzoeksproject naar het functioneren van het maatschappelijk middenveld in Vlaanderen. Samenvatting van de onderzoeksresultaten – deel 1: oorzaken en gevolgen van middenveldparticipatie. Brussel: TOR 2000/5– VUB. ELCHARDUS, M., HUYSE, L. & HOOGHE, M. (2000). Het maatschappelijke middenveld in Vlaanderen. Brussel: VUB Press. GELAUFF, M. & VAN HOUTEN, D. (1993). Zorg en burgerschap. Sociale interventie, 17-24. GELDOF, D. & VAN ASSCHE, V. (1999). J-on-g-elijk? Jongeren en sociale ongelijkheid in de risicomaatschappij. In P. Allegaert & B. Van Bouchaute (Red.) De leefwereld van jongeren (pp. 241-250). Leuven: Garant. GLORIEUX, I. (1995). Arbeid als zingever. Brussel: VUB Press. GLORIEUX, I., KOELET, S. & MOENS, M. (2001). Tijdsbesteding van de Vlamingen. Een tijdsbudgetonderzoek bij een representatieve steekproef van Vlamingen. In Vlaanderen gepeild. Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Administratie Planning en Statistiek. HAMBACH, E. (2001). Een internationale kijk op het vrijwilligerswerk. Vrijwilligerskrant (20), 2, 2-4. HOOGHE, M. (2003). Participation in voluntary associations and value indicators: the effect of current and previous participation experiences. Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, 32 (1), 47-69. HUSTINX, L. & LAMMERTYN, F. (2001). Vrijwilligerswerk tussen vrijheid en onzekerheid. Uitdagingen voor een eigentijds vrijwilligersbeleid. Oikos, 17, 2, 24-42. HUSTINX, L. (1998). Jongeren en hun vrijwillig engagement: een nieuwe stijl van vrijwilligerswerk? Tijdschrift voor sociologie, 19, 2, 111-147. HUSTINX, L. (2004). Jongeren en vrijwilligerswerk. Balanceren tussen solidariteit en zelfontplooiing. Welwijs, 15 (4), 3-7. KLEIDMAN, R. (1994). Volunteer activism and professionalism in social movement organizations. Social Problems, 41,2, 264-266. KNOPS, G. (ed.) (2001). Vrijwilligerswerk: wat kan, mag en moet? Een concrete stand van zaken. Brussel: Koning Boudewijnstichting.
Vakgro e p Soc iale A g o g i e k Universiteit Gent
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w
19
KREMER, M. (1997). Hoe zorgt de verzorgingsstaat? Vlaamse zorgverhoudingen in perspectief. Paper in het kader van het ASWB jaarthema 1996 ‘Arbeid en maatschappelijke participatie’, studiedag wonen, werken en welzijn in beweging, 7 maart 1997, Utrecht. LAMMERTYN, F., DECLERCQ, A. & HUSTINX, L. (2001). Naar een nadere modaliteit? Een sociologische kijk op een maatschappij in verandering. Leuven: Departement Sociologie. LEEST, J. (2000). Vrijwilligers: een verkennend beleidsonderzoek naar de aard, omvang en betekenis van het vrijwilligerswerk op de werkvelden van justitie. ’s Gravenhage: Ministerie van Justitie. LEIJENAAR, M. & NIEMÖLLER, K. (1999). Motivatie tot maatschappelijk participatie: kwalitatief of kwantitatief. In P. Dekker (Red.) Vrijwilligerswerk vergeleken. Civil society en vrijwilligerswerk III. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. LEIJENAAR, M. & NIEMÖLLER, K. (2001). Participatie in maatschappelijke organisaties. In A. Dekker (Red.) Civil society en vrijwilligerswerk I. Verkenningen van een perspectief op vrijwilligerswerk. Rijswijk: Sociaal en cultureel planbureau. O’CONNELL, B. (2000). Civil society: definitions and descriptions. Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, 29 (3), 471-478. PROVOOST, A. (2002). Loskomen van het marktdenken ligt niet voor de hand. tACTIEF, 21,3, 27-28. PUTNAM, R.D. (2000). Bowling alone: the collapse and revival of American community. New York: Simon and Schuster. ROMMEL, W., OPDEBEECK, S., LAMMERTYN, F., VERSCHELDEN, G., CLAEYS, A.& BOUVERNE-DE BIE, M. (1997). Vrijwillige inzet in Vlaanderen. Een exploratie. In opdracht van de Vlaamse Minister van Cultuur, Gezin en Welzijn. Universiteit Gent – KU Leuven: onderzoeksrapport. ROSANVALLON, P. (1995). La nouvelle question sociale. Repenser l’etat-providence. Paris: Editions du Seuil. ROTOLO, T. (1999). Trends in voluntary association participation. Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, 28 (2), 199-212. SMITS, W. (2004). Maatschappelijke participatie van jongeren. Bewegen in de sociale, vrijetijds- en culturele ruimte. Brussel : TOR – VUB. SOCIUS (2004). Forum voor sociaal-cultureel volwassenenwerk. Verslag. Brussel: SoCiuS. USLANER, E.M. & DEKKER, P. (2001). Social capital and participation in everyday life. London: Routlegde. VAN DER PENNEN, T. (2003). Ontwikkeling in het lokaal vrijwilligersbeleid. Het internationaal jaar voor de vrijwilligers; een jaar later. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. VAN DER VEEN, R. & JANSEN, T. (1999). Nieuwe perspectieven op sociale politiek. Over integratie, participatie, sociale uitsluiting en activering. In H. Baert, et al. Handboek samenlevingsopbouw in Vlaanderen (pp. 103-117). Brugge: die Keure. VAN STEENBERGEN, B. (1992). De arbeidsmaatschappij: nieuw begin of begin van het einde? Beleid en maatschappij, 3, 127-136. VERCRUYSSE, A. (Red.) (2004). Gegevens 03. Brussel: SoCiuS. VRANKEN, J., GELDOF, D. & VAN MENXEL, G. (1997). Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 1997. Leuven: Acco.
Vakgro e p Soc iale A g o g i e k Universiteit Gent
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w
20
WILDEMEERSCH, D. (2001). Perspectieven van vorming voor actief burgerschap, binnen het kader van vrijwilligerswerk. Vorming en vrijwilligerswerk. Tilburg: Beraadsgroep Vorming. WILLEMS, L. (1993). Vrijwilligerswerk tussen altruïsme, eigenbelang en burgerzin. Sociale interventie, 9-16. WOLLEBAEK, D. & SELLE, P. (2002). Does participation in voluntary associations contribute to social capital? The impact of intensity, scope en type. Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, 31 (1), 32-61. HUSTINX, L. & LAMMERTYN, F. (2004). The cultural bases of volunteering: understanding and predicting attitudinal differences between Flemish Red Cross Volunteers. Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, 33 (4), 548-584. HUSTINX, L., VAN HOVE, T. & LAMMERTYN, F. (2001). Stijlen van vrijwilligheid bij de hulpdienstvrijwilligers van Rode Kruis – Vlaanderen. Leuven: Onderzoeksverslag Departement Sociologie – Afd. Sociologie en Sociaal Beleid. Karr, L.B. Keeping an eye on the goal(s).A framing approach to understanding volunteers’ motivations. In Vrijwillige inzet onderzocht (pp.55-62). HUSTINX, L. (2003). Reflexive modernity and styles of volunteering. The case of the Flemish Red Cross volunteers. Leuven: KU Leuven - doctoraat. FOCUSGROEPEN KRUEGER, R.A. (1998). Analyzing & reporting focus group results. Focus group kid 6. London: Sage. KRUEGER, R.A. (1998). Developing questions for focus groups. Focus group kid 3. London: Sage MORGAN, D.L. & SCANNELL, A.U. (1999). Planning focus groups. Focus group kid 2. London: Sage MORGAN, D.L. (1997). Focus groups as qualitative research. London: Sage. MORGAN, D.L. (1999). The focus group guidebook. Focus group kid 1. London: Sage
Vakgro e p Soc iale A g o g i e k Universiteit Gent
SoCiuS Steunpunt voor Soc iaal-Cultureel Vo l w a s s e n e n w e r k v z w