Bijlage 4: Verslagen focusgroepen 1. Focusgroep Leerkrachten Brabant in Leuven – woensdag 14 maart 2007 – 14u30-17u30 Verslag Deel 1/ Wat valt op? ‘Met anderen praten’: overwicht! ‘De leraar als opvoeder’ • Meest: ‘met anderen praten’ (alleen daar bolletjes) Hoe doe je dat dan? o Leerkrachten hebben de behoefte om op één lijn te staan, afspraken te maken. o In leraarskamer wordt heel veel gepraat. Wat die dag gebeurt, wordt besproken. Je overlegt met elkaar (zeker in de basisschool). Bespreken hoe je omgaat met een bepaalde situatie. o De leerkrachten vormen een team, een groep wat ‘opvoeden’ betreft. Leerkrachten moeten zorgen dat ze ‘samenstaan’, consequent zijn (vb. gelijke regels, wat bij leerkracht A mag, mag ook bij B). Leerkrachten vormen een ‘blok’ door met elkaar te spreken. • Je taak als leerkracht is in de eerste plaats opvoeden • In het BSO heb ik soms de indruk dat ik de hele week niets anders heb gedaan dan opvoeden. Dat is heel anders dan in de Latijnse: daar kun je veel meer met inhouden bezig zijn. Niet mee eens: vaak is het zo dat je pas kunt opvoeden als je ook het inhoudelijke kent. Leerlingen hebben pas respect, als je vakinhoudelijk sterk staat. Ziet het omgekeerd. Je moet eerst opvoeden, en als dat lukt, kun je inhoudelijk beginnen. Leerlingen moeten je als persoon appreciëren, en zullen dan pas willen ‘leren’. In de laatste graad verandert dat wel: de leerlingen vinden het sowieso interessant omdat je toespitst op één vakgebied waar ze voor gekozen hebben. • Je leest ook wel eens een artikel. • Geen enkele bol bij ‘bijscholing/navorming’ o Beantwoordt aanbod aan wat verwacht wordt? o Bijscholen vraagt moeite. o Valt vaak tegen inhoudelijk. ‘De leraar als inhoudelijk expert’ • Know how wisselen leerkrachten uit door met elkaar te spreken/overleggen ‘De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelprocessen’ • ‘Met anderen praten’ Hoe doe je dat dan? o Spreken over inhoudelijke. Je hebt iets gevonden en geeft het door. Zowel vakspecifiek (met vakcollega’s) als vakoverschrijdend, bijvoorbeeld presentatievaardigheden, groeperingsvormen (met alle collega’s) o Feedback krijgen over wat werkt en wat niet werkt • Ook ‘zelfstudie’ • ‘Internet’ geen kanaal. ‘De leraar als lid van een schoolteam’ • Leerkrachten willen op één lijn staan (cf. leerkracht als opvoeder). Hiervoor overleggen ze met collega’s.
Wat? o Nieuwsgierig zijn. Willen leren van je collega’s. Kijken hoe collega’s het doen, van hen leren. Aftasten in hoeverre hetgeen je in de lerarenopleiding hebt geleerd ook echt bruikbaar is . Zoeken naar jezelf als leerkracht. o Informele contacten in de leraarskamer. o Ook formele acties, structurele samenwerking, gestructureerd overleg, bijvoorbeeld vakvergaderingen, werkgroepen, vorming geven aan collega’s. o Zorgen voor zowel horizontale als verticale informatiedoorstroming. o Overlap met ‘leraar als begeleider van leer- en ontwikkelprocessen’ ‘De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker’ • Hoe vullen leerkrachten deze basiscompetentie in? o Dit is ‘een speciaal geval’, iedereen definieert het anders. Vb. Studenten XXX gaan op stage in het verslag dat de mentoren invullen wordt een luik voorzien voor deze basiscompetentie. Dit luik is meestal leeg. Mentoren schrijven er niets over. o School van XXX: probeert te werken rond begeleid zelfstandig leren. Ze zoeken vanalles op over dit thema: via ‘nascholing’, via andere scholen, via ‘internet’. • Forums zijn interessant om ideeën uit te wisselen, om te overleggen! • Aangezien het nieuw is, kun je niet bij je collega’s terecht en ga je het elders zoeken. • Toegankelijkheid van media: bijna iedereen heeft toegang tot het net Uitrusting van de school: pclokalen, bibliotheken, smartboard… • Zoeken naar nieuwe leermiddelen + nieuwe werkvormen + voor bepaalde vakken (vb. informatica (ene vak is veel ‘stabieler’ dan het andere): zoeken naar vakinhoudelijke innovatie, zoeken naar vernieuwing (overlap ‘leraar als inhoudelijk expert’) • Eindtermen vragen wel om zoveel mogelijk ict te integreren in de vakken, dus alle vakken moeten in feite innoveren. • Bepaalde leerplannen zijn heel ruim. Je wordt verondersteld het zelf in te vullen en dus op zoek te gaan. • We zien zwaartepunt op gebruik ‘internet’. Overwicht bij internet omdat vertragingsfactor meespeelt. Tegen de tijd dat het in boeken staat, is het niet meer ‘nieuw’. Het gaat meer over zoeken, zelf kijken wat bruikbaar is. • Ook bijscholing, bijvoorbeeld computercursussen. • Wie zoekwerk verricht, gaat het dan signaleren aan de collega’s, kun je dan bijscholing, navorming noemen. Je gaat drempel verlagen om mensen op het internet gerichter dingen te laten vinden. Vb. wikipedia: stap tussen louter zoeken tussen info en de schifting al uitgefilterd. Een url die je van een collega krijgt is al een ‘geselecteerde’ url. • Wat het internet betreft is er wel de vraag ‘wat is de waarde van wat aangeboden wordt?’. Als stap van internet naar boek wordt gezet, wordt er een stapje gezet van zekerheid van de kwaliteit van wat aangeboden wordt. Onzekerheid over kwaliteit moet opgegeven worden. Als voldoende mensen het kwaliteit vinden moet dat volstaan, of dat dan op internet of in boeken staat, moet minder relevant zijn. Internet is uiteindelijk maar een vorm. ‘De leraar als partner van ouders/verzorgers’ • Slechts één bol. o Wel belangrijk: je bent ermee bezig, contact met ouders, verzorgers, begeleiders. o Het gebeurt maar als je er intensief mee bezig bent, zou je iemand hiervoor nodig hebben. • Secundair: leerlingen van 17 jaar: contact gebeurt grotendeels via de leerlingen. Er zijn overlegmomenten met ouders maar meestal via leerlingen. Als het echt nodig is, dan telefonisch. • Leerkracht zedenleer: ziet geen ouders, hebben geen behoefte aan contact.
•
Vooral als er een probleem is met een leerling
‘De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap’ • Twee bollen • Spreken met anderen, overleg plegen, we zijn samen lid van een onderwijsgemeenschap. Gaat niet alleen over het vak, ook over andere zaken, netwerken van scholen. Vb. lerarenforum.be • Werken binnen de koepel, scholengemeenschap • Hangt af hoe je onderwijsgemeenschap interpreteert. Hier: onderwijsgemeenschap: mensen die er professioneel mee bezig zijn. ‘De leraar als cultuurparticipant’ • Dit gaat over weten wat er leeft bij de leerlingen (sms, chatten…). Hierover spreek je met de leerlingen • Ik ga naar toneel, bespreek dat met leerlingen en met collega’s. Kanaal ‘educatieve sites op het internet’ • Wordt gebruikt voor o Innovator o Inhoudelijk expert Inhouden selecteren die relevant zijn en dan doorspelen. o De leraar als organisator School XXX overweegt om zelf een portaalsite te ontwikkelen. Er wordt bekeken of er een stuk organisatie aan gekoppeld kan worden, vb. huiswerkbegeleiding, agenda als papieren versie vervangen, organisatie van de school, ook als contact naar de ouders. Kanaal ‘andere’: elektronische leeromgeving • Ervaringen? o Collega’s doen er weinig mee. o Vanaf het moment dat het verder gaat dan communicatiemiddel, wordt het niet vaak gebruikt. o Wat is waarde om iets op een elektronisch leerplatform te zetten als ik leerlingen elke dag zie? o Het moet verder gaan dan alleen cursusmateriaal erop zetten. o Ouders klagen. o Een waardevol iets, vooral praktisch (vb. mail geen virussen). Maar verder is het niet haalbaar (vb. materiaal op plaatsen). Verslag Deel 3/ Wat valt op? • •
•
• •
Weinig kritiek Wat wil ik vinden als leerkracht? Niet alleen een lijst met links, ook commentaren van andere leerkrachten op die links. Het zou goed zijn als er feedback is, evaluatie van collega’s. Je moet direct kunnen zien wat de bedoeling is + alles moet goed geordend zijn. Vb. site met blog (edublogs.be): je weet niet goed wat de bedoeling is. Er is alleen een klein linkje naar ‘algemeen ‘ waar je kunt lezen wat de bedoeling is. Wat ben je daar nu mee? Het moet actueel zijn! (Vb. een blog van in 2006 is ‘verouderd’.) Informatie voor verschillende onderwijsniveaus wordt te veel door elkaar aangeboden ( je moet veel bekijken dat niet voor jou is geschikt).
•
•
•
•
•
•
•
•
Het zou handig zijn als je kunt kiezen voor een niveau (zowel volgens het Vlaamse als het Nederlandse principe). Veel van de informatie die wordt aangeboden, heb je al in de krant hebt gelezen. Je moet teruggaan naar een bron! (Je hebt er niet veel aan als het overgenomen is uit De Standaard). Je moet terecht kunnen komen bij de bronteksten (vb. regelgeving, resultaten onderzoek). Een criterium voor betrouwbaarheid: je kent de bron. Er is niet veel aandacht voor onderwijswetgeving, regelgeving. Er is ook niet veel aandacht voor onderwijskundig onderzoek. In plaats van te stellen ‘dat werkt goed’ ook het onderzoek aangeven dat dat aantoont! Het uitwisselen van ervaringen met collega’s is waardevol, maar het blijven collega’s en geen experts. Hun oordeel is evenveel waard als dat van jou, daarom inzage in onderzoek Je moet een onderscheid maken tussen een blog en een forum. o Blogs: goed voor ouders (vb. ouders van een autist, die hun ervaringen neerschrijven), leerkrachten kunnen er ook een blog rond maken. Eerder een ‘verhaaltje’. o ‘De leraar als partner van de ouders’: een ‘ouderblog’ kan helpen. Ouders kunnen hun ervaringen meegeven. o Probleem: hele onderwijsgemeenschap kan meelezen. Moet het op een ‘afgesloten’ stuk komen? o Onderwijsgemeenschap heeft iets aan dergelijke ervaringen. Websites/internet kunnen helpen om het communiceren te vereenvoudigen. Vb. huidige situatie: ouder vraagt iets aan leerkracht, die brengt de vraag over naar de directie, de directie antwoordt aan de leerkracht, de leerkracht brengt de vraag over naar de ouder. Hierdoor is de communicatie ‘gekleurd’. De boodschap wordt telkens iets ‘veranderd’. Deze kloof kan gedicht worden. Ouders kunnen via het net rechtstreeks communiceren met de directie. Wie beheert de website? Wie houdt alles in het oog? Om dat te doen moet de overheid dat financieren maar dan is het niet meer onafhankelijk. o In een ideale situatie zou de website volledig onafhankelijk moeten zijn. o Klasse: gekleurd. Je vindt zelden een kritische noot. Inhouden worden bepaald door de tendensen. o Kan een portaal een democratisch doorgeefmiddel voor informatie zijn? o Als overheid het financiert, dan zullen de mensen die de site onderhouden het beleid ondersteunen. o Cf persvrijheid vrt o Men moet het gaan bekijken als een equivalent van een onafhankelijk tijdschrift. Onafhankelijkheid ten opzichte van overheid. ‘De leraar als inhoudelijk expert’ o Website met kalender met alle nascholingen: interessant. Ook een inschrijvingsmodule zou leuk zijn (probleem: nascholingen worden door verschillende diensten georganiseerd). Nu kun je lang zoeken als je gericht naar nascholing zoekt. Het zou handig zijn als je vanaf één plek alles kunt vinden (cf. cultuurweb.be). Een belangrijke taak voor de portaalsite is het centraliseren van informatie. o Zoeken op internet, surfen enzo: duurt lang, doen leerkrachten niet graag. Ze gaan liever naar een site die aangeeft welke informatie bruikbaar is (zal dan wel beperkter zijn). Deze informatie werd gecontroleerd, is correct. o Snelle manier om gericht te zoeken. o Gewone zoekrobots: kost veel tijd. Als filtering via een portaal gebeurt: waardevol. Vb. aardrijkskunde: heel veel beeldmateriaal op internet. Een gefilterd aanbod zou handig zijn. De ‘rommel’ eruit, die je via google meekrijgt.
Momenteel zijn er versnipperde initiatieven vanuit de uitgeverijen. Sommige uitgeverijen bieden via een website bijkomend materiaal aan (commercieel). Nu moet je alles aflopen. Het zou handig zijn als dat op één plek zou verzameld worden. Van dit materiaal ben je ook zeker dat het kwalitatief ok is. o Filteren op wat je zoekt: presentatie, foto… o Voor zoiets is geweldig veel mankracht nodig. Moet echt structureel in gang gebracht worden. Idee: een internet voor scholen over heel Vlaanderen. Een apart internet voor leerkrachten Probleem van ‘rechten’. Zolang we uitwisselen is er niets aan de hand, maar als het officieel op een groter niveau verspreid wordt, kun je problemen krijgen. Wetgeving! Samenwerking met de media (pers, openbare omroep). Een stuk uit Koppen tonen mag in feite niet. Zoeken naar vakinhoud versus zoeken naar een aanpak om iets te bereiken. Dit tweede is veel moeilijker te vinden. In de lerarenopleidingen worden jaarlijks massa’s lesvoorbereidingen, proefstukken gemaakt. Dit materiaal stroomt nooit door naar leerkrachten (behalve dan op studentensites). Een systematische doorstroming van goede lessenaanpak, methoden enzo, die in alle lerarenopleidingen aan bod komen, is er niet. Een portaal zou een middel kunnen zijn om dat wel te doen. Probleem: iedere lerarenopleiding heeft een eigen vorm van lesvoorbereiding. Je zou uniformiteit moeten hebben. Feit dat er verschillende vormen zijn zou net een element kunnen zijn om te vernieuwen. Ook bepaalde eindwerken kunnen waardevolle info geven, zouden moeten doorstromen. Een portaalsite is pas efficiënt als er veel gebruikers zijn. Het moet leven. Lerareninfo: forum + links waren goed. Klascement: mooi gestructureerd. Het is belangrijk dat je snel ter plaatse bent, dat je snel vindt wat je zoekt. Belangrijk dat je snel ter plaatse bent. Er moet een forum zijn waar je van gedachten kunt wisselen. Als je drie keer doorklikt kom je altijd in een omgeving die er heel anders uitziet. Je geraakt de weg snel kwijt. Er moet een evenwicht zijn tussen inhoud binnen de site en links naar externe sites. Belangrijk voor gebruiksvriendelijkheid! Er zou wat eenvormigheid moeten zijn, regels waar je je moet aan houden als je materiaal op het net zet. ↔ Is versnipperdheid niet eigen aan het internet? Heel wat leerkrachten die internetleek zijn zullen eenvormigheid appreciëren. Als je echt naar iets zoekt is het storend dat de vormgeving voortdurend verandert. Het materiaal dat je op het net vindt is meestal klassiek, printbaar materiaal. Er zouden ook tools moeten aangeboden worden om e-cursussen te ontwikkelen. Dit zou er automatisch voor zorgen dat er meer elearningpakketten gepost worden. o
• • • • •
• • • • • • •
•
1
De leraar als begeleider van leeren ontwikkelingsprocessen
Met anderen praten (collega’s, leerlingen, ouders, … )
Zelfstudie via boeken, tijdschriften, magazines
Bijscholing / navorming
●●●
●●
●●
●●●
●●●
2
De leraar als opvoeder
3
De leraar als inhoudelijk expert
4
De leraar als organisator
5
De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker
●
6
De leraar als partner van de ouders/ verzorger
●
7
De leraar als lid van een schoolteam
8
De leraar als partner van externen
9
De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap
10
De leraar als cultuurparticipant
Educatieve sites op het Internet
●●●●
●
● ●
●●
●●
●●●●
●●● ●● ●
●
●●
●
andere
1
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen
2
De leraar als opvoeder
3
De leraar als inhoudelijk expert
4
De leraar als organisator
5
De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker
6
De leraar als partner van de ouders/ verzorger
7
De leraar als lid van een schoolteam
8
De leraar als partner van externen
9
De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap
10
De leraar als cultuurparticipant
Mogelijkheden Hoe kan een educatieve portaalsite de ontwikkeling van de basiscompetenties ondersteunen
Beperkingen Wat werkt niet? Wat zijn aandachtspunten?
uitwisselen van goede examenlessen/ lesvoorbereidingen/ eindwerken uitwisselen van ervaring met bepaalde didactische werkvormen - ervaringen met educatief materiaal uitwisselen
- algemeen: pas efficiënt als veel leden actief zijn (ipv selecte groep)
centralisering gecontroleerde informatie, makkelijker toegankelijker voor de leek - indeling categorie: vakinhoud versus aanpak - op snelle wijze gericht zoekproces starten - kalender + eventueel inschrijvingsmodule nascholingen - vrijzinnige feesten/schoolfeesten: ervaringen uitwisselen - verslagjes van tests, edu-software - overzicht van nascholingen
- info van ongelijkmatig niveau in 1 geheel alle domeininhouden veel mankracht nodig
- dode links: voortdurend onderhoud + wie test er?
- ouder-blogs? Hoe voel ik me bij…
- snel naar de bron van officiële info communicatiemiddel tussen scholengroepen
- onafhankelijkheid van overheid leerkrachten,
2. Focusgroep Leerkrachten Oost-Vlaanderen in Eeklo – dinsdag 20 maart 2007 – 17u30-20u30 Verslag Deel 1/Wat valt op? ‘Met anderen praten’: overwicht! Nadruk ligt op praten met collega’s, met andere mensen (vb. ouders) wordt minder gesproken. ‘De leraar als lid van een schoolteam’ • Er wordt voornamelijk met collega’s gesproken. o Met collega’s moet je samenwerken. Dit impliceert dat je er mee moet spreken, dat je moet overleggen. o Basisonderwijs: ‘er moet doorstroming zijn’. Leerkrachten geven informatie door aan elkaar (vb. bij het begin van een nieuw schooljaar: informatie doorgeven over de leerlingen die vorig jaar in jouw klas zaten aan de collega die dezelfde leerlingen nu in de klas heeft.) o Als school moet je een visie ontwikkelen (vb. visie op leren). Om tot een visie te komen, moeten leerkrachten met elkaar spreken, overleggen. o Overleggen en met elkaar spreken zorgt voor een goede sfeer binnen het schoolteam. o Ideeën rijpen door met elkaar te overleggen. Op die manier ga je vooruit. • Leerkrachten zijn praktisch ingesteld. Lid worden van een schoolteam door boeken te lezen is nogal abstract. Het is gezelliger én efficiënter om samen te zitten en te overleggen. ‘De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelprocessen’ • In het kleuteronderwijs is dit een belangrijke taak (kleuters ontwikkelen zich volop). o Kleuterjuf XXX doorzoekt verschillende bronnen, waaronder het internet. Op het net vind je vooral informatie over zaken die regelmatig terugkomen, over specifieke zaken vind je minder. Op welke manieren vul je dit in? • Leerkrachten gaan in eerste instantie bij collega’s te rade (hoe doen zij het? hoe ver staan zij? o Van de ervaringen van collega’s kun je heel veel leren. o Een collega aanspreken is een gemakkelijke manier. Collega’s zijn bereikbaar. • Aan de hand van zelfstudie en nascholing kun je je in een thema verdiepen. o Collega’s beschikken dikwijls over heel wat expertise maar het is af en toe nodig om ook eens elders op zoek te gaan naar informatie. Frisse, vernieuwende ideeën komen meestal van buiten de school. Kleuterjuf XXX: om kennis te maken met volledig nieuwe dingen is nascholing interessant. o XXX gaf 20 jaar lang geen les. Toen ze opnieuw startte volgde ze een cursus. Dit verschafte haar de zekerheid dat ze er opnieuw klaar voor was. o Wat literatuur en nascholing betreffen: heel vaak liggen ook hier leerkrachten aan de basis (leerkrachten die hun ervaringen neerschrijven in een boek of die starten met het organiseren van nascholing). Positief! Dit zorgt ervoor dat het praktijkgericht is. ‘De leraar als opvoeder’ • Minder stickertjes • Navorming (1 sticker) o XXX: nascholing/opleiding zorgt ervoor dat je een basis hebt.
•
Vooral praten met ouders en met leerlingen, eventueel met het CLB. Er wordt ook met collega’s overlegd. o Met collega’s: bespreken hoe zij iets aanpakken Er wordt vooral met collega’s overlegd over conflictsituaties. Als er geen problemen zijn, is het minder nodig. XXX: enkele jaren geleden gaf ze les aan een klas ‘waar ze geen weg mee kon’. Na overleg met een collega (een praktijkleerkracht) is alles in orde gekomen. Leerkrachten die praktijkvakken geven kennen de leerlingen beter dan zij die theorie geven. • Deze leerkrachten kunnen raad geven! • Deze leerkrachten kunnen gemakkelijker op een informele manier met de leerlingen spreken!
‘De leraar als inhoudelijk expert’ • Overwicht: zoeken op het internet. o Dat is de trend! Vroeger ging je nar de bibliotheek, nu zoek je op het net. o Kleuterjuf: op het internet is niet veel te vinden voor het kleuteronderwijs. Kleuterjuffen moeten het vooral in boeken zoeken. o Op het net kun je inhoudelijke informatie vinden, maar ook informatie over methodieken en educatieve tools (vb. leren ontwikkelen van wiki’s, webquests) o Het internet biedt mogelijkheden wat coöperatief leren betreft. Klassen en scholen kunnen samenwerken. o Het internet kan ervoor zorgen dat je als leerkracht niet altíjd inhoudelijk expert moet zijn: je kunt leerlingen op het net laten zoeken naar extra informatie. • Bijscholing is niet onbelangrijk! Als er nieuwe leerplannen worden opgesteld met nieuwe leerinhouden is het belangrijk dat je nascholing vormt. • In XXX werd een namiddag georganiseerd waarbij leerkrachten die dezelfde vakken geven hun examens vergelijken (leerkrachten van verschillende scholen namen deel). • Boeken en tijdschriften zijn ook belangrijk: ze worden gecontroleerd op juistheid. Van informatie die je op het internet vindt, ben je niet zeker dat ze correct is! ‘De leraar als organisator’ • Vooral praten met collega’s en navorming. • Praten met collega’s o Als er organisatorische problemen zijn, richten leerkrachten zich tot collega’s. • Bijscholing kan interessant zijn om meer te weten te komen over klasmanagement. ‘De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker’ • Praten met collega’s wordt door geen enkele respondent gekozen. o Als je iets van een collega hoort en overneemt, heb je niet het gevoel dat je het zelf hebt onderzocht. • Leerkrachten hebben een voorkeur voor het internet. o Nieuwe ideeën vind je vooral op het internet. o Wat je op het internet vindt, probeer je uit. Daarna praat je met je collega’s over je ervaringen. o Het is leuk om zelf iets nieuw uit te proberen. • ‘Nieuwe’ zaken kun je ook buiten de onderwijswereld vinden. • DISCUSSIE 1: Secundair onderwijs: leerkrachten hebben geen eigen klas. Leerkrachten moeten zich na elke les verplaatsen naar een ander lokaal. Dit beperkt hen in hun mogelijkheden (vb. je hebt geen ‘eigen’ pc waarop je bepaalde software kunt installeren. ‘Je hebt alleen je boekentas’) De discussie is momenteel in alle scholen gaande: moeten we leerkrachten hun eigen vaklokaal geven? Je moet een hele structuur doorbreken!
•
•
•
DISCUSSIE 2: In een klassituatie leer je op een specifieke manier: het experimentele, het onderzoek wordt weggezuiverd. + In het middelbaar onderwijs moeten leerkrachten zich houden aan het lesrooster (‘als een lesuur voorbij is, is het voorbij’). In het basisonderwijs zijn leerkrachten vrijer. DISCUSSIE 1 + DISCUSSIE 2: Voor de respondenten is het de eerste maal dat ze discussiëren over deze thema’s met leerkrachten van een andere school. Ze vinden het positief dat dit nu eens kan, ze vinden dit leuk. Ook een sticker bij ‘andere’: mensen van buiten de onderwijswereld brengen vaak nieuwe, frisse ideeën aan. o Hoe organiseer je dit? Werkgroepen Bedrijfsstages voor de leerlingen
‘De leraar als partner van ouders/verzorgers’ • Overlap met ‘leraar als opvoeder’ ‘De leraar als partner van externen’ • Is het niet omgekeerd: externen als partner van een leraar? o Basisonderwijs: externen worden vaak ingeschakeld (vb. leesouders): externen als partner van de leraar. • De school/het onderwijs zou ook naar de externen moeten gaan. o Auto-industrie: mensen geven aan dat het jammer is dat het onderwijs geen beroep doet op de machines. • De meeste contacten met externen worden gelegd door leerkrachten die iemand kennen. • ‘De leraar als partner van externen’ wordt soms nogal eng gezien. o XXX: mag zich niet verplaatsen naar Amsterdam tijdens het schooljaar om overleg te plegen met Nederlandse experts. (Je kunt wel overleggen via email en via skype, maar soms is het noodzakelijk dat je elkaar ontmoet. Een aantal discussies kun je niet voeren vanop afstand.) ‘De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap’ • Praten met anderen: waarover? o Over de scholengemeenschap (samenkomen met de verschillende scholen). o De onderwijsgemeenschap kun je ook breder zien (vb contacten met buitenlandse scholen) o Een derde mogelijke interpretatie: welke rechten en plichten heeft onderwijzend personeel? Informatie hierover kun je vinden in tijdschriften van het syndicaat. ‘De leraar als cultuurparticipant’ • ‘Andere’: vb op informele basis naar een toneelstuk gaan kijken met de leerlingen informatie kun je in een catalogus vinden. • Internet: wat zoek je dan? o Leerlingen begeleiden in het zoeken naar informatie op het internet. (Vb. leerlingen helpen om informatie te zoeken die ze nodig hebben om een werkstuk te maken). • Bijscholing/navorming o Deze leerkracht legde de link tussen cultuur en muzische vorming. Je volgt nascholing om ideeën op te doen voor muzische vorming.
Verslag Deel 3/Wat valt op? •
•
•
Een portaalsite kan helpen bij het vinden van informatie o Uitwisselen van informatie met collega’s o Menselijke zoekrobots! Momenteel wordt daar te weinig gebruik van gemaakt. Wat is een ‘menselijke zoekrobot’? Je stuurt een vraag door. Een team van professionals formuleert een antwoord en stuurt dit door. Je kunt heel gerichte vragen stellen, en je bent zeker dat je degelijk antwoord krijgt. Zoeken via een klassieke zoekrobot levert heel vaak weinig op. Een portaalsite kan een plaats zijn waar gecommuniceerd kan worden. o Forums! Wat werkt niet? ◊ De meeste forums werken niet: heel veel mensen posten berichten, maar niemand kan een echt deftig antwoord formuleren. ◊ De meest forums zijn echte chatboxen, er wordt heel veel onzin gepost. Wat werkt wel? ◊ Specialisten moeten de discussies volgen en bijdragen leveren. ◊ Er moeten moderatoren aangesteld worden. ◊ Er moet ‘gericht’ gecommuniceerd worden, over een specifiek thema. ◊ De doelgroep moet duidelijk afgebakend worden. (Er zou met communities kunnen worden gewerkt.) ◊ Een goed voorbeeld: Nederland, Stichting kennisnet ict op school: werkt met ‘vraagstukken’. Een aantal mensen brainstormen over een specifiek probleem, ze vormen een denktank. Eens ze tot een consensus zijn gekomen, wordt de ‘oplossing’ gepubliceerd. Aandachtspunten o Het grote probleem met portaalsites is dat je de informatie die je zoekt heel moeilijk vindt. o Een portaalsite moet duidelijk aangeven wat het wil aanbieden en aan wie. Álles aanbieden kan niet, je moet specialiseren. Cf. KlasCement: richt zich tot een breed publiek: van kleuterjuf tot docent aan de universiteit: werkt niet! o Wanneer een portaalsite toch een breed publiek wil aanspreken, moeten bezoekers de mogelijkheid hebben om alleen die informatie te bekijken die voor hen relevant is. Werken met profielen. Alleen de informatie die past binnen het profiel wordt aangeboden. Werken met vakspecifieke websites. Voorbeeld: een website voor het vak aardrijkskunde: je vindt er alleen informatie voor leerkrachten aardrijkskunde o Metadata! Metadata moet meegegeven worden! o De structuur van de portaalsite moet duidelijk zijn! Cf. KlasCement: ‘er staan schitterende dingen op, maar je vindt ze niet’. Internet is een gigantische bibliotheek, er moet goed gestructureerd worden. Een portaalsite leidt je altijd ergens naartoe. Het is belangrijk dat je altijd de weg terugvindt! Geen dode links! Niet te veel ‘balast’: de vorm mag niet primeren op de inhoud! Het is niet nodig om met bewegende beelden en dergelijke te werken. Alles moet geopend kunnen worden op schoolcomputers (die al enkel jaren oud zijn).
Als je de informatie diagonaal bekijkt, moet je direct kunnen zien wat je kunt gebruiken. Structuur is belangrijk omdat leerkrachten vlug willen vinden wat ze zoeken. Het best wordt informatie aangeboden die gebruiksklaar is. (Leerkrachten hebben geen tijd om veel aanpassingen te doen.) Kwaliteit van de informatie Van een portaalsite verwacht je dat de aangeboden informatie kwalitatief hoogstaand is. Niet alles wat op internet staat, is waar. Je moet zicht hebben op waar de informatie vandaag komt, de bron moet aangegeven worden. Het materiaal dat aangeboden wordt, moet didactisch verantwoord zijn. Er mogen geen fouten in staan (vb. op programmamatrix wordt software aangeboden met spelfouten: ‘jantje word voetballer’). Wanneer is iets kwaliteitsvol? ◊ ‘Als iedereen in eer en geweten kan zeggen “dat is didactisch verantwoord onderbouwd, dat is inhoudelijk juist voor het niveau waarvoor het bedoeld is”, dan is het goed.’ ◊ Iedereen die met onderwijs begaan is, weet wanneer iets degelijks is. ◊ Als leerkrachten hun naam aan het materiaal willen verbinden, dan is het deftig. ◊ Werken met een ‘ranking’. Als iets door veel mensen wordt afgekeurd, moet het van de portaalsite verwijderd worden. ◊ Zaken die nooit afgehaald worden moeten verwijderd worden. De website moet onderhouden worden! ◊ Verouderde informatie moet verwijderd worden. ◊ Een team moet de website onderhouden. Wat ethische vraagstukken betreft (vb. nazisme), wie beslist welke informatie aan bod komt? Onethische informatie moet geweerd worden. Er moet wel voldoende variatie aan kwaliteitsvol materiaal te vinden zijn. Registreren/logins Om informatie te raadplegen: niet nodig! Profielen opstellen op basis van metadata, niet op basis van een login Vb. een ict-coördinator moet dikwijls informatie opzoeken voor collega’s: hij zou verschillende profielen moeten hebben. Logins en paswoorden: zorgen voor een ‘drempel’. Een deel van de leerkrachten zullen geen login aanmaken. Leerkrachten geven niet graag hun gegevens (school zou kunnen voorzien in een werkadres). Uploaden kan niet anoniem! Je wil de mensen die informatie aanbieden kennen. Leerkrachten willen zien hoeveel ervaring de aanbieders hebben, of ze deskundig zijn. Leerkrachten kunnen een ‘reputatie’ opbouwen binnen de portaalsite. Als leerkrachten hun naam aan het materiaal moeten verbinden, zullen ze kritischer zijn voor zichzelf. Anderzijds: dit is ook een drempel. Het zou handig zijn als je kunt zoeken op naam van de redacteur. Als je iets goeds vindt, kun je zoeken welk materiaal deze persoon nog aanbiedt. Zijn leerkrachten bereid om materiaal aan te leveren? Respondenten: zijn hiertoe bereid Veel andere leerkrachten maken er wel een probleem van. Leerkrachten zijn individualisten. Sommigen hebben er zelfs problemen mee om materiaal uit te wisselen met collega’s van de school.
o o
o
o
De beste resultaten zullen bereikt worden wanneer heel veel leerkrachten willen meewerken! Zoekresultaten Zoekresultaten moeten beknopt worden weergegeven. Zoekresultaten moeten gedateerd zijn. Het meest recente moet bovenaan verschijnen. Verwante artikels: moeten onderaan verschijnen. Het AquaBrowsingsysteem is interessant: je hebt een onderwerp met een browsable mind map. Dit zorgt ervoor dat je het overzicht blijft bewaren. Er bestaan heel veel particuliere initiatieven. Als de overheid de beste zou bewaren, dan zouden we al een heel eind verder zijn. Auteursrechten! Veel mensen zijn bang dat anderen van hun werk zullen ‘profiteren’ en willen hun materiaal niet posten.
o
o o
1
De leraar als begeleider van leeren ontwikkelingsprocessen
Met anderen praten (collega’s, leerlingen, ouders, … )
Zelfstudie via boeken, tijdschriften, magazines
Bijscholing / navorming
Educatieve sites op het Internet
●●●●
●●●
●●●●
●●●
2
De leraar als opvoeder
3
De leraar als inhoudelijk expert
●●
4
De leraar als organisator
●●
5
De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker
6
De leraar als partner van de ouders/ verzorger
7
De leraar als lid van een schoolteam
8
De leraar als partner van externen
9
De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap
10
De leraar als cultuurparticipant
●●●●
andere
● ●●
●●
●●●●
●●● ●●●
●
●●●●●
●
●● ●●●●●●●
●●●
● ●
●● ●●
●
Hoe kan een educatieve portaalsite je helpen? - thema-index - stappenplannen bij problemen - gerichte info - hanteerbaar naar vorm en inhoud voor de leerlingen - info lesmateriaal - lesmateriaal - bronnen die makkelijk implementeerbaar zijn voor de leerlingen/leerkrachten zonder technische interventie - wisselwerking - idee - overzicht en structuren als begeleiding voor de leerkrachten vb. overzicht domeinen en domeinrubrieken - uitwisseling - ideeën, voorbeelden - handleiding voorbereidend schrijven - handleiding voorbereidend lezen - naslagwerken, geordend per niveau, concreet, via voorbeelden - oefeningen - nieuwe tendensen - fora rond nieuwe visies - brede horizon - thema’s die aan bod komen - algemene uniforme pictogrammen i.v.m. gedrag, veiligheid - links naar cultuursites
Wat werkt niet?
-
te veel info te veel chaos niet alleen tekst + prentjes te veel tekst werkt niet
Wat zijn de aandachtspunten?
- zorgen dat de vlag de lading dekt, en een vlag is belangrijk - eenvoudige manier van zoeken - structuur - veel inloggen met naam, adres enz… privacy? wet? - startpagina: beperken + overzichtelijk - bronnen! - het bos en de bomen: er is veel te vinden maar moeilijk te vinden - niet alles op een hoop - zonder toeters en bellen, geen reclame - uitgebreide metadata en zoekfunctie - structuur - gebruiksvriendelijke sites maken + overzichtelijk - vlugge bereikbaarheid - open bron (eventueel creative commons licentie) - weinig te vinden over andere dan hoofdvakken - door foto’s en vooruitspringende tekst
3. Focusgroep ICT-coördinatoren in Kortrijk - woensdag 21 maart 2007 – 14u17u Verslag Deel 1/Wat valt op? ‘Met andere praten’: veel bollen! Vooral bij ‘lid van een schoolteam’, ‘organisator’, ‘opvoeder’ en ‘begeleider van leeren ontwikkelingsprocessen’. ‘Zelfstudie via boeken’: minder bollen. ‘Internet’: optimisme. Er is een verschuiving van boeken naar internet: mensen kopen geen tijdschriften e.d. meer. Nieuwe handleidingen voor leerkrachten: ideaal om over nieuwe didactieken bij te leren! Leerkrachten leren aan de hand van handleidingen die door uitgeverijen uitgewerkt worden! ‘De leraar als lid van een schoolteam’ • ‘Met anderen praten’: 8 bollen (geen enkel ander kanaal wordt aangeduid). o Als er niet gesproken wordt, kun je niet spreken van een schoolteam! Het is goed dat leerkrachten een team vormen en met elkaar praten over diverse zaken: leerlingengedrag, manier van aanpak, organisatie, ook zaken die niets met de school te maken hebben maar die ervoor zorgen dat ze een team zijn. o Evolutie: leerkrachten hebben meer en meer te zeggen in scholen. Beslissingen worden genomen door een kernteam. Vroeger was dat niet. • Zijn er opportuniteiten via een elektronische groep? o Nieuwsgroepen o Forums: het staat werkelijk geschreven. Sommige leerkrachten hebben schrik om iets op ‘papier’ te zetten. Ze hebben schrik om zich bloot te geven, ze houden het liever veilig (met elkaar praten is veiliger). Wat kan je openlijk zeggen en wat niet? o Er is een (technische) drempel, leerkrachten zijn angstig. o Vanuit de directie wordt vaak aangedrongen op nauw samenwerken. Leerkrachten van eenzelfde graad hebben vaak een goede verstandhouding. Tussen leerkrachten van verschillende graden is er een minder nauw contact. Mensen zoeken naar collega’s die met hetzelfde bezig zijn. Een leerkracht formuleerde dat eigenlijk heel goed. Die zei: “Ik heb een hobby, een moto, ik zoek op internet, ik zoek in een nieuwsgroep, ik krijg daar onmiddellijk een antwoord op mijn vraag.” Dat is ook bij leerkrachten zo. Het moet niet moeilijk zijn, juiste plaats, juiste weg maar we vinden onze weg niet. o Overgangsperioden: een nieuwsbrief zowel via e-mail als op papier verspreiden. Het jaar erop de papieren versie laten vallen. o Sommige leerkrachten lezen hun e-mail één keer per week. Zo’n leerkrachten heb je ook nog. o Iedereen heeft tegenwoordig een e-mailadres. Ook internet is op school beschikbaar. We zitten inderdaad in een overgangsfase (cf. vakbond: heeft ook een elektronische nieuwsbrief). o Op afstand werken fora wel. o Onbekenden versus bekenden die overleggen. o Lerarenforum: er worden echte discussies gevoerd. Intern wordt meer gepraat. (Cf. je mailt ook niet met je vrouw.)
‘De leraar als organisator’ • Projecten bespreek je met anderen. Je spreekt af met leerkrachten, ouders… om het voor te bereiden. Je spreekt ook af in de eigen school. • Via internet: info opzoeken over een organisatie, logistieke ondersteuning, schoolreis, trein… • Binnen een team heb je altijd mensen die zoeken via internet, anderen prefereren menselijk contact. Niet iedereen heeft behoefte aan een pc! ‘De leraar als opvoeder’ • Een computer geeft geen warmte, is geen mens. Door te praten met anderen krijg je inzicht in hoe iemand leeft. • De behoefte om zich te informeren over opvoeding is er. Via internet, bijscholing, nascholing. • Veel energie gaat naar ‘zorg’. Veel bijscholingen hierover, veel personeelsvergaderingen. • Er gaat heel veel tijd en geld naar ‘zorg’, weinig naar ict! De verhouding is niet goed. • Hopelijk zal in de toekomst meer aandacht uitgaan naar ict (eindtermen). ‘De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen’ • Graadsklassen: collega’s die met hetzelfde bezig zijn een verrijking. Veel info kun je onder elkaar doorgeven. Je kunt werk verdelen. • Je vindt veel op internet (in vergelijking met ‘de leraar als opvoeder). • Over sommige zaken wil je lezen (ADHD, la tourette, leerproblemen). • Op internet vind je niet veel over klasmanagement. • Er zijn veel educatieve sites in het Engels. • Hoe weet je of de info die je op internet vindt werkelijk klopt? Is het juist wat er staat? Een portaalsite zou inhouden moeten controleren! Veel leerkrachten controleren de inhouden niet, ze geven het zonder meer door aan de leerlingen. Ik verwacht van een portaal dat er controle op is! o Of iets goed is of niet goed is is geen objectief gegeven. o Of het juist of niet juist is, is wel objectief. o Klascement: alles wat verschijnt, werd gecontroleerd. o Twee uitersten: alles erop, of een controle (en dan verschijnt niet alles). Mensen verwachten dat er een controle is, dat de informatie betrouwbaar is. o Op een website van scholen zit controle, op een portaalsite minder. • Er wordt minder gelezen! o Het is een kwestie van tijd: mensen hebben minder tijd om te lezen, wel om op internet te zoeken. o Internet is gratis. o Uitgeverijen zullen meer digitaal moeten werken, met een inlog. o Ik geloof niet dat de krant gaat verdwijnen ‘De leraar als innovator’ • Ideeën haal je uit magazines, boeken. Die realiseer je dan in team. ‘De leraar als cultuurparticipant’ • Deelnemen aan culturele leven op zich, bezoeken. • Alle mogelijke informatie over musea, soms moet je al niet meer naar een museum gaan. • Concerten zoek je op internet • Ook in klasse. o Klasse is gratis. o Klasse kost veel aan het departement, misschien zouden ze dat beter aan andere zaken geven. • Praktisch: lezen in een boek is gemakkelijker dan op het net. o Ik lees ook nog graag boeken.
Als mensen kunnen kiezen tussen het lezen van een artikel op pc of in een tijdschrift, dan kiezen de meesten toch de papier versie. o De jeugd denkt daar anders over. ‘Ouderen’ zijn gewoon van lineair te lezen, jongeren niet. o Er is ook wel technologische vooruitgang: grootte scherm… Dat maakt ook wat uit. We moeten ons oriënteren op de jeugd. Hun manier van communiceren, gsm… We moeten op die manier info aanbieden, we moeten in die trend denken. o
•
‘De leraar als partner van externen’ • Geen bolletjes. ‘De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap’ • Wat is dat juist? o Lager onderwijs: vooral het schoolteam, in het secundair kun je dit ruimer zien. o Binnen een scholengemeenschap is er al vaak onderlinge concurrentie, laat staan erbuiten. Men is weigerachtig om met anderen samen te werken: dit zou ‘ten nadele’ van de school kunnen zijn. o In het lager onderwijs is er geen contact tussen leerkrachten uit verschillende scholen. Op de laatste nieuwjaarsreceptie hebben de leerkrachten van de scholengemeenschap elkaar voor het eerst ontmoet! Erg! Onze scholengemeenschap is naar mekaar toegegroeid. 300 leerkrachten komen samen. • ICT was bij ons een middel om scholen ‘scholengemeenschapminded’ te maken. De ictcoördinatoren komen samen. Dit vormde een link om vooruit te gaan. • Er is concurrentie! Een portaalsite kan dit doorbreken. Materiaal delen en reageren. Iedereen geeft en iedereen deelt. Gemakkelijk! • Internet speelt een belangrijke rol binnen de onderwijsgemeenschap, onder de noemer van andere behoeftes. • Als een gemeenschap goed werkt, is dat een meerwaarde. Te vaak nog ziet men alleen de leerkracht en zijn klas. • Werken jonge leerkrachten gemakkelijker samen? o Neen: iedereen zit op zijn eigen platform. o Veel hangt af van collega’s en van de coördinator. • Een portaalsite kan helpen om bruggen te bouwen. Verslag Deel 3/Wat valt op? ‘Leraar als inhoudelijk expert’ • Veel papiertjes. Sites gezien met goede voorbeelden? o Lerarenforum en KlasCement. o Lerarenforum lijkt te willen concurreren met anderen, maar waarom? Er zijn onderhandelingen geweest tussen KlasCement en Lerarenforum maar die zijn afgesprongen. KlasCement wilde Lerarenforum inbedden. o Sites die goed opgebouwd zijn, zullen blijven bestaan, de anderen zullen verdwijnen. Op de duur zullen er honderden sites zijn. Veel mensen zijn goed in wat ze doen. • Mensen zullen maar één bezoeken, de site die ze het best vinden (KlasCement). o Survival of the fittest. o Concurrentie is gezond.
Mensen willen een eigen ding maken. Iedereen doet het op zijn eigen manier. Er zou beter één goede site zijn. De grootste klacht van leerkrachten is dat ze op het internet kunnen blijven zoeken maar niets vinden. Ze hebben nood aan één site. o Nutteloze discussie: één goede site zou inderdaad beter zijn, maar je kunt de anderen niet tegenhouden om zelf iets te maken. o Als er subsidie komt: geeft die aan de sterkste! Wie krijgt dan de middelen? • Het departement koos voor KlasCement wat detacheringen betreft. o Focus op één instrument indien er subsidies komen, maar andere initiatieven ook toelaten. Het Vlaams karakter van de portaalsite is belangrijk. o Bepaalde vakdomeinen moet in de Vlaamse context zien. o o o
•
Wat zijn de ingrediënten voor een goede portaalsite? En wat zijn de valkuilen? • Pijnpunt: inbrengen van materiaal. Soms worddocumenten, soms powerpoint… Heel vaak moet je eerste een programma installeren. Leerkrachten zoeken nieuwe dingen, maar de verschillende (nieuwe) extensies zijn niet evident! o Gebruiken de meesten niet alleen .doc en .ppt? • Het geven van beoordelingen. o Kan bij KlasCement, maar wordt weinig gedaan. (Leerkrachten moeten al teveel punten geven?) Schrik dat ze collega’s tegen het lijf zullen lopen? • Misschien is er teveel rommel. Er moet kwaliteit zijn. o XXX: alle inzendingen worden gecontroleerd. Nadeel: het neemt veel tijd om te ‘controleren’. • Is dat haalbaar? o Twee collega’s controleren, we zijn onderbemand. Als we nog meer succes hebben, hebben we meer mensen nodig. Anders krijg je ‘wikipediatoestanden’. • Iets makkelijk kunnen terugvinden is belangrijk. o Zoekfunctie op onderwerp, en niet op woorden. Als je zoekt op woorden, vind je heel vaak zaken die niets te maken hebben met het woord. o Wij geven trefwoorden in. • Lessen zoeken met links? o Je moet gemakkelijk lessen kunnen zoeken. Je moet met linken bij de les geraken. Probleem is dat linken niet altijd werken. Hetzelfde met internet à la carte: links veranderen snel, vallen weg. Controle! • Wat ook interessant is: hoe werk je met materiaal dat op internet staat. Lessen daarrond? • Werkblaadjes met links die niet werken: je moet alle werkblaadjes veranderen. o Leerkrachten moeten hun lessen uittesten op voorhand! o Leerkrachten denken dat hun les gewoon klaar is, maar ze moeten dat ook voorbereiden, vergt een bepaalde vaardigheid. • Wordt er op toegezien dat oudere zaken verdwijnen? Je vindt veel dingen van bijv. 1998, is dat nog bruikbaar, kans is gering of het moet heel goed zijn, wordt het uitgefilterd? o Bijvoorbeeld leren werken met een euro: is niet meer nodig. Wij krijgen een signaal en dan doen we dat weg. • Verschil basis en secundair onderwijs?
De info mag niet door elkaar zitten. Je weet niet waar je moet beginnen zoeken. Bij Kennisnet word je duidelijk doorgestuurd. Heeft te maken met structuur. Dat mis ik bij KlasCement. Vanaf september: web2.0 bij KlasCement. Als je inlogt met je gegevens, kom je op de goede plaats terecht. o Eerst het vak kiezen, en dan het type, dat zou toch omgekeerd moeten (KlasCement)? De homepage van KlasCement is niet overzichtelijk, zeker voor mensen die niet gewoon zijn om op het net te zoeken. o Probleem KlasCement: het is te groot, het gaat uit zijn voegen barsten. Nood aan een eenvoudige structuur! Kennisnet: heel overzichtelijk! o Nadeel: je moet heel veel klikken en linken vooraleer je komt waar je zou moeten zijn. Tip voor een portaalsite: als je inlogt, kun je vaak zien hoeveel nieuwe items er zijn. Meestal heb je niet de tijd om dat te bekijken. Interessant: je moet weten waar je mee te maken hebt als je ergens op klikt (.doc, .ppt, link…) Inloggen vermijden! Leerkrachten moeten veel te veel gebruikersnamen onthouden! o Je kunt niet anders als je op basis van profielen info wil aanbieden. Er zijn veel mogelijkheden om het gebruiksvriendelijk te maken, om het persoonlijk te maken. Het probleem van portaalsites is dat er teveel op je afkomt dat je niet nodig hebt. o
•
• • • •
‘De leraar als partner van de ouders/ verzorger’ • Interessant voor vragen (vb. ‘mijn kind heeft problemen met au of ou’). Een soort ‘tante Kaat’ voor de leraar. Een specialist ter zake kan de vragen van leerkrachten, ouders en leerlingen beantwoorden. • De portaalsite moet toegankelijk zijn voor ouders. Ruim zien. o Vergelijken met Klasse voor ouders en Klasse voor leerlingen. • Partnerschap? Hoe zien jullie dat dan in een portaalsite? o Ik zie het niet als communicatie tussen leerkrachten en ouder. In een portaalsite moet wel info te vinden zijn voor ouders, en info voor leerkrachten. Ik zou twee portaalsites maken, één voor ouders en één voor leerkrachten. Niet mengen. • De manier van werken kan wel dezelfde zijn (vb. beheer van de databank). ‘De leraar als lid van een schoolteam’ • Een agenda. • Blogtoepassingen. o Laatste moet zichtbaar zijn. o Interessant op kleine schaal, voor een kleine gemeenschap. o Zoeken op blogs. o In een school kan dat heel interessant zijn. o Voor beperkt publiek, niet veel bezoekers. • Discussieforums zijn dan eigenlijk blogs. o Edublogs: per onderwerp. Zoiets kan toch? Zou toch een rol kunnen spelen? o Er is een blog bij lerarenforum: geen navigatiemogelijkheden. o Eigen aan blogs: een babbel via de computer. Hobby’s worden besproken. Is dat voor een portaalsite? Als er een inhoud bijstaat. • Een blog voor leerkrachten: er is niet veel verschil tussen een blog en een forum.
o
Een blog is anders: iemand start een blog en er komen reacties. Een blog is meer om een artikel te publiceren. De auteurs geven hun mening over een aantal stellingen. Op een forum is dat anders. Maar in feite toch dicht bij elkaar? • Blogs zullen discussiefora vervangen: je kunt gemakkelijker links, foto’s e.d. toevoegen.
‘De leraar als partner van externen’ • Een forum ter ondersteuning? o Ja, met externen in gesprek gaan, bijvoorbeeld over de leerkrachten. o Gevaar? Ouders hebben altijd positieve en negatieve kritiek. Ik zie het ruimer: bijvoorbeeld over opvoedkunde. o Een forum is ‘open’. Controle is mogelijk: inloggen en paswoord. ‘De leraar als lid van een onderwijsgemeenschap’ • Op het niveau van de scholengemeenschap ligt de nadruk op professionaliteit, ook op het vlak van ict. Het is belangrijk expertise uit te bouwen. • Als het goed draait is het belangrijk dat je kan leren van elkaar. Daar komt het eigenlijk op neer. • Forums kunnen helpen: je kan elkaar vanalles meedelen. •
Een kalender met eigen inbreng. o Cultuur (‘de leraar als cultuurparticipant’): je kunt alle evenementen inbrengen. Een link naar cultuurweb zou kunnen, maar dan specifiek voor leerkrachten, bijvoorbeeld ontmoetingsdagen in Plopsaland. o Kunnen controleren of het op een vrije dag valt. o Kunnen zoeken: vanuit de kalender en vanuit de inhoud. o Commerciële zaken? Het moet gratis zijn. Voor veel leerkrachten is het internet een kost op zich. Als ze dan nog eens extra moeten betalen…l Als het gesubsidieerd is door het ministerie kan er geen reclame zijn.
•
8/10 van de leerkrachten begrijpt KlasCement niet. o Een portaalsite moet eenvoudig in opbouw zijn, niet te overladen… Info opzoeken is het enige wat leerkrachten doen. Leerkrachten moeten nog een heel lange weg afleggen. o Ict-coördinatoren starten met computercursussen voor leerkrachten. o Wat wordt hierover gegeven in de normaalscholen? Niets! Schrijnend! Daar start het! Tijdens de opleiding. Een aantal hogescholen verplichten de registratie op KlasCement.
• •
•
Ze zouden moeten vertrekken van de eindtermen om de site te doorzoeken.
Bijscholing / navorming
Educatieve sites op het Internet
andere
●●●●
●●●●●
●●●●●
●
●●●●●●
●●●●
Met anderen praten (collega’s, leerlingen, ouders, … ) 1
De leraar als begeleider van leeren ontwikkelingsprocessen
2
De leraar als opvoeder
3
De leraar als inhoudelijk expert
4
De leraar als organisator
5
De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker
6
De leraar als partner van de ouders/ verzorger
7
De leraar als lid van een schoolteam
8
De leraar als partner van externen
9
De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap
10
De leraar als cultuurparticipant
Zelfstudie via boeken, tijdschriften, magazines
●●● ●●●●●●●● ●●
●●●
●●●●●
●
●
●●●
●●●●
●
●
●●●●
●●●●
●●● ●●●●●●●●
●
●●
1
2
3
4 5
6 7 8 9 10
Hoe kan een educatieve portaalsite bijdragen?
Wat werkt niet / aandachtspunten?
* * * * * * * * * * * * * * * * * *
Overzichtelijke schema van edu sites/ docs… Zoeksysteem Verschillend aanbod, wisselend Eenvoudig in opbouw Overzichtelijk, niet overladen Uitwisselen van ideeën met lk. Van zelfde niveau Links naar koepels pedagogische onderwerpen Overzichtelijk schema volgens doelstelling, volgens groep, individu Schema’s (jpg) Mogelijkheid tot zelf inbrengen Zoekfunctie op leerobjecten Lessen zoeken met links Documenten: werkbladen, tekeningen, foto’s Onmiddellijk bruikbaar lesmateriaal ter beschikking stellen Opzoeken achtergrondinfo Link naar eindtermen/ DIAMANT Overzichtelijke en eenvoudige indeling = structuur Websites
* Zoeken maar niets vinden * Forum: zoekfunctie op onderwerp, niet op woorden * Liefst 1, goed overkoepelend, edu portaalsite.
* * * * * * * * *
Links naar infosites Evaluatie van het aanbod Goede praktijkvoorbeelden Goede raad van tante… Ideeënbundel E-mail/ gsm, opvolging kind, gestuurd door school (beveiligd) Schoolwebsite met “blog” Forum Links naar scholengemeenschappen, strategische planning Kalender met inbreng mogelijk
* Lessen maken makkelijk zijn * Links moeten werken, permanente controle * Basisonderwijs ≠ secundair onderwijs * Geen pop-ups e.a.
* Structuur * Inloggen vermijden * Mag niet gedateerd zijn, te oud is niet meer bruikbaar.
* Gratis aanbod, geen commerciële links
4. Focusgroep Pedagogisch Begeleiders in Leuven – woensdag 28 maart 2007 – 14u00-17u00 Verslag Deel 1/Wat valt op? Opmerking: een leraar is een begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen. De andere categorieën zijn deelcategorieën. Het onderscheid met de negen andere competenties is moeilijk te maken. ‘De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen’ • De belangrijkste bronnen: bijscholing en navorming, met andere praten. ‘De leraar als inhoudelijk expert’ • Veel bijscholing en zelfstudie. o Vaststelling: leerkrachten zijn zeer sterk en halen dat uit zelfstudie en nascholing. Je mag hier niet uit afleiden dat wij dat de belangrijkste competentie vinden! • Met anderen praten: o Wordt al sinds jaar en dag gestimuleerd (vakgroepwerking). We stellen vast dat de leraar niet heel mededeelzaam is. Leerkrachten hebben moeite om als gelijkgezinden over pedagogisch-didactische zaken te spreken. Op dit vlak kan nog heel wat gebeuren. Veel geld voor bijscholing zou naar uitwisseling kunnen gaan. o We proberen dit te stimuleren. We durven al gemakkelijker uit elkaars klas te treden. Dan is de schroom wat minder groot om dingen prijs te geven. Dat is heel waardevol. o Niet alleen aan het pedagogisch-didactische, de zuivere vakkennis denken: die is vrij goed. Dat vind je in boeken, op sites, tijdens nascholingen. De meerderheid van de leerkrachten zijn professioneel genoeg om dit op te volgen. De behoefte om hierover te praten is niet zo groot. Als leerkrachten met elkaar praten, dan is het eerder over leer- en ontwikkelingsprocessen. o Schooloverstijgend denken/ overleg biedt een meerwaarde (je moet praten met anderen ruim zien, niet alleen met vakcollega’s). Voorbeeld: leerkrachten vragen informatie over verticale leerlijnen ( niet echt inhoudelijke informatie). o Leerkrachten Lichamelijke Opvoeding (topsportscholen) krijg je vrij gemakkelijk bij elkaar. Voor andere vakken is dat veel moeilijker. • 80 à 90 % van de tijd in de vooropleiding gaat naar ‘de leerkracht als inhoudelijk expert’. Dit weerspiegelt zich in het navormingsaanbod: het richt zich ook vooral op het inhoudelijke. MAAR: Het grote probleem van de leraar is het niveau van het klasmanagement. Daarrond is een pak minder nascholing en dergelijke (hiaat!). Leerkrachten diepen datgene uit waar ze sterk in zijn, niet de zaken waar ze minder sterk in zijn. Het opleidingsdomein moet hierover nadenken! • Klasmanagement kun je niet leren van een scherm (portaal). Opvoeden leer je niet uit boeken. Een mentor zou ideaal zijn! Cf. overwicht voor het inhoudelijke. ‘De leraar als opvoeder’ + ‘De leraar als lid van een schoolteam’ • Vooral praten met anderen. o Met collega’s of ruimer zien? Ruimer! Bijvoorbeeld ook overleggen met andere scholen.
In eerste instantie is het binnen de eigen school (evident): directie, leraars, ouders. Ruimer zien dan de vakgroep! Wel heel vaak formele overlegmomenten. Er zijn een aantal communicatiekanalen, bijvoorbeeld ouderavonden. Leerkrachten spreken met elkaar over zaken die niet echt vakspecifiek zijn, bijvoorbeeld evaluatie. Heel vaak leven leerkrachten ‘naast elkaar’, communiceren ze niet genoeg (vb. niet bespreken wat ouders tegen de leerkrachten zeggen). Er wordt ook veel gecommuniceerd via intranet.
•
‘De leraar als innovator’ • Veel bolletjes bij ‘educatieve sites op het Internet’. • Wat verstaan jullie daar juist onder? o In Informatica is dat evident. o Innoveren in de mate dat het naar het pedagogisch-didactische gaat, komt minder aan bod. Dit is van vak tot vak heel verscheiden. Bijvoorbeeld: de nieuwe leerplannen godsdienst worden ondersteund door THOMAS. Godsdienstleerkrachten vinden er alles wat ze zoeken. Voor wiskunde is dat heel anders. Vaststelling: er worden nu heel wat verwijzingen naar sites opgenomen waarop leerkrachten richtlijnen kunnen vinden. • Als het gaat over innovatie, moet het ook innovatie zijn. Het moet ook aansluiten op onderwijs en pedagogie. Het is belangrijk te denken vanuit het concept van onderwijs. Begeleiders moeten hierover indicaties geven. • Beginnende leerkrachten hebben vaak problemen. Ze gaan dan op zoek. Vaak vindt men door te zoeken (vb. op intranet) dingen die men niet zocht maar die wel boeiend en interessant zijn. • Het internet is een belangrijk kanaal wat vernieuwen betreft. Helaas blijft het altijd beperkt tot het inhoudelijke, de technische expertise. Wanneer het gaat over manieren om iets aan te brengen, dan loop je dood. Let op: dergelijke zaken zoekt men ook niet op het net. Men verwacht het van een coach/ mentor te horen. • ↔ Tegenovergestelde gevoel: met elkaar praten is het belangrijkste, het internet is om op terug te vallen. Het internet is een belangrijke bron, maar interpersoonlijk contact laat veel diepere sporen na. • Zelfstudiemateriaal: wordt niet heel veel vermeld. Hoe komt dit? o Er moet up to date-literatuur zijn. Bij techniek gaat het veel sneller. o Zelfstudie is in vergelijking met twintig jaar geleden afgenomen. Boeken komen in een kast terecht. Op dit moment grijpt men daar relatief weinig naar. Er is wel een link met ‘praten met anderen’. Mensen praten vaak met elkaar omdat ze iets gelezen hebben. • Leerkrachten psychosociale ontwikkeling: wanneer leerkrachten iets vinden (via bijscholing, op het net) dan gaan ze toch op zoek naar iemand die het al eens heeft geprobeerd. Ze doen dan beroep op hun mentor/ iemand van het CLB. Bijscholing en sites zijn belangrijk maar het gesprek met iemand die het al eens gedaan heeft, helpt. • Je vindt op sites vaak de informatie, maar geen gegevens over contactpersonen (zou erbij moeten). ‘De leraar als partner van externen’ • Belangrijk: stimuleren van het praten met externen (bijvoorbeeld met bedrijven). • Dit is geen prioriteit. Het is wel belangrijk (een relatie onderhouden met het bedrijfsleven dat de scholen omringt). • Wel: inhoudelijke expertise omzetten in didactische expertise.
• •
Contacten onderhouden met externen gebeurt heel weinig. Het wordt niet voldoende ontwikkeld. Leerkrachten zijn meer bezig op andere vlakken.
‘Leerkracht als lid van de onderwijsgemeenschap’ • De tijd dat leerkrachten individueel bezig zijn, is voorbij. Samenwerking is in kleinere scholen meestal beter dan in grotere scholen (daar ontstaan subgroepen). • Er zijn verschillen tussen leerkrachten: sommigen moet je expliciet aanspreken, anderen moet je afremmen. • Overlap met ‘leerkracht als lid van een schoolteam’. • KlasCement: leeft en is ruimer dan de eigen school. • Niet iedereen moet het warm water uitvinden. Sites bieden veel mogelijkheden wat uitwisseling betreft. • Het studiegebied elektronica heeft netoverstijgend een eigen site gebouwd, waar heel wat mensen een zaadje halen, maar er worden weinig zaadjes teruggeleverd. Dergelijke sites bloeden snel dood. De goede dingen blijven steeds weer van dezelfde personen komen. Op een gegeven moment is de kruik leeg of is ze gezonken. Wanneer elke vorm van tweerichtingsverkeer blijkt dood te bloeden houdt de initiatiefnemer het niet vol. • Vaak worden zaken op CD-Rom gezet (voordeel: je moet niet online, je kunt geen problemen hebben met site…). Probleem: het zijn altijd dezelfde die de kar moeten trekken. • Vaak is samenwerking toegespitst op vakinhoudelijke expertise. Er is nood aan vakdidactische expertise! Leerlingen zouden dan liever naar school gaan. • VVKSO heeft een website ontwikkeld. Mensen krijgen pas toegang wanneer ze zelf iets aanleveren. Er wordt met een paswoord en login gewerkt. • Wat is een onderwijsgemeenschap? Wat zit daaronder? Je moet binnengaan via de klas! De rest dreigt te gaan zweven. • De meeste willen toch dat de leraar zijn vak beheerst! ‘Leerkracht als cultuurparticipant’: • Hebben leerkrachten nog voeling met wat er zich afspeelt in de leefwereld van de jongeren? Educatieve sites en jongerencultuur gaan goed samen omwille van de zeer snelle evoluties. Belang van kledij, muziek… Inzake psychosociale ontwikkeling is dat toch belangrijk. ‘Kleur Bekennen’ • Aanbod van activiteiten die door NGO’s of partners worden gegeven. Verslag Deel 3/Wat valt op? •
Bijdragen door lessen, lesmateriaal, software, innoverend lesmateriaal. o Kan ook van een organisatie komen, hoeft niet van leerkrachten. o Belangrijk dat het al eens ‘uitgeprobeerd’ is, dat je weet of het werkt of niet. Het is niet omdat het werkt op de ene plaats dat het ook werkt in een andere schoolcultuur. o Blind overnemen van materiaal vind ik een aandachtspunt, soms werkt dat wel maar soms werkt dat niet. Fantastisch materiaal dat blind wordt overgenomen wordt dikwijls verkracht. o Probleem: vaak biedt men materiaal aan dat uit een boek komt en op een site wordt geplaatst. Op de L.O.-portal kunnen leerkrachten zelf geen bijdrages leveren. Alles wordt vanuit de pedagogische begeleidingsdienst toegevoegd
• • •
•
• • • • • •
• •
•
•
•
• • •
(leerkrachten kunnen wel iets opsturen, dat wordt bekeken en besproken door de teamleden). • Tijd genoeg om te filteren? o Er komt niet veel binnen, het is heel miniem. Je moet door het bos de bomen kunnen zien! Veel leerkrachten knappen af op een teveel. Leerkrachten moeten kunnen vinden wat ze zoeken. Wat op de portaalsite staat, moet binnen een visie (bijvoorbeeld binnen de eindtermen) passen. Het mag geen grabbelton worden. Neutraliteit ten opzichte van het net! De inhouden moeten rekening houden met de verschillende opvoedingsprojecten. Ofwel moet het neutraal zijn, ofwel moet duidelijk aangegeven worden binnen welk project iets past. Voor leerkrachten is het belangrijk wie de website organiseert. Als de begeleiding zich engageert, dan moet er controle zijn. Liever minder en goed gecontroleerd. Het is niet in de hoeveelheid maar in de selectie dat de kwaliteit ligt. Alles voor alle domeinen en alle vakdomeinen: is niet mogelijk. De verantwoordelijkheid voor kwaliteit aan groepen toekennen en dat verdelen, niet op elke site iets over economie, maar dat verdelen. Naar inhoud en aanpak is een portaalsite wel aangewezen. Er is teveel. Als je ziet waar een leerkracht allemaal moet gaan kijken (ik heb geen tijd om 27 sites te bekijken). Er is al vanalles. Kan dat worden gesteund? Er is een heel actieve groep fysica. Is het dan de bedoeling dat die wordt overgenomen vanuit de portaalsite? Een portaalsite hoeft zelf geen inhoud te dragen, maar de weg te wijzen. Op die manier hoef je geen werk over te nemen. Leerkrachten zijn bang om zelf het lijdend voorwerp te zijn (vb bang om iets toe te leveren met een dt-fout). Er is nood aan een kwaliteitslabel (cf. eindredactie van een encyclopedie). Je mag mensen niet ‘lastigvallen’ met informatie van bedenkelijke kwaliteit. Omgevingsfactoren spelen een belangrijke rol in het beslissen of iets al dan niet bruikbaar is. Daarom is er nood aan het beschrijven van de context om in te kunnen schatten of het ook in een andere context bruikbaar kan zijn. Ook de achterliggende mensvisie is belangrijk. Sites moeten grafisch en qua opbouw goed zijn. Waarom water opnieuw uitvinden? Waarom ondersteunt men bestaande initiatieven niet? Cf. initiatief om technologie in het basisonderwijs te implementeren (IMEC blijkt achteraf). De minister is er al vaak geweest maar hij geeft geen geld. Er is wel geld vanuit het bedrijfsleven en de KULeuven. Labelen: dubbel gevoel. Loopt niet altijd van een leien dakje. Voorbeeld: handboeken godsdienst: wat voldoet en wat voldoet niet? Er is vrijheid, verantwoordelijkheid en privacy. Wikipedia is inderdaad schitterend, maar de wetenschappelijke terminologie is niet altijd correct. Het is een encyclopedie, hier gaat het toch veel ruimer. Er ontbreken ook bewegende beelden . Cf. tijd van de schooltelevisie. Waarom biedt de overheid niets van didactische hulpmiddelen? Het kan toch niet dat we alleen van uitgeverijen afhankelijk zijn? Een kwaliteitslabel is heel gevaarlijk. Wat bij de een werkt, werkt niet bij de andere! Voorbeeld: sommigen halen de natuur in de klas, anderen doen alles met ict: twee uitersten, kunnen beide goed zijn. Misschien kan TELEAC een samenwerking met de VRT uitbouwen, dat zou voor veel leerkrachten een fijne hulp zijn. Vroeger: schooltelevisie. Nu is er veel meer mogelijk maar sinds die mogelijkheden er zijn, krijgen we dat materiaal niet meer. Vanuit het onderwijs stelt men geen vragen over het feit dat de VRT het educatieve niet meer opneemt! Waarom wordt vanuit onderwijs niet meer op tafel geklopt? Hierdoor zou goed, bewegend materiaal ter beschikking kunnen gesteld worden.
•
• •
Er is ontzettend veel goede inhoud, waarom nog bijmaken? Het is heel belangrijk dat we voor leerkrachten iets maken waarin ze tekort schieten, niet waarin ze heel goed zijn. Een echte kritische vriend, die niet alleen bevestigt maar die ook kan bijsturen. Een educatieve site zal hoe dan ook altijd over inhoud draaien en niet over de manier waarop het wordt aangebracht. Er is al veel inhoudelijke expertise maar de didactische expertise ontbreekt, en dat kan wel worden geleverd door een site! Een portaalsite is een grote deur, met onnoemelijk veel vensters. Werkt dat wel? Waar leidt het toe? Een portaalsite lost niet alles op. Pedagogische begeleidingsdiensten zul je blijven nodig hebben om leerkrachten te begeleiden. Een portaalsite is geen begeleider!
BASISCOMPETENTIES
1
De leraar als begeleider van leeren ontwikkelingsprocessen
2
De leraar als opvoeder
3
De leraar als inhoudelijk expert
4
De leraar als organisator
5
De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker
6
De leraar als partner van de ouders/ verzorger
7
De leraar als lid van een schoolteam
8
De leraar als partner van externen
9
De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap
10
De leraar als cultuurparticipant
Met anderen praten (collega’s, leerlingen, ouders, … )
Zelfstudie via boeken, tijdschriften, magazines
●●●●●
Bijscholing / navorming
Educatieve sites op het Internet
●●●●●●
●
●●●●●●
●●●
●
●●●●●●
●●●●●●●●●●
●
●●
●
●
●●●●●●●
●●
●●●
●●
●●●
andere
●●●●●●● ●
●
●●●●●●●●●
●
● ●●● ●
●● ●●
●●●
●
●
●
Hoe kan een educatieve portaalsite bijdragen? Structuur en doelgericht Goede praktijkvoorbeelden (garantie) kwaliteit info
3
Zoekmachine- inhoud Naam ‘klascement’ Interactieve lessen / B.Z.L. Software-pakketjes
-
Aangeven belang/link opvoedingsconcern
-
2
Inbreng eigen materiaal verwijzingen bestaand materiaal Weergeven van ervaringen….
Info aanbieden Linken pagina ipv vragen stellen
7 8 9 10
Interactief ? Laagdrempelig Via websites van scholen Via websites van bedrijven, overheid Blogs Info over (sub-)cultuur Via cultuur-websites (zeer breed) Bestaande initiatieven waarderen, groeperen / toegankelijke maken
-
6
Innoverend lesmateriaal als voorbeeld
-
4 5
Wat werkt niet / aandachtspunten? Te belerend, over de hoofden heen Blogs Vrijblijvend Structuur Structuur Link opvoedingsproject Gebrek aan selectie Screening ? Structuur Garantie inhoudelijk waarde veel “kennis”-overdracht veel “kennis”-overdracht Bomen/bos Blind overnemen veel “kennis”-overdracht Laagdrempelig
Sponsoring-afhankelijk Pop-ups / reclame
-
1
Geen gebruikersnaam +paswoord Tot bij de melk en dan betalen!