Verslag expertsessie Alcohol en Uitgaansgeweld OM Spaces, Amsterdam, 26 juni 2014
Op initiatief van het Ministerie van Veiligheid en Justitie vond op donderdag 26 juni 2014 in OMSpaces in Amsterdam een expertsessie plaats rond het thema Alcohol en Uitgaansgeweld. Centraal in de expertsessie stond de vraag ‘wat kunnen we doen om de uitgaanscultuur zodanig te veranderen (‘onthippen’ overmatig alcoholgebruik) dat de kans op uitgaansagressie en de daaraan gerelateerde problematiek sterk verminderd wordt?’ Dus: hoe kunnen we een omslag bereiken in het drinkgedrag en het geweld waartoe dit leidt? En: hoe brengen we gemeenten, lokale partners, veldorganisaties en ministeries op één lijn voor zo’n aanpak? De expertsessie bestond uit vier gedeelten: (1) inspiratie opdoen bij de tentoonstelling ‘Under the Influence’ en tijdens een plenaire sessie ervaringen over de tentoonstelling uitwisselen (2) een presentatie van de wetenschappelijke stand van zaken met betrekking tot Alcohol en Uitgaansgeweld (3) in deelgroepen nadenken over concrete acties voor gemeenten en andere actoren en (4) een aanzet formuleren voor acties die in een latere bestuurlijke bijeenkomst concreet uitgewerkt kunnen worden. Hieronder volgt per onderdeel een kort verslag.
Deel 1: de expositie ‘Under the Influence’ De expertsessie begon met een bezoek aan deze expositie, waarop studenten van de Design Academy Eindhoven een groot aantal ontwerpen lieten zien, die er allemaal op gericht waren om op een andere manier tegen het alcoholgebruik in het uitgaansleven – in al zijn facetten – aan te kijken. ‘Shift the perspective’ was hierbij het parool. De achterliggende uitdaging was: hoe kan design bijdragen aan een cultuurverandering en verschuiving in het bewustzijn, welke positieve invloed kan er uitgaan van het aanbrengen van veranderingen in de uitgaansomgeving? De ontwerpen zijn terug te vinden op www.manandwellbeing.com onder de titel ‘Under the Influence’. Aan de individuele deelnemers aan de expertsessie is de volgende vraag voorgelegd: welk idee of ontwerp dat u zojuist op de expositie heeft gezien maakt op u de meeste indruk of spreekt u het meeste aan? De antwoorden die hierop werden gegeven kunnen als volgt worden geclusterd:
1. De omgeving biedt veel mogelijkheden om gedrag en emoties in een positieve richting te sturen. Zo kan de uitgaansomgeving benadrukken dat hier een sfeer van feestelijkheid is en zorg, waardoor mensen zich prettig en ontspannen voelen. De expositie laat met tal van voorbeelden zien dat uitgaan en alcoholgebruik zijn verbonden met diverse (adolescente) emoties en gedragingen, waaronder agressie, maar dat deze – in positieve richting – stuurbaar zijn via veranderingen in de uitgaansomgeving. Slimme en creatieve vormgeving in en rondom het uitgaansleven kan dus het gedrag positief beïnvloeden.
1
2. Diverse gepresenteerde ideeën zijn veelbelovende voorbeelden van ‘nudging’: het subtiel bijbuigen van gedrag. Zoals in de supermarkt de inrichting van de looproutes het koopgedrag beïnvloedt, kun je ook in een uitgaansgebied of afzonderlijke horecagelegenheid een goede ‘routing’ van de uitgaansmassa bevorderen. Een andere vorm van ‘nudging’ betreft het veranderen van de emotionele prikkels die de uitgaansomgeving uitzendt. Nu is vaak (bewust) sprake van overprikkeling door felle lichteffecten, hard geluid, een zwoele temperatuur, die bij elkaar tot een opgefokte sfeer leiden. De expositie laat mooie voorbeelden zien van hoe het anders kan, bijvoorbeeld door licht en geluid vaker aan te passen, door bewust veel meer met rustige en koele kleuren te werken (blauw en groen), door qua luchtkwaliteit voor een ‘koele’ atmosfeer te zorgen, door heftige muziek af te wisselen met rustiger en atmosferischer muziek. Een vergelijkbaar voorbeeld was ‘de moswand’, die tegelijk zacht, groen en rustgevend is. Uitgaan wordt zo meer ontspannend dan ophitsend. Dat is goeddeels een kwestie van vormgeving.
3. Gedragsbeïnvloeding kan ook plaatsvinden door creatiever om te gaan met het basisgereedschap bij drinken, het glas. Een glas dat breed en laag is geeft de indruk dat er méér in zit dan een lang en smal longdrinkglas of klassiek bierglas. (Met smalle glazen ben je geneigd meer te drinken). Een glas zwaarder maken kan ook remmend op het drinkgedrag werken. Een mooi voorbeeld was het werken met glazen in diverse kleuren, waarbij elk volgend glas dat men drinkt een andere kleur heeft: daar gaat een signaalwerking van uit. In situaties met een hogere kans op geweld is het gebruik van plastic glazen verstandiger omdat men een ander daar niet mee kan verwonden, zoals met kapot glas.
4. Het al gegeven voorbeeld van de gekleurde glazen past ook in een categorie designs die er allemaal toe leiden dat de drinker feedback krijgt over het eigen drinkgedrag (‘drinking awareness’). Er waren ook voorbeelden van roerstaafjes met verschillende kleuren, bierviltjes die een andere kleur aannemen als er GHB in een glas zit, opplakbare tattoo’s waaraan je kunt zien hoeveel iemand gedronken heeft, glazen die het alcoholgehalte in het speeksel meten. Steeds wordt naar de drinker zelf, maar ook naar degenen om hem/haar heen, teruggekoppeld hoeveel alcohol er al geconsumeerd is. Dat biedt meer gelegenheid en aanleiding tot zelfcontrole en groepscontrole. Een ander voorbeeld daarvan was een draagbare schouderbidon, die bij het begin wordt gevuld met de toegestane hoeveelheid drank en waaruit je zelf (en in je eigen tempo) je glas bijvult, totdat de bidon leeg is (en dan is het ook ‘op’).
5. Veel designs hadden te maken met alternatieve horecagelegenheden, of het variabeler en creatiever inrichten daarvan. Hoe zou “de ideale kroeg of bar” er uit kunnen zien? Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat zo’n alternatief (‘the concept bar’) wel moet tegemoetkomen – maar dan anders – aan wat jongeren zoeken in het uitgaan (ontsnappen aan de dagelijkse sleur, een uitlaatklep, een spannende ontmoetingsplek, een vorm van roes e.d.), waardoor die ‘escape’ toch gevonden kan worden, maar dan niet volledig gebaseerd op de ontremming door alcohol en de ‘rondjescultuur’. Zo kan ook het monotone karakter van veel horecagelegenheden (de monocultuur in het aanbod) worden doorbroken. Het gaat om een innovatieve horecavormgeving die appelleert aan feestelijkheid, gezelligheid, en het besef in een ‘speciale’ setting te verkeren. De ‘kroeg’ wordt zo meer een (bewust vormgegeven) evenement. Je zou kunnen zorgen voor een feestelijke ingang met muziekband of een festival-toegangspoort tot het uitgaansgebied. Je zou alcoholvrije of – arme bars kunnen ontwerpen en inrichten die door hun bijzondere entourage ‘toch cool’ en exclusief zijn.
2
Of: zorg voor een toegankelijk dakterras waar je even van de koele nachtlucht kunt genieten. Of: plaats in het midden op de vloer een grote fontein (een ‘nightlife geyser’) waar iedereen gratis water kan drinken. Dit alles kan stimuleren dat er een gevarieerder (en deels ook nieuw) publiek naar de uitgaansgebieden zal komen. Meer leeftijdsvariatie zal ook de sociale controle vergroten.
6. In de vormgeving van horecagelegenheden en uitgaansgebieden zou ook bewust rekening kunnen worden gehouden met – en ruimte worden geboden voor – het niet gewelddadig uiten van agressie, frustratie en een hoog testosterongehalte. Je kunt denken aan een speciale ‘agression room’ met zachte boksballen of een soort opblaasbare (beschermende) reddingsvesten die jongens aantrekken waarna ze elkaar te lijf mogen gaan (imponeergedrag). In wezen een soort ‘security by design’ die de soms aanwezige behoefte om de confrontatie aan te gaan onderkent en een plaats geeft in het uitgaan. Denk, ter vergelijking, aan de klassieke kop van jut op de kermis.
7. Andere designs en ideeën hebben vooral met het zorgen voor meer afwisseling te maken. Wissel het drinken van alcohol af met water (‘aqua cup’, ‘aqua vitae’), wissel tijdig af met eten (van niet zoute noten tot pasta). Dit doorbreekt de ‘zuipsleur’ en het stomweg blijven ‘tanken’, maar zorgt er ook voor dat er eerder/anders een vol of voldaan gevoel wordt bereikt. Zorg ook voor gratis koffie.
8. Soms is confrontatie de beste gedragsbeïnvloeder. De expositie bevatte ‘before’ and ‘after’ portretfoto’s (hoe zag ik eruit toen ik fris binnenkwam, hoe zie ik er uit als ik na 15 bier naar buiten wankel). Of: hang (goed verlichte) spiegels op, bijvoorbeeld op de toiletten, waarin de jongeren tijdens het uitgaan met hun eigen aanblik worden geconfronteerd: zo zien de anderen je nu ook. Veel alcohol schijnt slecht te zijn voor je huid, teveel drinken maakt je dus lelijk en tast je aantrekkelijkheid aan. Een andere vorm van confrontatie betreft het bespreekbaar maken van alcoholgebruik en –problematiek met jongeren, inclusief de mogelijke negatieve gevolgen van dronkenschap en geweld daardoor. Confronterende zelfkennis kan worden ontleend aan games of andere spelletjes waarmee je kunt ontdekken welk type drinker je zelf bent.
9. Er waren ook ideeën die meer in de hoek van ‘caring’ zaten. Waarom wordt niet op de een of andere manier geregeld dat, wie (te) dronken is, door een ander naar huis wordt begeleid (thuisbrengservice)? Zo kunnen ongelukken en confrontaties worden voorkómen. Of zorg voor een vorm van monitoring waardoor bekend is waar iemand ‘uithangt’ (kan dat via social media?). Laat vrienden niet aan hun lot over, kom op voor elkaars veiligheid en gezondheid. Dat kan de taak zijn van een soort buddy, of een guide (‘guiding the drunk’), of een steward, of een soort BOB (‘BOB de demper’) die in een groep zijn vrienden in de gaten houdt, maar ook aanspreekpunt voor de bartender kan zijn en die waar nodig sussend op kan treden.
10. Ten slotte is ook de geschiedenis van belang. Een maquette liet de geschiedenis zien van het Stratums Eind, het uitgaansgebied van Eindhoven. Sinds de jaren vijftig is de concentratie van horecagelegenheden daar enorm gestegen. Dat kan tot algemenere vragen leiden: wat laat de geschiedenis van alcohol, alcoholgebruik en –misbruik zien? Hoe zijn we uitgekomen waar we nu zijn, hoe zat het vroeger met het drinkgedrag, de sluitingstijden, de reclame, enz. en wat valt daarvan te leren? Waardoor zijn we ‘normaal’ gaan vinden wat vroeger niet normaal was?
3
Deel 2: alcohol en uitgaansagressie, de stand van zaken Ninette van Hasselt van het Trimbos-instituut gaf een overzicht van de wetenschappelijke kennis in het licht van de vraag hoe investeren in de aanpak van alcoholmisbruik kan bijdragen aan het terugdringen van uitgaansgeweld. De belangrijkste feiten zijn: Kosten. Er zijn geen concrete gegevens over de kosten van uitgaansgeweld. Van der Giessen (2013) heeft een globale schatting gemaakt van de kosten van alcohol-gerelateerd geweld in Nederland en hieruit komt het volgende beeld naar voren. In 2011 werd 12,9 miljard euro uitgegeven aan veiligheidszorg , waarvan ongeveer 20% aan geweld (waaronder ook seksueel geweld) werd besteed. Op basis van internationaal onderzoek wordt ingeschat dat 32-50% van de geweldsdelicten alcoholgerelateerd is. Op basis van deze aannames zouden in 2011 de kosten van alcohol-gerelateerd geweld voor het Nederlandse juridische systeem 832 miljoen tot 1,3 miljard euro bedragen. De rol van alcohol. Overmatig alcoholgebruik speelt vrijwel altijd een rol bij uitgaansgeweld. De meeste daders, maar ook slachtoffers, zijn onder invloed van alcohol. Onderzoek laat zien dat alcohol vaker een rol speelt bij agressief gedrag dan drugsgebruik. Drugs met een stimulerende werking, zoals cocaïne en speed, laten ook een verhoogde kans op uitgaansagressie zien, maar vrijwel altijd in combinatie met alcohol. Agressief of gewelddadig gedrag wordt niet één-op-één causaal veroorzaakt door alcohol, maar ontstaat als interactie tussen het middel alcohol, de persoon en de omgeving. Aanknopingspunten moeten dus ook gezocht worden in die drie richtingen, waarbij vooral de (fysieke, beleidsmatige en sociale) omgeving handvatten biedt. De internationale literatuur laat zien dat het terugdringen van alcoholgebruik succesvol kan zijn in het reduceren van uitgaansagressie (NSW, 2012). Voorwaarden voor effectiviteit van lokale aanpakken zijn: • • • •
een goed begrip van het lokale probleem draagvlak en betrokkenheid van de lokale community sterke handhaving op alcoholbeleid betrokkenheid en medewerking van de lokale horeca.
Een Zweedse aanpak die op deze uitgangspunten is gestoeld, bleek zeer kosteneffectief. Elke geïnvesteerde euro leverde 39 euro besparingen op, waarvan 71% voor politie en justitie.
Deel 3: voorstellen om een omslag te bewerkstelligen In verschillende groepen werd vervolgens nagedacht over hoe m.n. op gemeentelijk niveau uitgaansgeweld effectief aangepakt zou kunnen worden en wat daarvoor nodig is. Zeven thema’s kwamen in de loop van de middag steeds duidelijker centraal te staan en werden uiteindelijk uitgewerkt in een aanzet voor een advies aan bestuurders (lokaal en landelijk: VWS en VenJ). De meest concrete adviezen zijn hierna in rood weergegeven. Samen zouden deze aanzetten kunnen resulteren in een ‘bestuurlijk manifest’ met veelbelovende maatregelen, een door een kopgroep van
4
bestuurders en verantwoordelijken uit te brengen document, dat de ambitie verkondigt dat een omslag tot stand zal worden gebracht in het alcoholgebruik door jongeren tijdens het uitgaan. Dit manifest zal ook de steun van de eerstverantwoordelijke bewindslieden moeten verwerven. Wat resulteerde uit de groepsgesprekken was een mengeling van vernieuwende ideeën (‘out of the box’), mogelijkheden tot versterking van bestaande preventieve maatregelen, en voorstellen gericht op striktere naleving en handhaving. Een en ander leverde de volgende voorstellen op.
1. Handhaving en naleving Dit vraagt om een stevig pakket met maatregelen met de volgende elementen: • • • • • • •
ga handhaven op doorschenken. Werk daartoe samen in de Driehoek, met warme aanbeveling vanuit de ministeries; begin (via handhaven) aan de voorkant, om problemen achteraf te voorkómen (preventieve handhaving); betrek ouders erbij, m.n. voor de jongere categorie, en zorg voor goede signalering en voor leertrajecten i.s.m. GGZ/verslavingszorg/politie/BOA/Halt; maak goed gebruik van nieuwe ontwikkelingen en technologie op het gebied van het controleren van leeftijdsgrenzen en zorg mede hierdoor voor handhaven op systeemniveau; zet het instrument mystery-shopper in en leg sancties op voor het verkopen van alcohol onder de 18. Zie een pilot in Utrecht, incl. goede coördinatie; zet jonge toezichthouders in (‘weekend-poule’, ‘stewards’, ‘ambassadors’); zorg voor een betere naleving in de detailhandel (geen verkoop onder de 18), daarmee wordt het indrinken verminderd. Nieuwe technische mogelijkheden voor controle op leeftijd in de supermarkten zijn er, maar worden niet/te weinig toegepast.
Handhaving kan worden verbeterd door de ondernemer verantwoordelijk te stellen voor zijn klanten, diens vergunning in te trekken bij (herhaalde) overtreding en door ook in illegale/alternatieve settings, zoals zuipketen en feestcampings, op te treden.
2. De (nieuwe) sociale norm Zorg voor de actieve introductie van een nieuwe norm: besteed aandacht aan educatie, bedenk een campagne die het concept/de norm “laadt”, faciliteer de omgeving om die nieuwe norm toe te passen. De norm moet zijn: onder de 18 jaar geen alcohol en boven de 18 alleen met mate. Het belangrijkste is hoe je deze norm gestalte geeft in de praktijk en bij de diverse partijen. Daarvoor is het nodig om goed rekening te houden met de normatieve belangen van deze partijen: • • •
de ouders hebben belang bij de gezondheid van hun kind en bij hun verblijf in veilige situaties; de horeca heeft belang bij veilig en stijlvol uitgaan, een goed imago, geen boetes; de jongeren hebben belang bij hun gezondheid, bescherming i.v.m. hun kwetsbaarheid, veiligheid, hun eigen imago;
5
•
supermarkten hebben belang bij een positief beeld van maatschappelijk verantwoord ondernemen, hun imago, het niet krijgen van boetes.
Deze belangen – die goeddeels parallel lopen – kunnen dus normondersteunend zijn. Verder is het nodig dat de sociale norm zijn vertaling krijgt in: •
• •
gerichte aandacht voor het imago van een gemeente, een uitgaansgebied, een kroeg: helder moet worden dat dit imago positiever wordt indien wordt gezorgd voor voldoende alternatieven voor alcohol (“fris tussendoor”); het zorgen voor rolmodellen (bijv. een bekend persoon, zoals een sportheld of –heldin) die de sociale norm uitdragen, illustreren, verpersoonlijken); het zorgen voor educatie: aandacht op scholen voor drinken en uitgaan, voorlichting aan ouders.
Belangrijk is om aan te sluiten bij motieven die voor jongeren van belang zijn, zoals hun uiterlijk. Van alcohol krijg je een slechte huid, het maakt je lelijk (vgl. bij roken, waar die boodschap ook werkte). Een alternatieve benadering zou kunnen zijn om bij groepjes jongeren die uitgaan één persoon aan te wijzen als een soort BOB (d.w.z. degenen die zijn vrienden waarschuwt als ze teveel drinken, die iemand tegen zichzelf in bescherming neemt, die extra let op variatie en gezelligheid. Overigens moet terdege rekening worden gehouden met de zgn. ‘puberparadox’ (aldus Nico van der Lely), die inhoudt dat je bepaalde dingen tóch doet, ook al weet je dat het niet goed voor je is. De uitdaging bij veel van de genoemde voorbeelden voor gedragsaanpassingen in en rondom de horeca is: hoe vermijd je dat zo’n creatieve aanpak via de puberparadox wordt omgekeerd en daardoor juist averechts gaat werken? Ouders hebben een niet te onderschatten rol bij de normen die jongeren hebben rond alcohol. Ze zijn zich vaak niet bewust dat ze bijvoorbeeld met ‘Jip en Janneke champagne’ het beeld bevestigen dat alcohol de feestvreugde verhoogt en hoort bij momenten waarop iets wordt gevierd. Ze zouden zich bewuster moeten worden van die rol. Rolmodellen zijn niet alleen nodig voor jongeren, maar ook voor de sociale en professionele omgeving waar zij zich bewegen. Als de barmedewerker ziet dat de gewaardeerde collega’s het normaal vinden dat zij goed handhaven op doorschenken, wordt dat gewoner.
3. Veranderingen in het horeca-aanbod Stimuleer innovatief ondernemerschap en maak aan lokale bestuurders/partners duidelijk welke actieve rol zij hierin kunnen nemen. Maak hierbij onderscheid tussen het WAT, het WAAROM en het HOE. a. WAT: het gaat om het realiseren in een gemeente van een gevarieerder aanbod (met alternatieven) van uitgaansgelegenheden. Zie de diverse creatieve voorbeelden op de expositie. Daardoor krijg je veel minder eenzijdig accent op het ‘tanken’ van bier en baco’s. Ook stimuleer je zo een gevarieerder uitgaanspubliek (degenen die de huidige eenzijdige uitgaanscultuur tegenstaat zullen zich dan in het uitgaanspubliek mengen en een positieve invloed hebben).
6
b. WAAROM: motiveer de gemeente/burgemeester/wethouder door plausibele redenen aan te voeren waarom zij de stap onder a. moeten zetten. Denk hierbij aan het volgende: • • • •
een gevarieerd en leuk uitgaansleven is positief voor het imago van een gemeente; het leidt tot kostenbesparing als het doel van minder geweld en vernieling wordt bereikt en de investering die ervoor nodig is zal zich terugverdienen (positieve business case); het is goed voor de kwaliteit van leven in een gemeente en bevordert openbare orde en veiligheid; de gemeente is binnenkort verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Het goed kennen van de lokale jeugdcultuur en het in het belang van (o.a.) de jeugd stimuleren van een positief uitgaansklimaat in de gemeente sluit goed aan op de doelstellingen van jeugdbeleid en jeugdzorg.
c. HOE kan een gemeente dergelijk innovatief ondernemerschap stimuleren? •
•
• •
de gemeente heeft instrumenten voor het beïnvloeden van het vestigingsklimaat voor (innovatieve) ondernemers en kan incentives bieden. Deze kunnen zich zowel richten op zich nieuw vestigende horecaondernemers, als op bestaande horecaondernemers die de transformatie naar innovatief uitgaan willen maken (twee sporen). De gemeente kan via bestemmingsplannen een anti-concentratiebeleid voor horecagelegenheden voeren; de gemeente kan via ‘social marketing’ laten zien dat dit interessant is voor de doelgroep (maakt uitgaan leuker en veiliger), kan stimuleren (bijv. aanmoedigingssubsidie) dat er nieuwe business concepts voor de horeca en nieuwe verdienmodellen (niet op alcohol gebaseerd) worden ontwikkeld; de gemeente kan starten met een probleemanalyse rondom het uitgaan in de gemeente (visie op uitgaan); de gemeente kan (in het kader van het jeugdbeleid) de jeugdcultuur in de gemeente (liefst samen met de doelgroep) in kaart brengen incl. gewenste en ongewenste aspecten daarvan.
Uiteraard kan de landelijke overheid hierbij ondersteunen. Behalve VWS en VenJ zouden ook EZ, SZW en OCW hierbij een rol kunnen spelen.
De expositie Under the Influence bood veel inspiratie voor innovatie in het uitgaansleven. De belangrijkste en meest haalbare punten hieruit zouden kunnen worden vervat in een checklist voor horecaondernemers1. Punten van aandacht voor de horeca-inrichting zijn: licht (wake-up light), ruimte (verschillende functies aanwezig), geluid (demping richting einde), temperatuur, voedsel, beschikbaarheid alcoholvrij, gratis water, kleuren (rustgevend), geur, spiegels en goed geschoold personeel. De sessiedeelnemers stelden voor om een dergelijke checklist te koppelen aan het al dan niet geven van een vergunning. Iedere horecagelegenheid zou aan een minimum aantal inrichtingseisen moeten voldoen voor het verkrijgen van een vergunning. Er zou ook kunnen worden gedacht aan een ‘beloning’ voor de uitgaansgelegenheden die er wel aan voldoen, bijvoorbeeld in de vorm van verruimde sluitingstijden.
1
Eerder is een checklist al door het Trimbos Instituut ontwikkeld: “Bar Veilig”.
7
4. De noodzaak van betere nazorg (ook bij recidive e.d.) Veel jongeren die bij uitgaansgeweld in aanraking komen met politie en justitie gebruiken overmatig middelen. Dat geldt zowel voor daders als slachtoffers. De recidivekans is groot, zeker wanneer de betrokkene veel heeft gedronken. Het lijkt daarom ook vanuit het perspectief van preventie van uitgaansgeweld relevant om te investeren in een betere doorverwijzing naar het zorgaanbod rond alcoholmisbruik. Nodig daarvoor is: • •
•
• • •
Meer bekendheid van bijvoorbeeld ZSM en OM met het zorgaanbod en zorgaanbieders zoals de verslavingsreclassering. Ontwikkeling van een eenvoudige screener, waarmee snel en gemakkelijk kan worden vastgesteld in hoeverre een zorgaanbod nodig is. (Kijk daarbij naar de ervaringen in Rotterdam met de ASSIST). Een licht zorgaanbod. Politie en justitie zetten nu vaak bewust geen zorgaanbod in, gezien de duur ervan die niet passend is bij een lichte overtreding. Denk bijvoorbeeld aan een HALT-aanbod voor 18-24-jarigen of een online interventie. Zorg voor een goede terugkoppeling vanuit de zorg richting politie en justitie. Dat vergroot hun motivatie voor doorverwijzing. Bewaken dat instellingen voor verslavingszorg goed aangesloten zijn bij de veiligheidshuizen. Verkennen of het geven van feedback aan jongeren die onder invloed een overtreding hebben begaan, met beelden die verkregen zijn met de helmcamera, bijdragen aan de effectiviteit van een interventie.
5. Beschikbaarheid en prijs van alcohol en beperking of verbod reclame Hiervoor is vooral landelijk beleid nodig. In diverse studies is aangetoond dat dergelijke maatregelen effectief zijn. Kern ervan is het terugdringen van de beschikbaarheid van alcohol. Voor al deze punten geldt dat een wettelijke beperking noodzakelijk is, omdat zelfregulering hier niet werkt: a. Verbod op reclame (incl. sponsoring). Dit is in politiek/bestuurlijke zin een moeilijke maatregel, maar we zouden het toch moeten proberen, want: • • • •
het is een wetenschappelijk feit dat reclame impact heeft op het drinkgedrag van jongeren; een wettelijke beperking is noodzakelijk omdat zelfregulering hier niet werkt; de bestaande beperking van reclame (niet tussen 18.00 en 21.00 uur) is onvoldoende effectief; er moet één lijn getrokken worden, dus nationaal regelen.
b. Doe iets aan de prijs. Ook dit is in politieke zin niet eenvoudig te realiseren, maar zou toch geprobeerd moeten worden, want: • • •
de belangen van de volksgezondheid vragen om een bijpassend accijnsbeleid (dat doen we bij roken ook zo); door het invoeren van een minimumprijs van alcohol in retail etc. (vgl. Ierland en Schotland) voorkóm je stunten en het positieve effect daarvan is bewezen; verbod op ‘happy hours’ (lokaal/regionaal) is zeker effectief.
8
c. beperk/stabiliseer het aantal verkooppunten en de verkooptijden. • • •
handhaaf het verkoopverbod op tankstations (er is een lobby om hier verkoop toe te staan; niet doen); avondverkoop verbieden in retail/cafetaria (lokaal/regionaal); denk na over maatregelen tegen online verkoop (‘bierkoerier’).
6. Beter inzichtelijk maken van probleem en (maatschappelijke) kosten Het beter inzichtelijk maken van de problematiek en zijn urgentie vergt in elk geval de volgende stappen: • • •
•
(betere) registratie van het gebruik van alcohol (en drugs) bij geweld tegen personen en als reden tot strafverzwaring/voorwaardelijke sancties; het hanteren van de door de Nationale Politie vastgestelde definitie van uitgaansgeweld (en het daar naar handelen); steeds uitgaan van het principe ‘meten is weten’: zowel voor bestuurlijke maatregelen, justitiële maatregelen als voor maatregelen gericht op preventie van verslaving enz. zijn die verbeterde kennis en cijfermatige basis van groot belang; scherper afbakenen welke leeftijdsgroepen voor uitgaansgeweld verantwoordelijk zijn; mogelijk is niet de jeugd de grootste veroorzaker van uitgaansgeweld.
Deze (voorwaarden voor) vergroting van de inzichtelijkheid zijn de noodzakelijke basis voor de verdere vergroting van samenwerking en het draagvlak daarvoor. Een deel van het uitgaansgeweld vindt nu plaats zonder betrokkenheid van politie en justitie. Om daar beter zicht op te krijgen kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de registratie via de spoedeisende hulp. De animo voor de registratie van middelengebruik is laag als de politie de indruk heeft dat daar geen opvolging aan wordt gegeven, bijv. in de vorm van zorgaanbod.
7. Draagvlak en ‘funding’ Het is belangrijk om te werken aan het creëren van draagvlak bij burgemeesters en andere bestuurders van de gemeente voor alcoholmatiging. Insteek hierbij kan zijn het voorkómen van agressie-gerelateerde problemen, maar ook het imago van de stad. Door te investeren in alcoholmatiging ontstaat een ‘vriendelijker’ uitgaansklimaat dat positief werkt voor het imago van de stad. Om (meer) draagvlak voor maatregelen te verkrijgen is het o.a. van belang om meer probleembesef bij o.a. burgemeesters en ouders te kweken (het lijkt vanzelfsprekend dat men het alcohol- en geweldsprobleem onderkent, maar dat is het niet). Ouders zijn zich niet altijd bewust van de risico’s die hun kinderen lopen tijdens het uitgaan. Alcohol verhoogt het risico op dader- en slachtofferschap. Ouders kunnen aangesproken worden op hun verantwoordelijkheid met betrekking tot thuisdrinken en op het monitoren van het alcoholgebruik van hun kinderen. Spreek horecaondernemers beter en vaker aan op hun verantwoordelijkheid (sluitingstijd, veiligheid, sfeer, maar óók voor het ontwikkelen en aanbieden van alternatieve
9
uitgaansmogelijkheden), niet alleen in handhavende zin, maar ook om bij hen draagvlak voor die maatregelen te verwerven. De nieuwe norm en de naleving dienen manifest te zijn in de kroeg voor horecaondernemer, bartender, vriendengroepen. Deze maatregelen worden krachtiger als er een betere registratie zou zijn van alcoholdelicten en een goede opvolging daarvan. In de bestuurlijke benadering van het probleem past het om ook afspraken te maken over (het vinden) van voldoende financiële middelen, resp. over het financieel stimuleren van innovatief horecaondernemerschap.
Deel 4: naar gezamenlijke actie Terugblikkend op de sessie, en in het licht van de ambitie om tot een soort bestuurlijk manifest te komen, werden nog de volgende afrondende opmerkingen gemaakt. 1. Het is belangrijk om aan bestuurders duidelijk te maken dat het bereiken van een echte omslag in het drinkgedrag een lange adem vergt, een gerichte inspanning die een aantal jaren aanhoudt. Daarbij is het van belang vooral in te zetten op maatregelen en interventies die ‘bewezen effectief’ zijn, of die perspectief bieden zonder dat er sprake is van contra-indicaties van een geringe effectiviteit. (De populariteit van een maatregelen wil niet zeggen dat deze het meest effectief is, terwijl de impopulariteit zeker niet wijst op een gebrek aan effectiviteit). 2. Tegelijk moeten we er rekening mee houden dat politici/bestuurders ook geïnteresseerd zullen zijn in het ‘laaghangend fruit’, dus maatregelen die relatief snel effect kunnen sorteren. Over de vraag welke maatregelen tot dit ‘laaghangende fruit’ behoren lopen de meningen uiteen. Genoemd worden: handhaven op doorschenkverbod, beperken aantal verkooppunten (maar: dan zal online verkoop extra worden gestimuleerd), reclameverbod of beperking reclame, beter handhaven op, of strakker maken van, de sluitingstijden, de 18-jaar grens, betere training en screening van horecaondernemers en –medewerkers. 3. Een gezamenlijk gedragen inspanning om alcoholmisbruik terug te dringen van VWS en VenJ (wat de landelijke maatregelen betreft) wordt zeer toegejuicht. 4. Kunnen we voor bestuurders de urgentie wel voldoende duidelijk maken? Omdat de registratie nu nog niet optimaal is van gevallen van geweld waarbij alcohol in het spel is, zijn de cijfers waarover we beschikken die deze relatie hard maken nog niet goed genoeg of onvolledig. Anderzijds: de ernst hangt niet volledig af van hoge cijfers, er is naast de kwantitatieve ook de kwalitatieve dimensie van de ernst (de tragedie van de individuele bingedrinker enz.). De schadelijkheid van drankmisbruik en alcoholvergiftiging staat op zich niet ter discussie. Op niet al te lange termijn zal, door betere registratie (wetsvoorstel), de kwaliteit van de cijfers verbeteren. Vermoedelijk is met de cijfers die we nu hebben voor Nederland een bestuurlijke ‘business case’ te maken voor dit manifest/actieplan à la de gegevens voor Stockholm (waar elke euro investering leidde tot 39 euro besparing, waarvan 71% de uitgaven voor politie en justitie betrof).
10
5. Het vormen van interessante en sterke combinaties van preventie en repressie en van ‘out of the box’-benaderingen en het consequenter en steviger inzetten van maatregelen en interventies die bewezen effectief zijn, is vermoedelijk de beste strategie. De in de praktijk populairste maatregelen zijn niet altijd de effectiefste. In een bijeenkomst met bestuurders zou je een aantal vernieuwende aanpakken al uitgewerkt kunnen voorleggen in de vorm van een concrete ‘pilot’. 6. Er vinden al veel inspanningen plaats op alle hier genoemde domeinen. Het is zaak daarbij aan te haken. Denk bijvoorbeeld aan de Niet Nix campagne van VWS, die tot doel heeft om in de komende jaren ook de norm over bingedrinken te beïnvloeden. 7. Er is, om de gewenste impact te hebben, zeker ook een communicatiestrategie nodig, inclusief het inschakelen van de pers. 8. De diverse exercities tijdens deze expertsessie laten zien waar de verbindingen liggen: tussen de nieuwe sociale norm en innovatieve concepten voor uitgaan en horeca-gelegenheden bijvoorbeeld. Een soortgelijke verbinding ligt er tussen: het ontwikkelen door een gemeente van een visie op uitgaan in de gemeente, vernieuwend horeca-ondernemerschap (met accent op gezelligheid en het ‘speciaal’ maken van uitgaan), de nieuwe norm, de jeugdcultuur, de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor jeugdzorg, de betere nazorg voor veeldrinkers en recidivisten. Bij dit laatste kunnen goede corrigerende interventies van politie en OM helpen indien deze op dezelfde lijn zitten. Aan het slot blijkt dat er bij de deelnemers veel animo is om aan deze expertsessie een vervolg te geven. Dit leidt tot het volgende, globale, stappenplan: stap 1: de resultaten van deze expertsessie worden zorgvuldig uitgewerkt op papier en gedeeld met de deelnemers. stap 2: op grond van dat document wordt de vertaalslag gemaakt naar een (concept) bestuurlijk manifest of actieplan; waar mogelijk zullen voorgestelde maatregelen worden geconfronteerd met uitkomsten van eerder onderzoek. Bezien zal worden of het nuttig en haalbaar is om in de zomerperiode met deze expertgroep opnieuw bijeen te komen. stap 3: er wordt een bijeenkomst met een aantal bestuurders (lokaal, landelijk) voorbereid, te houden in de herfst, waarin de resultaten van deze expertsessie en het daaruit voortvloeiende manifest/actieplan aan de bestuurders worden voorgelegd als startdocument. Doel van de bestuurlijke bijeenkomst is dat een voorhoede (van een aantal gemeenten, veldorganisaties en experts) commitment uitspreekt voor de gezamenlijk te volgen route om, door een langjarige gezamenlijke inspanning als ‘partnership’, een blijvende omslag te bewerkstelligen in de problematiek van overmatig alcoholgebruik en geweld door jongeren tijdens het uitgaan.
11