huwelijksvoordelen.book Page 3 Tuesday, April 20, 2010 4:25 PM
HOOFDSTUK I • VERKRIJGINGEN DOOR DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT VIA HUWELIJKCONTRACT
Hoofdstuk I
Verkrijgingen door de langstlevende echtgenoot via huwelijkcontract 1. Echtgenoten kunnen in hun huwelijkscontract tal van regelingen opnemen ten behoeve van elkaar. Meestal is de hypothese van overlijden van één van hen een grote zorg. Zeer vaak zal het dan de wens zijn om de langstlevende echtgenoot goed verzorgd, eventueel maximaal bevoordeeld, achter te laten. Het is de gedachte van het schip dat door twee kapiteins wordt bestuurd, zolang beide echtgenoten nog in leven zijn. Als de onzalige dag komt dat één kapitein overlijdt en van boord valt, dan is het niet de wens dat de kinderen, soms wat al te “greedy pirates”, die afwachtend kijken in de sloepen die rond het schip varen, meteen kunnen enteren en het roer gedeeltelijk overnemen. De overblijvende kapitein, langstlevende echtgenoot, moet onbezorgd en ongestoord het schip verder blijven besturen. De piraten moeten wachten tot ook deze kapitein verdwijnt. 2. Het Belgische erfrecht komt niet algeheel tegemoet aan deze bekommernis van vele koppels. Ons intestaat erfrecht creëert een vruchtgebruik-blote eigendom verhouding tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen. Ook al is het maar met blote eigendom, de piraten komen dus wel binnen. Dit staat in schril contrast met bv. het Nederlandse erfrecht. De in 2003 ingevoerde wettelijke verdeling zorgt er daar voor dat de langstlevende alle goederen krijgt en de kinderen een vordering, die ze slechts kunnen opeisen in principe bij overlijden van de langstlevende. De piraten komen dus in Nederland niet binnen. Zij moeten wachten in de antichambre tot de langstlevende wegvalt. Wie in ons recht de kinderen wil buiten houden zolang de langstlevende er nog is, moet de nodige maatregelen treffen en een beroep doen op bedingen in het huwelijkscontract. De kwalificatie van een verkrijging door de langstlevende echtgenoot via een beding in het huwelijkscontract, als een verkrijging al dan niet onder bezwarende titel, is van kapitaal belang. Zowel civiel als fiscaal. 3. Civiel (zie § 4), omdat een verkrijging onder bezwarende titel, niet is geschonken, geen deel uitmaakt van de nalatenschap van de eerst overleden echtgenoot, en dus niet in aanmerking komt voor de samenstelling van de fictieve hereditaire massa. Die fictieve massa vormt de basis voor de berekening van het voorbehouden erfdeel van reservataire erfgenamen. Als de verkrijging door de langstlevende onder bezwarende titel is, dan is deze verkrijging met andere woorden “reserveproof”, immuun voor of beveiligd tegen aanspraken van reservatairen. Dit is
LARCIER
3
huwelijksvoordelen.book Page 4 Tuesday, April 20, 2010 4:25 PM
DEEL 1 • ALGEMEEN KADER DER HUWELIJKSVOORDELEN
precies wat beoogd werd: de piraten buiten houden tot de langstlevende zelf er ook niet meer is. 4. Fiscaal (zie § 5), heeft de kwalificatie evenzeer een groot belang. Dit geldt vooral voor contracten in stelsels van scheiding van goederen (uitsluiting van gemeenschap), omdat hier, anders dan in stelsels van gemeenschap, geen fictiebepaling in het Wetboek van Successierechten van toepassing is (art. 5 W.Succ.). Het is derhalve de civielrechtelijke kwalificatie die zal bepalen of en in welke mate de verkrijging belastbaar is. In gemeenschapsstelsels geldt dit ook voor verkrijgingen zonder overlevingsvoorwaarde, omdat de fictiebepaling van artikel 5 dan evenmin van toepassing is.
4
LARCIER
huwelijksvoordelen.book Page 5 Tuesday, April 20, 2010 4:25 PM
HOOFDSTUK II • HUWELIJKSVOORDELEN, TWEE OPVATTINGEN
Hoofdstuk II
Huwelijksvoordelen, twee opvattingen Afdeling 1. Meerderheid 5. Huwelijksvoordelen zijn, volgens de meerderheidsopvatting in de rechtsleer1 en de recente rechtspraak (zowel Arbitragehof als hoven van beroep)2, voordelen die een echtgenoot verkrijgt uit de werking, samenstelling of verdeling van het huwelijksvermogensstelsel, zowel bij stelsels van gemeenschap als van scheiding van goederen, die krachtens de wet worden gekwalificeerd en onweerlegbaar vermoed onder bezwarende titel te zijn3. Deze opvatting is ook quasi unaniem onderschreven door de plenaire vergadering (Nederlandse en Franse Kamer) van het Comité voor Studie en Wetgeving van de Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen4. Het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 5 oktober 2004 dat de theorie der huwelijksvoordelen in niet mis te verstane woorden van toepassing verklaart bij stelsels van scheiding van goederen, is daarenboven uitdrukkelijk aanvaard door de Fiscale Administratie5. De precieze contouren van deze moderne theorie der huwelijksvoordelen die geldt als een essentieel onderdeel van het huwelijksvermogensrecht en derhalve consistent van toepassing is voor alle gehuwden, in alle stelsels, zowel gemeenschap als scheiding van goederen, worden nader geschetst in § 4. Hierna analyseer ik eerst kort de kritiek op deze theorie der huwelijksvoordelen.
Afdeling 2. Kritiek 6. Een minderheid in de Belgische rechtsleer bekritiseert deze moderne visie en verdedigt een beperkende interpretatie6. Hierna probeer ik de belangrijkste overwegingen van de minderheidsvisie weer te geven. Voor alle duidelijkheid weze genoteerd dat de argumentatie die hierna onder deze rubriek ‘kritiek’ volgt, niet de mijne is, tenzij anders aangegeven7. Het hierna volgende is een poging mijnerzijds om de redenering van de andere opvatting te formuleren. Ik probeer aan te geven hoe ik de argumentatie van de minderheidsdoctrine begrijp en hoe ik denk dat deze andere visie de problematiek ziet. Als ik mij vergis, of bepaalde elementen niet correct of ongenuanceerd weergeef, dan zal ik dat wel vernemen.
§ 1. Wettekst en rechtszekerheid 7. Het hoofdargument is dat men moet kijken naar de tekst van de wet en die strikt moet toepassen. Men is de theorie der huwelijksvoordelen, zoals de meer-
LARCIER
5
huwelijksvoordelen.book Page 6 Tuesday, April 20, 2010 4:25 PM
DEEL 1 • ALGEMEEN KADER DER HUWELIJKSVOORDELEN
derheid voorstaat, niet noodzakelijk ongenegen de lege ferenda. Maar de lege lata is het van belang om zich aan de wettekst te houden en zich niet te vergalopperen in analogische interpretaties die elke wettelijke grondslag ontberen. Voor sommigen is de drang tot fiscale planning en optimalisatie blijkbaar zo groot dat vaste en elementaire regels uit het burgerlijk recht moeten buigen. Waar gaan we naar toe als de rechtsleer, opgejaagd door enkele wilde creatievelingen die misschien ten dele ook wel geïnspireerd worden door eigenbelang, vaste en decennialang aanvaarde juridische principes en regels zomaar kan onderuit halen? Dat deze rebelse doctrine gevolgd wordt door een paar arresten van het hof van beroep te Antwerpen, of door het CSW van het notariaat, belet niet dat zij ingaan tegen de wet. Dat zij er in slagen om nog andere auteurs te misleiden en mee te slepen in een interpretatie contra legem, belet niet dat de wettekst en de waarheid zijn rechten behoudt. Wil men de theorie der huwelijksvoordelen ruimer en consistenter maken dan door de wetgever thans is geregeld, dan is er maar één mogelijkheid om dit te realiseren en dat is een ingrijpen door de wetgever. Elke andere interventie of aanpassing van het geldende recht is een ongeoorloofde schending van de principes van rechtszekerheid en wetsconforme uitlegging. Door deze subversieve opvatting te aanvaarden, wordt ingegaan tegen de wil van de wetgever. Tevens wordt de rechtszekerheid op de helling gezet. 8. De wetteksten stellen het restrictieve kader vast waarbinnen er sprake kan zijn van huwelijksvoordelen. Dit zijn voordelen tussen echtgenoten die krachtens de wet onweerlegbaar worden vermoed te zijn gedaan onder bezwarende titel. De theorie der huwelijksvoordelen moet aldus worden beperkt tot de expliciete handvaten die het Burgerlijk Wetboek aanreikt. Artikel 1451 BW bepaalt dat echtgenoten met name kunnen overeenkomen dat ‘in geval van ontbinding van het huwelijk door het overlijden van een der echtgenoten, het gemeenschappelijk vermogen in ongelijke delen zal worden verdeeld of geheel aan een der echtgenoten zal verblijven.’ Dit wordt nader uitgewerkt in de artikelen 1461 en 1464 BW. Artikel 1461 stelt dat ‘echtgenoten kunnen overeenkomen dat de langstlevende of een hunner indien hij het langst leeft, bij de verdeling een ander deel dan de helft, of zelfs het gehele vermogen, zal ontvangen’. Artikel 1464 BW stelt dat het beding van verblijving van het gemeenschappelijk vermogen niet als schenking wordt beschouwd, maar als huwelijksvoorwaarde, m.a.w. als een huwelijksvoordeel: zelfs al wordt hiermee animo donandi een verrijking verwezenlijkt, dan nog gelden de regels van de schenkingen niet. Artikel 1458 BW inzake vooruitmaking is op analoge wijze geformuleerd. 9. Van een andere aard is de tekst van artikel 1465 BW. Deze bepaling geldt in de hypothese dat er niet gemeenschappelijke kinderen zijn. Daar wordt niet gerefereerd aan verkrijgingen die wel of niet als schenkingen worden beschouwd, maar wordt louter gesproken in ‘inkortingstermen’. Een beding in het huwelijkscontract dat tot gevolg heeft dat aan een der echtgenoten meer
6
LARCIER
huwelijksvoordelen.book Page 7 Tuesday, April 20, 2010 4:25 PM
HOOFDSTUK II • HUWELIJKSVOORDELEN, TWEE OPVATTINGEN
wordt gegeven dan het beschikbaar gedeelte, blijft, bij samenloop met niet gemeenschappelijke kinderen, zonder gevolg ten aanzien van het meerdere. Uitdrukkelijk wordt daaraan toegevoegd dat een gelijke verdeling van hetgeen is overgespaard van de wederzijdse inkomsten van de echtgenoten, ook al zijn die inkomsten ongelijk, niet kan worden beschouwd als een voordeel waardoor deze kinderen worden benadeeld.
§ 2. Verbod van analogie 10. Een analogische toepassing is trouwens door de rechtspraak verworpen, met name voor de toepassing van de preferentiële toewijzing van artikelen 14461447 BW en voor de vergoedingsrekeningen van artikelen 1432-1436 BW. Ook het huwelijksvermogensrechtelijke gemeenrechtelijke vangnet van artikel 1390 BW is beperkt tot de regels van het wettelijk stelsel met name in deel 2, en niet de regels over de huwelijksvoordelen in deel 3. Men kan die laatste regels dus niet bij wijze van analogie, via de sluis van artikel 1390 BW, binnenbrengen in stelsels van scheiding van goederen. 11. Tot slot verbiedt ook de filosofie van het huwelijksvermogensstelsel een analogische toepassing van de theorie der huwelijksvoordelen in stelsels van scheiding van goederen8. Gemeenschapsstelsels gaan uit van een solidariteit tussen echtgenoten. Scheidings- en participatiestelsels gaan daarentegen uit van een koude uitsluiting tussen de echtgenoten tijdens het huwelijk. En die koude uitsluiting tijdens het huwelijk wordt ook na de ontbinding doorgetrokken zodat de leer van de huwelijksvoordelen dan geen toepassing kan vinden. Daarom ook kan er geen sprake zijn van een discriminatie of ongelijke behandeling tussen echtgenoten gehuwd onder een stelsel van gemeenschap dan wel een scheiding van goederen. Dat is immers het gevolg van hun bewuste keuze.
§ 3. Twee cumulatieve criteria 12. Bijgevolg kan er slechts van huwelijksvoordelen sprake zijn voor verkrijgingen, krachtens de wet onweerlegbaar vermoed als onder bezwarende titel, ten gunste van een langstlevende echtgenoot in stelsels van gemeenschap van goederen9. Er worden twee cumulatieve criteria opgelegd. Ten eerste, enkel in het stelsel van gemeenschap, en dus niet in een stelsel van scheiding van goederen. Ten tweede, enkel verkrijgingen ten gunste van een langstlevende echtgenoot wat een vereiste van overleving impliceert. Daarbuiten is het gemene recht van toepassing. Zo kan er dan bv. in een stelsel van scheiding van goederen van een huwelijksvoordeel sprake zijn, voor zover het beding in concreto wederkerig en aleatorisch is10.
LARCIER
7
huwelijksvoordelen.book Page 8 Tuesday, April 20, 2010 4:25 PM
DEEL 1 • ALGEMEEN KADER DER HUWELIJKSVOORDELEN
§ 4. Fiscaal 13. Deze civielrechtelijke kritiek op de theorie der huwelijksvoordelen is ook spek voor de bek van de fiscus. Hoewel de Fiscale Administratie al jaren de geldigheid van sterfhuisbedingen en finale verrekenbedingen aanvaardt (zie infra § 5), heeft zij nu met als enige motivering het genoemde artikel van C. De Wulf11 het geweer van schouder veranderd. De fiscus blijkt nu belastingheffing te claimen in situaties die hij vroeger als onbelast aanvaardde. Dat is op zich haar goed recht, en voor advocaten zelfs niet onaangenaam, want weer voer voor procedures. Maar de gewone burger is daar niet mee gebaat. De principes van behoorlijk bestuur vereisen in elk geval dat de fiscus zijn standpunt grondig motiveert.
Afdeling 3. Falsificatie van de kritiek 14. Karl Popper leerde ons reeds dat wetenschappelijk onderzoek en inzicht maar kan worden verworven door gebruik te maken van een open wetenschappelijke methode12. Het is een werkwijze die gericht is op transparantie. Deze maakt het mogelijk het resultaat te toetsen en zo mogelijk te falsifiëren. Door falsificatie weten we dat iets niet werkt of klopt, hetgeen onze kennis vergroot. Wat we voor waar aannemen, is steeds tijdelijk. Het is maar waar zolang het niet is gefalsifieerd. Hierna zal ik kort proberen een aantal argumenten van de minderheidsdoctrine aan een dergelijke falsificatie te onderwerpen13.
§ 1. Stelsel van gemeenschap vs. gemeenschappelijk vermogen 15. Vooreerst moet worden opgemerkt dat de kritiek zijn eigen premissen niet consequent doortrekt. Wij zien inderdaad dat de minderheidsopvatting twee tegenstrijdige criteria tegelijk op tafel legt. Enerzijds kan er maar een huwelijksvoordeel zijn in een stelsel van gemeenschap van goederen, maar anderzijds beweert men dat de leer der huwelijksvoordelen uitsluitend op het gemeenschappelijk vermogen is geënt14. Aldus aanvaardt men de toepassing van de theorie der huwelijksvoordelen bij verdelingsbedingen in een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen15. Dit is een gemeenschappelijk vermogen dat is toegevoegd aan een stelsel van scheiding van goederen16. Als de theorie der huwelijksvoordelen beperkt is tot de stelsels van gemeenschap, dan is het evident dat op deze bedingen in een gemeenschappelijk vermogen dat functioneert in een stelsel van scheiding van goederen, de theorie der huwelijksvoordelen niet kan worden toegepast. Anders zou hier sprake zijn van een – volgens de eigen opvatting van de minderheid – verboden analogische toepassing contra legem. Deze interne inconsistentie in de minderheidsopvatting kan worden opgelost door enkel vast te houden aan het criterium van het stelsel van gemeenschap, en dan geldt de theorie der huwelijksvoordelen in nog minder gevallen dan de minderheid zelf voorhoudt.
8
LARCIER
huwelijksvoordelen.book Page 9 Tuesday, April 20, 2010 4:25 PM
HOOFDSTUK II • HUWELIJKSVOORDELEN, TWEE OPVATTINGEN
16. De oplossing zou er ook kunnen in bestaan om het criterium van het stelsel van gemeenschap los te laten, en uitsluitend aan te knopen aan het criterium gemeenschapsgoed. Zo schrijft men dat de notie van huwelijksvoordeel niet zozeer is gebonden aan de kwalificatie als aanwinst, maar aan de kwalificatie als gemeenschapsgoed17. Maar het gevolg daarvan is dat men dan zijn eigen argumentatie ondergraaft. De wettekst beperkt de huwelijkvoordelen immers tot stelsels van gemeenschap; een analogische interpretatie is niet mogelijk; artikel 1390 BW is hier niet van toepassing; en de uitsluitingsratio van stelsels van scheiding van goederen is dat ze geen huwelijksvoordelen kunnen kennen. Toelaten dat huwelijksvoordelen kunnen gelden bij een gemeenschappelijk vermogen buiten een stelsel van gemeenschap van goederen, is derhalve onmogelijk, wil men zijn eigen basisredenering niet falsifiëren. Het is duidelijk dat de stelling dat huwelijksvoordelen moeten beperkt zijn tot het stelsel van gemeenschap van goederen niet houdbaar is. Deze falsificatie wordt ook bevestigd door de rechtspraak. Niet alleen het hof van beroep te Antwerpen, in twee arresten van 2004 en 2008 gewezen door twee totaal verschillend samengestelde Kamers18, maar ook het toenmalige Arbitragehof in een arrest van 2005 bevestigen dit: “Huwelijksvoordelen zijn voordelen die voor de echtgenoten ontstaan uit de wijze van samenstelling, werking en verdeling van het gekozen huwelijksstelsel”19.
§ 2. Overlevingsrechten 17. Een tweede criterium dat de minderheid aangeeft als determinerend voor het bestaan van een huwelijksvoordeel, is dat het een verkrijging is ten gunste van een langstlevende echtgenoot. In de beperkende uitleg van de minderheidsopvatting zou er slechts van een kwalificatie als huwelijksvoordeel sprake kunnen zijn in een stelsel van gemeenschap van goederen m.b.t. een beding van vooruitmaking, een beding van ongelijke verdeling of een verblijvingsbeding dat als overlevingsbeding en voor het geval van ontbinding van het huwelijk door het overlijden is bedongen. Het moet dus gaan om overlevingsrechten. Wat geen overlevingsrecht is, kan geen huwelijksvoordeel zijn. Dit is falsifieerbaar louter op basis van de wettekst zelf, het grote wapen van de minderheidsdoctrine. In de tekst van de wet wordt in elk geval niet vereist dat het de langstlevende zou zijn die het grootste aandeel uit het gemeenschappelijk vermogen moet verkrijgen. Elke ongelijke verdeling die bedongen wordt ten gunste van een der echtgenoten, voor het geval van ontbinding door overlijden kan onder de kwalificatie als huwelijksvoordeel worden begrepen, zo blijkt uit de tekst zelf van artikel 1451 BW. Dit betekent dat, zelfs als er sprake is van ontbinding door overlijden, ook de clausule die niet ten voordele van de langstlevende is bedongen, m.a.w. ook de clausule die geen overlevingsrecht toekent, een huwelijksvoordeel kan bevatten. Het voordeel kan dus zowel ten voordele
LARCIER
9