Auteur Christoph Castelein www.larcier.be
Onderwerp Wijzigingen aan het erfrecht van de langstlevende echtgenoot door de wet van 28 maart 2007
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M&D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. © M&D Seminars - 2008
M&D CONSULT BVBA Eikelstraat 38 - 9840 DE PINTE Tel. 09/224.31.46 - Fax 09/225.32.17
[email protected] - www.mdseminars.be
erfrecht-samenwonenden.book Page 77 Tuesday, November 13, 2007 10:37 AM
HOOFDSTUK V • OVERIGE AANPASSINGEN IN HET ERFRECHT
77
het beginsel lex specialis derogat lex generalis”344. Daarop werd een amendement ingediend345, waardoor de tekst zijn huidige vorm aannam346. AFDELING 4
Wijzigingen aan het erfrecht van de langstlevende echtgenoot § 1. Algemene opmerking 107. Voorafgaand aan de bespreking van de wijzigingen die door de wet van 28 maart 2007 worden aangebracht in de regels inzake het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, kan volgende technische opmerking worden gemaakt. Immers, ondanks het opschrift van die wet – namelijk: Wet tot wijziging, wat de regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende betreft, van het Burgerlijk Wetboek (…) – moet worden vastgesteld dat de wet zich niet heeft beperkt tot het invoeren van regels in het Burgerlijk Wetboek inzake het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende partner en tot het wijzigen van de wet inzake de erfregeling van landbouwbedrijven. Er worden immers ook wijzigingen aangebracht in de regels inzake het erfrecht van de langstlevende echtgenoot. Het was om die reden opportuun geweest ook de langstlevende echtgenoot te vermelden in het opschrift van de wet347.
§ 2. Wijziging van artikel 745bis B.W. 108. De wet van 28 maart 2007 voegt in artikel 745bis B.W., dat de omvang van het erfrecht van de langstlevende echtgenoot bepaalt, een derde paragraaf toe die luidt als volgt: “§ 3. De langstlevende echtgenoot verkrijgt als enige, met uitsluiting van alle andere erfgenamen, het recht op de huur van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap van de overledene tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende”. Deze paragraaf is duidelijk geïnspireerd op het nieuwe artikel 745octies § 1 tweede lid B.W.348 in verband met het erfrecht van de langstlevende wettelijk samen-
344 345 346 347 348
Verslag Kamer, Parl. St. Kamer, nr. 51-2514/5, 11. Amendement nr. 25, Parl. St. Kamer, nr. 51-2514/4, p. 1 (Deom). Waardoor de wijziging terecht een slag in het water wordt genoemd, zie E. BEGUIN, o.c., Rev. not. b. 2007, 361. Zie in die zin de opmerkingen van senator Vandenberghe, Verslag Senaat, Parl. St. Senaat, nr. 32015/3, p. 4 en Hand. Senaat, nr. 3-207, p. 7-8. Zie de motivering van de regering bij amendement nr. 5, Parl. St. Kamer, nr. 51-2514/3, 2.
l a r c i e r • b i b l i o t h e e k b u r g e r l i j k r ec h t e n p r o c e s r ec h t
erfrecht-samenwonenden.book Page 78 Tuesday, November 13, 2007 10:37 AM
78
HOOFDSTUK V • OVERIGE AANPASSINGEN IN HET ERFRECHT
wonende partner (zie de bespreking supra randnrs. 34 tot 39, die hier eveneens van toepassing349 is). 109. In het oorspronkelijk wetsontwerp was de wijziging van artikel 745bis B.W. niet voorzien. Tijdens de parlementaire voorbereiding was echter gebleken dat de discussies in verband met verval van de bescherming van de gezinswoning naar aanleiding van overlijden niet beperkt waren tot gevallen van wettelijke samenwoning350. Terecht oordeelde de wetgever dat het bijgevolg opportuun was niet alleen een beschermingsregeling te voorzien voor wettelijk samenwonenden, maar ook voor echtgenoten351. Het daartoe ingediende amendement werd dan ook zonder veel discussie aangenomen352. Blijft uiteraard de vraag of deze beschermingsregeling eigenlijk wel in het erfrecht hoort, en niet beter in het huurrecht werd opgenomen (supra, randnr. 93 e.v.). 110. Inzake terminologie leidde het transponeren van artikel 745octies B.W. – zoals gezegd (supra, randnr. 83) – tot het invoeren van het begrip gemeenschappelijke verblijfplaats in het erfrecht voor echtgenoten (beter ware hier geweest: (voornaamste) gezinswoning).
§ 3. Wijziging van artikel 745quinquies B.W. 111. Artikel 745quinquies B.W. betreft het recht van omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot. Het artikel bevat een dubbele bescherming voor stiefkinderen in geval van samenloop van hun erfaanspraken met een recht van vruchtgebruik van de langstlevende echtgenootstiefouder. Enerzijds kan het initiatiefrecht voor de omzetting niet worden ontnomen aan “afstammelingen uit een vorig huwelijk van de vooroverleden echtgenoot” (art. 745quinquies § 2, 1ste lid B.W.). Anderzijds wordt de langstlevende echtgenoot geacht minstens twintig jaar ouder te zijn dan de oudste afstammeling “uit een vorig huwelijk” (art. 745quinquies § 3 B.W.). In deze bepaling werd door te bepalen “uit een vorig huwelijk” op twee
349
350 351
352
Wel bestaat een vreemd verschil in formulering. In art. 745bis B.W. is sprake van “bij het openvallen van de nalatenschap van de overledene”, terwijl in art. 745octies § 1 tweede lid B.W. sprake is van “bij het openvallen van de nalatenschap van de vooroverleden wettelijk samenwonende”. In een goede analogie moest in 745bis B.W. bijgevolg sprake zijn geweest van “bij het openvallen van de nalatenschap van de vooroverleden echtgenoot”. Verslag Kamer, Parl. St. Kamer, nr. 51-2514/5, 12-13. Zie de motivering van de regering bij amendement nr. 5: “Het lijkt immers niet verantwoord te voorzien in een verschillende behandeling van de twee categorieën erfgenamen” (Parl. St. Kamer, nr. 51-2514/3, 2). Amendement nr. 5, ingediend door de regering (Parl. St. Kamer, nr. 51-2514/3), 2. Voor de bespreking zie Verslag Kamer, Parl. St. Kamer, nr. 51-2514/5, 12-13.
l a r c i e r • b i b l i o t h e e k b u r g e r l i j k r ec h t e n p r o c e s r ec h t
erfrecht-samenwonenden.book Page 79 Tuesday, November 13, 2007 10:37 AM
HOOFDSTUK V • OVERIGE AANPASSINGEN IN HET ERFRECHT
79
punten een verschillende behandeling ingesteld op basis van de geboorte binnen of buiten een vorig huwelijk353. Nu is het zo dat artikel 745quinquies B.W. via artikel 745octies § 3 B.W. van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op het erfrechtelijk vruchtgebruik voor de wettelijk samenwonenden. Het leek de wetgever aangewezen om in artikel 745quinquies B.W. de woorden “uit een vorig huwelijk” telkens354 te vervangen door de woorden “uit een vorige relatie”. Daarmee moest tot uitdrukking komen dat met de woorden “afstammelingen uit een vorige relatie” niet alleen de kinderen uit een vorig huwelijk of een vorige wettelijke samenwoning worden bedoeld, maar ook de afstammelingen die geboren zijn buiten het huwelijk of de wettelijke samenwoning355. 112. De intentie van de wetgever was nobel. Hoewel artikel 334 B.W. reeds sinds de Afstammingswet van 1987 de formele opheffing van het onderscheid tussen huwelijkse en buitenhuwelijkse kinderen proclameert356, moe(s)t immers worden vastgesteld dat verscheidene wettelijke bepalingen daar toch van afwijken (meer bepaald artikelen 295, 334bis, 335, 745quater, 745quinquies, 837 en 1465 B.W.). Deze wetsbepalingen kwamen en komen echter steeds meer onder druk te staan. Vooreerst was er het arrest 140/2004 van het Arbitragehof van 22 juli 2004357, waarin het Grondwettelijk Hof in verband met artikel 1465 B.W. oordeelde dat dit artikel alleen grondwetsconform wordt gelezen in de interpretatie dat het niet enkel de rechten van kinderen uit een vorig huwelijk beschermt, maar ook de rechten van buitenhuwelijkse kinderen, geboren vóór het huwelijk358. In dat kader bepaalde het Arbitragehof ook uitdrukkelijk dat de controle door het Hof strikter is wanneer het fundamentele beginsel van de gelijkheid op grond van geboorte in het geding is359. Vervolgens oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in zijn arresten Inze v. Oostenrijk van 28 oktober 1987, Mazurek v. Frankrijk van 1 februari 2000, Camp en Bourimi v. Nederland van 3 oktober 2000 en 353
354 355 356
357 358
359
F. SWENNEN, “De gevolgen van de afstamming – de vordering tot uitkering voor levensonderhoud tegen de vermoedelijke verwekker”, in P. SENAEVE, F. SWENNEN en G. VERSCHELDEN (eds.), De hervorming van het afstammingsrecht, Intersentia, Antwerpen, 2007, ter perse, nr. 24. Meer in het bijzonder in het eerste lid van de tweede paragraaf en in de derde paragraaf. Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer, nr. 51-2514/1, 10. Vergelijk in het erfrecht met artikel 745 B.W. dat bepaalt dat kinderen of hun afstammelingen erven van hun ouders, grootouders of verdere bloedverwanten in de opgaande lijn, zonder onderscheid van geslacht of van eerstgeboorte, ook al hebben zij niet dezelfde ouders en ongeacht de wijze waarop hun afstamming is vastgesteld. Arbitragehof 22 juli 2004, nr. 140/2004, NjW 2005, 126, noot G.V.; T. Not. 2004, 36, noot R. EEMAN, “Art. 1465 B.W. beschermt alle stiefkinderen”. Over deze problematiek zie H. CASMAN, “Gehuwd, wettelijk of feitelijk samenwonend: wat maakt het uit? Gevolgen ten aanzien van de kinderen”, in C. FORDER en A. VERBEKE (eds.), Gehuwd of niet. Maakt het iets uit?, Antwerpen, Intersentia, 2005, p. 245-246, nr. 53-55. Overweging B.3. Ook herhaald in arrest nr. 52/2007 van 28 maart 2007, overweging B.4.
l a r c i e r • b i b l i o t h e e k b u r g e r l i j k r ec h t e n p r o c e s r ec h t
erfrecht-samenwonenden.book Page 80 Tuesday, November 13, 2007 10:37 AM
80
HOOFDSTUK V • OVERIGE AANPASSINGEN IN HET ERFRECHT
Merger en Cros v. Frankrijk van 22 december 2004 dat elke kwalitatieve of kwantitatieve ongelijkheid inzake het erfrecht van buitenechtelijke kinderen strijdig is met artikel 14 E.V.R.M. jo artikel 1 van het eerste Bijgevoegde Protocol360. Bijgevolg rees in de juridische praktijk de vraag of bijvoorbeeld artikel 745quinquies B.W. niet zo moest worden gelezen dat dit artikel ook speelde in geval van samenloop met kinderen uit een vorige relatie361. 113. De wetgever was zich hier blijkbaar van bewust, maar in plaats van een globale aanpassing na te streven, heeft hij ervoor geopteerd de ongelijke behandelingen uit te bannen door middel van maar liefst drie verschillende wetten, die bij nader inzien overigens niet op elkaar afgestemd blijken te zijn362. Vooreerst heeft men naar aanleiding van de hervorming van het afstammingsrecht bij de wet van 1 juli 2006363 aandacht gehad voor het opheffen van de resterende ongelijke behandelingen tussen huwelijkse en buitenhuwelijkse kinderen. Niettemin moet worden vastgesteld dat de afstammingswetgever zijn doel slechts partieel bereikte: afschaffing van 334bis B.W., wijziging van 335 B.W., afschaffing van 745quater § 1 tweede lid B.W. en afschaffing van 837 B.W.364. Vervolgens werd door de wet van 28 maart 2007 tot het invoeren van een intestaatserfrecht voor wettelijk samenwonenden – ondanks het opschrift van de wet – artikel 745quinquies B.W. inzake het erfrecht van de langstlevende echtgenoot aangepast, door, zoals gezegd, telkens de woorden “uit een vorig huwelijk” te vervangen door “uit een vorige relatie”. Ten slotte werden artikelen 295 en 1465 B.W. aangepast bij de wet van 10 mei 2007 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek ter bevordering van de erfrechtelijke bescherming van buitenhuwelijkse kinderen365, door 360
361
362 363
364
365
Y.-H. LELEU, “Erfrechtelijke discriminatie van buitenhuwelijkse kinderen”, T.P.R. 2001, 13531380 en D. VAN GRUNDERBEECK, Beginselen van personen- en familierecht, Antwerpen, Intersentia, 2003, p. 277, nr. 379 en p. 650, nr. 839. Vgl. ook C. FORDER en A. VERBEKE, “Geen woorden maar daden. Algemene rechtsvergelijkende conclusies en aanbevelingen”, in C. FORDER en A. VERBEKE (eds.), Gehuwd of niet: maakt het iets uit?, Antwerpen, Intersentia, 2005, p. 573-576, nr. 124-125. Zie Dossier 6308, “Art. 745quinquies § 3 B.W. – Voorhuwelijks natuurlijk kind” van het Comité voor Studie en Wetgeving, te publiceren in K.F.B.N. (ed.), Verslagen en debatten van het C.S.W. 2007, Brussel, Bruylant, 2008. Vergelijk de opmerkingen van senator Vandenberghe, Hand. Senaat, nr. 3-207, p. 9. Wet van 1 juli 2006 tot wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het vaststellen van de afstamming en de gevolgen ervan, B.S. 29 december 2006, gerepareerd door de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), B.S. 28 december 2006. Voor een overzicht, zie F. SWENNEN, “De gevolgen van de afstamming – de vordering tot uitkering voor levensonderhoud tegen de vermoedelijke verwekker”, o.c. en P. SENAEVE, “Hervorming van het afstammingsrecht door de wetten van 1 juli 2006 en van 27 december 2006”, in L. WEYTS en C. CASTELEIN (eds.), Notariële blikvangers, Antwerpen, Intersentia, 2007, nr. 68. Wetsontwerp goedgekeurd op 12 april 2007 in de Kamer, zie Parl. St. Kamer, nr. 51-2655. Door de Senaat geëvoceerd op 13 april 2007, Parl. St. Senaat, nr. 3-2392 en daar uiteindelijk zonder amendering goedgekeurd.
l a r c i e r • b i b l i o t h e e k b u r g e r l i j k r ec h t e n p r o c e s r ec h t
erfrecht-samenwonenden.book Page 81 Tuesday, November 13, 2007 10:37 AM
HOOFDSTUK V • OVERIGE AANPASSINGEN IN HET ERFRECHT
81
(althans voor 1465 B.W.) de woorden “uit een vroeger huwelijk” te vervangen door “buiten het huidige huwelijk”. Op de valreep werd de tekst echter nog gewijzigd naar “kinderen die niet gemeenschappelijk zijn”366. 114. Door de nieuwe terminologie (“uit een vorige relatie”) wordt in artikel 745quinquies B.W. thans gerefereerd naar een chronologisch element: het betreft alleen de kinderen die reeds bestonden toen de eerststervende een huwelijk afsloot resp. een verklaring van wettelijke samenwoning aflegde. Hoewel dezelfde discussie wordt gevoerd in verband met artikel 1465 B.W., is het niet duidelijk of het volstaat dat de kinderen vóór het huwelijk(scontract) zijn geboren, dan wel dat ook de afstamming moet zijn vastgesteld vóór het huwelijk(scontract)367. In de parlementaire voorbereiding is enkel sprake van “de afstammelingen die geboren zijn buiten het huwelijk of de wettelijke samenwoning”368. 115. Blijkens de memorie van toelichting kan artikel 745quinquies B.W. niet worden ingeroepen door de kinderen die tijdens het huwelijk of de wettelijke samenwoning bij een andere persoon dan de echtgenoot of partner worden verwekt, de overspelige kinderen369: “(…) dient wel te worden opgemerkt dat met de uitdrukking “uit een vorige relatie” alleen maar de kinderen worden beschermd die de overledene al had toen hij in het huwelijk trad (of nu ook vooraleer hij een verklaring van wettelijke samenwoning aflegde). Maar de in overspel verwekte kinderen of de kinderen die tijdens een wettelijke samenwoning bij een andere persoon dan de partner werden 366
367
368
369
Formulering voorgesteld door senator Vandenberghe (Parl. St. Senaat, nr. 3-2382/2, p. 3). Omdat het een technische correctie betrof, werd dit niet beschouwd als een amendement, waardoor het wetsontwerp ook niet meer terug naar de Kamer moest. Inmiddels werd het wetsontwerp reeds bekrachtigd en afgekondigd door de Koning. Zie, wel in verband met artikel 1465 B.W., K. BOONE, “Art. 1458, 1464 en 1465 B.W.”, in Comm. Pers., Mechelen, Kluwer, losbl., nr. 25 en 27 en F. SWENNEN, “De gevolgen van de afstamming – de vordering tot uitkering voor levensonderhoud tegen de vermoedelijke verwekker”, l.c. In de zin van de tweede interpretatie: J. DU MONGH en C. DECLERCK, “Actualia familiaal vermogensrecht: capita selecta”, in C.B.R. Jaarboek 2004-2005, Antwerpen, Maklu, 2005, 109 en 126; M. PUELINCKX-COENE, Erfrecht, Antwerpen, Kluwer, 2e uitg., 1996, nr. 254-255, p. 324; A. SIBIET, “Bescherming van kinderen bij tweede huwelijk. Artikel 1465 B.W.: renovatiewerken gewenst”, NjW 2005, 110, nr. 31 (die voor deze stelling evenwel onterecht verwijst naar W. PINTENS, “Familiaal vermogensbeheer in recente nationale en internationale rechtspraak”, in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Familiaal Vermogensbeheer, Antwerpen, Intersentia, 2004, p. 1, nr. 10) en A. WYLLEMAN, “Huwelijkse voorwaarden bij hersamengestelde gezinnen”, in K.F.B.N. (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, 315, 321-322. Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer, nr. 51-2514/1, 10-11. Waarna wordt verduidelijkt “dat met de uitdrukking ‘uit een vorige relatie’ alleen maar de kinderen worden beschermd die de overledene al had toen hij in het huwelijk trad (of nu ook vooraleer hij een verklaring van wettelijke samenwoning aflegde)”. Wij zijn er ons van bewust dat aangezien binnen de wettelijke samenwoning geen getrouwheidsplicht geldt, er ook niet echt sprake kan zijn van overspel, maar niettemin wordt hierna, om redenen van eenduidigheid, toch gesproken van overspelige kinderen.
l a r c i e r • b i b l i o t h e e k b u r g e r l i j k r ec h t e n p r o c e s r ec h t
erfrecht-samenwonenden.book Page 82 Tuesday, November 13, 2007 10:37 AM
82
HOOFDSTUK V • OVERIGE AANPASSINGEN IN HET ERFRECHT
verwekt, vallen zodoende nog steeds uit de boot”370. De Raad van State had de wetgever er nochtans uitdrukkelijk en terecht op gewezen dat het wegwerken van de ene discriminatie daardoor zou leiden tot het invoeren van een andere discriminatie, namelijk tussen gewoon buitenhuwelijkse kinderen en overspelig buitenhuwelijkse kinderen371. Toch maakt de wetgever er zich op nauwelijks begrijpbare wijze (al te) eenvoudig van af. Het advies van de Raad van State wordt gewoonweg genegeerd: “Aangezien dit buiten het bestek van dit wetsontwerp ligt, komt het de wetgever toe hierover een oordeel te vellen”372. Ronduit surrealistisch wordt het wanneer men verder leest en vaststelt dat wordt overwogen: “Indien men elke discriminatoire regel ook t.a.v. in overspel verwekte kinderen wil wegwerken, dient ook artikel 745quater § 1 tweede lid B.W. opgeheven te worden. De arresten “Mazurek” van 1 februari 2000 en “Merger” van 22 december 2004 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bevatten aanwijzingen in die richting, door te besluiten tot een discriminatie op het vlak van de erfenisrechten wegens het ontbreken van redenen die van aard zijn een onderscheid gegrond op de geboorte buiten het huwelijk te verantwoorden”373. Deze overweging impliceert immers enerzijds dat de wetgever het niet nodig vindt discriminaties weg te werken indien elders nog soortgelijke discriminatoire bepalingen kunnen worden gevonden en anderzijds dat de wetgever het – ondanks voorafgaande kennisname van de rechtspraak van het E.H.R.M. – niet nodig acht de Belgische regelgeving aan het E.V.R.M aan te passen374. Overigens oordeelde het Arbitragehof in arrest 52/2007 van 28 maart 2007 – toevallig dezelfde dag waarop besproken wet werd bekrachtigd en afgekondigd – juist in verband met artikel 745quater § 1 tweede lid B.W. dat een verschil in behandeling inzake erfrecht tussen kinderen naar gelang van de omstandigheden van hun geboorte, dat alleen de kinderen benadeelt die zijn 370
371 372 373
374
Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer, nr. 51-2514/1, 11. Dit wordt bovendien impliciet bevestigd door de reactie op een opmerking van Verherstraeten, Verslag Kamer, Parl. St. Kamer, nr. 51-2514/5, 11. Advies Raad van State, Parl. St. Kamer, nr. 51-2514/1, 21. Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer, nr. 51-2514/1, 11. Ibid. De verwarring wordt overigens nog groter als we het Advies van de Raad van State consulteren. Daar wordt immers gesteld: “Volgens de notaris die de minister vertegenwoordigt, hebben de woorden “de afstammelingen uit een vorig huwelijk van de vooroverleden echtgenoot” niet alleen betrekking op een vorig huwelijk of een vorige samenwoning, maar eveneens op de afstammelingen die geboren zijn buiten het huwelijk of de wettelijke samenwoning (…) Deze verduidelijking dient in de artikelsgewijze bespreking te worden opgenomen” (Advies Raad van State, Parl. St. Kamer, nr. 51-2514/1, 21). Ofwel bestond een ernstige communicatiefout tussen de minister en de vertegenwoordigende notaris, ofwel is de minister om andere redenen (tijdsdruk?) op haar beslissing teruggekeerd. Opvallend is overigens dat ook tijdens de parlementaire discussie dit punt niet echt wordt aangeraakt, behalve een opmerking van volksvertegenwoordiger Verherstraeten (Verslag Kamer, Parl. St. Kamer, nr. 51-2514/5, 11).
l a r c i e r • b i b l i o t h e e k b u r g e r l i j k r ec h t e n p r o c e s r ec h t
erfrecht-samenwonenden.book Page 83 Tuesday, November 13, 2007 10:37 AM
HOOFDSTUK V • OVERIGE AANPASSINGEN IN HET ERFRECHT
83
geboren uit een buitenechtelijke relatie, niet uitsluitend kan worden verantwoord vanuit de bekommernis de morele belangen van de langstlevende echtgenoot te beschermen375. In het licht van deze overweging, en rekening houdend met de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, lijkt het mij onbetwistbaar zo te zijn dat het nieuwe artikel 745quinquies B.W. een schending inhoudt van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en van artikel 14 jo artikel 1 eerste protocol E.V.R.M. 116. Nochtans was het niet buitengewoon ingewikkeld artikel 745quinquies B.W. grondwetsconform te formuleren. Tijdens de parlementaire voorbereiding werd daartoe zelfs een suggestie geformuleerd: “Om die [de in overspel verwekte kinderen] er bij te betrekken zou de uitdrukking moeten gebruikt worden ‘de afstammelingen van de van de overleden echtgenoot waarvan de langstlevende echtgenoot niet de ouder is’”376. Een andere, adequate mogelijkheid is te spreken van “niet-gemeenschappelijke afstammelingen van de zijde van de eerststervende377“. M.i. kan het nog eenvoudiger, door gewoonweg te spreken van “afstammelingen uit een andere relatie”378. AFDELING 5
Bijkomende uitholling van de ascendentenreserve 117. De wetgever beklemtoonde tijdens de parlementaire voorbereiding meermaals dat inzake het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende partner als uitgangspunt werd genomen het streven naar een minimale vermogensrechtelijke solidariteit tussen de partners. Niettemin achtte de wetgever het wenselijk om bepaalde tussen de wettelijk samenwonende partners afgesloten overeenkomsten, die ertoe strekken bovenop de “light”bescherming een verdergaande bescherming te bieden, te valoriseren en te stimuleren. Dit gebeurt concreet door het aanbrengen van een wijziging in artikel 915 tweede lid B.W. Dat lid, ingevoerd bij de wijziging van het erfrecht in 1981, bepaalde dat giften aan de langstlevende echtgenoot de gehele nalatenschap 375
376 377
378
Overweging B.7. Volledigheidshalve moet er wel op worden gewezen dat inmiddels, zoals gezegd, artikel 745quater B.W. werd aangepast in het kader van de hervorming van het afstammingsrecht (supra, randnr. 113), en wel in deze zin dat het gecontesteerde tweede lid van de eerste paragraaf werd geschrapt, zodat het initiatiefrecht tot omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot voortaan toekomt aan alle kinderen van de erflater. Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer, nr. 51-2514/1, 11. De zinsnede “van de zijde van de eerststervende” is van belang omdat er geen nood is aan bescherming tegen een stiefouder als de langstlevende de ouder is van de niet-gemeenschappelijke afstammelingen. Of nog, naar analogie met eerder geciteerde wetsontwerp tot wijziging van artikelen 295 en 1465 B.W. (Parl. St. Senaat, nr. 3-2382/3), van “niet-gemeenschappelijke afstammelingen”.
l a r c i e r • b i b l i o t h e e k b u r g e r l i j k r ec h t e n p r o c e s r ec h t