Verdronken of Doodgeschoten? Onderzoek naar de doodsoorzaak van Wilhelmus Hubertus Johannes Groeneveld, door zijn vrienden “Sjang” genoemd.
Voorwoord Tijdens een uitzending van de Stadsomroep Venlo in de herfst van 2000 vertelde de beheerder van het Gemeente kerkhof dat Wiel als soldaat tussen andere begraven was in een graf van de Oorlogsgravenstichting op het kerkhof te Venlo. Mijn zoon Bart Jan twijfelde hieraan en vroeg mij het een en ander uit te zoeken. Volgens mij was Wiel nooit soldaat geweest en de omstandigheden van zijn dood zijn op zijn minst dubieus te noemen. Reden genoeg om hier eens in te duiken en te proberen de definitieve waarheid te vinden. Het leek vrij eenvoudig maar er bleken toch meer haken en ogen aan te zitten. Verloren documenten, een – begrijpelijke struisvogelpolitiek van de familie direct na de oorlog, wetgeving op het gebied van privacy en de Wet op de Openbaarheid van Bestuur waren allemaal struikelblokken die ik moest overwinnen. Het verhaal zal, door het ontbreken van getuigen, nooit meer helemaal achterhaald kunnen worden. Maar met behulp van alle nog bestaande stukken en de herinnering van vrienden, brengt het wel veel duidelijkheid over een periode die, ondanks het feit dat zij al zo lang achter ons ligt, diep in de ziel van de nabestaanden gegrift staat. In de volgende alinea’s staat het resultaat van het onderzoek.
Bronnen: Archief Begraafplaats Venlo. Archief Sint Martinus Parochie Collectie Jan in ’t Zandt. Archief Sint Thomascollege Venlo Archief Ziekenhuis Noord Limburg. Artikel Drees Hinssen. Gemeente Archief Venlo. Gemeente Archief Arcen. Oorlogsgravenstichting, Den Haag. H. Vervegaert, Venlo. M. Vervegaert, Venlo.
Reconstructie Inleiding Wiel, genaamd “Sjang” door zijn vrienden, werd op 14 mei 1926 geboren als Wilhelmus Hubertus Johannes Groeneveld als zoon van Hermanus Hendrikus Groeneveld en Johanna Maria Wilhelmina Wolkenfelt. Van zijn jeugd is weinig bekend. Tijdens het schooljaar 1943/1944 was hij ingeschreven onder nummer 467 in klas 4a HBS van het Sint Thomascollege te Venlo1. Hij stond in alle opzichten zeer gunstig bekend en als fervent nazi hater. Bovendien kwam hij niet voor in de politieadministratie van de Gemeente Venlo2. November 1944 was voor Venlo een zeer chaotische maand. De dertien bombardementen op de Maasbruggen in de afgelopen twee maanden hadden desastreuze gevolgen gehad voor de bewoners van de binnenstad. Door het grote aantal missers, veroorzaakt door de felle verdediging van de Duitse luchtafweer, de primitieve richtmiddelen en het slechte weer, leek het centrum wel het doelwit in plaats van de bruggen. Maar ook aan de Blerickse kant vielen talloze slachtoffers en de laatste Blerickenaren werden eind november uit hun kelders gejaagd. Dag en nacht werden ze door de bezetter over de Maas gezet want de Engelse troepen waren onstuitbaar. De eindfase van de strijd om het Limburgse gebied ten westen van de Maas was begonnen. Maar de Duitsers dwongen ook de bewoners van de Venlose binnenstad hun heil elders te zoeken. Mijn familie vertrok naar J. Delsing, Boenerstraat 12 te Venlo. Hier woonde een vriend van mijn vader en daar kregen we, tien man sterk, onderdak. Het was dan ook niet verwonderlijk dat Wiel bij zijn vriend Hay Vervegaert, Urbanusweg 22, introk. Dit was begin november 1944. Vrij kort hierna werden ook zij gedwongen huis en haard te verlaten en vertrokken naar de familie Hendriks in de Langstraat. De bezetter maakte fanatiek jacht op de mannen teneinde hun nimmer aflatende behoefte aan werkkrachten te bevredigen. Het was riskant om je op straat te begeven. Zeker na het ingaan van de avondklok, maar ook overdag was het altijd gevaarlijk. Werd iemand opgepakt, dan was deportatie naar een arbeidskamp in Duitsland het onvermijdelijke gevolg. Ook Hay Vervegaert ontkwam hier niet aan. Hij werd op 27 november 1944 ’s morgens vroeg bij het halen van brood in de buurt van de Roermondse poort gearresteerd en afgevoerd naar het Ausländererfassungslager te Wuppertal. Van hieruit werd hij verder getransporteerd naar Kamp Giebel. Pas na het einde van de oorlog keerde hij weer naar Venlo terug 3. Direct na zijn arrestatie zochten de Duitsers naar nog meer mannen en slechts ternauwernood ontsnapten de vader van Hay, de heer Frits Vervegaert en Wiel aan de bajonetten door zich diep in een hooimijt te verstoppen. Ze werden niet gevonden4. Enkele dagen later kwam voor Venlo de verlossing van de bombardementen: in de vroege ochtend van 25 november bliezen de Duitsers zelf de bruggen over de Maas op en in de nacht van 1 op 2 december 1945 begon Brigadier Cumming-Bruce met opmars naar Blerick. De beslissing viel op 3 december en tegen vier uur in de middag was Blerick gevallen. Slechts enkele duizenden inwoners waren aanwezig om de bevrijders te ontmoeten. De strook werd frontgebied. Een week later werd de bevolking afgevoerd, net zoals de inwoners van de andere Maasdorpen. Blerick was vanaf 10 december geheel ontvolkt5.
Het plan Gezien in het licht van de bombardementen, het voedseltekort, de ontvolking van de Venlose binnenstad, de voortdurende razzia’s en de nabijheid van de Engelsen in het bevrijde Blerick, was het dan ook niet verwonderlijk dat Wiel, zeker gezien zijn felle anti nazi instelling, plannen maakte om “naar de overkant” te gaan. Wellicht heeft hij het gevaar van de overtocht te licht opgevat. Immers: de winter van 1944 was streng, het water in de Maas was ijskoud, op beide oevers liepen patrouilles, die zonder te vragen op alles schoten wat bewoog. Bovendien, en dat kon hij niet weten, lagen er langs de oever honderden mijnen te wachten op hun slachtoffers6. Het plan zag er als volgt uit: de overtocht zou gemaakt worden door een stel vrienden waaronder Wiel, Frans Backus en Drees Hinssen7. Een van de (onbekend gebleven) vriendinnen wilde ook mee, maar dat wilden de jongens niet. Het was te gevaarlijk voor een meisje. Er zou een kano verborgen liggen tussen het hout in de loods van houtzagerij van Liebergen aan de Urbanusweg, vlak bij het Villapark, maar dat bleek bij de uitvoering van het plan niet het geval8. Wiel vroeg aan de heer Vervegaert om toestemming naar de overkant te gaan, maar de verantwoording was te zwaar voor de vader van zijn vriend. Hij weigerde terecht en verwees Wiel naar zijn eigen ouders. Daarop verliet Wiel het huis aan de Langstraat en werd hij niet meer gezien9. Of hij daadwerkelijk direct naar huis is gegaan en om toestemming heeft gevraagd kan niet meer achterhaald worden. Het is dan ook erg moeilijk om hier een oordeel over te vormen. Het is voor te stellen dat mijn vader toestemming verleende. Maar van de andere kant was hij waarschijnlijk meer op de hoogte van de gevaren en heeft hij Wiel de gevraagde toestemming onthouden. Dit zal altijd een mysterie blijven. Van de plannenmakers in de Molenstraat bleef uiteindelijk het eerder genoemde drietal over. Het plan bestond uit een overtocht per kano. Na de overtocht was de boerderij van Niessen in het Ubroek, vlak bij de tegenwoordige kazerne, het trefpunt. In deze boerderij zou een raam worden opengezet ten teken dat de overtocht geslaagd was. Daarna zou Wiel zich als vrijwilliger melden bij het Engelse leger10. De plannen van Drees Hinssen zijn helaas niet meer te achterhalen. Na een emotioneel afscheid vertrok Wiel op 13 december aan het begin van de avond. Het liep tegen zeven uur11. De uitvoering Het was tijd voor actie. De tocht begon vanaf de Molenstraat naar het Villapark en de Hogeschoorweg. De kano lag er niet. Na een korte discussie sloop het drietal vanaf de houtopslagplaats voorzichtig naar Van Dalen’s Olieopslag. Het liep al tegen achten toen ze zich uitkleedden achter de olievaten. Ze wisten dat er ook een hoeveelheid consistent vet lag opgeslagen en konden het vat vrij snel en gemakkelijk openen. Al spoedig glommen hun lijven van de geel bruine smurrie. Het stonk maar het goedje vormde een uitstekende isolatie tegen de vrieskou. Ze slopen voorzichtig verder en toen de Duitse wachtposten verdwenen waren, begaven ze zich te water. Direct tegenover de houtzagerij van Van Liebergen. Gealarmeerd door de hoge waterstand en de koude, besloot Frans Backus op het laatste moment om achter te blijven. Hij was bang dat hij de overkant niet zou halen. De twee overgebleven jongens wilden van geen wijken weten. Ze begonnen aan het hachelijke avontuur. Het was aartsdonker. De sterke stroming speelde al direct een hoofdrol. Om niet af te drijven was het absoluut noodzakelijk om deze stroming
tegen hun linker schouder te blijven voelen. Alleen dan konden ze richting blijven houden. Halverwege riep Wiel naar Drees dat hij moe werd en dat hij zich even liet drijven. Werd hij toch bevangen door de koude? Schoten zijn krachten dan toch te kort? Drees fluisterde dat hij zich koest moest houden en door moest blijven zwemmen. Wiel riep angstig om hulp. Maar ook de Duitse patrouille hoorde de kreten. Een lichtkogel schoot omhoog en verlichte het donkere water met zijn spookachtige schittering. Wiel zwom voor zijn leven. Drees bleef kalm en dook zo diep mogelijk in het water. Toen het licht gedoofd was, zwom hij snel de laatste meters en liet zich op de oever vallen. Er ging een tweede lichtkogel de lucht in. In het bleekgroene licht weerkaatste het mitrailleursalvo door de nacht. Toen werd het stil12. Drees kwam veilig aan de overkant en liep naar de boerderij van de heer Niessen13. Hier zette hij het raam open en nam aan dat Wiel later zou komen. Maar hij kwam niet meer... Door het geopende raam leek het alsof alles goed was gegaan, maar doordat Wiel niets van zich liet horen, nam de ongerustheid bij zijn familie snel toe. Alle hoop bleef gevestigd op de bevrijding van Venlo in maart 1945. Maar ook na het einde van de oorlog in mei bleef hij spoorloos verdwenen. Naspeuringen leverden niets op en het was moeilijk te aanvaarden dat er wel eens iets mis zou zijn gegaan. De afloop Maar het was misgegaan. Vreselijk misgegaan. Het schoolblad Tolle Lege maakte bij het begin van het schooljaar in mei 1945 al melding van zijn dood. De voorpagina was gevuld met een schrijnende klacht: “ …en wij hebben jullie niet mee begraven, we hebben geen bidprentje, geen doodsbericht gezien… Vergeef het ons dus, als wij je mochten vergeten zijn, maar vergeet jullie ons niet.” Op 26 juni en 3 juli werden de slachtoffers van het Sint Thomascollege tijdens de Heilige Mis in de kapel herdacht14. In de resterende maanden van 1945 werden in totaal negen Missen voor Wiel opgedragen in de Sint Martinusparochie. Zes vóór de vondst en drie er na. De eerste diensten vonden plaats in de Minderbroederskerk. Dit was een noodgebouw omdat de Sint Martinuskerk nog niet hersteld was. Op woensdag 14 november, drie dagen na de vondst van zijn lichaam, werd de begrafenismis gelezen. De meest plechtige mis echter werd opgedragen in de nacht van 25 december op het zijaltaar van de Sint Martinuskerk. In 1946 werden nog eens zes Missen aan hem opgedragen15. Eind oktober 1945 vierde het Sint Thomascollege het vijfentwintig jarig jubileum. Op 30 oktober werden een speciale Mis opgedragen in de kapel voor alle oorlogsslachtoffers van het College. Hierna herdachten de aanwezigen in de Aula, samen met de ouders van de getroffenen, de doden in declamatie en muziek. Vervolgens vond om 10.30 ’s morgens de onthulling plaats van de gedachtenisplaat voor de veertien omgekomen leerlingen16. Deze plaat hangt in de hal naast de kamer van de rector op de tweede verdieping. Op Zondag 11 november 1945, elf maanden na het begin van het hachelijke avontuur, kwam het onthutsende antwoord. Er was een lijk gevonden, verstrikt in het prikkeldraad, aan de oever van de Maas tussen Velden en Lomm in de gemeente Arcen. De resten werden ter identificatie overgebracht naar het Lijkenhuisje van het Gemeentekerkhof te Venlo. De identificatie geschiedde door mijn moeder. Het bleek
slechts mogelijk aan de punten van een zakdoek en aan zijn sokken. Twee dagen na de vondst werd de overlijdensakte opgemaakt te Arcen door de Wachtmeester der Marechaussee J. H. Wouters17. De begrafenis vond plaats op 14 november in Vak 4, rij 16, graf 337 op het gemeentekerkhof van Venlo. Daarmee was er einde gekomen aan alle onzekerheid. Mogelijk is het bidprentje tijdens deze dienst uitgegeven. In 1951 heeft mijn vader de Oorlogsgravenstichting benaderd met het verzoek Wiel opnieuw te begraven. Ditmaal in een graf voor Nederlandse oorlogsslachtoffers18. De Oorlogsgraven Stichting deed onderzoek en gaf toestemming. Ook Drees Hinssen werd benaderd in een schrijven van 21 maart 1951. In zijn antwoord aan de Oorlogsgravenstichting schreef hij onder meer het volgende: “De eerste kennismaking tussen W. Groeneveld en mij had plaats tegen de middag van de bewuste 13e december 1944. Op de een of andere manier moet hem van mijn voorgenomen plan, om ’s avonds de Maas over te zwemmen iets ter ore zijn gekomen. Dit gerucht is waarschijnlijk voor hem de direct aanleiding geweest zich met mij in verbinding te stellen. Na de kennismaking werd door hem de vraag gesteld of ik er iets op tegen had als hij meeging. Hierop gaf ik een ontkennend antwoord. Daarna vond even een beraadslaging plaats over uur van vertrek naar de Maasoever, medenemen (sic) van kleren, geld en papieren. Verder is er nergens meer over gesproken, ook niet in de tijd dat we aan de Maasoever hebben gewacht. Tot mijn spijt kan ik u dan ook op de vraag, of W. Groeneveld op eigen initiatief of in dienst van het binnenlands verzet de Maas over wilde steken geen definitief antwoord geven. Zou W. Groeneveld deel genomen hebben aan het binnenlands verzet, dan heeft hij me daar geheel onkundig in gelaten, wat ik ten zeerste zou respecteren vooral omdat hij mij slechts enkele uren kende.” Naar aanleiding van het verzoek van mijn vader gesloot B en W te Venlo op 5 september 1955 tot herbegrafenis. Wiel werd op 10 november 1955 opnieuw ter aarde besteld in een klasse 1 graf, onderhouden door de Oorlogsgravenstichting samen met nog negen anderen. Het is gelegen in Vak G, nummer 5. In 1956 heeft de Oorlogsgravenstichting de tien grafstenen geplaatst. Het graf wordt onderhouden door de genoemde stichting en regelmatig staan er verse snijbloemen. Hiermee is een einde gekomen aan het onderzoek. Gedurende vier maanden heb ik de archieven benaderd van de Gemeentes Arcen en Venlo, Ziekenhuis Noord Limburg, Algemene begraafplaats Venlo, Politie Venlo en Weert, Rijks Archief Limburg, Rijks Archief Den Haag, het Marechaussee Archief en het Archief van het Ministerie van Justitie. Het cruciale document echter, het proces verbaal van de vondst van het lichaam, is niet boven water gekomen. Het is ofwel verloren gegaan tijdens de laatste oorlogsmaanden, dan wel verborgen op een dusdanige plaats in de archieven dat het onvindbaar is. Mogelijkerwijze is er zelfs geen gemaakt. Zonder dit document is het niet mogelijk om met zekerheid een doodsoorzaak vast te stellen. Andere bronnen laten deze in het midden. Ze noemen hem helemaal niet of alleen “waarschijnlijk”. En dit is te weinig voor een definitieve conclusie. De onzekerheid omtrent de doodsoorzaak zal dan ook wel altijd vragen blijven oproepen.
Venlo, Juni 2001. Hub Groeneveld.
1
Archief Sint Thomascollege Rapport Gemeentepolitie Venlo, kenmerk 2667, van 14 april 1954. 3 Zoals verteld door Hay Vervegaert. 4 Verteld door Mia Vervegaert, een zus van Hay. 5 Oorlog en Herstel in Noord Limburg, 1945, pagina 100. 6 Zie: kaart met mijnenvelden. Archief Jan in ’t Zandt. 7 Zie het artikel van Drees Hinssen. De herkomst is onbekend. 8 Voor de route van het drietal: zie de foto van het gebied gemaakt tijdens het bombardement van 20 oktober 1944 9 Bron: Mia Vervegaert. 10 Zie: brief van H. H. Groeneveld aan de Oorlogsgravenstichting, punt 16. 11 Bron: Burgerlijke Stand, Gemeente Arcen, Akte van Overlijden November 1945, Nummer 26. 12 Gezien de vele mijnenvelden aan de Blerickse kant echter is het aannemelijk dat Duitse soldaten of politie voor het schieten verantwoordelijk waren. Ook het feit dan Drees Hinssen veilig de overzijde bereikte wijst in de richting van Duitse schutters; anders was hij wel gearresteerd door een Engelse patrouille bij het bereiken van de Blerickse oever. 13 Zie: foto van de boerderij. 14 e Bron: Tolle Lege, 13 Jaargang, No 1, pag. 1 en 12. 15 Data kerkdiensten: GA Venlo, Sint Martinusklokje, 1945: maandag14 mei, dinsdag 26 juni, vrijdag 27 juli, dinsdag 7 augustus, zaterdag 1 september, donderdag 6 september, woensdag 14 november, zaterdag 12 november, dinsdag 25 december, 1946: woensdag 24 april, woensdag 8 mei, donderdag 9 mei, vrijdag 10 mei, zaterdag 11 mei, vrijdag 17 mei. 16 Bron: GA Venlo, Dagblad voor Noord Limburg, 2 november 1945 en Archief Sint Thomascollege, Jaarboekje 1945. 17 Bron: Burgerlijke Stand, Gemeente Arcen, Akte van Overlijden November 1945, Nummer 26. 18 Bron: Oorlogsgravenstichting, brief 16 januari 2001 met twee bijlagen. 2