VERSLAG VAN EEN TOFFE UITSTAP NAAR “HET VERDRONKEN LAND VAN SAEFTINGHE”
Hoe dit idee groeide: We waren vorige zomer aan ons tweede lustrum toe – tien jaren kamperen – met een heel fijne groep oud-stammers, voortrekkers dus van de Lod. Lavkistam… Deze kern hechte vrienden, waarvan inmiddels ongeveer 23 leden, sommigen altijd, de meesten zeer regelmatig, en enkelen ééns of enkele keren, enthousiast deelnamen aan ons jaarlijks kamp in de Ardennen. De sfeer was altijd opperbest en we voelden dan ook snel de nood aan, naast deze jaarlijkse activiteit, nog andere initiatieven samen te ontplooien, zowel cultureel als “natuur- belevend”. We denken hier terug aan ons bezoek aan de kunsttentoonstelling van Vredige Eland in Antwerpen, de twee tentoonstellingen in het Gallo-romeins museum van Tongeren over respectievelijk de Kelten, onze ons welbekende voorouders, en over de opgravingen in het verre Sagalassos, site, inmiddels bezocht door Goedlachse Specht. Tijdens één van onze kampen kregen we de gelegenheid om, onder leiding van een plaatselijke natuurgids bevers te “spotten” en ook trokken we met enkele vrienden naar Baraque de Fraiture om de das te observeren. Heel boeiende en leerrijke uitstapjes.
Niet te vergeten: onze gezellige ontmoetingen met vriend Frans in Antwerpen en met de zus van aalmoezenier Vanimmissen in Ophoven. Werkelijk “memorabel”… Op ons programma stond ook een observatie van de Oehoe, le grand Duc, die kan waargenomen worden in de omgeving van Givet en, het Verdronken Land! De grootste Europese uil mag ons zeker in de toekomst op bezoek verwachten, maar op zaterdag 8 december laatstleden was het dan zover.. Krassende Kraai, wijs als altijd, en Vredige Eland, niet altijd wijs, hadden ons gewaarschuwd: het is een zware tocht door slijk en modder, kreek in, kreek uit, en alleen op vaste tijdstippen te betreden
onder leiding van een bekwame, plaatselijke gids. Zij hadden, vroeger, de “wandeling” al gedaan en pasten nu omwille, niet van geestelijke, maar van lichamelijke tekortkomingen, zij het, met spijt in het hart… Ons Edel Paard sakkerde dat hij er op die dag niet kon bij zijn, Blonde Arend, liet niets meer van zich horen (de trein stopt niet in Vrasene?). Goedlachse Specht regelde de trip en het bezoek en zo vertrokken we die middag rond 12u, ten huize van Klievende Dolfijn met vijf opeengepakt in één voiture: Goedlachse aan het stuur, Luimige Zilvervos, Gedienstige Antiloop, Christel “van Kessenich”, en uw dienaar… In Ham sprong ik over in de wagen van Zindelijke Spitsmuis (het werd me te benauwd want de achterbank van een BMW is niet geschikt voor 3 personen) en zo reden we in konvooi naar Antwerpen en verder naar de afslag Vrasene, om rond 13u aan te komen aan het bezoekerscentrum van EMMADORP. Op de parking, waar nog andere deelnemers aankwamen, werden we in twee groepen ingedeeld. Rond 13.30u vertrok onze gids, Meester Marc, een onderwijzer op rust, en wij in zijn kielzog…
HET VERDRONKEN LAND VAN SAEFTINGHE
Tot 1570 lag hier de Heerlijkheid Saeftinghe. Zeer vruchtbaar polderland, op de zee gewonnen door bedijkingen. De belangrijkste bestaansvormen waren landbouw en het zogenaamde moerneren. Dat was het winnen van turf, dat in de ondergrond zeer veel voorkwam. Deze turf werd als brandstof gebruikt en er werd zout uit gewonnen. We herinneren ons de uitstap naar de Hoge Venen, waar we met hetzelfde fenomeen te maken hadden, afgezien van de zoutwinning natuurlijk. Er lagen vier dorpjes in de heerlijkheid, namelijk Saeftinghe, Namen, Sint Laureins en Casuwele. Bij het dorp Saeftinghe lag ook nog een kasteel, nu volledig verdwenen. De gids wist ons te vertellen, dat de grondvesten nog bestaan… Tijdens de Allerheiligenvloed in 1570 verdween bijna alles onder water. Vier jaar later sloeg de zee opnieuw toe en reikte het “verdronken land” tot bij Beveren, Verrebroek en Sint Gilles in Vlaanderen. Het dorp Saeftinghe en nog enkele andere stukken bleven behouden.
In die tijd werd de 80-jarige oorlog gevoerd, de strijd tussen de Nederlanden en Spanje. In 1584, tijdens het beleg van Antwerpen door de Spanjaarden, onder leiding van de landvoogd Alexander Farnese, besliste de toenmalige burgemeester van de stad, Marnix van Sint-Aldegonde, de laatst intact gebleven dijken door te steken, teneinde de “Spaanse Furie” tegen te houden. (Dit is te vergelijken met hetgeen gebeurde in 1914, toen de sluiswachter van Nieuwpoort, op bevel van de geallieerden, zijn sluizen opende en de hele IJzervlakte onderliep).
Helaas, niettegenstaande alles onder water kwam te staan van in Bergen op Zoom, tot onder Beveren, viel de stad in 1585. Een catastrofe voor de Zuidelijke Nederlanden. Goddank, breekt er nu een nieuwe periode van bloei aan sinds Bart burgemeester van Het Stad geworden is??? De heerlijkheid en een deel van noordoost Waasland waren nu totaal vernietigd. Onder leiding van de monniken van de abdijen van Ter Doest (Damme) en Ter Duinen (Oostduinkerke) is men later opnieuw gaan bedijken. Er bleef een oppervlakte van ruim 3500 hectaren over. Het Verdronken Land van Saeftinghe is nu het grootste brakwatergetijdengebied van West-Europa. En daar zijn wij “in” geweest! Saeftinghe is bijzonder door haar uitgestrektheid en haar natuur, maar ook omdat het een beeld geeft van het Zeeuwse oerlandschap. Het gebied bestaat uit slikken (kale grond) en schorren (begroeiing) en is doorsneden met honderden grote en kleine geulen. De drie hoofdgeulen zijn Speelmansgat, IJskelder en Hondegat die zich naar de dijk toe steeds verder vertakken. Tweemaal per 25 uur lopen deze geulen helemaal vol. Het water stijgt met meer dan één meter per uur. Bij springtij (extra hoog water) en westerstorm komt ook de begroeiing onder water. Met het water komt slib en zand mee, dat achterblijft als het water met eb weer zakt. Zo kun je hier nog dagelijks zien hoe het hele deltalandschap gevormd is. Het water is brak en ongeveer half zo zout als zeewater.(Dit in tegenstelling met “Het Zwin”, dat zoutland is, vandaar de naam “Het Zoute” of “Le Zoete” voor onze vrienden zuiderburen). De plantengroei is daar helemaal aan aangepast: Zeekraal, gerande schijnspurrie en Engels slijkgras zijn enkele van de ongeveer 50 verschillende plantensoorten die hier voorkomen. Het slijkgras is in de twintiger jaren van de vorige eeuw ingevoerd om de landaanwinning te bevorderen. Door zijn stengeldichtheid blijft het slib, dat in het water zweeft, in de plant hangen waardoor er een snelle ophoging plaatsvindt. In de hogere kommen groeit melkkruid, kweldergras, zeebies en zulte. Een van de bijzonderheden van Saeftinghe is Echt lepelblad. Deze soort is kenmerkend voor brakke schorren. Op de nog hoger gelegen oeverwallen langs de geulen overheersen strandkweek en spiesbladmelde, terwijl in de hoogste kommen ronde rus en melkkruid de grens aangeven tot waar de zilte invloed zich uitstrekt. Om de verruiging van de begroeiing tegen te gaan worden de schorren deels beweid
met runderen. Onze gids bracht ons tot bij een kadaver van een onfortuinlijk rund, verrast door de opkomende vloed… Een enkele boom staat er eenzaam op een door mensenhanden opgehoogde terp. Dit bewijst dat daar, en daar alleen, zoetwater door beregening voorhanden is. In het oosten hebben zich verschillende rietvelden ontwikkeld aan de rand van de kerncentrale van Doel en van de veel besproken Hedwigepolder. Het gebied is natuurlijk rijk aan, vooral watervogels, die hier hun broed-, overwinteringsof rustgebied hebben. Tijdens onze tocht zagen we vele grauwe en Canadese ganzen, aalscholvers en scholeksters. Het aantal vogels dat hier overwintert, loopt in de tienduizenden. In de rietvelden slapen in de winter soms wel meer dan 100 bruine en blauwe kiekendieven, de grootste concentratie van heel Europa! In de loop der jaren zijn er meer dan 200 verschillende vogelsoorten waargenomen. En wat deden wij? Wij volgden “in ganzenpas” onze kwieke gids tot aan de “IJskelder”, geul in, geul uit, terwijl het slik aan onze botten zoog, letterlijk en figuurlijk. In de verte lag de Westerschelde waarop menige oceaanvaarder statig voorbij voer. In vogelvlucht bedraagt de afstand van vertrekpunt tot aan “het Scheld” nagenoeg 5 km, te ver om ineens te overbruggen, alvorens het opkomend tij de terugweg afsnijdt… Voor onfortuinlijke wandelaars bestaat er een genummerd parcours over de hoogst gelegen ruggen, met paaltjes gemarkeerd, een vluchtweg tegen de verraderlijke vloed. Tot voor enkele jaren verbleven hier, gedurende het ganse seizoen, schaapherders met hun kudden. Ze woonden dan in primitieve hutten, voorwaar zonderlingen, volgens Meester Marc. Meester Marc vertelde ons, dat de gidsen enkele jaren geleden sporen vonden van een wasbeerhond. Dit dier bestaat werkelijk, ik zag het enkele dagen geleden op de televisie ter gelegenheid van een natuurfilm. Spitsmuis had zo zijn twijfels: “Dat moet de Waaslandwolf geweest zijn…” Gedienstige Antiloop, voorzien van onafscheidelijke wandelstok en hoed, bewees eens te meer dat hij de meest ervaren wandelaar van ons gezelschap was: nooit in moeilijkheden, altijd het droogste parcours, geen modder waar die niet thuishoort.
Anders verging het Goedlachse Specht: ei zo na pardoes in de modder, camera en verrekijker wat besmeurd, maar verder niets aan de hand. Erger was het gesteld met Christel “van Kessenich”: ook gevallen in de modder, maar moedig recht gekropen met de glimlach op de lippen. Maar wie is nu die geheimzinnige dame? Wel, zij is een collega-gids van Specht en Zilvervos, die zij hadden meegenomen op deze barre tocht. Woonachtig in Leuven, is zij afkomstig van Kessenich en gidst in Maaseik, maar ook in Thorn,” het Witte Stadje aan de Maas”. Misschien een tip om in de toekomst, onder haar leiding, een bezoek te brengen aan haar streek? Minder goed verging het ook Luimige Zilvervos: zwijgend zoog hij zich bijwijlen vast in de onverbiddelijke modder, even zwijgzaam wrikte hij zich telkens los… is hopelijk wat kilootjes verloren op die tocht. Niet anders waren Zindelijke Spitsmuis en ikzelf eraan toe. Het Paard deed er goed aan thuis te blijven, voorwaar. Het was nagenoeg donker, rond 17u, toen we, moe, maar tevreden, terugkwamen aan ons vertrekpunt. We hadden natuurlijk vreselijke dorst… Op aanwijzen van onze gids, begaven we ons, na het afkuisen van ons schoeisel, naar het café “Het Verdronken Land” in de buurt. Jongens, een absolute aanrader!!! Een prachtig en gezellig interieur, vriendelijke mensen en een heerlijke kaart. Ik suggereerde “gebakken haring”, overgoten met een heerlijke Grimbergen van het vat. Enkelen verkozen Blauwe Chimay . Zilvervos vond dat er nog plaats was voor een koffie met “crème fraiche”… Helemaal tevreden vertrokken we, in opperbeste stemming naar huis. Met dank aan het schitterend gezelschap,
Hasselt, donderdag 17 januari 2013.
Klievende Dolfijn.