Anneke Kramer-Oostra
Verbinden door ontmoeten Een onderzoek naar een methodische werkwijze voor het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Colofon
Titel:
Verbinden door ontmoeten
Ondertitel:
Een onderzoek naar een methodische werkwijze voor het Stedelijk Ontmoetingscentrum Jonge Ouders.
Auteur:
Anneke Kramer-Oostra
[email protected]
Opleiding:
Master Social Work Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Hanzehogeschool Groningen
Opdrachtgever:
De bestuurders van het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’
Vertaling:
Ron Harland
Plaats:
Franeker
Datum:
14 juni 2015
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
2.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Samenvatting Aanleiding Dit onderzoek is uitgevoerd op het Stedelijk Ontmoetingscentrum ’Jonge Ouders’ (S-OJO) te Leeuwarden. In het sociaal domein waar ook de ondersteuningsstructuur voor jonge ouders zich bevindt, hebben we te maken met de kanteling van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving. Deze sectorontwikkeling en de daar bijhorende transitie en transformatie van de Jeugdzorg is voor dit onderzoek een belangrijke externe ontwikkeling. De focus ligt op het ontwikkelen van een nieuwe werkwijze voor ondersteuning van jonge ouders die gedragen wordt door de drie organisaties die samenwerken in het S-OJO. Doelstelling Met dit onderzoek willen de bestuurders inzicht geven in de werkwijzen die de co-creërende partijen van het S-OJO belangrijk vinden voor de categorale ondersteuning van jonge ouders. Op basis daarvan willen ze komen tot aanbevelingen en conclusies die bijdragen aan het ontwikkelen van een gezamenlijke werkwijze die school- en maatschappelijke uitval reduceert. Onderzoeksmethode Dit is een inventariserend ontwikkelonderzoek en om de vraagstelling te kunnen beantwoorden is gebruikgemaakt van literatuurstudie en praktijkonderzoek. Uit de literatuurstudie is een vragenlijst ontwikkelt die als basis diende voor het praktijkonderzoek. Hieruit zijn opnieuw vragen ontstaan waarop middels groepsdiscussies een antwoord is gevonden. De resultaten zijn weergegeven aan de hand van deelvragen. Conclusie Uit de resultaten en inzichten blijkt dat de inhoudelijke elementen overkoepelende thema’s hebben: Verbinden en Sociale steunstructuren. Verbinden met de jonge ouder lijkt van belang te zijn in het voorkomen van school- en maatschappelijke uitval. Verbinden met en het inzetten van de steunstructuren van de jonge ouders lijkt cruciaal te zijn in de ondersteuningsaanpak. Uit het literatuuronderzoek blijkt dat niet alle jonge ouders over een steunend netwerk beschikken; met name bij de meerderjarigen ontbreekt deze. De resultaten van het praktijkonderzoek geven aan dat het elkaar ontmoeten, elkaar ondersteunen en het opbouwen van een eigen netwerk voor social support middels het aanbieden van een ontmoetingsplek, als zeer effectieve programmaonderdelen kunnen worden beschouwd. De resultaten van dit onderzoek geven een aantal inhoudelijke en organisatorische elementen die nodig zijn voor een nieuwe werkwijze. Aanbevelingen Op basis van het onderzoek zijn conclusies vertaald naar aanbevelingen gericht op het ontwikkelen van een werkwijze die inhoudelijk en organisatorisch aansluit op de co-creërende samenwerking binnen het S-OJO in Leeuwarden. De aanbevelingen richten zich op de interventies en methoden waarin het creëren van ontmoetingen centraal moet blijven staan. Het onderzoek wijst uit dat een verschuiving in de basismethodiek wenselijk is met als toevoeging de systeemgerichte benadering en aandacht voor het standaardiseren van de netwerkanalyse. Tevens wordt er een leerlijn voor studentmedewerkers aanbevolen gericht op deskundigheidsbevordering. Als laatste geeft de onderzoeker de aanbeveling in te zetten op een uitwisseling van ‘eigen’ expertise in de sociale wijkteams. Verbinden door ontmoeten is de toegang tot ondersteuning van de jonge ouders!
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
3.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Summary Motive This research was done at the Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ (S-OJO) in Leeuwarden (Urban Meeting Center for young parents). In the social domain where there is a support structure for young parents we see a shift from a welfare state to a participation society. This sector development and the corresponding transition and transformation of youth care is an important external development for this research. The focus lies in the development of a new work method for supporting young parents, initiated by the three organisations working together with the S-OJO. Objective With this research the executives want to give insight in the work methods that the cocreating parties find important for the catagorale support of young parents. Based on these they hope to come to recommendations and conclusions that contribute to the development of a mutual work method to reduce drop out at school and in the society. Research Method This is an inventory of the development research and in order to answer the question literature study and practical research was utilized. From the literature study a list of questions was developed to serve as a foundation for the practical research. New questions were formulated from this and answers were found based on group discussions. The results are shown on the basis of the part questions. Conclusion From the results and insights it appears that the contentual elements have common themes: Connecting and Social support structures. Connecting with the young parent seems to be important in the prevention of school and social drop out. Connecting with and deploying support structures for young parents seems to be crucial in the support approach. Literature study shows that not all young parents have a support network available; consenting adults in particular. The results of the practical research show that meeting each other, supporting each other and building up an own network for social support by providing a meeting place are very effective program components. The results of this research provide a number of contentual and organizational elements necessary for the new work method. Recommendations Based on this research, conclusions are translated into recommendations geared to developing a work method that contentwise and organizationally connects with the cocreating cooperation within the S-OJO in Leeuwarden. The recommendations aim at the intervention and methods wherein creating a meeting place must play a central role. Research shows that a shift in the base methods is desirable with the addition of a system focused approach and attention to standardize the network analysis. At the same time a learning line for student workers is recommended aimed at professional development. And in the last place the researcher recommends activating an exchange of personal expertise in the social community teams. Connecting by meeting is the entrance to the support of young parents!
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
4.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Voorwoord De klus is klaar! De thesis die voor u ligt is klaar en dat het een klus was is een feit. Onderzoek doen naar een doelgroep en in een organisatie waarbij ik aan de wieg heb gestaan was niet gemakkelijk. Na zes jaar met jonge ouders gewerkt te hebben kan ik zeggen dat ik de doelgroep enorm goed ken. Jaren geleden heb ik al geschreven dat de jonge ouders mij onder mijn huid zijn gaan zitten. Een prachtige doelgroep waar ik heel veel mooie dingen zie ontstaan, prachtige vaders en moeders (in wording) die oprecht heel veel van hun kind houden. Het S-OJO is de organisatie die ik zelf heb mogen oprichten. Een leer-werkbedrijf waarin studenten uit het sociaal opleidingsdomein als instrument ingezet worden in de ondersteuning van jonge ouders. Kritisch kijken naar je eigen 'kindje’ heb ik als lastig ervaren. Maar dan nu toch: de klus is klaar! Twee jaar geleden begon ik met goede moed de masteropleiding. Mijn interesse voor de opleiding werd geprikkeld doordat de omschrijving van het werkveld Social Work naadloos aansluit bij de ontwikkelingen en maatschappelijke vraagstukken binnen mijn eigen vakgebied Manager van het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’. Binnen de masteropleiding staan de complexe maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen als integraal werken centraal. Met plezier ben ik de uitdaging tot ervaren en gespecialiseerde Social Worker aangegaan en ben ik op zoek gegaan naar een brede verdieping van mijn persoonlijke kennis als Social Worker en heb deze gevonden. In dit onderzoek zijn veel personen betrokken geweest, alle collega’s hebben meegewerkt om tot een werkwijze te komen die gedragen wordt door iedere betrokkene. Er is enorm meegeleefd door de collega’s! Meiden heel erg bedankt voor jullie support en betrokkenheid. Ik heb het enorm op prijs gesteld. Alie en Haitske bedankt voor jullie vertrouwen en de vele momenten van gesprek waarin het onderzoek centraal stond. Een speciaal dankwoord gaat uit naar Hans Barf, de thesisbegeleider. Ik heb je feedback als zeer constructief ervaren, enorm bedank daarvoor. Mijn laatste en meest bijzondere dank aan mijn gezin en familie voor hun support en steun: mijn zusje en mijn vader voor de interesse en het ongelooflijke vertrouwen dat het wel goed zou komen en tenslotte mijn mannen, dank voor jullie geduld, de vele kopjes thee, het troosten als ik het even niet meer zag zitten, de tijd die jullie me gegeven hebben op momenten waarop jullie me nodig hadden. Dank, dank, dank! Zonder deze steun had ik het niet gered en nu kan ik met een opgelucht hart zeggen: de klus is klaar!
Anneke Kramer-Oostra Franeker, juni 2015
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
5.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
- De VlinderOpen je ogen maar En zie wat ik zie Ik weet hoe mooi je bent Maar jij weet het zelf nog niet Het komt allemaal goed Wacht nou maar af wat de tijd met je doet Het is nu nog te vroeg Alles wat groot is begon ooit klein Je hoeft niet meteen een vlinder te zijn Weet dat de tijd je zal helpen, geloof maar gewoon wat ik zeg Al lijken je kleurrijke vleugels voor eeuwig gevangen Ja, toch op een dag vlieg je weg Hoog in de lucht Zul je de wereld heel anders gaan zien Voel je de rust Zul je genieten ook als het maar even is Adem het in Durf, dan ontdek je de liefde misschien En als je haar vindt Voel je bij iedere slag die je maakt dat je leeft Als je geduldig bent Gebeurt het vanzelf Als je genieten wil Wil het dan niet te snel Het komt allemaal goed Wacht nou maar af wat de tijd met je doet Het is nu nog te vroeg Alles wat groot is begon ooit klein Je hoeft niet meteen een vlinder te zijn (“De Vlinder” van Marco Borsato)
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
6.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Inhoudsopgave 1. INHOUDELIJKE UITGANGSPUNTEN
9
1.1 CONTEXT ORGANISATIE 1.1.1 HET STEDELIJK ONTMOETINGSCENTRUM ’JONGE OUDERS’ (S-OJO) 1.1.2 INTEGRALE AANPAK. 1.1.3 BESCHRIJVING DOELGROEP S-OJO 1.2 AANLEIDING VAN HET ONDERZOEK. 1.2.1 AANLEIDING MACRONIVEAU. 1.2.2 AANLEIDING OP MESONIVEAU. 1.2.3 AANLEIDING OP MICRONIVEAU. 1.3 DOEL EN VRAAGSTELLING 1.3.1 DOELSTELLING 1.3.2 HOOFDVRAAG 1.3.3 DEELVRAGEN 1.3.4 DWARSDOORSNEDE ONDERZOEK 1.4 LEESWIJZER
9 9 10 10 10 10 11 11 12 12 12 12 12 13
2. THEORETISCHE CONCEPTEN
14
2.1 VERKENNING OP DE DOELGROEP JONGE OUDERS. 2.2 WAT WÉRKT BIJ (ZEER) JONGE OUDERS? 2.2.1 WERKZAME ELEMENTEN: 2.3 SCHOOL- EN MAATSCHAPPELIJKE UITVAL 2.3.1 NATIONALE INTERVENTIES 2.3.2 INTERNATIONALE INTERVENTIES 2.4 POLITIEKE ONTWIKKELINGEN 2.5 CONDITIES VOOR PROCESSEN VAN CO-CREATIE 2.6 CONCLUSIES EN INHOUDELIJKE BETEKENIS IN RELATIE TOT PRAKTIJKONDERZOEK
15 16 16 17 17 18 18 19 19
3. METHODOLOGISCHE VERANTWOORDING
21
3.1 METHODOLOGISCH KADER 3.1.1 ONDERZOEKSPOPULATIE 3.1.2 HET PRAKTIJKONDERZOEK 3.2 DE ONDERZOEKSMETHODE 3.2.1 DE VRAGENLIJST ALS INSTRUMENT VOOR PRAKTIJKONDERZOEK 3.2.2 DE GROEPSDISCUSSIES IN MINISESSIE ALS INSTRUMENT VOOR PRAKTIJKONDERZOEK 3.3 OPERATIONALISERING THEORETISCHE BEGRIPPEN 3.3.1 OPERATIONALISERING BEGRIPPEN VRAGENLIJST. 3.3.2 OPERATIONALISERING BEGRIPPEN GROEPSDISCUSSIES: 3.4 DATA-ANALYSE 3.5 KWALITEITSCRITERIA 3.5.1 VALIDITEIT EN BETROUWBAARHEID VAN DE VRAGENLIJST: 3.5.2 VALIDITEIT EN BETROUWBAARHEID VAN DE GROEPSDISCUSSIE 3.5.3 GENERALISEERBAARHEID
21 21 21 21 22 22 23 23 23 24 24 24 24 25
4. RESULTATEN PRAKTIJKONDERZOEK
26
4.1 DEELNAME ONDERZOEK 4.2 DE INGEZETTE METHODEN/WERKWIJZE OF INTERVENTIES 4.3 WERKZAME FACTOREN (ELEMENTEN) 4.3.1 BEANTWOORDING MIDDELS VRAGENLIJST 4.3.2 VERDIEPING OP DE VRAGENLIJST MIDDELS GROEPSDISCUSSIE 4.4 WAT MOET BEHOUDEN BLIJVEN 4.4.1 BEANTWOORDING MIDDELS VRAGENLIJST 4.4.2 VERDIEPING OP VRAGENLIJST MIDDELS GROEPSDISCUSSIE 4.5 DE CONDITIES OM SAMEN TE WERKEN
26 26 27 27 28 30 30 30 31
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
7.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
5. CONCLUSIE, DISCUSSIE EN AANBEVELINGEN
33
5.1 BEANTWOORDING VRAAGSTELLING 5.1.1 CONCLUSIE LITERATUURONDERZOEK 5.1.2 CONCLUSIE PRAKTIJKONDERZOEK 5.1.3 BEANTWOORDING CENTRALE VRAAGSTELLING. 5.2 CONCLUSIE EN DISCUSSIE IN RELATIE TOT MACRO-, MESO- EN MICRONIVEAU 5.3 DISCUSSIE KWALITEIT ONDERZOEK 5.4 AANBEVELINGEN 5.6 TERUGKOPPELING VAN DE RESULTATEN.
33 33 33 34 34 36 37 38
BIBLIOGRAFIE
40
BIJLAGE 1: BEGRIPPENLIJST BIJLAGE 2: VRAGENLIJST WERKZAME EN VEELBELOVENDE INTERVENTIES BIJLAGE 3: OVERZICHT WERKZAME EN VEELBELOVENDE INTERVENTIES VOOR JONGE MOEDERS. BIJLAGE 4: CHECKLIST KRITISCHE SUCCESFACTOREN BIJ SAMENWERKEN BIJLAGE 5: VRAGEN GROEPSDISCUSSIE IN MINISESSIE MET UITVOEREND MEDEWERKERS: BIJLAGE 6: TOPICLIJST GROEPSDISCUSSIE BESTUURDERS BIJLAGE 7: ZOEKTERMEN
44 45 47 48 49 50 51
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
8.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
1.
Inhoudelijke uitgangspunten 1. Inhoudelijke uitgangspunten
Inleiding:
Dit onderzoek geeft inzicht in de werkwijzen die de co-creërende partijen, die sinds augustus 2014 samenwerken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ’Jonge Ouders’, belangrijk vinden in de categorale ondersteuning van jonge ouders. Op basis van de uitkomsten worden aanbevelingen gedaan die kunnen bijdragen aan het ontwikkelen van een gezamenlijke werkwijze waarmee school- en maatschappelijke uitval gereduceerd kan worden. In dit eerste hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de praktijkinstelling (waarvan de bestuurders opdrachtgever zijn), van de doelgroep, de inhoudelijke uitgangspunten (zoals de aanleiding), het doel en de vraagstellingen. Afsluitend is een leeswijzer opgenomen die inzicht geeft in de opbouw.
1.1
Context organisatie
In de periode september 2008 tot maart 2009 is een inventariserend onderzoek uitgevoerd naar de situatie van jonge moeders. De daaruit voortkomende aanbevelingen en conclusies hebben geleid tot het oprichten van het eerste Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ (OJO). Het OJO is in 2009 opgericht als een samenwerkingsverband tussen Stenden Hogeschool, ROC Friesland College (FC), Stichting Welzijn Centraal, Stichting Ambulante FIOM en de gemeente Leeuwarden en had nog geen stedelijk karakter. De eerste samenwerking was gericht op het voorkomen van schoolmaatschappelijke uitval door middel van het organiseren van ontmoetingen met inzet van studenten uit het sociaal opleidingsdomein van MBO en HBO (OJO, 2013). De gemeente Leeuwarden zit in de stuurgroep van het OJO en heeft –met het oog op de transitie Jeugdzorg– in mei 2014 de organisaties OJO, Stichting Welzijn Centraal (SWC) en het Buro gevraagd te komen tot een gebundeld, stedelijk punt voor jonge ouders. Ze heeft richtkaders gegeven voor de ontwikkeling van een stedelijk centrum met een daaruit voortvloeiende nieuwe co-creatie met behoud van de diverse functies, in aansluiting op de sociale wijkteams, Jeugd- en gezinsteams en de Scholenteams, op voorwaarde dat er eind 2015 een duidelijke werkwijze is beschreven. Dit was de geboorte van het Stedelijk Ontmoetingscentrum ’Jonge Ouders’, het S-OJO. 1.1.1
Het Stedelijk Ontmoetingscentrum ’Jonge Ouders’ (S-OJO)
Het S-OJO is een samenwerkingsverband tussen Stenden Hogeschool, Friesland College, Stichting Welzijn Centraal (SWC), Het Buro en de gemeenten Leeuwarden en Heerenveen. De doelstelling is het creëren van een plek waar jonge ouders elkaar ontmoeten, het netwerk versterken en vereenzaming tegengaan, een plek waar ondersteuning wordt geboden om schooluitval te voorkomen en om een startkwalificatie te behalen (S-OJO, 2014). Het S-OJO functioneert als een leerbedrijf van Stenden Hogeschool, wat een belangrijk aspect is. Studenten vanuit het sociaal opleidingsdomein leren in een contextrijke omgeving. Ontmoeting met lot- en leeftijdsgenoten (studenten), geen professionals, maar professionals in opleiding die, lerende, de jonge ouders tegemoet treden, zijn succesfactoren gebleken (SOJO, 2014). Het S-OJO ziet de school als belangrijke vindplaats. Jonge ouders worden uitgenodigd mee te doen met aangeboden activiteiten en workshops en krijgen zo de gelegenheid tot participeren in de samenleving (S-OJO, 2014). Er wordt een beroep gedaan op het actief burgerschap, op de burgerkracht. De medewerkers van het S-OJO mobiliseren die eigen kracht en mogelijkheden, wijzen de jonge ouders op wat ze kunnen en stellen dat in dienst van de hulpvraag, eventueel gebruikmakend van de hulpbronnen uit het eigen netwerk. Opvallend is dat jonge ouders een betere kwaliteit van leven ervaren uit eigen gezichtspunt (S-OJO, 2014).
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
9.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
De doelstelling van het S-OJO is preventief werken en waar nodig vroeginterventie (S-OJO, 2014). Het vraaggestuurd werken, waarin de jonge ouders worden geactiveerd gebruik te maken van eigen krachten/mogelijkheden, is één van de uitgangsprincipes. Ze worden gekoppeld aan studenten die als generalist getypeerd kunnen worden en omdat op alle leefgebieden kennis aanwezig is, ontstaat de mogelijkheid tot begeleiding onder het motto: ‘één gezicht, één plan, één ondersteuner’ (S-OJO, 2014). 1.1.2
Integrale aanpak.
Per 1 januari 2015 zijn de drie organisaties OJO, Welzijn Centraal en Het Buro overgegaan tot bundeling van activiteiten in één Stedelijk Ontmoetingscentrum. Vanuit een categoraal gerichte aanpak wordt de ondersteuning van jonge ouders integraal vormgegeven. Er wordt als één organisatie opgetreden waarbij de succesfactoren gehandhaafd blijven. Tevens wordt aangesloten bij de 3D ontwikkelingen (drie decentralisaties in werk, jeugd en inkomen) in Leeuwarden. Het leerbedrijf hanteert hierbij een belangrijke werkwijze, namelijk jongeren voor jongeren, met als uitgangspunt centralisatie van de doelgroep in aanvulling op de wijk- en schoolgerichte aanpak, een meerwaarde in de preventieketen. Uitgangspunt is het voorkomen dat jonge ouders in aanraking (moeten) komen met de tweedelijns hulpverlening. Het beleid van de gemeente is centralisatie van de doelgroep. Hiermee kunnen echter belangrijke waarden vanuit de oude aanpak verloren gaan. Jonge ouders kunnen bijvoorbeeld niet meer kiezen waar en bij welke organisatie ze willen aansluiten, maar kunnen nog maar op een plek terecht. Iedere organisatie had een eigen aanpak en werkwijze, de gemeente verwacht een bundeling van deze aanpak. 1.1.3
Beschrijving doelgroep S-OJO
Onder ‘jonge ouders’ wordt binnen het S-OJO verstaan: zwangere meiden, aanstaande e vaders en jonge ouders tot 28 jaar die vóór hun 24 levensjaar hun eerste kindje hebben gekregen. De bezoekers van het S-OJO verschillen sterk in achtergrond, karakter en leefsituatie en kunnen getypeerd worden als een kwetsbare groep. Jonge vrouwen worden zwanger op een moment dat ze volop in ontwikkeling zijn naar volwassenheid. Op hun schouders rust een dubbele taak: terwijl ze zelf nog jongere zijn, zijn ze tegelijk moeder. Vaak betekent dit tevens het einde van de relatie met de vriend. Vervolgens ziet het S-OJO een scala aan dilemma’s wat betreft werk, opleiding, kindzorg, huisvesting en uitkering. Bij een aantal is sprake van een ‘multi-problem': een ongestructureerd leven, een afgebroken schoolopleiding, weinig ondersteuning van familie, problemen met vriend(inn)en, huisvestingsproblemen, geldproblemen en nauwelijks inkomen. (Fiom.nl maart 2015 & S-OJO, 2014).
1.2
Aanleiding van het onderzoek.
1.2.1
Aanleiding macroniveau.
Van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving: In het sociaal domein waar ook de ondersteuningsstructuur voor jonge ouders zich bevindt, hebben we te maken met de kanteling van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving (koersdocument, LWD 2014). Deze sectorontwikkeling en bijbehorende transitie en transformatie van de Jeugdzorg, is voor dit onderzoek een belangrijke externe ontwikkeling. Veel instellingen zitten in een paradigmashift van interne oriëntatie rationele zin (rationaliseren en overtuigen) naar externe oriëntatie sociale zin (normeren en sociale samenhang Dinten, 2002). De gemeente Leeuwarden is op zoek naar andere manieren van samenwerking en zit in de overgangsfase, op weg naar externe oriëntatie sociale zin. Vanaf 2015 is zij verantwoordelijk voor bijna alle ondersteuning van burgers en dus ook van jonge ouders. Met het oog op deze kanteling en de transitie Jeugdzorg zijn veel gemeenten bezig een eigen aanpak te ontwikkelen. Gemeente Leeuwarden zet in op een stedelijke aanpak voor jonge ouders in co-creatie met diverse partijen en in aanvulling op de wijk- en schoolgerichte aanpak. Ze ziet het belang van preventieve ondersteuning van deze specifieke doelgroep en de huidige ondersteuningsstructuur in Leeuwarden moet vanuit het kantelperspectief veranderen, zodat de ondersteuning efficiënter ingezet kan worden en
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
10.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
daardoor nog beter aansluit op de wensen en behoeften. In aanvulling op de sociale wijkteams, de Jeugd- en Gezinsteams en de MBO methodieken School als Werkplaats (SaW) en School als Vindplaats (SaV) moet deze aansluiten op het nieuwe preventiebeleid van de Gemeente met behoud en inzet van de expertise van het Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’, de jonge moedergroep van Welzijn Centraal en het project ‘Trotse Ouders’ van Het Buro. 1.2.2
Aanleiding op mesoniveau.
De opdracht van de lokale overheid leidt tot co-creatie: De gemeente Leeuwarden is kaderstellend voor de veranderingen binnen het Stedelijk Ontmoetingscentrum. Als richtkader stelt zij dat er eind 2015 een gezamenlijke werkwijze is beschreven. Vanaf september 2014 werken Het Buro, Welzijn Centraal en het OJO samen om in cocreatie met de scholenteams en de sociale wijkteams de jonge ouders vanuit een categoraal gerichte aanpak te ondersteunen. Iedere organisatie neemt zijn eigen visie, werkwijze en referentiewaarden mee. Onderzoek naar de in te zetten methoden en methodieken bleek wenselijk. De drie organisaties moeten weten wat ieders referentiewaarden zijn ten einde te komen tot gedeelde waarden, gericht op het bepalen van de nieuwe doelrichting (Donkers, 2012). Er wordt in het ‘oude’ OJO gewerkt met de werkwijze ‘Versterk je netwerk’ vanuit de oplossingsgerichte benadering; mensen helpen oplossingen te vinden met interventies als de wondervraag, scaling (problemen weergeven in getallen) en zoeken naar uitzonderingen (Delfos, 2011). Het Buro hanteert een outreachende benadering en Welzijn Centraal steekt in op jongeren voor jongeren. De gemeente wil een verantwoording van de (maatschappelijke) effecten van de ingezette ondersteuning. Om tot een valide en betrouwbare effectmeeting te kunnen komen, moet de werkwijze van iedere partij duidelijk zijn. Dit is voor de onderzoeker reden om door middel van inventariserend ontwikkelonderzoek tot aanbevelingen en conclusies te komen die kunnen bijdragen aan een gewenste methodische werkwijze, waarvan de effecten meetbaar zijn. 1.2.3
Aanleiding op microniveau.
Een co-creatie in de ondersteuning van jonge ouders: De verzorgingsstaat verandert langzaam in een participatiestaat: “Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving. Wanneer mensen zelf vormgeven aan hun toekomst, voegen zij niet alleen waarde toe aan hun eigen leven, maar ook aan de samenleving als geheel” (Rijksoverheid, 2013). Voor jonge ouders is dit niet vanzelfsprekend, want zij moeten in korte tijd volwassen worden en hun kind grootbrengen. Hiervoor vragen ze ondersteuning van het S-OJO. Eind 2014 stonden er 528 jonge ouders geregistreerd, waarvan er 273 actief participeren binnen het activiteiten- en ondersteuningsaanbod. De medewerkers van het OJO zijn studenten uit het sociale domein MBO en HBO. De werkwijze is ‘normaliserend‘, opvoeden is gewoon, er wordt niet in probleemdefinities gedacht’ (S-OJO, 2014). De werkwijze in de nieuwe co-creatie moet een bijdrage leveren aan het voorkomen van school- en maatschappelijke uitval en uiteindelijk kunnen aantonen wat de maatschappelijke effecten zijn van de geboden ondersteuning. Tegelijk willen de bestuurders van het OJO graag dat de samenwerking en de daaruit voorvloeiende werkwijze aansluit bij de wensen en behoeften van de jonge ouders, door ze zelf verantwoordelijk te maken voor hun vraag of probleem en ze zelf te laten zoeken naar een passende oplossing. Met deze werkwijze wordt verwacht dat ze weer teruggezet worden in ‘eigen kracht’, wat tevens leidt tot het zorgvuldiger naar boven komen van de uiteindelijke zorgvraag. Met bovenstaande opdracht in het achterhoofd, rijst de vraag hoe de ondersteuningsstructuur vormgegeven moet worden. Is de centralisatie afdoende om jonge ouders te versterken? Welke elementen vanuit de verschillende benaderingen werken belemmerend of juist bevorderend? Welke interventies zijn effectief en moeten worden meegenomen in nieuw te ontwikkelen werkwijze?
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
11.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
1.3
Doel en vraagstelling
Om voor het S-OJO te komen tot een nieuwe eenduidige aanpak, waarin verschillende werkwijzen zijn verweven, is onderzoek nodig naar de vormgeving ervan en de condities voor samenwerking, zodat deze elementen uiteindelijk samenvloeien in een passende werkwijze aansluitend bij de wensen en behoeften van de jonge ouders. 1.3.1
Doelstelling
Inzicht geven in de werkwijzen die de co-creërende partijen van het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden voorstaan in de categorale ondersteuning van jonge ouders, om op basis daarvan tot aanbevelingen te komen die bijdragen aan het ontwikkelen van een gezamenlijke werkwijze waarmee school- en maatschappelijke uitval gereduceerd kan worden. 1.3.2
Hoofdvraag
“Waar moet de methodische werkwijze –die aansluit op de co-creërende samenwerking binnen het Stedelijke Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden– inhoudelijk en organisatorisch aan voldoen volgens de betrokken partijen?”
1.3.3
Deelvragen
Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag zijn deelvragen opgesteld. Het zijn vragen die vanuit de literatuur beantwoord worden. Er wordt gekeken naar bestaande concepten en theorieën die kunnen bijdragen aan een gezamenlijke methodische werkwijze. Het praktijkonderzoek geeft antwoord op de vragen die op mesoniveau belangrijk zijn en geeft inzicht in de ingezette werkwijzen waarna een aanbeveling kan worden gedaan richting de wenselijke methodische werkwijze. Deelvragen literatuuronderzoek 1. Wat schrijft de literatuur over jonge ouders, wie zijn het en welke vragen, wensen en (ondersteunings)behoeften onderscheiden deze groep? 2. Wat ‘werkt’ bij jonge ouders, welke werkwijzen zijn effectief? 3. Wat is belangrijk bij het voorkomen van school- en maatschappelijke uitval? 4. Welke methoden en interventies worden nationaal en internationaal ingezet om school- en maatschappelijke uitval te voorkomen? 5. Wat zijn de gevolgen van de transitie Jeugdzorg met betrekking tot het organiseren van ondersteuning van jonge ouders? 6. Wat zijn de condities voor processen van co-creatie? Deelvragen praktijkonderzoek 7. Welke methoden/werkwijzen of interventies worden door de drie organisaties ingezet in de ondersteuning van jonge ouders? 8. Wat wordt als werkzame factor(en) ervaren in de ingezette werkwijze (interventie)? 9. Welke elementen uit de ingezette werkwijze moeten behouden blijven? 10. Wat zijn ieders belangrijkste voorwaarden, condities (referentiewaarden) om samen te werken in het S-OJO. 1.3.4
Dwarsdoorsnede onderzoek
Het uiteindelijk doel waarvoor dit onderzoek wordt ingezet is te komen tot een methodische werkwijze binnen het S-OJO die gedragen wordt door de verschillende partners en is afgestemd op de ondersteuningsvragen van de jonge ouders. Een methodische werkwijze die ervoor zorgt dat school- en maatschappelijke uitval gereduceerd kan worden. Dit onderzoek richt zich op het macroniveau: het richtkader van de gemeente, en het mesoniveau: de
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
12.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
gewenste werkwijze binnen het co-creërend samenwerkingsverband. De check welke begeleidings- en ondersteuningsvragen de jonge ouders hebben (het microniveau) wordt vanuit een inventariserend onderzoek in het schooljaar 2014/2015 door Mw. H. Dijkstra, (gedragsdeskundige betrokken bij het S-OJO) uitgevoerd.
1.4
Leeswijzer
In H2 wordt een uitgebreide schets gegeven van de literatuurstudie. Vanuit theoretische verkenning wordt informatie gegeven over jonge ouders en de diverse methoden en werkwijzen die een bedrage kunnen leveren aan het voorkomen van school- en maatschappelijke uitval. In H3 wordt de methodologische verantwoording gegeven, de onderzoeksopzet en -populatie staan beschreven en hoe het verzamelen van data tot stand is gekomen. H4 beschrijft de resultaten vanuit het praktijkonderzoek met een terugkoppeling naar de literatuurstudie. H5 geeft de conclusies, aanbevelingen en de discussie ten aanzien van de kritische noten uit het onderzoek. De beide elementen van onderzoek worden hier met elkaar verbonden om antwoord te geven op de centrale vraagstelling. Bijlage 1 is de begrippenlijst. In dit onderzoek duiden de termen ‘werkzame factoren’ en ‘werkzame elementen’ hetzelfde aan waarbij ‘factoren’ de term is die in de literatuur naar voren kwam.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
13.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
2.
Theoretische concepten 2. Theoretische concepten
Inleiding :
Om te starten met het onderzoek naar de gezamenlijke voorwaarden van een methodische werkwijze binnen het S-OJO die bijdragen aan school- en maatschappelijke uitval, is het noodzakelijk eerst de doelgroep jonge ouders te definiëren, aan te geven wat wérkt bij (zeer) jonge ouders, wat school- en maatschappelijke uitval inhoudt en welke methoden en interventies er nationaal en internationaal ingezet worden om die te voorkomen. Tevens is het noodzakelijk om de condities voor processen van co-creatie te beschrijven. Deze onderwerpen zijn als meta-analyse vanuit verschillende literatuurreviews en effectstudies terug te vinden in dit hoofdstuk en geven een antwoord op de deelvragen m.b.t. literatuuronderzoek. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie en de inhoudelijke betekenis van het literatuuronderzoek voor het praktijkonderzoek. Door middel van literatuurstudie worden de volgende deelvragen beantwoord: 1. Wat schrijft de literatuur over jonge ouders, wie zijn het en welke vragen, wensen en (ondersteunings-)behoeften onderscheiden deze groep? 2. Wat ‘werkt’ bij jonge ouders, welke programma’s zijn effectief? 3. Wat zijn de gevolgen van de transitie Jeugdzorg met betrekking tot het organiseren van ondersteuning van jonge ouders? 4. Wat is belangrijk bij het voorkomen van school- en maatschappelijke uitval? 5. Welke methoden en interventies worden nationaal en internationaal ingezet om school- en maatschappelijke uitval te voorkomen? 6. Wat zijn de condities voor processen van co-creatie? Definiëring: Voorafgaand aan dit literatuuronderzoek volgt een aantal definities. Onder methodische werkwijze wordt verstaan: een manier van handelen die inzichtelijk en overdraagbaar is volgens een bepaald systeem, met een heldere beschrijving van de doelstelling (wat de werkwijze beoogd) en gericht op een specifieke doelgroep. Er is een duidelijke beschrijving van de interventies (methode niveau) die ondernomen moeten worden om de doelstelling (strategisch niveau) te bereiken met daarin een overzicht van de in te zetten ‘middelen’ als personeel, studenten en/of materiaal. De beschrijving van de werkwijze bevat een stappenplan (tactisch niveau) van de volgorde, frequentie, duur en intensiteit van de actie (activiteit). Het fundament van de werkwijze is de achterliggende sociaalwetenschappelijke theorie (generalistisch, maatschappelijk niveau). Alle activiteiten ‘ademen’ deze theorie. Het is een onderbouwing van het handelen van de professional (NJI, 2011). Onder interventies wordt in dit rapport verstaan: het verzamelbegrip voor preventieve activiteiten zoals ontmoetingen middels groepswerk, huisbezoeken, voorlichtingen, maar ook alle handelingen en ondersteuning aan jonge ouders met als doel de (opvoed)competenties van ouders te vergroten en de (opvoed)situatie te verbeteren. Verantwoording bronnen: Via Google Scolar, de kennisbank van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) en Movisie en de website van het Fiom, is relevante informatie verzameld waarbij gebruikgemaakt is van zoektermen als: jonge ouders, tienermoeders, werkzame interventies, school- en maatschappelijke uitval, succesfactoren van samenwerken etc. Voor het zoeken is gebruikgemaakt van de sneeuwbalmethode. Via de bronnen van de gevonden boeken, rapporten, artikelen en vakbladen werden andere bronnen zichtbaar. De sneeuwbalmethode is ingezet tot er een verzadigingspunt optrad (geen nieuwe bronnen). Relevante literatuur, zoektermen en synoniemen zijn opgenomen als bijlage 7.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
14.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
2.1
Verkenning op de doelgroep jonge ouders.
Definiëring: Onder ‘jonge ouders’ wordt in dit onderzoek verstaan: zwangere meiden, aanstaande vaders e en jonge ouders tot 28 jaar die vóór hun 24 levensjaar hun eerste kindje hebben gekregen (NJI, 2013). Een jongere wordt als (zeer) jonge moeder beschouwd als ze een baby’tje krijgt e e na haar 12 jaar en voor haar 24 jaar. (Delfos, 2011). Gebaseerd op de gegevens uit het jaarverslag S-OJO 2014 en het literatuuronderzoek wordt binnen de definitie van jonge ouders onderscheid gemaakt tussen 2 profielen: De zeer jonge ouders (moeders <20 jaar) De meerderjarige jonge moeders Tot het profiel van de zeer jonge moeders behoren de adolescenten die gekenmerkt worden door hun tienerleeftijd. Bij veel van deze moeders, die vaak nog thuis wonen, geldt dat er sprake is van een netwerk, zoals ouders, familieleden of de vader van het kind (Nieuwenhout & Baraya, 2013). Tot het profiel van de meerderjarige jonge moeders behoren de moeders van 20 t/m 23 jaar. Kenmerkend is dat deze groep groter is dan de eerste groep. In 2014, 454 meerderjarige moeders ten opzichte van 38 zeer jonge moeders (S-OJO 2014). Bij deze groep is sprake van het ontbreken van een steunend netwerk, het niet afmaken van een opleiding en een verhoogd risico op financiële, huisvestings- en psychosociale problematiek, zoals eenzaamheid of depressie. (Delfos, 2011; Keinemans, 2011; NJI, 2013). Aantal: Op 1 januari 2014 waren er in Nederland 2.429 moeders jonger dan 20 jaar. Ongeveer 18 op duizend kinderen hebben een moeder die jonger dan 20 jaar is. Het aantal tienermoeders in Nederland is nog nooit zo laag geweest (CBS, 2015). Het aantal blijft dalen, maar de problematiek wordt steeds complexer (FIOM, 2015). De grootste verschillen zijn merkbaar tussen Nederland en Denemarken enerzijds en het hoge aantal zeer jonge ouders in de verenigde Staten en het Verenigd koninkrijk anderzijds (CBS, 2013). Trends: De trendmatige stijging van het aantal (zeer) jonge ouders in Nederland lijkt alweer een periode achter ons. Sinds 2002 is een lichte daling te zien ten opzichte van de voorgaande jaren. Het open seksueel klimaat, de goede beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen, en een brede seksuele voorlichting worden aangemerkt als resultaat van de Nederlandse ‘pragmatische’ preventiemaatregel om tienerzwangerschappen te voorkomen (Garssen, 2004). In de Scandinavische landen als Zweden en Denemarken waar ook op preventie wordt ingezet, is dat aantal nog iets lager (Garssen, 2004). In de VS hebben 34 op de duizend kinderen een moeder tussen de 15 en 20 jaar (Hamilton e.a, 2012). Een mogelijke verklaring voor het verschil in aantal is de morele aanpak in deze landen. De gedachte dat seks voor het huwelijk taboe is, leeft nog sterk, de voorlichting in deze landen is vooral gericht op het ‘just say no’-principe, zonder verdere informatie over anticonceptie (Ryck 2007-2008). Historie: De negatieve associatie ten aanzien van zeer jong ouderschap is historisch gezien gegroeid. e Vooral in de 20 eeuw werden zwangerschappen buiten het huwelijk als schandaal bekeken. Het zeer jong ouderschap wordt pas sinds de seksuele revolutie in de jaren 60 geproblematiseerd. De zorg richt zich op sociaal-economische problemen. In de tweede helft ste van de 20 eeuw wordt tienerouderschap als ‘abnormaal’ gezien. De maatschappelijke tendens is dan dat een vrouw pas moeder wordt tussen de 25 en 30 jaar. Het volgen van een opleiding en een carrière wordt ‘norm’ voor vrouwen in deze maatschappij (Ryck, 2007/2008).
Leefwereld en ondersteuningswensen en -behoeften van de jonge ouders De doelgroep (zeer) jonge ouders wordt als ‘bijzonder’ gezien. Het zijn jonge mensen die de omslag moeten maken van puber naar volwassene, terwijl ze nog in het lichaam van een adolescent zitten (Delfos, 2011). Het plotsklaps moeder worden grijpt in op hun
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
15.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
persoonsontwikkeling. Het ene moment zijn ze nog bezig met de identiteitsontwikkeling en het volgende met de identiteitsverandering van kind naar volwassene (Delfos, 2011). Jong ouderschap is niet per definitie een probleem, het geeft mogelijkheden om te verbinden op een leeftijd waar dit verbinden als hoogste prioriteit wordt gezien. Voor de jonge ouder die dit niet lukt zijn er een aantal risicofactoren te noemen, zoals het niet afmaken van een opleiding, het ontbreken van een steunend sociaal netwerk, een verhoogd risico op financiële- of huisvestingsproblematiek en psychosociale problemen, zoals eenzaamheid of depressie (Delfos, 2011; Keinemans, 2011; NJI, 2013). Jonge ouders lopen tegen drie uitdagingen aan: het ontvangen van hulp, de levensinrichting als ouder en de positionering in hun netwerk (Keinemans, 2011). Er ontstaat spanning wanneer deze belangrijke waarden niet gerealiseerd kunnen worden. De steun van zowel een informeel als professioneel netwerk is cruciaal. Uit onderzoek blijkt dat jonge ouders oordelen en negatieve stigma’s voelen, dat hen gebrek aan erkenning (oneer en miskenning) ten deel valt, terwijl ze vaak hun best doen om op een goede manier met hun nieuwe leven om te gaan.
2.2
Wat wérkt bij (zeer) jonge ouders?
Het NJI (2013) heeft onderzoek gedaan naar 'wat wérkt' bij jonge ouders die problemen ervaren. Op basis van inzichten vanuit hechtingstheorie, empowerment en het systeemgericht werken, heeft het NJI een aantal effectieve werkwijzen genoemd: sociale steun, prenatale start, focus op sensitiviteit en psycho-educatie. Ongeacht de problematiek zijn er altijd een aantal werkzame elementen die betere resultaten opleveren. School blijkt een goede locatie te zijn voor het bieden van hulp aan (aanstaande) jonge ouders en het vroeg starten met interventies geeft goede resultaten (NJI, 2013). Opvallend is dat het NJI in het haar methodiekhandleiding duidelijke richtlijnen geeft aangaande het ontwikkelen van een werkwijze, echter in haar overzicht 'werkzame en veelbelovende interventies' (NJI, 2013) is het wat en hoe (tactisch niveau) van de interventies niet voldoende beschreven. In dit onderzoek is gebruikgemaakt van dit overzicht omdat de onderzoeker aan het begin van dit onderzoek onvoldoende kennis had van het onderzoeksobject ‘werkwijze’ en deze later is toegevoegd. De invloed hiervan op het onderzoek wordt in de discussie besproken. Het werken met jonge ouders vergt ‘echtheid’ en precisie. Delfos (2011) beschrijft methoden die getoetst zijn door professionals die ervaring hebben in het werk met de doelgroep. Zij behandelt met name het vraaggericht werken en de ontmoetingsplek. Jonge ouders hebben vooral behoefte aan hulp bij financiën, voortzetten van de opleidingen en het opvoeden van het eerste kindje (Baart en Keinemans, 2007). Jonge ouders weten hun ondersteuningsvragen vaak concreet te formuleren, maar de achterliggende behoeften en verlangens zijn minder gemakkelijk waar te nemen. Daarom moet er niet alleen aandacht zijn voor praktische thema’s maar ook voor de meer complexere vragen die daarachter schuilgaan (Baart en Keinemans, 2007). 2.2.1
Werkzame elementen:
Uit Onderzoek van Keinemans (2011), het NJI (2013), Baart & Keinemans (2007) en Delfos (2011) blijkt dat jonge ouders zelf aangeven dat het sociaal netwerk van cruciaal belang is in hun leven. Delfos (2011) beschrijft de noodzaak van deze steun, met name voor zeer jonge ouders om elkaar te kunnen ontmoeten. Het verbinden met gelijkgestemden is van grote waarde en kan een preventieve werking hebben (Keinemans, 2011). De meeste jonge ouders worden verrast door het ouderschap en zijn er niet op voorbereid. Er komt in korte tijd veel op hen af en dat wordt als sterke verzwaring van de draaglast gezien, waarbij het belang van ondersteuning door de directe omgeving, vrienden of lotgenoten wordt onderstreept (Keinemans, 2011). Respondenten uit haar onderzoek hebben aangegeven zich minder eenzaam te voelen wanneer ze weten dat anderen met dezelfde problemen kampen als zij. Juist hierom moet de ondersteuning zich niet beperken tot alleen praten maar zich uitstrekken tot het met elkaar in contact brengen van de jonge ouders. Daarmee wordt het sociaal isolement doorbroken en kunnen ze elkaar steunen en advies geven (Delfos, 2011).
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
16.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Opvallend echter is de discrepantie dat bij de meerderjarige jonge ouder een steunend netwerk kan ontbreken. Doordat het ouderschap veel tijd kost is het moeilijker om de sociale contacten te onderhouden (NJI, 2013). Juist ook voor deze groep is het aansluiten bij een formeel netwerk van belang om een nieuw informeel netwerk te kunnen opbouwen (S-OJO, 2014). Als belangrijk moment wordt de prenatale start aangeduid. Vroeginterventie blijkt een werkzame factor te zijn evenals gerichtheid op sensitiviteit, het belang van de positieve interactie tussen het kind en ouder. Ook worden de huisbezoeken, de schoolbased- en de opvoedondersteuning als werkzaam aangeduid vanwege het positieve effect en de voordelen van het bieden van ondersteuning in de thuissituatie. Het vraaggericht werken en het ontmoeten worden als effectief en veelbelovend gezien (Delfos, 2011). Bij vraaggericht werken zijn vraag en verhaal van groot belang voor de wijze waarop de ondersteuning vorm krijgt. Het oplossingsgericht werken is een specifieke vorm die aansluit bij de doelgroep. Het uitgangspunt dat de jonge ouders zelf de oplossing zoeken voor hun problemen binnen de formele relatie van ondersteuner naar hulpvrager blijkt een helpende methodiek (Delfos, 2011). Baart & Keinemans (2007) beschrijven het belang van erkennen, bevestigen en ‘niet oordelen’ vanuit de presentiebenadering specifiek bij jonge ouders. Niet het interveniëren, het probleem staat centraal, maar de relatie tussen hulpbieder en hulpbehoevende. Een ondersteuner die zich beschikbaar stelt, nabij is en niet oordeelt (Keinemans, 2011).
2.3
School- en maatschappelijke uitval
De definitie van school- en maatschappelijke uitval staat in de begrippenlijst (bijlage 1). De oorzaken van schooluitval kunnen divers zijn, blijkt uit het adviesrapport van de WRR (2009): een aantrekkelijker activiteitenpakket, geen motivatie meer op een opleiding voort te zetten, psychische of sociale problemen, of het verwijderd worden van de opleiding wegens wangedrag of onvoldoende prestatie. In de praktijk is het vaak een mengeling van bovenstaande factoren (WRR, 2009). Keinemans (2010) en Delfos (2011) geven aan dat de oorzaken van maatschappelijke uitval vaak te maken hebben met een opeenstapeling van problematiek op het gebeid van wonen, scholing/werk, opvoeden, relaties en financiën. Tevens kan de zwangerschap een negatief effect hebben op het sociaal netwerk, met dreigend isolement en de aansluiting bij leeftijdsgenoten blijkt lastig te zijn. Juist hierom is voorkomen van uitval beter dan genezen. 2.3.1
Nationale interventies
Een voorbeeld om schooluitval onder jonge ouders terug te dringen is het protocol 'Preventie schooluitval zwangere leerlingen en tienermoeders', ontwikkeld door o.a. het Fiom. In het protocol staan afspraken over hoe om te gaan met zwangere cursisten, afspraken met betrekking tot signalering, begeleiding, advies, registratie en monitoring. Het protocol wordt op het FC ingezet als handvat voor de mentoren, leerlingbegeleiders, SaW-ers en zorgcoördinatoren. Door het volgen van de stappen in het protocol blijft de (aanstaande) jonge ouder in beeld en kunnen samen met de betrokken partijen op maat afgestemde afspraken worden gemaakt. Door deze aanpak keren jonge ouders na hun zwangerschapsperiode terug naar school en wordt voortijdig schoolverlaten voorkomen (SOJO, 2014). Het WRR (2009) schrijft dat scholen aan dreigende schoolverlaters niet alleen onderwijs moeten geven maar hun taakopvatting moet verbreden met sociaal-emotionele zorg en steun. Ze achten hiermee de kans reëel dat volledige uitval van de meest kwetsbare jongeren wordt voorkomen. Een goed voorbeeld hierin is wederom het FC. Met de aanwezigheid van de SaW-coaches wordt ingezet op deze sociaal-emotionele zorg en steun. Binnen het project SaW zijn Social Workers uit de tweede lijn aanwezig op de MBO-school. Samen met de docent kijken ze naar de cursist en zoeken een oplossing voor vragen en problemen. Cursisten kennen de SaW-ers. Die lopen door de school en leggen contact met de cursisten waardoor sneller een vertrouwensrelatie ontstaat en dingen gemakkelijker besproken kunnen worden (Messing 2013). Het ROC De Friese Poort heeft het project SaV ingezet als interventiemiddel voor het terugdringen van schoolverzuim.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
17.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
In het project SaV-MBO gaat het om snelle signalering van (mogelijke) problemen bij studenten door alle docenten binnen het ROC, een snelle bepaling van het probleem en snellere inzet van de expertise intern en extern. (Intern document SaV 2013). Baart & Keinemans (2007) schrijven dat het succesvol afronden van een opleiding onmogelijk is zonder de steun van de omgeving. De interventie waar het hier om gaat is de inzet van de steunstructuren uit eigen omgeving. 2.3.2
Internationale Interventies
Voor de internationale vergelijking van interventies rond school- en maatschappelijke uitval is gebruikgemaakt van een onderzoek van Witte & Notten (2008), een onderzoek met een vergelijking van interventies en de verschillen in aanpak tussen Denemarken en Nederland. Er is voor een vergelijking met Denemarken gekozen omdat de inspiratie voor de decentralisatie van ons jeugdstelsel vooral in Denemarken en de landen daaromheen ligt. In 2005 was het percentage voortijdige schoolverlaters hier het laagst van de Europese Unie. Jongeren zitten in Denemarken van hun zevende tot zestiende levensjaar op dezelfde school. Juist dit verblijf op één school verkleint de kans op uitval. De kracht van het Deense schoolsysteem is het landelijk leerlingvolgsysteem, de (vroege) voorbereiding op het vervolgonderwijs, de begeleiding van externe counselors met een minder dwangmatige aanpak en het handelen vanuit de cultuur, de behoeften en het vermogen van de individuele jongere. Het valt op dat in het onderzoek gesproken wordt over het verbinden van de professional met de student. De onderzoekers geven aan dat het bij een effectieve bestrijding van het voortijdig schoolverlaten lijkt te draaien om verbinden, de continue betrokkenheid binnen én buiten de school. ‘Verbinding door ontmoeting’ (Witte & Notten, 2008).
2.4
Politieke ontwikkelingen
Actuele politieke ontwikkelingen ten aanzien van de ondersteuning van jonge ouders zijn verweven met de transitie en transformatie van de jeugdzorg. Dit heeft impact op de wijze waarop preventief ondersteund wordt. Het rijk wil dat er meer gedacht wordt vanuit het gezin. Vanaf januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de preventie en ondersteuning van gezinnen (Heerenveen, 2014). Dit brengt nieuwe ontwikkelingen met zich mee. Eén ervan is wijkgericht werken. Hierin wordt de basisondersteuning voor burgers, die het leven op eigen kracht (tijdelijk) niet aankunnen, vormgegeven. Er moet een beroep gedaan worden op het probleemoplossend vermogen vanuit de steunstructuren uit eigen omgeving. Doel is dat mensen weer zelfredzamer worden en gaan participeren in de samenleving door middel van ondersteuning, hulp en zorg in de buurt. (Koersdocument, 2014). Het rijk wil een samenleving die de ‘zorgrelaties’ binnen eigen steunstructuren vooropstelt. Ze geeft hierbij aan dat zorgen voor elkaar de individuele en collectieve vermogens in de samenleving versterkt (Rijksoverheid, 2012); een verschuiving van professionele ondersteuning naar meer informele ondersteuning (Postma 2014). Jonge ouders kunnen in de wijk aansluiting en ondersteuning vinden bij buurtgenoten, wat een meerwaarde kan zijn voor het eigen netwerk. Omdat juist deze verschuiving van formele naar informele ondersteuning, in het eigen netwerk of in de wijk, als belangrijk wordt aangemerkt en tegelijk de kennis en expertise van het S-OJO een bijdrage kan leveren aan het optimaliseren van de basisondersteuning van burgers, lijkt het passend om verbinding/samenwerking tussen S-OJO en sociale wijkteams te (onder)zoeken. Delfos (2011) geeft aan dat de zwangerschap een negatief effect kan hebben op het sociaal netwerk, met dreigend sociaal isolement omdat de aansluiting bij leeftijdsgenoten lastig blijkt te zijn. Keinemans (2011) beschrijft dat er verschillende jonge ouders het zonder eigen ouders moeten stellen, omdat het contact ermee verbroken is of omdat de relatie problemen geeft. Tevens geven Delfos, Keinemans en Ryck aan dat een sociaal netwerk positieve invloed heeft, maar dat het ook veel negatieve effecten kan geven (spanningen en conflicten). Sociale spanningen kunnen zelfs de positieve effecten van sociale steun neutraliseren (Ryck, 2007-2008). Keinemans en Ryck spreken over de “bitter-sweet connection”: het tegelijk steunend aanwezig zijn en spanning veroorzaken. Als een aantal jonge ouders door de geboorte van hun kindje zich in een sociaal isolement bevinden en er van een sociaal netwerk (bijna) geen sprake is, hoe kun je dan eigen steunstructuren inzetten?
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
18.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
De ruim vijf jaar ervaring uit eigen praktijk (OJO) wijst uit dat niet alle jonge ouders over een informeel steunend netwerk beschikken en dat ze juist het formele netwerk nodig hebben om een nieuw (informeel) sociaal netwerk op te kunnen bouwen. Juist hierom is een goede afstemming met de wijkteams noodzakelijk. De discrepantie in de vraag van het rijk en de bevindingen uit de literatuur, wordt meegenomen in het praktijkonderzoek. Een andere politieke ontwikkeling is de participatiewet. De jonge ouder moet vanuit onstabiele situaties ‘weer meedoen’ in de samenleving. Niet voor iedere jonge ouder is dit vanzelfsprekend. Er moet door de ondersteuners meer en meer een appèl worden gedaan op het actief burgerschap (Tonkes, 2014). Dit actief burgerschap biedt de jonge ouder kansen voor het volgen van een opleiding met als gevolg een betere uitgangspositie op de arbeidsmarkt. Het rijk geeft bij de term actief burgerschap de definitie: ‘Het vermogen om deel uit te maken van de gemeenschap’ (Sande, 2012). Uit het onderzoek van Keinemans (2011) blijkt dat het creëren van ontmoetingen met ‘peers’ van belang is om te kunnen participeren in de samenleving en een preventieve werking heeft omdat de erkenning en de ‘peercontacten’ de jonge ouders sterker maken; wederzijdse steun in informele vorm. De overheid verleidt en verplicht tot zorgzaamheid (Kampen e.a, 2013). De vraag is of alle jonge ouders beschikken over de mogelijk tot participeren. Is het mogelijk dat de kwetsbare een beroep doen op de weerbare of maakt dit die juist weer kwetsbaar door overvraging?
2.5
Condities voor processen van co-creatie
De condities voor processen van co-creatie worden onderzocht op hun waarde binnen het SOJO en om een eenduidig antwoord te kunnen geven op de vraag waar een methodische werkwijze organisatorisch aan moet voldoen. Bij het gestalte geven aan samenwerking gaat het om samenwerkingscondities, het kennen van ieders condities om samen te werken in een team. Het gaat om het erkennen van verschillen, condities stéllen en positie innemen (Riet, 2010). 'Condities van samenwerken' wordt gedefinieerd als het kennen van de positie die je inneemt ten opzichte van de ander, het van elkaar weten wat je representeert (ieder representeert zijn eigen deskundigheid) en het onder woorden kunnen brengen van die deskundigheid c.q. inbreng. Voor een constructieve basis voor samenwerken is het belangrijk dat je erkent dat je elkaar nodig hebt en dat er verschillende belangen zijn (Riet, 2010). Als antwoord op de vraag hoe actoren beter kunnen samenwerken en wat daarvoor nodig is geeft Van Staveren (2007) de tip om expertise te expliciteren. Samenwerken gaat om een aantal belangrijke succesfactoren zoals durf en pioniersgeest, domeinconsensus, het op de hoogte zijn van elkaars werkgebied, de andere de regie gunnen en elkaar aanspreken als dat nodig is. Tevens is het van belang dat je beschikt over voldoende mensen en middelen en de aanwezigheid van competenties die nodig zijn om het (gezamenlijk) doel te bereiken. Met andere woorden: het zicht hebben op elkaars werk, deskundigheid en competenties blijken succesfactoren te zijn voor processen van co-creatie (Hendrix & Koning, 2000). Deze kritische succesfactoren vormen ook in het licht van dit onderzoek een waardevolle invalshoek en worden daarom getoetst in het praktijkonderzoek.
2.6
Conclusies en inhoudelijke betekenis in relatie tot praktijkonderzoek
In deze paragraaf worden de conclusies met inhoudelijke praktijkonderzoek vanuit de literatuurverkenning uiteengezet.
betekenis
voor
het
De doelgroep is te verdelen in twee extremen, namelijk zeer jonge ouders met steunend netwerk en meerderjarige ouders zonder steunend netwerk. Hun problemen worden als complex aangeduid. Deze groep wordt een hoog-risicogroep genoemd voor school- en maatschappelijke uitval (Fiom, 2015). Persoonlijke zorg en aandacht blijken werkzame elementen te zijn in een werkwijze waarbij school een goede locatie is voor het bieden van ondersteuning. Daarnaast geeft vroeginterventie de beste resultaten. Als werkzame werkwijzen worden steunstructuren en het lotgenotencontact getypeerd, waarbij het ‘elkaar ontmoeten’ het meest effectief blijkt.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
19.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
De oplossingsgerichte- en presentiebenadering worden beschreven als werkzame achterliggende theorie, waarbij in het eerste geval het oplossen van problemen centraal staat vanuit de formele steunstructuur en bij de presentiebenadering de relatie tussen hulpvrager en ondersteuner. Op dit moment wordt binnen het S-OJO gewerkt vanuit de oplossingsgerichte benadering en lijkt de presentiebenadering vanuit de optiek verbinden beter aan te sluiten bij de doelgroep. De inzet om uitval te voorkomen ligt over het algemeen in programma’s die op de voorgezette opleidingen worden aangeboden. Het verbreden van de taakopvatting van een docent naar het geven van sociaal-emotionele zorg en steun blijkt een reële werkwijze in het voorkomen dat de kwetsbare jongeren uitvallen. Daarnaast blijkt dat het succesvol afronden van een opleiding onmogelijk lijkt zonder de steun van de omgeving. Verbinden met de cursist blijkt ook internationaal van belang. Gemeenten zijn per 2015 verantwoordelijk voor de preventie en ondersteuning van gezinnen. Een nieuwe ontwikkeling is de wijkgerichte aanpak, waarmee alle basisondersteuning wordt gegeven. Burgers kunnen in de wijk zelfredzamer worden en gaan participeren door de ondersteuning en hulp vanuit de wijk; een verschuiving van professionele ondersteuning naar meer informele ondersteuning. Dit maakt een goede afstemming tussen het S-OJO en de wijkteams noodzakelijk. De participatiewet verplicht burgers weer mee te doen in de samenleving, er moet door de ondersteuners informeel of formeel een appèl worden gedaan op het actief burgerschap. Het rijk wil meer ondersteuning vanuit informele netwerken. Is dit mogelijk? Want het blijkt dat er met name bij de meerderjarige groep niet altijd sprake is van een informeel netwerk. Binnen de processen van co-creatie is het van belang te weten wat ieders condities zijn om samen te werken. Samenwerken heeft te maken met het erkennen van verschillen, weten van elkaar wat je representeert en je eigen deskundigheid onder woorden kunnen brengen. Het is belangrijk dat je erkent dat je elkaar nodig hebt en dat er verschillende belangen zijn, zo ontstaat er een constructieve basis. Vragen en tegenstrijdigheden vanuit de literatuur worden in het praktijkonderzoek verder onderzocht. De volgende vragen worden behandeld: •
•
•
•
•
Het overzicht ‘werkzame en veelbelovende interventies’ van het NJI (2013) is gebruikt om te komen tot een vragenlijst voor de medewerkers van het S-OJO. De werkzame interventies uit de literatuur zijn omgezet in vragen naar de ervaring vanuit het werkveld. De literatuur toont aan dat deze interventies werkzame elementen bevatten. Sluiten deze ook daadwerkelijk aan bij de praktijk van het S-OJO? Het S-OJO dat met name de oplossingsgerichte benadering hanteert vraagt zich af of de inzet meer op de presentiebenadering gericht zou moeten zijn zoals Keinemans (2011) beschrijft. Oplossingsgericht werken legt de nadruk op het oplossen van problemen vanuit formele steunstructuren. Sluit deze voldoende aan bij de doelgroep aangezien de literatuur uitwijst dat de presentiebenadering vanuit de optiek ‘verbinden’ beter aansluit? De participatiemaatschappij vraagt steun en hulp vanuit wijk- of sociale steunstructuren. Kun je dit vragen van alle jonge ouders aangezien de literatuur uitwijst dat niet iedereen over een steunend netwerk beschikt? Zien de uitvoerend medewerkers mogelijkheden om het sociale netwerk te betrekken voor steun en hulp? Het Rijk zet in op wijkgerichte benadering, het S-OJO werkt volgens de categoraal gerichte benadering. Kan dit naast elkaar bestaan of moet het S-OJO ontmoetingen faciliteren in de wijken, omdat uit de literatuur blijkt dat deze cruciaal is voor de doelgroep? In het S-OJO zijn de drie organisaties gaan samenwerken gewoon door dat te dóén! Hendrix & Konings (2000) beschrijven in hun checklist de kritische succesfactoren van samenwerken. Worden deze (h)erkend door de bestuurders en sluiten deze aan bij de ambities aangezien de literatuur uitwijst, dat erkenning en het elkaar nodig hebben belangrijk zijn voor een constructieve basis en dat er verschillende belangen zijn?
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
20.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
3.
Methodologische verantwoording 3. Methodologische verantwoording
Inleiding:
Dit hoofdstuk beschrijft de opzet van het inventariserend ontwikkelonderzoek. Om de vraagstelling te kunnen beantwoorden is gebruikgemaakt van literatuurstudie en praktijkonderzoek. De onderzoeksopzet, -populatie en -methoden worden beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op het operationaliseren van de theoretische begrippen waarna de analyse wordt beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een beschrijving van de betrouwbaarheid en validiteit van dit onderzoek.
3.1
Methodologisch kader
Om de doelstelling en de vraagstelling te kunnen verwoorden is gebruikgemaakt van een inventariserend ontwikkelonderzoek dat bestaat uit literatuurstudie en praktijkonderzoek. Het is een kwalitatief onderzoek en gebaseerd op het interpretatieve paradigma. Michelbrink (2007) geeft aan dat de opvattingen van het interpretatieve paradigma niet losstaan van mensen, dat de werkelijkheid wordt geconstrueerd door het individu en subjectief van aard is (p. 50). De onderzoeker heeft als taak inzicht te krijgen in de werkwijzen die de co-creërende partijen van het S-OJO belangrijk vinden in de categorale ondersteuning van de jonge ouders, zodat op basis daarvan een gezamenlijke methodiek kan worden ontwikkeld waarmee school- en maatschappelijke uitval van jonge ouders gereduceerd kan worden. Het perspectief van de onderzochten staat hierbij centraal. Het onderzoek is gericht op het verkrijgen van betrouwbare informatie over de wensen en behoeften met betrekking tot het ontwikkelen van een gezamenlijke methodiek. Deze vorm van onderzoek geeft diepgaande informatie door in te gaan op achterliggende motivaties, meningen, wensen en behoeften. 3.1.1
Onderzoekspopulatie
De onderzoekspopulatie bestaat uit de zeventien uitvoerend medewerkers (stagiaires en professionals) en de bestuurders van het S-OJO, omdat het onderzoek zich richt op het organisatieniveau. De onderzoekspopulatie bestaat hiermee uit 20 personen (waarvan 18 vrouwelijk) die verschillende functies bekleden. De medewerkers is een vragenlijst voorgelegd die tevens structuur bood aan de erop volgende groepsdiscussies in minisessie. 3.1.2
Het praktijkonderzoek
In het praktijkonderzoek is gebruikgemaakt van de interpretatieve variant van een kwalitatief onderzoek gericht op de betekenis die de co-creërende partijen hechten aan de steunstructuur die jonge ouders in staat stelt actief te participeren in de maatschappij tot volwaardig burgerschap (actief burgerschap). Deze is afgeleid uit wat de partijen zeggen en doen. Na het invullen van de vragenlijst heeft de onderzoeker de respondenten in groepsdiscussies zelf het verhaal laten vertellen en deze gegevens gebruikt in de dataanalyse. Het kwalitatief onderzoek is ingezet om de co-creërende partijen te betrekken bij de steunstructuren van het ondersteuningsaanbod aan jonge ouders. De verzamelde data uit de vragenlijst omvat kwalitatieve informatie met kwantitatieve elementen. Deze kwantitatieve elementen zijn ingezet om de kwalitatieve data te versterken en te verklaren.
3.2
De onderzoeksmethode
De onderzoeker heeft gebruikgemaakt van methoden die het mogelijk maken om het onderwerp van onderzoek vanuit het perspectief van de onderzoekspopulatie te leren kennen, met als doel dit te beschrijven en mogelijk te verklaren. De literatuurstudie is ingezet om het praktijkonderzoek inhoudelijk vorm te geven en de verschillende concepten en theorieën aangaande processen van co-creatie uit te diepen.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
21.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
In het praktijkonderzoek is door middel van vragenlijst en groepsdiscussies de praktijk betrokken bij de beantwoording van de vraagstelling, om zo tot aanbevelingen en conclusies te komen die kunnen bijdragen aan een gezamenlijke methodische werkwijze. Er is gebruikgemaakt van het kwalitatief onderzoek met kwantitatieve elementen zodat de partners zelf meedenken over de invulling van deze toekomstige methodiek. 3.2.1
De vragenlijst als instrument voor praktijkonderzoek
Het eerste deel van het praktijkonderzoek bestond uit een schriftelijke vragenlijst, over de huidige werkwijzen (bijlage 2). De vragenlijst is afgenomen onder alle uitvoerend medewerkers van het S-OJO, omdat zij vanuit praktijkervaring de vragen kon beantwoorden. Voor de vragenlijst is gebruikgemaakt van het bestaande overzicht ‘werkzame en veelbelovende interventies’ van het NJI, 2013 (bijlage 3). Deze interventies zijn omgezet in meerkeuze- en schaalvragen. Aan de vragenlijst zijn de toegepaste interventies van het SOJO toegevoegd. Het doel van de vragenlijst is om kwantitatieve gegevens te verzamelen betreffende de huidige werkwijze en om er achter te komen welke interventies als werkzaam worden ervaren en welke ieder wil behouden. De vragenlijst is per mail naar iedere respondent verzonden, zodat de vragen zoveel mogelijk onder dezelfde omstandigheden en vanuit eigen perspectief ingevuld zouden worden. De data vanuit de vragen is anoniem ontvangen en verwerkt. Met de data kan antwoord worden gegeven op de deelvragen 7, 8 en 9, zodat aan de hand daarvan aanbevelingen gedaan kunnen worden betreffende de te ontwikkelen werkwijze. De thema’s uit deze vragenlijst zijn omgezet in vervolgvragen die ingezet zijn in de groepsdiscussies. 3.2.2
De groepsdiscussies in minisessie als instrument voor praktijkonderzoek
Als tweede deel van het praktijkonderzoek is gebruikgemaakt van groepsdiscussies in minisessie. De onderzoeker wil ingaan op het waarom van heersende meningen over de huidige werkwijzen bij de co-creërende partijen, waarbij ook de onbewuste motivaties zijn achterhaald door gebruikmaking van projectieve technieken, vraagtechnieken die tot doel hebben om remmingen bij respondenten, weg te nemen, waardoor ze vrijuit over zichzelf gaan praten. Een groepsdiscussie geeft de mogelijkheid om binnen relatief korte tijd te achterhalen welke meningen, opvattingen en waarden bij de respondenten leven. De onderzoeker heeft gebruikgemaakt van de mogelijkheid om tijdens de vergaderingen op team- en bestuursniveau de discussie aan te gaan zodat het de respondenten geen extra inspanning kostte. Hiermee is de bereidwilligheid om mee te werken vergroot en is de dataopbrengst groter. Er is in geringe mate sprake van beïnvloeding van respondenten door interviewer, omdat het gesprek plaatsvond in een groep en niet tussen twee individuen. De respondenten spraken in de groepsdiscussie meer met elkaar dan met de interviewer. Ze kregen de gelegenheid om direct op elkaar te reageren waardoor ketens van sociatie, persoonlijke ervaringen en normen en waarden ontstonden. Het onderwerp is in de breedte afgetast en de onderzoeker kreeg een goed beeld van de gedachten en denkbeelden. Om de validiteit en betrouwbaarheid van dit onderzoek te kunnen waarborgen is gekozen voor een onafhankelijke notulist. De groepsdiscussies zijn op verschillende niveaus gevoerd. De eerste anderhalf uur durende groepsdiscussie vond plaats onder de uitvoerend medewerkers met als doelstelling de persoonlijke waarden, ervaringen, ideeën en opvattingen aangaande de werkwijze te achterhalen. Er is gebruikgemaakt van een (gestructureerde) gesprekspuntenlijst (bijlage 5) die ervoor heeft gezorgd dat alle aspecten uit de deelvragen belicht werden. De tweede groepsdiscussie, waarvoor een uur is uitgetrokken vond plaats onder de bestuurders met als inzet het beantwoorden van de vraag waar een methodische werkwijze organisatorisch aan moet voldoen. De vragen zijn opgesteld volgens de checklist 'Kritische succesfactoren van samenwerken' van Hendrix & Konings, 2000 (Bijlage 4).
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
22.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Bij de laatste groepsdiscussie waren alle respondenten betrokken. Dit was een open gesprek met een half gestructureerde vragenlijst waarin de volgende drie vragen centraal stonden: - Wat bieden we gezamenlijk? - Welke toegevoegde waarde heeft elke partner? - Welke methodische werkwijze willen we gezamenlijk hanteren? Het antwoord op deze vragen is een opmaat naar de manier waarop een en ander georganiseerd moet worden en is meegenomen in de aanbevelingen die bijdragen aan het ontwikkelen van een gezamenlijke werkwijze.
3.3
Operationalisering theoretische begrippen
Zoals eerder beschreven is gebruikgemaakt van twee verschillende meetinstrumenten: een vragenlijst en groepsdiscussies (in minisessie). Wat wérkt bij jonge ouders, is het overkoepelende construct. 3.3.1
Operationalisering begrippen vragenlijst.
De vragenlijst omvat specifiek de vraagstelling: Welke methoden worden door de drie organisaties ingezet in de ondersteuning van jonge ouders en wat wordt hierin als werkzame factor(en) ervaren die behouden moet(en) blijven? Relevante indicatoren zijn de ingezette interventies zoals ondersteuning bij opleiding, opvoeding, sociaal netwerk en zelfvertrouwen. Zij vloeien voort uit de literatuurstudie Wat wérkt bij (zeer) jonge ouders. Het overzicht 'werkzame en veelbelovende interventies' van het NJI (2013, bijlage 2) is gebruikt om te komen tot een vragenlijst voor de medewerkers van de S-OJO. De werkzame interventies uit de literatuur zijn omgezet in een vraag naar de ervaringen uit het werkveld. Onderstaande thema’s zijn afgeleid uit de indicatoren: - Ondersteuning bij opleiding of vinden van een baan - Educatie over gezondheid, opvoeding en gezinsplanning - Opvoedingsondersteuning: verbeteren van opvoedingsvaardigheden en opvoedklimaat - Sociaal netwerk en relatievorming - Eigen identiteitsontwikkeling en waardevorming - Levensloop van de moeder - Verbeteren zelfvertrouwen en zelfredzaamheid - Zelfstandigheid en zelfredzaamheid: o.a. gebruik van voorzieningen - Bevorderen hechting tussen moeder en baby 3.3.2
Operationalisering begrippen groepsdiscussies:
Bovenstaande thema's zijn omgezet in vragen voor de groepsdiscussie met de uitvoerend medewerkers, die als verdiepingsslag op de vragenlijst is ingezet. De vragen voor de groepsdiscussie met de bestuurders, zijn opgesteld volgens de checklist 'kritische succesfactoren van samenwerken' van Hendrix & Konings (2000) en gericht op de vraag waar een methodische werkwijze organisatórisch aan moet voldoen. Een voorbeeld van ingezette indicatoren zijn: overeenstemming, interdependentie, elkaar kennen en onderhandelingsvermogen. De gevolgen van de transitie Jeugdzorg voor de organisatie van ondersteuning van jonge ouders zijn meegenomen om in het praktijkonderzoek aanbevelingen te kunnen doen ten aanzien van de te ontwikkelen werkwijze. Door middel van een open groepsdiscussie kreeg men de gelegenheid het persoonlijk verhaal aangaande de werkwijze te delen. De vragen die betrekking hebben processen van co-creatie zijn middels een topiclijst opgesteld vanuit de literatuur. Verbinden en sociale steunstructuren zijn gesprekspunten.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
23.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
3.4
Data-analyse
Het analyseren en structureren van de data uit de vragenlijst en de groepsdiscussies, zijn door middel van interactief analyseren tot stand gekomen (inductieve en deductief). Hierbij gaat het om het ontdekken van thema’s, patronen en verbanden. De vragenlijst bevat zeven vragen. De data is verwerkt in een tabel en laat zien welke ingezette interventies als werkzaam worden ervaren en geeft inzicht op de vraag wat iedere onafhankelijke partner wil behouden uit de eigen werkwijze. Het kwantitatief onderzoek versterkt het kwalitatief onderzoek en is meegenomen in de analyse van de groepsdiscussies. Alle verzamelde data uit de vragenlijst en uit de groepsdiscussies is na de interactieve analyse in categorieën ingedeeld. Uit deze eerste analyse bleek dat de enquête antwoord heeft gegeven op welke methoden en interventies door de drie organisaties ingezet zijn, maar dat deze niet duidelijk maakt wat nu werkzaam is. Een tweede analyse was nodig. De categorieën zijn afgeleid van het theoretisch kader en de termen die de respondenten gebruiken zijn gelabeld en gebruikt om de gegevens te groeperen (Sanders 2013). Deze fase in het analyseproces wordt gestuurd door het doel van het onderzoek. De groepsdiscussies zijn met toestemming van de respondenten met een iPad opgenomen en in een samenvatting uitgeschreven. Deze samenvatting is gecontroleerd op feitelijkheden. De resultaten van de analyse zijn aan het einde van het onderzoeksproces besproken met de vier betrokken professionals om te checken of de uitkomsten erkend werden. Een weergave hiervan is te vinden in § 5.6.
3.5
Kwaliteitscriteria
3.5.1
Validiteit en betrouwbaarheid van de vragenlijst:
Voor de vragenlijst is gebruikgemaakt van het overzicht 'werkzame en veelbelovende interventies' van het NJI (2013). De uitkomsten van dat onderzoek zijn omgezet in vragen voor de medewerkers van het S-OJO en zijn als aanvulling bedoeld voor het kwantitatief onderzoek. Met dit meetinstrument is gemeten wat nodig is voor de beantwoording van de onderzoeksvraag. Het is de start geweest van het praktijkonderzoek om vanuit een eerste verkenning het gesprek aan te gaan met de uitvoerend medewerkers. De vragenlijst is naar iedere respondent per mail verzonden, de medewerkers konden de vragen in alle rust, thuis, beantwoorden zodat onderling overleg geëlimineerd kon worden. De data is anoniem behandeld en verwerkt. De combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve dataverzamelingsmethoden (triangulatie) versterken de validiteit en betrouwbaarheid van dit onderzoek. 3.5.2
Validiteit en betrouwbaarheid van de groepsdiscussie
Om de validiteit en betrouwbaarheid van dít instrument te waarborgen zijn vooraf indicatoren vastgelegd. Deze zijn besproken met de notulist. De uitkomsten zijn na afloop gecheckt. Vanuit de narratieve onderzoeksbenadering is besloten af en toe samen te vatten, zodat het verhaal goed begrepen is. Er werd gebruikgemaakt van een gesprekspuntenlijst waarin de items zijn opgenomen. De onderzoeker is leidinggevende van de respondenten. Om sociale wenselijkheid tijdens de discussie te elimineren is gebruikgemaakt van communicatievalidatie. Dit betekent dat de onderzoeker een controle op de betekenisverlening inlast, door de interpretaties van de onderzoeker in gewone bewoording aan de respondenten voor te leggen en te vragen of de betekenis goed is begrepen (Smaling, 2002). Aan het eind van het onderzoek is gecontroleerd of de resultaten door de medewerkers werden erkend.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
24.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Om te kunnen waarborgen dat ieder zijn mening kon uiten werd de discussie gestart met het laten maken van een individuele mindmap voor de toekomstige methodische werkwijze in het S-OJO. Het idee om te tekenen komt uit de methode van het cognitivisme. Je gebruikt beide hersenhelften door gebruik van woorden en beelden. Hierdoor worden meer hersencellen actief en sneller linken gelegd (www.infonu.nl geraadpleegd op 3-4-2014). 3.5.3
Generaliseerbaarheid
Het praktijkonderzoek heeft in de maand februari en maart plaatsgevonden. Er is géén sprake van externe validiteit, omdat de resultaten van het onderzoek niet generaliseerbaar, maar uitsluitend op het S-OJO van toepassing zijn.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
25.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
4.
Resultaten praktijkonderzoek 4. Resultaten praktijkonderzoek
Inleiding:
In dit hoofdstuk zijn de resultaten van het praktijkonderzoek weergegeven. De data is afgeleid uit de vragenlijst en de groepsdiscussies. De resultaten zijn weergegeven aan de hand van de deelvragen. Met betrekking tot het waarborgen van de anonimiteit zijn de namen van de respondenten niet genoemd. Letterlijke citaten zijn schuingedrukt en in een gekleurd kader gezet.
4.1
Deelname onderzoek
In het praktijkonderzoek is gebruikgemaakt van twee meetinstrumenten om antwoord te kunnen geven op de deelvragen. De vragenlijst is door twaalf van de zeventien uitvoerend medewerkers ingevuld, vijf professionals en zeven studentmedewerkers, een respons van 71%. De gemiddelde leeftijd is 27 jaar waarvan de oudste 53 en de jongste 19 jaar is. Er hebben drie groepsdiscussies plaatsgevonden. Alle uitvoerend medewerkers hebben deelgenomen aan de eerste groepsdiscussie die is ingezet als verdiepingsslag op de vragenlijst en om antwoord te kunnen geven op de deelvragen 7 t/m 9. 7. Welke methoden/werkwijzen of interventies worden door de drie organisaties ingezet in de ondersteuning van jonge ouders? 8. Wat wordt als werkzame factor(en) ervaren in de ingezette werkwijze (interventie(s))? 9. Welke elementen uit de ingezette werkwijze moeten behouden blijven? 10. Wat zijn ieders belangrijkste voorwaarden, condities (referentiewaarden) om samen te werken in het S-OJO. Om antwoord te kunnen geven op het organisatorische aspect van samenwerken in het SOJO, hebben twee groepsdiscussies plaatsgevonden met de bestuurders en drie uitvoerende professionals. Deze groep bestond uit acht vrouwen en twee mannen, gemiddeld 47 jaar. De samenstelling van de groep is gekozen op basis van de doorzettingsmacht van de bestuurders, zodat er in de discussie eventueel besluiten konden worden genomen met betrekking tot de samenwerking. De uitvoerend professionals zijn uitgenodigd voor het inbrengen van praktijkvoorbeelden en voor de directe afstemming met de praktijk.
4.2
De ingezette methoden/werkwijze of interventies
Deelvraag 7: Welke methoden/werkwijzen of interventies worden door de drie organisaties ingezet in de ondersteuning van jonge ouders? De twee meetinstrumenten laten overeenkomsten zien in de beantwoording van deze vraag. De interventies zijn afgeleid uit het overzicht 'werkzame en veel belovende interventies' (NJI, 2013). Twaalf respondenten hebben middels de vragenlijst antwoord gegeven op deze vraag: ’Welke interventie pas je toe in je werk met jonge ouders?’. Figuur 1 laat de resultaten zien van deelvraag 7 die gebaseerd is op het huidige aanbod van het S-OJO (de ingezette interventies). Het valt op dat de huisbezoeken door álle respondenten in het werk worden toegepast, de praktische ondersteuning door elf, de groepsactiviteiten als vorming voor het sociaal netwerk en de individuele ondersteuning door tien respondenten en de workshops/psychoeducatie door acht. De huiswerktrajecten scoren het laagst (1). De groepsdiscussie is als verdiepingsslag op de vragenlijst ingezet. figuur 1: Ingezette interventies uit huidige aanbod S-OJO. Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
26.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Op vrijwel iedere mindmap stond het woord ontmoeten centraal, aangeduid als belangrijkste doelstelling van het S-OJO. Acht respondenten gaven aan dat het creëren van ontmoetingen (de interventie groepsactiviteiten) als belangrijkste interventie werd gezien. Middels het creëren van ontmoetingen komt de doelgroep binnen en ontstaat er een verschuiving naar de overige interventies. Twee respondenten vonden praktische ondersteuning belangrijk. Alle gaven als tweede belangrijke doelstelling: het ervaringen delen, ‘het peercontact’ tussen de jonge ouders. “Ik denk dat contact met de jonge ouders de basis is, vanuit daar erkenning, bevestiging en waar nodig ondersteuning.” Ontmoeting en peercontact wordt ook in de literatuur aangeduid als positieve invloed om negatieve consequenties van het jonge ouderschap te keren (NJI, 2013). Alle interventies van het NJI worden in het werkveld ingezet waarbij het creëren van ontmoetingen middels een groepsactiviteit het hoogst scoort. In de groepsdiscussie worden als achterliggende theorieën de presentiebenadering, de oplossingsgerichte benadering en het systeem gericht werken, gekoppeld aan de uitgangspunten van Welzijn Nieuwe Stijl. Opvallend is dat daarbij de presentiebenadering door alle respondenten als fundament wordt ingezet om zich te verbinden met de doelgroep. Er is hierbij opgemerkt dat het present zijn, aanwezig zijn, luisteren zonder oordeel en aansluiten bij de jonge ouder belangrijke houdingsaspecten zijn om deze verbinding tot stand te brengen.
4.3
Werkzame factoren (elementen)
Deelvraag 8: Wat wordt als werkzame factor(en) ervaren in de ingezette werkwijze (interventie(s))? 4.3.1
Beantwoording middels vragenlijst
Voor de beantwoording is in de vragenlijst één vraag opgesteld aan de hand van het overzicht van het NJI (2013). De respondenten is gevraagd aan te geven in welke mate deze interventies als werkzaam worden ervaren, omdat ze bovendien door het NJI als veelbelovend waren aangemerkt. In de figuren is onderscheid gemaakt tussen de interventies van het aanbod S-OJO (fig. 1) en de ervaringen met betrekking tot de werkzaamheid van de interventies uit het overzicht NJI. Deze resultaten zijn in een tabel verwerkt (fig. 2).
Interventies NJI
Helemaal niet
Een beetje
Redelijk goed
Zeer goed
Ondersteuning opleiding of baan
2
4
6
Educatie gezondheid en gezinsplanning
8
2
2
Opvoedingsondersteuning
2
10
Opbouwen sociaal netwerk, relatievorming (groepswerk)
1
3
8
Stimuleren identiteitsontwikkeling en waarde vorming
2
9
1
Bevorderen van zelfstandigheid en zelfredzaamheid
8
4
Hechting tussen moeder en baby
6
4
2
figuur 2: Scores werkzame interventies volgens NJI-lijst
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
27.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Uit de resultaten is op te maken dat alle volgens de NJI werkzame interventies ook als zodanig worden ervaren, zij het in meer of mindere mate. De opvoedingsondersteuning kan als voorzichtig positief worden aangeduid en er is vraag naar scholing; de meeste respondenten hebben weinig tot geen ervaring op dit gebied. Hoger scoren groepswerk en het bevorderen van zelfstandigheid en zelfredzaamheid. De ondersteuning bij opleiding of baan en het stimuleren identiteitsontwikkeling en waardevorming, wordt als redelijk goed werkend ervaren. De relatie moeder-kind is ook hier een interventie waar weinig respondenten persoonlijke ervaring in hebben, toch wordt deze niet als onbelangrijk gewaarmerkt. 4.3.2
Verdieping op de vragenlijst middels groepsdiscussie
Tijdens de groepsdiscussie is op deelvraag 8 een verdiepingsslag gemaakt door in te gaan op het oordeel dat men heeft over de ingezette interventies (bijlage 5). Zo zijn de veelbelovende interventies van het NJI getoetst op hun waarde en de resultaten kunnen meegenomen in de aanbevelingen voor de te ontwikkelen werkwijze. Ondersteuning opleiding of baan Deze interventie wordt door de respondenten als voorwaardenscheppend getypeerd bij de reintegratietrajecten, met name de ondersteuning tijdens het opleidingstraject of plaatsing bij de opleiding. Ondersteuning wordt geboden bij het regelen van kinderopvang, het aanvragen van studiefinanciering en het controleren en aanvragen van toeslagen; randvoorwaarden bij het kunnen volgen van een opleiding. Er wordt te weinig ingezet op huiswerktrajecten, terwijl de opbrengst ervan groot is, jonge ouders die slagen en doorstromen naar een vervolgopleiding. Uit de literatuur blijkt dat dit een vermindering van risicofactoren geeft vanwege het behalen van een diploma (NJI, 2013). De ondersteuning bij het vinden van een baan verdient eveneens aandacht. Er kan meer gebruikgemaakt worden van de ontwikkelde workshops en trainingen zoals sollicitatietraining. Educatie gezondheid, gezinsplanning Volgens de respondenten is bij deze interventie deskundigheidsbevordering noodzakelijk. De studentmedewerkers hebben onvoldoende antwoord op specifieke vragen over bijvoorbeeld de bevalling of opvoeding. Ook in de evaluatiegesprekken met de jonge ouders wordt de deskundigheid van de studentmedewerkers als oppervlakkig getypeerd. Opvoedingsondersteuning Volgens figuur 2 wordt deze interventie door tien mensen als redelijk goed werkend ervaren. Uit de groepsdiscussie blijkt dat ook hier deskundigheidsbevordering wenselijk is. Opbouwen sociaal netwerk en relatievorming ( middels groepswerk) Elf respondenten geven aan dat tijdens groepsgerichte activiteiten wordt ingezet op deze interventie. Uit de literatuur en dit praktijkonderzoek blijkt deze interventie een belangrijke waarde te bevatten. Keinemans (2011) geeft aan dat aan het sociaal netwerk een grote waarde wordt toegekend om de negatieve consequenties van jong ouderschap te keren. Twaalf respondenten erkennen deze waarde en geven aan dat het in kaart brengen van dit sociaal netwerk meer gestandaardiseerd moet worden in intakegesprekken (netwerkanalyse). In de groepsdiscussie werd door vijf respondenten aangegeven dat netwerkanalyse een voorwaarde is, wil er in de ondersteuning een groter beroep gedaan worden op dit informeel netwerk. Op de vraag of de medewerkers mogelijkheden zien om dit te betrekken voor steun en hulp, geven zeven respondenten aan dat dit altijd mogelijk is. Tevens is door vier personen aangegeven dat het steunend netwerk betrokken zou kunnen worden bij de ondersteuningstrajecten en de gesprekken. Als knelpunt werd de loyaliteit genoemd en zes respondenten gaven aan dat het netwerk niet altijd stabiel is. Stimuleren identiteitsontwikkeling en waardevorming Negen respondenten scoren deze interventie op de vragenlijst als redelijk goed werkende factor, één als zeer goed. Tijdens de groepsdiscussie werd aangegeven dat er aandacht is voor de persoon achter de jonge moeder tijdens specifieke activiteiten, maar dat deze aandacht vergroot mag worden om de ‘eigenwaardevorming’ positief te stimuleren.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
28.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Bevorderen van zelfstandigheid en zelfredzaamheid Alle respondenten geven aan dat er veel aandacht is voor het in de kracht zetten van jonge ouders. “Ik zet de jonge moeder graag even in het zonnetje, hierdoor voelt ze zich gewaardeerd en zet ik de moeder in haar kracht” Het verbeteren van de zelfstandigheid en zelfredzaamheid wordt o.a. vormgegeven tijdens de informatiebijeenkomsten door middel van het verstrekken van informatie en advies. Tien respondenten geven aan dat een verdiepingsslag met betrekking tot het kennisniveau van de vakgebonden aandachtsgebieden vergroot moet worden. Studentmedewerkers hebben niet voldoende kennis in huis als het gaat om bijvoorbeeld zwangerschap of bevalling. (Bij)scholing is noodzakelijk. Hechting tussen moeder en baby Deze interventie wordt toegepast middels ‘modeling’ (het gewenst gedrag voordoen, zodat de jonge ouder het gaat herhalen) en wordt bijvoorbeeld ingezet tijdens het babyzwemmen en de babymassage. Tien respondenten geven in de groepsdiscussie aan dat deze interventie enthousiast wordt ingezet. Uit de vragenlijst viel op dat er weinig vertrouwen is in de werkzaamheid van deze interventie. Toen echter tijdens de groepsdiscussie de link werd gelegd naar het babyzwemmen en de babymassage, kon deze discrepantie worden verklaard. Actief burgerschap, participatie en huisbezoek Naast de interventies zoals boven beschreven, wordt het participeren en de huisbezoeken van jonge ouders binnen het S-OJO besproken. Tien respondenten geven aan dat alle jonge ouders kunnen participeren (op eigen niveau). Ze kunnen in contact met anderen iets voor elkaar doen. De respondenten geven overwegend aan dat dit participeren in het S-OJO steviger ingezet kan worden, omdat de algemene ervaring is dat de jonge ouders juist hiermee ‘empowered’ worden en zich weer nuttig voelen. De huisbezoeken worden door de respondenten gezien als overkoepelende interventie. Ze geven aan tijdens huisbezoeken, afhankelijk van de situatie van de jonge ouders, bovenstaande (NJI) interventies toe te passen en beoordelen deze als zeer waardevol.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
29.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
4.4
Wat moet behouden blijven
Deelvraag 9: Welke elementen uit de ingezette werkwijze moeten behouden blijven? Om tot een gezamenlijk gedragen nieuwe methodische werkwijze te komen voor het S-OJO, is aan de uitvoerend medewerkers middels de vragenlijst en de groepsdiscussie gevraagd welke interventies zij hierin zouden willen zien. Figuur 3 toont in een staafdiagram de uitkomst van de vragenlijst onder 12 respondenten. 4.4.1
Beantwoording middels vragenlijst
Acht respondenten willen de opvoedingsondersteuning in de nieuwe werkwijze opgenomen hebben. Het outreachend opsporen van jonge ouders en de workshops/psyco-educatie wordt door zes personen aanbevolen. Vijf respondenten geven aan dat de groepsactiviteiten voor o.a. de vorming van een sociaal netwerk als interventie ingezet moet worden en opvallend is de lage score van de schoolprogramma’s en geen score op de huiswerktrajecten. In de groepsdiscussie werd aangegeven dat er toch aandacht moet zijn voor deze huiswerktrajecten, omdat dit een vermindering kan zijn van de risicofactor schooluitval. Middels de open vraag in de vragenlijst konden de respondenten een nieuwe interventie inbrengen. De vraag luidde: Welke interventie moet toegevoegd worden als werkzame factor in de nieuw te ontwikkelen werkwijze?
Figuur 3: Te behouden Interventies
Thema’s uit de antwoorden: 1) Goede samenwerking met eerste- en tweedelijns hulp ter ondersteuning van moeders met veel zorgen. 2) Activiteiten voor jonge vaders. 3) Het (nog) meer actief zijn op plaatsen waar de jonge ouders zich bevinden (de scholen, in het centrum of in de wijk). "Op deze manier sta je letterlijk tussen de jonge ouders en denk ik dat je beter bereikbaar bent voor deze doelgroep". 4) Leefgebieden check(list). 5) Leefgebiedenscreening ‘Pitbull mentaliteit’. Outreachend werken op alle vlakken. 6) Het gebruikmaken van de krachten van de doelgroep.
4.4.2
Verdieping op vragenlijst middels groepsdiscussie
Tijdens de groepsdiscussie is een bredere verkenning op de methodische aanpak ingezet. Tien medewerkers is gevraagd welke methodes worden gehanteerd en wat dat van hen vraagt. Ze gaven aan dat de presentiebenadering het fundament is in de beginfase van het contact met de jonge ouders. Het oplossingsgericht werken wordt ingezet als er in individuele trajecten geïntervenieerd moet worden. Zeven respondenten geven aan dat de systeemgerichte benadering een wenselijke werkwijze is, maar in de huidige werkwijze onvoldoende aan bod komt. Alle respondenten wijzen op het belang van preventief werken, met aandacht voor de vraag achter de vraag vanuit een vraaggerichte houding als basisattitude. Observeren en signaleren wordt door acht personen als basisvaardigheid aangemerkt. Acht respondenten vragen zich af (figuur 4 rode cirkel) wie bij verwijzing casusregie heeft.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Figuur. 4 Brainstorm methodische aanpak
Thesis: Verbinden door ontmoeten
30.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
4.5
De condities om samen te werken
Deelvraag 10: Wat zijn ieders belangrijkste voorwaarden, condities (referentiewaarden) om samen te werken in het S-OJO? Om antwoord te krijgen op de vraag waar een werkwijze organisatorisch aan moet voldoen, is een groepsdiscussie met de bestuurders gehouden. Aan de hand van de literatuurstudie zijn indicatoren ingezet als: Overeenstemming, elkaar kennen, onderhandelingsvermogen, interdependentie, klimaat, sfeer en vertrouwen, methodische en planmatig werken en structuur. Overeenstemming: Opvallend in de discussie was de consensus. Over het algemeen hebben de drie organisaties overeenstemming bereikt over missie, visie en doelstellingen. Er is door alle drie partijen aangegeven dat het gezamenlijk geschreven PVA (2014) goed gevolgd wordt en dat iedereen bereid is in te zetten op het behalen van doelstelling en visie. De overeengekomen doelstelling luidt: Vanuit één fysieke plek in Leeuwarden een bijdrage leveren aan het voorkomen of beperken van school- en maatschappelijke uitval en het behouden of starten van een opleiding of (vrijwilligers)werk bij jonge ouders, met inzet van studenten uit het sociaal opleidingsdomein. Elkaar kennen: In de discussie komt naar voren dat de organisaties elkaar en elkaars expertise kennen en weten in te zetten. Als overkoepelend belang van samenwerken (de gezamenlijke referentiewaarde) wordt genoemd: Gezamenlijke referentiewaarde:
‘Het voorkomen van dubbeling in de ondersteuning van jonge ouders’. De individuele werksoorten vertonen overlap in de ondersteuning van jonge ouders. In deze tijd van transities en lagere budgetten is dit een kostenverzwaring in plaats van een kostenbesparing. Afstemming is daarom wenselijk en wordt als gezamenlijk belang getypeerd, zodat budgetten optimaal ingezet kunnen worden ten behoeve van de doelgroep. Onderhandelingsvermogen: Als individuele organisatiebelangen worden de eigen expertise en deskundige inbreng genoemd en als volgt getypeerd: Stenden hogeschool (OJO oude stijl) - Leerbedrijf constructie - Ondersteuning doelgroep door studenten - Expertise ontwikkelen leerlijn, conform opleidingscurriculum Het Buro - Outreachende werkwijze - Expertise Antilliaans gerelateerde doelgroep - Specialist jonge ouders in wijkteam Welzijn Centraal - Aanpak vanuit het jongerenwerk (verbinding met de scholen) - Jongerenparticipatie - Expertise hulpverlening Er wordt opgemerkt dat er een uitwissing plaatsvindt met betrekking tot de expertise. Deze inbreng wordt tevens als conditie en als essentiële voorwaarde gezien voor een goede samenwerking.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
31.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Interdependentie: De interdependentie is kritisch met elkaar besproken. We hebben elkaar nodig om de doelen te bereiken. De samenstelling van het samenwerkingsverband is besproken en werd als adequaat getypeerd. ‘We kunnen zonder eigen belang centraal te stellen met elkaar samenwerken, we kunnen afspreken wie wat oppakt, waarmee je de kwaliteiten van elkaar benut en waarborgt’. Er zijn geen factoren genoemd die de samenwerking kunnen belemmeren. Er is voldoende duidelijkheid en overeenstemming over de taakstelling van de drie organisaties. Klimaat, sfeer en vertrouwen: Er worden verschillen in structuur en cultuur ervaren tussen de organisaties, zoals bijvoorbeeld het outreachend opsporen van jonge ouders; dit grenst aan bemoeizorg. Bemoeizorg wordt als hulpverlening ervaren. In het PVA (2014) is overeengekomen dat het S-OJO geen hulpverlenende instantie is en dat voor hulpverlening verwezen moet worden naar de wijkteams. Het begrip hulpverlening en outreachend opsporen zal daarom opnieuw gedefinieerd moeten worden, zodat het aansluit bij de missie en doelstelling van het S-OJO. Het cultuurverschil wordt niet als storend ervaren. Dit heeft te maken met het klimaat en de (werk)sfeer. In de groepsdiscussie geven de drie managers aan dat er constructief wordt samengewerkt en dat de medewerkers respect hebben voor elkaar en dat er sprake is van een luisterend oor en werkelijke interesse in elkaar. Methodisch en planmatig werken: Als duidelijk kritisch punt wordt door de drie personen aangegeven dat er behoefte is aan het scherper stellen van de werkwijze en doelen en dat er een vertaalslag gemaakt moet worden naar een methodische verantwoording in een geschreven stuk. Structuur: Er is naar elkaar uitgesproken dat er behoefte is aan afspraken betreffende overlegstructuur en procedures. Wat rest is het beschrijven hiervan en het verder doorontwikkelen. Dit wordt meegenomen in een werkmiddag waarbij een actieplan door de betrokkenen wordt opgesteld.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
32.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
5.
Conclusie, discussie en aanbevelingen 5. Conclusie, discussie en aanbevelingen
Inleiding:
In dit laatste hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraagstelling. Er wordt een koppeling gemaakt tussen de inzichten en resultaten vanuit literatuur- en praktijkonderzoek. Vervolgens wordt in de discussie een kritische beschouwing gegeven op dit onderzoek en de meetinstrumenten. Tot slot volgen aanbevelingen voor de praktijk en de bestuurders van het S-OJO.
5.1
Beantwoording vraagstelling
5.1.1
Conclusie literatuuronderzoek
De literatuur geeft als definitie voor 'jonge ouders': zwangere meiden, aanstaande vaders en jonge ouders tot 28 jaar, die vóór hun 24e levensjaar hun eerste kindje hebben gekregen. De doelgroep is te verdelen in twee extremen, namelijk zeer jonge ouders mét steunend netwerk en meerderjarige ouders zonder steunend netwerk. De problemen worden als complex aangeduid en deze groep wordt een hoog-risicogroep genoemd voor school- en maatschappelijke uitval (Fiom, 2015). Er is gezocht naar een antwoord op wat wérkt bij jonge ouders. Volgens de literatuur ligt de sleutel bij persoonlijke zorg en aandacht en is school een goede locatie voor het bieden van ondersteuning. Werkzame interventie is het ‘elkaar ontmoeten’ waarbij lotgenotencontact en het opbouwen van steunstructuren effectieve resultaten geven in de groei naar participatie en actief burgerschap. De presentie- en oplossingsgerichte benadering worden aangemerkt als werkzame achterliggende theorie. De gevolgen van de transitie Jeugdzorg met betrekking tot het organiseren van ondersteuning liggen volgens de literatuur bij de nieuwe ontwikkelingen binnen het wijkgericht werken. Burgers kunnen in de wijk zelfredzamer worden en gaan participeren door middel van de ondersteuning en hulp vanuit de wijk. Jonge ouders zijn binnen het S-OJO bekend, en moeten meebewegen met deze nieuwe ontwikkelingen. Het S-OJO wil jonge ouders hierbij ondersteunen, daarom is een goede afstemming met de wijkteams noodzakelijk. Verbinden blijkt nationaal en internationaal van belang te zijn om school- en maatschappelijke uitval te reduceren. Verbinden en het inzetten van de steunstructuren lijkt zelfs van cruciaal belang te zijn in de ondersteuningsaanpak van jonge ouders. Binnen de processen van co-creatie geeft de literatuur aan dat het van belang is te weten wat ieders condities om samen te werken zijn. Het is belangrijk dat je in een samenwerking erkent dat je elkaar nodig hebt en dat er verschillende belangen zijn, zo ontstaat er een constructieve basis. 5.1.2
Conclusie praktijkonderzoek
Het praktijkonderzoek bestond uit een viertal deelvragen. Algemeen kan worden geconcludeerd dat de drie organisaties op één lijn zitten en graag met elkaar een nieuwe werkwijze willen ontwikkelen. Er bestaat consensus wat betreft de in te zetten methodische werkwijze. Het praktijkonderzoek wijst uit dat de presentiebenadering de achterliggende (sociaal-wetenschappelijke) theorie zou moeten zijn, waarna er door het creëren van ontmoetingen een verschuiving onderstaat naar het ondersteunen van de jonge ouders met inzet van de oplossingsgerichte- en systeemgerichte benadering. Uit het praktijkonderzoek blijkt onder meer dat er behoefte is aan deskundigheidsbevordering onder de studentmedewerkers. De resultaten van het praktijkonderzoek geven aan dat het elkaar ontmoeten en elkaar ondersteunen en het opbouwen van een eigen netwerk voor social support middels het aanbieden van een ontmoetingsplek, als zeer effectief kan worden beschouwd.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
33.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
5.1.3
Beantwoording centrale vraagstelling.
De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: “Waar moet de methodische werkwijze –die aansluit op de co-creërende samenwerking binnen het Stedelijke Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden– inhoudelijk en organisatorisch aan voldoen volgens de betrokken partijen?” De resultaten van dit onderzoek geven een aantal inhoudelijke en organisatorische elementen die nodig zijn in de nieuwe werkwijze. De inhoudelijke elementen op tactisch niveau moeten zich richten op ontmoeting van de doelgroep, middels ontmoeting een verschuiving naar de overige interventies en peer- en wijksupport, met als achterliggende sociaal-wetenschappelijke theorie de presentiebenadering. Opmerkelijk is hier de samenhang, alle elementen raken het thema verbinden: verbinden door middel van ontmoeting met anderen, via verbinding toegang tot interventie. Maar ook verbinden door middel van peersupport; verbinden middels de presentiebenadering. Dit verbinden met en door de doelgroep vormt hiermee het belangrijkste element in de ondersteuningsstructuur aan jonge ouders. De organisatorische elementen moeten zich richten op het voorkomen van dubbeling in het ondersteuningsaanbod en op inzet en uitwisseling van eigen expertise.
5.2
Conclusie en discussie in relatie tot macro-, meso- en microniveau
Om te komen tot een gezamenlijke werkwijze waarmee een bijdrage wordt geleverd aan het voorkomen van school- en maatschappelijke uitval is er samenhang gezocht en gevonden tussen de resultaten van het praktijkonderzoek en de conclusie vanuit het literatuuronderzoek. Uit het literatuuronderzoek blijkt de waarde van verbinden. De respondenten zetten in hun contact met de doelgroep hier ook op in, zoals beschreven in het praktijkonderzoek. Dit roept de vraag op wat dit betekent voor de praktijk en de te ontwikkelen werkwijze. Het uitgangspunt van dit onderzoek is het kantelperspectief van de Gemeente Leeuwarden naar een participatiesamenleving. Vanuit dit perspectief is zij verantwoordelijk voor alle burgers. De gemeente zet in op een integraal, categoraal gerichte aanpak van ondersteuning van jonge ouders. Uit de literatuur blijkt dat de gevolgen van de decentralisaties voor het organiseren van die ondersteuning liggen op het gebied van: • Het inzetten van informele netwerken voor hulp en steun (social support). Het rijk stelt ‘zorgrelaties’ binnen eigen steunstructuur voorop (Rijksoverheid, 2012). • Het participeren van de doelgroep in de samenleving • In de ondersteuning van jonge ouders een appèl doen op actief burgerschap. De resultaten uit het praktijkonderzoek laten zien dat het merendeel van de respondenten vindt dat het altijd mogelijk is om het sociaal netwerk te betrekken voor hulp en steun middels ondersteuningstrajecten of individuele gesprekken. Hiermee wordt de mogelijkheid tot betrokkenheid van de steunstructuur vergroot. Het literatuuronderzoek toont aan dat steunstructuren van cruciaal belang zijn in het leven van jonge ouders en een preventieve werking heeft betreffende de school- of maatschappelijke uitval. Opvallend is dat er door de respondenten alleen gedacht wordt aan social support vanuit ‘peer-contact’. De literatuur geeft aan dat binnen de wijkgerichte aanpak de basisondersteuning voor burgers die het leven op eigen kracht tijdelijk niet aan kunnen moet worden vormgegeven (koersdocument, 2014). Doel hiervan is dat burgers weer zelfredzamer worden en gaan participeren in de samenleving middels ondersteuning, hulp en zorg uit de buurt (Rijksoverheid, 2012). Hierdoor kan een verschuiving ontstaan van professionele ondersteuning naar meer informele ondersteuning. De uitvoerend medewerkers van het S-OJO zien deze mogelijkheid overwegend binnen de formele ondersteuning en de ‘peer’-contacten. De ondersteuning vanuit de wijk door bijvoorbeeld buren wordt niet genoemd in de resultaten van het praktijkonderzoek.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
34.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Ook het participeren blijkt volgens de literatuur belangrijk te zijn voor de (lokale) overheid. Het praktijkonderzoek toont aan dat participeren voor iedere jonge ouder op eigen niveau mogelijk is. De uitvoerend medewerkers geven aan dat dit participeren het zelfvertrouwen versterkt. Middels het stimuleren van de participatie wordt een appèl gedaan op het actief burgerschap. Uit literatuuronderzoek blijkt dat het creëren van ontmoetingen met ‘peers’ van belang is om te kunnen participeren en een preventieve werking heeft (erkenning en contact maakt de doelgroep sterker). Vanuit bovenstaande argumenten is het creëren van ontmoetingen voor de doelgroep vanuit literatuur- en praktijkonderzoek onderbouwd en is het noodzakelijk deze op te nemen in de nieuwe werkwijze. Om het inzetten van steunstructuren vanuit peer- of wijkcontact optimaal te faciliteren en op te nemen in het ondersteuningsaanbod zijn aanpassingen nodig op zowel macro, meso als microniveau. Dat betekent een goede afstemming met de sociale wijkteams, de betreffende teamleiders en beleidsadviseurs van de Gemeente Leeuwarden en het ontwikkelen van beleid voor een interdisciplinaire samenwerking. Tevens zal naast de kanteling van oplossingsgerichte benadering (als achterliggende (sociaal-wetenschappelijke) theorie) naar de presentiebenadering, ook de systeemgerichte benadering opgenomen moeten worden in de werkwijze. Het literatuur- en praktijkonderzoek toont aan dat deze verschuiving van theorieën en de toevoeging van de systeemgerichte benadering wenselijk is. De systeemgerichte benadering kan naast het inzetten van eigen systemen ook steunstructuren vanuit wijkcontact opleveren. Dit kan een positief effect hebben op de meerderjarige jonge moeders voor het opbouwen van een steunend netwerk. Aansluitend toont het praktijkonderzoek aan dat het inzetten van een netwerkanalyse een voorwaarde is, zodat er in de ondersteuning een beroep op dit informele netwerk gedaan kan worden en kan dit mogelijk ook in de ‘eigen’ wijk opgebouwd worden. Om antwoord te kunnen geven op de vraag waar de werkwijze inhoudelijk aan moet voldoen, is het overzicht 'werkzame en veelbelovende interventies voor jonge ouders' van het NJI (2013) ingezet. Aan het eind van het onderzoek werd geconstateerd dat deze lijst door het ontbreken van de beschrijving op tactisch niveau minder bruikbaar was. Juist deze beschrijving was nodig geweest om tot een optimaal valide en betrouwbaar antwoord te komen. Het praktijkonderzoek toont aan wélke interventies worden ingezet en als voldoende werkzaam worden ervaren (zie figuur 1). De interventie opbouwen sociaal netwerk en relatievorming middels groepswerk, scoort het hoogst, wordt door iedereen ingezet en kan hiermee als meest effectief worden getypeerd. Een aantal interventies verdienen aandacht. Deze moet in het bijzonder gericht zijn op de deskundigheidsbevordering van de medewerkers, zodat elke interventie zorgvuldig toegepast kan worden. Op de huiswerktrajecten na wordt aangegeven dat de huidige programmaonderdelen allemaal meegenomen moeten worden in de nieuwe werkwijze, waarbij specifiek aandacht wordt gevraagd voor de leefgebiedenscreening en een aanbod voor de jonge vaders. De presentiebenadering wordt tijdens de startfase als effectief ervaren, een verantwoording vanuit de achterliggende theorie om de verbinding met de jonge ouders aan te gaan. Als deze verbinding is gelegd wordt in individuele ondersteuningstrajecten overgegaan op de oplossingsgerichte benadering. Dit betekent een verschuiving in de achterliggende (sociaal wetenschappelijke) theorie. Daarnaast toont het praktijkonderzoek aan dat het wenselijk is om het systeem meer te betrekken bij de ondersteuning van jonge ouders vanuit de systeemgerichte benadering. Een eclectische werkwijze lijkt hiermee tot een aanbeveling te behoren, gefundeerd op de principes van Welzijn Nieuwe Stijl.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
35.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Het concrete antwoord op de vraag waar de methodische werkwijze inhoudelijk aan moet voldoen luidt: • Op methodisch niveau staat de verbinding met (en door) de jonge ouder centraal. • Op strategisch niveau is de doelstelling geformuleerd en opgenomen in het nieuwe plan van aanpak S-OJO 2016. • Op tactisch niveau worden de interventies uitgewerkt. De diverse interventies zijn gebundeld en kunnen als volgt worden beschreven: a. Activiteiten: alle wekelijkse en maandelijkse activiteiten b. Ondersteuning/Re-integratie: alle vormen van ondersteuning, van opvoedingsondersteuning tot praktische ondersteuning, alsmede de ondersteuning bij het vinden van een baan. c. Voorlichting/workshops: het op alle verschillende vlakken delen van kennis en expertise d. Outreachend werken in de volledige omvang van het woord. • Als achterliggende sociaal-wetenschappelijke theorie wordt de presentiebenadering ingezet, gevolgd door de oplossingsgerichte benadering en het systeemgericht werken, rekening houdend met de principes vanuit Welzijn Nieuwe Stijl. Het antwoord op de vraag waar de werkwijze organisatorisch aan moet voldoen is getoetst aan de kritische succesfactoren vanuit de literatuurstudie. Het voorkomen van dubbeling in het ondersteuningsaanbod en de inzet en uitwisseling van eigen expertise is een essentiële voorwaarde voor een goede samenwerking. Opvallend is de consensus op het gebied van de te ontwikkelen werkwijze. Alle drie partijen onderschrijven het belang van het verbinden met en door de doelgroep middels het creëren van ontmoetingen en de verschuiving vanuit deze ontmoeting naar ondersteuning. De inzet van eigen expertise wordt als versterkende factor ervaren in de samenwerking. Het beleid van de gemeenten is centralisatie van de doelgroep en de verwachting is een bundeling in aanpak. Het praktijkonderzoek laat zien dat belangrijke waarden vanuit de oude aanpak zoals ieders eigen expertise, behouden moeten blijven. Hiermee wordt de samenwerkingskracht geoptimaliseerd en is er juist winst te behalen. Dubbeling in werkzaamheden wordt voorkomen en er kan sneller worden aangesloten bij de scholen- en wijkteams door de inzet en expertise van de jongerenwerker van SWC verbonden aan de scholen en de maatschappelijk werker van het Buro als specialist jonge ouders in de wijkteams. Het concrete antwoord op de vraag waar een methodische werkwijze organisatorisch aan moet voldoen luidt: • Voorkom dubbeling in het ondersteuningsaanbod • Versterkende voorwaarde: inzetten en uitwisselen van ‘eigen’ expertise
5.3
Discussie kwaliteit onderzoek
Een sterk punt in dit onderzoek is dat alle uitvoerend medewerkers van het S-OJO bevraagd zijn en dat alle bestuurders hebben meegedaan aan groepsdiscussies. Iedere organisatie heeft input gegeven in het praktijkonderzoek en er was voldoende ruimte voor eigen mening en standpunten van de respondenten. De groepsdiscussies werden als prettig ervaren en door een aantal als reflectiebijeenkomst betiteld waar werd stilgestaan bij wat we nu eigenlijk doen en daarvan vinden. Gezamenlijk is een standpunt bepaald met betrekking tot de te ontwikkelen werkwijze, dit maak iedere organisatie mede-eigenaar. In dit onderzoek is veel gesproken over informele en formele steunstructuren van jonge ouders. De link naar de wijkgerichte aanpak is niet in de vraagstelling opgenomen, dit kan de antwoorden beïnvloed hebben wat zou kunnen verklaren waarom de uitvoerend medewerkers het inzetten van steunstructuren overwegend zien binnen de formele ondersteuning en de ‘peer’-contacten. De wijkgerichte aanpak en de kansen voor ondersteuning van buurtbewoners is gedurende dit onderzoek onderbelicht. De onderzoeker heeft zich voornamelijk gericht op de huidige werkwijze en het optimaliseren daarvan in de nieuwe samenwerking. De doorontwikkeling naar een nieuwe manier van werken waarbij de wijken meer ingezet kunnen worden in de steunstructuren is middels dit onderzoek voorzichtig in werking gezet.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
36.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Het delen van kennis en expertise van het S-OJO met de wijken in een meer specialistische functie is niet onderzocht, omdat de co-creatie van de drie partijen zich in de startfase bevindt. Kennis en expertise wordt eerst intern uitgewisseld, de mogelijkheid om deze uit te dragen in wijkteams is voorzichtig in beweging gezet en verdient vervolgonderzoek. Uit de resultaten is op te maken dat het meetinstrument (de vragenlijst) heeft gemeten wat het moest meten: wat we nú doen (huidige werkwijze), welke onderdelen als werkzaam worden ervaren en wat iedere partner wil behouden van de eigen werkwijze. Achteraf bleek dat het overzicht 'werkzame en veelbelovende interventies' (NJI, 2013) onhandig gebruikt is. De onderzoeker had aan het begin van dit onderzoek onvoldoende kennis van het onderzoeksobject ‘werkwijze’, deze later is toegevoegd. Bezat de onderzoeker voorafgaand aan dit onderzoek deze kennis, dan was de vragenlijst anders opgesteld. Nú liepen in het meetinstrument de niveaus van een werkwijze door elkaar, dit kan de betrouwbaarheid ervan beïnvloed hebben. Uit de eerste analyse bleek dat middels de vragenlijst antwoord is gevonden op de vraag welke methoden en interventies door de drie organisaties ingezet zijn in de huidige ondersteuning, maar dat deze niet duidelijk maakt wat als werkzaam wordt ervaren. Daarom was een tweede analyse nodig. De vragen waren verdeeld in schaal- en meerkeuzevragen om zo kwantitatieve gegevens te verzamelen over de werkzame elementen in het ondersteuningsaanbod. Achteraf hadden begrippen als 'hechting' beter omschreven moeten worden, zodat een betrouwbaarder antwoord was verkregen. Het lijkt alsof de kennis er wel is, maar dat de abstracte formulering van de vraag geleid heeft tot minder betrouwbare data. Daarnaast moet opgemerkt worden dat de externe validiteit van het onderzoek, niet generaliseerbaar is; de resultaten vanuit dit onderzoek zijn uitsluitend van toepassing op de werkwijze van het S-OJO. Tevens is het van belang te vermelden dat de onderzoeker operationeel leidinggevende van het S-OJO is, alle respondenten zijn collega’s. Dit kan invloed hebben gehad op de betrouwbaarheid en objectiviteit van de observaties en conclusies in verband met persoonlijke betrokkenheid van de onderzoeker. Het onderzoek heeft voornamelijk plaatsgevonden op mesoniveau. Op microniveau is in het schooljaar 2014-2015 door mw. H. Dijkstra (gedragsdeskundige S-OJO) een inventariserend onderzoek gedaan naar de begeleidings- en ondersteuningsvragen van jonge ouders. Dit kan een vertekend beeld geven van de uitkomsten uit dit onderzoek, omdat jonge ouders een andere beleving bij het ondersteuningsaanbod kunnen hebben dan de medewerkers. De aanbevelingen en conclusies van beide onderzoeken leiden tot een vernieuwde werkwijze die aansluit bij de wensen en behoeften van de jonge ouders en betrokkenheid en draagvlak heeft bij de co-creërende partijen.
5.4
Aanbevelingen
Op basis van het onderzoek zijn conclusies vertaald naar aanbevelingen voor bestuurders van het S-OJO, gericht op het ontwikkelen van een werkwijze die inhoudelijk en organisatorisch aansluit bij de co-creërende samenwerking binnen het S-OJO in Leeuwarden. Voor een snel overzicht van de aanbevelingen zijn deze dik gedrukt opgenomen in dit rapport. Methodische werkwijze Het onderzoek wijst uit dat de interventie groepsactiviteit voor o.a. vorming van sociaal netwerk belangrijke waarden bevat. De ontmoeting tussen jonge ouders en ‘peers’ blijkt van belang zijn om te kunnen participeren en heeft een preventieve werking. Deze ontmoeting kan als belangrijkste pijler getypeerd worden. Middels het creëren van ontmoetingen komt de doelgroep binnen, waarna een verschuiving ontstaat naar andere interventies. Het is noodzakelijk deze interventies op te nemen in de werkwijze. Een aanbeveling hierbij is een verschuiving in achterliggende theorie. Tot op heden wordt gewerkt vanuit de oplossingsgerichte benadering. Vanuit literatuur- en praktijkonderzoek blijkt dat de presentiebenadering meer aansluit bij de doelgroep. Het is een theorie, waarin het present zijn, het aanwezig zijn en luisteren zonder oordeel belangrijke houdingsaspecten zijn met als doel het verbinden met de doelgroep.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
37.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Uit dit onderzoek blijkt dat van belang te zijn in het voorkomen van school- en maatschappelijke uitval en het een preventieve werking heeft. Hiermee sluit de ondersteuning aan bij de politieke ontwikkeling binnen de transitie Jeugdzorg, waarin preventie en ondersteuning van gezinnen centraal staan. Als laatste aanbeveling aangaande de methodische werkwijze is het raadzaam om tijdens ondersteuningstrajecten in te zetten op het systeemgericht werken. Het onderzoek toont aan dat het mogelijk is steunstructuren in te zetten voor hulp en steun. De literatuur geeft aan dat deze informele steunstructuren de negatieve consequenties rond jong ouderschap kunnen keren. Via de systeemgerichte benadering kan het informeel netwerk ingezet worden, waarbij rekening gehouden moet worden met het actief burgerschap. Hierbij moet aandacht zijn voor overvraging, om disbalans te voorkomen. Het in kaart brengen van de steunstructuren (een netwerkanalyse) is hierbij een waardevolle aanvulling. Middels de netwerkanalyse brengt de ondersteuner samen met de jonge ouder in kaart welke actoren betrokken zijn en welke positie zij daarbij innemen. Het geeft zicht op bestaande steunstructuren waar ze gebruik van kunnen maken. Een logische aanbeveling is het standaardiseren van de netwerkanalyse tijdens kennismakingsgesprekken, zodat deze in vervolggesprekken altijd voor handen is en steunstructuren direct ingezet kunnen worden. Leerlijn studentmedewerkers Uit het praktijkonderzoek komt naar voren dat de medewerkers behoefte hebben aan deskundigheidsbevordering. Studentmedewerkers bezitten onvoldoende kennis als het gaat om thema’s als opvoedingsondersteuning en bevalling. Bijscholing is wenselijk. Een belangrijke aanbeveling is het ontwikkelen van een leerlijn voor de studentmedewerkers, zodat de basiskennis verstevigd, vergroot en geïntegreerd wordt in het ondersteuningsaanbod. Er moet ingezet worden op het opbouwen van kennis rondom de basismethodiek, de presentiebenadering. Hierna volgt het ondersteunen middels de oplossingsgerichte benadering en het inzetten van steunstructuren middels het systeemgericht werken. In de leerlijn moet een verdiepingsslag gemaakt worden middels trainingen van vakgebonden informatie en een training gespreksvaardigheden waarbij de aandacht uitgaat naar vaardigheden die een appèl doen op actief burgerschap. Inzet en uitwisseling van ‘eigen’ expertise Zoals beschreven in de discussie zijn de wijkgerichte aanpak en de kansen voor ondersteuning van buurtbewoners in dit onderzoek onderbelicht. In een doorontwikkeling naar een nieuwe werkwijze is het raadzaam om de wijken (het wijksupport) meer in te zetten in de steunstructuren van jonge ouders. Tevens is het raadzaam om de kennis en expertise vanuit het S-OJO meer in te zetten in de sociale wijkteams. De ervaring heeft geleerd dat middels deze specialistische functie de lijnen naar formele- en informele ondersteuning korter zijn. Op dit moment werkt er vanuit het S-OJO één medewerker als specialist in een wijkteam. De kennis en expertise rondom het jong ouderschap wordt hiermee gedeeld, echter slechts in één van de negen wijkteams in Leeuwarden. Het is aan te bevelen deze specialistische functie meer uit te bouwen in andere wijken waar veel jonge ouders wonen. Hiermee wordt aangesloten op de werkwijze in de wijkteams en kan in co-creatie meer preventief gewerkt worden. Deze doorontwikkeling verdient vervolgonderzoek, naar de mogelijkheden van het inzetten en uitwisselen van eigen specialistische expertise in cocreatie met de sociale wijkteams.
5.6
Terugkoppeling van de resultaten.
De resultaten uit dit onderzoek zijn teruggekoppeld naar de 4 uitvoerend professionals om te checken of de uitkomsten worden erkend en tevens om samen de kaders van de methodische werkwijze te beschrijven. De studentmedewerkers waren afwezig omdat hun stage was afgerond. Opvallend is dat alle betrokkenen direct erkennen dat een verschuiving in de achterliggende (sociaal-wetenschappelijke) theorie wenselijk is. Iedereen zet eerst in op de presentiebenadering en later op de oplossingsgerichte benadering.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
38.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
De systeemgerichte benadering wordt door de betrokkenen erkend als belangrijke theorie tijdens het opbouwen van steunstructuren. Als kritisch punt wordt het gemis van uitgangspunten van Welzijn Nieuwe Stijl aangegeven. Twee betrokkenen vinden dat het gehele aanbod van het S-OJO hierop gefundeerd kan zijn, omdat alle elementen hiervan de directe werkwijze van het S-OJO weergeven. Vanuit het praktijkonderzoek en dankzij de feedback van de professionals zijn ze verwerkt in de conclusies. De termen interventies, werkwijze en werkzame elementen werden als verwarrend ervaren. Pas in de laatste fase is de definitie van het ‘onderzoeksobject’ werkwijze opgesteld, zodat deze nu voor alle betrokkenen helder is. Naar aanleiding van de resultaten konden de kaders en het tactisch niveau van de nieuwe werkwijze worden bepaald. De resultaten geven aan dat het standaardiseren van een netwerkanalyse en het ontwikkelen van een leerlijn voor de studenten wenselijk is. De betrokken medewerkers erkennen beide onderdelen en gaven als feedback dat het verstandig is om met elkaar de netwerkanalyse vorm te geven. Een handzaam formulier opstellen werd als tip meegegeven voor het vereenvoudigen van de intakeprocedure. Overigens waren alle betrokkenen het er over eens dat er niet gesproken moet worden van een intake, maar van een kennismakingsgesprek omdat die term als laagdrempelig en minder spannend wordt ervaren. Dit sluit aan bij wat de literatuur schrijft over de presentiebenadering, waarbij laagdrempeligheid en aansluiten bij de cliënt voorop staat (Keinemans, 2010).
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
39.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Bibliografie Baart, A. & S. Keinemans (2007). 'Pilot 3a. Het leven van jonge moeders'. Den Bosch, Actioma. Bereschot. Drie transities één perspectief. Utrecht, Bereschot Groep B.V Bekker, A.E.W. (2007). Het verloop van de interactie tussen moeder en kind bij tienermoeders. Tilburg: Universiteit. Geraadpleegd op 18 februari http://arno.uvt.nl/show.cgi?fid=112960
2015.
Berlo, W., van, Wijsen, C. & Vanwesenbeeck (2005). Gebrek aan regie. Een kwalitatief onderzoek naar de achtergronden van tienerzwangerschappen. Utrecht: Rutgers Nisso Groep. Boon, F. (2011). Early birds cán fly. Masterscriptie Sociale steunen en sociale spanning in het leven van jonge ouders. Amsterdam : Universiteit. Geraadpleegd op 19 januari 2015. http://dare.uva.nl/cgi/arno/show.cgi?fid=354848 Centraal Bureau voor de Statistiek, (2013). Webmagazine. Geraadpleegd op 14 oktober 2013. Gedownload van https://www.cbs.nl Centraal Bureau voor de Statisitek, (2014). Aantal tienermoeders 2005-2014. Geraadpleegd in februari 2015. https://www.cbs.nl Caluwe, de L & Vermaak, H. (2006) Leren veranderen, Een handboek voor de veranderkundige. Samson: Alphen aan den Rijn. Delfos, F. (2011). Hulp aan zeer jonge ouders. Amsterdam: Uitgeverij SWP Donker, G. (2010). Grondslagen van Veranderen. Naar een methodiek zonder keurslijf. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Donkers, G. (2012). Organisaties veranderen. Versterking van het verandervermogen van organisaties in de sociale sector in een uiterst dynamische en complexe wereld. Nijmegen. Garssen, J. (2004). Tienermoeders: recente trends en mogelijke verklaringen. CBS gedownload op 24 april 2015 http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/8727AB4E-3B10-4CEB-8D6B083A22CCD4EF/0/2004k1b15p013art.pdf Hamilton, Ph. D., Brady.E., & Ventura, S.J. (2012). Birth Rates for U.S. Teenagers Reach Historic Lows for All Age and Ethnic Groups. NCHS, Data brief nr. 89. April, 2012. Gedownload op 22 maart 2015. http://www.cdc.gov/nchs/data/databriefs/db89.htm Holter, N. & Bruinsma, W. (2010) Wat werk bij het voorkomen van voortijdig schoolverlaten? Utrecht: NJI. Geraadpleegd op 07 april 2015. http://www.nji.nl/nl/WatWerkt_VoortijdigSchoolverlaten.pdf Heerenveen, (2014). Beleidsplan Zorg voor jeugd Heerenveen. Fiom, (2014). Jong ouderschap. Geraadpleegd in december 2014 http:// www.fiom.nl. NUGZ, (2006). lokale http://www.NIGZ.nl
samenwerking
wijzer.
Geraadpleegd
in
december
2014.
Lans, J. van der. (2014) Een wijkgerichte aanpak het Fundament. Geraadpleegd in december 2014. http://www.josvdlans.nl/publicaties/201404_BZK_Een%20wijkgerichte%20Aanpak_Het%20F undament.pdf.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
40.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Bosco Don, J. (2015) Jong & moeder. Geraadpleegd http://www.donboscojonathan.nl/index.php/jonge-moeders.
in
februari
2015
Kampen, Th., Verhoeven, I. en Verplanke, L. (2013) De affectieve burger, Amsterdam, van Gennep. Keinemans, S (2010). Eervol jong moederschap. Delft: Uitgeverij Eburon. Keinemans, S.(2011). Tienermoeders zijn geen slechtere moeders. Sociale vraagstukken, 09 mei, (2011). Gedownload in december 2014. http://www.socialevraagstukken.nl/site/2011/05/09/tienermoeders-zijn-geen-slechteremoeders. Koersdoc,(2014).Koersdocument werkkader Sociale wijkteams Leeuwarden. November 2014. Rijksoverheid, (2013). Troonrede 2013. Geraadpleegd op 2 mei 2015. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/toespraken/2013/09/17/troonrede2013.html Smaling, A. (2000). Inductieve, analoge en communicatieve generalisatie. In F. Wester, A. Smaling & L. Mulder (red.), Praktijkgericht kwalitatief onderzoek (pp. 155-172). Bussum: Coutinho. S-OJO, (2014). Jaarverslag Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’. b
S-OJO , (2014). Essay Jonge ouders in beeld. Wijk- of categoraal gericht? S-OJO. (2015). Beleidsplan Interdisciplinair werken. Kunneman, H. (2009). Voorbij het dikke-ik. Bouwstenen voor een kritisch humanisme. Amsterdam: SWP. Messing, C. (2013). Methodiekbeschrijving School als Werkplaats. Utrecht: NJI. Migchelbrink, F. (2007) Actieonderzoek voor professionals in zorg en welzijn. Amsterdam: SWP. NJI, (2011). Beschrijving methodisch handelen. Een handreiking om te komen tot een overdraagbare interventie. Gedownload op 1 juni 2015. http://www.nji.nl/Methodiekbeschrijving NJI, (2014). Tienerouders; over hulp aan Jonge moeders en vaders. Gedownload in januari 2015. http://www.nji.nl/nl/Tienerouders-over-hulp-aan-jonge-moeders-en-vaders.pdf. OJO, (2013). Jaarverslag Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ 2013. Oudhof, M. & Zoon, M. & Steege v.d. M. (2013). Wat werkt bij jonge moeders? Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload in januari 2014. http://www.nji.nl/nl/(311053)-njidossierDownloads-Watwerkt_Jongemoeders.pdf Offerman, H. (2005). Andere tijden andere meiden. 100 jaar hulp aan ongehuwde moeders. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Postma, D. (2014) Dwarsverbanden leggen. Een actieonderzoek naar crisisopvang in het informele netwerk. Leeuwarden. Protocol preventie Schooluitval zwangere leerlingen en tienermoeders. Uitgeverij Radar & FIOM. PVA S-OJO, (2014) Plan van aanpak Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’. Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
41.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Riet, N. van en Wouters, H. (2010). Casemanagement. Assen, Van Gorcum. Rijksoverheid, (2012). Conceptwetsvoorsel jeugdwet. Menorie van toelichting. Geraadpleegd op 31 maart 2015. http://www.internetconsultatie.nl/jeugdwet. Robins, S. en Coulter, M. (2011) Management in sociaal agogische beroepen, Amsterdam, Pearson Educatie Benelux BV. Ryck, L.de. (2007-2008) Sociale steun en sociale spanning bij tienermoeders en zwangere tienermeisjes, Gent. Sande, R. van der. (2012) Actief burgerschap en sociale integratie, onderzoek beelden van onderwijs, Amsterdam. Saunders, M., Lewis,P. & Thornhill, A. (2011). Methoden en technieken van onderzoek. Amsterdan: Pearson Education Benelux. Schilthuis, W. (2010). Preventie van tienerzwangerschappen en seksueel grensoverschrijdend gedrag onder jongeren in het stadsdeel Zuidoost. Amsterdam: GGD. Staveren, van A. (2007). Zonder wrijving geen glans. Van Gorcum. Tjin a Djie, K & Zwaan I. (2010). Managen van diversiteit op de werkvloer. Assen: van Gorcum. Tonkens, E. (2009). Tussen onderschatten en overvragen, Amsterdam, Sun. Tonkens, E. (2014). Vijf misvattingen over de participatie samenleving. Geraadpleegd in april 2015. http://www.actiefburgerschap.nl/wp-content/uploads/2014/04/Afscheidsrede-16 april14.pdf. Vink, C. (2012) Transitie op z’n Deens- veranderen kost tijd maar loont. Utrecht: NJI geraadpleegd in maart 2015. https://www.nji.nl/Transitie-jeugdzorg-Beleid-Internationaalbeleid. Willms, J. (2014). Is het fijn een sociaal schaap met 8 poten te zijn? Witte, G.T. & Notte, A.L.T. (2008). Een internationale vergelijking van enkele interventies rond voortijdig schoolverlaten. Rotterdam: Zorg, boeien en binden. WRR, (2009). Voorkom maatschappelijke uitval, stimuleer scholen tot plus-aanbod. Gedownload in maart 2015. http://www.wrr.nl/actueel/pers/persbericht/article/persberichtvertrouwen-in-de-school-over-de-uitval-van-overbelaste-jongeren/
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
42.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7:
Begrippenlijst Vragenlijst werkzame en veelbelovende interventies Overzicht werkzame en veelbelovende interventies voor jonge ouders Checklist kritische succesfactoren bij samenwerken Vragen groepsdiscussie in minisessie uitvoerend medewerkers vragen groepsdiscussie in minisessie bestuurders Overzicht zoektermen
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
43.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Bijlage 1: Begrippenlijst Schooluitval Een opleiding die niet wordt afgerond en dat de cursist de onderwijsinstelling verlaat. Dit kan het gevolg zijn risicofactoren zoals; matige of slechte prestaties op school, sociaalemotionele problemen, een instabiel thuisfront, gebrek aan steun vanuit de omgeving, mogelijke verslavingsproblemen of schuldenproblematiek (WRR, 2009). Maatschappelijke uitval Het niet meer volwaardig (kunnen) deelnemen aan het maatschappelijke verkeer. (Encyclo.nl bezocht op 23 feb 2015). Mensen die door verschillende oorzaken de aansluiting met de samenleving verliezen. Ondersteuning Het elkaar ontmoeten (‘peer’- contacten) Het ontvangen van informatie en advies op de diverse leefgebieden formeel en informeel. 'Peers' Jonge ouders die elkaar ondersteunen vanuit het principe van wederkerigheid. Steunend netwerk Burgers (o.a. familieleden) waarop op jonge ouders terugvallen, het sociaal netwerk. Co-creatie Een vorm van samenwerken, waarbij alle respondenten invloed hebben op het proces en het resultaat van dit proces. Dit proces wordt in dialoog met elkaar vorm gegeven (http://www.encyclo.nl/begrip/co-creatie. 23/ 03/2015) Actieburgerschap: Het door burgers zelf verantwoordelijkheid nemen voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken in de eigen omgeving, door zelf initiatieven te organiseren. (http://www.actiefburgerschap.nl. 27/03/2015). Ondersteuning van jonge ouders Geen hulpverlening maar de praktische of soms faciliterende ondersteuning op een van (of meerdere) 8 leefgebieden, waardoor de jonge ouders zelfredzaam wordt. Burgerkracht Burgerkracht is kracht en inzicht gebaseerd op de authenticiteit. Jonge ouders die de regie over ondersteuningsvragen in eigen hand nemen, minder klant of consument zijn maar eigenaar. ‘Versterk je netwerk’ Een werkwijze waarbij de jonge ouders door middel van individuele ondersteuning en het deelnemen aan activiteiten gestimuleerd en uitgedaagd worden om het eigen netwerk uit te breiden met gelijkgestemden en het inzetten van de eigenkracht methode.
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
44.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Bijlage 2: Vragenlijst werkzame en veelbelovende interventies
Vragenlijst werkzame en veelbelovende interventies voor jonge ouders Hallo medewerkers van het Stedelijk Ontmoetingscentrum 'Jonge Ouders'. In het kader van mijn masterstudie doe ik onderzoek naar 'wat werkt' in de omgang met jonge ouders. Voor het Stedelijk Ontmoetingscentrum willen we een gezamenlijke methodische werkwijze ontwikkelen waarmee school- en maatschappelijke uitval gereduceerd kan worden. Daarom doe ik onderzoek naar het volgende: 1) De huidige werkwijze, wat doen we nu? 2) Welke onderdelen uit de werkwijze worden als werkzame factoren ervaren? 3) Wat wil iedere onafhankelijke partner behouden vanuit eigen werkwijze? Deze enquête richt zich op bovenstaande aspecten. Om een gezamenlijke werkwijze te kunnen ontwikkelen heb ik jouw mening en ervaring nodig. Daarom de vraag deze enquête zo volledig mogelijk in te vullen. Alvast vriendelijk bedankt voor je medewerking. Met vriendelijke groet, Anneke Kramer-Oostra 1) Welke organisatie is je moederorganisatie * Markeer slechts één ovaal. 0) Ontmoetingscentrum 0) Welzijn Centraal 0) Het Buro 2) Wat is je leeftijd ---------------3) Waarop moet volgens jou de ondersteuning aan jonge ouders gericht zijn? Kruis/vink de drie belangrijkste aan. 0) 0) 0) 0) 0) 0) 0) 0)
Ondersteuning bij opleiding of vinden van een baan Educatie over gezondheid en gezinsplanning Opvoedingsondersteuning: verbeteren van opvoedingsvaardigheden en opvoedklimaat Sociaal netwerk en relatievorming Eigen identiteitsontwikkeling en waarde vorming Verbeteren zelfvertrouwen Zelfstandigheid en zelfredzaamheid, o.a. gebruik van voorzieningen Bevorderen hechting tussen moeder en baby Anders:
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
45.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
5) Welke interventies pas jij toe in je werk met de jonge ouders? Meerdere antwoorden zijn mogelijk Vink alle toepasselijke opties aan. 0) Huisbezoek 0) Workshop / psycho-educatie (Het geven van informatie en advies) Schoolprogramma (voorlichting) 0) Opvoedingsprogramma 0) Individuele ondersteuning 0) Groepsactiviteit (o.a. vorming sociaal netwerk) 0) Praktische ondersteuning 0) re-integratietrajecten 0) Outreachend opsporen van jonge ouders 0) Huiswerk trajecten Anders: 6) Als jij een nieuwe werkwijze voor het Stedelijk Ontmoetingscentrum 'Jonge Ouders' zou mogen ontwikkelen, welke interventie zou je toevoegen * Geef je top drie 0) Huisbezoek 0) Workshop /Psycho-educatie Schoolprogramma's (voorlichting) 0) Groepsactiviteit o.a Vorming sociaal netwerk Opvoedprogramma's 0) Praktische ondersteuning 0) Re-integratie trajecten 0) Outreachend opsporen van jonge ouders Huiswerk trajecten Anders: 7) Welke interventie mis je in de vragenlijst en moet toegevoegd worden als werkzame factor in een nieuw te ontwikkelen werkwijze? ------------------------------------------------------------
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
46.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Bijlage 3: Overzicht werkzame en veelbelovende interventies voor jonge moeders. Theoretische basis: Hechtingstheorie Self-efficacy theorie/ empowerment Sociaal-ecologische theorie (systeemgericht) Werkzame werkwijze Hulpverlening moet gericht zijn op: o Ondersteuning bij opleiding of vinden van een baan o Educatie over gezondheid, opvoeding en gezinsplanning o Opvoedingsondersteuning: verbeteren van opvoedingsvaardigheden en opvoedklimaat o Sociaal netwerk en relatievorming o Eigen identiteitsontwikkeling en waarde vorming o Levensloop van de moeder o Verbeteren zelfvertrouwen en zelfredzaamheid o Zelfstandigheid en zelfredzaamheid: o.a. gebruik van voorzieningen o Bevorderen hechting tussen moeder en baby o Ontmoeten (‘Peer’ Contact). o o o o o o o
Middelen en technieken: Video-feedback Psycho-educatie Oefenen Groepsbijeenkomsten: discussies en ervaringen delen Modeling Gebruik casuïstiek Expressie van emoties
o o o o
Type interventie: Huisbezoekprogramma Schoolprogramma Opvoedingsprogramma Zowel individueel als groepsgewijs
Overige kenmerken Prenatale start: voor betere geboorteresultaten (minder vroeggeboortes en hoger geboortegewicht) o Stijl therapeut: Vraaggericht, non-directief o
Bron: Oudhof, M. & Zoon, M. & Steege v.d. M, 2013
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
47.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Bijlage 4: Checklist kritische succesfactoren bij samenwerken
Kritische succesfactoren 1
(overeenstemming over) visie en doelen durf en pioniersgeest
2
3
Interdependentie (bewustzijn)
4
domeinconsensus
5
elkaar kennen
6
onderhandelingsvermogen
7
middelen
8
structuur
9
methodisch en planmatig werken
10
vertrouwen
11
klimaat en sfeer
12
regelmatig evalueren
geven ze richting aan ons samenwerkingsverband, vormen ze een leidraad voor beslissingen kunnen we ‘omdenken’, durven we gebaande paden te verlaten voor een nog onzeker perspectief, hebben we trekkers met lef en passie hebben we elkaar nodig om de doelen te bereiken, is gelet daarop de samenstelling van ons samenwerkingsverband adequaat, zijn we ons de onderlinge afhankelijkheid ook goed bewust en gedragen we ons daar ook naar is er voldoende overlap in het werk zodat samenwerken kan lonen, zijn we op de hoogte van elkaars werkgebied, betwisten we elkaars aanspraken op ieders domein niet, gunnen we de ander regie, spreken we elkaar aan als dat nodig is hebben we zicht op elkaars werk, deskundigheid en specifieke competenties, erkennen en respecteren we die ook, maken we daar optimaal gebruik van erkennen we dat belangen legitiem zijn, dat open oog voor de belangen van de ander en duidelijkheid over de eigen belangen nodig zijn om tot resultaten te komen, kan en mag er over onderhandeld worden beschikken we over de juiste en voldoende mensen en middelen in brede zin, hebben we met elkaar de competenties die nodig zijn om het doel te bereiken, zijn we adequaat en constructief op zoek naar eventuele aanvulling of verbetering van mensen en middelen (geld, ..) hebben we een adequate structuur en sturing voor het samenwerkingsverband, inclusief procedures/spelregels, afspraken, overleg en besluitvorming biedt onze manier van werken voldoende garantie voor het bereiken van de doelen en geeft deze optimaal houvast aan de leden van het samenwerkingsver-band, werken we systematisch aan het oplossen van problemen realiseren we ons het belang van vertrouwen, investeren we in de groei ervan, weten we wantrouwen te signaleren en adequaat aan te pakken werken we constructief samen, met respect, een luisterend oor, werkelijke interesse in elkaar, in een open klimaat, waar ruimte is voor gezelligheid en ieder zichzelf kan zijn stappen we met enige regelmaat in de helikopter, om de zakelijke voortgang en de samenwerking kritisch te bekijken, leren we van wat we zien en nemen we waar nodig verbetermaatregelen Hendrix & Konings, 2000
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
48.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Bijlage 5: Vragen groepsdiscussie in minisessie met uitvoerend medewerkers: 1) 2) 4) 3) 4)
Wat zie je als belangrijkste doelstelling van Stedelijk Ontmoetingscentrum? (laten tekenen) Wat is daarbij voor jou belangrijk? (met rood omcirkelen) Wat moeten we jonge ouders kunnen bieden? Waarom? Wat is je oordeel over de interventies die je in het huidige ondersteuningsaanbod kunt onderscheiden. Wat vind je overbodig in het huidige interventie aanbod. Huidige interventies zijn: o Ondersteuning bij opleiding of vinden van een baan o Educatie over gezondheid, opvoeding en gezinsplanning o Opvoedingsondersteuning: verbeteren van opvoedingsvaardigheden en opvoedklimaat o Sociaal netwerk en relatievorming o Eigen identiteitsontwikkeling en waarde vorming o Levensloop van de moeder o Verbeteren zelfvertrouwen en zelfredzaamheid o Zelfstandigheid en zelfredzaamheid: o.a. gebruik van voorzieningen o Bevorderen hechting tussen moeder en baby o Ontmoeten (‘Peer’-contact).
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
49.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Bijlage 6: Topiclijst groepsdiscussie bestuurders Topiclijst om antwoord te geven op de vraag: Wat zijn de condities voor processen van co- creatie? Deze vragenlijst is opgesteld als leidraad van de discussie. De discussie had een openkarakter er werd ingegaan op de opmerkingen door verdiepingsvragen te stellen conform deze topiclijst. Startvraag: Elkaar kennen: • Hebben we zicht op elkaars werk, deskundigheid en specifieke competenties? • Worden de competenties, erkent en gerespecteerd? • Maken we optimaal gebruik van elkaar competenties? Klimaat en sfeer • Wordt er constructief samengewerkt? • Hebben we respect voor elkaar en een luisterend oor? • Bestaat er werkelijke interesse in elkaar? • Is er ruimte voor gezelligheid en kan iedereen zichzelf zijn? Vertrouwen • Hebben we vertrouwen in elkaar? • Investeren we in de groei ervan? Overeenstemming over visie en doelen • Geven de visie en doeken uit het PVA 2014 richting aan ons samenwerkingsverband? • Vormen ze een leidraad voor beslissingen? Interdependentie (bewustzijn) • Vinden jullie dat we elkaar nodig hebben om de doelen te bereiken? • Is vanuit het behalen van de doelen de samenstelling van het samenwerkingsverband adequaat? • Zijn we afhankelijk van elkaar en ons daarvan bewust? • Gedragen we ons ook naar die afhankelijkheid? Methodisch en planmatig werken - Biedt onze manier van werken voldoende garantie voor het bereiken van de doelen? Middelen en mensen - Beschikken we over de juiste en voldoende mensen en middelen in brede zin? - Hebben we met elkaar de competenties die nodig zijn om het doel te bereiken? Onderhandelingsvermogen - Kennen we ieders belangen en erkennen we dat die belangen legitiem zijn? - Kan en mag er over de belangen onderhandeld worden? Structuur - Hebben we een adequate structuur en sturing voor het samenwerkingsverband?
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Thesis: Verbinden door ontmoeten
50.
Methodisch werken in het Stedelijk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ in Leeuwarden
Bijlage 7: Zoektermen Zoektermen Wat werkt bij jonge ouders? Co-creërende samenwerking Tienermoederschap in de VS Effectieve werkwijze jonge ouders Effectieve programma’s tienermoeders
Resultaat ten bate van het onderzoek Document NJI Onderzoeken van professionals als Delfos enz. Kritische succesfactoren Hamilton e.a. 2012 Document NJI, OJO e.a. onderzoeken Document NJI, OJO e.a. onderzoeken
Categorale ondersteuning
OJO jaarverslag en essay
Integrale aanpak Samenwerken
Koersdocument LWD Kritische succesfactoren
Welzijn Nieuwe Stijl Leeuwarden
Heerenveen en koersdocument LWD
Schooluitval Maatschappelijke uitval reduceren
WRR rapport / DOC Witte en Notte Diverse rapporten
Interventies maatschappelijk uitval
Witten en Notte e.a. onderzoeken
Participatie samenleving Ondersteuning van jonge ouders Effectieve programma’s om school en maatschappelijke uitval te voorkomen Eigen kracht
Rijksoverheid S-OJO en andere rapporten
Actief Burgerschap Succesfactoren van samenwerken Protocol schoolgaande zwangeren en tienermoeders Risicofactoren tienerzwangerschap
Documenten en website van Tonkens Hendrix en de Koning
Sociaal kapitaal Opvoedprogramma’s
geen Onderzoeken uit bibliografie
Vroegsignalering
OJO jaarverslag
Vraaggericht werken Preventie tienerzwangerschap
Nora van Riet Fiom, Movisie, NJI, Rutgerstichting e.a.
Participeren van tienerouders
OJO verslagen
Ondersteuning van jonge ouders
Anneke Kramer-Oostra Studentnr. 323326 ?
Witten en Notte e.a. Eigen kracht centrale
Document FIOM Onderzoeken uit bibliografie
Thesis: Verbinden door ontmoeten
51.