Vaccinatie Q-fever leidt niet tot positieve (tank)melk 11 mei 2010 Zaal Verploegen, Wijchen Piet Vellema, Hendrik-Jan Roest
Vaccinatie Q-fever leidt niet tot positieve (tank)melk 11 mei 2010 Zaal Verploegen, Wijchen Piet Vellema, Hendrik-Jan Roest
Q-fever • Zoönose veroorzaakt door Coxiella burnetii • 1933: eerste gesignaleerde gevallen bij slachthuispersoneel in Brisbane, Queensland, Australië • 1938: Rickettsia diaporica geïsoleerd in celcultuur en bebroede eieren • 1939: Rickettsia burneti oorzakelijk agens; later C. burneti en weer later C. burnetii
Q-fever • 1955: Kaplan en Bertagna, WHOonderzoek 1951-1955: Q-fever op 5 continenten in minstens 51 landen, behalve in Nieuw-Zeeland, Polen, Ierland, de Scandinavische landen en Nederland • Nieuw-Zeeland nog steeds niet besmet?
Coxiella burnetii In 2005: - Coxiella burnetii voor het eerst aangetoond als oorzaak van abortus op een melkgeitenbedrijf in het zuiden van Nederland; in datzelfde jaar een tweede geval - naar aanleiding hiervan is het risico voor de mens besproken omdat het ging om een grote abortusgolf op een groot bedrijf
Coxiella burnetii In 2005: • 2 melkgeitenbedrijven
In 2006: • 6 melkgeitenbedrijven • 1 melkschapenbedrijf
In 2007: • 7 melkgeitenbedrijven
In 2008: • 1 melkschapenbedrijf • 7 melkgeitenbedrijven (op 8 UBN’s)
In 2009: • 6 melkgeitenbedrijven
Bron: Frederika Dijkstra, RIVM
In najaar 2008: - Vaccin voor 40.000 dieren - Deel van de dieren al drachtig - In gebied Uden 45 km
Verplicht 2009 Vrijwillig
Q-fever: vaccinatie 2010 - verplicht voor alle - Melkschapen- en melkgeitenbedrijven - Alle kinder-, zorgboerderijen en dierentuinen - Rondtrekkende schaapskuddes - Bedrijven met ‘lammetjesaaidagen’ - Alle bedrijven met meer dan 50 schapen en geiten
- vrijwillig voor alle andere schapen en geiten -
Q-fever vaccinatie Resultaten - Duidelijke respons in ELISA (serum, melk) - Reductie uitscheiding in melk (PCR) - (Bijna) geen abortus in gevaccineerde dieren
Q-fever vaccinatiecampagne 2010 - Goed gestart - Tot stand gekomen door resultaten onderzoek Jeroen Bosch Ziekenhuis: - na vaccinatie van 6 geiten op twee bedrijven, gedurende 9 dagen zeer geringe hoeveelheden (DNA van) C. burnetii in de melk
Q-fever testen vergeleken - Testen van CVI-Lelystad en JBZ - Zelfde principe - Vergelijkbare gevoeligheid - Voorbewerking test JBZ lijkt tot minimaal 100 keer hogere uitslag te leiden
Deelnemende geitenhouders onderzoek JBZ
Onderzoek GD en CVI naar mogelijke uitscheiding van C. burnetii na toediening van Coxevac® De hypotheses voor het in aansluiting op vaccinatie met Coxevac® mogelijk PCR-positief worden van melkmonsters zijn: • tijdelijke uitscheiding van een reeds aanwezige maar niet gedetecteerde besmetting met C. burnetii; • uitscheiding in de melk van uit het toegediende vaccin afkomstige (DNA van) C. burnetii.
Doel onderzoek • Beantwoorden van een aantal vragen die zijn gerezen over mogelijk ongewenste effecten van vaccinatie met Coxevac®: • Kan (DNA van) C. burnetii na vaccinatie worden aangetoond in melk van individuele dieren en in tankmelk en zo ja, in een zodanige mate dat een voordien tankmelk PCR negatief bedrijf positief zou worden? • kan bij een positieve bevinding worden nagegaan of (DNA van) C. burnetii afkomstig is uit het vaccin of uit andere bron?
Aantal onderdelen onderzoek: • Retrospectief is van de bedrijven die slechts één of enkele keren positief zijn geweest in de tankmelkmonitoring een overzicht per bedrijf gemaakt van de vaccinatie momenten, het verloop van de PCR-uitslagen in de tijd (kwantitatief) en de uitgevoerde ELISA’s.
Aantal onderdelen onderzoek: • Bij twee verschillende charges vaccin is de hoeveelheid C. burnetii DNA in het vaccin vastgesteld. Bovendien wordt door middel van celkweek vastgesteld of het vaccin levende C. burnetii bevat.
Aantal onderdelen onderzoek: • Op twee tankmelk negatieve bedrijven (bedrijf 1 en 2) en op twee tankmelk positieve bedrijven (bedrijf 3 en 4) zijn op tien dieren na alle dieren gevaccineerd. Dagelijks zijn tankmelkmonsters genomen vanaf een week voor de eerste vaccinatie tot drie weken na de tweede vaccinatie. Tien gevaccineerde en tien niet gevaccineerde dieren worden dagelijks individueel bemonsterd gedurende dezelfde periode.
Voorlopige resultaten: tankmelk
wo do
vr
za
zo
ma
di
-5
-4
-3
-2
-1
0
1
2
Bedrijf 1 0
0
0
0
0
0
0
Bedrijf 2 0
0
0
0
0
0
Bedrijf 3 10
0
7
16
255
6
Dag
wo do
vr
za
zo ma
di
3
4
5
6
7
8
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
28
8
6
17
43
11
19
Bedrijf 4 108 371 294 5145 390 6263 654 465 282 229 280 451 221
Voorlopige resultaten: individuele melk Dag -5
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
niet
0
0
0
2
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
wel
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
niet
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
wel
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
niet
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
wel
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Bedrijf Vaccin 1
2
3
4
niet wel
1245 802 312 623 2420 320 0
2
0
0
0
0
28 0
843 1324 1267 1436 1806 4175 0
0
0
0
0
0
Conclusie • De pilot van het Jeroen Bosch Ziekenhuis (Wever et al., 2010) toonde met behulp van een in het ziekenhuis ontwikkelde PCR, DNA van C. burnetii aan in de melk van zes gevaccineerde dieren op twee bedrijven gedurende maximaal negen dagen na de eerste vaccinatie met Coxevac®.
Conclusie • In het nog lopende onderzoek van GD en CVI kan, op basis van de uitgangspunten en criteria gehanteerd bij de tankmelkmonitoring, de volgende voorlopige conclusie worden getrokken: tot dag 8 na vaccinatie met Coxevac® leidt vaccinatie niet tot een toename van uitscheiding van (DNA van) C. burnetii in de (tank)melk.