1
nummer 1, juli 2013
Nieuwsbrief Project ‘Een stap naar voren’ preventief en omgevingsgericht werken vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin
Uitkomsten fase 1, opmaat voor fase 2 Samenvatting resultaten deelprojecten fase 1 van ‘Een stap naar voren: preventief en omgevingsgericht werken vanuit het CJG’. Aanleiding voor het project Het doel van de in 2007 ingevoerde wet op de maatschappelijke ondersteuning (WMO) is ‘meedoen’. Dit houdt in dat iedere burger kan participeren in de samenleving en zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen, al dan niet met behulp van vrienden, familie of vrijwilligers. Een evaluatie na vier jaar maakt duidelijk dat met name de kwaliteit en professionaliteit van het welzijnswerk en de relatie tussen gemeenten en welzijnsinstellingen nog een stimulans kunnen gebruiken. Professionals in het sociale domein
hebben de laatste jaren de inrichting van hun werk moeten aanpassen aan de nieuw gestelde eisen. In de verandering van een verzorgingsstaat naar een participatiestaat is de rol van het sociaal werk cruciaal. Van professionals wordt verwacht dat zij zich richten op activering en
2
ondersteuning van het ‘zelf doen’ van cliënten. Professionals moeten daartoe vraaggericht gaan werken en tegelijkertijd problemen signaleren en handelend optreden; kortom preventief en omgevingsgericht werken. Het project ‘Een stap naar voren, preventief en omgevingsgericht werken vanuit het CJG’ richt zich op het ontwikkelen van een gereedschapskist voor de professionals binnen de CJG’s waarmee zij preventief en omgevingsgericht kunnen werken. Binnen dit project definiëren wij dat als volgt: 1. Frontliniewerkers sluiten aan bij de leefsituatie, leefstijl en leefomgeving van buurtbewoners om hun eigen kracht te kunnen gebruiken. 2. Frontliniewerkers versterken de sociale cohesie ten behoeve van het pedagogisch klimaat binnen de buurt. 3. Frontliniewerkers mobiliseren en/ of vergroten het sociaal netwerk van buurtbewoners. 4. Frontliniewerkers signaleren risicosituaties en grijpen in waar nodig om erger te voorkomen.
De eerste fase van dit project stond in het teken van een verkenning. Een schets van de twee wijken (de context) waarbinnen de frontlinie professionals uit dit project werken; Groningen Zuid en Oosterpark en een inventarisatie van de implicitete (onbewuste) kennis van frontlinie professionals ten aanzien van preventief en omgevingsgericht werken. Daarnaast het in kaart brengen van goede prakijken op het gebied van preventief en omgevingsgericht werken in binnen- en buitenland. In deze samenvatting doen we verslag van de uitkomsten van deze eerste inventariserende fase. De uitkomsten worden als input gebruikt voor het ontwikkelen van eigen (goede) praktijken op het gebied van preventief en omgevingsgericht werken in fase 2.
Ciska van Hes, consulent CJG Zuid: "Soms is het zo simpel, dan hoef je ouders alleen maar met elkaar in contact te brengen en blijkt dat ze samen heel krachtig zijn."
3
De wijken Zuid en Oosterpark Als context van waaruit de frontlinie professionals werken zijn de wijken Zuid en Oosterpark tamelijk verschillend. De Oosterparkwijk (Oosterparkwijk, Binnenstad Oost, Oosterpoortbuurt, Woonschepenhaven) en Groningen Zuid (De Wijert Noord, De Wijert Zuid, Corpus den Hoorn) tellen elk ongeveer 12.000 inwoners. De bevolkingsopbouw van de Oosterpark is redelijk vergelijkbaar met die van de stad. Er wonen relatief weinig kinderen, 12% van de inwoners heeft een leeftijd van 0-18 jaar en er zijn iets meer twintigers zijn dan in de stad (ongeveer 33% in de Oosterpark). Groningen Zuid heeft 16% kinderen in de leeftijd 0-18 jaar, aanzienlijk minder twintigers en juist meer 50-plussers (40%). Het aandeel niet-westerse 2 allochtonen ligt in de Oosterpark iets boven het stedelijk gemiddelde (13 procent, stad 11 procent) in Groningen Zuid iets daaronder (9%). De inwoners van beide wijken zijn tevreden over het aantal ontmoetingsplekken in de wijk zoals speeltuin, peuterspeelzaal sportvereniging, buurtcentrum. Kinderen in Zuid komen in ruim 6% van de huishoudens uit een eenoudergezin. In de Oosterparkwijk is ruim 4% van de huishoudens een eenoudergezin. De werkloosheid in beide wijken ligt hoger (7%) dan in de stad (5%). Daarnaast heeft 8% van de mensen in de Oosterparkwijk een bijstandsuitkering, terwijl dat in Zuid 3% is (stad 5%).
Yvonne Miske, deelprojectleider ‘wijkanalyses’: "Uit de wijkanalyse blijkt onder andere dat ouders opvoedingsondersteuning veelal halen bij (schoon)ouders, vrienden en buren, wat mooi aansluit bij pedagogische civil society. Het CJG laat in de praktijk zien dat zij activiteiten als samen koken met opvoeders organiseert; hetzelfde gebeurt in informele sfeer in de huiskamer van het CJG Groningen Zuid. De opvoeders bouwen contacten op en geven elkaar advies over opvoeding De professional van het CJG laat een begeleidende rol zien. Belangrijk is uit te gaan van de kracht van de opvoeders."
Een enquete onder ouders (van met name jonge kinderen) laat zien dat ouders de opvoedingsondersteuning vanuit hun nabije omgeving in de twee wijken verschillend ervaren. Ouders in de Oosterparkwijk lijken meer gericht op de eigen familie ((schoon)ouders en overige familie) en ontlenen daar de meeste steun bij de opvoeding aan. Zij voelen zich minder verbonden met de buurt en helpen elkaar minder als er problemen zijn met de kinderen. Ouders in Zuid daarentegen, worden vaker door buren gesteund bij de opvoeding en geven aan elkaar veel vaker te helpen als er problemen zijn. Alhoewel de diversiteit aan opvattingen over opvoeden in Zuid groter is dan in de Oosterparkwijk, lijken de bewoners zich sterker verbonden te voelen met de buurt. Samenvattend lijken ouders in de Oosterparkwijk meer ingebed in een (groot) familieverband van waaruit zij hulp en ondersteuning krijgen. Ouders in Zuid lijken gericht op een klein kerngezin en voelen zich sterker verbonden met de buurt en doen sneller een beroep op buurtbewoners voor hulp en ondersteuning. Het CJG in de Oosterparkwijk is onderdeel van het Treslinghuis en deelt het pand met het jongerenwerk van de MJD. Samen hebben zij de beschikking over drie grote ruimtes; een huiskamer/keuken en twee ruimtes waar sportieve, informatieve of digitale activiteiten plaats kunnen vinden. Het CJG heeft hier geen consultatiebureau. Het CJG in Zuid is recent geopend en heeft een meestal drukbezochte
Anita Rolfes, CJG medewerker Oosterpark, sociaal verpleegkundige GGD: "Uit onze focusgroep komt: We zijn goed op weg, maar we zijn er nog lang niet. Qua samenwerking kunnen de lijnen onderling nog korter en wat we missen is het samen in één gebouw zitten, in de wijk, bij elkaar en met elkaar, dichtbij de ouders."
Axel Kroeze, CJG medeweker Oosterpark, buurtmaatschappelijk werker MJD: "Als iemand met je meeloopt en je bevraagt “waarom zo?”, dan ga je er op een andere manier over nadenken. Het scherpt je en dat is goed en ook gezond in welzijnsland."
4
woonkamer met speelruimte voor ouders en hun kinderen en een consultatiebureau. Vanuit beide CJG’s wordt aangegeven dat de aanbodgerichte activiteiten onvoldoende aansluiten bij de vraag van opvoeders. Ouders hebben zelf veel te bieden. De ouders zelf geven in beide wijken aan geïnteresseerd te zijn in contact met andere ouders door gezamenlijk leuke dingen te doen, of praktische hulp te verlenen. Ouders in de Oosterparkwijk hebben daarbij specifiek belangstelling voor bijeenkomsten met andere ouders rond een opvoedthema.
Aletta van den Berg, CJG coördinator Oosterpark: "Wat ik zie en ook terugkrijg als positief punt in fase 1: mensen kunnen het eens écht over hun werk hebben, echt de tijd nemen om te kijken waar ons werk over gaat. Het gáát ergens over, ze zien meer wat zij als team dagelijks doen. Ze zien waar ze nu staan en waar we naar toe willen. Mensen zijn opener geworden en voelen zich meer betrokken. Hierop moeten we voortborduren. Mensen uit de praktijk weten heel goed wat nodig is."
Carin Alink, CJG coördinator Zuid: "Ik ben zo enthousiast over dit project, omdat we nu echt laten zien wat omgevingsgericht werken is. Het is zoveel meer dan koffie drinken in de buurt: laagdrempelig werken gericht op de buurt waar je bent, zonder oordeel in je contact met mensen zijn en zorgen dat je in een vroeg stadium aansluit bij ouders en niet pas als het te laat is. Voor fase 2 zijn planning en afstemming naar mijn mening het belangrijkst. Niet school, maar het werkveld is in de lead."
5
Impliciete kennis van frontlinie professionals Welke basis hebben frontlinie professionals al op het gebied van preventief en omgevingsgericht werken? Observaties in de dagelijkse praktijk, interviews en groepsgesprekken (focusgroepen) laten zien dat het signaleren van risicosituaties, ingrijpen waar nodig en het aansluiten bij de leefsituatie, leefstijl en leefomgeving van buurtbewoners ouders voor de frontliniewerkers tot hun bewuste en onbewuste basisvaardigheden behoort. Zo is een professional toegankelijk door zichzelf op een lager voetstuk te plaatsen: “Ik vind sommige brieven ook moeilijk om te lezen”. Zij maken echter (nog) weinig gebruik van het netwerk van de mensen, niet van het directe sociale netwerk en niet van de sociale cohesie in de buurt. Een professional die dat wel doet vraagt bijvoorbeeld aan een ouder: “Kun je een beroep doen op je ouders?” en “Heb je een beetje steun aan ze?”. Daarnaast werken zij minder preventief en omgevingsgericht wanneer het goed gaat met mensen. Zij hebben dan minder aandacht voor het sociale netwerk rond iemand. Ook wanneer het erg slecht dreigt te gaan of gaat met een buurtbewoner trekt de frontliniewerker de verantwoordelijkheid naar zich toe, uit het zicht van het informele netwerk. De moeilijkheden waar de professionals tegen aan lopen in de dagelijkse praktijk gaan in de eerste plaats over tijdsgebrek. Frontliniewerkers hebben weinig tijd om alles bij buurtbewoners na te vragen en taken op zich te nemen zodat ze interdisciplinair kunnen werken. Dat laatste willen zij graag, maar daarbij willen zij ook hun eigen specialisme behouden. Ook als het gaat om aansluiten bij en in hun waarde 3 laten van buurtbewoners is er sprake van belemmeringen en dilemma’s, omdat iedere buurtbewoner eigen normen en waarden heeft. Frontliniewerkers vinden het moeilijk om te bepalen in hoeverre zij wel of niet ingaan op opvallende zaken, vooral bij buurtbewoners die gesloten zijn en aangeven dat alles goed gaat, omdat ze de vertrouwensband niet willen beschadigen en geen weerstand willen oproepen. Daarnaast lijkt het beroepsgeheim professionals in de weg te zitten bij het preventief en omgevingsgericht werken.
Frontliniewerkers vinden het lastig te bepalen in hoeverre zij informatie kunnen verstrekken aan andere organisaties en het netwerk van een buurtbewoner. Tot slot staan twee organisatorische zaken de laagdrempeligheid van het CJG in de weg; het aanbellen bij het CJG in de Oosterparkwijk en het apart gehuistveste consultatiebureau. Dit laatste punt maakt ook de samenwerking en afstemming tussen frontliniewerkers complex. Samenwerken in Zuid is ook complex omdat het team binnen het CJG nog relatief jong is en het tijd kost om een teamgevoel op te bouwen en te weten wat je aan elkaar hebt. De inventarisatie van de impliciete kennis van professionals rond preventief en omgevingsgericht werken en de context waarbinnen zij werken heeft verschillende handvatten opgeleverd waarmee in de toekomst het preventief en omgevingsgericht werken versterkt kan worden. 1. Benut het sociale netwerk van de buurtbewoners en bepaal wie wanneer de regie heeft 2. Ontwikkel een gedragen visie op generalistische en specifieke aspecten van een beroepsgroep 3. Organiseer teambuilding tussen ketenpartners 4. Organiseer CJG Oosterpark onder één dak 5. Aandacht voor specifieke doelgroepen in de wijk
Charlotte Wekker, deelprojectleider ‘implicite kennis’: "Ik heb twee bevlogen en enthousiaste teams aangetroffen, met oog en zorg voor buurtbewoners. De teams zijn volop in ontwikkeling en dit biedt veel mogelijkheden voor fase 2."
6
Goede praktijken uit binnen- en buitenland Om preventief en omgevingsgericht te leren werken hoeft het wiel niet opnieuw uitgevonden te worden. In binnen- en buitenland is er genoeg ervaring. Om inspiratie op te doen zijn via internet, gebruik makend van experts en door middel van interviews met sleutelfiguren, verschillende goede voorbeelden van preventief en omgevingsgericht werken in kaart gebracht en onderzocht op werkzame factoren. Goede praktijken zijn methodes waarvan in de praktijk is gebleken dat ze op dat moment (het meest) effectief bleken te zijn. Om als goede praktijk geselecteerd te worden moest de praktijk allereerst geëvalueerd zijn. Ook moest de praktijk toepasbaar zijn in de Nederlandse situatie en is er gezocht naar variatie in de verschillende praktijken. Tot slot zijn de praktijken specifiek geselecteerd op een aantal kenmerken uit de eerder genoemde definitie van preventief en omgevingsgericht werken.
Een aantal gemeenschappelijke factoren bepalen het succes van deze goede praktijken. 1. Contact met ouders, kinderen en jongeren is laagdrempelig 2. Lange termijn voor ogen houden bij opzetten activiteit 3. Inspraak geven aan de doelgroep, steun vanuit de organisatie 4. Competente medewerkers wat betreft: houding: intrinsieke motivatie, oprechte belangstelling doelgroep, zelfvertrouwen, authenticiteit 4 vaardigheden: kunnen communiceren, reflectief, kunnen samenwerken kennis: relevante opleiding, kennis van methodiek, organisatie en doelgroep passen bij de organisatie en doelgroep: juiste match van professional bij doelgroep realisatie: medewerkers blijven trainen, nieuwe medewerkers aanstellen
Uit landen als Belgie, Denemarken, Zweden en Engeland zijn verschillende voorbeelden van preventief en omgevingsgericht werken verzameld. Het gaat dan bijvoorbeeld om laagdrempelige speelsessies voor kinderen, opvoedingsondersteuning voor aanstaande ouders en een wekelijks multidisciplinair overleg over families met problemen waarbij verschillende professionals samen een actieplan opstellen. In Nederland zijn er goede ervaringen met activiteiten zoals in Vlaardingen waar moeders maandelijks op bezoek gaan bij andere moeders met jonge kinderen, koffie-inloop op een school in Sittard, een toneelstuk (opvoedshow Nanny’s) in Groningen om het gesprek over opvoeden te bevorderen en een mamacafé in Enschede voor moeders met baby’s onder leiding van een professional.
Ninja van der Honing, deelprojectleider ‘good practices’: "In de omslag naar omgevingsgericht en preventief werken vergeten we soms nog om de ruimte te bieden aan jongeren en kinderen zélf. Begin daar. Als je als kind al vroeg het besef hebt: “ik woon hier in een wijk, iedereen heeft dat ie dingen wel en niet kan je en kijkt naar ‘wat kun je zelf, wat heb je nodig?’; dat biedt je veel voor later. Dan zijn we echt preventief bezig."
7
Input voor fase 2 Deze opbrengst van de drie deelprojecten biedt een kader voor de uitvoering van fase 2 van dit project, waarin het ontwerpen en uitproberen van nieuwe activiteiten en werkwijzen centraal staat. Het onderzoek naar de (impliciete) kennis van frontliniewerkers maakt duidelijk welke vaardigheden van professionals in de toekomst versterkt kunnen worden als het gaat om preventief en omgevingsgericht werken. De inventarisatie van de goede praktijken uit binnen- en buitenland biedt inspiratie voor deze manier van werken in Groningen Zuid en de Oosterparkwijk. Binnen de specifieke context van de verschillende wijken, met haar eigen kenmerken, kunnen we nadenken over het aanpassen en uitproberen van enkele activiteiten rond preventief en omgevingsgericht werken. Die opbrengsten leiden tot de volgende vragen die richting kunnen geven aan de invulling van fase 2 van dit project: 1. Wie zijn de ouders en de kinderen in deze wijk? 2. Wat vraagt dit van de professional als je preventief en omgevingsgericht wilt werken en wat vraagt het van de organisatie en het management? 3. Welke activiteiten willen we in fase aan ontwerpen? Juni, 2013 Ninja van der Honing, Yvonne Miske, Charlotte Wekker, Annelies Kassenberg en Merel Hennink
Annelies Kassenberg, Projectleider ‘Een Stap naar Voren’: “Met deze resultaten hebben we goede input voor de volgende fase, het ontwerpen en uitproberen van nieuwe activiteiten en werkwijzen. Op naar fase 2!”