LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
AV Expressie PV Praktijk opvoedkunde PV Praktijk verzorging PV/TV Stage opvoedkunde PV/TV Stage verzorging TV Opvoedkunde TV Verzorging
Vakken:
2 lt/w 2 lt/w 2 lt/w 5 lt/w 5 lt/w 2 lt/w 2 lt/w
Specifiek gedeelte
Studierichting:
Kinderzorg
Studiegebied:
Personenzorg
Onderwijsvorm:
BSO
Graad:
derde graad
Leerjaar:
derde leerjaar
Leerplannummer
2009/042 (vervangt 2005/021, 2005/022, 2000/061)
Nummer inspectie
2009 / 29 // 1 / H / SG / 1 / III3 / / V/10 (vervangt 2004 / 120 // 1 / E / SG / 2H / III7 / / D en 2004 / 121 // 1 / E / SG / 2H / III7 / / D)
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 1 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
INHOUD Visie ..........................................................................................................................................................1 Beginsituatie .............................................................................................................................................4 Algemene doelstellingen ..........................................................................................................................5 Leerplandoelstellingen / leerinhouden......................................................................................................6 Pedagogisch-didactische wenken ..........................................................................................................61 Minimale materiële vereisten ..................................................................................................................68 Evaluatie .................................................................................................................................................71 Bibliografie ..............................................................................................................................................73 Bijlage .....................................................................................................................................................77
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 2 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
VISIE De missie Kinderopvang van het GO! ligt aan de basis van deze visietekst. 1 In het zevende jaar Kinderzorg verwerft de leerling de basiscompetenties die nodig zijn om als beginnende beroepsbeoefenaar aan het werk te gaan in de kinderopvang en wordt de basis gelegd voor een verdere professionalisering gedurende zijn loopbaan. Kind en Gezin speelt een belangrijke rol binnen de kinderopvang. De begeleid(st)er in de kinderopvang kunnen we in de volgende opvangvoorzieningen aantreffen: - onthaalouder aangesloten bij een erkende dienst voor onthaalouders 2; - erkende kinderdagverblijven; - mini-crèches of zelfstandige kinderdagverblijven; - erkende initiatieven voor buitenschoolse opvang of IBO; - zelfstandige onthaalouders; - aangesloten onthaalouders; - schoolopvang; - opvang van zieke kinderen; - ondersteuning in het kleuteronderwijs; - … Het kinderopvanglandschap krijgt vorm vanuit de verschillende maatschappelijke functies: - de economische functie: hierdoor kunnen ouders gaan werken en voor een inkomen zorgen. In de kinderopvang zelf werken ook heel wat mensen; - de pedagogische functie: goede kinderopvang biedt jonge kinderen niet alleen verzorging en geborgenheid, maar stimuleert hen ook in hun fysische en psychische ontwikkeling. Kinderen ontmoeten er anderen en leren er van jongs af aan respectvol mee omgaan; - de sociale functie: hierdoor kan de uitsluiting van kansengroepen tegengegaan worden en hun integratie bevorderd. Door opvang zijn ouders bijvoorbeeld in staat om een opleiding te volgen of te solliciteren zodat ze later kunnen gaan werken. Ze kunnen er steun vinden en andere ouders leren kennen. Soms hebben ouders opvang nodig om even tot rust te komen. Naast de opvang van kinderen van tweeverdieners en eenoudergezinnen kan kinderopvang ook bijdragen tot opvoedings- en gezinsondersteuning of richt de aandacht zich naar verschillende doelgroepen. Ook groeit de behoefte aan kinderopvang op onregelmatige tijdstippen, d.w.z. gedurende de dag, de nacht, in de week of in het weekend. Een begeleid(st)er kinderopvang staat in voor de opvang van baby’s en peuters, maar kan ook werken met kinderen die al naar school gaan (kleuters en lagere schoolkinderen). De begeleid(st)er buitenschoolse kinderopvang begeleidt en verzorgt de kleuters en schoolgaande kinderen tot en met de basisschool. Zij/hij is verantwoordelijk voor het welzijn van de opgevangen kinderen. Binnen de kinderopvang heeft men aandacht voor de lichamelijke verzorging alsook de psychosociale, motorische en taalstimulering van de kinderen. Kinderen moeten immers aangemoedigd worden om hun taal op sociaal en cognitief vlak te ontwikkelen. Ook wat betreft zintuigelijke en lichamelijke ontwikkeling worden er activiteiten georganiseerd waarin fantasie, expressiviteit, creativiteit, normbesef en zelfinitiatief van kinderen ruim aan bod kunnen komen. De klemtoon is van het zuiver technisch verzorgende verschoven naar het pedagogische (waarbij het verzorgende, vooral van de kleinste kinderen, uiteraard belangrijk blijft), alsook het kunnen omgaan met de diversiteit binnen de kinderopvang.
1http://www.gemeenschapsonderwijs.be/sites/portaal_nieuw/Kinderopvang/KinderopvanginhetGO/Pag
es/Missiekinderopvang.aspx 2
De dienstverantwoordelijken dienen een hogere opleiding te hebben.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 3 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) Aan de afgestudeerden van de richting Kinderzorg zullen hoge verwachtingen met betrekking tot het zelfstandig functioneren en inzicht in de wereld van het kind worden gesteld. De leerlingen worden opgeleid tot samenwerken in een (gemengd) team waar men naast de motorische, cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling ook aandacht heeft voor structuur, veiligheid, geborgenheid, diversiteit, gezondheid, ouderbetrokkenheid en de Nederlandse taal. Omdat de eerste jaren zo belangrijk zijn voor de latere schoolprestaties, is het inzicht gegroeid dat we reeds in de voor- en vroegschoolse periode veel aandacht moeten besteden aan de taalstimulering. Leren omgaan met de context van meertaligheid, het belang van non-verbale communicatie, het welbevinden en de betrokkenheid zijn van cruciaal belang. De leerlingen zullen ook eenvoudige administratieve taken moeten uitvoeren en staan in voor het onderhoud van speel- en werkmateriaal, lokalen, inrichten van de leefruimte op een kindvriendelijke en veilige wijze. Bij het opstellen van dit leerplan werd rekening gehouden met het beroepsprofiel van begeleid(st)er in de kinderopvang (SERV, juli 2001). Dit leerplan is opgebouwd rond takenclusters van taken die bij elkaar horen. Daaronder horen de competenties die de begeleid(st)er in de kinderopvang dient te verwerven om het takenpakket uit te voeren. Het is aan de vakgroep om te bepalen welke competenties (met afgeleide leerplandoelstellingen en leerinhouden) in de verschillende vakken en lesuren (zoals opgegeven in de lessentabel) aan de orde zijn. Het lerarenteam dat bestaat uit verpleegkundigen, opvoedkundigen en leraren expressie zal bepalen wie welke doelstellingen realiseert van de verschillende basiscompetenties die nodig zijn voor de uit te voeren taken. We geven hiervoor een richtlijn in de eerste kolom via de eerste letter van het vak. (V: verzorging, O: opvoedkunde, E: expressie)
Een competentie kan omschreven worden als de reële en individuele capaciteit om kennis (theoretische en praktische), vaardigheden en attitudes in het handelen aan te wenden, in functie van de concrete, dagelijkse en veranderende (werk)situatie en in functie van persoonlijke en maatschappelijke activiteiten. We opteren dan ook voor regelmatig gestructureerd vak- of competentieoverschrijdend overleg. De competenties kunnen zowel in de les, via een project, werkplekleren of stageactiviteiten bereikt worden. De leerkracht heeft hierbij een vrije ruimte aangepast aan de situatie en de noden van de leerlingen.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 4 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
BEGINSITUATIE De meeste leerlingen in het specialisatiejaar Kinderzorg zullen instromen vanuit het studiegebied Personenzorg en dan voornamelijk leerlingen uit de studierichting Verzorging BSO. Vertrekkend van de opgedane basisvaardigheden in ‘het verzorgen’ in niet specifieke zorgsituaties volgt er in het derde leerjaar van de derde graad een verdere uitdieping die gericht is op specifieke doelgroepen en situaties waarbij het zelfstandig handelen als begeleider van kinderen centraal staat. Daarnaast kunnen er ook leerlingen starten uit andere richtingen. Het is dan ook aangewezen om hierop te anticiperen en de leerstof gedifferentieerd aan te bieden bij een heterogene instroom met het oog op een optimaal rendement voor alle leerlingen. De leraar zal bij aanvang van het schooljaar dan ook bijzondere aandacht hebben voor het correct inschatten van de beginsituatie van al zijn leerlingen en hierbij bij zijn lesinvulling maximaal rekening houden. Zelfstudie kan voor sommige leerlingen aangewezen zijn. De leerlingen beschikken over de nodige mondelinge en schriftelijke Nederlandse taalvaardigheden. Toch vertonen de leerlingen binnen deze heterogene groep meestal een gemeenschappelijk kenmerk: namelijk een sterke gerichtheid naar en interesse voor praktijkgericht onderwijs. .
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
5
ALGEMENE DOELSTELLINGEN De competenties vormen het kader van wat de cursist moet kennen en kunnen om adequaat te handelen in een bepaalde beroepscontext. Competentieontwikkeling en persoonlijke groei van de leerling staan in relatie tot de beroepspraktijk. Het is noodzakelijk dat de kinderbegeleid(st)er de totale ontwikkeling stimuleert vanuit een bepaalde visie. Zij voeren de taken niet ‘zomaar’ uit, maar houden er steeds rekening mee dat zij: - het algemeen welbevinden en de betrokkenheid van het kind verzekeren; - de ontwikkeling gericht en bewust stimuleren; - op een interactieve manier aan taalstimulering doen, waarbij het in de eerste plaats gaat om interactie en communicatie met het kind; - zorgen voor samenhang in het dagverloop dat zij de kinderen aanbieden, met oog voor de individuele behoeften van het kind. De leerlingen kunnen na de opleiding: - binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig en met organisatievermogen voltooien; - vlot informatie verzamelen, verwerken en verstrekken, m.b.t. lichamelijke en geestelijke ontwikkeling; - actief en proactief zorgen voor veiligheids- en milieubewustzijn; - initiatief nemen om problemen te signaleren en taken uit te voeren; - professionele begeleiding en zorg bieden, volgens de ontwikkeling en/of de specifieke behoeften van het kind; - actief en creatief spel en activiteit aangepast aanbieden in functie van de ontwikkeling van het kind; - zelfreflectie, zelfhantering en bijscholing als een permanente opdracht zien; - aandacht evenwichtig doseren voor alle kinderen en ouders; - correct inschatten van het eigen kunnen en kennen: zelfvertrouwen; - zich flexibel opstellen, m.b.t middelen, doelen, mensen en procedures; - verantwoordelijkheidszin ontwikkelen in elke situatie; - gepast handelen (signaleren en doorverwijzen) in gevallen van mishandeling, misbruik, verwaarlozing, ontwikkelingsproblematiek…; - structuur bieden; - onder een zekere werkdruk toch stressbestendig blijven; - op een zelfstandige wijze functioneren binnen een team, maar ook samenwerken met ouders; - empatisch reageren, discreet en tactvol omgaan met vertrouwelijke informatie; - zich zowel mondeling als schriftelijk adequaat en correct uitdrukken in het Nederlands; - meewerken aan het leggen van een stevige basis m.b.t Nederlandse taalvaardigheid van het kind. - op een gepaste wijze reageren op taalproblemen; - aandacht hebben voor alle vormen van verbale en non-verbale communicatie; - aandacht hebben voor diversiteit in alle vormen; - creatief zijn bij de invulling van de diverse taken; Taal is een belangrijk instrument dat voortduren ingezet moet worden om de doelstellingen van dit leerplan te verwezenlijken. Het verwerven van de vereiste taalvaardigheid is dan ook een doelstelling waar in alle competenties gericht aan gewerkt moet worden, niet enkel binnen de competentie i.v.m. taalontwikkeling. Het is van belang zowel aan de mondelinge vaardigheden als aan de geletterdheid van de leerlingen te werken. Er worden in dit leerplan niet veel aparte, expliciete talige doelstellingen opgenomen, omdat taal een middel is om andere, functionele doelen te bereiken. Ook in deze context geldt dat taalvaardigheid al doende opgebouwd wordt: de leerlingen bouwen de competenties op door taal daadwerkelijk te gebruiken in levensechte taken, niet door kennis over taal op te bouwen.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN / LEERINHOUDEN Uitbreidingsdoelstellingen worden aangeduid met een U en zijn cursief gedrukt. Deze zijn niet verplicht, maar bedoeld voor de meer gevorderde klassen en/of leerlingen.
TAKENCLUSTER 1: BEGELEIDEN VAN KINDEREN LEERPLANDOELSTELLINGEN Vak De leerlingen kunnen Competenties m.b.t. de maatschappelijke situering van kinderopvang V aan de hand van de theorie voorbeelden aanhalen van de drie functies van kinderopvang. deze 3 functies van kinderopvang toetsen op de stageplaatsen.
V de verschillende taken van K & G voor kinderopvang opnoemen en in eigen woorden verklaren. zich i.f.v. concrete vragen tot de passende informatiebronnen wenden. V de verschillende opvangvoorzieningen waar men begeleidsters in de kinderopvang kan aantreffen opsommen. de verschillende opvangvoorzieningenen typeren naar doelstelling en werkwijze a.d.h.v. concrete voorbeelden.
LEERINHOUDEN 1 1.1 1.2 1.3
Functies van de kinderopvang Economische Sociale Pedagogische
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Rol van Kind & Gezin Financieren Wettelijke voorwaarden controleren Ondersteunen van opvang en kwaliteit bevorderen Informatie aan ouders
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Vormen van kinderopvang Zelfstandig onthaalouder Onthaalouder aangesloten bij een erkende dienst Erkend kinderdagverblijf Zelfstandig kinderdagverblijf Erkend initiatief voor buitenschoolse opvang …
6
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Nr.
Specifieke pedagogisch-didactische richtlijnen maatschappelijke situering van kinderopvang
1.
Internetopdrachten.
2.
Gebruik website van Kind & Gezin, informatie voor ouders. De rol van K & G bespreken via een bezoek aan K & G en/of dienst onthaalgezinnen.
3.
Diverse websites en folders, ook van Kind & Gezin en VBJK. Regionale kaart met vormen van kinderopvang opstellen.
7
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
8
Vak
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen Competenties m.b.t. het uitvoeren van de dagelijkse zorg V de betekenis van lichamelijke ontwikkeling als ononderbroken proces in eigen woorden vlot verklaren. de verschillende fases in de lichamelijke ontwikkeling opnoemen. de belangrijkste aspecten met hun specifieke aandachtspunten tijdens de ontwikkeling in eigen woorden verklaren. rekening houden met de lichamelijke ontwikkeling van de kinderen.
LEERINHOUDEN
1 1.1
Lichamelijke ontwikkeling Principes van de lichamelijke ontwikkeling: • als ononderbroken proces; • als opvolging van fases.
1.2
De belangrijkste aspecten van de opeenvolgende ontwikkelingen van kinderen tussen 0-12 jaar.
2 2.1
Dagelijkse handelingen Gewoontehandelingen en ADL • Handen wassen • Gezicht wassen • Haarverzorging • Nagelverzorging • Tandverzorging • Aankleden • Toiletbezoek
V
illustreren dat ze de dagelijkse hygiënische verzorging vlot zelfstandig kunnen uitvoeren en hierbij het systematisch verzorgend handelen toepassen. aan de hand van een casus een systematisch verzorgend handelingsplan uitwerken.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Vak
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
V 3 3.1
Specifieke zorg voor de gezondheid Luiers en zindelijkheid • Urine • Ontlasting • Verluieren • Luieruitslag • Zindelijkheidstraining • Nemen van urinestaal
notie hebben van de begripsomschrijving prematuur, dysmatuur en serotien kind (U).
3.2
Kenmerken van prematuur, dysmatuur en serotien kind (U)
zelfstandig een babybad geven. de detailverzorging vlot en zelfstandig toepassen.
3.3
Babybad en detailverzorging (navel, oren, neus, ogen, mond…)
3.4
Tanddoorbraak
3.5
Rust en slaap Nuttige tips bij het rusten en slapengaan • Huilen • SIS • Moeilijk inslapen • Angst • Wiegendood voorkomen
de specifieke hygiënische zorg zelfstandig uitvoeren. de keuze van diverse soorten luiers verantwoorden en ze correct gebruiken. kennis hebben over en actief meewerken aan de zindelijkheidstraining. navelverzorging toepassen.
ongemakken van tanddoorbraak herkennen en doeltreffende maatregelen treffen.
ongedwongen rustmomenten organiseren in functie van de behoeften van de kinderen. technieken illustreren die worden toegepast om kinderen te troosten. de gevaren en risico’s van schudden van een baby verwoorden. de aandachtspunten bij het toezicht houden over rustende en slapende kinderen weergeven. omgaan met mogelijke angsten van kinderen bij het slapengaan. inzicht ontwikkelen in middelen om wiegendood te voorkomen en deze toepassen. verklaren waarom tijdens de eerste dagen in de kinderopvang wiegendood meer voorkomt.
9
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Vak
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN 3.6
Infecties voorkomen door hygiëne • Algemeen • Persoonlijk • Maatregelen bij bloed, diaree, braaksel en ziekte
3.8
Vaccinatie • Belang • Schema
4 4.1
Voeding Borstvoeding • De borst geven in de kinderopvang • Afgekolfde melk bewaren en toedienen
4.2
Flesvoeding • Soorten • Hoeveelheden en aantal
4.3
HACCP • Een propere keuken en inrichting • Persoonlijke hygiëne • Hygiënische omgang met voedsel Aankoop Bereiden Bewaren
de oorzaken van infecties en de verspreiding ervan in eigen woorden uitleggen. het belang van preventief optreden aantonen. de te nemen hygiënische maatregelen om infecties te voorkomen opsommen en toepassen. het belang van vaccins en rappels verwoorden. het vaccinatieschema toelichten. de verantwoordelijkheid van ouders, samen met het consultatiebureau van K & G of de eigen kinderarts bij vaccinatie illustreren. V
moeders begeleiden bij het geven van borstvoeding in de kinderopvang. problemen bij borstvoeding herkennen en gepaste suggesties geven.
de verschillende soorten flesvoedingen zelfstandig bereiden. flesvoeding vlot toedienen. voor een groep baby’s op weekbasis een voedingsschema ontwikkelen.
de HACCP regels toepassen bij het aankopen, bewaren, bereiden en toedienen van voedsel. in staat zijn materieel steriel aan te bieden. hun verantwoordelijkheid opnemen conform de bestaande regelgeving van Kind en Gezin en Voedselveiligheid.
10
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Vak
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN -
4.4 de overgang naar een nieuwe voeding begeleiden in overleg met de ouders. 4.5 gezonde voeding bereiden, de eetsituatie begeleiden en afstemmen op het ritme van het kind. 4.6 een gevarieerd tweeweken menu opstellen voor diverse doelgroepen. zelfstandig een gezonde voeding op basis van de actieve 4.7 voedingsdriehoek voor een kind samenstellen. vlot samenwerken met de firma die warme maaltijden bedeelt.
Toedienen
De eerste hapjes Een gezonde voeding vanaf de peuterleeftijd Schema voeding
Warme maaltijden
4.8
Gezonde tussendoortjes
4.9
Voedingsadviezen
4.10
Specifieke voeding bij… • Aandoeningen van de luchtwegen • Aandoeningen van de huid • Allergie voor voedingsmiddelen, voedingsstoffen glutenvrije voeding
4.11
Eetproblemen: de slechte eter
het verschil tussen gezonde en ongezonde tussendoortjes aangeven.
een voedingsadvies voor alle leeftijden vlot interpreteren en toepassen. materiaal kiezen in functie van de leeftijd en eventuele specifieke problemen. zelfstandig een zorgplan opstellen in functie van het probleem. de keuze van specifieke voedingsmiddelen motiveren. de voeding als stimulans voor het eetprobleem aanpassen. specifieke voeding toedienen. eetproblemen herkennen en er gepast mee omgaan.
11
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Vak V
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen gezonde houdingen en bewegingen vanzelfsprekend uitvoeren.
5
Ergonomische houdingen • Toegepast op de kinderbegeleid(st)er • Toegepast op het kind
specifieke aandacht hebben voor goede slaap- en zithoudingen.
5.1
Slaaphouding
5.2
Zithouding
diverse eetsituaties vlot begeleiden.
5.3
Eethouding
het aanwezige meubilair in de kinderopvang ergonomisch gebruiken.
5.4
Aangepast meubilair
12
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Nr.
Specifieke pedagogisch-didactische richtlijnen uitvoeren van de dagelijkse zorg
1
Lichamelijke ontwikkeling: van pasgeborene naar zuigeling, naar peuter, kleuter en schoolkind. Specifieke kenmerken, reflexen, onderzoeken… Referentie naar het boek: de ontwikkeling van kinderen (P. Tassony) Zorg voor voeding, beweging, rust. Benadrukken en inoefenen volgens vastgelegde normen en met de nodige aanpassingen in functie van de situatie. Systematisch verzorgend handelen: de verzorgende taken toepassen via een systeem dat loopt over observatie, verzamelen en ordenen van gegevens, probleembepaling, doelstelling, actie en evaluatie. Het belang van het knuffelen, troosten en vastnemen van een baby niet uit het oog verliezen. Gebruik DVD van K&G: open je ogen voor een veilige slaapomgeving. Gebruik van infectieziektenklapper en brochures van K&G. Steeds oog hebben voor een continue observatie en totaalzorg. Problemen en knelpunten vanuit ervaringen van de stage bespreken en samen naar oplossingen zoeken. Diverse voedingen bereiden en toedienen. Folder i.v.m. voedselveiligheid van K & G raadplegen. De leerlingen moeten een gezond voeding kunnen bereiden voor de kinderen. Diverse concrete voorbeelden van de stage gebruiken en bespreken. Aandacht voor werkplekleren!
2
3 4
5
13
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN Vak De leerlingen kunnen Competenties m.b.t. het zorgen voor de dagelijkse omgang en opvang O rekening houden met de individuele behoeften van ieder kind.
1 1.1
Het opgroeiende kind Elk kind is uniek
a.d.h.v. een voorbeeld het verschil aantonen tussen welbevinden en 1.2 betrokkenheid.
Welbevinden en betrokkenheid
per basisbehoefte een voorbeeld formuleren.
Basisbehoeften
1.3
aandacht hebben voor het ontwikkelen van een positief zelfbeeld en 1.4 zelfvertrouwen bij het kind. O correct Nederlands spreken met de kinderen. zowel verbaal als non-verbaal communiceren met de kinderen. aantonen dat ze respect opbrengen voor de eigenheid en de cultuur van ieder kind. psychische veiligheid, zekerheid, geborgenheid, openheid en structuur creëren voor het individu. het belang van geborgenheid voor de emotionele ontwikkeling verklaren. aangeven hoe kinderopvang en hun begeleiders kunnen inspelen op de behoefte aan geborgenheid. consequente leefregels en afspraken bepalen in onderling overleg met de kinderen, ouders en andere collega’s. het belang van duidelijke structuren in de kinderopvang verklaren en illustreren a.d.h.v. voorbeelden. weergeven welk gedrag men als overtredend gedrag ziet i.f.v. de bestaande regels, de eigen achtergrond, opvoeding en eigen zelfbeeld.
Zelfbeeld en zelfvertrouwen
2 2.1
Kinderen in de kinderopvang Respect voor de eigenheid en de cultuur van elk kind
2.2
Geborgenheid
2.3
Structuur bieden •
Consequente leefregels Gebruik van materiaal Veiligheid Hygiëne Gedrag
14
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Vak
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
de noodzaak van eensgezindheid over afspraken en leefregels tussen collega’s aantonen a.d.h.v. concrete voorbeelden.
•
Eensgezindheid tussen collega’s
het belang van de eigen voorbeeldfunctie illustreren a.d.h.v. een voorbeeld.
•
Eigen voorbeeldfunctie
•
de wijze van het bieden van structuur afstemmen op het ontwikkelingsniveau van de kinderen.
een aantal redenen opsommen waarom de leefregels en afspraken soms genegeerd worden door kinderen.
activiteiten ontwikkelen en materialen kiezen die de cognitieve , sociaal-emotionele en psychomotorische ontwikkeling stimuleren.
a.d.h.v. concrete voorbeelden aantonen hoe en op welke momenten de zelfstandigheid van kinderen kan worden gestimuleerd.
2.4
2.5
Volgens het ontwikkelingsniveau van de kinderen Bij peuters en kleuters Bij schoolkinderen • Waarom loopt het soms mis? Factoren eigen aan de organisatie (Is alles voorzien?) Gevolg van onduidelijke of te veel afspraken: Onwetendheid van het kind (spel- en opvoedingsvoorlichting) Ondernemingslust van het kind Behoefte aan aandacht Te hoge verwachtingen Stimuleren • Belangstelling wekken • Betekenis geven • Aanmoedigen • Plannen en organiseren • Verbanden leggen Zelfstandigheid bevorderen • Tijdens maaltijd • Tijdens spel • Tijdens verzorging • …
15
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Vak
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen verschillende mogelijkheden opsommen om kinderen actief te betrekken bij de dagelijkse opvang. reflecteren over het eigen emancipatorisch handelen in de omgang en begeleiding van kinderen op stage.
O aantonen dat de relaties tussen de groepsleden verschillen afhankelijk van de leeftijd van de kinderen.
een gepaste groepssfeer creëren. aantonen dat een groepssfeer kan verschillen naargelang samenstelling en grootte.
a.d.h.v. stagesituaties de verschillende rollen en posities van kinderen in groep omschrijven. aantonen dat het samenleven in groep van belang is voor o.m. de ontwikkeling van o.a. de eigen identiteit, sociale vaardigheden, vriendschappen en een veiligheidsgevoel. zicht hebben op het gehele groepsgebeuren o.m. met betrekking tot pestgedrag, samenspelen en het groepsklimaat.
LEERINHOUDEN 2.6
Kinderparticipatie
3
Samen opgroeien
3.1
Aantal kinderen • Hun leeftijd en geslacht • Persoonlijkheid en karakter • Levenservaringen • Gezinssamenstelling • Plaats van het kind in het gezin
3.2
Met verschillende kinderen werken • Groepskenmerken Samenstelling Grootte
3.3
Sociaal leren • Veiligheidsgevoel • Vriendschappen • Sociale vaardigheden • Rollen en posities in een groep Jongere versus oudere kinderen Leiders versus volgzame kinderen Begeleiders versus kinderen • Ontwikkelen van identiteit • Pesten • …
aantonen dat de begeleid(st)er een zeer belangrijke invloed heeft op 3.4 de opvoeding van de kinderen.
De opvoedende taak van de begeleid(st)er van de groep • •
Bevorderen van positieve relaties Stimuleren van gezamenlijke activiteiten
16
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Vak O
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen extra aandacht besteden aan het onthaal van nieuwe kinderen en het belang ervan verwoorden.
17
LEERINHOUDEN 4 4.1
Begeleiden van een nieuw kind Hechting en scheiding • Hechtingstheorie • De scheiding van de hechtingspersoon (+ effecten op het kind) • Kind ondersteunen bij deze hechting en scheiding
de voordelen en de fases in het wenproces voor alle partijen opsommen.
4.2
Het wenproces als een tweerichtingsverkeer • Voor het kind • Voor de ouders • Voor de begeleid(st)er • Voor de andere kinderen
aangeven hoe en wanneer wederzijdse beïnvloeding van toepassing kan zijn. aantonen hoe psychische veiligheid, zekerheid, geborgenheid, openheid en structuur gecreërd kan worden voor het individu.
5 5.1
Omgaan met gevoelens Wederzijdse beïnvloeding • Begeleiding t.o.v. kind • Kind t.o.v. begeleiding • Tussen kinderen
aantonen hoe een hechtingsproces tussen kind en begeleiding kan gestimuleerd worden. omgaan met de moeilijkheden die bij het (tijdelijke) scheiden van de hechtingspersoon (kunnen) voorkomen.
O
5.2 de begrippen sensitief en responsief vermogen toepassen. illustreren dat je eigen houding/optreden tegenover een kind bepaalde gevoelens bij het kind kan doen ontstaan. illustreren a.d.h.v. voorbeelden dat de houding/gedrag van een kind bepaalde gevoelens bij de begeleid(st)er oproept. situaties bespreken waarbij wederzijdse invloed van gevoelens wordt aangetoond. a.d.h.v. een gedragsanalyse mogelijke gevoelens van het kind benoemen. verwoorden hoe je als begeleid(st)er begrip en erkenning kan tonen 5.3 t.o.v. een waargenomen gevoel bij het kind.
Reacties van de begeleiding op de gevoelens van het kind • Sensitief en responsief vermogen • Helpen bij het verwoorden van gevoelens • Duidelijkheid en echtheid in de reacties op de gevoelens van het kind
Beperkingen en knelpunten bij het accepteren van de gevoelens van het kind • Rol van eigen beleving en waarden in de reactie op
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Vak
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
in concreet gegeven situaties verwoorden hoe je het kind zou helpen bij het uiten van zijn gevoelens. achtergronden zoeken die een licht kunnen werpen op het agressieve gedrag van kinderen. zowel preventief als corrigerend optreden bij agressief gedrag. begeleidingsnoden opmerken bij verlegen kinderen. kenmerken aangeven van sociaal angstige kinderen.
• • •
de specifiteit van de achterliggende cultuur van het kind herkennen om bepaalde uitingen van gevoelens te begrijpen en er passend op te reageren. voor de verschillende gevoelens concrete voorbeelden geven van gedrag die verwijzen naar een bepaald ontwikkelingsniveau (U).
O
gevoelens Invloed van eigen gevoelens en fysieke toestand in de omgang met het kind Ontoelaatbare uitingen en gevoelens van het kind o.m. bepaalde uitingen van agressie Invloed van de eigenheid van het kind op het al dan niet accepteren van de gevoelsuiting o.m. meisje/jongen, sympathie/antipathie, leeftijd… Het onbekend zijn met de specificiteit van cultureel bepaalde uitingen van gevoelens (o.m. in de begeleiding van allochtone kinderen)
5.4
Ontwikkelingsgebonden gevoelens en gedragingen (U) • Trotsfase • Angst • Seksualiteit • Agressie • Jaloezie • …
6
Observeren en rapporteren van de kwaliteit: ZIKO
Zelfevaluatie-Instrument voor welbevinden en betrokkenheid van kinderen in de kinderopvang de werking in de kinderopvang observeren en rapporteren in het kader van kwaliteitszorg. reflecteren over het effect van de begeleiding op het gedrag van de kinderen. nagaan hoe kinderen zich voelen. illustreren dat ZIKO een evaluatieinstrument is om het welbevinden
18
6.1
De aanpak in de opvang
6.2
Het effect op de kinderen
6.3
Het proces in het kind • Meten van welbevinden en betrokkenheid Meten
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Vak
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN -
en de betrokkenheid van de kinderen te meten. illustreren dat met ZIKO de kwaliteit van de opvang kan gemeten worden zodat er doelgericht kan bijgestuurd worden. 6.4 op een natuurlijke manier de taalontwikkeling stimuleren. zelf steeds correct Nederlands spreken. op een professionele manier omgaan met kinderen met probleemgedrag. op een respectvolle manier omgaan met straffen en belonen. het belang aantonen van het nemen van de juiste acties (bijv. bespreken in team, contacteren van vertrouwenscentrum kindermishandeling) bij een vermoeden van kindermishandeling.
kinderen opvangen van ouders die de zorg niet langer zelf aankunnen. ouders die de zorg van hun kind niet meer aankunnen doorverwijzen naar specifieke instanties.
6.5
de plaats in de maatschappij, het opnamebeleid, de doelstellingen en de (mogelijke) dagindeling (en) van de kinderopvang toelichten.
6.6
19
Verwerken van de observatiegegevens Doelgericht bijsturen
De omgang van de begeleid(st)er met het kind • Taalontwikkeling stimuleren • Omgaan met een kind dat vaak huilt • Omgaan met een koppige peuter • Op een respectvolle manier straffen en belonen • Probleemgedrag veranderen • Omgaan met seksualiteit in de kinderopvang • Bij vermoeden van mishandeling • Opvang op vroege of late uren, ’s nachts of in het weekend • Opvang van kinderen met een extra zorgbehoefte Omgang met ouders die de zorg van hun kind niet meer aankunnen
De organisatie en de werking in de verschillende voorzieningen • Situering in de welzijnszorg • Organigram (o.m. inrichtende macht, functies en taken van personeelsleden) • Opnamebeleid (wie kan er terecht, limiet op het aantal kinderen) • Pedagogische doelstellingen • Dagindeling in de verschillende groepen
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Vak
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
mogelijk veranderend gedrag van kinderen herkennen en koppelen aan de specifieke leefsituatie. het belang aantonen van het empatisch omgaan met kinderen uit specifieke leefsituaties. concrete voorbeelden geven van een empathische omgang bij elk van de verschillende specifieke leefsituaties. (mogelijke) verontrustwekkende signalen tijdig opvangen, correct reageren en indien nodig gericht doorverwijzen naar externe organisaties.
7
Specifieke leefsituaties
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
Verslaving Kansarmoede Omgaan met verlies Gebrek aan steun van de rest van de familie of het gezin Eisen die aan ouders worden gesteld door omgeving en werk …
7.6
20
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
21
Nr.
Specifieke pedagogisch-didactische richtlijnen zorgen voor de dagelijkse omgang en opvang
1
Met voorbeelden van de stage de momenten aangeven waar de zelfstandigheid van de kinderen kan worden gestimuleerd en waar de aard van de begeleiding emancipatorisch is.
2
Voorbeelden, cases van de stageplaatsen gebruiken als uitgangspunt. I.v.m. structuur bieden: de verschillende drijfveren achter de afspraken worden hier ook behandeld zoals respect voor materiaal (bijv. geen zand in poppenhoek), aandacht voor veiligheid (bijv. niet rechtstaan op de glijbaan), aandacht voor hygiëne (bijv. handen wassen na wc-gebruik, tanden poetsen), aandacht voor pedagogische en sociale afspraken (bijv. beurt afwachten) Aan de hand van een gegeven dagsituatie de verschillende mogelijke afspraken uitwerken en het waarom ervan verantwoorden. Publicatie: Kinderopvang met sociale functie, VBJK… Concrete voorbeelden uit de stage gebruiken.
3 4
5
6
7
I.v.m. het wenproces: in opgegeven casussen elementen herkennen die het belang aantonen voor de vertrouwensrelatie van het vooraf bezoeken van het centrum door de ouders en het kind. Het kind voorbereiden op de opvang, belang van het bijhouden van een groeiboek, het beeld en de verwachtingen van de ouders tegenover de kinderopvang. Zich instellen op de eigenheid van het kind, de ouders, leren omgaan met eigen onzekerheid, aandacht verdelen tussen de groep en het nieuwe kind, vastleggen van de wenprocedure naar het kind in de voorziening, een intakegesprek voorbereiden en inoefenen via een rollenspel. Ervaringsuitwisseling tussen de ouders/andere opvoedingsverantwoordelijken en de begeleiding van de kinderopvang.. Via voorbeelden o.m. stage-ervaringen, mogelijke aanpak van sociaal angstige kinderen aangeven. Ervaringen die werden opgedaan tijdens de stages worden besproken aan de hand van klasgesprekken. Concreet werken: Aanpassen aan o.m. ruimte, andere kinderen, regels, volwassenen… Voorbeelden geven waaruit blijkt dat eigen gevoelens/fysieke toestand de wijze kan beïnvloeden waarop je met een kind omgaat. Met voorbeelden verduidelijken dat je door bepaalde aspecten (o.m. meisje-jongen) beïnvloed kunt worden in het al dan niet accepteren van bepaalde gevoelens van een kind. Rollenspelen waarbij de posities van de kinderen en de begeleiding worden ingenomen (o.m. bij het hanteren van afspraken, omgaan met onaanvaardbaar gedrag…) Publicatie VBJK: kinderopvang met sociale functie: een plaats waar kinderen, ouders, medewerkers en buurt elkaar ontmoeten. Boek over ZIKO: ‘zelfevaluatie-instrument voor welbevinden en betrokkenheid van kinderen in de opvang’. Website van het expertisecentrum ervaringsgericht onderwijs, Kind en Gezin. Info van het centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning. Folders, websites in verband met kindermishandeling. Werken met concrete opdrachten. Gedrag van kinderen aan de hand van casussen kunnen interpreteren. Speciale aandacht voor stage en werkplekleren!
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) Nr.
Specifieke pedagogisch-didactische richtlijnen zorgen voor de dagelijkse omgang en opvang Extra aandacht voor taalstimulering (zie bijlage 2). Forumdiscussie. Kinderopvang en armoede, Jan Maris, Antwerps Platform Generatiearmen, 2007 (tekst) te downloaden via http://www.kindengezin.be/Professioneel/Kinderopvang/vernieuwingkinderopvang/socialekobibliotheek.jsp#tcm:149-53779
22
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN Vak De leerlingen kunnen Competenties m.b.t. bevorderen van de taalontwikkeling O, V, E de voorwaarden waaraan voldaan moet worden om zuigelingen en peuters taalvaardiger te maken in eigen woorden uitleggen. aantonen dat taalverwerving een natuurlijk proces is waar zuigelingen en peuters de hele dag mee bezig zijn. verklaren hoe de begeleid(st)ers kunnen zorgen voor een gevarieerd taalaanbod. de kinderen stimuleren om zich begrijpelijk te verwoorden.
1 1.1 1.2 1.3 1.4
Uitgangspunten Hoog welbevinden Al doende, al spelend Interactie met anderen Beter begrijpen, praten, luisteren
bij activiteiten met kinderen van alle leeftijdsgroepen rekening houden met de taalontwikkeling. vooral voor de allerkleinsten specifieke activiteiten organiseren die de taalontwikkeling bevorderen.
2 2.1 2.2 2.3
Organisatie van de vroege taalontwikkeling Individueel (voor baby’s) en in groep (voor peuters) Via doe-activiteiten Via schootspelletjes, verhalen, liedjes, rijmpjes en prentenboekactiviteiten
passend omgaan met meertalige kinderen, zodat hun Nederlands optimaal ontwikkeld wordt. kinderen met taalachterstand positief beïnvloeden in verband met hun taalgebruik. achtergronden van taalachterstand toelichten.
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Complicaties in de taalontwikkeling Meertalige kinderen Kinderen met een taalachterstand Kinderen uit een taalarm milieu Achtergronden van taalachterstand en taalpathologiën
zelfstandig diverse acties ondernemen om de Nederlandse taalvaardigheid bij alle kinderen te bevorderen.
4
Bevorderen van het Nederlandse taalgebruik
O,V,E
O, V, E
O, V, E
LEERINHOUDEN
23
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) Nr.
24
Specifieke pedagogisch-didactische richtlijnen bevorderen van de taalontwikkeling 1 Aandachtspunten De leraar dient extra aandacht te besteden aan de realisatie van de competenties m.b.t. het bevorderen van de taalontwikkeling. Kinderopvang kan immers een hefboom zijn voor gelijke kansen waar het Nederlands een grote rol in speelt. Meer en meer kinderen beginnen immers in het kleuteronderwijs met een taalachterstand. Toch moeten de leerlingen daarbij ook beseffen dat taalstimulering pas de tweede stap is. Zo moet de kinderopvang er allereerst voor zorgen dat de kinderen zich veilig en geborgen voelen (cf. ZIKO). Daarnaast blijft taalstimulering ook niet beperkt tot Nederlands leren aan anderstalige kinderen. Bij andere peuters is er vaak ook een grote kloof tussen de thuistaal en de schoolse taal. Vooral kansarme ouders spreken vaak uitsluitend dialect of hebben een beperkte woordenschat. De begeleiders moeten alle kansen grijpen om te praten met de kinderen. Kijken naar wat ze doen, luisteren en daar op inspelen… Voor kinderen uit meertalige gezinnen is het belangrijk dat de kinderopvang en de ouders zich consequent houden aan één bepaalde taal. Bijv. Nederlands in de kinderopvang en Italiaans thuis. Op die manier zijn jonge kinderen perfect in staat om zich twee of meer talen eigen te maken. Vooral de eerste vijf jaren zijn hierbij cruciaal.
1
Taal is een belangrijk instrument. Met voorbeelden van de stage de momenten aangeven waar de zelfstandigheid van de kinderen kan worden gestimuleerd en waar de aard van de begeleiding emancipatorisch is. Gebruik van Kiddo, materiaal van K & G, VBJK, Peuterprikkels.
2
Ingaan op dat waar het kind mee bezig is, vanuit een voortdurende belangstelling en observatie, en dat verwoorden. Doe-activiteiten ontwikkelen die de het accent op taal leggen. Voorbeelden in peuterprikkels. Schootspelletjes, verhalen, liedjes, rijmpjes en prentenboekactiviteiten aangepast aan elke ontwikkelingsfase uitvoeren op stage.
3
Op driejarige leeftijd kan een vorm van taalachterstand bestaan, die nadien moeilijk te remediëren is en zorgt voor achterstand op school. Zich bewust zijn van de indicatoren voor ontluikende taalpathologieën en diagnoses stellen van mogelijke taalachterstand door de kinderen goed te observeren en door ontwikkelingskaarten bij te houden. Hoe omgaan met kinderen die een of meerdere andere thuistalen hebben?
4
Constant correct en gevarieerd Nederlands spreken met de kinderen. Taalstimuleringsprogramma’s opzetten of eraan deelnemen. Een attitude ontwikkelen waarin alles wat je doet en alles wat je ziet verwoord wordt naar het kind.
1
Zie bijlagen 1 en 2 voor meer richtlijnen
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
25
LEERPLANDOELSTELLINGEN
Vak
De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
Competenties m.b.t. het opvangen van zieke kinderen 1 en kinderen met een extra zorgbehoefte V 1 1.1
Een ziek kind in de opvang Een ziek kind in de kinderopvang
zich aan de afspraken houden wanneer een kind ziek wordt tijdens de opvang.
1.2
Een kind wordt ziek tijdens de opvang
via observatie de eerste signalen van ziekte herkennen en deze meedelen aan de teamleden en ouders. hygiënische verzorging toedienen volgens de gezondheidstoestand van het kind. in eigen woorden uitleggen waarmee rekening moet gehouden worden bij ziekte van een kind. noodsituaties herkennen en adequaat handelen.
1.3
Medicatie en eerste zorgen bij diverse ziektebeelden
gericht luisteren naar de ouders bij de opvang van een ziek kind. het zieke kind opvangen in een afzonderlijke ruimte.
er rekening mee houden dat ze op eigen initiatief geen medicijnen mogen toedienen. specifieke zorgen toedienen volgens het advies van de ouders. een kindvriendelijke apotheek samenstellen. geschikte medische hulp inroepen indien nodig. de alarmsignalen van bepaalde ziekten herkennen. verplichte melding van bepaalde ziekten opzoeken, dit interpreteren en toepassen indien nodig.
1.4
Een kindvriendelijke apotheek
1.5
Verplichte melding van bepaalde ziekten.
1
De opvang van licht zieke kinderen geldt voor alle begeleid(st)ers. Volledig zelfstandig instaan voor een ernstig ziek kind, zeker in de thuissituatie van het kind, is een specialisme.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) Vak
LEERPLANDOELSTELLINGEN
26
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen
uitleggen wat onder inclusie in de kinderopvang wordt verstaan. a.d.h.v. een casus verwoorden welke ondersteunende vaardigheden nodig zijn om een kind met een extra zorgbehoefte op te vangen in de reguliere opvang. de reflex ontwikkelen om informatie op te zoeken over én raad te vragen aan ouders en hulpverleners i.v.m. de omgang met het kind. bij de begeleiding van kinderen met een extra zorgbehoefte zelfzorg en zelfredzaamheid stimuleren. de vastgestelde toestand/evolutie van het kind rapporteren naar de leiding van de opvang én de ouders. (taal)ontwikkelingsstoornissen herkennen. het (taal)stimuleringsprogramma dat afgesproken is met en aangeleerd door de ouders en/of gespecialiseerde hulpverleners (kinesist, logopedist, arts) uitvoeren en opvolgen.
2 2.1
Het kind met een extra zorgbehoefte Inclusie binnen de kinderopvang • Uitgangsprincipe • Concrete voorbeelden • Taak van de begeleider: observeren, signaleren, rapporteren; uitvoeren van voorgestelde stimuleringsprogramma’s; samenwerken met de ouders.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
27
Nr.
Specifieke pedagogisch-didactische richtlijnen zieke kinderen en kinderen met een extra zorgbehoefte
1
Wijzen op hun verantwoordelijkheid: bij twijfel bij ziekten als polio, pokken, hepatitis, kinkhoest, SARS, menigitis onmiddellijk de ouders/huisdokter verwittigen. Gebruik van de infectieziektenklapper. Gebruik het grote kinderopvangboek van K&G, alsook de DVD kindje ziek, website Kind & Gezin. Aan de hand van een casus adequaat kunnen handelen naar het zieke kind en de omgeving toe.
2
Handleiding inclusieve kinderopvang, VBJK. Publicatie ‘Inclusie van kinderen met specifieke zorgbehoeften’, VBJK. Bezoek zeepreventorium, MPI, revalidatiecentra… Keuze volgens de mogelijkheden. Bekijken van DVD’s en behandelen van artikels uit KIDDO over inclusie in de kinderopvang.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
Vak
De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
Competenties m.b.t. EHBO V EHBO zelfstandig toepassen in diverse situaties. op een functionele manier de situatie inschatten en correct reageren. de hulpdiensten en ouders correct oproepen en de informatie duidelijk verwoorden. rustig blijven in alle omstandigheden. verslag uitbrengen van een ongeval.
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11 1.12 1.13 1.14 1.15
EHBO bij kinderen Kleine verwondingen (schaaf- en snijwondjes, splinters…) Bloedingen en kneuzingen Verstuiking en botbreuken Verdrinking Vergiftiging Verstikking en verslikking Inslikken van vreemde voorwerpen Hersenschudding Shock Epilepsie Stuipen Neusbloeding Brandwonden Levensreddend handelen + CPR bij baby’s en peuters Nuttige telefoonnummers
28
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Nr.
Specifieke pedagogisch-didactische richtlijnen EHBO
1
Informatie uit handboek “Rode Kruis” en DVD kindje ziek. Eventueel een demonstratie door de hulpdiensten. CPR: cardio pulmonaire resuscitatie. Lijst giftige kamer- en tuinplanten te downloaden via website Rode kruis Praktische oefeningen. Cursus levensreddend handelen baby’s, peuters en kleuters. Informatie website K & G.
29
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
Vak
De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
Competenties m.b.t. het ontwikkelen van de creativiteit E de verschillende spelvormen en activiteiten volgens de leeftijd situeren en illustreren met voorbeelden. redenen achterhalen waarom een kind niet speelt. het belang van het geven van spelimpulsen verwoorden.
1 1.1
Spel Iedere leeftijd speelt anders
1.2
Als een kind niet speelt-spelimpulsen
criteria opnoemen waar veilig en pedagogisch-didactisch verantwoord speelgoed en speelomgeving moeten aan voldoen. pedagogisch-didactisch verantwoord speelgoed kiezen in functie van een vooropgesteld doel, van de mogelijkheden en beperkingen van het kind.
1.3
in eigen woorden verklaren aan welke eisen een veilige en pedagogisch verantwoorde speelomgeving moet voldoen.
1.4
Speelomgeving
goede speeltoestellen herkennen en verantwoord aankopen.
1.5
Speeltoestel
voor de diverse soorten spel zelf activiteiten ontwikkelen en uitvoeren. een goede spelhouding toepassen.
1.6
Soorten spel • Spontaan spel Creatief spel Lichamelijk spel Manipulatief spel • Fantasiespel • Sociaal spel • Gestructureerd spel Spelmateriaal en spelvoorzieningen Muzikale expressie: bewegen op muziek, volksdansen, zingen...
samen met het team specifieke muzikale expressievormen voor diverse 1.7 leeftijdsgroepen ontwikkelen en uitvoeren.
Criteria van veilig en verantwoord speelgoed •
Ontwikkelingsniveau
•
Uitzicht
•
Prijs/kwaliteit
•
Gevarieerd aanbod
30
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
31
LEERINHOUDEN
Vak • • • • • •
alle expressievormen op een geïntegreerde manier aanwenden.
snoezelactiviteiten begeleiden.
1.8
Geluiden uit de omgeving: nabootsen en op en creatieve manier verwerken Creatief met klanken Samenstellen en inwerken van een eenvoudig liedrepertoire voor diverse doelgroepen Creatief met geluidsbronnen zoals: lichaamsinstrumenten, vindinstrumenten Muzisch-creatieve activiteiten met muziek als uitgangspunt Ondersteunende activiteiten i.v.m. muziek Documenteren Plannen Bewegen op muziek Volksdansen Zingen Voorbereiden, organiseren Begeleiden Zelfevaluatie
Dramatische expressie • Dansante vormen • Vormen van lichaamsexpressie (bijv. exploratie van lichaam, omgeving en ruimte…) • Creatieve spelvormen (bijv. kennismakingsspelen via beweging en dans, uitbeeldingspelen, begroetingsspelen, spelen in en met water, spelen met geuren, poppenspel, imitatiespel… ) • Vrije expressie al dan niet op muziek • Relaxatietechnieken
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
32
LEERINHOUDEN
Vak zelfstandig kinderen begeleiden bij diverse beeldende expressievormen.
1.9
Beeldende expressie • Beeldende middelen Vormen en dimensie ( 2-, 3- en 4- dimensionaal) Licht en kleur Compositie (spreiding, concentratie, statisch, dynamisch, ritmisch, contrast, evenwicht..) •
Beeldende materialen en technieken Potloden, houtskool, krijt, pastels, verf, papier, karton, klei, textiel, schmink Tekenen, schilderen, scheuren, snijden, ritsen vouwen, collage… Boetseren, assembleren… Digitale beeldvorming… •
een gestructureerde werkmethodiek aanwenden. activiteiten organiseren op een gedifferentieerde wijze, in functie van het individuele kind en de groep, in relatie tot de voor handen zijnde materialen en infrastructuur. de voorbereide activiteiten ombuigen naar de specifiteit van de stageplaats.
1.10
Werkmethodiek i.v.m. expressievormen (OVUR-schema: oriënteren, voorbereiden, uitvoeren, reflecteren): • Totaalactiviteiten expressie met duidelijke verwijzingen naar inhouden, beeld, muziek, beweging en woord uitvoeren • Informatie verwerven • Informatie verwerken • Plannen • Voorbereiden, organiseren, afsluiten van activiteiten • Begeleiden • Zelfevaluatie
1.11
Thema-activiteiten: reis om de wereld, oplossen van fictieve probleempjes, sport- en spelactiviteiten
in functie van bepaalde situaties thema-activiteiten uitwerken en samen met de collega’s uitvoeren.
informatie opzoeken van leeftijdsgebonden activiteiten voor het gestructureerde spel en met kritische zin voor rolpatronen.
Beeldende materies
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
Vak 9
bestaande activiteiten naadloos en functioneel aanpassen voor zieke kinderen.
1.12
Voorbereiden en begeleiden • Spelkeuze: de groep (grootte, leeftijd, individuele verschillen); doel van het spel; de ruimte; de speeltijd; eigen mogelijkheden en die van de voorziening. • Verloop van het spel en de spelbegeleiding: de voorbereiding; de speluitleg; de begeleiding van het spel (organisatie, hoe beurten geven, hoe groepjes maken, hoe werken met groepen); de beëindiging van het spel; evaluatie van het spel; de kring bij het begeleiden van activiteiten: zang, spel... Spelactiviteiten voor een ziek kind.
33
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
34
Nr.
Specifieke pedagogisch-didactische richtlijnen ontwikkelen van de creativiteit
1
Themapakket: spelen is leren. Laat de leerlingen vertrekken vanuit de meest eenvoudige situaties. Leer hen omgaan met toevallig voorhanden zijnde voorwerpen (tafels, stoelen, gebruiksvoorwerpen, eigen lichaam…). Gaandeweg wordt er gewerkt met een meer complex instrumentarium. De leerkracht dient een grote vindingrijkheid aan de dag te leggen betreffende het gebruik van materialen, lesorganisaties… Deze vindingrijkheid wordt ook bij de leerlingen maximaal gestimuleerd. Maak gebruik van een stappenplan als ondersteuning van organisatievormen. De leerlingen zoeken informatie op en bereiden schriftelijk voor. Recuperatie en vindmateriaal bieden veel mogelijkheden, ook in ondersteunende functies (m.n. decorelementen, tentoonstelling, verkleedkoffers, sokkels…). Stimuleer de leerlingen om op eigen initiatief deel te nemen aan het culturele leven. Tracht ook eens multiculturele expressiemiddelen en vormen te gebruiken. Tracht vakoverschrijdend te werken via een project, bijv. een thematische spelactiviteit. De spel- en speelmap van het 1e en 2e leerjaar van de 3e graad voor TV Opvoedkunde als basis gebruiken en uitbreiden. In kleine groepjes en/of individueel speelgoed koppelen aan ingeoefende spelen en dansen. Diverse boeken van VBJK: gepeuter, spiegeltje spiegeltje, ontvlambare vingers. Het grote kinderopvangboek. Het spel van kinderen voor professionals van P. Tassoni.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
35
TAKENCLUSTER 2: CONTACTEN MET DE OUDERS EN HUN OMGEVING Vak
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen
Competenties m.b.t. omgang met ouders O in eigen woorden het verband aanduiden tussen het eigen handelen en het vertrouwen dat ouders in het centrum hebben. in een informatief gesprek peilen naar het beeld en verwachtingen dat de ouders hebben van de kinderopvang. de eigen mogelijke vooroordelen ten opzichte van diverse ouders erkennen en herkennen in het eigen handelen.
1 1.1
Vertrouwensrelatie opbouwen Verkennen van de wederzijdse verwachtingen
1.2.
Respect voor de levensstijl en behoeften van de ouders • Allochtone gezinnen, kwetsbare gezinnen, vaderparticipatie • Inzet van ouders erkennen
1.3
Afspraken met de ouders • O.a. tijdstippen, voeding, medicatie, zindelijkheidstraining, opvoedingsstijl… • Opnamebeleid
de inzet die elke ouder levert erkennen.
het belang aantonen van het respecteren van de gemaakte afspraken met de ouders.
diverse manieren om ouders te bereiken aanwenden.
1.4.
Ouders bereiken
O, V 2. 2.1. het belang aangeven van een goed dagelijks contact met de ouders. tijd vrijmaken om op een aangename en professionele wijze een gesprek te voeren met (contact)personen die het kind komen brengen en halen. de manieren van informatie-overdracht tijden de breng- en haalmomenten toelichten.
Dagelijkse contacten met ouders Breng- en haalmomenten • •
Gelegenheid om informatie over te brengen Aangename contactmomenten scheppen
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) Vak
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen
diverse mogelijkheden voorstellen om aangename contactmomenten mogelijk te maken. zowel mondeling als schriftelijk vlot informatie uitwisselen. 2.2
Het kringgesprek bij het onthaal
het nut verwoorden van een kringgesprek met kinderen. een kringgesprek in goede banen leiden. 2.3 aantonen dat informele ontmoetingen communicatievormen zijn met een onschatbare waarde. 2.4. de verschillende aandachtspunten bij het dagelijks contact met de ouders opsommen en uitleggen.
Informele ontmoetingen Aandachtspunten • Emotionele ondersteuning • Welkomsgevoel bieden • Houding van de begeleid(st)er (aankijkgedrag, geduld...)
O 3 3.1
Gespreksvaardigheden Gespreksstijl in contacten met ouders • Warmte • Echtheid • Aanvaarding • Discretie
3.2
Kennismaking • Zichzelf voorstellen • De opvang voorstellen
zicht hebben op de eigen communicatiestijl en –vaardigheden. een duidelijke basis van communicatie als start nemen. voldoende tijd besteden aan elke ouder en kind. ten volle beschikbaar zijn tijdens de uren van de opvang.
zichzelf en de opvang vlot en assertief kunnen voorstellen. privé en werk gescheiden houden.
in concrete situaties de eigen verantwoordelijkheid verantwoorden in het 3.3 geven van informatie aan de ouders.
Informatie uitwisselen • Informatief gesprek of intake • Beantwoorden van (opvoedings)vragen van de ouders
36
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) Vak
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen luisteren naar zowel de ouders als de kinderen en positief omgaan met feedback.
3.4
Feedback geven en ontvangen
3.5
Afspraken maken
op een professionele wijze omgaan met opvoedingsvragen van ouders. diverse manieren toepassen om aan de ouders aan te geven welke vorderingen het kind maakt.
concrete voorbeelden geven van hoe afspraken tussen de ouders en de opvang gemaakt worden. situaties aanhalen waarin een afzonderlijke afspraak nodig is, alsook het nut ervan verklaren. op een niet-relatieverstorende manier opmerkingen geven aan ouders. rekening houden met negatieve opmerkingen van ouders. klachten positief bekijken en aanwenden om de werking van de opvang te verbeteren. moeilijke gespreksmomenten met ouders opvangen en slecht nieuws aan ouders melden. in concrete situaties de eigen verantwoordelijkheid toelichten i.v.m. het voeren van een slechtnieuwsgesprek.
eigen netwerken opbouwen en het belang ervan motiveren.
3.6 3.7 3.8
Weigeren / assertief opstellen
Slecht nieuws melden
Zorg voor eigen netwerken
37
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) Vak
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen
op een integere wijze communicatie voeren met de ouders tijdens een echtscheiding. op een passende wijze omgaan met de ouders/partners van nieuw samengestelde gezinnen.
4 4.1 4.2
Echtscheidingen en nieuw samengestelde gezinnen Uitgangsprincipes Hoe toepassen?
op een objectieve manier informatie inwinnen. zich houden aan het beroepsgeheim. correct omgaan met het doorgeven van medische gegevens aan andere ouders.
5 5.1 5.2 5.3
Deontologie Informatie over het gezin Deskundig advies inwinnen Medische informatie doorgeven aan andere ouders
ervoor zorgen dat iedere ouder die informatie krijgt waarop hij recht heeft. begrijpen dat ze de plicht hebben om iedereen te helpen.
5.4 5.5
Recht op informatie Plicht om te helpen
38
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
39
Nr.
Specifieke pedagogisch-didactische richtlijnen dagelijkse omgang met ouders
1
Mondeling en schriftelijk communiceren. Voorbeelden. Het grote kinderopvangboek van K&G. Vormingspakket “Opvoeden in wisselwerking”, te ontlenen bij de bibliotheek van K&G. Brochure: ouderparticipatie, ook voor vaders, via website VBJK. DVD Childcare stories, VBJK. Toolkit: Documentatie over gezinnen, VBJK.
2
Werken met voorbeelden en situaties van de stageplaatsen. Ingaan op de ervaringen van de leerlingen. Ervaringen die werden opgedaan tijdens de stages worden besproken aan de hand van klasgesprekken (o.m. (geobserveerde) contacten met de ouders tijdens breng- en haalmomenten…).
3
Voorbeelden van een leefboek. Informatie opzoeken via ICT. Gespreksvaardigheden worden ingeoefend aan de hand van rollenspelen waarbij de posities van de ouders en de begeleiding worden ingenomen (o.m. informeren, omgaan met kritiek, afspraken maken, weigeren, slecht nieuws melden).
4
Werken met voorbeelden. Gebruik maken van tijdschriften, kranten…
5
Leerlingen stellen een kennismakingsbundel op en passen deze toe via een rollenspel. Empatisch maar neutraal blijven. Wetgeving toepassen. Werken met cases o.a. in verband met de plicht om te helpen.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN Vak
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen
Competenties m.b.t. stimulering van ouderparticipatie O 1 het nut van ouderparticipatie in eigen woorden toelichten. 1.1 ideeën aanreiken om ouderparticipatie te bevorderen. contacten met ouders voorbereiden en er ook actief aan participeren. technieken aanwenden om zowel de vader als de moeder bij de opvang van het kind te betrekken. het belang aantonen van een ouderparticipatie die is gebaseerd op wederzijds vertrouwen, respect en openheid. allochtone (anderstalige) ouders integreren.
Ouderparticipatie Betekenis van ouderparticipatie • Ouders als actieve partners • Betrekken van beide ouders • Dialoog tussen ouders en opvang • Wederzijds vertrouwen, respect en openheid
verantwoorden waarom ouderparticipatie in het belang is van de kinderen, de ouders en de begeleiders.
1.2.
Belang van ouderparticipatie • Voor het kind • Voor de ouders • Voor de begeleid(st)ers
de verschillende niveaus van ouderparticipatie met concrete voorbeelden illustreren. ouders met elkaar en met medewerkers in contact brengen. ouders op de hoogte houden van de werking. ouders inzicht geven in de pedagogische onderwerpen.
1.3.
Niveaus van ouderparticipatie • Meeleven • Meedoen • Meedenken • Meebeslissen
het leefboek vlot aanvullen en het geheel correct interpreteren naar het kind toe. het leefboek op diverse manieren stofferen met nuttige zaken voor de ouders en het kind: teksten, foto’s…
1.4.
Voorbeelden van ouderparticipatie • Het leefboek (doel, inhoud, taal vorm) • ...
40
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN Vak
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen
O 2 2.1
Respect voor diversiteit Eigen waarden en normen m.b.t. opvoeding
2.2.
Eigen (voor)oordelen
2.3
Diversiteit binnen de kinderopvang • Kinderen • Ouders • Collega’s
de meerwaarde van diversiteit 2 binnen de kinderopvang a.d.h.v. voorbeelden motiveren.
2.5
Meerwaarde van diversiteit binnen de opvang
projecten voorstellen en uitwerken die een open houding (m.b.t. diversiteit) stimuleren.
2.4
Projecten rond diversiteit
3 3.1 3.2
Buurtbeleid Rol van de opvang binnen het buurtleven Concrete voorbeelden
4 4.1 4.2
Tevredenheid Gesprek aangaan over tevredenheid Tevredenheidonderzoek
4.3
Resultaten bekend maken
de eigen opvoedingsprincipes vlot verwoorden. inzien hoe de eigen opvoedingsprincipes cultuurbepaald zijn. de eigen mogelijke vooroordelen ten opzichte van ouders erkennen en herkennen in het eigen handelen. het voordeel van een gemengd 1 team binnen de kinderopvang toelichten. het begrip ‘diversiteit’ in eigen woorden uitleggen.
O, V de opvang binnen het buurtnetwerk illustreren aan de hand van concrete voorbeelden. O, V de ouder als eerste opvoeder van het kind ten volle respecteren. een eenvoudig evaluatiegesprek met ouders voeren. meewerken aan een tevredenheidonderzoek. inzien waarom het bekendmaken van de resultaten voor alle ouders waardevol is.
1
Vrouwelijke én mannelijke begeleiding in de kinderopvang.
2
Diversiteit gaat altijd over verschillen tussen mensen en deze verschillen kunnen betrekking hebben op etnische achtergrond, religie, sociaal milieu, ziekte en gezondheid, armoede en rijkdom, kansrijk en kansarm…
41
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Nr.
Specifieke pedagogisch-didactische richtlijnen stimulering van ouderparticipatie
1
Opdrachten laten uitwerken, groepswerk, brainstormen.
2
Artikels uit tijdschriften en kranten zoeken, ontleden en interpreteren. Didactisch materiaal VBJK. http://www.vbjk.be/files/hdlgemengdteam_0.pdf http://www.vbjk.be/files/jp_mannen%20voor%20kinderopvang.pdf Gebruik maken van cases. Gebruik DVD Wiegelied voor Hamza, kinderopvang als ontmoetingsplaats. Gebruik werkmappen van VBJK: kinderopvang in groep, kinderopvang thuis.
3
Ervaringsuitwisseling. Instrumenten als Ziko mee gebruiken.
4
Reflectieopdrachten. Boudry C., Vandenbroeck M., VBJK, Universiteit Gent, Spiegeltje, spiegeltje… Een werkboek voor de kinderopvang over identiteit en respect, Uitgeverij SWP, Amsterdam, 2001.
42
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
TAKENCLUSTER 3: SAMENWERKING MET COLLEGA’S, VERANTWOORDELIJKEN EN EXTERNEN
Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen Competenties m.b.t. het voeren van interne communicatie O 1 1.1
Samenwerken Eisen van een goede samenwerking
1.2
Professioneel overleg
1.3
Omgaan met conflicten
dagelijks schriftelijke en mondelinge informatie uitwisselen binnen het team. de eigen rol en verantwoordelijkheid binnen het team illustreren. op een professionele wijze samenwerken met de andere teamleden.
onderscheiden op welke momenten overleg of een informeel gesprek kan en wanneer niet. vaardigheden ontwikkelen om met conflicten om te gaan.
O, V overleggen over en zich stellen achter een pedagogische visie en kwalitatieve doelstellingen voor de opvangvoorziening. deelnemen aan teamvergaderingen en actief participeren aan alle mogelijke activiteiten die de verantwoordelijken van de verschillende voorzieningen plannen. individuele kinderen, doelstellingen en knelpunten bespreken. de organisatie van en behoeften aan activiteiten, projecten, vormingsinitiatieven, opendeurdagen… omschrijven.
2 2.1
Teamvergaderingen Doel • Uitwisselen van informatie • Maken van afspraken • Signaleren van problemen • Bespreken van individuele aanpak • Bespreken van eigen knelpunten
43
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
44
Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen observatieopdrachten uitvoeren in navolging van de afspraken die gemaakt werden in de teamvergadering.
2.2
relevante gegevens aanbrengen als agendapunt voor een teamvergadering.
2.3 2.4
beschikken over de vereiste vergadervaardigheden.
Opvolging (o.m. evaluatie van de realisering van gemaakte afspraken) Eigen inbreng Vergadervaardigheden • Leiden • Actief deelnemen • Verslag geven • Evalueren en bijsturen in functie van verslag
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
45
Nr.
Specifieke pedagogisch-didactische richtlijnen interne communicatie
1
Een professionele houding: weten op welke momenten overleg kan. Tijdens de opvanguren is de begeleider met de kinderen of de ouders bezig, soms alleen, soms samen met andere begeleiders. Tijdens de pauze of de teamvergaderingen is er tijd voor overleg en informeel gesprek met de collega’s. Voorbeelden uit de stage uitwerken. GIP is een uitgelezen instrument om de samenwerking te stimuleren.
2
Inoefenen op de stage door deel te nemen aan de teamvergaderingen. Rollenspelen in de klas.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen Competenties m.b.t. het voeren van externe communicatie O, V
O, V
dagelijkse contacten verzorgen met het netwerk van de opvangvoorziening. de mogelijke partners opzoeken en op correcte wijze contacteren. voorbeelden aanhalen van situaties waarin er met externen kan samengewerkt worden.
1 1.1
Samenwerken met externen Mogelijke partners
1.2
Samenwerkingsverbanden
de diensten binnen de welzijnssector opzoeken en interpreteren wat hun rol is. met de verschillende diensten uit de welzijnssector overleg plegen.
2
Lokaal overleg
46
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Nr.
Specifieke pedagogisch-didactische richtlijnen externe communicatie
1
Internet gebruik: sociale kaart. Communicatievaardigheden ontwikkelen.
2
Mondelinge contacten, schriftelijk (opzoeken) en ICT-geletterdheid: internet. Publicatie: kinderopvang met sociale functie, VBJK. Website Kind & Gezin.
47
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
TAKENCLUSTER 5: VORMING, OPLEIDING, EIGEN FUNCTIONEREN EN KWALITEITSZORG
LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr.
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen
Competenties m.b.t. de bereidheid tot het volgen van navorming en de zelfreflectie O, V voorbeelden van soorten navormingen opsommen. voorbeelden van organisaties die specifieke navorming geven opzoeken en opnoemen. aantonen hoe zij op de hoogte blijven van recente ontwikkelingen in de kinderopvang.
1 1.1 1.2
Navorming Wat?
1.3
Hoe?
1.4
Wanneer?
1.5
Waarom?
1.6
Verspreiding binnen het team
1.7
Toepassing op de eigen werkplek
2 2.1
Zelfreflectie Functioneringsgesprek
Waar?
uit eigen beweging opleidingen en vormingsdagen bijwonen. met eigen woorden het nut van navorming verklaren. de ervaringen van een navorming toelichten voor de collega’s tijdens een teamvergadering. de genoten vorming integreren in de dagelijkse werksituatie. O
in eigen woorden toelichten wat een functioneringsgesprek is. een functioneringsgesprek voeren met een verantwoordelijke/leidinggevende. het belang van permanente zelfreflectie verwoorden. via een geboden structuur zichzelf voorbereiden op een functioneringsgesprek. aan de hand van een voorbeeld de verschillende stappen bij functioneringsgesprekken opnoemen.
•
Wat?
•
Met wie?
•
Waarom?
•
Wanneer?
•
Hoe?
48
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr.
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen op een niet bedreigende manier feedback geven. op een positieve manier omgaan met het ontvangen van feedback.
2.2
Omgaan met positieve en negatieve feedback •
Geven
•
Ontvangen
49
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Nr.
Specifieke pedagogisch-didactische richtlijnen volgen van navorming en zelfreflectie
1
Opzoeken van diverse navormingen. Sommige navormingen volgen en zelf verwerken.
2
Sleutelvaardigheden uit het beroepsprofiel. Reflectieopdrachten. Inoefenen: functioneringsgesprek voorbereiden en voeren.
50
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Vak
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen
Competenties m.b.t. het streven naar een kwaliteitsvolle aanpak O, V 1 1.1 1.2
Kwaliteit Wat is kwaliteit? Wat is kwaliteitszorg?
1.3
Voordelen van kwaliteitszorg voor: • de begeleid(st)er; • de kinderen; • de ouders; • de medewerkers.
zich aan de hand van concrete voorbeelden een duidelijk beeld schetsen van kwaliteitsvolle kinderopvang.
2 2.1
Eisen van een kwaliteitsvolle kinderopvang Emotionele, fysieke, intellectuele, creatieve, sociale en morele mogelijkheden stimuleren
het belang aangeven van het waarborgen van welbevinden en betrokkenheid binnen de kinderopvang.
2.2
Welbevinden en betrokkenheid waarborge
zorgen voor een veilige ‘opvangomgeving’ in de ruime betekenis.
2.3
Psychische en fysieke veiligheid waarborgen
zorgen dat alle aspecten van verzorging, voeding en rust bij de kinderen in orde zijn.
2.4
Gezondheid waarborgen
2.5
Rekening houden met de meningen en gevoelens, volgens de mogelijkheden Overleggen over de doelen met de ouders
in eigen woorden verklaren wat kwaliteit is. in eigen woorden verklaren wat kwaliteitszorg is.
de voordelen van kwaliteitszorg voor alle betrokken partijen in eigen woorden uitleggen. kwaliteitszorg terugkoppelen naar het kwaliteitssysteem op de stageplaats. O, V
rekening houden met sociale inclusie en het recht van kinderen om actief betrokken te worden. rekening houden met de ouders of partners om informatie over het kind te delen.
2.6
51
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) Nr. 1
2
Specifieke pedagogisch-didactische richtlijnen kwaliteitsvolle aanpak Gebruik van ICT. Film “kwaliteit in beeld”. Gebruik website en handboeken K & G. http://www.kindengezin.be/KG/Professioneel/Kinderopvang/vernieuwingkinderopvang/default.jsp#tcm:149-54921
52
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
TAKENCLUSTER 6: ADMINISTRATIE
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Decr. nr. De leerlingen kunnen Competenties m.b.t. het opvolgen van de specifieke procedures O, V aanwezigheden volgens een specifieke procedure vaardig registreren. eenvoudige administratieve taken correct uitvoeren. de toepassing van enkele procedures opzoeken in de voorziening waar men stage loopt. specifieke procedures voor wennen en koorts nagaan en schriftelijk verwoorden. het nut van een aandachtsmap opzoeken en verklaren.
1 1.1
Mogelijke procedures Aanwezigheden schriftelijk registreren • Naar de dienst toe • Naar ouders toe Wennen Koorts Aandachtsmap
1.2 1.3 1.4
V, O beknopt het nut van een heen/weer schrift verklaren.
2 2.1
Het heen- en weerschriftje Doel
het heen/weerschrift invullen met relevante informatie voor de ouders.
2.2
Inhoud
correct Nederlands schrijven in het schriftje.
2.3
Taal
zowel een eigengemaakt als een aangekocht heen/weer schrift gebruiken.
2.4
Vorm
53
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Nr.
Specifieke pedagogisch-didactische richtlijnen specifieke procedures
1
Op de stageplaatsen aanwezigheden volgens een aanwezig systeem vaardig registeren. Gebruik van het huishoudelijk reglement van de voorziening in de kinderopvang. ICT- gebruik. Artikels uit vaktijdschriften en kranten.
2
Op de stageplaatsen de heen- en weerboekjes... correct kunnen invullen. Bijv.: medicijngebruik, tanddoorbraak, eerste stapjes… Een persoonlijk heen- en weerschriftje ontwerpen en gebruiken op de stageplaats.
54
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
TAKENCLUSTER 7: INRICHTING EN VEILIGHEID VAN DE INFRASTRUCTUUR EN MATERIAAL
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Decr. nr. De leerlingen kunnen Competenties m.b.t. het creëren van een positief leefmilieu V verwoorden waarom er groepsindelingen zijn. het verschil aangeven tussen een verticale, een semi-verticale en een horizontale groep als mogelijke groepsindeling. de voor- en nadelen van de verticale en horizontale groepsindelingen bespreken voor de kinderen, de ouders, het personeel en de organisatie. specifiek de verticale groepsindeling bij de ‘buitenschoolse opvang’ bespreken en de mogelijke problemen aanduiden. de opvang en begeleiding bespreken in functie van de groepsgrootte.
1 Soorten groepsindelingen, groepsopbouw 1.1 Kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang: • Verschil in groepsindeling 1.2 Soorten groepen • Verticale groep • Horizontale groep • Semi-verticale groep 1.3
Groepsgrootte i.v.m. activiteiten bij baby’s, peuters, kleuters, schoolkinderen
1.4 voorbeelden geven waarbij men rekening houdt met kindkenmerken om de kinderen in een bepaalde groep te plaatsen.
• •
Groepssamenstelling op basis van kindkenmerken: Doel: bekomen van relatieve rust in de groep Rekening houdend met: leeftijd, ontwikkeling, persoonlijkheid, vriendjes…
55
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Nr.
Specifieke pedagogisch-didactische richtlijnen creëren van een kindvriendelijke omgeving
1
Voorbeelden van ruimten (van de stageplaatsen) in verband met de stimulering van het kind. Ervaringsuitwisseling. Pedagogisch beleidsplan.
2
Voor de inrichting van deze ruimten gebruik maken van de info van de stageplaatsen en K&G. Stille wanddiscussie.
3
De groepsindelingen van een stageplaats nagaan en bespreken.
56
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Decr. nr. De leerlingen kunnen Competenties m.b.t. aankopen en onderhouden van materiaal V
de verhouding prijs-kwaliteit van de verschillende materialen vergelijken. voorbeelden geven van de mogelijkheden van recylagematerialen.
1
Budget
V
het materiaal op een verantwoorde wijze opbergen. documentatie verzamelen over ergonomische opbergsystemen.
2
Opslagruimte
V
de hoeveelheid en de aard van het materiaal aanpassen aan de behoeften.
3
Behoefte
V
het aankopen van zeer stevig materiaal verantwoorden. de criteria voor duurzaam materiaal opzoeken.
4
Slijtvastheid
V
het belang inzien van hygiënisch materiaal. het materiaal met geschikte reinigingsmiddelen goed onderhouden. instaan voor het opruimen van speel- en werkmateriaal, alsook de lokalen en de buitenruimte schoon houden. eenvoudige huishoudelijke taken vlot uitvoeren.
5 5.1 5.2
Schoonhouden Onderhouden Reinigingsmiddelen
V
gebruiksgemak en ergonomie van alle materiaal nagaan en dit mondeling verwoorden.
6
Gebruiksgemak
V
het onderscheid maken tussen noodzakelijk en luxemateriaal. het gebruik van bepaalde materialen verantwoorden volgens de noodzaak.
7 7.1 7.2
Noodzakelijke en luxematerialen Noodzakelijk Luxe
57
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
Nr.
Specifieke pedagogisch-didactische richtlijnen aankopen en onderhouden van materiaal
1
Gebruik van diverse websites, catalogi van diverse firma’s.
2
Soorten materialen, bewaareisen.
4
Vergelijkende testen doen met bepaalde materialen, om de kwaliteit aan te tonen. Gebruik maken van Testaankoop en Test Gezondheid.
5
Materiaal op stage en in de klas onderhouden. Website van Kind en Gezin: hygiëne, met welke producten onderhouden, veilig materiaal.
6
Praktische testen uitvoeren, opzoeken van ergonomisch materiaal op internet.
7
Voorbeelden opzoeken via diverse informatiebronnen.
58
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Decr. nr. De leerlingen kunnen Competenties m.b.t. het voorkomen van ongevallen V de eisen van de algemene veiligheid vlot omschrijven. maatregelen voor de specifieke veiligheid toelichten. de gemaakte afspraken m.b.t. afhalen, actief toezicht, aanwezigheidslijst en toegang strikt toepassen. mogelijke systemen om de toegang tot het kinderdagverblijf te beveiligen opzoeken en toelichten. de nodige maatregelen nemen om de brandveiligheid te garanderen. bij iedere leeftijdsgroep aandacht hebben voor de specifieke veiligheidsrisico’s. het belang van een veilige omgeving met eigen woorden verklaren. veilig handelen in een omgeving met risicofactoren. het veiligheidsbeleid van de instelling toepassen. de kritische onveilige punten herkennen en voorstellen tot verbetering doen. een crisisplan zelfstandig uitvoeren. gevaar op een professionele manier melden. aangeven waarvoor zij aansprakelijk gesteld kunnen worden.
1 1.1 1.2
1.3 1.4
1.5 1.6 1.7 1.8
Een veilige omgeving Algemene veiligheid Specifieke veiligheid • Ophalen • Toezicht • Alfabetische aanwezigheidslijst • Beveiliging van de toegang Brandveiligheid Risico’s volgens situatie en leeftijd • Alle leeftijden • Baby’s • Peuters • Schoolkinderen Actief veiligheidsbeleid Crisisplan Gevaar melden Aansprakelijkheid en verzekering
59
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
60
Nr. 1
Specifieke pedagogisch-didactische richtlijnen voorkomen van ongevallen Beveiligingssystemen voor de toegang: aanbellen, cijfercode, badge, camera… Inspelen op de actualiteit door het gebruik van artikels uit kranten en tijdschriften. Uitgaan van het crisisplan van de stageplaats. Wettelijke reglementering en huishoudelijk reglement. Situatieschetsen. Website van Kind en Gezin: tips voor een veilige toegang, ongevallen, risico’s volgens leeftijd. Onderscheid statische veiligheid (het gebouw en de inrichting van het gebouw: bijv. trapdeuren, vijvers…) en dynamische veiligheid (de activiteiten die je doet: bijv. strijken, frieten bakken, verluieren, babybedje niet sluiten, deuren die uitgeven op de straat sluiten…). Didactisch materieel van het Rode Kruis. http://www.rodekruis.be/NL/_HeaderNavigatie/hulptips/giftigeplanten/ Ervaringsuitwisseling. Praktijkvoorbeelden. Evacuatieplan van de eigen school in functie van de verantwoordelijke ontleden.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 61 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN 1
ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
1.1
Algemeen
Het is belangrijk dat de leerlingen de competenties op volgende wijze realiseren. •
• • • • • • • • •
1.2
Competenties ontwikkelen als een groeiproces. Leren reflecteren op hun handelen zodat er geleidelijk een verbreding, verdieping en verrijking is. Alle competenties dienen te worden toegepast in verschillende en in toenemende complexe situaties. Ook verdieping van de competenties door toenemende bewustheid en reflectie, zodat ze beter worden geïntegreerd. Competenties ontwikkelen in een beroepsgerichte context. De relatie met de beroepspraktijk dient dus zeer duidelijk aanwezig te zijn. Kennis, vaardigheden en attitudes volledig integreren. De relatie leggen met de toekomstige taken in het werkveld. Kennisconstructie of hoe iets geleerd centraal plaatsen. De leraar is een begeleider van leerprocessen. Meer en meer verantwoordelijkheid dragen voor hun eigen ontwikkeling. Metacognitieve vaardigheden verder ontwikkelen zoals leren leren, leren reflecteren over het eigen leerproces, ontwikkelen van het zelfstandig leervermogen. Door middel van stages en werkplekleren hun betrokkenheid verhogen. Kennis, vaardigheden en attitudes als een geïntegreerd geheel verwerken. Feedback over hun handelen geven en ontvangen. Steeds aandacht hebben voor een verzorgde taal.
Begeleid zelfgestuurd leren
1.2.1 Wat? Met begeleid zelfgestuurd leren bedoelen we het geleidelijk opbouwen van een competentie naar het einde van het secundair onderwijs, waarbij leerlingen meer en meer het leerproces zelf in handen gaan nemen. Zij zullen meer en meer zelfstandig beslissingen leren nemen in verband met leerdoelen, leeractiviteiten en zelfbeoordeling. Dit houdt onder meer in dat: − de opdrachten meer open worden; − er meerdere antwoorden of oplossingen mogelijk zijn; − de leerlingen zelf keuzes leren maken en verantwoorden; − de leerlingen zelf leren plannen; − er feedback wordt voorzien op proces en product; − er gereflecteerd wordt op leerproces en leerproduct. De leraar is ook coach, begeleider. De impact van de leerlingen op de inhoud, de volgorde, de tijd en de aanpak wordt groter.
1.2.2 Waarom? Begeleid zelfgestuurd leren sluit aan bij enkele pijlers van ons PPGO, o.m.: − leerlingen zelfstandig leren denken over hun handelen en hierbij verantwoorde keuzes leren maken; − leerlingen voorbereiden op levenslang leren; − het aanleren van onderzoeksmethodes en van technieken om de verworven kennis adequaat te kunnen toepassen. Ook in het voortgezet onderwijs wordt meer en meer de nadruk gelegd op de zelfsturing van het leerproces in welke vorm dan ook.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 62 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) Binnen de vakoverschrijdende eindtermen, meer bepaald “Leren leren”, vinden we aanknopingspunten als: − keuzebekwaamheid; − regulering van het leerproces; − attitudes, leerhoudingen, opvattingen over leren. In onze huidige (informatie)maatschappij wint vaardigheid in het opzoeken en beheren van kennis voortdurend aan belang.
1.2.3 Hoe te realiseren? Het is belangrijk dat bij het werken aan de competentie de verschillende actoren hun rol opnemen: − de leerling wordt aangesproken op zijn motivatie en “leer”kracht; − de leraar krijgt de rol van coach, begeleider; − de school dient te ageren als stimulator van uitdagende en creatieve onderwijsleersituaties. Vanaf het ogenblik dat de leraar zijn leerlingen op min of meer zelfstandige manier laat − doelen voorop stellen; − strategieën kiezen en ontwikkelen; − oplossingen voorstellen en uitwerken; − stappenplannen of tijdsplannen uitzetten; − resultaten bespreken en beoordelen; − reflecteren over contexten, over proces en product, over houdingen en handelingen; − verantwoorde conclusies trekken; − keuzes maken en verantwoorden is hij al met een of ander aspect van begeleid zelfgestuurd leren bezig. Het ganse team werkt aan de ontwikkeling van deze generieke competenties.
1.3
ICT- integratie
1.3.1 Wat? Onder ICT-integratie verstaan we het gebruik van informatie- en communicatietechnologie ter ondersteuning van het realiseren van leerplandoelstellingen.
1.3.2 Waarom? Maatschappelijke ontwikkelingen wijzen op het belang van het verwerven van ICT-competenties. Jongeren moeten niet alleen in staat zijn om nieuwe media te gebruiken, zij moeten net zo goed kunnen inschatten wanneer deze efficiënt en effectief kunnen worden ingezet. Het gebruik van nieuwe media sluit zeer goed aan bij de leefwereld van de jongeren en speelt in op hun vertrouwdheid met de beeldcultuur. Er wordt meer en meer belang gehecht aan probleemoplossend denken, kritisch selecteren, het zelfstandig of in groep werken, het kunnen verwerven en verwerken van enorme hoeveelheden informatie. Deze ontwikkelingen zijn ook merkbaar in het onderwijs. In de meeste vakken of bij het nastreven van vakoverschrijdende eindtermen vervult ICT een ondersteunende rol. Door de integratie van ICT kunnen leerlingen: • het leerproces zelf in eigen handen nemen; • zelfstandig en actief leren omgaan met les- en informatiemateriaal; • op eigen tempo werken en een eigen parcours kiezen (differentiatie en individualisatie).
1.3.3 Hoe ICT integreren ter ondersteuning van het realiseren van de leerplandoelstellingen? Zelfstandig oefenen in een leeromgeving Nadat leerlingen nieuwe leerinhouden verworven hebben, is het van belang dat ze voldoende mogelijkheden krijgen om te oefenen bijv. d.m.v. specifieke pakketten. De meerwaarde van deze vorm van ICT-integratie kan bestaan uit: variatie in oefenvormen, differentiatie op het vlak van tempo en niveau, geïndividualiseerde feedback, mogelijkheden tot zelfevaluatie.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 63 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) Zelfstandig leren in een leeromgeving Een mogelijke toepassing is nieuwe leerinhouden verwerven en verwerken, waarbij de leerkracht optreedt als coach van het leerproces (bijv. in een open leercentrum). Een elektronische leeromgeving (ELO) biedt hiertoe een krachtige ondersteuning. Creatief vormgeven Leerlingen worden uitgedaagd om creatief om te gaan met beelden, woorden en geluid. De leerlingen kunnen gebruik maken van de mogelijkheden die o.a. allerlei tekst-, beeld- en tekenprogramma’s bieden. Opzoeken, verwerken en bewaren van informatie Voor het opzoeken van informatie kunnen leerlingen gebruik maken van o.a. cd-roms, een ELO en het internet. Verwerken van informatie houdt in dat de leerlingen kritisch uitmaken wat interessant is in het kader van hun opdracht en deze informatie gebruiken om hun opdracht uit te voeren. De leerlingen kunnen de relevante informatie ordenen, weergeven en bewaren in een aangepaste vorm. Voorstellen van informatie aan anderen Leerlingen kunnen informatie aan anderen meedelen of tonen met behulp van ICT-ondersteuning onder de vorm van tekst, beeld en/of geluid d.m.v. bijv. een presentatie, een website, een folder ... Veilig, verantwoord en doelmatig communiceren Communiceren van informatie betekent dat leerlingen informatie kunnen opvragen of verstrekken aan derden. Dit kan o.a. via e-mail, internetfora, een ELO, chatten, blogging. Adequaat kiezen, reflecteren en bijsturen De leerlingen ontwikkelen competenties om bij elk probleem keuzes te maken uit een scala van programma’s, applicaties of instrumenten, al dan niet elektronisch. Daarom is het belangrijk dat zij ontdekken dat er meerdere valabele middelen zijn om hun opdracht uit te voeren. Door te reflecteren op de gebruikte middelen en de bekomen resultaten te vergelijken, maken de leerlingen kennis met de verschillende eigenschappen en voor- en nadelen van de aangewende middelen (programma’s, applicaties…) en kunnen ze hun keuzes bijsturen.
1.4
VOET
1.4.1 Wat? Vakoverschrijdende eindtermen (VOET) zijn minimumdoelstellingen, die – in tegenstelling tot de vakgebonden eindtermen – niet gekoppeld zijn aan een specifiek vak, maar door meerdere vakken of onderwijsprojecten worden nagestreefd. De VOET worden volgens een aantal vakoverschrijdende thema's geordend: leren leren, sociale vaardigheden, opvoeden tot burgerzin, gezondheidseducatie, milieueducatie en muzisch-creatieve vorming. De school heeft de maatschappelijke opdracht om de VOET volgens een eigen visie en stappenplan bij de leerlingen na te streven (inspanningsverplichting). 1.4.2 Waarom? Het nastreven van VOET vertrekt vanuit een bredere opvatting van leren op school en beoogt een accentverschuiving van een eerder vakgerichte ordening naar meer totaliteitsonderwijs. Door het aanbieden van realistische, levensnabije en concreet toepasbare aanknopingspunten, worden leerlingen sterker gemotiveerd en wordt een betere basis voor permanent leren gelegd. VOET vervullen een belangrijke rol bij het bereiken van een voldoende brede en harmonische vorming en behandelen waardevolle leerinhouden, die niet of onvoldoende in de vakken aan bod komen. Een belangrijk aspect is het realiseren van meer samenhang en evenwicht in het onderwijsaanbod. In dit opzicht stimuleren VOET scholen om als een organisatie samen te werken. De VOET verstevigen de band tussen onderwijs en samenleving, omdat ze tegemoetkomen aan belangrijk geachte maatschappelijke verwachtingen en een antwoord proberen te formuleren op actuele maatschappelijke vragen. 1.4.3 Hoe te realiseren? Het nastreven van VOET is een opdracht voor de hele school, maar individuele leraren kunnen op verschillende wijzen een bijdrage leveren om de VOET te realiseren. Enerzijds door binnen hun eigen vakken verbanden te leggen tussen de vakgebonden doelstellingen en de VOET, anderzijds door thematisch onderwijs (teamgericht benaderen van vakoverschrijdende thema's), door projectmatig werken (klas- of schoolprojecten, intra- en extra-muros), door bijdragen van externen (voordrachten, uitstappen).
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 64 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) Het is een opdracht van de school om via een planmatige en gediversifieerde aanpak de VOET na te streven. Ondersteuning kan gevonden worden in pedagogische studiedagen en nascholingsinitiatieven, in de vakgroepwerking, via voorbeelden van goede school- en klaspraktijk en binnen het aanbod van organisaties en educatieve instellingen.
1.5 Jaarplan Van elke leraar wordt verwacht dat zij/hij in het begin van het schooljaar een jaarplanning maakt. Eenvormigheid is een noodzaak voor de verschillende collega’s binnen eenzelfde vakgroep. De timing en de volgorde van de leerstofonderdelen zijn niet bindend. Indien afgeweken wordt, zal dit in overleg tussen de verschillende collega's gebeuren en zullen – indien nodig – de andere jaarplannen eveneens aangepast worden. Steeds zal erover gewaakt worden dat de noodzakelijke voorkennis aanwezig is. De verschillende jaarplannen zullen zodanig gemaakt worden dat er -waar mogelijk- per week een coördinatie is tussen de verschillende vakken. Overleg tussen de verschillende leraars is dus onontbeerlijk. Tijdens het schooljaar zullen de vorderingen door de verschillende collega's samen regelmatig geëvalueerd worden met het doel de verschillende jaarplannen eventueel bij te sturen. 1.6 Begrippenlijst De leerlingen bezitten een begrippenlijst uit het 1e en 2e leerjaar van de derde graad. Deze lijst wordt aangevuld en kan samen met de leerlingen en op hun vraag steeds uitgebreid worden. De leerlingen mogen deze lijst steeds raadplegen, dus ook bij evaluaties. • Tabel i.v.m. de psychologische ontwikkeling van het kind De leerlingen bezitten een tabel i.v.m. de psychologische ontwikkeling van het kind. Deze tabel wordt, zo nodig, steeds verder aangevuld. Deze tabel wordt door de leerlingen steeds gebruikt, ook bij evaluatie. • Spelmap De aangelegde spelmap uit de eerste twee jaren van de derde graad wordt verder gebruikt en ook aangevuld.
1.7 Stage • De waarde van de stage ligt in het probleemoplossend handelen, waarbij geïntegreerd handelen en denken centraal staan. • Wetgeving: - omzendbrief: leerlingenstages in het voltijds secundair onderwijs •
omzendbrief: SO74: organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs;
De vakgroep bepaalt de stageactiviteiten waarbinnen deze doelstellingen kunnen gerealiseerd worden. De stageactiviteiten zijn specifiek per stageplaats. Op stage worden alle competenties (dus ook de leerplandoelstellingen) concreet en geïntegreerd toegepast en getoetst aan de realiteit. De leerlingen werken binnen een team onder begeleiding van een verantwoordelijke zoals een maatschappelijk werker, een verpleegkundige… Voorbeelden van stageactiviteiten: -
dagelijks omgaan met kinderen van 0 tot 12 jaar, al dan niet met specifieke zorgbehoeften en begeleiden van de ontwikkelingsgerichte creativiteit; zorgen voor een stimulerende omgeving voor de kinderen en hun ouders; vlotte opvang en onthaal van kinderen; dagelijkse zorg verlenen aan kinderen met al dan niet een extra zorgbehoefte; zorg voor maaltijden, interieur, linnen, materiaal en materieel; medicatie toedienen volgens de wettelijke voorschriften; bevorderen van de taalontwikkeling van alle kinderen;
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 65 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) -
voorkomen van ongevallen en toepassen van EHBO; dagelijkse verzorgende taken uitvoeren; vlot interne communicatie voeren; externe communicatie voeren; heen- en weerschriftje invullen; …
Aandachtspunten: . •
•
1.8
Werken vanuit een emancipatorische en holistische mensvisie op een sensitief responsieve wijze; Respect hebben voor diversiteit en het welbevinden van kinderen en ouders, alsook hun omgeving; Rekening houden met de doelstellingen en visie van de organisatie; Onder begeleiding werken: - van deelopdrachten en gecombineerde opdrachten naar totaalzorg; - van onmiddellijk naar verwijderd toezicht.
de vakgroep bepaalt de stageplaatsen waar deze activiteiten kunnen plaatsvinden. Hierbij houdt zij rekening met de vorderingen van de leerlingen op gebied van kennis, vaardigheden en attitudes. Wij adviseren de vakgroepen rekening te houden met de instellingen die in het beroepsprofiel en in de visie van dit leerplan worden voorgesteld. Leerlingen dienen verschillende stage-ervaringen op te doen en hierop te reflecteren. Zo worden ze zich bewust van hun professioneel handelen en kunnen het zo nodig bijsturen. De mogelijkheid om ook in groep te werken omtrent praktijkervaringen en reflectie verhoogt het leereffect!
We opteren zoveel mogelijk voor blokstages van een zekere duur (minimaal 2-3 weken) omwille van het leerproces. Er dienen terugkomdagen voor reflectie voorzien te worden en een tussentijdse evaluatie. De leerlingen volgen de werkregeling van de voorziening, zo kan er een zekere band ontstaan tussen de leerling en de kinderen. De leerling ervaart het werk in al zijn facetten op een realistische wijze. Het voldoen op stage is in deze opleiding van doorslaggevend belang!
Werkplekleren
Het gaat hier over het aanleren en toepassen van competenties in concrete werksituaties. Het biedt voor alle partijen voordelen, zowel op korte als op lange termijn. Dit op voorwaarde dat het kwaliteitsvol gebeurt. Vooraleer met kwaliteitsvol werkplekleren te starten, dienen een aantal inhoudelijke en structurele randvoorwaarden voldaan te zijn. 1.8.1
Waarom werkplekleren? • Doelstellingen die je op school niet kan realiseren omwille van:
• • • • 1.8.2
- gebrek aan het gepaste materieel; - specifieke lesgevers; - reële situaties. Toegevoegde waarde naast de stage Tijdens de uren PV wordt de les op de stageplaats/instelling gegeven Vooraf goed afspreken met de bedrijven/stageplaatsen Jaarplanning afstemmen volgens de mogelijkheden v/d stageplaatsen/instellingen
Aanpak van werkplekleren • Op de werkplek, in de huidige of toekomstige werkomgeving van de lerende. • Gericht op het opbouwen, onderhouden of verbeteren van de competenties van nieuwe of bestaande medewerkers. • Heeft betrekking op de competenties waarvoor de betreffende medewerker verantwoordelijk is of dient te worden.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 66 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) • Verloopt volgens een vooraf opgesteld, gestructureerd plan (formuleren van leerdoelen, actieplan, evaluatie). • De opleidingsactiviteiten worden in de tijd gepland. • De lerende wordt opgeleid/begeleid door een ervaren collega en de leraar. • Er wordt gebruik gemaakt van materiaal dat speciaal hiervoor ontwikkeld werd.
Stappen om te starten met werkplekleren • Informeren • Inventariseren en analyseren • “begeleid leren op de werkplek”; hoe begin ik? • Is de stageplaats/instelling klaar voor de begeleiding van werkplekleren? • Wie helpt mij ter plaatse als begeleider? Erken hen en stel een functiebeschrijving op • Zorg voor een goede communicatie tussen de directies, leraren en begeleiders • Stimuleer een positieve houding t.o.v. werkplekleren bij begeleiders, stagementoren, collega’s leraren en de collega’s op de werkvloer • Tracht rekening te houden met de verschillende competenties van de studenten binnen de groep
Stijlen van werkplekleren • Opleiden • Coachen • Begeleiden • Zelfstudie • Peterschap • Intervisie • Praktijkervaring
Wanneer lukt het? • Bepaal de concrete doelstellingen vanuit het leerplan; geef de student de kans om mee te sturen • Mentoring en coaching, samen • Heldere afspraken met alle betrokkenen • Zorg voor een doorgaande lijn • Gerichtheid op bekwaamheden • Zelfevaluatie toepassen en regelmatig bijsturen • Wees flexibel • Voorzie meerdere manieren en momenten om competenties aan te leren • Pas de groepsgrootte aan volgens de oefening • Volg de kwaliteit van het werkplekleren op via een checklist • Hoe evalueren? • Evalueer op basis van de doelstellingen die samen werden vastgelegd, jij bent de eindverantwoordelijke. • Voorzie ook een zelfevaluatie voor de leerling. • Evalueer tijdens en na het werkplekleren. • Duid op een lijst met competenties aan welke de student al bereikt heeft. • Laat de leerling een portfolio samenstellen zodat de evoluties zichtbaar worden. Het aandeel van stages en werkplekleren in Kinderzorg is dus zeer groot, daar men werken met mensen alleen maar in concrete situaties kan oefenen.
1.9
GIP
De geïntegreerde proef heeft een realiteitsgebonden karakter, is vakoverschrijdend en evalueert kennis, vaardigheden en attitudes gericht op de uitvoering van beroepsgebonden activiteiten.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 67 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) De leerling moet op het einde van het derde jaar van de derde graad in staat zijn om als volwaardige begeleid(st)er in de kinderopvang te werken. De geïntegreerde proef kan bestaan uit een leerlingenproject, al dan niet gecombineerd met stageopdrachten. De geïntegreerde stageopdrachten worden in gezamenlijk overleg tussen leraren geformuleerd, gebruikmakend van de verschillende componenten van het beroepsgericht gedeelte (en liefst ook van het algemeen gedeelte) en in afspraak met het werkveld, geformuleerd.
De stageopdrachten refereren naar de competenties. Op die manier leren leerlingen ook op stage geïntegreerd werken. De geïntegreerde proef maakt deel uit van de evaluatie van de leerling. De delibererende klassenraad zal zich over het advies van de jury uitspreken
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 68 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN1 1
PV PRAKTIJK OPVOEDKUNDE
Een eigen vaklokaal is noodzakelijk om de diverse opgegeven leerplandoelstellingen te realiseren. De leraar moet met zijn klasgroep informatiebronnen kunnen raadplegen die in de school/klas aanwezig zijn. Om die reden is het aangewezen dat hij vlot kan beschikken over een overheadprojector en video/tv. Er bestaat heel wat software (o.m. sociale kaarten) en er is heel wat informatie ter beschikking via het internet. Daarom is de vlotte toegankelijk in de klas tot het internet een lage drempel om dit ook te gebruiken. Om de doelstellingen te realiseren moeten de leerlingen toegang hebben tot informatie omtrent gezondheid en welzijn. Het is aan te bevelen een aantal algemene werken i.v.m. psychopedagogiek, een psychologisch en medisch woordenboek in de klasbibliotheek te hebben. Zo kunnen de leerlingen, individueel of in groep zelfstandig werken. Indien mogelijk werkt men best met verschillende hoeken die elk hun eigen functie hebben en elk een specifieke sfeer uitstralen, zo o.m.: - een hoek vakliteratuur en documentatie; - een hoek met een pc met internetaansluiting; - een beamer met aangepast projectiescherm; een DVD-speler met tv; - een hoek voor ‘les’; - een hoek om in kleine groepen te werken (met de aanwezigheid van expressiematerieel). Een prikbord kan men gebruiken om projecten, uitstappen, bezoeken e.a. aan te kondigen, om resultaten van realisaties van leerlingen bekend te maken.
2
PV PRAKTIJK VERZORGING
In een goed uitgerust verzorgingslokaal heeft men uiteraard de beschikking over een verzorgingstafel met aansluiting voor koud en warm water en elektriciteit. Dit lokaal is uitgerust met: − een beamer met aangepast projectiescherm; − een DVD-speler met tv; − een computer met internetaansluiting om handig documentatie op te zoeken en software i.f.v. de opleiding te tonen; − licht en wendbaar meubilair dat efficiënt kan aangepast worden aan de wisselende werkvormen van de les verzorging; − een prikbord voor mededelingen, aankondigingen, persoonlijk (creatief) werk van de leerlingen; − ruimte voor "aankleding" van het lokaal (teksten, posters, kaarten...) zodat zowel een medische
1
Inzake veiligheid is de volgende wetgeving van toepassing: - Codex - ARAB - AREI - Vlarem. Deze wetgeving bevat de technische voorschriften die in acht moeten genomen worden m.b.t.: - de uitrusting en inrichting van de lokalen; - de aankoop en het gebruik van toestellen, materiaal en materieel. Zij schrijven voor dat: - duidelijke Nederlandstalige handleidingen en een technisch dossier aanwezig moeten zijn; - alle gebruikers de werkinstructies en onderhoudsvoorschriften dienen te kennen en correct kunnen toepassen; - de collectieve veiligheidsvoorschriften nooit mogen gemanipuleerd worden;
-
de persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig moeten zijn en gedragen worden, daar waar de wetgeving het vereist.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 69 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) als huishoudelijke sfeer de leerlingen inspireert en motiveert. Het lokaal verzorging moet de leerlingen inspireren tot een algemene attitude van netheid, zorg en hygiëne. − opbergruimte voor didactisch materieel; - een leshoek met klasbibliotheek; - een hoek met alle materieel voor de praktische oefeningen. 2.1 Didactische verantwoording Zoveel mogelijk leermiddelen moeten binnen het handbereik liggen van zowel de leerkracht als de leerling. Het ontbreken van de hoger vermelde uitrusting en infrastructuur zou de leerkracht verzorging enerzijds verplichten zijn hulpmiddelen en technische apparatuur mee te zeulen en anderzijds de leerlingen het gebruik van didactische hulpmiddelen te ontzeggen. Voor de leerkracht is het ontmoedigend en demotiverend. In plaats van het prachtig didactisch materiaal en de hulpmiddelen die vandaag ter beschikking staan of die hijzelf creatief kan samenstellen, oordeelkundig en efficiënt aan te wenden wordt de leerkracht geremd en in een keurslijf gedwongen. Zo verdwijnt elke kans of ruimte om de leerlingen creatief en motiverend op te leiden. Om de doelstellingen i.v.m. voeding te realiseren (o.m. flesvoeding, vaste voeding) moet men kunnen beschikken over een didactische keuken. 2.2 Zuigeling Eerste zorgen • Pop • Bedlinnen • Babybedje + aangepaste matras. • Zuigelingen /peuterbedje +aangepaste matras. • Weegschaal • Lintmeter/meetlat • Bad • Schaar/pincet • Stoffen luiers • Wegwerpluiers (verschillende maten/merken) • Vuilbak voor luiers. • Verzorgingskussen • Kleding • Warmwaterkruik • Nierbekkens/draagbord/wasbekken • Washandjes/handdoeken • Materiaal voor de hielprik + opvangkaartjes voor onderzoek naar metabole stoornissen • Flessen/rekje/borstel: sterilisatiemateriaal van eerste voedingen • Babythermometer/badthermometer • Veiligheidsspelden • Kam, borstel 2.3
Verbruiksgoederen • Onderleggers/groot/klein • Fysiologisch water • Watten • Depper: 5/5, 10/10 • Ontsmettingsstoffen: alcohol, iso-bethadine, hibitane, eosine, Hac, dettol … • Stuitzalf • Zeep, bodylotion, babyolie • Oorstokjes • Urinezakjes (jongens en meisjes) + verzendingsrecipiënt • Dossiers om te leren invullen…
Om aan de nodige veiligheidsvoorschriften te voldoen dient o.a. een EHBO-kit aanwezig te zijn.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 70 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) 3 AV EXPRESSIE 3.1 Beeldende expressie • Ruim, licht lokaal met mogelijkheid tot verduisteren • Stromend water met aangepaste wasbak • Bord, gedeeltelijk geruit met een wit gedeelte voor projectie • Prikborden en magneetborden aan de wanden • Kleibak, klei, gips, papierpulp, brooddeeg, plasticine, hout, glas, karton, kralen, hamer, nagels • Potloden, wascokrijt, verf, inkt, papier, karton, stempels, sjablool, graveernaald, spons, schaar • Cuttermes, lijm • Restjes stof, leer, garen,koord, knopen, borduurgaren, naald, schaar, strijkijzer, naaimachine, • Spelden, klossen • Snijlatten, snijmessen • Bordpasser, lat, tekendriehoeken • Grote afvalbak • Retroprojector • DVD en TV • Computer CD/DVD en internetaansluiting. • 3.2
Muzikale expressie • Piano • Orff-instrumenten • CD/DVD speler • Slaginstrumenten.
3.3
Dramatische expressie • Vrije ruimte met geschikte bevloering • Klein materiaal: balllen, hoepels, ringen, pittenzakjes, linten, stokjes, touwen, ballonnen… • Klim- en klautertoestellen: Zweedse banken, plint, kleine matten, landingsmat…. • Vlottend materiaal voor het zwemmen.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 71 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
EVALUATIE 1 ALGEMENE PRINCIPES In de laatste decennia heeft zich een nieuwe ontwikkeling voorgedaan in het denken over evaluatie. Evaluatie wordt niet meer als een losstaande activiteit beschouwd die louter gericht is op de beoordeling van de leerling, maar moet verweven zijn met het gehele leerproces. De didactische evaluatie is een inherent deel van leren en onderwijzen. Zij geeft informatie aan leerlingen en leraren over het succes van het doorlopen leerproces en biedt zodoende de kans om het rendement van leerlingen én leraren te optimaliseren.
CRITERIA 2 Een relevante evaluatie moet beantwoorden aan een aantal criteria. Validiteit, betrouwbaarheid, transparantie en didactische relevantie zijn criteria die bijdragen tot de kwaliteit van de evaluatie. 2.1 Validiteit De evaluatie is valide in de mate dat ze meet wat zij veronderstelt te meten. Om valide te zijn moet de evaluatie aan volgende voorwaarden voldoen: • de opgaven moeten representatief zijn voor de ganse leerinhoud • de toetsing moet aansluiten bij het onderwijs dat voorafgegaan is • ze moet een aanvaardbare moeilijkheidsgraad hebben • wat geëvalueerd wordt, moet ook voldoende ingeoefend zijn. 2.2 Betrouwbaarheid De evaluatie is betrouwbaar in de mate dat zij niet afhankelijk is van het moment van afname of correctie. Een hoge betrouwbaarheid wordt bekomen door: • nauwkeurige, duidelijke, ondubbelzinnige vragen te stellen • te corrigeren op basis van een duidelijk correctiemodel met puntenverdeling • relatief veel vragen te stellen • aan de leerling voldoende tijd te geven om de toets uit te voeren • veel evaluatiebeurten te voorzien (zonder te veel tijd van de onderwijstijd in beslag te nemen!). 2.3 Transparantie en voorspelbaarheid De evaluatie moet transparant en voorspelbaar zijn: d.w.z. ze mag voor de leerlingen geen verrassingen inhouden. Daarom moet ze aan volgende voorwaarden voldoen: • ze moet aansluiten bij de wijze van toetsen die de leerlingen gewoon zijn • de beoordelingscriteria moeten door de leerling vooraf gekend zijn • de leerlingen moeten precies op de hoogte zijn van wat ze moeten kunnen en kennen. 2.4 Didactische relevantie De evaluatie is didactisch relevant als zij bijdraagt tot het leerproces. De leerlingen moeten uit de beoordeling iets kunnen leren. Daarom is het essentieel aan de leerling feedback te geven: • door een gecorrigeerde toets in de klas te bespreken: een goede toetsbespreking beperkt zich niet tot het geven van de juiste oplossingen maar leert de leerlingen ook waarom een antwoord juist of fout is • door de examenkopij te laten inkijken en klassikaal te bespreken.
SOORTEN 3 De hedendaagse didactiek maakt een onderscheid tussen proces- en productevaluatie. De procesevaluatie (bijv. dagelijks werk) heeft tot doel informatie te krijgen over de bereikte en niet bereikte leerdoelen en na te gaan of de gehanteerde werkvormen wel effectief waren in functie van de vooropgestelde doelstellingen. Zij is geen doel op zich, maar biedt een basis om remediërende acties te ondernemen en zo nodig voor andere werkvormen te kiezen. De procesevaluatie kan een aanleiding geven tot zelfevaluatie en eventuele bijsturing van het onderwijsproces van de leraar. De productevaluatie (bijv. de examens) is gericht op de resultaatbepaling: ze spreekt een eindoordeel uit over de leerprestaties van de leerling. De bedoeling is na te gaan in hoeverre de onderwijsdoelen door de leerling bereikt zijn.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 72 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) 3.1 De procesevaluatie Het dagelijks werk van de leerlingen, een procesevaluatie, wordt permanent geëvalueerd. Het is de bestendige opvolging van het leerproces en de beheersingsgraad van de inhouden door de leerlingen. De eindevaluatie van een rapportperiode is het resultaat van een redelijk aantal toetsen, waarbij de verschillende vakcomponenten op evenwichtige wijze aan bod komen. Een relevante procesevaluatie is een mix van gegevens over kennis, vaardigheden en attitudes. Toetsen zullen niet alleen naar de functionele kennis peilen, maar zeker ook naar de mate waarin leerlingen de vaardigheden beheersen. Daarnaast houdt de leraar bij het vastleggen van een cijfer rekening met de evaluatie van attitudes. Naast vakgebonden attitudes selecteert hij een beperkt aantal vakoverschrijdende attitudes die hij bij zijn evaluatie aan bod laat komen. In de verschillende periodes van het jaar kan de aandacht verlegd worden naar andere attitudes. 3.1.1 Rapportering Het is noodzakelijk de leerlingen en hun ouders geregeld te informeren over hun vorderingen en prestaties. Dit gebeurt occasioneel via de agenda en systematisch op het einde van elke periode via het rapport. De commentaar en de remediëring op het rapport moeten zinvol, leerlinggericht en opbouwend zijn. Bij ernstige nalatigheden en ernstig gevaar voor mislukking worden de ouders best tijdig verwittigd via een afzonderlijke brief. De eindbeslissing mag voor de leerlingen en de ouders geen verrassing zijn. 3.1.2 Remediëring Remediëren is niet enkel een rubriek op het leerlingenrapport. Remediëren moet ook in werkelijkheid gebeuren. Inhaallessen, bijsturingstaken ... maken deel uit van het onderwijsproces. Speciaal uitgezochte oefeningen i.v.m. de individuele tekorten van de leerlingen moeten pedagogisch benaderd worden (ingeleid, voorbereid, gecorrigeerd, geëvalueerd) en dienen opgenomen te worden in de algemene evaluatie van de betrokken rapportperiode. Een schriftelijke neerslag hiervan is een aanrader voor het contact met de ouders via de agenda, en kan als een herhaalde waarschuwing of voorbode van de nakende beslissing gelden. 3.2 De productevaluatie Examens houden een productevaluatie in. Ze zijn bedoeld om na te gaan in hoeverre de belangrijkste doelstellingen van het leerplan bereikt zijn op het einde van een leer- of onderwijsperiode. De leerinhouden die essentieel zijn voor de leerstofopbouw in het volgend semester of schooljaar moeten aan bod komen.
JURIDISCH KADER 4 Wat de evaluatie betreft, hebben de scholen een veel grotere autonomie dan vroeger. De evaluatiecriteria en de wijze van evalueren behoren tot de bevoegdheid van de lokale scholen. Ze ontwikkelen een eigen evaluatiebeleid dat zijn neerslag vindt in het schoolwerkplan. Een belangrijke rol bij de ontwikkeling van een eigen evaluatiebeleid is weggelegd voor de vakgroepen, die op die manier betrokken worden bij de globale onderwijskundige visie van de school. De concrete schikkingen in verband met de evaluatie worden vastgelegd in het schoolreglement, onderdeel: studiereglement. Het ligt voor de hand dat – in de geest van een participatieve beleidsvoering – bij het opstellen van het luik evaluatie in het schoolreglement rekening gehouden wordt met de opties genomen door de vakgroep.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 73 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
BIBLIOGRAFIE 1
BOEKEN EN TIJDSCHRIFTEN
ADRIAENSSENS P., Opvoeden is een groeiproces. Wegwijzers voor vaders en moeders. Uitgeverij Lannoo Tielt, 2002. ANTHEA PAPPIN, HELEN WILLIAMS , Kijken is de kunst - Casterman - ISBN 90/209/138/6. BISSCHOP M., COMPERNOLLE T., Je kind kan het zelf. Kinderen opvoeden tot zelfredzaamheid.Uitgeverij Lannoo Tielt, 2003. BOUDRY, C.& VANDENBROECK, gepeuter, een handboek voor creatieve activiteiten met peuters, Uitgeverij SWP, Amsterdam, 2003. BOUDRY, C.& VANDENBROECK, M., Spiegeltje, spiegeltje… Een werkboek voor de kinderopvang over identiteit en respect. SWP Amsterdam, 2001, VBJK. BOUDRY, C., DE WEERDT H., Ontvlambare vingers, een handleiding om te verdwalen, uitgeverij SWP, Amsterdam. (inclusief DVD). CANTECLEER HOBBYWIJZER – Cantecleer. CED-groep, sociaal spel, handleiding met 40 themaposters. CHILDCARE IN LEARNING NETWORKS via VBJK, Gelijkwaardigheid en respect voor diversiteit. CHILDCARE IN LEARNING NETWORKS via VBJK, Kinderopvang met sociale functie. CHILDCARE IN LEARNING NETWORKS via VBJK, Methodiekenmap. CHILDCARE IN LEARNING NETWORKS via VBJK, Ontvlambare vingers. CHILDCARE IN LEARNING NETWORKS via VBJK, Opvangouders bouwen aan een pedagogiek. CHILDCARE IN LEARNING NETWORKS via VBJK, Ouderparticipatie, ook voor vaders! DE GROOT R., HAKVOORT-KOOMEN E., VAN DER POEL L., ROST H., VELDHOVEN M., Speelblokken, Bohn Stafleu Van Loghum, Houtem/Diegem, 1993. DOKADI, (4-5 jaar), Uitgeverij Averbode. DOPIDO, (2-3 jaar), Uitgeverij Averbode. DOREMI, (5-6 jaar), Uitgeverij Averbode. ELLY SINGER & DORIAN DE HAAN, Kijken, kijken, kijken. Over samenspelen, botsen en verzoenen bij jonge kinderen. FRANCOIS, S. & M. VERHELST (2008), Peuterprikkels. Leuven: Centrum voor Taal & Onderwijs. GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Kinderopvang, de sleutel voor gelijke kansen, beleidscahier 2. HANS MEIJ & LIESBETH SCHREUDER, Welkom in de groep, groepsindeling en opendeurbeleid in kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang. Het STOP-project., Samen Sterker Terug Op Pad, een vroege interventie voor jonge kinderen met gedragsproblemen, Uitgeverij SWP/Amsterdam.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 74 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) JOHANNES ITTEN , Beeldende kunst in vorm en inhoud - Cantecleer / Westland Schoten. JOHANNES ITTEN, Kleurenleer - Cantecleer - ISBN 90/213/0052/4. JOSETTE HOEX, T’is knap lastig! Omgaan met lastig gedrag in de buitenschoolse opvang. KIDDO, pedagogisch magazine voor de kinderopvang, uitgeverij SWP. KIND & GEZIN, Handleiding ZIKO (Zelfevaluatie-Instrument voor welbevinden en betrokkenheid van Kinderen in de Opvang, prof. Ferre Laevers). KIND & GEZIN, Het grote kinderopvangboek, 2006. KIND & GEZIN, Infectieklapper. KIND & GEZIN, Kindermishandeling. KIND & GEZIN , Kind in beeld van baby tot kleuter KIND & GEZIN, Kleine kinderen, wij maken er werk van! KIND & GEZIN, Wegwijs in de kinderopvang. KINDEREN IN EUROPA, Europese publicatie over kinderopvang. LIESBETH SCHREUDER, MARJA VALKESTIJN & SUZANNE MEWISSEN, school met 5 o’s. Onderwijs, opvoeding, ontwikkeling, opvang en ontspanning in een dagarrangement. M. DEJONCKHEERE , J. Van IN , Zien Denken Doen - Lier - ISBN 90/303/1599/0. M. DEJONCKHEERE, J. Van IN, Het woord schept beelden, Het beeld doet spreken - Lier – ISBN 90/303/1710/8. MARGOT MEEUWIG, WILMA SCHEPERS & TIENKE VAN DER WERF, Sporen van Reggio, een introductie in de Sporen-pedagogiek. Met baby's, Peuters en kleuters in het zwembad, Redactie GSF sportief. MICHA WILLCOX, Blauw met geel is geen groen - Cantecleer - ISBN 90/213/0500/3. MOL J., Opgroeien in vertrouwen. Opvoeden zonder straffen en belonen. Uitgave SWP/Amsterdam, 2006. Ontwikkelingsdoelen Kleuteronderwijs, Vlaamse Onderwijsraad, 1995. OOSTERHOF-VAN DER POEL, M.M.W., opvoedingsproblemen 0-4 jarigen. Handleiding voor opvoedingsondersteuners, Van Gorcum, Assen, 2003. PEETERS, J.e.a., Opvangouders bouwen aan een pedagogiek. PEETERD, J. De warme professional: begeleid(st)ers kinderopvang construeren professionaliteit, Academia Press PIPPO (1-3 jaar), uitgeverij XOI. POMPOEN (3-6 jaar), uitgeverij XOI. FOD WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG, Preventie van rugklachten in de sector van de kinderverzorging. RENÉ SMEET , Ornament, symbool en teken - Täschen Verlag Keulen
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 75 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) SCHAERLAEKENS A.M., GILLIS S., De taalverwerving van het kind, Wolters-Noordhof. SIENEKE GOORHUIS-BROUWER, Taalontwikkeling en taalstimulering van baby’s, peuters en kleuters. STELLAMANS-WELLENS H., Mijn kind en ik. Samen groeien tot 3 jaar. TASSONI P., De ontwikkeling van kinderen, Uitgave SWP Amsterdam, 2006. TASSONI P., Het spel van kinderen voor professionals, Uitgave SWP Amsterdam, 2006. TASSONI P., Leren werken met groepen kinderen, Uitgave SWP Amsterdam, 2006. TASSONI P., Rondom het jonge kind, uitgave SWP Amsterdam, 2006. VAN KEULEN, A Jonge kinderen discrimineren niet?! Omgaan met diversiteit in kindercentra en op school. VANDENBROECK, M., In verzekerde bewaring, honderdvijftig jaar kinderen, ouders en kinderopvang. VANDENBROECK,M., De blik van de Yeti. VBJK, Creatief omgaan met kwaliteit. De kwaliteitscriteria voor de particuliere opvanginstellingen in beeld. VBJK, De school is uit, 1998. VBJK, Gepeuter. VBJK, Kinderen in Europa. VBJK, Knderopvang in groep. Werkmap voor kinderdagverblijven. VBJK, Kinderopvang met sociale functie. VBJK, Knderopvang thuis. Werkmap voor opvanggezinnen. VBJK, Ontvlambare vingers. VBJK, Ouderparticipatie, ook voor vaders. VBJK, Respect voor diversiteit in de kinderopvang. VBJK, Spiegeltje, spiegeltje. VERHELST, M., COUSSEMENT, K., VANOOSTHUYZE, S. & L. VERHEYDEN (2004). Bonte Boel! Taalvaardigheidsstimulering voor de jongste kleuters via muzische vorming. Leuven: Steunpunt NT2.
2
DVD’S EN FILMS
BEELDTAAL, Baby’s, DVD over de groei en ontwikkeling van baby’s, uitgeverij audiovisuals Deinze. CHILDCARE IN LEARNING NETWORKS via VBJK, Childcare stories, ouders over opvoeden, werk en kinderopvang. CHILDCARE IN LEARNING NETWORKS via VBJK, improving childcare. DE BREE, Wiegelied voor Hamza, kinderopvang als ontmoetingsplaats. KIND & GEZIN, Open je ogen voor een veilige slaapomgeving. KIND&GEZIN, Dada van baby tot kleuter. Hoe omspringen met de allerkleinsten?
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 76 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) KIND&GEZIN , Medische preventie en veiligheidspreventie in de kinderopvang – richtlijnen en aanbevelingen 03/2007. KIND&GEZIN, Samen lukt het! Prikkelend Nederlands in een meertalige omgeving., Het verhaal van taal., DVD over meertaligheid. SWP, Aandacht voor baby’s. Werken met baby’s in kinderdagverblijven. VANDENBROECK,M., Childcare stories, DVD. VLAAMSE VERENIGING VOOR KINDERGENEESKUNDE - BEELDTAAL, Kindje ziek? Over ziektebeelden bij baby’s, peuters en kleuters.
3
WEBSITES.
www.decet.org www.everychildmatters.gov.uk www.g-o.be www.g-o.be/nascholing www.kind&gezin.be (Hallepoortlaan 27, 1060 Brussel) www.landelijkekinderopvang.be www.pedagogiekontwikkeling.nl www.pippo.nl www.pompoen.nl www.PPJ.be (werkgeversorganisatie voor kinderopvang en jeugdzorg, Solvaystraat 39, 2018 Antwerpen) www.swpbook.com www.VBJK.be (vormingscentrum voor de begeleiding van het jonge kind, Raas van Gaverestraat 67a, 9000 Gent) www.vcok.be (een door de Vlaamse Overheid erkend vormingscentrum, gespecialiseerd in de thema's opvoeding, kinderopvang, adoptie en bemiddeling...) www.werk.belgie.be http://www.cego.be (centrum voor ervaringsgericht onderwijs)
http://www.kindermishandeling.org/VK/ http://www.ckg.be/ (centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning) http://rodekruis.be
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 77 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
BIJLAGEN BIJLAGE 1
De afgestudeerden kunnen in volgende diensten terecht. Formele kinderopvang Erkende kinderdagverblijven Opvang in groep van baby’s en peuters. Sommige kinderdagverblijven hebben ook een bijkomend aanbod voor buitenschoolse kinderopvang. Erkende kinderdagverblijven worden gesubsidieerd. Erkende diensten voor onthaalouders Opvang bij onthaalouders, die geselecteerd en begeleid worden vanuit een dienst die door Kind en Gezin erkend en gesubsidieerd is. Zelfstandige opvangvoorzieningen Zelfstandige onthaalouders en zelfstandige kinderdagverblijven. Buitenschoolse kinderopvang Dit kan in verschillende opvangvormen aangeboden worden. Kinderdagverblijven, diensten voor opvanggezinnen, zelfstandige kinderdagverblijven en zelfstandige onthaalouders, scholen, jeugdwerk. Daarnaast zijn er de initiatieven voor buitenschoolse opvang (IBO’s) die specifiek en exclusief gericht zijn op de buitenschoolse opvang van kinderen uit het basisonderwijs. Ze kunnen zowel voor- als naschools, op woensdagnamiddeg, gedurende vrije schooldagen en gedurende één of meer vakantieperiodes buitenschoolse opvang bieden. Kinderopvang aan huis In de woning van de gebruikers zelf. Lokale dienst voor buurtgerichte kinderopvang Kleinschalige buurtgerichte opvang. Sommige formele opvangvoorzieningen richten zich tot bepaalde doelgroepen: kinderen met specifieke zorgbehoefte kinderen uit kansarme en/of allochtone gezinnen opvang van zieke kinderen in diverse vormen.
Informele kinderopvang Door grootouders, familie, vrienden of kennissen, door een ‘babysit’, een au-pair, … Meestal bij de ouders thuis.
Doorgroeimogelijkheden In een kinderdagverblijf erkend en gesubsidieerd door Kind en Gezin moeten begeleid(st)ers volgens een besluit van de Vlaamse Regering minstens 18 jaar zijn en beschikken over een diploma of getuigschrift van een door K&G erkende opleiding. Om terecht te kunnen in een initiatief voor buitenschoolse kinderopvang moet men, eveneens bij besluit geregeld, minstens een eindstudiebewijs erkend door K&G kunnen voorleggen en 18 jaar zijn. Voor (zelfstandige en aangesloten) onthaalouders en voor zelfstandige kinderdagverblijven zijn er geen specifieke diplomavereisten. De begeleid(st)er start onmiddellijk als begeleid(st)er. Wat betreft doorgroeimogelijkheden gaat het eerder om een vlakke loopbaan.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 78 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
BIJLAGE 2
1.
HET TAALVERWERVINGSPROCES 1
Niets lijkt zo vanzelfsprekend als de manier waarop lachende of huilende baby’s uitgroeien tot sprekende kinderen. Taalontwikkeling is echter het resultaat van complex op elkaar ingrijpende factoren. Het taalverwervingsproces staat namelijk niet op zichzelf, maar is een onderdeel van het totale proces van verandering waarin kinderen zich voortdurend bevinden. Maar omgekeerd zal taal, eenmaal aanwezig, ook een belangrijke rol spelen in die verdere totale ontwikkeling. Spreken, denken, fantaseren en zich sociaal gedragen beïnvloeden elkaar voortdurend. Kinderen hebben een aangeboren taalverwervingsmechanisme waardoor ze op een bepaald moment in hun ontwikkeling taal verwerven, zoals ze op andere momenten leren kruipen, lopen of tanden krijgen. Voor die taalverwerving is er een cruciale periode, een optimale leeftijd, waarin het taalvermogen moet geactiveerd worden door een passende taalomgeving. Als die activering niet op tijd gebeurd is, zal het kind nooit meer de volle complexiteit van zijn moedertaal kunnen ontwikkelen.
Fig. 1: factoren die een rol spelen bij de taalverwerving
Het taalontwikkelingsproces is een gestage ontwikkeling die aangedreven wordt door de interactie met de omgeving waarin de taal aangeboden wordt. Een kind dat in het Nederlands toegesproken wordt leert Nederlands, en een kind dat in het Turks toegesproken wordt, leert Turks. Binnen dat proces onderscheidt men een aantal klassieke perioden: de voortalige periode, de vroegtalige periode, de differentiatiefase en de voltooiingsfase. In zulke indelingen worden doorsnee-leeftijden gehanteerd, maar elk kind heeft zijn eigen ritme, en de marges moeten ruim genomen worden. Door inzicht te hebben in het taalontwikkelingsproces en de verschillende fases ervan, en door gepast te reageren, kan een kinderverzorger dat proces aanzwengelen en de taalontwikkeling optimaal stimuleren. 1.1 De voortalige periode: het eerste levensjaar In het eerste levensjaar, waar het kind nog niet spreekt (= voortalig), worden de grondslagen van de taalverwerving gelegd. Het kind maakt een aanvang met de passieve taalontwikkeling en het begint actief aan de klankverwerving van zijn moedertaal. Doorgaans delen we deze periode in vier stadia in. a.
Huilen en schreien, en vroege luisterontwikkeling (0 tot 6 weken) Het kind kan al klanken en stemmen onderscheiden van voor de geboorte, en heeft een duidelijke voorkeur voor het luisteren naar menselijke stemmen, en vooral naar die van de moeder. De eerste geluiden die de baby zelf produceert zijn de geboorteschreeuw, en in de weken daarna kortere of langere periodes van luid en krachtig huilen. Op beide signalen reageren de verzorgers (moeder, vader, andere verzorgers) hierdoor is het duidelijk dat het van bij het begin een interactieve geluidsproductie is. De hele omgeving reageert opgelucht als de baby zijn eerste schreeuw de wereld instuurt die is immers het bewijs dat het adem- en stemsysteem werken en dat de baby leeft. Ook het huilen wordt door ouders gezien als een belangrijk communicatiesignaal waarop ze dienen te reageren: ze troosten de baby, verschonen en of voeden hem, ze lachen en spreken tegen het kind, ze strelen en wiegen het. Een baby die sussend wordt toegesproken, maakt allerlei lip-, tong- en kaakbewegingen die het spreken van de moeder spiegelen. Deze prespeech-bewegingen zijn de eerste rudimentaire oefeningen tot spraakbewegingen.
1
Gebaseerd op Goorhuis S.M. en Schaerlaekens A.M. (2000) Handboek taalontwikkeling, taalpathologie en taaltherapie bij Nederlandssprekende kinderen, De Tijdstroom, Utrecht, 312 blz.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 79 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
b.
Verklanken (6 weken tot 4 maanden) Nu beginnen baby’s zeer selectief te luisteren naar spraakgeluiden en kunnen ze al allerlei klanken onderscheiden. Dat loopt samen met hun visuele ontwikkeling: in de tweede maand kunnen kinderen iets wat ze met hun ogen zien ook volgen, en ze kunnen hun blik fixeren. Baby’s reageren nu met een glimlach op herkenbare dingen. Daardoor groeit het warme emotionele klimaat van de moeder-kindinteractie. De ouder gaat door de reacties van de baby steeds meer spreken, waardoor het taalaanbod meer en meer aanwezig is. Het huilen komt minder voor. De baby kan geluidjes maken met ontspannen mondstanden die klinken als doffe vocalen: a-a-a-a-a, eu-eu-eu-eu, u-u-uh-uh, eh-eh-eh. En anders dan bij het huilen, kan de baby de geluidjes nu ook al onderbreken. Dit spontaan vocaliseren wordt door de ouders aangemoedigd zo ontstaan ‘protoconversaties’: Kind: ‘eu-eu-eu’ Moeder: ‘ja, eu-eu-eu, hé? Kind : ‘eeu-eeu’ Moeder : ‘ja, eeu, wat kan jij al mooi praten, zeg.’
c.
Klankspel (4 tot 7 maanden) Als in de reeksen van geluiden een begin van toonvariatie verschijnt, dan is de volgende fase begonnen: het vocaal spel. Alle klanken worden nu uitgebreid en geëxploreerd. De baby ligt vaak wakker en maakt dan heel wat geluiden. De volwassene die in de nabijheid van het kind is, ziet waarmee de baby bezig is en begint daarover te praten: zo krijgt de protoconversatie een vaste vorm, die van de gezamenlijke aandacht. Het kind ligt rond te kijken in zijn wiegje en moeder reageert erop. Moeder: ‘Oh, heb jij zoveel te kijken? De beer, de rammelaar, mooi, he? Dag beer, dag lieve beer, aai.’ Geleidelijk aan neemt de wederkerigheid in de communicatie toe. Als volwassene en kind om de beurt een geluid maken, is de verbale beurtwisseling goed op gang gekomen. Ook de luisterontwikkeling is verder geëvolueerd. Het kind stopt zijn eigen vocale activiteit als het de volwassene hoort praten. Het kan klinkers identificeren. De geluidjes worden alsmaar meer gedifferentieerd, en naast klinkers worden duidelijk medeklinkerachtige klanken geproduceerd: arra, uh euwhee, egge, aeiw, ere, sjsjsjsj, riiiiii, … De geluiden worden gekenmerkt door verschillen in toonhoogte, luidheid en duur.
d.
Brabbelen (7 tot 12 maanden) Brabbelen is de opeenvolging van identieke of bijna identieke lettergrepen: ba-ba-ba, da-da-da, mè-mè-mè, en dit binnen één ademeenheid. De medeklinkers kunnen soms wisselen: ba-bama-ma, pa-pa-ta-ta, pu-tu-ku, wa-wa-da-da. Het beginnende brabbelen valt ongeveer samen met het beginnend kruipen. De luisterontwikkeling maakt ook een sterke evolutie door: de baby herkent nu klankpatronen (lettergrepen, woorden en pauzes in een zin) en heeft een soort van moedertaalfilter, het kan de klanken van zijn moedertaal onderscheiden van die van andere talen. Geleidelijk aan komt ook melodie en intonatie in het brabbelpatroon. De wederzijdsheid van de interactie kind-verzorger ontplooit zich nu ten volle, en het kind neemt nu volop initiatief. Bram (10 maanden): ‘tata, ta laa, ta laa’ (gewone spreektoon) ‘aah, te, laaah’ (met meer nadruk) ‘ap, la!’ (met nadruk roepend) Vader: ‘o ja? nou daar geloof ik niks van’ Bram: ‘ja jaje’ (met stijgende intonatie) Vader: ‘taas!’ (met nadruk) Bram: ‘taas! taas? taas’ (hoog constaterend) ‘taas’ (heel laag) Vader: ‘taas’ (bevestigend) Bram: ‘taas!’ (met grote nadruk)
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 80 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) e. Communicatie aan het eind van het eerste levensjaar Het kind communiceert nu echt talig, ook al kan het nog geen woorden zeggen. Het heeft een heel repertoire aan communicatieve intenties ter beschikking: lichaamsbewegingen, oogcontact, gebaren, brabbelklanken. intentie 1 Aandacht trekken a op zichzelf b op gebeurtenissen, voorwerpen, personen 2 Verzoeken a om objecten b om actie c om informatie
3 4 5 6 7
Groeten Overmaken Protesteren/verwerpen Antwoorden/bevestigen Informeren
beschrijvend voorbeeld Aan rok van mama trekken Naar vliegtuig wijzen om aandacht erop te vestigen Wijzen naar gewenst speelgoedje Boek aangeven om eruit te laten voorlezen Naar de plaats wijzen waar gewoonlijk de koekendoos staat en oogcontact maken om te vragen waar ze is Wuiven bij begroeting of afscheid Speelgoed aan moeder geven Bord of beker van zich af duwen Lachen als vader het favoriete speeltje pakt Naar kapotte wiel van auto wijzen om te laten weten dat het stuk is
Fig. 2 Communicatieve intenties aan het eind van de voortalige periode Door de lettergreepstructuur, de klankkeuze en de intonatie is het brabbelen een model voor het echte spreken, een directe voorloper ervan. De toegenomen luisterontwikkeling en het toegenomen begrip voor gesproken taal maken dat het kind een echte communicatiepartner wordt. Het is klaar voor de volgende fase. 1.2.
De vroegtalige periode (1 tot 2,5 jaar)
De taalontwikkeling wordt zichtbaarder, omdat het kind nu betekenisvolle woordjes zegt. a.
Eénwoordfase en woordenschatontwikkeling (1 tot 1,5 jaar) Tussen 8 en 18 maanden spreekt het kind zijn eerste woord. 90 % van de kinderen zijn eraan toe op 14 maanden, maar er is een ruime leeftijdsmarge. Sommige kinderen zetten de fase van het melodieuze brabbelen voort en plaatsen er geleidelijk aan hier en daar verstaanbare woorden tussen. Bij andere kinderen is er een duidelijkere breuk tussen de ene fase en het gebruik van eerste woordjes. In de voorbereiding ernaar toe gebruikt het kind protowoordjes, bijv. brrr (voor een auto), dodo (voor slapen). Dit wordt al snel gevolgd door woordjes waarin men de vorm uit de volwassenentaal duidelijk herkent: to (voor auto), mè (voor melk), din (voor drinken). De snelheid waarmee kinderen nieuwe woordjes leren varieert van kind tot kind. Na de eerste 50 woorden, zo tussen 15 maanden en 2 jaar, treedt bij veel kinderen een woordenschatexplosie op. Gemiddeld gebruiken tweejarigen 500 woorden, maar dat kan variëren van 50 tot 600. De eerste woorden die kinderen gebruiken staan direct in verband met hun wereld, en zijn voor verschillende talen dezelfde: personen, dieren, lichaamsdelen, voorwerpen en acties uit het dagelijkse leven van het kind: mama, papa, poes, kip, eend, ba (bal), bok (blok), mè (melk), kaa (kaas), soenen (schoenen), mut (muts), toe (stoel), peeje (spelen), kèke (kijken), poessen (poetsen), wam (warm), wè (weg), papot (kapot), kijk, daaj (daar), dat, nog, nee. Gaandeweg krijgt het kind door dat alle dingen een naam hebben (tegen de leeftijd van 2 jaar) en gaat het naamvragen stellen: ida? wadida? (wat is dat?) Zelfs in deze fase van eenwoordzinnen kunnen er echte gesprekken zijn tussen verzorger en kind: Bram: eh... eh... eh... Vader: wat is er? Bram: ebbe! Vader: wat moet je hebben? Bram: die
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 81 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) Vader: de zakdoek? Bram: a-oe Vader: alsjeblieft, de zakdoek. b.
Twee – en meerwoordfase (1,5 tot 2,5 jaar) Rond 15 tot 18 maanden ontstaat de tweewoordzin daarna – bij sommige kinderen simultaan – de meerwoordzin (drie tot vijf woorden). Moeder schudt zak met wortelen uit. Katelijn: oo wot Katelijn: kijk wot Katelijn: wot wort uit Katelijn: op. op. op wot. wort vuil. Om de tweewoordcombinaties te begrijpen moet je in de situatie aanwezig zijn, om de context te zien. Kinderen breiden hun zinnen uit door losse elementen ervan in wisselende combinaties op te bouwen of uit te splitsen. Dit doen ze vooral als ze rustig spelen of in bedmonologen. hier ook zette auto ook zette auto auto binnen auto garage weg nog auto nog auto binnen nog auto garage zetten (Joost, 27 maanden) Negatieve zinnen maken ze door de ontkenning voorop of achteraan te zetten: Gijs dokter gaan nee. (Gijs, 2 jaar en 4 maanden) Nee is tapot visie. (Tim, 3 jaar en 7 maanden) Konijntje ook uit niet (Eric, 2 jaar en 6 maanden) Dit laatste stadium van de vroegtalige fase wordt ook de telegramstijlfase genoemd. Verzorgers reageren op de telegramstijlzinnen van het kind met een langere uitleg: Kind: Tefoon legge Moeder: Ja, jij legt de hoorn op de telefoon.
c.
Communicatie en taalspel bij het einde van de vroegtalige periode Het kind kan nu al heel wat taaldaden uitvoeren: benoemen en aantonen, naamvragen, enz. Het kind krijgt er vertrouwen in dat het via taal kan communiceren het ontdekt dat het over de wereld kan praten. Daarnaast ervaart het taal als iets waarmee gespeeld en geoefend kan worden. Kinderen spelen met woorden, klanken en intonaties dit noemt men verbaal spel. Vaak doen ze dat als ze alleen zij, bijvoorbeeld ’s avonds in bed. Dit noemen we bedmonologen. Het kind gebruikt hier volop taal, terwijl er geen concrete omgeving is die die taal uitlokt, en geen toehoorder. Het kind is nu creatief en vrij om met taal te spelen. appel ajuin patatjes vlees tomaat klaar – kleer, seller – selder bimbam de klokken en een krabel en een beebel en een stant en een kalee en ne klakkes beekes baabeeboo baabeeleekes makeboobee njoeps oh la la (Gerrit, 3 jaar 1 maand) Dit klankspel is tegelijk een nadenken over taal. Ook tijdens de volgende fase is het kind vaak op een reflecterende manier met taal bezig.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 82 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) 1.3. De differentiatiefase (2,5 tot 5 jaar) Het taalverwervingsproces gaat nu heel snel, het komt op verschillende terreinen in een stroomversnelling. Dat gaat gepaard met veelvuldig struikelen, maar ook met grote creativiteit. De differentiatiefase komt overeen met de kleutertijd en kinderen maken dan spectaculaire ontwikkelingen door op psychosociaal en cognitief vlak. Sociale en motorische vaardigheden, fantasie en denken worden in taal verwerkt en met behulp van taal aan anderen meegedeeld. Voorbeelden: Kijk eens wat ik doe, splinge, mag niet splinge? Doe toch! (motorische vaardigheid, Jan Lodewijk, 2 jaar 4 maanden) Ik heb levertraan in mijn buik, dan lusten de nijlpaarden mij niet (fantasie, Jan Lodewijk, 3 jaar 6 maanden) Kabouters hebben ook kleine broers, maar dan heel kleine (talig denken, Dirk, 4 jaar 6 maanden) Oma: Steek je voet eens in de broekspijp. Frans: Waarom zeg je daar pijp tegen, dat is toch geen pijp zeker? (talig denken, 4 jaar 7 maanden) Bovendien verandert er ook veel in de leefwereld van kind. Tijdens deze periode verlaten de meeste kinderen het beschermde thuismilieu voor een bredere omgeving: het kinderdagverblijf, de peuterspeelzaal en wat later de kleuterschool. Het taalaanbod komt nu ook van andere verzorgers. Het taalaanbod kan daardoor voor vele kinderen verruimen (kinderen uit een besloten sociaal milieu), voor andere kan het een confrontatie zijn met nieuwe varianten van de moedertaal (dialectsprekende kinderen) of zelfs met een nieuwe taal (anderstalige kinderen). In deze fase zijn de tempoverschillen nog opvallend aanwezig. Daarnaast zijn er ook kwalitatieve verschillen: bijvoorbeeld kinderen die zich motorisch vlug ontwikkelen, vorderen veel sneller met de klankvorming (de ‘r’ en moeilijke opstapeling van medeklinkers, bijv. ‘st’ in naast, en ‘mp’ in lamp), maar hebben toch de doorsnee tijd nodig voor de zinsbouw. 1.3.1
Klankontwikkeling
De meeste klanken zijn nu verworven, ook al worden ze nog niet perfect gearticuleerd. Bijv. de ‘s’ wordt soms nog met de tongpunt tussen de tanden gevormd. Kinderen worden zich ook bewust van de klanken, zo zullen ze hun eigen uitspraak overduidelijk corrigeren: Noestie bete. Hij ’s bete. Hij is beeeterrr! (Luuk, 3 jaar) Als een volwassene de foute klank imiteert, zal het kind hem verbeteren. Volwassene: Hoe heet jij? Lara: Ik heet Lala. Volwassene: Lala? Lara: Nee, met een l. Volwassene: Oh, Lara. Lara: Ja! (Lara, 4 jaar en 3 maanden) Tijdens het taalspel zullen kinderen vaak klanken door andere vervangen. Het expliciet rijmen, dat aan het einde van deze periode ook aan bod komt, is ook een uiting van klankbewustzijn en wordt beschouwd als een vaardigheid die heel bepalend is voor een vlot verloop van het latere leesproces. Een bezoeker blijkt Marie-Christine te heten. Daarop begint Koen (4 jaar en 6 maanden) te fantaseren. Mariekristien Makrikristien Makrokristien Makri Chika
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 83 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) Chika Kroka De psst 1.3.2
Semantische ontwikkeling
De woordenschat breidt in deze periode continu uit. Het gemiddelde aantal woorden van driejarigen is volgens onderzoekers 1500, van vijfjarigen 2500. Rond de leeftijd van 3 jaar spreken we van de big jump, omdat er dan zoveel nieuwe woorden bijkomen. Kinderen gebruiken de woorden echter nog niet helemaal op dezelfde manier als volwassenen. Ben jij een dokter of een mens? (Bart, 3 jaar) Oma is geen meisje, oma is een grote meis. (Gerrit, 2 jaar en 10 maanden) Jaap, doe je hoofd eens open. (Jaap, luister eens) (Jan Lodewijk, 2 jaar en 9 maanden) Ik ben een beetje doof op Maaike. (Ik kan Maaike niet zo goed verstaan) (Jan Lodewijk 3 jaar en 3 maanden) Ik heb twee papiertjes spek gegeten. (twee sneetjes) (Frans, 3 jaar en 7 maanden) (Als zijn moeder hem waarschuwt dat het kan breken) Alles is van sterk gemaakt hoor, alles is niet van kapot gemaakt! (Frans, 4 jaar en 6 maanden) Soms kan dit ertoe leiden dat kinderen precies het tegenovergestelde zeggen van wat ze bedoelen. Ik ben weer de laatste. (Het kind was eerst aangekomen) Ik heb het te warm in de school. (Het kind wil een extra trui) (Hanneke, tussen 3 jaar en 3,5) Ook met de persoonlijke voornaamwoorden kan het wel eens mis gaan. Vader: Dat is jouw stoel. Kind: Ja, dat is jouw stoel. (en gaat er triomfantelijk op zitten) Ikke mij kan dat zelf! (Sara, 2 jaar en 11 maanden) Mama zijn boek is gevalt. (Bram 2 jaar en 6 maanden) 1.3.3
Zinsbouw
De globale structuur van de Nederlandse zin krijgt het kind vrij snel onder de knie, maar de details worden zeer geleidelijk ingevuld. Wat nog wel eens voorkomt, is topicalisatie. Dat is het herhalen van het belangrijkste woord uit de mededeling aan het eind van de zin. De muts wil ik niet, de muts. Dat kleine eendje was zijn papa en mama kwijt, dat kleine eendje. Die papa en mama was weg van het eendje, die papa en mama. (Janne, 2 jaar en 9 maanden) Ontkenning wordt eerst gevormd met ‘niet’ voor of na de zin. Rond het derde levensjaar wordt het ontkennende woord in de zin geplaatst. Maar het wordt nog vaak verkeerd gebruikt. Bim bam beieren, de koster lust niet eieren. (Frans, 3 jaar en 4 maanden) Daar is nog geen wiel nooit af. (Hanneke, 3 jaar en 10 maanden) Ik ga niks naar waar! (ik ga nergens heen) (Gerrit, 2 jaar en 8 maanden)
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 84 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) 1.3.4
Woordleer Het meest opvallend is het fenomeen van de overregularisatie: het toepassen van de algemene regel, ook waar die niet past. Voorbeelden: schippen (schepen), gevald (gevallen), ik vliegde (vloog), ik zwemde, ik kijkte. Het is een heel belangrijke fase waar kinderen doorheen moeten. Het betekent immers dat ze niet alleen het taalaanbod imiteren, maar het aanbod ook inpassen in de voorlopige hypotheses die ze gemaakt hebben over de regels van de taal en die ze vervolgens weer toetsen. Het wijst dus op het in het kind aanwezige regelvormende vermogen.
1.3.5
Pragmatische en communicatieve aspecten Bij driejarigen kan je een grote toename van de spraakzaamheid vaststellen, ook in de hoeveelheid conversatie met andere kinderen. Opvallend in deze periode is dat het taalgebruik in toenemende mate uit de context kan gehaald worden. Kinderen spreken niet langer allen over het hier en nu, maar ook over andere plaatsen en tijden, en ook over algemene onderwerpen: Hebben alle opa’s een bril? Of ze proberen afspraken te maken: Als jij dit aan mij geeft, dan krijg jij dat. Kinderen zijn intensief met de regelmatigheid van taal bezig en testen ze ook uit. Over taal wordt goed en soms erg creatief nagedacht. Vader: De babysit komt voor jou. Kind: De kleutersit zeker, ik ben toch geen baby meer! (Hanneke, 4 jaar) In Frankrijk, daar zijn ze zeker rijk, want daar hebben ze veel frank. (Frans, 5 jaar)
1.3.6
Niet-vloeiend spreken Veel kinderen maken tijdens deze fase een periode van niet-vloeiend spreken door. Deze fase is op elk gebied zo turbulent, dat het ze wel eens te snel kan gaan. Ik vvvvalte in de parkje. Dat vind ik niet bbbbeterder. Straks, gisteren, een andere keer. (morgenvroeg) De soldaat bwoosde, bwiesde, bwoos, bwies, blies. Niet-vloeiend spreken kan ook samenhangen met de fantasieontwikkeling. En toen en toen en toen kkkwamen er allemaal drdrdraken, hele grote draken en die, die, die heb ik dood gemaakt. (Bram, 3 jaar 6 maanden)
1.4. De voltooiingsfase (5 tot 9 jaar) Het taalgebruik van kinderen ouder dan 5 jaar lijkt steeds moeilijker te onderscheiden van dat van volwassenen. Echt nieuwe aspecten van taalverwerving komen er niet meer bij, tenminste niet wat betreft het mondeling taalgebruik. Maar de grote nieuwigheid is het verwerven van de schriftelijke taal. Als het kind zo ver is dat het vlot leest, kan het via het lezen nieuwe woorden opsteken, die het dan ook in zijn mondeling taalgebruik uitprobeert. Zo beïnvloeden mondeling en schriftelijk taalgebruik elkaar wederzijds. In doorsnee beschikken 5 en 6-jarigen over een behoorlijke basiswoordenschat. Hun passieve woordkennis wordt tussen de 6 en 8000 geschat, soms zelfs tot 14000 woorden. Hun actieve tussen drieen vierduizend woorden. In gesprekken met volwassenen zullen kinderen systematisch uitleg vragen als ze geconfronteerd worden met een woord dat ze niet begrijpen: Mama, wat zijn dat, vitamientjes? Volwassenen kunnen woorden toelichten met de reeds bestaande woorden in de woordenschat van een kind: Vitamientjes zijn hele kleine deeltjes in je voedsel, die erg gezond zijn, in fruit en groenten zitten veel vitamientjes. Deze werkwijze brengt echter wel mee dat kinderen die over onvoldoende basiswoorden beschikken, de nieuwe woorden ook onvoldoende kunnen begrijpen. In bovenstaand voorbeeld: kinderen die de begrippen voedsel of gezond of fruit en groenten niet hebben, snappen ook de inhoud van het nieuwe woord niet.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 85 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) In de onderwijssituatie kan dit meebrengen dat kinderen die een woordenschatachterstand bij de aanvang hebben, deze achterstand alsmaar zien groeien, in plaats van afnemen. Ook is het zo dat vlotte lezertjes die al snel zelfstandig boekjes, kranten en tijdschriften lezen, hierdoor hun woordenschat zeer breed uitbreiden.
2
HET TAALAANBOD
2.1
Wat is taalaanbod?
Taalaanbod is het geheel van alle geluiden, waaronder gesproken taal, die een kind te horen krijgt vanaf zijn geboorte, en gedeeltelijk al voor de geboorte. Ook de vormen van geschreven taal die het kind te zien krijgt, behoren tot het taalaanbod. Het breedste zijn de omgevingsgeluiden: voetstappen in huis, rinkelende belletjes, de poes die miauwt. Taal die niet rechtstreeks tot het kind gericht is (gesprekken tussen volwassenen, kinderspel, radio en televisie), noemt men de brede omgevingstaal. Wanneer men wel rechtstreeks tot het kind spreekt in een één-op-één interactie, spreekt men van verzorgerstaal. 2.2
Evolutie en kenmerken van taalaanbod
De verzorgerstaal is geen statisch, vaststaand fenomeen, maar is evenzeer in ontwikkeling als de taalproductie van het kind zelf. Een aantal kenmerken ervan veranderen, groeien mee of groeien eruit. Dit wordt het fine-tuning mechanisme genoemd: de taal van de volwassene past zich aan aan het taalniveau van het kind (zie ook 2.5.). Evolueert de taal van het kind, dan worden een aantal aanpassingen overbodig en verder achterwege gelaten. Het taalgebruik van de verzorgers groeit als het ware mee met dat van het kind, in die zin dat het er altijd net iets op voorop loopt. Opvallend is dat het taalgebruik van de volwassene altijd correct blijft, correcter zelfs dan het taalgebruik dat volwassenen onderling gebruiken. Deze verzorgerstaal heeft dus een voorbeeldfunctie. Ouders vereenvoudigen hun taalgebruik voor hun kind, maar ze willen zich niet bewust opstellen als ‘taalleraren’, in tegendeel. Ze willen vooral communiceren met hun kind en daar plezier aan beleven, de rest komt eigenlijk vanzelf. 2.3
Taalaanbod als communicatie-ontlokkend instrument
Al vanaf de geboorte doet de volwassene alsof alles wat het kind doet reeds communicatieve betekenis heeft. De dialoog tussen volwassene en kind, wordt door de volwassene in stand gehouden. Dit noemen we protoconversaties, omdat de volwassene betekenis giet in wat het kind doet. Toch is het kind ook een actieve gesprekspartner. Het antwoordt met allerlei niet-verbale middelen: lachen, kraaien, mimiek, oogcontact, gebaren, … Deze non-verbale periode is heel belangrijk, omdat de emotionele verbondenheid tussen mensen uitdrukking krijgt in de taalfuncties. Ontwikkelingspsycholoog Michael Tomasello verwoordt het zo: “Parents create persons by treating babies intentionally”: door betekenis te geven aan het gedrag van de baby, maken ouders er personen van. Ook het passieve taalgebruik wordt geoefend bij baby’s die nog niet praten: Hanneke, waar is uw buikje? Waar is blote buik? Waar is blote buik? Zeg en waar zijn, waar zijn de handjes? Zeg waar zijn uw handjes? Nee, uw handjes, da’s het buikje daar. Ja, ja, da’s het buikje daar. Volwassenen gebruiken tal van strategieën om de dialoog op gang te brengen en te houden. Ze stellen veel vragen. Ze bouwen vraag- en antwoordsequenties in, en geven soms het antwoord zelf. Volwassenen zijn voortdurend alert op wat het kind bezig houdt: waar kijkt het naar, wat doet het? Waar het mee bezig is wordt benoemd. Er worden ook heel wat middeltjes gebruikt om het taalgebruik van het kind te verbeteren, zonder het gesprek te laten stokken, bijv. herhalen en uitbreiden.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 86 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) Kind: de auto is botsen Volwassene: ja, de auto is gebotst op de vrachtwagen. Door op die manier ook om te gaan met fouten, geeft men het kind impliciete feedback over incorrect taalgebruik. Dat mechanisme helpt hen daadwerkelijk vooruit zonder dat het hen onzeker maakt. 2.4 Stijlen in aanbod Volwassenen gebruiken verschillende stijlen in het taalaanbod, soms afwisselend en afhankelijk van de situatie, maar soms is het zo dat volwassenen ook gewoon een voorkeur hebben voor een bepaalde stijl. 2.4.1. De conversationele stijl Als volwassenen erin slagen het gesprek goed op gang te brengen en te houden, waarbij ze indirect corrigerend te werk gaan, noemen we dat een conversationele stijl. Kind: auto. Moeder: ja, dat is de auto, de auto kan rijden. Kind: niet. Moeder: oh, rijdt ie niet, dat is ook goed. (Bram, anderhalf jaar) 2.4.2. De directieve stijl Als de taal van de volwassene hoofdzakelijk gericht is op het sturen van de kinderlijke activiteiten, dan hanteert de volwassene een directieve stijl. Tom, doe de duim uit de mond. En eet eens mooi je bordje leeg. 2.4.3. De intrusieve stijl Tussen conversationele en directieve staat de instrusieve stijl, waarbij de volwassene het kind zoveel mogelijk aan de conversatie wil laten deelnemen, maar daarbij toch heel sturend is. Er wordt weinig initiatief aan het kind gelaten. Oma: waar zijn uw vingertjes, Bartje? Kind: hier. Oma: toon uw vingertjes eens, en vertel me eens hoeveel vingertjes heeft Bart? Kind: vijf. Hier worden wel vragen gesteld, maar het gaat om zogenaamde gesloten vragen die een welbepaald antwoord vereisen, terwijl bij de conversationele stijl veel open vragen worden gesteld. Vragen zoals “o, ja?” en “En wat gebeurde er nog meer?” zijn bedoeld om het gesprek op gang te houden, niet in één bepaalde richting te sturen. 2.4.4. De didactische stijl Kenmerkend voor deze stijl is dat de inhoud van de conversatie belangrijker is dan de conversatie zelf. Er zijn in verhouding meer beweringen dan bij een gewoon gesprek. Oma: Kijk eens hier, Tom, wat een mooie prent. Dat is een giraffe, en die heeft zo’n hele lange nek. Kind: Die had ik al eens in de zoo gezien. Oma: En met die lange nek kan hij de blaren van de bomen eten. 2.5
Kenmerken van het taalaanbod
2.5.1. Klankaanpassingen De hoge toon is het meest opvallende kenmerk, vooral bij het toespreken van baby’s. De hogere toon gaat samen met overdreven intonatiepatronen en overduidelijke articulatie, en dat is in alle talen zo. Uit onderzoek blijkt dat de combinatie van die drie kenmerken baby’s echt helpt bij het opbouwen van hun eigen klanksysteem. Als de baby’s heel klein zijn, worden ook klanknabootsingen gebruikt om de koppeling tussen betekenis en woordvorm te ontdekken. Bijv. tuut-tuut voor auto, waf-waf voor hond, tik-tak voor klok, tjoek-tjoek voor trein. Voor de baby wordt de relatie tussen de klankvorm en het voorwerp dan duidelijker. Als de baby eenmaal zelf woordjes kan vormen, vallen deze klanknabootsingen weg en worden ze vervangen door de echte woordvormen. Dit is een goed voorbeeld van het fine-tuning mechanisme.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 87 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) 2.5.2. Overkoepelende termen Het jonge kind moet heel veel woorden verwerven, en liefst niet allemaal tegelijk. Volwassenen gebruiken daarom eerst overkoepelende termen (bloem, vogel, …) en dan pas de specifiekere ondersoorten (tulp, anjer, margrietje… en vink, merel, kraai…). In andere gevallen, als de woorden verschillende gebruikswaarden hebben voor het kind, worden weer wel de specifieke termen eerst aangeboden: dus eerst melk, limonade, koffie en dan pas het overkoepelende drank eerst appel, banaan, druiven en dan pas fruit. De keuze wordt gestuurd door de optimale bruikbaarheid in de leefwereld van het kind. 2.5.3. Grammaticale kenmerken Als een kind nog heel jong is, zal de volwassene de zinsbouw vereenvoudigen door bijvoorbeeld de voornaamwoorden te vermijden en ze te vervangen door eigennamen. Hij vraagt bijvoorbeeld “Wat gaat Wim doen?” in plaats van “Wat ga jij doen?”. Vooral de tegenstelling ik-jij, mij-jou, mijn-jouw is voor het kind moeilijk te vatten, omdat die telkens wisselt bij elke beurtwisseling in de conversatie. Volwassenen stellen enorm veel vraagzinnen aan kinderen. Dat heeft vooral met de communicatieve en de didactische functie van het taalaanbod te maken. De zinnen van volwassenen die met kinderen spreken zijn kort, eenvoudig en worden vaak herhaald. Deze herhalingen kunnen gewone identieke herhalingen zijn, maar ook uitbreidingen of verkortingen. Het fine-tuning mechanisme zal er hier voor zorgen dat de complexiteit van de zinnetjes steeds toeneemt met de leeftijd van het kind. 2.6 Verschillen in taalaanbod en taalinteractie Het taalaanbod heeft dus heel wat vernuftige kenmerken, waarvan sommige doorlopen en andere wijzigen gedurende de taalverwervingsperiode. Onderzoekers hebben uitgezocht of er verschillen zijn tussen het taalaanbod van de verschillende volwassenen die met een kind omgaan. Tussen vaders en moeders blijken weinig verschillen te bestaan, maar er zijn wel grotere verschillen gevonden tussen verschillende sociale klassen. Zo is het onderscheid gevonden tussen restricted code en elaborate code. Er zijn gezinnen die taal voornamelijk gebruiken om te sturen, te verbieden en te bevelen dit wordt een restricted code genoemd. Deze code wordt meestal gebruikt in de lagere sociaal-economische milieus. Volwassene: Bart, kom daar af. Kind: Waarom? Volwassene: Omdat ik het zeg. Er zijn ook gezinnen die taal meer uitleggend gebruiken. Taal dient dan om betekenissen aan te duiden en de omgeving te ontdekken dit is de elaborate code. Deze code komt meer voor in hogere sociaaleconomische milieus. Volwassene: Bart, kom daar af. Kind: Waarom? Volwassene: Dat trapje wiebelt, zo gaat Bart eraf vallen. (Bart wordt van het trapje gelicht) Kijk maar, de pootjes zijn niet gelijk en daarom wiebelt het trapje. Daarnaast is er ook een kwantitatief verschil: kinderen uit lagere sociale milieus horen minder taal dan kinderen uit hogere milieus. Een gemiddeld kind in een hoogopgeleid gezin heeft op de leeftijd van 5 jaar zeven keer zoveel taal gehoord dan een kind uit een gezin waar de moeder minder dan twaalf jaar naar school is gegaan. Los van de verschillen tussen de sociale klassen, zijn er ook de verschillende interactiestijlen (directieve, conversationele, intrusieve en didactische stijl). Bovendien is de ene volwassene zwijgzamer en beknopt, en de andere spraakzamer en uitvoeriger. Ook daardoor zijn er individuele kwantitatieve verschillen in taalaanbod. Maar op zichzelf zijn deze verschillen normaal. Als er daarentegen ernstige tekorten zijn in het taalaanbod, leren kinderen niet of onvoldoende spreken bijvoorbeeld bij ernstige verwaarlozing, isolatie, kindermishandeling, bij een slecht georganiseerde meertalige opvoeding waarbij het kind ongeordend steeds wisselende talen aangeboden krijgt, enz. 2.7 De rol van het taalaanbod Het taalaanbod speelt een grote rol bij de woordenschatgroei. Zo hebben kinderen uit lagere sociale milieus een aanzienlijk kleinere woordenschat. Ook tweetalige kinderen krijgen relatief minder aanbod
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 88 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) van elke taal aangereikt, ze hebben dan ook in beide talen een kleinere woordenschat dan eentalige kinderen, maar hun totale woordenschat is wel minstens even groot. Nog belangrijker is het inzicht dat het taalverwervingsproces geen eenrichtingsverkeer, maar een transactioneel proces is. Het taalaanbod wordt immers telkens aangepast aan de talige reacties die aan het kind ontlokt worden, en het kind past zich telkens weer aan aan het complexere taalaanbod van de volwassene. De zogenaamde fine-tuning is dus wederzijds. Taalaanbod is dus meer dan een trigger voor het op gang brengen van de taalontwikkeling. Het is de continue aandrijving bij dit proces, waarbij beide partners, kind en omgeving, zo goed mogelijk op elkaar inspelen. 2.8 2.8.1. • • • •
• •
• • •
• •
Didactische wenken voor het taalaanbod 1 Algemene wenken Concentreer je op het hier en nu: ga tijdens korte gesprekjes met het jonge kind in op wat hem op dat moment bezighoudt, op wat aanwezig is, op de handeling die je samen doet. Met een oudere kleuter kan je een abstracter gesprekje voeren. Praat rustig, niet te snel. Gebruik geen kromme taal, maar praat zoals het hoort. Bijv. Wil je je tutje, Thijsje? in plaats van *Thijsje tutje hebben? Zorg voor spreeksituaties, lok gesprekjes uit, bijv. door vragen te stellen over wat het kind doet: Wat ben je aan het maken, Ruth? te praten over wat je zelf doet of zal doen: Kom maar mee, ik ga je kleertjes in de kast leggen. het kind spreekruimte te bieden, niet altijd zelf aan het woord te zijn: Oh, ja? (en dan een pauze inlassen) samen spelletjes te doen. Let op wat het kind zegt, niet op hoe hij het zegt. Concentreer je niet op negatieve aspecten zoals stottermomenten of uitspraakfouten. Hierdoor kan het kind zich onzeker voelen. Lach het niet uit of plaag het niet als het onvolmaakt praat. Dring niet aan op een betere uitspraak van woorden of zinnen. Doe het niet nazeggen, maar geef gewoon zelf het goede voorbeeld. Het kind hoeft jouw woorden niet te herhalen. Na enkele keren zal hij dit wel spontaan doen. Je kan wel vragen om naar je mondbewegingen te kijken als het kind daar interesse voor heeft. Dwing het kind niet om te vertellen over wat hij heeft meegemaakt als hij niet wil. Vertellen over wat voorbij is, is moeilijk voor kinderen. Maar als het kind erover zou willen praten, geef hem dan de gelegenheid ertoe. Neem de tijd en luister echt naar het kind als het met je wil praten. Het zal er nog meer zijn best voor gaan doen als het merkt dat je het op prijs stelt wat hij vertelt. Als je een kind heel goed kent, begrijp je het al met een gebaar of een enkele klank. Je kan het kind voorzichtig uitdagen om meer uitleg te geven door niet meteen te reageren, maar door even te wachten. Elsie (2 jaar en 2 maanden): Dinke, dinke. (Moeder weet best dat ze een glaasje fruitsap wil.) Moeder: Wat ga je drinken, meisje? Wil je wat melk of wat fruitsap? Geef veel positieve reacties op de taaluitingen van het kind. Dat komt de ontwikkeling van het zelfvertrouwen ten goede. Het is immers vanuit dat zelfvertrouwen dat het kind zal willen blijven praten. Alle kinderen houden ervan door taal geprikkeld te worden. Zorg voor aan hun leeftijd en ontwikkelingsniveau aangepaste taalspelletjes, liedjes, korte versjes, taal/bewegingsspelletjes, verhaaltjes, en ook een spontane speelse omgang met taal (zelfverzonnen rijmelarijtjes en klankspelletjes).
2.8.2. Voortalige fase: stimuleer het luisteren, imiteren, begrijpen en brabbelen In de voortalige periode leren kinderen ‘praten’ doordat er tegen hen gesproken wordt: de ‘lust tot spreken’ wordt gewekt. Door voortdurend met hun verzorgers ‘in gesprek’ te zijn over iets dat rechtstreeks op hen betrekking heeft, leren kinderen luisteren, imiteren en brabbelen. Deze vaardigheden
1
Gebaseerd op de “Algemene tips voor de opvoeder” uit Verheyden L. en Van Ommeslaeghe K. (1996) Kind en taal. Kindertaal. Vlaamse Vereniging voor Logopedisten, Herentals, 91 blz.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 89 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) worden meer en meer communicatief gebruikt zodat het kind tegen het eind van deze fase een actieve gesprekspartner wordt die veel en gevarieerd brabbelt met de melodie en intonatie van zijn moedertaal. • • • • • • • •
• • •
Laat de baby in een rustige omgeving spelen met geluidmakend speelgoed (piepend eendje, rinkelbal, knisperboekje, …). Draait de baby zijn hoofdje als je het geluid naast hem of achter hem maakt? Een vogel fluit, een deur slaat dicht. Wijs de baby op de geluiden, zo krijgen omgevingsgeluiden betekenis. Als de baby geluiden maakt, vindt hij het fijn als jij antwoordt hoe vaker jij reageert, hoe meer geluiden hij zal maken. Boots zijn geluiden na, kijk hem aan en lach hem toe. Sterke wisselingen van toonhoogte en sommige keelklanken kunnen baby’s uitermate boeien. Een baby houdt ervan om een gezicht te bekijken en vindt het plezierig als het gezicht beweegt of geluid maakt. Neem de baby vaak op schoot en laat hem naar je gezicht kijken. Als een baby gebaren maakt, verwoord dan zijn bedoelingen. Zo leert het kind de band ontdekken die er is tussen klank en betekenis. Pas je taalaanbod aan aan de baby: praat trager en met meer intonatie, gebruik eenvoudige woorden, herhaal veel en leg duidelijke klemtonen. Ineke, nu gaan we eten. Kom, Ineke, we gaan eten. ’t Is tijd om te eten, Ineke. Het is belangrijk dat de baby meteen ziet, hoort en voelt waarover het gaat. Praat dus over dingen die aanwezig zijn in de omgeving of over wat je nu aan het doen bent. Kom, Anneke moet in het badje. Eerst doen we de sokjes uit. Dan het truitje van Anneke. En nu het hemdje van Anneke. En nu, hup, zit Anneke in het badje. Wassen, wassen, Anneke wassen. Je kan ook aanwijzen en benoemen wat je omringt als de baby op je arm zit. Sommige baby’s hebben al interesse in prenten. Kies een boek met stevige bladen en grote, felgekleurde prenten, één per bladzijde. Kijk samen met de baby naar de prenten en maak er geluiden bij. Miauw, zegt de poes. Hmmm, lekkere melk. Zing schoot- en wiegeliedjes. De baby begrijpt ze nog niet, maar zal al gauw de melodie herkennen. Herkenning brengt hem aal het lachen en herhaling prikkelt tot nadoen. Zorg dat de baby meebeweegt, meeklapt, meewiegt.
2.8.3. Vroegtalige fase: stimuleer het begrijpen, benoemen en het taalspel • Als de peuter al een aantal woorden begrijpt, kan je kleine opdrachten geven: Waar is je neus? Geef Oma eens een lief kusje. Kom, we gaan wandelen. Waar is je jas? • Vanuit zijn nieuwsgierigheid naar de dingen en personen om hem heen dwingt het kind zijn huisgenoten als een kleine tiran om allerlei dingen te benoemen: Isda? Wasda? Ga geduldig in op zijn nieuwsgierigheid en benoem alles wat hij aanwijst. • Lees samen boekjes op de schoot. Sommige peuters houden het nog bij aanwijzen en benoemen, andere kinderen zijn al geïnteresseerd in eenvoudige verhaaltjes over herkenbare situaties en voorwerpen (opstaan, op het potje gaan, boodschappen doen, …). • Als je samen een wandeling of fietstocht maakt, probeer dan alles te benoemen en over zaken en gebeurtenissen uit de omgeving te praten. • Betrek het kind bij huishoudelijke klusjes. Terwijl je die (samen) opknapt, kan je vertellen wat je doet. • Peuters houden heel erg van het spannings- en verrassingselement. Speel verstop- en kiekeboespelletjes met alledaagse voorwerpen. • De meeste peuters zijn gek op liedjes. Ze ontwikkelen snel hun vaardigheid om mee te zingen. Zing zo vaak mogelijk samen. • Je kan met de peuter versjes opzeggen of schoot- en klapspelletjes spelen. Kinderen van twee zijn gefascineerd door de combinatie van woord en beweging. De vaste patronen van de spelletjes en versjes helpen het kind om ze te onthouden. De betekenis is niet zo belangrijk, het gaat om het plezier in taal, klank en ritme. De spelletjes versterken ook de band tussen verzorgen en kind. • Maak van de losse woorden van het kind, korte maar goede zinnen. Speel zijn kromme zinnetjes terug in de correcte vorm, zodat het kind zijn taal kan spiegelen aan een goed taalvoorbeeld. Thijs (2 jaar en 3 maanden): Ditte jommetje mette pet, hè.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 90 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) Moeder: Ja, Thijsje, dit is het jongetje met de pet. Maar waar is Thijsjes pet? Thijs: Thijne pet is lore. Moeder: Is Thijsjes pet verloren? 2.8.4 •
• •
• • • • •
Differentiatiefase: bevorder het begrijpen en het spreken Beschouw de kleuter als een volwaardige gesprekspartner met een grote behoefte aan een volwaardig, genuanceerd en rijk taalaanbod. Vooral op het gebied van de woordenschat is die behoefte zeer concreet. Een voorbijfladderend dier is niet telkens zomaar een ‘vogel’, maar het wordt nu een mus, vink, merel, roodborstje, … Kinderen hebben behoefte aan een veelvuldig gebruik van die woorden in zoveel mogelijk verschillende situaties. Voor minder vatbare woorden, zoals ‘trouwens, eigenlijk, eerste, meer dan, …’ geldt dit eens te meer. In principe is het voldoende om volwaardig volwassen taalgebruik aan te bieden. Vermijd dus een kinderlijke variant van je taal. Maak ook voldoende gebruik van wat langere, wat complexere zinnen als je merkt dat het kind dat aankan. Eerst gaan we naar Oma, want zij is nu al heel lang op ons aan het wachten. Schep een rijke taalomgeving: prentenboeken, verhalen, goede tv-programma’s of video’s voor kleuters vormen een boeiende bron voor rijk taalaanbod. Belangrijk is dan wel dat je deze activiteiten samen met het kind onderneemt. Eenzelfde boek of video mag je meermaals hernemen: het kind kan dan voorspellen wat er gaat gebeuren en heeft plezier in de bevestiging ervan. Betrek de kleuter bij allerlei huishoudelijke taken en bezigheden. Het kind zal je spontaan uitnodigen tot vertellen en uitleggen: Waarom? Hoe? Wat? Lok het kind uit zijn tent met vragen, taalspelletjes en raadsels. Een kleuter van vier of vijf speelt ook graag gezelschapsspelletjes (domino, memory, ganzenbord, lotto, …), die op hun beurt dan weer heel veel taal uitlokken. Samen tekenen, knutselen of boetseren biedt heel wat mogelijkheden tot verwoording. Daarbij wordt de fantasie van het kind sterk geprikkeld. Tracht hiervoor voldoende tijd uit te trekken. Respecteer de eigenheid van het kind. Het is duidelijk dat het ene kind een behoedzame formuleerder of een beredeneerde prater is, het andere een fantasievolle babbelaar of een flapuit. Dit zegt veel meer over de persoonlijkheid van het kind dan over zijn taalvaardigheid.
2.8.5. Voltooiingsfase: bevorder het denken over taal • Ga in op de nieuwsgierigheid van het kind i.v.m. woorden en uitdrukkingen, bijv. naar aanleiding van een verhaal dat je verteld hebt. Spreek dus niet alleen met woorden, maar ook over woorden. • Laat het kind ook naar geschreven taal luisteren (via voorlezen). Dat is het taalgebruik waarmee hij in de basisschool zal geconfronteerd worden en die afwijkt van de gewone spreektaal. • Maak het kind waar mogelijk attent op schrijftaal: borden op straat, een briefkaart met een boodschap, … • Laat het kind zoveel mogelijk kennis maken met symbolen, bijv. bordjes voor in- en uitgang, verkeerstekens, letters uit zijn eigen naam, merken… Op die manier maak je hem gevoelig voor andere uitdrukkingsmiddelen dan de spreektaal. • Via rijm- en raadselspelletjes prikkel je het kind om nauwkeurig te luisteren. • Ga samen naar de bibliotheek. Dat is de ideale plaats om de juiste boeken te vinden • Blijf verhalen voorlezen, ook al kan het kind zelf lezen. Zijn leesvaardigheid loopt nog lange tijd achter op wat hij inhoudelijk aankan. 2.9 Normale of abnormale taalontwikkeling 1 2.9.1. Factoren die een rol spelen bij taalontwikkeling Voor een vlotte, probleemlozen taalontwikkeling is een gezonde ontwikkeling op vele andere terreinen een absolute voorwaarde.
1
Gebaseerd op de “Problemen bij de taalverwerving” uit Verheyden L. en Van Ommeslaeghe K. (1996) Kind en taal. Kindertaal. Vlaamse Vereniging voor Logopedisten, Herentals, 91 blz.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 91 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) medische factoren 9 een goed gehoor 9 goed gebouwde spraakorganen 9 een vlotte ontwikkeling van de beweging 9 een goede rijping van het zenuwstelsel
pedagogisch-psychologische factoren 9 een taalrijke sociale omgeving 9 voldoende leervermogen 9 een evenwichtige emotionele ontwikkeling 9 een evenwichtige sociale ontwikkeling 9 een zekere taalgevoeligheid
2.9.2. Oorzaken van taalproblemen Taalproblemen kunnen tot heel wat andere problemen aanleiding geven. Maar in de praktijk is het niet altijd duidelijk wat oorzaak is en wat gevolg. • Een gestoorde gevoelsmatige ontwikkeling kan ontstaan door, maar ook aan de basis liggen van een taalverwervingsprobleem. Een kind heeft immers een gevoel van geborgenheid en vertrouwen nodig om te kunnen ontwikkelen. Als het zich onzeker, gespannen of onveilig voelt, trekt het zich liever terug en voelt dan ook minder behoefte om zijn taal verder uit te breiden en bij te schaven. • Hetzelfde geldt voor het verstandelijke ontwikkeling dan zal dat ook een vertraagde taalontwikkeling met zich meebrengen. • Ook lichamelijke klachten kunnen aanleiding geven tot ernstige taalproblemen. Zo neemt een kind dat aan een vaak terugkerende middenoorontsteking lijdt, het taalaanbod steeds minder goed, of zelfs vervormd waar. Dan kan zijn taalverwerving ernstig in het gedrang komen. • Wanneer de spraakorganen (mond, tong, lippen, stembanden…) afwijkingen vertonen, kan op het niveau van het spreken ook een en ander fout lopen. • Ten slotte kan ook de omgeving taalproblemen veroorzaken. Als het taalaanbod van de omgeving ontbreekt of ontoereikend is, dan zal de taalverwerving mank lopen. 2.9.3. Minimumnormen voor spreken per leeftijd Het is essentieel om abnormale taalachterstand vlug op te sporen en er de gepaste professionele hulp voor aan te bieden. Verzorgers dienen daarom alert te zijn op de indeling van de minimumspreeknormen, en zouden met enige regelmatig door middel van een observatie-instrument systematisch de vorderingen in het taalverwervingsproces van het kind moeten nagaan.
1 jaar 16 jaar 2 jaar 3 jaar
Het kind moet… veel en gevarieerd kunnen brabbelen. minstens 5 woorden kunnen zeggen. 2 woorden kunnen combineren tot korte zinnetjes. zinnetjes van 3 tot 5 woorden kunnen zeggen.
4 jaar
minimaal kunnen spreken in korte, eenvoudige zinnetjes, met een betere zinsbouw.
5 jaar
in behoorlijk goed gevormde zinnen kunnen praten.
toelichting Je hoort variaties in melodie en klanken. De vorm of uitspraak van deze woordjes is meestal onvolledig. De vorm of uitspraak van de woordjes hoeft nog niet correct te zijn. De zinsvorming wijkt nog af van die van de taal van volwassenen. Van wat het kind zegt, is 50 tot 75% door een vreemde goed te verstaan. Er zijn meestal nog problemen met de vorming van het meervoud en met de vervoeging van werkwoorden. Ruim 75% van wat het kind zegt, is voor anderen goed verstaanbaar. De zinnen kunnen al tamelijk lang zijn. Het taalgebruik is vaak nog concreet. Minstens 90% is voor anderen verstaanbaar.
Fig. 2 Wat moet een kind op welke leeftijd kunnen? (Naar Goorhuis-Brouwer 1992)
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 92 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week)
BIJLAGE 3 Kinderzorg De drie cirkels
1
1.
1.1
KWALITEITSINDICATOREN VAN EEN KRACHTIGE LEEROMGEVING
Positief en veilig klimaat
Peuters taalvaardiger maken gebeurt in een veilige en positieve omgeving waar het welbevinden van de peuters vooropstaat. Peuters die zich veilig voelen in hun omgeving staan open voor wat er rondom hen gebeurt, voor de wereld die hen omringt en gaan op exploratie. In een positieve en veilige omgeving kunnen en mogen peuters initiatieven nemen en dingen uitproberen, zowel in handelingen als in communicatie. De begeleider/ster creëert een initiatiefruimte voor de peuters, ondersteunt hen verbaal, non-verbaal, speelt met hen mee. Zo komen de peuters tot succeservaringen en kunnen ze genieten van de ervaring. Die beleving voedt hun zelfvertrouwen en competentiegevoel. 1.2
Relevant taalaanbod tijdens ‘al doende leren’
Om peuters te helpen ontwikkelen, ook qua taalvaardigheid, moet er aandacht besteed worden aan de motivatie en betrokkenheid van de jonge kinderen. Kinderen observeren tijdens hun dagdagelijkse spel en bezig zijn, is een zinvol aanknopingspunt. Opdrachten moeten motiverend en actiegericht zijn, wat maakt dat peuters voortdurend bezig zijn handelingen uit te voeren. De taal die vasthangt aan een handeling of een actie, wordt door jonge kinderen immers het best verworven. Aan welke kenmerken dat taalaanbod dan het best voldoet, staat beschreven onder 2.
1
Vrij naar Verhelst, M. (red.) (2004), Bonte Boel! Taalvaardigheidsstimulering voor de jongste kleuters via muzische vorming. Leuven: Steunpunt NT2.
BSO – 3e graad 3e leerjaar – Specifiek gedeelte Kinderzorg 93 AV Expressie (2 lestijden/week), PV Praktijk Opvoedkunde (2 lestijden/week), PV Praktijk Verzorging (2 lestijden/week), PV/TV Stage Opvoedkunde (5 lestijden/week), PV/TV Stage Verzorging (5 lestijden/week), TV Opvoedkunde (2 lestijden/week), TV Verzorging (2 lestijden/week) 1.3 Gerichte ondersteuning In het dagdagelijkse leven van de peuters is het nodig dat ze in hun doen inhoudelijk en materieel ondersteund worden door de begeleidster(er). Door de peuters te observeren, ermee in ‘gesprek’ te gaan, in te gaan op de knelpunten, en hulp verlenen bij allerlei drempels, zorgt de begeleidster(er) ervoor dat de peuter de ‘opdrachten’ aankan, ook de moeilijke. Binnen deze ondersteuning is ‘interactie’ een sleutelbegrip. Als het formuleren door de peuter zelf nog moeilijk verloopt, wordt de peuter geholpen om een probleem of een ‘ontdekking’ toch te verwoorden. Talig inspelen op datgene waar de peuter mee bezig is, is de boodschap. Het taalaanbod van de begeleidster(er) valt niet in dovemansoren.
2.
KANSEN VERHOGEN OP TAALVERWERVING IN INTERACTIE
A
Receptieve taalverwerving
1.
Ent je taalaanbod op de interesses van het kind volg het kind en ‘vertaal’. Bied het kind zinvol en boeiend taalaanbod dat aanzet tot interactie.
2.
Bied veel taalaanbod.
3.
Spreek duidelijk en niet overdreven snel.
4.
Richt voldoende taalaanbod rechtstreeks en persoonlijk tot het kind.
5.
Verhoog de kans op ‘beklijven van taalaanbod’ door voorzien van ‘mentale ankers’:
6.
7. B
a.
taal vasthangen aan handeling
b.
taal vasthangen aan visuele, auditieve of tactiele ervaring
c.
taal vasthangen aan eerder taalaanbod dat de peuter kent
d.
taal vasthangen aan eerdere ervaring of kennis van de wereld van het kind.
Structureer je taalaanbod bewust om begrip en verwerving te stimuleren: a.
topicalisatie
b.
verwoording in makkelijke en moeilijke versies
c.
herhaling in gevarieerde contexten.
Controleer begrip van het kind en herfraseer indien nodig onderhandel over betekenis Productieve taalverwerving
8.
Creëer bij het kind spreekdrang, intrinsieke motivatie om een boodschap te produceren
9.
Laat het kind ook zelf het onderwerp of wending van gesprek bepalen
10.
Geef ruimte tot spreken: verhoog wachttijd, voorzie stiltes
11.
Stel open vragen eerder dan gesloten vragen proces- en ervaringsvragen eerder dan kennisvragen hoe- en waarom-vragen vermijd ‘stopvragen’
12.
Daag het kind tot productie uit door ‘stoute beweringen’
13.
Hou het gesprek levendig, spannend en leuk
14.
Ondersteun het kind in het vollediger verwoorden van zijn intentie: a.
geef impliciete feedback op vorm
b.
gebruik herformuleringen als begripscontrole
c.
onderhandel over de betekenis die het kind wil overbrengen.
15.
Bouw voort op productie van kleuter stel nieuwe vragen, diep het onderwerp en de conversatie uit
16.
Reageer positief en geïnteresseerd