Thoraxcentrum Twente Een elektrofysiologisch onderzoek (EFO) en een katheterablatie
Patiënten Informatie Map (PIM) Eigendom van __________________________________________________________ adres _________________________________________________________________ postcode en woonplaats __________________________________________________ telefoon _______________________________________________________________
TCT 33/08 12®
DBS code PI-004097
Inleiding U bent bij uw cardioloog geweest in verband met hartritmestoornissen. De cardioloog heeft met u overlegd welke mogelijkheden er zijn om uw klachten te verhelpen. Medicijnen kunnen ritmestoornissen niet in alle gevallen voorkomen, daarom wordt bij u een elektrofysiologisch onderzoek (onderzoek naar de oorzaak van hartritmestoornissen, afgekort ook wel EFO genoemd) en eventueel aansluitend een katheterablatie gedaan. Bij een katheterablatie wordt met katheter(s) een stukje hartweefsel verschroeid om de hartritmestoornis te verhelpen. Er zijn meerdere soorten ritmestoornissen die op verschillende wijzen behandeld worden. Uw arts bespreekt met u welke soort ritmestoornis u heeft, welke behandeling u krijgt en welke vooronderzoeken er eventueel plaats vinden. Voor elektrofysiologisch onderzoek en katheterablatie bestaat in Medisch Spectrum Twente een wachtlijst. Wij hebben u inmiddels op deze lijst geplaatst en laten u weten wanneer u behandeld kunt worden. Het kan zijn, dat u al bent opgenomen op de afdeling Cardiologie van ons ziekenhuis of van een verwijzend ziekenhuis in de regio, waar u in afwachting bent van de behandeling. Elektrofysiologisch onderzoek wordt vanaf nu in deze Patiënten Informatie Map EFO genoemd. Patiënten Informatie Map (PIM) vooraf lezen Opname in het ziekenhuis voor een EFO en katheterablatie is een ingrijpende gebeurtenis. U krijgt veel indrukken te verwerken. Om u zo goed mogelijk voor te bereiden op de opname, de behandeling en de periode daarna, ontvangt u deze Patiënten Informatie Map (PIM). Hierin is informatie opgenomen die voor u van belang kan zijn, informatie die u op elk moment weer rustig door kunt nemen. Zo krijgt u de mogelijkheid om inzicht te krijgen in wat er gebeurt tijdens deze voor u zo belangrijke periode. Lees de map daarom al voor opname door. De informatie is bestemd voor patiënten die opgenomen worden voor een EFO en een katheterablatie. De PIM is niet alleen belangrijk voor u, maar ook voor mensen in uw naaste omgeving, zodat ook zij weten wat een EFO en / of een katheterablatie inhouden. In deze PIM wordt uitleg gegeven over wat u kunt verwachten voor en tijdens opname. Er is ook ruimte voor uw eigen aantekeningen. Aanvullende informatie vindt u op de website van ons ziekenhuis: www.mst.nl/thoraxcentrum. Elke patiënt is uniek en de ingreep verschilt van patiënt tot patiënt. Het kan dus zijn dat er afgeweken wordt van hetgeen u leest. Uw arts zal uw persoonlijke situatie met u en uw naaste omgeving bespreken. Contactpersoon Eén persoon binnen uw familie- of vriendenkring kan fungeren als contactpersoon. Uw contactpersoon kan in principe altijd bellen voor informatie en wordt verzocht de rest van de familie en overige belangstellenden op de hoogte te houden. We verzoeken tijdens de verpleegkundige overdrachten géén telefonisch contact op te nemen. Deze zijn van 07.00 - 08.00 uur, van 15.00 - 16.00 uur en van 22.00 - 24.00 uur. Indien nodig brengen wij de contactpersoon op de hoogte van veranderingen in uw situatie. Wij vragen deze persoon steeds zo goed mogelijk telefonisch bereikbaar te zijn. Tevens raden wij u aan om iemand, maximaal twee personen (waaronder bij voorkeur uw contactpersoon), mee te nemen naar de eventuele gesprekken op de polikliniek, naar de opnamedag en naar de eerste nacontrole bij de technicus. Twee personen horen nu eenmaal meer dan één. Tot slot Is iets niet duidelijk, twijfelt u ergens over of heeft u vragen, dan kunt u daarmee vanzelfsprekend terecht bij de desbetreffende hulpverlener in ons ziekenhuis. Wanneer er zaken zijn die niet voldoen aan uw verwachtingen en die naar uw idee anders of beter kunnen, meld dat dan aan ons. Uw suggesties en opmerkingen zijn welkom en bieden ons de mogelijkheid om de behandeling en zorg van onze patiënten te verbeteren. 1
Inhoudsopgave Belangrijke informatie Telefoonnummers Bezoekadres Bezoektijden Internetsite Thoraxcentrum E-mailadres
3 3 3 3 3
Het hart Het gezonde hart Het ritme van het gezonde hart Hoe vaak klopt het hart Hartritmestoornissen Soorten hartritmestoornissen
4 4 4 5 5
Vóór opname Oproep voor ingreep Medicijnen Bloedverdunnende medicijnen Diabetes
7 7 7 7
EFO en de katheterablatie De dag van de ingreep Mogelijke complicaties van katheterablatie Na de ingreep
9 11 11
Weer thuis Nazorg Angioseal instructie Nacontrole Problemen Werkhervatting Tenslotte
12 12 12 12 12 12
2
Belangrijke informatie Telefoonnummers ■ planningssecretariaat Cardiologie (053) 4 87 61 82 ■ verpleegafdeling A2 (053) 4 87 60 08 ■ polikliniek Cardiologie (Poli 18) (053) 4 87 21 10 Bezoekadres Haaksbergerstraat 55 Enschede Bezoektijden ■ afdeling E1 Overdag in overleg met de verpleging ’s Avonds van 19.00 - 20.00 uur ■ afdeling E2 Op werkdagen van 14.00 - 15.00 uur 18.30 - 20.00 uur In het weekend en op feestdagen van 11.00 - 12.00 uur ■ afdeling A2 Iedere dag van 10.00 - 12.00 uur 15.00 - 20.00 uur Internetsite Thoraxcentrum www.mst.nl/thoraxcentrum E-mailadres Vragen en opmerkingen over EFO en katheterablatie kunt u mailen naar:
[email protected]
3
Het hart Het gezonde hart Het hart is een belangrijk orgaan in het lichaam. Het zorgt ervoor dat het hele lichaam via het bloed voortdurend van voedingsstoffen en zuurstof wordt voorzien en dat afvalstoffen worden afgevoerd. Het hart is opgebouwd uit een rechter- en een linkerhelft. Elke harthelft bestaat uit twee gedeelten: een boezem (atrium) en een kamer (ventrikel). Al deze delen staan met elkaar in verbinding en hebben een eigen taak in het rondpompen van het bloed.
Slagader Ader Hart Aorta
Zuurstofarm bloed van het lichaam komt vanaf de rechterboezem het hart binnen. Wanneer de rechterboezem vol is, pompt het hart het bloed door naar de kamer die er onder ligt, de rechterkamer. Deze grotere kamer knijpt het bloed uit het hart in een bloedvat, de longslagader, die het bloed naar de longen brengt. In de longen wordt zuurstof in het bloed opgenomen. Nadat zuurstof is opgenomen, keert het bloed via de longaders terug naar de linkerboezem. Wanneer de linkerboezem vol is, wordt het bloed in de linkerkamer eronder gepompt. De linkerkamer pompt het bloed in het lichaam. Het hele lichaam wordt dan van zuurstof en voedingsstoffen voorzien. Het zuurstofarme bloed keert vanuit het lichaam terug in de rechterboezem. Het ritme van het gezonde hart Het samentrekken van het hart wordt geregeld met elektrische prikkels. Vanaf een plaats in de rechterboezem van het hart, de sinusknoop, worden regelmatig zulke prikkels (impulsen) afgegeven. Deze worden vervolgens voortgeleid door de AV-knoop, die elke prikkel vertraagd doorgeeft. Vervolgens gaan de prikkels heel snel door de bundel van His en de Purkinjevezels naar alle uithoeken van de kamers. Door de wijze van prikkelvorming en geleiding is er een volgorde van samentrekken; bij een hartslag trekken eerst de boezems samen om het bloed naar de kamers te verplaatsen, en dan trekken de kamers samen om het bloed naar de longen of naar de rest van het lichaam te sturen. Hoe vaak klopt het hart? Een normaal hart klopt 60 tot 100 keer per minuut, met regelmaat en in een bepaald ritme, zodat de tijd tussen elke hartslag ongeveer hetzelfde is. Afhankelijk van de zuurstofbehoefte van het lichaam, kan het hart sneller of langzamer gaan kloppen. Uw lichaam geeft aan hoeveel zuurstof het nodig heeft. Wanneer u bijvoorbeeld een zware inspanning levert, heeft uw lichaam meer zuurstof nodig en zal het hart sneller gaan kloppen.
4
Linkerboezem Sinusknoop Rechterboezem
AV-knoop Bundel van His Linkerkamer
Rechterkamer Hart
Hartritmestoornissen Bij een hartritmestoornis (aritmie) is er iets aan de hand met het ritme of het tempo waarin het hart pompt. Het hart kan te snel, te langzaam of onregelmatig kloppen. Als de hartslag onder normale omstandigheden van het gewone patroon afwijkt, boven de 100 per minuut ligt, spreken we van een tachycardie. Een te langzame hartslag, die onder de 50 per minuut blijft, wordt een bradycardie genoemd. Soorten hartritmestoornissen Er zijn meerdere soorten hartritmestoornissen met verschillende oorzaken. De behandelingen zijn dan ook verschillend. De meeste hartritmestoornissen worden alleen behandeld als ze klachten geven. Sommige hartritmestoornissen worden altijd behandeld, omdat ze levensbedreigend kunnen zijn. In deze PIM worden in het kort de hartritmestoornissen besproken die in aanmerking komen voor EFO en katheterablatie: ■ boezem(atrium)fibrilleren. Boezemfibrilleren is een hartritmestoornis waarbij de boezems van het hart extreem snel en onregelmatig gestimuleerd worden. De chaotische prikkels kunnen afkomstig zijn uit de gebieden waar de longaders in de linker boezem uitmonden. Het grootste risico van boezemfibrilleren is dat er bloedstolsels in de boezems ontstaan die op andere plaatsen kleine infarcten kunnen veroorzaken; ■ boezemflutter. Bij boezemflutter worden de boezems 250 tot 300 keer per minuut gestimuleerd. Ook de kamers trekken veel vaker samen dan normaal; ■ AV-nodale re-entry tachycardie (AVRNT). AV-nodale re-entry tachycardie is een ritmestoornis die in en voor de AV-knoop ontstaat. De boezems en kamers trekken niet alleen snel, maar ook tegelijk samen. Deze stoornis komt veel bij jonge mensen voor; ■ Wollf-Parkinson-White-syndroom (WPW-syndroom). Bij het Wollf-Parkinson-Whitesyndroom is er bij de aanleg van het hart een extra elektrische verbinding tussen de boezems en kamers gevormd, naast de AV-knoop. Daardoor kan de prikkel een andere weg nemen en een ritmestoornis veroorzaken. Deze aangeboren ritmestoornis komt voor bij jonge mensen. Er zijn nog verschillende andere vormen van dergelijke aangeboren extra elektrische verbindingen naast de AV-knoop, die hartritmestoornissen kunnen geven; ■ kamertachycardie. Bij kamertachycardie (VT) ontwikkelen de kamers een eigen ritme, onafhankelijk van het ritme van de boezems. Er kan bijvoorbeeld een afwijkende plek (hartinfarct) in één van de hartkamers zitten, die plotseling snelle, eigen elektrische prikkels afgeeft. De kamers gaan dan sneller samentrekken dan de boezems. Als de kamers heel snel samentrekken ten opzichte van de boezems, kan de situatie levensbedreigend zijn. Een minder gevaarlijke vorm van kamertachycardie is de zogenaamde rechterventrikel outflow tract tachycardie (RVOT). Hierbij zijn bij de aanleg van het hart sinusknoopcellen verdwaald en 5
terecht gekomen in de rechter kamer. Deze cellen kunnen prikkels vormen en de kamer snel laten samentrekken onafhankelijk van de boezems.
6
Vóór opname Oproep voor ingreep Zodra de datum van uw ingreep bekend is, krijgt u schriftelijk bericht van het planningssecretariaat Cardiologie. Als u in de tussenliggende periode gezondheidsproblemen krijgt, zoals verkoudheid of griep, neem dan direct contact op met ons secretariaat. Het kan dan nodig zijn de ingreep uit te stellen. Medicijnen Als u thuis medicijnen gebruikt, is het van groot belang dat u deze allemaal in de originele verpakking meebrengt naar ons ziekenhuis. Op deze manier zijn artsen, verpleegkundigen en de ziekenhuisapotheek precies op de hoogte van uw medicijngebruik. Tijdens uw verblijf in ons ziekenhuis houdt u uw medicijnen in eigen beheer, en neemt u deze in op uw eigen tijden. U bent hier zelf verantwoordelijk voor, tenzij anders met u wordt afgesproken. Bloedverdunnende medicijnen Over het algemeen kunnen bloedverdunnende medicijnen, zoals acetylsalicylzuur (Ascal), clopidrogel (Plavix), acenocoumarol (Sintrommitis) en fenprocoumon (Marcoumar) worden doorgebruikt. Houdt u aan de instructies hieromtrent in de brief die u van het planningssecretariaat ontvangt, er zijn uitzonderingen waarbij we liever zien dat u tijdelijk met dit soort medicijnen staakt. Breng, indien van toepassing, uw trombosedienst op de hoogte van de ingreep en laat de brief lezen, die u van het planningssecretariaat ontvangt. Hierin staat hoe de waarde van de INR (maat voor de ‘dikte’ van uw bloed) moet zijn voor de ingreep. Als u onder controle staat van de trombosedienst vanwege het gebruik van bloedverdunnende medicijnen, moet u contact opnemen met de trombosedienst. Geef aan hen door wanneer (datum) de ingreep plaatsvindt. Houdt u aan de instructies omtrent het gebruik van de antistollingsmiddelen, zoals vermeld staat in de brief die u van het planningssecretariaat heeft gekregen. Diabetes Heeft u diabetes (suikerziekte) geeft u dit aan de verpleegkundige door bij opname in ons ziekenhuis.
7
Ruimte voor eigen aantekeningen
8
EFO en katheterablatie De dag van de ingreep Eén dag voor de ingreep of op de dag zelf wordt u opgenomen op de afdeling Cardiologie (A2). De dag na de ingreep gaat u weer naar huis. De verpleegkundige, maakt een hartfilmpje (ECG), meet uw bloeddruk, pols, temperatuur, gewicht en lengte. Vanaf zes uur voor de operatie moet u nuchter zijn voor vast voedsel. Heldere dranken, zoals water, appelsap en limonade, mag u nuttigen tot twee uur voor de ingreep. Als u diabetes type I heeft (insuline gebruikt) krijgt u, in overleg met de arts, eventueel een infuus en aangepaste dosering insuline. U krijgt een operatiejasje van het ziekenhuis aan (uw onderbroek en sokken mag u aanhouden) en kunt in bed gaan liggen. Voordat u wordt opgehaald, is het verstandig om nog even uit te plassen. U wordt op de afgesproken tijd naar de hartkatheterisatiekamer gebracht, waar de ingreep plaatsvindt.
De hartkatheterisatiekamer
Eenmaal binnen, wordt u verzocht om over te stappen op een röntgentafel. U ligt op uw rug op deze tafel. De hartfunctielaborant desinfecteert uw lies en bedekt u met een blauw steriel laken met een gat op de plek waar de katheters worden ingebracht. U wordt door middel van elektrodes aangesloten op speciale hartritmeregistratieapparatuur. De lies (of in enkele gevallen de arm of schouder) waar de katheters wordt ingebracht, wordt plaatselijk verdoofd. Het bloedvat wordt aangeprikt met een naald. Vervolgens plaatst men in elk gaatje een inbrenghuls. Door deze huls schuift de cardioloog de katheters naar het hart, tot de plaats waar hij ze wil hebben in de kamers en de boezems. U bent tijdens het inbrengen van de katheters bij kennis. Van het schuiven van de katheters in uw bloedvaten naar het hart voelt u niets. Met behulp van röntgenopnames wordt op de monitor gecontroleerd of de katheters de goede weg afleggen. 9
De gebruikte hoeveelheid röntgenstralen is niet schadelijk voor u, maar kan dat wel zijn voor een ongeboren kind. Daarom wordt er geen elektrofysiologisch onderzoek uitgevoerd bij zwangere vrouwen. Zodra een katheter in het bloedvat is gebracht, krijgt u een antistollingsmiddel (heparine) toegediend. Dit voorkomt dat het bloed op de katheter stolseltjes gaat afzetten. Eerst wordt uw normale hartritme gemeten en wordt van verschillende delen van uw hart een ECG gemaakt. Daarna zal de cardioloog soms proberen uw hartritmestoornis kunstmatig op te wekken. Hij stuurt via de katheter extra prikkels naar het hart. Soms wordt met bepaalde medicijnen uw hart nog wat gevoeliger gemaakt voor deze prikkels. Deze medicijnen worden toegediend via de inbrenghuls in uw lies of arm. Als het lukt de ritmestoornis op te wekken, kunt u uw hart op hol voelen slaan. Dit kan een onaangenaam gevoel geven en ook beangstigend zijn. Soms wordt u duizelig of kunt u het bewustzijn verliezen. Bedenk dat het opwekken van de ritmestoornis de bedoeling is van het onderzoek en dat u in veilige handen bent. De cardioloog is ook in staat de ritmestoornissen weer te stoppen op ieder gewenst moment. De opgewekte ritmestoornis wordt vastgelegd op het ECG. Zodra het onderzoek voldoende duidelijk heeft gemaakt wat het probleem is en welke behandeling er verder moet plaats vinden, bespreekt de cardioloog dit met u. Er zijn globaal drie behandelmogelijkheden: ■ implantatie van een pacemaker of defibrillator (ICD). Deze ingreep gebeurt op een later tijdstip; ■ ritmeverbeterende medicijnen (antiaritmicum). Soms wordt direct tijdens het onderzoek een proefdosis van een antiaritmicum toegediend; ■ katheterablatie. Bij een katheterablatie (voluit radiofrequente katheterablatie, RFCA, genoemd) wordt het stukje hartweefsel dat de hartritmestoornis veroorzaakt verschroeid. Dit gebeurt met een speciale katheter. Met behulp van wisselstroom wordt het puntje van een speciale katheter opgewarmd en verschroeit de cardioloog daarmee heel precies kleine stukjes weefsel in het hart. Er ontstaat dan een littekentje van enkele millimeters doorsnede en diepte. Omdat de littekentjes zo klein zijn, wordt de behandeling vaak een aantal keren herhaald. De behandeling kan daardoor enige tijd in beslag nemen, afhankelijk van het type ritmestoornis waarvoor u behandeld wordt. Katheterablatie wordt meestal aansluitend aan het elektrofysiologisch onderzoek uitgevoerd. Het voordeel van katheterablatie is, dat er vrijwel direct resultaat van de behandeling verwacht mag worden. De behandeling met katheterablatie kan soms een gevoel van warmte of pijn geven in de borst. Geef tijdens de behandeling aan wanneer u het te pijnlijk vindt. U krijgt dan pijnstillende medicijnen. Is er bij u in verband met boezemfibrilleren een katheterablatie gepland, dan krijgt u een speciale vorm van katheterablatie; de longvenenisolatie. Hierbij krijgt u algehele narcose (anesthesie). Een longvenenisolatie kan enkele uren duren. Daarna worden de katheters en de hulzen verwijderd. Om de prikgaten in uw liezen te sluiten, worden ze enige tijd stevig aangedrukt. Op aangeprikte slagaders krijgt u een drukverband dat een aantal uren moet blijven zitten. Soms krijgt u een ‘angioseal’, een soort dopje dat het prikgat afsluit en dat in de loop van enkele weken vanzelf in de slagader en huid oplost.
10
Mogelijke complicaties van katheterablatie Katheterablatie is een ingreep met een laag risico op complicaties. Echter geen enkele medische ingreep is zonder gevaar. Uw cardioloog heeft mogelijke complicaties doorgesproken. Ze hangen sterk af van het type ingreep. De meest voorkomende complicaties zijn: ■ overgevoeligheid voor de gebruikte medicijnen of materialen, zoals pleisters en ECG plakkers; ■ bloeduitstorting op de prikplaatsen; ■ bloeding uit de prikplaatsen; ■ ‘klaplong’ bij het aanprikken van het bloedvat onder het sleutelbeen; ■ vocht in het hartzakje na een longvenenisolatie behandeling. Als dit veel vocht is, moet dit worden weggehaald; ■ stolselvorming op de katheter, dit stolsel kan in de bloedbaan komen (embolie); ■ beschadiging van het geleidingssysteem van het hart wanneer in de buurt van de AV- knoop een katheterablatie wordt gedaan. In dat geval moet er een pacemaker geïmplanteerd worden. Na de ingreep Terug op de afdeling controleren verpleegkundigen uw hartslag, bloeddruk en lies. U mag direct weer eten en drinken. Wanneer u narcose heeft gehad, mag u weer eten en drinken als u goed wakker bent. Na de ingreep heeft u enkele uren bedrust en een drukverband in de lies, de duur ervan is afhankelijk van waar de katheters zijn ingebracht in de liesader of -slagader. De verpleegkundige licht u hierover in. Na EFO en katheterablatie wordt u hartritme bewaakt door middel van een zender en monitor (telemetrie).
De zender
De monitor staat op een centrale plaats op de verpleegafdeling Cardiologie. Op deze manier zijn de verpleegkundigen in staat om uw hartritme na de ingreep voortdurend te bewaken. Ook zonder directe aanwezigheid van verpleegkundigen bij de monitor wordt uw hartritme door middel van alarmgeluiden voortdurend bewaakt. Deze speciale alarmen worden dan verstuurd naar de ‘pieper’, die een verpleegkundige bij zich draagt. Na de ingreep kunt u zich enigszins ongemakkelijk of vermoeid voelen, dit is van korte duur. Na een longvenenisolatie kunt u last hebben van pijn op de borst. Hier tegen kunt u pijnstillende medicijnen krijgen. De volgende dag wordt de telemetriebewaking gestopt. De arts spreekt met u voor ontslag af of u nog bloedverdunnende of andere medicijnen nodig heeft in verband met de behandeling die u heeft ondergaan. Uw huisarts en eventuele verwijzende arts wordt na enige tijd geïnformeerd over de uitslag van uw behandeling. Wij vragen u van tevoren uw vervoer naar huis te regelen. Door de behandeling is zelfstandig naar huis reizen per auto, fiets of openbaar vervoer onverantwoord.
11
Weer thuis Nazorg Zorg dat de plek waar de katheters zijn ingebracht schoon en droog blijft, zolang er kans is op infectie. U mag na de ingreep weer douchen. U mag drie dagen geen zware dingen tillen, niet zwemmen en niet fietsen. Angioseal instructie Als u een angioseal in de lies heeft gekregen na een EFO en katheterablatie, krijgt u een kaartje mee met aanwijzingen. Wij adviseren u deze zorgvuldig op te volgen. Tevens dient u dit kaartje de eerste drie maanden bij u te dragen. Nacontrole De nacontrole is circa vier tot zes weken na EFO en katheterablatie. De afspraak hiervoor krijgt u bij ontslag uit ons ziekenhuis. Tijdens deze controle wordt het resultaat van de behandeling besproken. Problemen Bij het optreden van problemen met de lies (bloeding, zwelling en pijn) of andere plotselinge klachten moet u contact opnemen: ■ tijdens kantooruren met de polikliniek Cardiologie, telefoon (053) 4 87 21 10; ■ buiten kantooruren en in het weekend met de verpleegafdeling A2 telefoon (053) 4 87 60 08. Misschien voelt u in het begin nog hartkloppingen en ‘overslagen’. Bij verreweg de meeste mensen blijkt dan uit een ECG of een 24-uurs ECG (Holter elektrocardiogram) dat er geen sprake is van het terugkeren van de ritmestoornis. De overslagen zijn bij hen volkomen onschuldig. Vertrouwt u het niet, bel dan één van bovenstaande telefoonnummers. Werkhervatting Meestal kunt u uw werk hervatten drie dagen na de ingreep, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden en of u problemen heeft met de genezing van de lies. Overleg zonodig met de cardioloog, huisarts of bedrijfsarts. Tenslotte U heeft recht op juiste en volledige informatie. Pas als u voldoende inzicht heeft, kunt u weloverwogen toestemming geven voor een bepaalde behandeling. Als iets u niet geheel duidelijk is, vraagt u de cardioloog of verpleegkundige dan om nadere uitleg. Wij vertrouwen erop u op deze manier voldoende informatie te hebben gegeven. Het team Cardiologie wenst u een voorspoedig herstel toe. Bron: Nederlandse Hartstichting
12