http://www.edusom.nl
Thema Informatie vragen bij een instelling
Lesbrief 29. Bent u goed verzekerd? Wat leert u in deze les?
Informatie begrijpen over verzekeringen.
Van één woord twee woorden maken.
Verleden tijd gebruiken.
Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en Gemeente Amsterdam
HET GESPREK Opdracht 1. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK DEEL 1
Meneer Fara belt aan bij een huis bij hem in de straat. Vrouw: Man: Vrouw: Man: Vrouw: Man: Vrouw: Man: Vrouw: … Vrouw: Man: Vrouw: Man:
Vrouw: Man: Vrouw: Man: Vrouw:
Dag … Dag mevrouw, mag ik u even wat vragen? Is dat uw auto, die daar staat? Ja, die is van mij. Ja, het spijt me vreselijk, maar, Farid, dat is mijn zoontje, die was aan het voetballen en nou ja, toen heeft ie de bal per ongeluk tegen uw auto geschopt. O. Ja, en nu is de zijspiegel kapot. De zijspiegel kapot? Echt waar? Ja, het spijt me echt vreselijk, maar we zijn verzekerd hoor! Ik ga meteen even kijken.
Ja, ik zie het. Dat was een harde trap, zeg! Wat zonde! Ja, het ziet er niet best uit, maar dat kan wel weer gemaakt worden hoor, een nieuwe spiegel! Hoe kan dat nou? Tja, dat komt, de jongens waren zo druk aan het voetballen en toen hebben ze niet goed opgelet…. Maar gelukkig hebben we een goede verzekering. Dus alle schade wordt vergoed. Nou, gelukkig maar. Ik heb hier een schadeformulier bij me, als we dat even samen invullen dan regelt de verzekeringsmaatschappij het verder allemaal. Maar hoe gaat dat dan precies? Nou, op dit formulier schrijf ik uw gegevens en wat er precies gebeurd is. En dan?
Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
2
DE WOORDEN Opdracht 2. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 2. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via de les op internet. Opletten Als je goed oplet, dan luister en kijk je goed. Voorbeeld: Als je op de fiets of brommer zit, dan moet je goed opletten. Je moet rekening houden met de andere mensen op de weg. De schade De schade is iets dat kapot is, bijVoorbeeld aan je huis, aan je auto, maar ook bijVoorbeeld aan je tanden. Voorbeeld: Ik heb een ongeluk gehad en ik heb veel schade aan mijn fiets. Er zijn een heleboel dingen kapot, het wiel en het stuur. Vergoeden Als de verzekeringsmaatschappij de schade aan uw fiets vergoedt, dan krijgt u geld van de verzekeringsmaatschappij om uw fiets te laten maken. Voorbeeld: Ik heb in de winkel een dure vaas kapot laten vallen. Nu moet ik de schade vergoeden. Ik moet de vaas betalen. De schadevergoeding De schadevergoeding is geld dat je krijgt omdat je schade hebt. Voorbeeld: U krijgt een schadevergoeding van 100 euro. Dat geld kunt u gebruiken om uw fiets te laten maken. De verzekeringsmaatschappij Een verzekeringsmaatschappij is een bedrijf dat geld geeft als u bijVoorbeeld een ongeluk hebt gehad. U moet daarvoor iedere maand of ieder jaar een bedrag aan de verzekeringsmaatschappij betalen. Voorbeeld: Als u schade heeft dan moet u de verzekeringsmaatschappij bellen. Zij zorgen er dan voor dat de schade wordt betaald.
Tip woorden leren Leer een woord in een zin. Dan kunt u de woorden makkelijker gebruiken. Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
3
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 3. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje. Goed
Fout
1. De auto die daar staat is van de vrouw. 2. Farid is het zoontje van de vrouw. 3. Er is één spiegel van de auto kapot. 4. De jongens waren druk aan het fietsen. 5. De man is verzekerd.
Bekijk de antwoorden op p. 21. Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
4
HET GESPREK Opdracht 4. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK DEEL 2
Het gesprek over de verzekering gaat verder. Man: Vrouw: Man: Vrouw: Man: Vrouw: Man:
Vrouw: Man:
Vrouw: Man: Vrouw: Man: Vrouw: Man: Vrouw:
U kunt dan uw auto bij de garage laten maken. De rekening kunt u dan naar de verzekeringsmaatschappij opsturen. En gaan zij dat dan betalen? Ja zeker, de verzekeringsmaatschappij betaalt de kosten die u moet maken. Maar hoe werkt dat dan precies? Heeft u dan geen WA-verzekering? Nee, nooit van gehoord. Nou dat is niet verstandig. Als u een WA-verzekering heeft, dan bent u verzekerd voor alles wat u van iemand anders kapot maakt, dus als u bijvoorbeeld met uw fiets ergens tegen aan rijdt. Of als een van uw kinderen een ruit kapot maakt. Dat soort dingen. En hoe gaat dat dan? Nou, u betaalt een keer per maand een bedrag, de premie heet dat. En als er iets aan de hand is, dan neemt u contact op met de verzekeringsmaatschappij. Zoals ik nu doe. Echt waar? Dat is inderdaad wel handig. Dus als je zo’n verzekering hebt en er gebeurt iets dat mijn schuld is, dan betaalt de verzekering dat? Inderdaad. En als je kinderen hebt is zo’n verzekering absoluut heel erg handig. En je betaalt alleen iedere maand de premie, of vergis ik me? Nee, dat is juist. Ik denk dat ik dan ook maar zo’n verzekering moet nemen. Een WAverzekering, zei u toch? Klopt. Zullen we dan nu even het schadeformulier invullen? Zullen we dat even binnen doen?
Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
5
DE WOORDEN Opdracht 5. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 5. Zet er een streep onder. Tip: U kunt de woorden ook beluisteren via de les op internet. De kosten De kosten zijn: wat je moet betalen. Voorbeeld: De kosten van de reparatie zijn heel hoog. Ik moet meer dan 100 euro betalen. De WA-verzekering Voorbeeld: Mijn zoontje is met zijn fiets tegen een auto aangereden. Gelukkig heb ik een WA-verzekering, want anders moest ik de schade zelf betalen. Verstandig Als je verstandig bent, dan denk je na voordat je iets doet. Iets dat verstandig is, is goed. Voorbeeld: Het is verstandig om naar de Open Dag van die school te gaan. Dan kun je zien of je de school echt leuk vindt. De premie De premie is het geld dat je iedere maand of elk jaar moet betalen, omdat je een verzekering hebt. Voorbeeld: Ik betaal iedere maand 4 euro premie voor mijn WA-verzekering. De schuld Als het jouw schuld is dat de rekening niet betaald is, dan is het jouw fout dat de rekening niet betaald is. Voorbeeld: Ik heb niet goed opgelet en toen ben ik tegen de auto aangereden. Het ongeluk was mijn eigen schuld.
Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
6
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 6. Beantwoord de vragen. 1.
Wat is er kapot aan de auto?
………………………………………………………………………………………… 2.
Wie betaalt de schade aan de auto?
…………………………………………………………………………………………. 3.
Waarom betaalt de verzekeringsmaatschappij de schade?
…………………………………………………………………………………………. 4.
Waar kan de vrouw haar auto laten maken?
…………………………………………………………………………………………. 5.
Wat moet je iedere maand betalen als je verzekerd bent?
…………………………………………………………………………………………. 6.
Wat gaan de man en de vrouw invullen?
…………………………………………………………………………………………. 7.
Wat gaan ze op het schadeformulier opschrijven?
…………………………………………………………………………………………. 8.
Heeft de vrouw een WA-verzekering?
………………………………………………………………………………………….
Bekijk de antwoorden op p. 21.
Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
7
Samenvatting Schrijf in vijf zinnen op waar het gesprek over gaat. Let op: schrijf dus alleen het belangrijkste op!
1…………………………………………………………………………………………
2…………………………………………………………………………………………
3…………………………………………………………………………………………
4…………………………………………………………………………………………
5…………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 21. Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
8
GRAMMATICA Opdracht 7. Van één woord twee woorden maken. Sommige lange woorden bestaan uit twee andere woorden. Voorbeeld: Een schadevergoeding is een vergoeding om schade te betalen. Leg nu zelf het woord zo uit 1.
Een schadevergoeding is
………………………………………………………………………………………… 2.
Een betalingsregeling is
………………………………………………………………………………………… 3.
Een verzekeringskantoor is
………………………………………………………………………………………… 4.
Een schadeformulier is
………………………………………………………………………………………… 5.
Een praktijkexamen is
………………………………………………………………………………………… 6.
Een automonteur is
………………………………………………………………………………………… 7.
Een bedrijfsarts is
………………………………………………………………………………………… 8.
Een prijskaartje is
…………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 21. Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
9
OEFENING Opdracht 8. De verleden tijd. U wilt iets vertellen over een ongeluk dat u heeft gehad. U zegt: “Ik zag de auto niet. En toen kreeg ik een ongeluk.” Als je wilt vertellen dat in het verleden is gebeurd, dan gebruikt u de verleden tijd. Kijk naar het voorbeeld. Maak de zin af. Voorbeeld: Ik voelde me al een tijdje niet lekker. Toen ik ziek werd, … betaalde de verzekering gelukkig de rekening betaalt de verzekering gelukkig de rekening. Het goede antwoord is: Toen ik ziek werd, betaalde de verzekering gelukkig de rekening.
Nu zelf. Maak de zin goed af. Streep het foute antwoord door. 1.
2.
3.
4.
Toen ik die een cursus volgde … -
moest ik iedere maand tentamen doen.
-
moet ik iedere maand tentamen doen.
Toen ik een belastingaanslag kreeg, … -
vroeg ik kwijtschelding aan.
-
vraag ik kwijtschelding aan.
Toen ik een andere baan zocht, … -
lees ik de advertenties in de krant.
-
las ik de advertenties in de krant.
Toen ik een paar maanden geen werk had, … -
vroeg ik een uitkering aan.
-
vraag ik een uitkering aan.
Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
10
5.
6.
7.
8.
Toen ik de gemeente belde, … -
vraag ik informatie.
-
vroeg ik informatie.
Toen ik hele dagen ging werken, … -
moest mijn dochter op school overblijven.
-
moet mijn dochter op school overblijven.
Toen ik naar de informatieavond op school ging, … -
krijg ik informatie over het schoolkamp.
-
kreeg ik informatie over het schoolkamp.
Toen ik een ongeluk kreeg, … -
betaalde de verzekering de schade.
-
betaalt de verzekering de schade.
Bekijk de antwoorden op p. 22. Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
11
SCHRIJVEN Opdracht 9. Is het verstandig? Als iets verstandig is om te doen dan is het slim om te doen. Als je iets doet zonder erover na te denken dat is dan onverstandig en niet zo slim. Schrijf onder elke zin of het verstandig is of onverstandig. Kies uit: Dat is verstandig of Dat is onverstandig. Voorbeeld: Ik ga naar een open dag van een school om te kijken of het echt iets voor mij is. Dat is verstandig.
1. Ik ga op vakantie zonder een reisverzekering af te sluiten. …………………………………………………………………………………………
2. Ik neem pleisters en zonnebrand mee op vakantie. …………………………………………………………………………………………
3. Ik kijk eerst of het regent voordat ik naar buiten ga, dan weet ik of ik een jas aan moet trekken. …………………………………………………………………………………………
4. Mijn kinderen mogen altijd buiten spelen in de regen. …………………………………………………………………………………………
5. Na een storm laat ik alle gevaarlijke takken van de bomen gewoon op de grond liggen. …………………………………………………………………………………………
6. Ik kijk eerst thuis wat ik moet kopen voordat ik boodschappen ga doen. …………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 22. Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
12
DE WOORDEN Opdracht 10. Welk woord staat er? De letters van de woorden hieronder zijn door elkaar gezet. Weet u welk woord er moet komen te staan? Schrijf het goede woord op. Kijk naar het voorbeeld. 1. S KOSTEN
E
O
T
K
N
=
2.
E
A
S
H
C
=
D
………………………………………………………………………………………… 3.
D
L
U
H
S
C =
………………………………………………………………………………………… 4.
L
T
I
G
S
A
E
B
N=
………………………………………………………………………………………… 5.
S
T
R
V
E
A
N
I
G
D=
………………………………………………………………………………………… 6.
E
E
I
M
R
P =
………………………………………………………………………………………… Gebruik de 3e letter uit het 1e woord. Gebruik de 2e letter uit het 2e woord. Gebruik de 3e letter uit het 3e woord. Gebruik de 4e letter uit het 4e woord. Gebruik de 8e letter uit het 5e woord. Gebruik de 3e letter uit het 6e woord. Het geld dat u krijgt heet een ……………………………………. vergoeding
Bekijk de antwoorden op p. 22. Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
13
LEZEN Opdracht 11. Verzekeringen. Er zijn veel verzekeringen. Welke verzekering u nodig heeft, hangt af van de situatie. Hieronder staat informatie over verzekeringen. Lees de informatie.
Inboedelverzekering Inboedelverzekering. Een inboedelverzekering verzekert de roerende zaken binnen een woning, vaak ook bij brand.
WA Verzekering WA verzekering. Personen die deelnemen aan het verkeer, lopen de kans zelf schade te lijden en ook anderen schade te berokkenen. Daarom is het verplicht om een Wettelijke Aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten. Deze WA verzekering dekt de financiële gevolgen ontstaan door schade. Schade die door de schuld van de verzekerde aan anderen is toegebracht.
Ziektekostenverzekering Ziektekosten. In Nederland is men verplicht zich te verzekeren tegen ziektekosten. Dat wil zeggen: de basisverzekering is verplicht. Hiernaast kun je een aanvullende verzekering afsluiten. Dat is niet verplicht is.
Reisverzekering Reisverzekering. Een reisverzekering verzekert bagage tegen beschadiging, diefstal en vermissing.
Uitvaartverzekering De uitvaartverzekering dekt de kosten van de begrafenis of crematie van de verzekerde.
Ongevallenverzekering Ongeval. De ongevallenverzekering geeft dekking voor het geval de verzekerde zou overlijden of blijvend arbeidsongeschiktheid zou raken door een ongeval.
Arbeidsongeschiktheidsverzekering Arbeidsongeschiktheid. De arbeidsongeschiktheidsverzekering betaalt uit als je niet meer kunt werken voor een bepaalde tijd.
Kent u een woord niet? Zoek het op in het woordenboek!
Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
14
OEFENING Opdracht 12. Verzekeringen. In de vorige opdracht heeft u informatie gelezen over verschillende verzekeringen. Beantwoord nu de vragen over de informatie.
1. Welke verzekering heeft u nodig als u op reis gaat? …………………………………………………………………………………………
2. Welke verzekering is voor alle Nederlanders verplicht? …………………………………………………………………………………………
3. Welke verzekering moet u afsluiten als u uw begrafenis betaald wilt hebben? …………………………………………………………………………………………
4. Welke verzekering kunt u gebruiken als er brand in uw woning is geweest? …………………………………………………………………………………………
5. Bent u verplicht een WA-verzekering te hebben als u op de fiets gaat? …………………………………………………………………………………………
6. Bent u verplicht een WA-verzekering te hebben als u met de auto gaat? …………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 22. Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
15
SPREKEN Spreek samen! Doe samen met uw Taalvriend de spreekopdrachten. Lees samen. De een leest A, de ander B.
Opdracht 13. Lees samen met uw taalvriend: A
U spreekt met BV Verzekering. U spreekt met BV Verzekering. Mag ik u wat vragen? Mag ik u wat vragen? B
A
Bent u wel goed verzekerd? Bent u wel goed verzekerd? B
A
Bij mij valt niets te halen. Bij mij valt niets te halen.
Stel dat u iets kapot maakt. Stel dat u iets kapot maakt. B
A
Ziek, dat ben ik nooit. Ziek, dat ben ik nooit.
En als er wordt ingebroken … En als er wordt ingebroken … B
A
Ik dacht het wel, hoezo? Ik dacht het wel, hoezo?
Stel dat u ziek wordt … Stel dat u ziek wordt … B
A
Nou even kort, ik heb geen tijd. Nou even kort, ik heb geen tijd.
Dat lijkt mij niet waarschijnlijk. Dat lijkt mij niet waarschijnlijk.
Maar ik heb een leuke aanbieding. Maar ik heb een leuke aanbieding.
Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
16
B A
Alle verzekeringen samen, Alle verzekeringen samen, voor 200 euro per maand. voor 200 euro per maand. B
A
Een premie van 200 euro? Een premie van 200 euro?
Ja, niet te geloven, spotgoedkoop! Ja, niet te geloven, spotgoedkoop! B
A
O ja? O ja?
Zal ik u eens wat zeggen? Ik ben verzekerd! Ik ben prima verzekerd!
O ja? O ja? B
Ik ben verzekerd voor ziekte, schade, brand en ga zo maar door. Ik ben verzekerd voor ziekte, schade, brand en ga zo maar door.
VRAAG VAN DE LES : Wat moet meneer Fara invullen op het schadeformulier?
Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
17
LEZEN Opdracht 14. Lees. DE INFORMATIE.
Verzekeringen. Iedereen wordt wel eens ziek en een ongeluk zit in een klein hoekje. Daarom is het verstandig om een aantal verzekeringen af te sluiten. Er zijn verschillende soorten verzekeringen. Een ziektekostenverzekering, een inboedelverzekering en een aansprakelijkheidsverzekering zijn de belangrijkste. Als je werkt of als je een uitkering krijgt, moet je een polis afsluiten bij een ziektekostenverzekeraar. Een inboedelverzekering verzekert je spullen tegen brand en diefstal. Een aansprakelijkheidsverzekering (ook wel WA-verzekering genoemd) dekt de financiële gevolgen van de schade die je bij iemand anders hebt veroorzaakt. Bijvoorbeeld: Je rijdt iemand met de fiets aan. Die andere persoon moet zijn fiets laten repareren. De kosten van de reparatie worden door de verzekeringsmaatschappij betaald. Je hoeft ze niet zelf te betalen. Heb je een brommer of een auto, dan ben je verplicht om een WA-verzekering af te sluiten. Je kunt een verzekering afsluiten bij een verzekeringskantoor, een bank of rechtstreeks bij een verzekeringsmaatschappij. Als je een verzekering hebt, dan moet je iedere maand een klein bedrag betalen, de premie. Maar als er dan iets gebeurt, dan krijg je een heleboel geld als vergoeding.
TIP VAN DE WEEK 1 Als u informatie aan iemand gaat vragen over bijvoorbeeld verzkeringen, dan is het belangrijk dat u:
van tevoren bedenkt wat u wilt vragen rustig en duidelijk praat vriendelijk en beleefd praat vragen stelt als u iets niet begrijpt
Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
18
TIP VAN DE WEEK 2 Bent u goed verzekerd? Als u kinderen heeft, dan is het verstandig om een WA-verzekering te hebben. Deze verzekering is voor het hele gezin.
TIP VAN DE WEEK 3 Op ETV en de website ETV.nl. zijn ook programma’s te vinden over verzekeringen, bijvoorbeeld Praatwijzer. Kijk ook op www.samenoppad.nl
PRAKTIJK Opdracht 15. Kijk in de praktijk. PRAKTIJKOPDRACHT INFORMATIE VRAGEN: In de les heeft u een heleboel gehoord over een WA-verzekering. Heeft U een WA-verzekering? Nee? Doe dan opdracht 1. Ga dan naar een bank of een verzekeringskantoor. Vraag een folder over een WA-verzekering. Lees de informatie in de folder. Heeft u wel een WA-verzekering? Doe dan opdracht 2. Ga naar een bank of een verzekeringskantoor. Vraag een folder over een inboedelverzekering. Lees de informatie in de folder. .
Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
19
HOE GAAT HET? Opdracht 16. Kent u de woorden? Kruis aan.
Opletten De schade Vergoeden De schadevergoeding De verzekeringsmaatschappij De kosten De WA-verzekering Verstandig De premie De schuld
Opdracht 17. Kunt u het in het Nederlands? Deze les ging over verzekeringen. U heeft geleerd om informatie over verzekeringen te begrijpen. En u heeft iets geleerd over de verleden tijd. U heeft ook geleerd hoe u van één woord twee woorden kan maken. En u? Kunt u informatie over verzekeringen begrijpen? Kunt u van één woord twee woorden maken? En kunt u de verleden tijd gebruiken? Kunt u dat nu goed? Of een beetje? Of nog niet zo goed? Schrijf het op. Zet een kruisje.
Goed
Gaat wel
Niet zo goed...
Ik kan informatie over verzekeringen begrijpen.
Ik kan van één woord twee woorden maken.
Ik kan de verleden tijd gebruiken.
Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
20
ANTWOORDBLAD Opdracht 3. 1. Goed, de auto die daar staat, is van de vrouw. 2. Fout, Farid is het zoontje van de man. 3. Goed, er is één spiegel van de auto kapot. 4. Fout, de jongens waren aan het voetballen. 5. Goed, de man is verzekerd. Opdracht 6. 1. De spiegel van de auto is stuk. 2. De verzekeringsmaatschappij. 3. Omdat de man verzekerd is. 4. Bij de garage. 5. De premie. 6. Het schadeformulier. 7. De persoonlijke gegevens en wat er is gebeurd. 8. Nee, maar ze gaat er nu wel snel een nemen. Samenvatting Dit is een samenvatting van het gesprek, hierin staan de belangrijkste dingen uit het gesprek. Uw vijf zinnen kunnen anders zijn. Meneer Farah belt aan bij een huis in de straat. Een vrouw doet de deur open. Hij vertelt aan de vrouw dat zijn zoontje de spiegel van haar auto kapot heeft gemaakt. Hij vertelt dat hij verzekerd is. Dus de vrouw hoeft zich geen zorgen te maken. De verzekeringsmaatschappij vergoedt de schade. De vrouw heeft zelf geen WA-verzekering, maar meneer Farah legt uit wat er allemaal moet gebeuren. Ze moeten samen een schadeformulier invullen. De vrouw kan dan haar auto in de garage laten maken en de verzekeringsmaatschappij betaalt de kosten. Meneer Farah vertelt dat het heel verstandig is om een WA-verzekering te hebben. Je betaalt dan een keer per maand een klein bedrag aan de verzekeringsmaatschappij. Dat bedrag heet: ‘de premie’. Als je dan iets van iemand anders kapot maakt, dan vergoedt de verzekering de schade. Die hoef je dan niet zelf te betalen. Opdracht 7. 1. Een schadevergoeding is een vergoeding van de schade. 2. Een betalingsregeling is een regeling om geld te betalen. 3. Een verzekeringskantoor is een kantoor dat verzekeringen verkoopt. 4. Een schadeformulier is een formulier om de schade op te schrijven. 5. Een praktijkexamen is een examen in de praktijk. 6. Een automonteur is een monteur van auto’s. 7. Een bedrijfsarts is een arts van het bedrijf, van het werk. 8. Een prijskaartje is een kaartje met de prijs. Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
21
Opdracht 8. 1. Toen ik die opleiding volgde, moest ik iedere maand tentamen doen. 2. Toen ik een belastingaanslag kreeg, vroeg ik kwijtschelding aan. 3. Toen ik een andere baan zocht, las ik de advertenties in de krant. 4. Toen ik een paar maanden geen werk had, vroeg ik een uitkering aan. 5. Toen ik de gemeente belde, vroeg ik informatie. 6. Toen ik hele dagen ging werken, moest mijn dochter op school overblijven. 7. Toen ik naar de informatieavond op school ging, kreeg ik informatie over het schoolkamp. 8. Toen ik een ongeluk kreeg, betaalde de verzekering de schade. Opdracht 9. 1. Dat is onverstandig. 2. Dat is verstandig. 3. Dat is verstandig. 4. Dat is onverstandig. 5. Dat is onverstandig. 6. Dat is verstandig. Opdracht 10. 1. Kosten 2. Schade 3. Schuld 4. Belasting 5. Verstandig 6. Premie Het woord is schadevergoeding Opdracht 12. 1. Reisverzekering 2. Ziektekostenverzekering 3. Uitvaartverzekering 4. Inboedelverzekering 5. Nee 6. Ja Vraag van de les: zijn persoonlijke gegevens (naam, adres etc.) de persoonlijke gegevens van de buurvrouw wat er precies is gebeurd.
Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
22
Hoe leer je Nederlands? Door veel te oefenen in de praktijk. Door de lessen van Edusom te volgen op radio, tv en internet. Door met deze lesbrieven te werken. En met Station Nederlands. Kijk ook eens op Leef & Leer. En op Oefenen.nl. Daar vindt u programma’s over taal, maar ook over rekenen, gezondheid en nog veel meer. Zoek een taalvriend om spreken en schrijven te oefenen. Een taalvriend is iemand die goed Nederlands spreekt. Een vriend. Of misschien iemand van uw werk. Of uw buurman. Het is handig als u een taalvriend heeft om samen de oefeningen mee te doen En zoek een taalcursus om nog meer te leren. U kunt ook naar het Taalspreekuur van de OBA gaan. Veel leerplezier!
Kijk naar films van ETV Opdracht 1. Bekijk de film van het programma ‘Kijk op geld’ op: http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.speel&flm=&pid=16&aid=73
Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
23
Opdracht 2. Beantwoord de vragen. 1. Wat betekent ‘WA verzekering’? ………………………………………………………………………………………….
2. Wat is een ander woord voor de ‘WA verzekering’? ………………………………………………………………………………………….
3. Welke verzekeringen heeft u? …………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………….
4. Welke verzekeringen heeft u niet nodig? ………………………………………………………………………………………….
Opdracht 3. Wat is de besparingstip van de week? …………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………….
Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
24
ANTWOORDEN EXTRA OEFENEN
Opdracht 2. 1. Wat betekent WA verzekering? Wettelijke aansprakelijkheidsverzekering. 2. Wat is een ander woord voor de WA verzekering? Aansprakelijkheidsverzekering. 3. Welke verzekeringen heeft u? Eigen antwoord. 4. Welke verzekeringen heeft u niet nodig? Eigen antwoord.
Opdracht 3. Wat is de besparingstip van de week? Op de markt kan je aan het einde van de dag veel spullen in de aanbieding krijgen. Bij de kappersschool kan je goedkoop of gratis je haar laten knippen.
Les 29 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
25