VOORZITTER Paul Boerboom, Avida International DEELNEMERS Johan van Egmond, Syntrus Achmea Theo Gommer, Akkermans & Partners Marcel van de Grift, Visser & Visser Pensioenadviseurs Tjitsger Hulshoff, ING Investment Management Pieter Kiveron, Holland Financial Centre Thomas Laffree, Rabo PGGM PPI Jacqueline Lommen, Robeco
Foto's: Fotopersburo Dijkstra
// RONDE TAFEL PPI
Deze Ronde Tafel is tot stand gekomen in samenwerking met ING Investment Management, Rabo PGGM PPI, Robeco en Syntrus Achmea.
INNOVATIE IN EEN INSTELLING? Door Erik Hannema
De premiepensioeninstelling (PPI) is een feit. Maar wat gebeurt er in de praktijk mee? Is het niet simpelweg een nieuw kanaal voor Nederlandse pensioenverzekeraars, in plaats van het internationale, one size fits all - pensioenvehikel zoals het gelanceerd werd? Hoeveel werk is daarvoor nog nodig en hoe maak je als fonds zelf de overstap naar een PPI? Experts spreken zich uit tijdens een levendige Ronde Tafel.
Laten we aftrappen. Wat ís nu precies een PPI? Jacqueline Lommen: ‘Het is een pensioeninstelling. Met een balans en solvabiliteit. Daar ontstaat vaak de verwarring. Mensen denken dat het een beleggingsfonds of een product is. Het is een financiële instelling die pensioenoplossingen biedt voor werkgevers en werknemers.’
een derde optie toegevoegd. Een optie met meer flexibiliteit. Maar wat ons betreft met hetzelfde doel als bestaande regelingen: een houdbaar en betaalbaar inkomen voor later. Wat je wel ziet, is dat PPI’s als product worden weggezet. Ik zie het als ik naar de advertorials kijk: het zijn echt producten.’
Thomas Laffree: ‘Inderdaad. Vroeger had je een verzekeraar of een pensioenfonds om pensioen bij op te bouwen. Daar is een derde tak bijgekomen: de PPI. Het grote verschil is dat de uitkeringsfase uiteindelijk toch weer via een verzekeraar, dan wel via een fonds loopt.’
Laffree: ‘In ons geval is het Rabobank bedrijfspensioen het merk. Dat is de Rabo PGGM PPI niet. Die zien consumenten niet, los van wat wettelijk verplicht is. Verder zullen we alleen opereren onder de naam Rabo BedrijvenPensioen. Dat is dus echt vanuit het product gedacht. Ik ben het met Jacqueline eens: PPI is een merk aan het worden. Volgens mij is het begrip ‘verzekeraar’ nooit een merk geworden.’
Johan van Egmond: ‘Ik zou zeggen: een interessante nieuwe pensioeninstelling. Aan het pensioenfonds en de verzekeraar is
Theo Gommer: ‘Maar of je nu met een DC-regeling bij een verzekeraar of een PPI zit , dat maakt niets uit. Het blijft dezelfde
24
FINANCIAL INVESTIGATOR
NUMMER 2 / 2013
regeling. Het is een kwestie van hoe je het invult. Op zich is het dus raar dat een verzekeraar die ‘alles’ mag dan iets opricht wat minder mag. Dat doe je vanuit legacy en natuurlijk vanuit marketing oogpunt.’ Marcel van de Grift: ‘Je ziet wel dat partijen een ontwikkeling doormaken. Zwitserleven gaf eerst aan: we gaan geen PPI oprichten, het is eigenlijk verzekeren 2.0 en dat kunnen we al langer. En nu hebben ze toch een PPI opgericht.’ Van Egmond: ‘Dat is marketing. De PPI is een antwoord op het feit dat de verzekerings-DC geen goede naam had in de markt. Omdat ze verborgen kosten kenden en black boxes waren. De PPI is een antwoord op je problemen. Het is een transparante manier van het aanbieden van een DC-product.’ Tjitsger Hulshoff: ‘En een druk op de kosten die ontstaan zijn. Voor veel bestaande instellingen is de infrastructuur nog niet gericht op efficiëntie en lage kosten. Dat is ook een reden om
een PPI te starten. Om hem ernaast te zetten. Een DC-regeling is nu goedkoper via een PPI dan hij vroeger bij een verzekeraar was.’
Hoeveel PPI’s zijn er en is er een markt voor dat aantal? Van de Grift: ‘Volgens mij zijn het er tien, maar er komen er nog wat aan. Dus we gaan naar de vijftien.’ Van Egmond: ‘Onze visie is dat daar geen markt voor is. Als je ervan uitgaat dat we zes grote verzekeraars in de markt hebben en tien middelgrote. Tel daar vijftien PPI’s bij op die een vergelijkbare DC-regeling kunnen uitvoeren, dan heb je iets van dertig partijen in de markt. Dat is volgens mij veel te veel voor Nederland.’ Gommer: ‘Je krijgt nog een nieuwe ontwikkeling dat fondsen zich omvormen naar een PPI. Als we zoveel pensioenfondsen
> Paul Boerboom is bij Avida International actief in binnen- en buitenland om grotere pensioenfondsen en hun uitvoerders te begeleiden bij complexe management- en uitbestedingsvraagstukken. Daarvoor heeft hij gewerkt in leidinggevende en toezichthoudende functies in de olieindustrie in Europa en Latijns Amerika. Tevens is Boerboom docent aan verschillende universiteiten op het terrein van pensioenmanagement. De uitdaging is om de professionalisering van het bestuur en het management van pensioenfondsen te versnellen. Om deze reden is hij sinds 2013 mede-initiatiefnemer van BeterPensioenBeheer. Opleidingen: bedrijfseconomie, econometrie, Harvard en Wharton.
NUMMER 2 / 2013
FINANCIAL INVESTIGATOR
25
// RONDE TAFEL PPI
> Johan van Egmond is sinds 2010 commercieel directeur bij Syntrus Achmea. Tot zijn kerntaken behoren de service aan klanten, acquisitie van nieuwe relaties, marketing & communicatie en productontwikkeling. Van Egmond werkte eerder bij ABN Amro en Aegon, waar hij verantwoordelijk was voor het accountmanagement en de verkoop van pensioen- en vermogensbeheerproducten aan ondernemingen en pensioenfondsen. Hij wenst dat zijn kinderen net zo gelukkig met pensioen gaan als de huidige generatie. ‘Dat betekent een financieel onbezorgd pensioen, waarvan een bepaald deel gegarandeerd is’.
hebben, zal er ook ruimte zijn voor dertig PPI’s. Maar vanuit de commerciële kant die jij beoordeelt, is het aantal nu dus misschien al te veel. Aan de andere kant, een partij als Be Frank, dat is natuurlijk gewoon een PPI. Maar ook gewoon een nieuw merk van een verzekeraar die zegt: "wat vroeger naar Delta Lloyd of andere verzekeraars ging, gaat nu via labels als Be Frank’.’' Lommen: ‘Ik ben ook van mening dat er ruimte is voor meerdere PPI’s dan het huidige tiental. Anders waren we er als BV Nederland natuurlijk nooit aan begonnen. We hebben een business case gemaakt en daaruit blijkt dat er inderdaad twee soorten PPI’s zijn, aansluitend op de buitenlandse praktijk en
PPI is een merk aan het worden.
de Europese IORP Directive – zo heten PPI’s internationaal. Dat zijn closed ends in handen van de sociale partners en dat zijn open ends of de IORPS, zoals ze internationaal heten. Die zijn in handen van de financiële dienstverleners. Je ziet dat er nu op korte termijn veel open end PPI’s zijn. Daardoor denken mensen dat dit het enige model is. Maar de financiële dienstverleners acteren gewoon sneller. Er komen naar onze verwachting nog talloze PPI’s in allerlei soorten en maten.’ Van de Grift: ‘Verwacht je dan ook dat fondsen die nu nog een DB-regeling hebben, de overstap maken naar een PPI?’ Lommen: ‘Dat is een tweede punt waarom we denken dat er niet te veel PPI’s zijn. We denken nu vanuit het huidige perspectief: DC-regelingen zijn maar 10% van de markt. Maar dat is aan het veranderen. We gaan naar een situatie dat risico’s niet meer worden gedragen door de pensioeninstellingen, want dat vergt veel solvabiliteitbuffers. En werkgevers willen dat ook niet meer, vooral vanwege IFRS accounting regelgeving. De risico’s verschuiven naar deelnemers. Robeco PPI richt zich op nieuwe uitvoeringsmodellen. Die moeten resulteren in toekomstbestendige pensioenregelingen die deelnemers zoveel mogelijk beschermen tegen de financiële risico’s die ongewild hun kant op komen. We bestrijken dus een groter deel van de pensioensector dan veelal wordt aangenomen. De pensioeninstellingen zijn het resultaat van de fundamentele veranderingen die in de Nederlandse pensioensector plaatsvinden en tegelijkertijd de katalysator voor verandering. De PPI’s worden nog niet op hun volledige merites beoordeeld, maar dat is snel aan het veranderen.’ Hulshoff: ‘Er is één ding dat hierbij een beetje boven de markt hangt. En dat is het loslaten van de werkgeversverplichtstelling en het feit dat deelnemers dan een vrije keuze krijgen. Dan kan het ineens hard gaan. Kijk je naar Chili en Peru; landen die deze stap vanaf nul maakten, die begonnen met veel aanbieders, maar hebben er nog vijf à tien over.’ Van de Grift: ‘Ik verwacht inderdaad ook dat pensioenfondsen die een DC-regeling hebben gemakkelijker de overstap maken naar PPI. Met een DB-regeling zie ik dat niet direct gebeuren. Misschien als de druk straks financieel hoog wordt.’
26
FINANCIAL INVESTIGATOR
NUMMER 2 / 2013
Van Egmond: ‘Wellicht. De nuance zit er bij mij in dat ik denk dat er te veel commerciële PPI’s zijn. Ik geloof zeker dat het aantal niet-commerciële aanbieders gaat toenemen. Een kwestie van definitie. PPI’s, al dan niet closed end gericht op een specifieke doelgroep of sector, daar geloof ik echt in. Ik zeg alleen dat er straks gewoon te veel commerciële PPI’s zijn.’ Laffree: ‘Voor Rabobank was de insteek: er komen veel vragen over inkomen voor later. Van werkgevers, maar ook van particuliere klanten. Als bank waren ze vaak met financieringen bezig, het begrip toekomstvoorzieningen was ondergeschikt. Rabobank vond dat ze haar klanten daarin beter kon bedienen. Dus vanuit dat perspectief hebben ze gezegd: we moeten onze klant toch iets kunnen aanbieden. Iets dat past bij de smoel van de Rabobank. Een eigen product van een PPI, maar onder eigen label. Dan heb je inspraak in de ontwikkeling. Dat is dus een strategisch motief. PGGM kan nu zijn kennis en ervaring inzetten voor een groep mensen die niet deelneemt aan een pensioenfonds. Daarnaast was de insteek: die PPI brengt nieuwe elementen in de pensioenwereld. Dus een andere kijk op zaken. Het is als bedrijf gezond dat je die leert kennen. Kunnen mijn klanten daar wat aan hebben? En kijk je naar de business case, dan heeft Rabobank natuurlijk wel markttoegang.’ Van Egmond: ‘Dat vind ik een belangrijke. Als je ervan uitgaat dat er slechts enkele PPI’s succesvol worden, dan hebben jullie een goed model. Omdat distributiekracht dan leidend is en PPI’s niet echt van elkaar te onderscheiden zijn. Dan is de Rabobank een geweldig distributieplatform. Dan heb je een goede business case. Dat geldt voor een heleboel anderen niet.’
Welke ontwikkelingen zien jullie bij PPI’s? Van de Grift: ‘Dat is wel opvallend: de PPI zou eigenlijk alleen maar zuivere DC-regelingen aanbieden. Maar je zag al snel een Nederlandse invulling daarvan met allerlei risicodekkingen. Zoals overlijden en arbeidsongeschiktheid. Ook valt op dat de kosten van administratie en vermogensbeheer lager zijn. Tegelijkertijd zijn PPI’s minder transparant over de indirecte kosten van vermogensbeheer.’
Pieter Kiveron: ‘In Nederland gaat er ook nog het een en ander veranderen, de komende jaren. Daarbij is het belangrijk dat we in het pensioendenken openstaan voor lessen uit het buitenland. We zijn goed: we hebben 125 jaar ervaring, we hebben een keur van regelingen, variërend van puur DB tot puur DC, we zijn de uitvinders van CDC. Maar we moeten ook openstaan voor wat er in het buitenland gebeurt. Als we dat doen, kunnen we het buitenland voor de PPI interesseren.‘ Hulshoff: ‘We moeten ook kijken naar het kostenniveau. Wat is nu de business case die je nodig hebt voor een PPI? Ik voorzie wel dat aanbieders zich volledig op gigantische groei hebben ingericht. Ik kom ook bij klanten die zich daar serieus zorgen over maken: kunnen jullie met deze propositie wel genoeg winst maken? Wij stellen ze dan gerust, maar ik maak me er wel zorgen over of veel partijen nu in de markt dat gaan volhouden. Ik vermoed dat bij diverse partijen het prijsniveau niet hoog genoeg is om de cost of capital te genereren, tenzij er grote groei van het belegd vermogen ontstaat. Hartstikke goed nieuws dat in 2012 die kosten zo hard zijn gedaald, maar het legt wel een druk op de bestaande aanbieders en de groei. Tegelijkertijd zie je dat de overheid niet heel erg meewerkt door via het pensioenakkoord allerlei pleisters te plannen op het traditionele DB. Nu zie je dat die echte trend naar DC een beetje stil is komen te staan. Hoelang diverse partijen het nog uitzingen voor we die echte stappen kunnen maken, weet ik niet.’ Van de Grift: ‘Ik begreep dat voor een goede businesscase voor een commerciële PPI, je eigenlijk 40-50.000 polishouders nodig hebt. Als je kijkt naar de PPI met de meeste polishouders dan heeft die er op dit moment 10.000. Welke PPI’s zullen overleven en welke zullen uit de markt gedrukt worden?’ Lommen: ‘PPI’s kennen substantieel lagere en vooral ook meer transparante uitvoeringskosten. Volgens ons is dit een houdbaar businessmodel en ook goed verklaarbaar. We hebben in de afgelopen decennia een stelsel gemaakt met hele moeilijke pensioenregelingen. DB-regelingen noemen we impliciete contracten met veel knopjes om aan te draaien. Om te zorgen
> Theo Gommer is managing partner bij Akkermans & Partners Legal & Advice te Tilburg, waar hij tevens directeur van het Wetenschappelijk Bureau is. Daarnaast is hij advocaat bij Gommer & Partners Pensioen Advocaten en voorzitter van de Nederlandse Orde van PensioenDeskundigen. Verder is Gommer actief als inleider/docent en vaste columnist voor onder andere Het Financieele Dagblad, De Telegraaf en de Wegener Dagbladen. Tot slot is hij hoofdredacteur van het vakblad PensioenAlert.
NUMMER 2 / 2013
FINANCIAL INVESTIGATOR
27
// RONDE TAFEL PPI
> Marcel van de Grift is sinds 2012 werkzaam voor Visser & Visser Pensioenadviseurs en initiatiefnemer van de PPI-Vergelijker, een vergelijkingssite waar de PPI’s met elkaar worden vergeleken. Sinds 2000 is van de Grift werkzaam in de pensioensector vanuit verschillende rollen. Eerst bij de fiscaal-juridische afdeling van een pensioenverzekeraar (OPTAS Pensioenen), daarna als adviseur van de minister van BZK op het gebied van overheidspensioenen en vervolgens als adviseur vanuit Corporate Strategie en Beleid voor de Raad van Bestuur van APG.
dat er daarbij voldoende checks en balances in de governance bestaan, timmerden we pensioenfondsen helemaal dicht. Dat geldt eveneens voor de solvabiliteitskant. Als de pensioeninstelling risico’s op zich neemt, is het zaak dat daar gedegen FTK financieringsvereisten tegenover staan. Daardoor zijn onze Nederlandse pensioenen echter zo ingewikkeld en de nalevingskosten van een pensioenfonds zo hoog geworden, dat de uitvoeringskosten de pan uit rijzen. We moeten back to basics. Pensioen is in essentie niet zo heel ingewikkeld. Bijvoorbeeld een smart DC pensioenregeling, zoals we die in de Robeco PPI aanbieden. Dat is een begrijpelijke, integere pensioenregeling die kan worden beheerd door een lean vehikel, de PPI. Je hoeft er de strikte governance en solvabiliteitseisen niet overheen te leggen. Dan krijg je dus voor het totale pensioengebouw logischerwijze een veel lager en transparanter operationeel uitvoeringskostenmodel.’ Laffree: ‘De discussie gaat heel erg over kosten, maar ik denk dat die naar elkaar toe groeien. Het gaat uiteindelijk over de filosofie en het beleggingsbeleid. Dat bepaalt het pensioen van de deelnemers. Welke keuzes? Welke lifecycle? Hanteer je een lifecycle waarin je heel lang offensief blijft beleggen, dan kun je mooie rendementspercentages laten zien. Maar o wee als het dus misgaat. Dat vergeten we nog weleens in deze discussie.’
Dat zijn de ontwikkelingen in Nederland. Laten we eens naar het buitenland kijken. Daarvoor was de PPI in eerste instantie ontwikkeld, toch? Van Egmond: ‘We zeggen steeds: we hebben een prachtig vehikel en dat gaan we eens naar buiten brengen. Ik heb drie jaar internationaal gewerkt en gezien dat het zo niet werkt. We zullen meer kennis moeten krijgen van de behoeftes, van alle randvoorwaarden en wensen, voordat we met een productvoorstel komen. De huidige aanpak heeft iets naïefs.’ Kiveron: ‘Er is wel degelijk interesse. Ik heb de voorbeelden bij Holland Financial Centre gezien waarin buitenlandse partijen geïnteresseerd zijn in het vehikel PPI. Ze vinden de transparantie aantrekkelijk en het feit dat een PPI allerlei dienstverleningselementen uit elkaar trekt. Maar daadwerkelijk 28
FINANCIAL INVESTIGATOR
NUMMER 2 / 2013
pensioenkapitaal hiernaartoe halen is een ander spel. Dat vergt een lange adem. Vanuit het HFC zijn we dan ook niet bezig het driepijlersysteem te promoten. We gaan uit van de wens van de klant en laten zien hoe die kan omgaan met ‘universele pensioencomponenten’. In dat verhaal valt een vehikel als de PPI goed te pluggen.’ Lommen: ‘De PPI is bij uitstek geschikt om buitenlandse pensioenregelingen te beheren. In het buitenland vind je andere uitvoeringsmodellen. Het risico drukt daar niet vaak op de instelling. Het ligt bij een (her)verzekeraar. Of bij de deelnemers. Een instelling hoeft dat risico dan niet te dragen. Dat doet de PPI dan ook niet. Daar wordt hij heel lean van. Weinig solvabiliteitsbeslag, flexibele governance. Dat is concurrerend. Wat daar bovenop komt: wij hebben als Nederland de reputatie van pensioenland. Wij hebben pensioen in onze genen. Als je in het buitenland kenbaar maakt: een Nederlandse PPI wil het pensioen doen voor een grote multinational, dan denken de CFO’s: dan zit het wel goed. Hij weet dan: daar zit veel pensioenkennis en de PPI is een gedegen pensioenvehikel. Daar moeten we echt meer mee doen. Een derde aspect: het bijeenbrengen van pensioenregelingen uit diverse landen binnen één Europese pensioeninstelling gebeurt al. Meer dan mensen vaak denken. Het is gewoon te doen. Wij horen er weinig over, maar er zitten al verscheidene Nederlandse regelingen in het buitenland. Niet heel veel, maar het komt op gang. We moeten niet onderschatten wat er in de EU teweeg wordt gebracht. Er komt echt een Europese pensioenmarkt. Daar hebben sociale partners behoefte aan en de EU faciliteert dit proces proactief.’ Gommer: ‘We kunnen het, maar ik geloof er he-le-maal niets van dat het buitenland per definitie denkt dat wij dat kunnen. Als ons wordt gevraagd of we een haven of een palmeiland kunnen bouwen, dan kan Smit Boskalis dat. Dan zijn wij koploper. Maar op het gebied van financiële dienstverlening is het een ander verhaal. Een Amerikaanse multinational kan voor Europa kiezen uit Groot-Brittannië, België en Nederland. Dan doen we wel mee, maar dat wil niet zeggen dat ze automatisch voor ons kiezen. Er is nog een slag te winnen. Wij zijn te druk met ons verkopen, terwijl we ons moeten laten inkopen. En dat heeft niets te maken met techniek.‘
Hoe doe je dat, een PPI voor het buitenland oprichten. Gebeurt het al? Hulshoff: ‘Je kunt wel in één land een internationale pensioeninstelling oprichten. Dan heb je te maken met het lokale toezichtskader. Maar wat je altijd blijft houden, is de lokale wetgeving. Fiscale, juridische en communicatieregels. We kunnen prima in Armenië een DC-instelling starten, maar daar komen we niet weg met onze Nederlandse regels of Engelse taal. De lokale markt moet je kennen.’ Gommer: ‘Neem onze regelgeving. Die is buitenlandse partijen toch veel te stringent. Dat wil je toch niet, als CEO? Dan kun je beter naar België.’ Lommen: ‘Dat doet mijns inziens te kort aan het cross-border IORP principe en aan toonaangevende multinationals die dit in praktijk brengen. Zij hebben hun Europese pensioeninstelling veelal nog beter gefund dan onder het Nederlandse FTK nodig is. Werkgevers zijn vooral op zoek naar een flexibele, holistic, financieringsstructuur van een pensioeninstelling, niet naar lage financieringsvereisten.’ Kiveron: ‘Als je praat met internationale werkgevers, zoals Nestlé, dan moeten zij hun deelnemers ook overtuigen: naar welk land gaat jullie pensioengeld? Deelnemers gaan liever naar een land waar het toezicht wat stringenter is, waar een goede infrastructuur ligt en waar een breed aanbod is aan aanbieders en je het dus goed kunt regelen. Dat hebben ze liever dan naar een land gaan waar het minder is. Dat zullen we moeten verkopen.’ Laffree: ‘Maar wat vindt het thuisland ervan? Gisteren las ik iets over België als pensioenland. Dat ging over de OFP’s. Sinds 2006 zijn er pas tien van opgericht, cross-border. Als reden wordt genoemd dat de Franse overheid er grote moeite mee heeft dat er pensioengeld naar het buitenland gaat. Ook met betrekking tot belastinginkomsten. Met andere woorden: de aftrek vindt in Frankrijk plaats, het geld gaat naar het buitenland en dan moet je als Franse overheid nog maar af-
PPI's, al dan niet closed end gericht op een specifieke doelgroep of sector, daar geloof ik echt in.
wachten hoe en wanneer er inkomstenbelasting wordt betaald. Dat is een hoge barrière om te nemen.’ Kiveron: ‘Als ik vooruit kijk dan is de prioriteit van multinationals het heronderhandelen van sponsorcontracten en het bekijken van hoe ze hun regeling inrichten. Wij moeten ze attenderen op de PPI. Want wat een werkgever niet kent, dat
> Tjitsger Hulshoff is bij ING Investment Management (ING IM) verantwoordelijk voor de beleggingsstrategie van zogenoemde Defined Contribution (DC) proposities en mede verantwoordelijk voor de strategische advisering aan fiduciaire klanten. Eerder was Hulshoff werkzaam als strategic investment consultant bij Shell Asset Management Company en als hoofd Asset Liability Management (ALM) bij Towers Perrin. Hij is Master in Econometrie (Erasmus Universiteit, Rotterdam) en Investment Management (Vrije Universiteit, Amsterdam). Hulshoff beschikt over de RBA titel. Hij is lid van de ALM commissie van de VBA en doceert het ALM vak bij het Actuarieel Instituut.
NUMMER 2 / 2013
FINANCIAL INVESTIGATOR
29
// RONDE TAFEL PPI
> Pieter Kiveron startte zijn carrière in de pensioensector 25 jaar geleden. Hij heeft nationaal en internationaal in verschillende functies gewerkt bij verzekeraars, in de consultancy en als commercieel directeur van een grote pensioenuitvoerder. Kiveron heeft multinationals geholpen bij het ontwerpen, implementeren, uitvoeren en veranderen van pensioenregelingen en internationale pooling. Aan de aanbiederskant ontwikkelde hij nieuwe producten en implementeerde grote automatiseringsprojecten. Kiveron leidt momenteel het Centre for Retirement Management van Holland Financial Centre, dat de pensioenkennis en -capaciteiten van de Nederlandse financiële sector in het buitenland promoot.
gaat hij echt niet kopen. Wij zijn er klaar voor. Doordat PPI’s nu nationaal hun proof of concept bewijzen, volgen straks stappen naar het buitenland. Dat is de logische volgorde. Inderdaad, er is een proof of concept, dat ben ik helemaal met mijn buurman eens. Dat moeten we ook aan de politici uitleggen. Dat ze niet verwachten dat we binnen één jaar of twee jaar een hele grote hoeveelheid internationale klanten hier hebben. Het is het aloude fenomeen van de early adapters.’
PPI's kennen substantieel lagere en vooral ook meer transparante uitvoeringskosten.
Gommer: ‘Dat eenmalige lichtpuntje is niet genoeg. De soberheid van de wet- en regelgeving en de regering werkt niet mee. Je krijgt dan de vraag: ga ik naar het relaxte, Bourgondische België of ga ik naar Rotterdam? Dat zit niet vast op wat kan, maar meer op persoonlijke contacten et cetera. Daar doen we onszelf zwaar mee te kort.‘ Van Egmond: ‘Het aanbieden van internationale proposities kent zijn eigen uitdagingen. Zo moet je in meerdere talen kunnen communiceren, moet je de dienstverlening toesnijden op lokale regels en wensen. Dat betekent iets voor je eigen organisatie.’ Lommen: ‘De ervaring die ik bij de Robeco pensioeninstelling heb, is dat je allereerst een duidelijk onderscheid moet maken tussen de instelling en de regeling. De regeling blijft veelal ongewijzigd en sluit aan bij het betreffende land. Dat is een lokaal regime, met lokaal belasting- en sociaal arbeidsrecht. Daar heb je soms een lokale partij voor nodig als front-office. De back- en mid-office administratie doen wij vanuit een centraal punt. De sociale partners kiezen vervolgens bij welke instelling ze deze regelingen onderbrengen en in welk land. Daar spelen naar mijn ervaringen drie criteria altijd een rol: de flexibiliteit van de governance en financieringsstructuur, de soliditeit van de pensioeninstelling en de support van de lokale autoriteiten. Het is een stap - voor - stap proces, dat zorgvuldigheid en tijd vereist. Wij zullen als Robeco PPI het aantal landen dat we kunnen bedienen heel geleidelijk uitbreiden, afhankelijk van de klantbehoeften en in nauwe samenspraak met de sociale partners.’ Gommer: ‘Dan zit je toch meteen in een spagaat? Wij hebben een CDC-regeling bedacht. Die staat niet in de Pensioenwet, maar die past prachtig binnen IFRS. Dan heb je al een probleem. Dan zit je al in een spagaat met die andere zaken erbij. Daar zit de crux: als wij internationaal hetzelfde willen worden als op andere gebieden, dan kunnen we dat wel leren, maar zijn we het nog niet. Maar dan zullen we de zaken iets voortvarender dan ‘we zijn er al tien jaar mee bezig’ moeten aanpakken. De PPI en de API en dat kader, dat gaat toch allemaal veel te langzaam!’
30
FINANCIAL INVESTIGATOR
NUMMER 2 / 2013
Kiveron: ‘Als we stilletjes in een hoek blijven zitten en tegen elkaar zeggen hoe goed we zijn, dan gaat het nooit gebeuren en zullen we zien dat er in Europa elders centra worden neergezet.’ Hulshoff: ‘De discussie gaat nu uit van onszelf en vanuit het product. Dat is de verkeerde discussie. Die moet zijn: welk probleem moeten we oplossen? Dat kan op heel veel verschillende manieren, niet per se via een PPI. In veel gevallen is PPI niet de beste oplossing. Een multinational die zijn pensioenlasten en risico’s wil beheersen kan prima een DC-regeling uitvoeren. Ook zonder PPI. Het optimaal gepoold beheren van het vermogen en het centraal voeren van administratie kan ook zonder PPI. Als we maar blijven zenden hoe mooi de PPI is, dan zal je het nooit verkopen. Terwijl het echte probleem wel iets is waar we als land aan kunnen bijdragen. Bijvoorbeeld onze toezichtsarbitrage. Dat die zo streng is, dat kun je ook zien als een asset. China is een goed voorbeeld. Daar willen mensen babyvoeding kopen. Zodra de consumenten een beetje geld hebben, dan kopen ze een premium Amerikaans merk. Want die Amerikanen zorgen wel dat het veilig is.’
Wat adviseren jullie fondsen die een PPI overwegen? Hulshoff: ‘Ik denk dat drie dingen echt cruciaal zijn. Dat zijn kosten. Daar is de afgelopen jaren veel in gebeurd, maar nog steeds zie ik dat de markt nog intransparant is over wat nu precies kosten zijn. Bijvoorbeeld: verborgen transactiekosten of winstdeling bij het behalen van alfa. Een tweede is participant empowerment. Een derde element: beleggingen. Ik heb voor Financial Investigator een analyse gedaan van de PPI. Kleine verschillen in de lifecycles kunnen gemakkelijk 30 à 40% pensioen schelen per uitvoerder. Dat zijn filosofische dingen: niet eens het genereren van maximaal rendement, maar veel meer risicogecorrigeerd rendement.’ Laffree: ‘Hier hebben wij dus veel tijd aan besteed. Hoe ga je nu een product aanbieden waar je ook over 10 jaar met tevredenheid op kan terugkijken? Het is lastig dat inzichtelijk
Zes misvattingen over PPI’s 1 Een PPI is een pensioenproduct De PPI is geen product, maar een pensioeninstelling. Een allround pensioenuitvoerder waarin sociale partners hun collectieve pensioenregeling kunnen onderbrengen. De PPI bestaat sinds 2011 en is een alternatief voor een pensioenfonds of verzekeraar. 2 Een PPI mag alleen beschikbare premieregelingen (DC) beheren Een PPI mag naast beschikbare premieregelingen ook andere soorten pensioenregelingen beheren, zo lang de PPI zelf maar geen risico’s draagt. 3 Een PPI kent hogere kosten dan een pensioenfonds De schaalgrootte van PPI’s doet tegenwoordig zijn werk, waardoor de kosten vergelijkbaar of lager zijn met die van pensioenfondsen.
4 Een PPI is altijd een commerciële partij Niet alleen commerciële partijen, maar ook sociale partners kunnen een PPI oprichten. PPI’s kunnen verschillende rechtsvormen aannemen, waaronder die van een stichting. In dat geval is er, net als bij Stichting Pensioenfondsen, geen winstoogmerk en worden de activiteiten uitbesteed aan professionele dienstverleners.
5 Een PPI is een Nederlandse uitvinding Een pensioeninstelling is een gangbaar uitvoeringsmodel in het buitenland. De introductie van de premiepensioeninstelling in Nederland volgt uit de Europese pensioenrichtlijn. 6 Deelnemers lopen hoge risico’s binnen een PPI PPI’s kunnen beleggingsrisico's voor deelnemers beperken via automatisch life-cycle beleggen. Ook kunnen renterisico’s met betrekking tot de pensioeninkoop worden beperkt door het voeren van een actief durationbeleid. Ten slotte vormen ouderdoms-, nabestaanden en arbeidsongeschiktheidspensioen een integraal onderdeel van een PPI. Deze mispercepties zijn totstand gekomen in samenwerking met Jacqueline Lommen van Robeco.
> Thomas Laffree begon zijn carrière als trainee bij Van Lanschot. Na Private Banking heeft hij zich gespecialiseerd in Marketing. In 2008 is Laffree overgestapt naar PGGM. Hij heeft vanuit een strategiefunctie de alliantie met Rabobank vorm gegeven waaronder het gezamenlijk oprichten van een PPI. Sinds 1 juni 2012 is hij commercieel directeur en bestuurder van Rabo PGGM PPI.
NUMMER 2 / 2013
FINANCIAL INVESTIGATOR
31
// RONDE TAFEL PPI
> Jacqueline Lommen is sinds juli 2011 werkzaam bij Robeco als Director European Pensions. Zij is tevens Bestuurslid van St. PPI Robeco. Naast het aanbieden van IFRS-proof en toekomstbestendige pensioenoplossingen in de Nederlandse markt, richt Lommen zich ook op het ontwikkelen van grensoverschrijdende PPI pensioenoplossingen en bedienen van multinationale ondernemingen. Lommen is meer dan 25 jaar actief in de institutionele pensioenmarkt, zowel in de publieke (DNB, EIOPA) als private sector. Ze heeft onder meer de eerste grensoverschrijdende Europese pensioenfondsen mee opgezet.
te maken aan de consument of via een vergelijkingssite, maar het maakt echt verschil.’
Wat kunnen we er zelf aan doen? Hoe helpen we de PPI vooruit? Hulshoff: ‘Waar het mij om gaat is dat we loskomen uit de discussie over het vehikel, maar dat we onszelf de vraag stellen: wat is het probleem dat we willen oplossen? Er zijn een paar obstakels in Nederland. Bijvoorbeeld fiscale staffels en het ontbreken van een decumulatiefase. Wat veel belangrijker is, is het oplossen van de problemen van een deelnemer. Die wil een hoog genoeg pensioen veilig en flexibel opbouwen. Of hij dat in een DC- of DB-regeling doet, dat maakt niet uit. Het gaat erom dat de deelnemer zelf empowered wordt om zijn
keuzes te gaan maken. Dat is de innovatie. En dat kan met persoonlijke financiële planning en optimale default lifecycles. Dat is de innovatie die we als deelnemers nodig hebben.’ Kiveron: ‘Mijn wens is dat we niet alleen kijken naar die nationale component, maar dat we ons ook verenigen naar de internationale markt. Het is beter te profiteren van elkaar dan elkaar te bestrijden op de verzadigde Nederlandse markt. Succes in het buitenland is echt een heel ander chapiter. Dat gaat veel tijd en energie kosten, dat is niet zo makkelijk. Maar we moeten wel. De eerste lekkage op basis van toezichtsarbitrage en andere elementen is begonnen. Dat doet meerdere partijen, waaronder toezichthouders, de wenkbrauwen fronsen. Ook daarom is het goed samen op te trekken en de politiek te bewijzen dat die PPI vanwege de juiste reden is opgezet.’ «
CONCLUSIE Innovatie roept verwarring op. De premiepensioeninstelling is
adapters, commerciële partijen, zijn ermee aan de slag gegaan,
daarop geen uitzondering. Is het nu een product of een instelling?
maar het lijkt aan een tweede en derde golf te zijn om het stokje
Alle aanwezigen zijn het erover eens dat het vehikel potentie
over te nemen en daadwerkelijk voor een doorbraak te zorgen.
heeft, maar hoeveel blijft de vraag. Lean en smart, appelleert het
Fondsen en uitvoerders zullen vanuit een paradigm shift moeten
middel aan werkgeverswensen om de pensioenlasten op alle uit-
zorgen voor de daadwerkelijke vernieuwing en uiteindelijk ook
voeringsniveaus te verlichten. Nu nog de implementatie. De early
voor de beoogde toestroom van buitenlands pensioenkapitaal.
32
FINANCIAL INVESTIGATOR
NUMMER 2 / 2013