http://www.edusom.nl
Thema Informatie vragen bij een instelling
Lesbrief 27. De vakopleiding. Wat leert u in deze les?
Praten over het verleden, het heden en de toekomst.
Een gesprek voeren met de studieadviseur.
Informatie over een opleiding vragen bij een instelling.
Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en Gemeente Amsterdam
HET GESPREK Opdracht 1. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK DEEL 1
George heeft zich aangemeld voor een opleiding. Hij heeft een gesprek met iemand van de opleiding. Decaan: George : Decaan: George : Decaan: George : Decaan: George : Decaan: George:
Decaan: George:
Decaan: George : Decaan: George: Decaan:
Goedemorgen, ga zitten. Jij hebt je aangemeld bij ons op school. Dat klopt, ik wil graag verder leren voor eerste automonteur. Welke opleiding heb je hiervoor gedaan? Assistent automonteur. Ook op deze school? Nee, in Utrecht, daar woonde ik toen. O ja, en heb je je diploma gehaald? Ja, met allemaal goede cijfers. En toen ben je … Ben ik eerst een tijdje gaan werken, bij het bedrijf waar ik tijdens mijn opleiding werkte. Daarna ben ik hier naartoe verhuisd. En nu werk ik bij garage Booy. En, bevalt dat? Ja, hartstikke leuk. Ik ben gek op auto’s. Toen ik een jaar of vijf was, keek ik al in de auto van mijn vader. En ik was altijd aan het knutselen en sleutelen aan motoren. Eerst natuurlijk aan brommers, en later aan auto’s. En hoe lang werk je nu al bij die garage? Poeh. Ik weet het niet precies, een jaar of twee denk ik. En nu … Wil ik verder leren. Mijn baas kwam laatst naar me toe en die vroeg of ik geen zin had om weer verder te leren. En … heb je daar zin in?
Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
2
DE WOORDEN Opdracht 2. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 2. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via de les op internet. Je aanmelden Als je je aanmeldt voor een opleiding, dan zeg je dat je met de opleiding mee wilt doen. Voorbeeld: Ik heb me aangemeld voor een opleiding tot verkoper. Deze opleiding begint de volgende maand. De monteur Een automonteur werkt in een garage. Hij repareert auto’s, dus hij maakt auto’s die kapot zijn, weer goed. Voorbeeld: De automonteur heeft mijn auto gerepareerd. Hij rijdt weer prima. Ik ben gek op … Als je ergens gek op bent, dan vind je iets heel erg leuk. Voorbeeld: Ik ben gek op poezen. Ik heb er vier.
Tip woorden leren Leer elke dag drie woorden. Schrijf ze op een briefje en plak dat op de koelkast.
Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
3
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 3. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje. Goed
Fout
1. George is automonteur. 2. George heeft op school gezeten in Utrecht. 3. George heeft het goed gedaan op school en allemaal hoge cijfers gehaald. 4. De eerste baan van George was bij garage Booy. 5. George werkt al ongeveer 2 jaar bij garage Booy.
Bekijk de antwoorden op p. 23. Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
4
HET GESPREK Opdracht 4. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK DEEL 2.
Het gesprek op de vakopleiding gaat verder. George:
Decaan: George: Decaan:
George : Decaan: George : Decaan: George:
Ja, zeker weten. Ik heb het nu wel een beetje gezien, auto’s onderhouden en simpele storingen opsporen. Die gewone reparaties ken ik nu wel. Ik wil wel weer wat verder. Een beetje de ingewikkelde klussen, snapt u? Ik wil een beetje hogerop komen en later dan een eigen bedrijfje, een beetje meer verdienen. Dat lijkt mij echt het mooist. Ja, dat lijkt mij ook wel wat. Maar wat weet je al van deze opleiding? Nou, ik heb in de folder al het een en ander gelezen, bijvoorbeeld dat je dan ook APK-keuringen mag doen. Ja, dat klopt. Met deze opleiding word je een echte vakman. Je leert helemaal zelfstanding werken, dat wil zeggen: zelfstandig storingen opsporen en daarna verhelpen en zelfstandig auto’s onderhouden. En het belangrijkste, achterhalen wat er aan de hand is met een auto, met speciale computerapparatuur. Ja, dat lijkt me allemaal hartstikke mooi. Lekker zelf aan de slag en … Ja, je wordt dan echt een allround vakman. En je mag dan ook leiding geven aan andere monteurs. Mooi, man! Nou vergis je niet hoor, dat kan soms best lastig zijn. Ja, dat weet ik wel, maar mijn baas vindt dat ik het wel in me heb, een beetje met die jongens samenwerken.
Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
5
DE WOORDEN Opdracht 5. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 5. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via de les op internet.
Simpel Als je een boek simpel vindt, dan vind je het niet moeilijk. Voorbeeld: Ik vind deze cursus simpel, het is helemaal niet ingewikkeld. Ik begrijp het allemaal goed. De storing Een storing in een machine is een fout of een probleem in de machine. Voorbeeld: Mijn wasmachine heeft een storing. Hij doet het niet goed. Hogerop komen Voorbeeld: Ik ga weer naar school om verder te leren, want ik wil graag hogerop komen. Ik wil over een tijdje een betere baan. De vakman Een vakman is iemand die heel erg veel weet van een vak. Voorbeeld: Met de opleiding 1e automonteur word je een echte vakman. Je weet dan alles van auto’s. Aan de slag gaan Als je aan de slag gaat, dan ga je aan het werk. Voorbeeld: Als je deze opleiding gaat doen, dan moet je weer flink aan de slag gaan. Je moet erg veel doen.
Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
6
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 6. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje. Goed
Fout
1. George heeft zin om verder te leren. 2. George wil eerst meer verdienen en dan pas de opleiding doen. 3. George mag hierna zelfstandig werken als automonteur. 4. George wil en mag na de opleiding leiding geven. 5. De decaan denkt dat George wel leiding kan geven.
Bekijk de antwoorden op p. 23.
Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
7
HET GESPREK Opdracht 7. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK DEEL 3.
Het gesprek op de vakopleiding gaat verder. Decaan: George: Decaan: George : Decaan:
George : Decaan: George : Decaan: George : Decaan: George : Decaan: George : Decaan:
En natuurlijk contact met de klanten, ook heel belangrijk. Hoe ben jij daarin, met mensen omgaan? O, maar dat is echt iets voor mij. Dat doe ik nu ook al, ik vind het leuk om iemand uit te leggen wat er nou precies aan de hand is met z’n auto enzo. Nou, volgens mij wordt het wel wat met jou. Maar je moet wel weer flink aan het werk! Hoezo? Nou, de opleiding duurt 2 jaar. Je krijgt weer een heleboel theorie en natuurlijk ook praktijk. Ieder jaar bestaat uit 2 blokken. Aan het einde van een blok heb je tentamens. O ja. En aan het einde van het 2e jaar doe je een praktijkexamen. En krijg ik mijn diploma. Als het goed is, wel ja! Maar ik bedoel het wordt wel even flink aan de slag, werken en ook weer leren. Dat is waar, het zal eerst wel even wennen zijn, maar dat zal wel lukken. Heb jij nog vragen? Ja, wanneer begint de opleiding? De eerste cursusdag is 5 september, maar dat is een introductie. Dan krijg je het rooster enzo. Oké, dan kan ik dat meteen even met mijn baas bespreken. Nou bedankt hé. Ja. En vergeet je je zo niet even in te schrijven?
Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
8
DE WOORDEN Opdracht 8. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 8. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via de les op internet. Dat is echt iets voor mij. Voorbeeld: Ik vind het leuk om in een winkel te werken. Dat is echt iets voor mij. De theorie De theorie is alles wat je moet leren om iets te kunnen maken of om iets te doen. De theorie leer je op school uit boeken. In de praktijk doe je het echt. Voorbeeld: In de opleiding krijgen wij theorievakken en praktijkvakken. Het tentamen Een tentamen is een deel van een examen. Als je een opleiding doet, moet je vaak tentamens doen. Daar krijg je dan cijfers voor. Voorbeeld: Ik studeer Engels. Volgende week heb ik een tentamen. Ik moet er nog een heleboel voor leren. Het praktijkexamen Een praktijkexamen is een toets in het bedrijf waar je werkt. Je moet dan in de praktijk laten zien wat je weet en kunt. Voorbeeld: Aan het einde van de opleiding moet je een praktijkexamen doen. De introductie Voorbeeld: De cursus begint met een introductie. Op die dag maak je kennis met de school en de andere cursisten en krijg je je rooster.
Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
9
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 9. Beantwoord de vragen. Schrijf of Ja of Nee. 1.
Heeft George zich aangemeld voor de opleiding?
……………
2.
Heeft George een baan?
……………
3.
Vindt George zijn werk leuk?
……………
4.
Heeft George zin om weer te gaan leren?
……………
5.
Vindt George het leuk om met mensen om te gaan?
……………
6.
Kan George na de opleiding zelfstandig werken?
……………
7.
Gaat George tijdens de opleiding alleen naar school?
……………
8.
Moet George aan het einde van de opleiding examen doen?
……………
9.
Krijgt George een introductie aan het begin van de opleiding?
……………
10.
Heeft George zich al ingeschreven voor de opleiding?
……………
Bekijk de antwoorden op p. 23. Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
10
Samenvatting Schrijf in vijf zinnen op waar het gesprek over gaat. Let op: schrijf dus alleen het belangrijkste op!
1…………………………………………………………………………………………
2…………………………………………………………………………………………
3…………………………………………………………………………………………
4…………………………………………………………………………………………
5…………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 23. Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
11
GRAMMATICA Opdracht 10. Verleden, Heden, Toekomst. De oefening gaat over wat u gedaan heeft in het verleden. En over wat u nu doet in het heden. En wat u wilt gaan doen in de toekomst. Als u iets vertelt over wat u gedaan heeft, dan gebruikt u de woorden: EERST, TOEN, DAARNA. Als u iets vertelt over wat u nu doet, dan kunt u het woord NU gebruiken. En als u iets over de toekomst wilt zeggen, dan kunt u VOLGEND gebruiken (volgende week, volgend jaar, enzovoort). TIJD verleden vroeger toen gisteren
heden tegenwoordig nu vandaag
toekomst volgende week/volgend jaar morgen over één week
VOLGORDE eerst
dan
daarna
Voorbeeld : Eerst heb ik de lagere school in Somalia gedaan. Toen ben ik naar de middelbare school gegaan. Daarna ben ik naar Nederland gekomen. Nu werk ik bij een garage Volgend jaar ga ik weer naar school om verder te leren.
En U? Lees de vraag. Geef antwoord. 1.
Wat heeft u eerst gedaan? Eerst …
……………………………………………………………………………………………
2.
Wat heeft u daarna gedaan? Daarna …
……………………………………………………………………………………………
3.
Wat heeft u toen gedaan? Toen …
……………………………………………………………………………………………
4.
Wat doet u nu? Nu …
……………………………………………………………………………………………
5.
Wat gaat u volgend jaar doen? Volgend jaar …
…………………………………………………………………………………………… Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
12
WAT ZEGT U? Opdracht 11. Streep het foute antwoord door. U wilt een opleiding gaan volgen. U vraag informatie aan en praat met een studieadviseur. Voorbeeld: U vertelt aan dat u weer wilt gaan leren. Wat zegt u? Ik zoek een leuke baan. Ik wil een opleiding gaan doen. Nu zelf. 1.U wilt een opleiding gaan doen, maar u weet nog niet welke opleiding. U belt een school op. Wat zegt u? Ik wil graag informatie over de cursussen. Ik wil me opgeven voor een cursus. 2.U heeft een folder van de school gekregen, maar u begrijpt de informatie niet. U gaat naar uw buurvouw toe. Wat zegt u? Ken jij die school? Kun je me even helpen? 3.U heeft een afspraak met een studieadviseur. U wilt weten hoeveel de opleiding kost. Wat zegt u? Hoe duur is deze opleiding? Krijg ik ook salaris? 4.U praat verder met de studieadviseur. U wilt weten hoeveel jaar de opleiding duurt. Wat zegt u? Hoeveel dagen moet ik naar school? Hoe lang duurt deze opleiding? 5.U praat verder met de studieadviseur. U wilt weten wanneer de lessen zijn. Wat zegt u? Op welke dagen is de cursus? Hoe laat begint de cursus? 6.U praat verder met de studieadviseur. U wilt weten wat u allemaal gaat leren. Wat zegt u? Wanneer zijn de tentamens? Welke vakken krijg ik? 7.U heeft besloten een opleiding te gaan doen. U wilt zich inschrijven. Wat zegt u? Waar moet ik me inschrijven? Wanneer begint de opleiding? 8.U praat met een vriend. Hij vraagt aan u waarom u die opleiding gaat doen. Wat zegt u? Ik ben aangenomen. Dat is echt iets voor mij.
Bekijk de antwoorden op p. 24. Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
13
SCHRIJVEN Opdracht 12. Is dat iets voor u? Sommige dingen vindt u erg leuk om te doen. Andere dingen vindt u minder leuk om te doen. Als u iets leuk vindt, dan kunt u zeggen: ‘Dat is echt iets voor mij!’ Als u iets niet leuk vindt, dan kunt u zeggen: ‘Dat is niets voor mij!’ Schrijf onder elke zin of het iets voor u is. Kies uit: Dat is echt iets voor mij of Dat is niets voor mij! Voorbeeld: Een vakopleiding volgen om automonteur te worden. Dat is niets voor mij.
1. Autorijden. ………………………………………………………………………………………… 2. Met vrienden gezellig eten. ………………………………………………………………………………………… 3. Op vakantie gaan naar een heel warm land. ………………………………………………………………………………………… 4. Met familie feest vieren. ………………………………………………………………………………………… 5. Voetballen met vrienden. ………………………………………………………………………………………… 6. Boodschappen doen. ………………………………………………………………………………………… 7. Hele enge films kijken. ………………………………………………………………………………………… 8. Uitslapen in het weekend. ………………………………………………………………………………………… Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
14
DE WOORDEN Opdracht 13. Aanmelden. Voor een opleiding moet je je vaak aanmelden. Hieronder staat een aanmeldformulier. Vul het formulier in. Kies zelf een opleiding.
Naam: …………………………………………………………………………………... Geboortedatum: ………………………………………………………………………… Welke opleiding wilt u volgen? …………………………………………………………
Waarom wilt u die opleiding volgen? ………………………………………………………………………………..………… ……………………………………………………………………..…………………… …………………………………………………………..……………………………… Heeft u al eerder een opleiding gevolgd? …………………………………………........ Zo ja, welke opleiding? …………………………………………………………………
Wanneer wilt u de opleiding volgen? …………………………………………………..
Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
15
DE WOORDEN Opdracht 14. Vul het goede woord in op de … Kies uit: tentamen, vakman, simpel, introductie, hogerop komen, je aanmelden, praktijkexamen, dat is echt iets voor mij. 1. Voordat je met een cursus begint moet je ………………………………………………………………………………………… 2. Als je je opleiding hebt afgerond ben je een echte ………………………………………………………………………………………… 3. Bij deze opleiding is er een theorie-examen en een ………………………………………………………………………………………… 4. Aan het begin van je opleiding krijg je een ………………………………………………………………………………………… 5. De theorie kan worden getoetst met een ………………………………………………………………………………………… 6. Als je de opleiding heel erg leuk vindt dan zeg je ………………………………………………………………………………………… 7. Als je klaar bent met je opleiding kan je ………………………………………………………………………………………… 8. Sommige mensen vinden een opleiding heel moeilijk, andere mensen vinden het …………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 24. Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
16
SCHRIJVEN Opdracht 15. Ik ben gek op… U kunt gek zijn op veel dingen. Als u ergens gek op bent, dan vindt u dat erg leuk. U kunt ook gek zijn op personen. Dan vindt u die persoon heel erg leuk. Schrijf acht dingen op waar u gek op bent. Begin elke zin met: Ik ben gek op … Kijk naar het voorbeeld. Voorbeeld: Ik ben gek op mijn kinderen.
Nu u!
1. Ik ben gek op ……………………………………………………………… 2. …………………………………………………………………………………… 3. …………………………………………………………………………………… 4. …………………………………………………………………………………… 5. …………………………………………………………………………………… 6. …………………………………………………………………………………… 7. …………………………………………………………………………………… 8. ……………………………………………………………………………………
Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
17
SPREKEN Spreek samen! Doe samen met uw Taalvriend de spreekopdrachten. Lees samen. De een leest A, de ander B.
Opdracht 16. Lees samen met uw taalvriend: A
Hé, hallo! Hé, hallo! B
A
Ja goed, met jou? Ja goed, met jou? B
A
Ja prima, joh! Ja prima, joh!
Wat doe je nu? Wat doe je nu? B
A
Hoi, hoe is het Hoi, hoe is het
Ik werk nog steeds … Ik werk nog steeds … … als automonteur … als automonteur
En Klaas? En Klaas? B
Weet ik niet, nooit meer gezien. Weet ik niet, nooit meer gezien. En jij, wat doe jij? En jij, wat doe jij?
A
Ik zit weer op school Ik zit weer op school. B
Op school? Op school?
Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
18
A
Ik volg weer een opleiding. Ik volg weer een opleiding. B
Een opleiding? Een Opleiding? Wat wil je worden, dan? Wat wil je worden, dan?
A
Chef of baas Dat maakt me niets uit. Chef of baas Dat maakt me niets uit B
Echt waar? Echt waar? Dat vind ik nou niets voor jou! Dat vind ik nou niets voor jou!
VRAAG VAN DE LES Wanneer krijg je een diploma?
Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
19
LEZEN Opdracht 15. Lees. DE INFORMATIE.
Het beroepsonderwijs. In het beroepsonderwijs kun je heel veel verschillende beroepen leren, bijVoorbeeld kapper, automonteur, tandartsassistent, timmerman, verkoper enzovoort. Je hebt in het beroepsonderwijs vier verschillende soorten opleidingen. Ten eerste kunt u een assistentenopleiding doen. U heeft geen diploma nodig om deze opleiding te doen. De assistentenopleiding duurt maar één jaar. U kunt dus snel aan het werk. Met deze opleiding kunt u als assistent werken, bijVoorbeeld in een winkel. Met een diploma van deze opleiding kunt u ook verder leren in de basisberoepsopleiding. Dan kunt u zelf verkoopmedewerker worden. Ten tweede kunt u de basisberoepsopleiding doen. Deze opleiding duurt twee tot drie jaar. Voor deze opleiding heeft u een vmbo-diploma nodig. Maar ook mensen zonder een diploma van de middelbare school kunnen deze opleiding volgen. Ze moeten dan wel 16 jaar of ouder zijn. Met deze opleiding kunt u werken als bijvoorbeeld verkoper of automonteur. U kunt ook verder gaan met een vakopleiding. Dan leert u nog meer over uw vak. Ten derde kunt u een vakopleiding volgen. Een vakopleiding duurt twee tot vier jaar. Voor deze opleiding heeft u een diploma nodig van de middelbare school. Met deze opleiding kunt u zelfstandig werk gaan doen. En u mag dan ook opdrachten aan collega’s geven. U kunt bijvoorbeeld 1e automonteur worden of hoofdverkoper in een winkel. Tot slot kunt u nog de specialistenopleiding doen. Die opleiding duurt dan nog eens één tot twee jaar. U kunt uw werk dan helemaal zelfstandig doen. U kunt uw eigen baas zijn. In al deze beroepsopleidingen leert u een beroep op school en gaat u tegelijkertijd werken in een bedrijf. Op school leert u de theorie, in het bedrijf leert u de praktijk. En op de dagen dat u werkt in een bedrijf, verdient u ook geld! Als u meer over deze beroepsopleidingen wilt weten, dan kunt u informatie aanvragen bij een ROC bij u in de buurt.
Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
20
TIP VAN DE WEEK 1 Als u informatie aan iemand gaat vragen, dan is het belangrijk dat u: van tevoren bedenkt wat u wilt vragen. rustig en duidelijk praat. vriendelijk en beleefd praat. vragen stelt als u iets niet begrijpt.
TIP VAN DE WEEK 2 Een cursus doen in het buurthuis In het buurthuis kunt u heel veel verschillende korte cursussen doen, bijVoorbeeld tekenen, dansen, kleren maken, Nederlands leren en nog veel meer!
TIP VAN DE WEEK 3 Op ETV en de website ETV.nl. zijn ook programma’s te vinden over opleiding en werk. Bijvoorbeeld Leren werkt! en Werk&Opleiding.
PRAKTIJK Opdracht 16. Kijk in de praktijk. PRAKTIJKOPDRACHT INFORMATIE VRAGEN Wilt u een opleiding gaan doen? Doe dan opdracht 1. Bedenk een opleiding of cursus die u zou willen doen. Bijvoorbeeld een opleiding tot verzorgende in een ziekenhuis of winkelmedewerker of timmerman.
Zoek het telefoonnummer van een ROC bij u in de buurt. Zoek het op in het telefoonboek of vraag het aan iemand die u kent. Of zoek op internet. Bel op naar het ROC en vraag een informatiefolder. Lees daarna de informatie over die opleiding.
Wilt u géén opleiding gaan doen? Doe dan opdracht 2.
Zoek het telefoonnummer van het buurthuis u in de buurt. Zoek het op in het telefoonboek of vraag het aan iemand die u kent. Of zoek op internet. Bel op naar het buuthuis en vraag een informatiefolder. Lees daarna de informatie over de cursussen in het buurthuis. Kun je Nederlands leren in het buurthuis?
Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
21
HOE GAAT HET? Opdracht 17. Kent u de woorden? Kruis aan.
Je aanmelden De monteur Ik ben gek op… Simpel De storing Hogerop komen De vakman Aan de slag gaan Dat is echt iets voor mij De theorie Het tentamen Het praktijkexamen De introductie
Opdracht 18. Kunt u het in het Nederlands? Deze les ging over informatie vragen bij een instelling. U heeft geleerd om informatie te vragen bij een instelling en om een gesprek te voeren met de studieadviseur. U heeft ook geleerd om te praten over het verleden, het heden en de toekomst. En u? Kunt u informatie vragen bij een instelling? En kunt u een gesprek voeren met de studieadviseur? En kunt u praten over het verleden, het heden en de toekomst? Kunt u dat nu goed? Of een beetje? Of nog niet zo goed? Schrijf het op. Zet een kruisje.
Goed
Gaat wel
Niet zo goed...
Ik kan informatie vragen bij een instelling.
Ik kan een gesprek voeren met de studieadviseur.
Ik kan praten over het verleden, het heden en de toekomst.
Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
22
ANTWOORDBLAD Opdracht 3. 1. Fout, George is nog geen automonteur, hij is assistent automonteur. 2. Goed, George heeft op school gezeten in Utrecht. 3. Goed, George had het goed gedaan op school en allemaal hoge cijfers gehaald. 4. Fout, George werkte eerst voor het bedrijf waar hij tijdens zijn opleiding werkte. 5. Goed, George werkt al ongeveer 2 jaar bij garage Booy. Opdracht 6. 1. Goed, George heeft zin om verder te leren. 2. Fout, George wil eerst een opleiding doen en later misschien meer verdienen. 3. Goed, George mag hierna zelfstandig werken als automonteur. 4. Goed, George wil en mag na de opleiding leiding geven. 5. Fout, de baas van George denkt dat hij wel leiding kan geven. Opdracht 9. 1. Ja, dat heeft hij al gedaan. 2. Ja, hij werkt in een garage 3. Nee, hij wil graag ander werk. 4. Ja, hij wil graag nieuwe dingen leren. 5. Ja. Hij zegt: Dat is echt iets voor mij. 6. Ja, na de opleiding is hij een echte vakman. Hij mag dan ook helemaal zelfstandig werken. 7. Nee, hij moet ook een paar dagen in de week werken. 8. Ja, de opleiding eindigt met een examen. 9. Ja, de opleiding begint met een introductie. 10. Nee, dat moet hij nog doen. Samenvatting Dit is een samenvatting van het gesprek, hierin staan de belangrijkste dingen uit het gesprek. Uw vijf zinnen kunnen anders zijn! George heeft zich aangemeld voor een opleiding voor 1e automonteur. Hij heeft een gesprek met de studieadviseur. De studieadviseur stelt vragen aan George. Ze wil weten waar hij nu werkt, waarom hij het werk leuk vindt en waarom hij weer verder wil gaan leren. George vertelt dat hij nu in een garage werkt als assistent automonteur. Hij is gek op auto’s en wil verder leren voor 1e automonteur. Hij wil later graag een eigen bedrijfje. De studieadviseur vertelt wat George allemaal gaat leren met deze opleiding. Als je 1e automonteur bent, dan mag je zelfstandig auto’s repareren. Je mag leiding geven aan de andere monteurs en je hebt veel contact met de klanten. Dat lijkt George allemaal geweldig. Hij heeft veel zin in de nieuwe opleiding. De studieadviseur vertelt George Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
23
dat hij weer flink aan de slag moet. Het valt niet mee om te werken en tegelijkertijd te leren. Opdracht 11. 1. Ik wil graag informatie over de cursussen. 2. Kun je me even helpen? 3. Hoe duur is deze opleiding? 4. Hoe lang duurt deze opleiding? 5. Op welke dagen is de cursus? 6. Welke vakken krijg ik? 7. Waar moet ik me inschrijven? 8. Dat is echt iets voor mij. Opdracht 14. 1. Je aanmelden 2. Vakman 3. Praktijkexamen 4. Introductie 5. Tentamen 6. Dat is echt iets voor mij 7. Hogerop komen 8. Simpel Vraag van de les: Aan het einde van een opleiding moet je examen doen. Als je goede cijfers haalt, dan krijg je een diploma van de opleiding.
Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
24
Hoe leer je Nederlands? Door veel te oefenen in de praktijk. Door de lessen van Edusom te volgen op radio, tv en internet. Door met deze lesbrieven te werken. En met Station Nederlands. Kijk ook eens op Leef & Leer. En op Oefenen.nl. Daar vindt u programma’s over taal, maar ook over rekenen, gezondheid en nog veel meer. Zoek een taalvriend om spreken en schrijven te oefenen. Een taalvriend is iemand die goed Nederlands spreekt. Een vriend. Of misschien iemand van uw werk. Of uw buurman. Het is handig als u een taalvriend heeft om samen de oefeningen mee te doen En zoek een taalcursus om nog meer te leren. U kunt ook naar het Taalspreekuur van de OBA gaan. Veel leerplezier!
Kijk naar films van ETV Op de website ETV.nl vindt u films die gaan over opleidingen. http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.speel&pid=78&aid=311 Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
25
Opdracht 1. Bekijk de film van het programma ‘Van binnen uit’ op: http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.speel&pid=78&aid=311
Opdracht 2. Beantwoord de vragen.
1. Hoort de energierekening bij inkomsten of uitgaven? …………………………………………………………………………………………. 2. Wat is de hoofdprijs van de talentenjacht? …………………………………………………………………………………………. 3. Wat zijn jouw zomerplannen? …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………….
Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
26
Opdracht 3. Beantwoord de vragen.
1. Waarom heeft Frank voor de opleiding autoverkoper gekozen? …………………………………………………………………………………………. 2. Heeft Frank veel geleerd tijdens zijn stage? Geef een voorbeeld. …………………………………………………………………………………………. 3. Waarom heeft de studente voor de opleiding doktersassistente gekozen? …………………………………………………………………………………………. 4. Noem drie dingen die je als doktersassistent moet kunnen. ………………………………………………………………………………………….
Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
27
ANTWOORDEN EXRA OEFENEN Opdracht 2. 1. Hoort de energierekening bij inkomsten of uitgaven? De energierekening hoort bij uitgaven. 2. Wat is de hoofdprijs van de talentenjacht? Een optreden op het festival Mondial in Tilburg. 3. Wat zijn jouw zomerplannen? Eigen antwoord.
Opdracht 3. 1. Waarom heeft Frank voor de opleiding autoverkoper gekozen? Omdat hij veel van auto’s houdt en het verkopen lijkt hem erg leuk. 2. Heeft Frank veel geleerd tijdens zijn stage? Geef een voorbeeld. Ja, Frank heeft bijvoorbeeld veel technische aspecten van de auto geleerd. 3. Waarom heeft de studente voor de opleiding doktersassistente gekozen? Ze vindt het leuk om met mensen te werken en je kan veel verschillende dingen doen waar je allemaal veel van leert. 4. Noem drie dingen die je als doktersassistent moet kunnen. a. Je moet afspraken kunnen maken b. Je moet de administratie kunnen bijhouden (brieven van het ziekenhuis) c. Je moet kleine behandelingen kunnen uitvoeren zoals suiker prikken bijvoorbeeld.
Les 27 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
28