Thema 3 Leeringwerkplaatsen
Deze serie bevat de volgende rapportages: • Thema 1 – Arbeidskundig onderzoek • Thema 2 – Netwerkvorming in relatie tot arbeidsintegratie • Thema 3 – Leerlingwerkplaatsen • Thema 4 – Branchegerichte cursussen voor leerlingen • Thema 7 – Naschoolse begeleiding
Leerlingwerkplaatsen
Werknemer in opleiding Rapportage 2007
Theo Winnubst (KPC Groep) Eindredactie: Elise Schouten
’s-Hertogenbosch, 2007
Deze uitgave is een publicatie van ‘Werknemer in opleiding’. ‘Werknemer in opleiding’ wordt gefaciliteerd door het ministerie van OCW en is een vervolg op de ESF-projecten ‘Praktijkonderwijs werkt door…’ en ‘VSO werkt!’ In ‘Werknemer in opleiding’ participeren, naast KPC Groep, de Vereniging Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs en de WEC-Raad. ‘Werknemer in opleiding’ sluit aan op de ontwikkelagenda’s van de Vereniging Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs en van de WEC-Raad.
Omslag; Franssen & Van Iersel, Sara Zdrojkowska Bestelnummer: 221046 Alle rechten voorbehouden. Niets uit de uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. ©
2007, Werknemer in opleiding, ‘s-Hertogenbosch
WOORD VOORAF
In het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (vso) zitten leerlingen die functionele beperkingen hebben, maar die zeer geschikt zijn voor het vervullen van functies op de arbeidsmarkt. Na het basisonderwijs worden zij daartoe in vier of vijf jaar opgeleid door scholen voor praktijkonderwijs en vso-scholen. In de periode 2000-2006 zijn gemiddeld zo’n 70 scholen per jaar gestart met tweejarige projecten arbeidstoeleiding en arbeidsintegratie, gesubsidieerd door het Europees Sociaal Fonds. Voor deze periode was een budget beschikbaar van ruim € 40 miljoen. Per 1 augustus 2007 is de nieuwe ESF-periode gestart. Deze loopt tot 2013 met een budget van ongeveer € 117 miljoen. De inhoudelijke coördinatie van de projecten werd verzorgd door de Uitvoerings- en Coördinatie Groep (UCG). Vanaf 2004 zitten in de UCG, naast vertegenwoordigers van het Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs en KPC Groep, vanwege uitbreiding van de doelgroep, ook vertegenwoordigers van het vso. KPC Groep is belast met de uitvoering. Vanaf 1 januari 2007 werkt de UCG onder de naam ‘Werknemer in opleiding’. De projecten in de periode 2000-2006 werden voor de scholen additioneel bekostigd, hetgeen inhield dat zij betrekking hadden op activiteiten die niet voor reguliere bekostiging van de overheid in aanmerking kwamen. De activiteiten waren gegroepeerd in zeven thema’s: 1 Arbeidskundig onderzoek. 2 Netwerkvorming in relatie tot arbeidsintegratie. 3 Leerlingwerkplaatsen in directe samenwerking met branches en bedrijven. 4 Branchegerichte cursussen voor leerlingen, gericht op civiel effect. 5 Informatietechnologische programma’s, in aanvulling op de rijksregeling voor de onderwijskundige ondersteuning van de arbeidsintegratie en in relatie tot de overige thema’s. 6 Scholingsprogramma’s arbeidsintegratie voor docenten. 7 Vormgeven en intensiveren van begeleiding na het verlaten van de school, niet zijnde stagebegeleiding, op basis van een overeenkomst. De deelnemende scholen hebben met veel enthousiasme en inzet veel ervaringen opgedaan en resultaten geboekt. Niet alleen met het aantal plaatsingen van leerlingen op de arbeidsmarkt, maar zeker ook met de inrichting van het onderwijs. Over dit laatste deed de toenmalige UCG in 2004 uitgebreid verslag in de tussenrapportages over vijf thema’s. Over de overige twee thema’s – ‘informatietechnologie’ en ‘scholing voor docenten’ - werd geen afzonderlijk verslag geschreven. Over het eerste thema waren onvoldoende relevante gegevens beschikbaar; het tweede thema werd verwerkt in de rapportages over de vijf andere thema’s.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
De nu voorliggende themarapportages 2007 bouwen voort op de eerder uitgebrachte tussenrapportages. Om dezelfde redenen als hiervoor genoemd, zijn er voor de thema’s 5 en 6 geen afzonderlijke rapportages opgesteld. Doel van deze rapportages is scholen zoveel mogelijk behulpzaam te zijn bij de vormgeving van de arbeidstoeleiding, zodat zij het wiel niet opnieuw hoeven uitvinden en met vrucht kunnen profiteren van de resultaten van collega’s. De ervaringen die zijn opgedaan met de voorlopige themarapportages in 2004 zijn uitermate positief. De vijf voorliggende themarapportages zijn geen bundeling of samenvatting van wat er op de onderscheiden scholen allemaal is gedaan en gebeurd. Het zijn creatief verwerkte samenvattingen van die ervaringen en resultaten die voor andere scholen van betekenis kunnen zijn of, met andere woorden, een landelijke meerwaarde kunnen hebben. Ieder project heeft zijn eigen betekenis, maar het ligt op de weg van de scholen daar zelf verslag van uit te brengen. De themarapportages bieden een goed overzicht van de resultaten en worden bijzonder bruikbaar geacht voor de verdere vormgeving van de arbeidstoeleiding in het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs. ‘Werknemer in opleiding’ is de samenstellers, de themadeskundigen, dan ook bijzonder erkentelijk voor hun bijdrage. Dat betreft natuurlijk allereerst de scholen die, alleen of in samenwerking met anderen, de resultaten hebben geboekt. Tot slot een woord van dank aan Elise Schouten die de eindredactie heeft verzorgd. De bruikbaarheid van de voorliggende themarapportages zal bewezen moeten worden. ‘Werknemer in opleiding’ draagt zorg voor een ruime verspreiding. De scholen zijn vervolgens aan zet om er optimaal gebruik van te maken. ‘Werknemer in opleiding’ nodigt scholen daartoe graag uit en wenst ze daarbij veel succes. Voor de UCG, H.J.M. van den Brand (Secretaris Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs) Voorzitter
Th.W.J. van Munnen (Secretaris van de WEC-Raad) Lid
W. van Gaans Projectleider
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
Inhoud
WOORD VOORAF INLEIDING
3
1 1.1 1.2 1.3
WAT IS EEN LEERLINGWERKPLAATS? Definitie Indicatoren Variabelen
5 5 6 8
2 2.1 2.2
PLAN VAN AANPAK Draagvlak Uitwerking plan van aanpak
9 9 10
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
DOELSTELLINGEN Oriëntatie op arbeid Stagevoorbereiding Extra training naast stage Extra training naast werk Assessment
13 13 13 14 14 15
4 4.1 4.2 4.3 4.4
DOELGROEPEN Aangepaste basisvorming (arbeidsoriëntatie) Voorbereiding op externe stage Ondersteuning van externe stages Naschoolse begeleiding
17 17 18 18 19
5 5.1 5.2 5.3
VERSCHIJNINGSVORMEN VAN DE LEERLINGWERKPLAATS Binnen of buiten de school? Verschijningsvormen Organisatie
20 20 22 26
6 6.1 6.2 6.3 6.4
WERKWIJZE Werkzaamheden Bedrijfsmatig werken? Didactische aanpak Evaluatie en toetsing
28 28 28 30 31
7 7.1 7.2 7.3
HUISVESTING, LOGISTIEK EN FINANCIËN Huisvesting en inrichting Logistiek Financiën
33 33 35 35
8
ACQUISITIE EN SAMENWERKING MET BEDRIJVEN
37
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
8.1 8.2
Acquisitie Samenwerking
37 39
9 9.1 9.2
PERSONEEL Deskundigheid Rol van de docent
40 40 41
10 PLANNING 10.1 Klein beginnen 10.2 Realistische planning
42 42 42
11. PRAKTIJKBESCHRIJVINGEN 11.1 De Maat, Ommen 11.2 De Spinaker, Alkmaar 11.3 Het Segment, Gouda 11.4 De Faam, Zaandam
43 43 44 46 48
12
51
TIPS
WEBSITES, INFORMATIE EN MATERIALEN
53
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4a
55 Leerwerkplaats HBO-V Amsterdam 57 Programma van eisen arbeidstraining (Praktijkschool Hulst, Hulst) 59 Functiebeschrijving acquisiteur (Rein Abrahamseschool, Alkmaar) 67 Formulier toetsing van de interne stage ‘Sanitair’ (J.J. Boumanschool, Dokkum) 69 Bijlage 4b Toetsingsformulier arbeidstraining (Praktijkschool Hulst, Hulst) 71 Bijlage 4c Toetsingsformulier werkhouding arbeidstraining (Rein Abrahamseschool, Alkmaar) 75 Bijlage 5 Ervaringsformulier en evaluatieformulier 77 Bijlage 6 Overzicht schoolprojecten thema 3 ‘Leerlingwerkplaatsen’ 79
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
INLEIDING
Scholen voor praktijkonderwijs en vso hebben de opdracht hun leerlingen voor te bereiden op het zelfstandig functioneren in de samenleving. Dat betekent dat het onderwijs in het teken staat van de volgende doelstellingen: de school leidt leerlingen toe naar de arbeidsmarkt, leert hen zelfstandig te wonen, bereidt hen voor op een zinvolle vrijetijdsbesteding, draagt bij aan actief burgerschap en zorgt – indien van toepassing – voor een goede doorstroom naar vervolgonderwijs. Om deze doelstellingen te realiseren, krijgen de leerlingen een praktijk- en vaardigheidsgerichte scholing met een ondersteunende theoretische onderbouwing. Het derde thema van het ESF-project, ‘Leerlingwerkplaatsen’, staat in het teken van de eerstgenoemde doelstelling: de toeleiding naar arbeid. Er worden in de praktijk overigens verschillende termen gebruikt voor de leerlingwerkplaats, zoals leerwerkplaats, leerwerkvoorziening, stage met een beschermde status, leerwerkafdeling, arbeidstrainingscentrum, interne stage, leerwerkhoeken of arbeidsoriëntatielokaal. Het gaat om een onderwijssituatie waarin leerlingen leren werken in een werksituatie. Het is bij voorkeur geen gesimuleerde werksituatie; er is sprake van een afnemer van de diensten die leerlingen verlenen of een koper van de producten die zij maken. In de kern gaat het erom dat leerlingen leren in een betekenisvolle, zo realistisch mogelijke context. Een leerlingwerkplaats kan verschillende vormen hebben; de werkplaats kan zowel binnen als buiten de school worden opgezet of kan onderdeel zijn van een dienstverlenende instelling, bedrijf of winkel. Een ander belangrijk kenmerk van de leerlingwerkplaats is dat het leren centraal staat; het werkproces is ondergeschikt aan het leerproces. Dat betekent dat er letterlijk en figuurlijk ruimte is voor instructie en dat het werk door anderen (reguliere werknemers) wordt voortgezet als dat noodzakelijk is. Om straks met succes op de arbeidsmarkt te kunnen functioneren, moeten leerlingen zich de daarvoor vereiste vaardigheden eigen maken. De leerlingwerkplaats biedt de leerling daartoe volop mogelijkheden. Bovendien vergroot deze manier van leren de motivatie van leerlingen. In die zin kan de leerlingwerkplaats worden opgevat als een bijzondere vorm van de meer traditionele stage. In de leerlingwerkplaats wordt de leerling getraind in vaardigheden die van belang zijn in zijn toekomstige werksituatie; hij werkt aan zijn werkhouding en hij ontwikkelt sociale vaardigheden en praktische arbeidsvaardigheden. Het leren wordt ondersteund door met de leerling te reflecteren op zijn kwaliteiten. In dat kader beschouwen en gebruiken scholen de leerlingwerkplaats ook als een vorm van assessment. Er is de afgelopen jaren in het kader van het ESF-project heel wat ervaring opgedaan met het opzetten en runnen van leerlingwerkplaatsen. Hoewel de vorm en omvang ervan sterk kunnen verschillen, maken de ervaringen duidelijk dat er heel wat bij komt kijken om een goed functionerende leerlingwerkplaats te realiseren. Er moeten nogal wat organisatorische en financiële hobbels worden genomen. Daarom zijn
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
motivatie en enthousiasme volgens veel scholen de belangrijkste voorwaarden voor succes. Schoolleiding en schoolteam moeten overtuigd zijn van het belang van een leerlingwerkplaats en bereid zijn investeringen te doen. Maar met motivatie en bereidheid alleen is de school er natuurlijk niet. Om een leerlingwerkplaats op te zetten en draaiende te houden moet de school verschillende keuzen maken, financiële middelen verwerven, ruimte creëren, initiatieven nemen en acties ondernemen, zowel binnen als buiten de school. Het is een traject dat inspanningen vereist van schoolleiding en team. De kwaliteit van een leerlingwerkplaats kan dan ook sterk uiteenlopen. Veel scholen hebben dat traject inmiddels doorlopen. Scholen die van plan zijn een leerlingwerkplaats op te zetten, hoeven het wiel dan ook niet meer helemaal zelf uit te vinden. De ervaringen leveren aandachtspunten, bouwstenen en tips op, die scholen kunnen ondersteunen bij de opzet van een leerlingwerkplaats. Daarom zijn de ervaringen van de afgelopen jaren in deze brochure opgetekend. Deze brochure beschrijft de belangrijkste bouwstenen van de leerlingwerkplaats en geeft praktijkvoorbeelden en aandachtspunten die zich aandienen bij de opzet ervan.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
1 WAT IS EEN LEERLINGWERKPLAATS?
In de praktijk zien we een grote diversiteit aan leerlingwerkplaatsen met uiteenlopende benamingen én verschillen in kwaliteit. In dit hoofdstuk definiëren we het concept van de leerlingwerkplaats. Op grond daarvan worden indicatoren genoemd die bepalend zijn voor de kwaliteit van de leerlingwerkplaats. De leerlingwerkplaats is geen nieuw fenomeen. Scholen voor voortgezet spediaal onderwijs hadden vaak al een lokaal waar leerlingen productiewerk uitvoerden, het zogenaamde ‘arbeidstrainingslokaal’. Vaak bestond het werk uit het verzamelen en bundelen van producten tot een nieuw product. Hoewel het trainingsaspect niet altijd even nadrukkelijk aanwezig was en er vaak geen systematische aandacht was voor aspecten zoals werkhouding en samenwerking, waren dit in feite al leerlingwerkplaatsen. De leerlingwerkplaats is geen exclusief concept van het speciaal onderwijs. In het beroepsonderwijs zijn er veel voorbeelden van praktijkleren, leren door doen of werkend leren. Een voorbeeld is de leerlingwerkplaats van de opleiding hbo -verpleegkunde (hbov) van de Hogeschool van Amsterdam (zie bijlage 1). Daar bestaat de leerlingwerkplaats uit een afdeling met acht bedden voor patiënten met interne aandoeningen. De zorg voor deze patiënten is in handen van twintig stagiaires van de hbo-v, die in wisseldiensten werken en die worden begeleid door verpleegkundigen die hiervoor speciaal zijn geselecteerd en getraind. Zij coachen de stagiaires, geven instructies en bewaken de kwaliteit van de zorg. De stagiaires zijn echter zoveel mogelijk zelf verantwoordelijk en hebben de regie van ‘hun eigen afdeling’ zelf in handen. Het werk wordt regelmatig onderbroken voor instructie, die op de afdeling zelf wordt gegeven. De studenten vinden deze vorm van opleiden prettiger dan de traditionele opleiding, waarbij er een duidelijke scheiding is tussen theorie (op school) en een traditionele stage (in een zorginstelling of ziekenhuis). In de traditionele stages ‘hangen ze er maar een beetje bij’, vaak doordat zij ten gevolge van tijdgebrek van het personeel onvoldoende worden begeleid. In de leerlingwerkplaats is iedereen bij het werk betrokken en moeten stagiaires op elkaar kunnen rekenen, waardoor hun verantwoordelijkheidsgevoel wordt versterkt. 1.1 Definitie In een leerlingwerkplaats gaat het niet om het leren van kennis en vaardigheden op zich, maar om de toepassing hiervan in een betekenisvolle context, waardoor ook de attitude, de inzet van leerlingen, zichtbaar wordt. Met het concept van de leerlingwerkplaats realiseren scholen met andere woorden competentiegericht onderwijs. Deze vorm van leren blijkt leerlingen meer te motiveren en bereidt hen beter voor op hun toekomstige rol als werknemer.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
Competentiegericht leren wordt ook wel aangeduid met ‘praktijkleren’ of ‘leren door doen’. Hoe de school hieraan vorm geeft, hangt af van de visie die zij heeft op praktijkleren en van de mogelijkheden die zij heeft om het concept praktisch uit te voeren. In de praktijk zien we dan ook verschillende soorten leerlingwerkplaatsen met een verschillende kwaliteit. Het is van belang het concept duidelijk te definiëren, omdat we van daaruit kunnen aangegeven welke indicatoren de kwaliteit van de leerlingwerkplaats bepalen. We komen tot de volgende definitie van de leerlingwerkplaats: Een leerlingwerkplaats is een professionele omgeving waar de leerling werk uitvoert dat deel uitmaakt van een dienstverlening of productieproces en waarbij er sprake is van een afnemer/koper (de klant). De leerling wordt beoordeeld op basis van de eisen die op de arbeidsmarkt worden gesteld aan het werkproces en aan het eindresultaat. 1.2 Indicatoren Op basis van deze definitie onderscheiden we drie indicatoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van de leerlingwerkplaats. Deze indicatoren hebben invloed op elkaar. Idealiter zijn alle indicatoren optimaal gerealiseerd, maar in de praktijk is dat niet altijd mogelijk. De school zal de grenzen van de haalbaarheid moeten accepteren. Het leren staat centraal De kwaliteit van een leerlingwerkplaats hangt onder andere af van de mate waarin leerlingen er kunnen leren. Of dat het geval is, wordt bepaald door de mate waarin wordt gewerkt volgens de professionele norm en hoeveel tijd en ruimte er is voor instructie, demonstratie en inoefenen. Hebben sommige leerlingen weinig of geen sturing nodig, de meeste leerlingen van praktijkonderwijs en vso hebben expliciete begeleiding nodig om al werkende te leren. Dat betekent dat: De leerling instructie krijgt over de werkzaamheden die hij moet uitvoeren; de • leerling weet precies wat hij moet doen en waarom. Er met de leerling doelen zijn vastgesteld op grond waarvan zijn werk wordt • beoordeeld; de leerling weet waaraan het werk (proces en product) moet voldoen. Er soms een procesbeoordeling en altijd een resultaatbeoordeling plaatsheeft, • waaruit blijkt of de doelen zijn behaald. Op basis van deze beoordeling worden nieuwe doelen geformuleerd. Of het leren centraal staat in de leerlingwerkplaats is zichtbaar in de volgende zaken: • Er is in de leerlingwerkplaats een plek voor instructie en evaluatie. • De instructieplaats ligt dichtbij de plaats waar de leerlingen werken, zodat de docent gemakkelijk tussendoor instructie kan geven en er direct na de uitvoering van het werk kan worden gereflecteerd op het resultaat. • De werkbegeleider is tevens de instructeur en beoordelaar. Het is belangrijk dat scholen veel aandacht hebben voor deze indicator. De school zorgt ervoor dat leerlingen weten wat zij in de leerlingwerkplaats moeten doen, wat er van hen
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
wordt verwacht. Zij zijn ook goed geïnstrueerd over de eisen op het gebied van veiligheid, hygiëne en ergonomisch verantwoord werken. De begeleider volgt welke competenties de leerling voldoende beheerst en welke competenties nog aandacht verdienen, legt dit vast en bespreekt dit met de leerling. De prestaties worden bijvoorbeeld vastgelegd in een portfolio of individueel ontwikkelingsplan, dat wordt besproken in een coachingsgesprek. De begeleider betrekt de leerling bij zijn eigen leerproces en streeft ernaar dat de leerling zoveel mogelijk zelf sturing geeft aan zijn leren. Het is van belang dat er duidelijke, voor de leerling herkenbare leerdoelen zijn. Deze leerdoelen hebben betrekking op algemene competenties waarover een werknemer (ongeacht werksoort en functie) moet beschikken en op sectorspecifieke competenties. Voor de eerste groep leerdoelen kan de school gebruikmaken van de competenties die in het mbo zijn geformuleerd voor de Arbeidsmarktgekwalificeerde Assistent (AKA); voor de sectorspecifieke competenties kan de school de kwalificatiedossiers van de verschillende branche-organisaties raadplegen. In de praktijk zien we dat scholen verschillende instrumenten gebruiken om het werk en de competenties van de leerlingen te volgen. De mate waarin deze indicator een bijdrage levert aan de kwaliteit van de leerlingwerkplaats is echter niet in de eerste plaats afhankelijk van de instrumenten die de school gebruikt. Veel bepalender is de intensiteit waarmee de begeleider met de leerling reflecteert op de leerdoelen en het resultaat. Leerlingen doen echt werk in een professionele werkomgeving De leerlingwerkplaats lijkt zoveel mogelijk op een professionele werkomgeving. Dat betekent dat: De inrichting van de leerlingwerkplaats beantwoordt aan de standaarden die in de • betreffende branches gelden (denk bijvoorbeeld aan de HACCP, de inrichting van lascabines, een houtverwerkend bedrijf, een productiebedrijf); Er wordt gewerkt volgens de standaardprocedures die op de arbeidsmarkt gelden • (inclusief veiligheidsregels en het zo min mogelijk belasten van het milieu); Er wordt gewerkt met professionele middelen (werkkleding, persoonlijke • beveiligingsmiddelen, gereedschappen en apparatuur); Er resultaatgericht wordt gewerkt en dat het resultaat wordt beoordeeld op basis van • • •
maatstaven die op de arbeidsmarkt worden gehanteerd; Net werk wordt uitgevoerd voor een echte klant/opdrachtgever (intern of extern); Leerlingen worden begeleid door een geschoolde begeleider/coach, die kennis heeft van de werkprocedures die gelden in de betreffende branche(s).
In de praktijk stelt deze indicator scholen nog wel eens voor problemen. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat docenten niet altijd bekend zijn met de professionele normen en eisen die op de arbeidsmarkt gelden. Sommige scholen lossen dat op door een werknemer uit de branche als werkmeester of technisch assistent aan te stellen. Het is in dat geval natuurlijk belangrijk dat deze persoon affiniteit heeft met de leerlingen en beschikt over begeleidings/coachingskwaliteiten.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
Ook is het voor scholen niet altijd mogelijk om de leerlingwerkplaats professioneel in te richten. Zij kunnen ervoor kiezen de leerlingwerkplaats buiten de school in een bedrijf of instelling te situeren. Leerlingen werken bijvoorbeeld op gezette tijden bij een distributiebedrijf om inkomende goederen te controleren of worden in een verzorgingstehuis ingezet bij het onderhoud van de appartementen van de bewoners. Een ander dilemmma dat zich bij deze indicator voordoet betreft de resultaatgerichtheid van de leerlingwerkplaats. Deze eis kan immers conflicteren met het feit dat leerlingen in de leerlingwerkplaats werken om te leren. Omdat het leren centraal staat, maakt de school met (externe) opdrachtgevers altijd de afspraak dat het werk zonodig moet kunnen worden overgenomen door reguliere werknemers. Hoewel training van het werktempo een belangrijk onderdeel is van de arbeidstraining van deze leerlingen, plant de school, in overleg met de opdrachtgever, opdrachten ‘ruim’ in, zodat er niet bij voorbaat al sprake is van tijdsdruk. 1.3 Variabelen De school kan de leerlingwerkplaats op verschillende manieren vormgeven. We onderscheiden een aantal variabelen, die van invloed zijn op de verschijningsvorm van de leerlingwerkplaats: • Er wordt gewerkt met interne en/of externe klanten. • Er is sprake van een interne opdrachtgever (de school) of van externe opdrachtgevers. • De leerlingwerkplaats bevindt zich binnen of buiten de school. • Leerlingen werken individueel of in een groep. • De leerlingen voeren echt werk uit of werken in een gesimuleerde werkomgeving. In paragraaf 5.2 worden aan de hand van deze variabelen verschillende verschijningsvormen van de leerlingwerkplaats behandeld.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
2 PLAN VAN AANPAK
Het opzetten en draaiende houden van een leerlingwerkplaats vereist de nodige organisatie. Daarom werkt de school volgens een gestructureerd plan van aanpak, waarin zij haar keuzen en plannen vastlegt. De motivatie van het team, maar ook van andere betrokkenen, is een onontbeerlijk element. Investeren in het draagvlak is daarom een belangrijke activiteit in de opzetfase. Er zijn verschillende manieren om een leerlingwerkplaats vorm te geven. Hoewel de ene vorm meer organisatie, investering en tijd vereist dan de andere vorm, er komt altijd heel wat kijken bij de opzet en de organisatie van een leerlingwerkplaats. Om de ontwikkeling van de leerlingwerkplaats zo efficiënt en voorspoedig mogelijk te laten verlopen, pakt de school dit planmatig aan. Dat wil zeggen dat de school in een plan van aanpak vastlegt wat voor leerlingwerkplaats zij wil realiseren en op welke manier zij de opzet ervan gaat aanpakken. De school formuleert duidelijke, realistische doelstellingen, ontwikkelt een werkwijze en maakt een planning waarin is aangegeven wanneer de doelstellingen zijn bereikt. Door een plan te maken dwingt de school zichzelf om bewust keuzen te maken en van tevoren na te denken over allerlei aspecten die komen kijken bij de ontwikkeling en het draaiende houden van een leerlingwerkplaats. Daardoor bespoedigt zij de opzet ervan en voorkomt zij dat ze voor onaangename verrassingen komt te staan. Bovendien helpt een plan bij het maken van keuzen. Het maken van een plan van aanpak gaat hand in hand met het creëren van draagvlak voor de leerlingwerkplaats. Een breed draagvlak is immers de basis voor elke onderwijsvernieuwing. 2.1 Draagvlak Binnen de school Wanneer de school een leerlingwerkplaats wil opnemen in haar onderwijsaanbod, raakt dat de hele school en alle docenten. De school kiest daarmee immers voor een specifieke visie op arbeidsvoorbereiding, namelijk dat leerlingen zich het beste arbeidsvaardigheden eigen maken in een ‘niet-schoolse’, bedrijfsmatige situatie. Leerlingen ontwikkelen die vaardigheden in deze visie het beste in een zo levensecht mogelijke bedrijfssituatie. Deze arbeidssimulatie is pas levensecht, wanneer de leerlingwerkplaats zoveel mogelijk functioneert als een bedrijf. Dat vereist een flinke investering; niet alleen in de inrichting (apparatuur, hulpmiddelen), maar ook in het realiseren van een professioneel productieproces/dienstverlening. Docenten moeten deze visie onderschrijven. Zij zijn het immers die de leerlingwerkplaats tot een succes moeten maken. Dit vereist allereerst enthousiasme en motivatie voor het concept en voor de werkwijze. Daarom zorgt de school ervoor dat er binnen het team een breed draagvlak is voor de visie en de daaruit voortvloeiende werkwijze. Er zijn verschillende manieren waarop de school het interne draagvlak voor de leerlingwerkplaats kan versterken. Allereerst is het nodig dat het team het belang van
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
arbeidssimulatie onderschrijft en een gezamenlijke visie ontwikkelt. De school kan daartoe studiedagen organiseren waar het team informatie krijgt over de doelen en mogelijkheden van een leerlingwerkplaats en waar van gedachten wordt gewisseld. De school kan bijvoorbeeld collega-scholen uitnodigen die er ervaring mee hebben opgedaan. Daarnaast is het effectief wanneer docenten gelegenheid krijgen om een kijkje te nemen op scholen die al een leerlingwerkplaats hebben. Het is motiverend wanneer zij met eigen ogen zien hoe een leerlingwerkplaats functioneert, hoe leerlingen er werken en hoe docenten de leerlingen begeleiden. Het is leerzaam en motiverend om te praten met collega’s die ervaring hebben opgedaan met de leerlingwerkplaats. Verder is het is bevorderlijk voor het draagvlak wanneer docenten een inbreng hebben in de wijze waarop de leerlingwerkplaats eruit ziet en functioneert. Daarom betrekt de school de docenten zoveel mogelijk bij de ontwikkeling van het plan van aanpak. Buiten de school Een intern draagvlak is noodzakelijk, maar minstens zo belangrijk is het dat er een draagvlak is voor de leerlingwerkplaats bij betrokkenen buiten de school. Vooral het regionale bedrijfsleven is in dit kader een uitermate belangrijke partner, niet alleen omdat deze bedrijven in veel gevallen het werk voor de werkplaats moeten leveren, maar ook omdat de school rekening moet houden met de wensen en eisen van bedrijven in de regio. Het is immers de bedoeling dat de leerlingen daar werk zullen vinden. Daarom betrekt de school bedrijven in de regio bij haar onderwijs en dus ook bij de plannen voor een leerlingwerkplaats Ook communiceert de school over de plannen met ouders, collega-scholen en andere partners. Bovendien is het belangrijk om de plaatselijke overheid en de politiek bij de plannen te betrekken. Vooral in verband met de huisvesting - een belangrijk aspect wanneer het gaat over een leerlingwerkplaats - is de rol van de gemeente van belang. 2.2 Uitwerking plan van aanpak In het plan van aanpak passeren alle onderwerpen die bij het opzetten en draaiende houden van de leerlingwerkplaats komen kijken de revue. De school heeft zich vooraf georiënteerd op het fenomeen leerlingwerkplaats en heeft de waarde ervan in het kader van arbeidsvoorbereiding vastgesteld. In grote lijnen geeft de school in het plan van aanpak antwoord op de volgende vragen. Doelstellingen Waarom willen wij een leerlingwerkplaats? • Wat willen we ermee bereiken? • Welke vaardigheden willen we trainen? •
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
10
Doelgroepen In welke leerjaren werken leerlingen in de leerlingwerkplaats? • Welke functies gaat de leerlingwerkplaats vervullen: voorbereiden op externe stage, • ondersteunend aan een externe stage, beroepsvoorbereidend? Vorm Bevindt de werkplaats zich in of buiten de school (in of buiten een bedrijf/instelling)? • Welke vorm krijgt de werkplaats? • Zoeken we samenwerking met andere scholen? • Hoe integreren we de werkplaats in het onderwijs? • Werkwijze Hoe bereiden wij de leerlingen voor op het werken in een leerlingwerkplaats? • Welke leerlingen worden in de leerlingwerkplaats geplaatst en hoe verloopt die • procedure? Is er bedrijfskleding nodig en PBM? Wie betaalt wat? • Waarop baseren wij de werkinstructie (programma, instructiemateriaal)? • • • • • • •
Welke werkzaamheden voeren leerlingen in de leerlingwerkplaats uit? Hoe bedrijfsmatig willen we werken? Hoe ziet de didactische aanpak eruit (voorbespreking, werkbegeleiding, nabespreking)? Hoe groot zijn de groepen? Hoe zorgen we voor veiligheid? Hoe volgen we de vorderingen van de leerlingen?
Huisvesting, logistiek en financiën Hoeveel ruimte hebben we nodig en waar vinden we die? • Hoe moet de werkplaats worden ingericht? • Waar slaan we materialen op en hoe en door wie worden deze vervoerd? • Hoeveel tijd (formatie) kost de opzet van de werkplaats? • Hoeveel tijd (formatie) kost het draaiende houden van de werkplaats (acquisitie, • coördinatie, begeleiding)? • Hoeveel kost de inrichting van de werkplaats? • Hoeveel kost de exploitatie van de werkplaats? • Hoe bekostigen we dit alles? • Acquisitie en samenwerking met bedrijven (alleen relevant als leerlingen in de leerlingwerkplaats werkzaamheden uitvoeren in opdracht van derden) Hoe komen we aan voldoende werk dat in de werkplaats kan worden uitgevoerd? • Wat zijn aandachtspunten bij de acquisitie? • Wie verzorgt de acquisitie? • Welke afspraken maken we met de bedrijven waarvoor we werk uitvoeren? •
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
11
Personeel Wie geeft/geven leiding aan de werkplaats? • Hoe zorgen we ervoor dat begeleiders van de werkplaats voldoende zijn toegerust? • Planning Uit welke stappen bestaat het proces van de opzet? • Hoe plannen we die stappen in de tijd? • Welke taken vloeien uit de stappen voort? • Wie neemt welke taak op zich? • Wanneer evalueren we het verloop? •
Plan van aanpak In het plan van aanpak komen in ieder geval de volgende onderwerpen aan de orde: •
Doelstellingen.
•
Doelgroepen. Vorm. Werkwijze. Huisvesting, logistiek en financiën. Acquisitie en samenwerking met bedrijven. Personeel. Planning.
• • • • • •
In de volgende hoofdstukken staan we in de gegeven volgorde stil bij deze onderwerpen.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
12
3 DOELSTELLINGEN
Wij zagen in hoofdstuk 1 dat scholen de leerlingwerkplaats op verschillende manier kunnen inzetten. Arbeidstraining als voorbereiding op de stage is de belangrijkste doelstelling, maar daarnaast gebruiken scholen de werkplaats om leerlingen - naast stage of werk - extra te trainen op specifieke vaardigheden. Ook nemen scholen assessments af in de leerlingwerkplaats of is het een directe voorbereiding op uitstroom naar een werkplek. Dit laatste kan het geval zijn als de leerlingwerkplaats in een bedrijf/instelling is gesitueerd. Leerlingen van praktijkonderwijs en vso worden intensief voorbereid op werk. Voor een geslaagde uitstroom is het van essentieel belang dat de jongeren zich de juiste werkhouding, arbeidsvaardigheden en sociale vaardigheden eigen maken. Vooral de stages zijn belangrijk in die voorbereiding, want deze leerlingen leren het meeste in de praktijk. Bovendien verwerven veel leerlingen via hun (plaatsings)stage een arbeidsplaats. Als de leerling goed functioneert tijdens zijn stage, is de kans groter dat er een arbeidscontract uit voortvloeit. Daarom is het belangrijk dat de stages van leerlingen goed verlopen. De leerlingwerkplaats kan daarbij een positieve rol spelen. 3.1 Oriëntatie op arbeid De leerlingwerkplaats kan leerlingen in contact brengen met verschillende soorten werk en werkomgevingen. In het kader van loopbaanoriëntatie en -begeleiding kan de leerlingwerkplaats een nuttig instrument zijn. Vragen zoals ‘Welk werk past bij jou?’ en ‘Heb je voldoening in dit werk?’ komen in de begeleiding aan de orde. Arbeidsoriëntatie is het eerste doel van de leerlingwerkplaats. 3.2 Stagevoorbereiding Bedrijven weten natuurlijk dat de leerlingen stage komen lopen om te leren, maar verwachten wel dat de stagiair over bepaalde basale vaardigheden beschikt. Zo gaan werkgevers er bijvoorbeeld van uit dat de leerling een goede werkhouding heeft, op tijd komt en kan omgaan met collega’s. Het is echter niet vanzelfsprekend dat leerlingen van praktijkonderwijs en vso dit soort vaardigheden beheersen. Is dat niet het geval, dan bestaat het risico dat de stage van de leerling moeizaam verloopt of stagneert; iets dat deze jongeren niet bepaald kunnen gebruiken, omdat zij vaak al weinig zelfvertrouwen hebben. De school bereidt leerlingen daarom goed voor op de stage, zodat zij weten wat werkgevers van hen verwachten en een goede werkhouding hebben ontwikkeld voordat zij stage gaan lopen. De leerlingwerkplaats is een uitstekend middel gebleken om leerlingen van praktijkonderwijs en vso voor te bereiden op de stage. Leerlingen trainen daar immers relevante vaardigheden in een realistische arbeidssituatie.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
13
Het tweede doel van de leerlingwerkplaats is dan ook: leerlingen toerusten voor en voorbereiden op de externe stage. In de werkplaats, waar de bedrijfssituatie zo goed mogelijk is gerealiseerd, ervaren de leerlingen wat werken is en trainen zij arbeidsvaardigheden en sociale vaardigheden. De training is er vooral op gericht dat leerlingen zich een werkhouding eigen maken die op de stageplaats/arbeidsmarkt van hen wordt verwacht. Zo leren zij in de werkplaats bijvoorbeeld op tempo te werken, op tijd te komen, zelfstandig door te werken, kritiek te ontvangen of om hulp te vragen wanneer ze ergens niet uitkomen. 3.3 Extra training naast stage Soms ondervinden leerlingen, ondanks een gedegen voorbereiding, problemen tijdens hun stage. Daar blijkt dat zij bepaalde vaardigheden nog onvoldoende hebben ontwikkeld. Zij hebben er bijvoorbeeld moeite mee om het tempo bij te houden of zij vinden het moeilijk om zich langdurig te concentreren op hun werk. Scholen kunnen de leerlingwerkplaats in zo’n geval gebruiken om de leerling, naast de stage, extra te trainen. Wanneer de school het stagebedrijf van tevoren informeert over deze mogelijkheid, kan het bedrijf tijdig aangeven wanneer extra training is gewenst. Het probleem wordt zodoende vroegtijdig aangepakt en grotere problemen worden voorkomen. 3.4 Extra training naast werk Scholen gebruiken de leerlingwerkplaats ook op deze manier in het kader van naschoolse begeleiding. Wanneer op het werk blijkt dat oud-leerlingen bepaalde vaardigheden onvoldoende hebben ontwikkeld, kunnen zij voor extra training terugkomen naar de leerlingwerkplaats om specifieke vaardigheden extra te trainen. Vanzelfsprekend is het ook in deze gevallen belangrijk dat de extra training zo vroeg mogelijk wordt ingezet.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
14
Training leerlingwerkplaats De training in de leerlingwerkplaats is gericht op: • • • • • • • • • • • • • • •
Praktische arbeidsvaardigheden. Sociale vaardigheden. Taakgericht werken. Werktempo, doorwerken. Omgaan met materiaal. Omgaan met collega’s. Omgaan met leiding. Concentratie. Netjes, nauwkeurig, hygiënisch werken. Op tijd komen. Doorzettingsvermogen. Samenwerking. Ontwikkelen van verantwoordelijkheidsgevoel. Zelfoplossend vermogen. Zelfstandigheid.
3.5 Assessment Scholen voor praktijkonderwijs en vso gebruiken verschillende instrumenten om een beeld te krijgen van de interesse, de sterke en zwakke kanten van leerlingen. Dat is belangrijk voor de leerling (wat vind ik leuk en wat kan ik goed?), maar ook voor het onderwijs. Scholen voor praktijkonderwijs en vso bieden immers onderwijs op maat. Zij streven er met andere woorden naar dat hun onderwijs naadloos aansluit bij de individuele mogelijkheden van leerlingen. Om leerlingen gericht te kunnen scholen en trainen, moet de school goed weten wat de sterke en zwakke kanten zijn van de leerling. Scholen kunnen de leerlingwerkplaats inzetten bij dit onderzoek. Door leerlingen in de werkplaats verschillende soorten werk te laten uitvoeren en te observeren hoe zij dat aanpakken, wordt duidelijk welke vaardigheden de leerling goed heeft ontwikkeld en op welke vaardigheden hij nog extra training nodig heeft. Zo’n onderzoek wordt een assessment genoemd, omdat de toets vaardigheidsgericht is en wordt afgenomen door leerlingen werkzaamheden te laten uitvoeren. Dit is een zeer geschikte toetsingsmethode voor leerlingen van praktijkonderwijs en vso, omdat deze leerlingen vaardigheidsgericht leren en worden voorbereid op praktisch werk. De leerlingwerkplaats is een zeer geschikte locatie voor het afnemen van assessments.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
15
Doelstellingen leerlingwerkplaats • • • • • •
Oriëntatie op arbeid. Training van arbeidshouding en arbeidsvaardigheden als voorbereiding op de externe stage. Extra training van specifieke vaardigheden naast de externe stage. Extra training van specifieke vaardigheden naast het werk. Assessment in het kader van arbeidskundig onderzoek.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
16
4 DOELGROEPEN
Hoewel de meeste scholen de leerlingwerkplaats met name inzetten voordat de leerlingen extern stage gaan lopen, kunnen leerlingen gedurende hun gehele schoolloopbaan, en ook nog daarna, baat hebben bij de leerlingwerkplaats. De school stelt vast in welke fasen van het onderwijs leerlingen gebruikmaken van de leerlingwerkplaats. We stelden al dat het kenmerkend is voor het praktijkonderwijs/vso dat deze scholen onderwijs op maat nastreven. Elke leerling doorloopt een traject dat optimaal is afgestemd op zijn eigen capaciteiten en mogelijkheden. De inhoud, het tempo en de duur van het onderwijs worden bepaald door de belangstelling, de leerbaarheid en de mogelijkheden van de individuele leerling. Desondanks kent het onderwijs een structuur, die we in alle scholen terugzien. Het onderwijs dat de leerlingen doorlopen bestaat uit een aantal herkenbare fasen. Omdat de duur van deze fasen verschilt per leerling, spreken we van ‘fasen’ en niet van leerjaren. We onderscheiden in het praktijkonderwijs en het vso vier fasen: de aangepaste basisvorming, de voorbereiding op de stage, de externe (individuele stage) en de naschoolse begeleiding. Ook spreken scholen wel van ‘onderbouw’, ‘middenbouw’ en ‘bovenbouw’. Nadat leerlingen de school hebben verlaten, krijgen zij als dat nodig is nog begeleiding van de school. De duur, inhoud en intensiteit van die naschoolse begeleiding verschilt per school en per leerling, maar het is gebruikelijk én noodzakelijk dat de school haar leerlingen na het schoolverlaten nog enige ondersteuning biedt. Scholen kunnen de leerlingwerkplaats inzetten in de verschillende fasen van het onderwijs. 4.1 Aangepaste basisvorming (arbeidsoriëntatie) In fase 1, de onderbouw of aangepaste basisvorming, speelt onderwijs in de basisvaardigheden zoals lezen, luisteren, spreken, rekenen en schrijven een belangrijke rol. Daarnaast besteden scholen in deze fase veel aandacht aan sociale en communicatieve vaardigheden. Met name dit laatste, sociale vaardigheidstraining, blijft gedurende de hele schoolloopbaan een belangrijk punt van aandacht, omdat werkgevers daaraan veel waarde hechten. Naast het onderwijs in theoretische vakken en sociale vaardigheden, maken de leerlingen in deze eerste fase kennis met verschillende praktijkvakken, zodat zij zich kunnen oriënteren op de praktijkmogelijkheden en op hun eigen interesses. Er zijn scholen die de leerlingwerkplaats inzetten bij deze oriëntatie. In de werkplaats kunnen leerlingen kennismaken met verschillende werksoorten en onderzoeken wat hen al of niet aanspreekt. Wat kan ik goed? Wat vind ik moeilijk? Wat vind ik leuk om te doen?
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
17
In deze eerste fase van het onderwijs is het gebruik van de leerlingwerkplaats nog niet zozeer gericht op de training van vaardigheden, maar met name op arbeidsoriëntatie en op de ontwikkeling van het zelfbeeld van de leerlingen. Eerstejaars leerlingen werken bijvoorbeeld elke week een uur in de leerlingwerkplaats om zich te oriënteren. De leerlingen ervaren in de werkplaats wat werken is, maken kennis met verschillende soorten werk en worden zich bewust van hun eigen interesses en mogelijkheden. Om leerlingen de mogelijkheid te geven tot een brede oriëntatie, is het wenselijk dat de werkzaamheden in de leerlingwerkplaats betrekking hebben op de sectoren: economie (bijvoorbeeld winkel, distributie, horeca), techniek (bijvoorbeeld productie, klussen), zorg en welzijn (bijvoorbeeld schoonmaak) en landbouw (bijvoorbeeld tuinonderhoud). 4.2 Voorbereiding op externe stage In de tweede fase oriënteren leerlingen zich verder op hun interesses en op de praktijk. In deze fase staat de voorbereiding op de externe stage centraal. Leerlingen kiezen gedurende deze fase voor een bepaalde praktijkrichting en laten gedurende dat proces bepaalde praktijkvakken vallen. Dit keuzeproces van leerlingen wordt ondersteund door interessetesten en assessments. Zoals we zagen in hoofdstuk 1 en 3 kan de leerlingwerkplaats in deze fase een belangrijke rol spelen. Stagevoorbereiding is immers een van de belangrijkste doelstelling van de leerlingwerkplaats. Vanaf het tweede of derde jaar draaien alle leerlingen op veel scholen in de werkplaats mee. De training is gericht op het ontwikkelen van een goede werkhouding, sociale vaardigheden en arbeidsvaardigheden. In deze fase kunnen scholen de leerlingwerkplaats ook inzetten als ondersteuning van het keuzeproces van leerlingen. Leerlingen voeren er assessments uit om een beter beeld te krijgen van hun sterke en zwakke kanten. Sommige scholen nemen zo’n assessment af bij alle leerlingen; andere scholen doen dat uitsluitend bij leerlingen waarbij twijfels bestaan over hun capaciteiten en/of interesses. 4.3 Ondersteuning van externe stages De derde fase van het onderwijs is expliciet op ‘de buitenwereld’ gericht: leerlingen gaan extern in een bedrijf of instelling stage lopen. We kunnen onderscheid maken in twee soorten stages. Eerst doorlopen leerlingen in het kader van loopbaanoriëntatie en begeleiding een aantal oriënterende stages in verschillende bedrijven. Daarna, aan het eind van de schoolloopbaan, volgt de plaatsingsstage, die als het goed is uitmondt in een arbeidscontract. We zagen dat de school de leerlingwerkplaats ook kan inzetten voor leerlingen die tijdens hun externe stage tegen beperkingen aanlopen. In de leerlingwerkplaats worden deze leerlingen – naast hun stage – extra getraind op deze specifieke vaardigheden. De training is in deze gevallen dus gericht op bepaalde vaardigheden.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
18
4.4 Naschoolse begeleiding Veel scholen laten hun leerlingen na het schoolverlaten niet los, maar blijven hen volgen en geven naschoolse begeleiding als dat nodig is. Op sommige scholen is het afhankelijk van de behoefte van leerlingen en bedrijven of zij naschoolse begeleiding geven, maar ook zijn er scholen die alle schoolverlaters gedurende een bepaalde periode naschoolse begeleiding aanbieden. Meestal gaat het om een periode van één jaar. Ook in het kader van naschoolse begeleiding zetten scholen de leerlingwerkplaats in. Wanneer leerlingen tijdens het werken tegen bepaalde problemen aanlopen of wanneer blijkt dat bepaalde vaardigheden onvoldoende zijn ontwikkeld, kunnen zij – naast hun werk – extra training krijgen in de leerlingwerkplaats. De school zet de leerlingwerkplaats in deze gevallen in om ervoor te zorgen dat leerlingen hun werk behouden, want dat is de belangrijkste doelstelling van de naschoolse begeleiding. Doelgroepen leerlingwerkplaats •
Leerlingen in de eerste fase: oriëntatie op de eigen mogelijkheden en interesses.
•
Leerlingen in de tweede fase: - stagevoorbereiding: training van werkhouding, sociale vaardigheden en arbeidsvaardigheden; - assessment: onderzoek interesse, sterke en zwakke kanten.
•
Leerlingen in de derde fase: extra training, naast de externe stage, gericht op specifieke vaardigheden die onvoldoende zijn ontwikkeld.
•
Oud-leerlingen (vierde fase): extra training, naast het werk, gericht op specifieke vaardigheden die onvoldoende zijn ontwikkeld.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
19
5 VERSCHIJNINGSVORMEN VAN DE LEERLINGWERKPLAATS
De leerlingwerkplaats kent verschillende verschijningsvormen. Zo zijn er scholen die de arbeidstraining binnen de school of juist buiten de school vormgeven, er zijn interne of externe opdrachtgevers en er zijn leerlingwerkplaatsen waar leerlingen in groepen werken of individueel. Wie een ronde maakt langs scholen voor praktijkonderwijs en vso, komt allerlei varianten van leerlingwerkplaatsen tegen. 5.1 Binnen of buiten de school? Er zijn leerlingwerkplaatsen binnen en buiten de school; een relevant onderscheid en daarmee een belangrijke keuze voor scholen. Veel scholen kiezen ervoor de werkplaats binnen de school te vestigen, terwijl andere scholen juist pleiten voor een locatie buiten de school. Hoewel de keuze kan voortvloeien uit praktische redenen – de school heeft in of bij het gebouw geen ruimte – ligt er aan beide varianten ook een inhoudelijke, meer principiële argumentatie ten grondslag. Scholen die kiezen voor een leerlingwerkplaats in de school, voeren daarvoor in de eerste plaats pedagogische argumenten aan. De school is voor leerlingen een veilige en vertrouwde omgeving, waar zij zich thuis voelen. Veiligheid is, zeker voor deze leerlingen, een belangrijke voorwaarde voor leren. Arbeidstraining is een onderdeel van het onderwijs, staat in het teken van leren en moet daarom plaatshebben in een veilige omgeving, dus binnen de school. Daarnaast zien deze scholen praktische voordelen. Door de werkplaats binnen het eigen gebouw te vestigen, hoeven leerlingen niet heen en weer te reizen, is personeel flexibeler in te zetten, is de interne betrokkenheid bij de leerlingwerkplaats groter en zijn de faciliteiten van de werkplaats breder inzetbaar. Een buitenschoolse leerlingwerkplaats is vaak gevestigd op een bedrijventerrein, in een bedrijfsruimte van een bepaald bedrijf. Leerlingen gaan dus naar een andere locatie om te werken. In de leerlingwerkplaats worden orders van bedrijven uitgevoerd, maar kunnen ook eigen producten worden gemaakt. Scholen die ervoor kiezen om hun leerlingwerkplaats buiten het schoolgebouw te vestigen, hebben hiervoor met name didactische argumenten. Wanneer de leerlingwerkplaats zich buiten de school bevindt, is de arbeidssituatie levensechter, zo is de redenering. Leerlingen gaan als het ware ‘naar hun werk’. In de werkplaats gaat het er anders aan toe dan op school, net zoals dat op de stage of op het werk het geval is. Omdat de leerlingen in de werkplaats samenwerken met schoolgenoten en begeleiding krijgen van hun eigen docenten, zijn deze scholen ervan overtuigd dat de situatie voldoende veilig is voor de leerlingen.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
20
Ook voeren deze scholen een belangrijk praktisch voordeel aan van een buitenschoolse leerlingwerkplaats. De school kan een samenwerking aangaan met andere scholen, die (op andere dagen) ook gebruikmaken van de werkplaats. Kosten kunnen worden gedeeld en de samenwerkende scholen kunnen gezamenlijk personeel voor de werkplaats aanstellen, bijvoorbeeld een werkmeester, een medewerker die zich met de acquisitie bezighoudt of een coördinator. Door de samenwerking worden de schaal en het budget van de leerlingwerkplaats vergroot, waardoor de werkplaats meer mogelijkheden en diversiteit kan bieden. Ook zijn er scholen die samenwerking zoeken met de sociale werkvoorziening in de gemeente. Leerlingen krijgen in die gevallen arbeidstraining in de sociale werkplaats. Voordeel hiervan is dat de scholen niet zelf verantwoordelijk zijn voor de acquisitie. Als nadeel wordt genoemd dat leerlingen zich niet zo prettig voelen tussen de andere bezoekers van de sociale werkplaats. Zo’n zes jaar geleden startte de Rein Abrahamseschool te Alkmaar een stagetrainingscentrum in een lokaal in de school. De school werd geconfronteerd met logistieke problemen (opslag van materialen) en met geluids- en stankoverlast en zocht naar een mogelijkheid om de stagetraining buiten de school te lokaliseren. De school had hiervoor ook inhoudelijke motieven: arbeidstraining buiten de school is levensechter en geeft meer mogelijkheden. De school is een samenwerkingsverband aangegaan met twee andere Alkmaarse scholen en sinds het schooljaar 1999-2000 maken de drie scholen gebruik van een bedrijfsruimte, die ter beschikking is gesteld door een bedrijf in de omgeving. Het betreffende bedrijf voert allerlei werkzaamheden uit voor andere bedrijven, zoals mailings, sorteerwerk, inbinden en inpakken. De leerlingen van de drie scholen worden hiervoor ingezet. Voor de acquisitie is een medewerker aangesteld. Bijlage 3 bevat de functieomschrijving van deze acquisiteur. Elke school maakt één dag in de week gebruik van de hal, die een omvang heeft van ongeveer 150 m2. Er werken 8 tot 10 leerlingen tegelijk in de werkplaats onder begeleiding van een docent en de werkmeester. De werkmeester, een technisch assistent van één van de scholen, is door de drie scholen gezamenlijk aangesteld en is altijd aanwezig. Hij is de verbindende factor; een belangrijk aspect, omdat de verschillende scholen vaak aan dezelfde order werken. Waar de ene school vandaag stopt, daar gaat de andere school de volgende dag verder. Alle leerlingen werken in het kader van de stagevoorbereiding vijf dagen in de werkplaats.De werkmeester beoordeelt de leerlingen aan de hand van een scoringsformulier. Leerlingen die daarna nog niet stagegeschikt zijn, kunnen interne stages lopen in de school. Vier keer per jaar komen de directies van de scholen en van het bedrijf bij elkaar om de voortgang te bespreken
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
21
5.2 Verschijningsvormen De leerlingwerkplaats kent verschillende verschijningsvormen. De verschillen verwijzen naar een aantal kenmerken, die in verschillende combinaties voorkomen. Varianten leerlingwerkplaats
1
2
3
4
1a.Interne klanten
X
X
X
X
X X
1b.Externe Klanten 2a.Interne opdrachtgever
X
X
5
6
7
8
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
2b.Externe opdrachtgever 3a.Individueel 3b.Leren in een groep
X
X X
X X
X X
X
Kenmerken die de aard van een leerlingwerkplaats bepalen Variant 1 In deze vorm – vaak interne stages of werkhoeken genoemd – werken leerlingen individueel voor interne klanten; de school is de ‘opdrachtgever‘. Leerlingen worden in de school bijvoorbeeld ingezet in de facilitaire dienst, de schoonmaak, de keuken, de administratie of het magazijn. Met een beetje creativiteit kunnen scholen heel wat verschillende interne stages realiseren. De school hoeft hiervoor niet perse extra ruimten inrichten, al is dat vaak wel gewenst. Voor interne stages is de school niet afhankelijk van orders van bedrijven, maar creëert zij intern werk voor de leerlingen. Voordeel daarvan is dat er nooit sprake is van stagnatie in de aanvoer van werk. Voor de kwaliteit van interne stages is het van belang dat: de leerling vooraf wordt geïnstrueerd over de werkprocessen / werkzaamheden; • de leerling beschikt over geëigende materialen; • de leerling weet waaraan hij moet voldoen/ waarop hij wordt beoordeeld; • er begeleiding en ruimte is voor tussentijdse instructie en feedback. • De leerling werkt individueel, omdat de omvang van het werk doorgaans net toereikend is voor één leerling of omdat de medewerkers individuele verantwoordelijkheden hebben (schoonmaak). De leerling wordt begeleid door de conciërge, secretaresse of technisch assistent.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
22
De J.J. Boumanschool in Dokkum heeft al jarenlang ervaring met interne stages en heeft zowel het aantal interne stages als de inhoud van de stages in de loop der jaren uitgebreid. Iedere leerling doorloopt ongeveer zes interne stages. Welke stages dat zijn, is afhankelijk van de belangstelling, de ambities en de mogelijkheden van de leerling. Elke stage duurt twee keer drie weken. Gedurende de eerste drie weken bereidt de leerling zich op de stage voor door onder begeleiding van een docent een stageboekje door te werken met informatie, theorie en oefeningen. Aan het eind van deze ‘inwerkperiode’ loopt de leerling één dag mee met een leerling die de stage bijna afsluit en dus ervaring heeft opgedaan. Vervolgens voert de leerling de stage gedurende drie weken zelfstandig uit aan de hand van een tweede stageboekje met opdrachten. Bij elke interne stage horen dus twee stageboekjes: een inwerkboekje en een opdrachtenboekje. De stage wordt samen met de docent geëvalueerd en beoordeeld aan de hand van een beoordelingsformulier. De leerling krijgt een certificaat waarop de begeleidingsbehoefte van de leerling is aangegeven (a = met begeleiding, b = met enige begeleiding en c = zelfstandig). Sommige interne stages worden door individuele leerlingen uitgevoerd, andere stages door tweetallen of in een groepje. De moeilijkheidsgraad van de stages verschilt.
Variant 2 Bij deze vorm lopen leerlingen interne stages in een groep. Zij onderhouden bijvoorbeeld in groepjes de tuin van de school of werken in de keuken. Voor deze vorm gelden dezelfde aandachtspunten als voor de individuele interne stages. De leerlingen worden bij deze stages meestal begeleid door vakleerkrachten of door een technisch assistent. Deze vorm vereist een goede organisatie, omdat er meestal niet zoveel leerlingen tegelijk aan een stage kunnen meedoen, zeker wanneer de school veel verschillende interne stages aanbiedt. Het is gewenst dat leerlingen op een gestructureerde manier werkervaring opdoen. Daarom ontwikkelen scholen curricula of programma’s voor de interne stages, die de leerlingen bijvoorbeeld aan de hand van opdrachten doorlopen. Ook maken scholen bij hun interne stages gebruik van SVA -cursussen (Schoolontwikkeling VSO Arbeidsvoorbereiding), die KPC Groep heeft ontwikkeld in samenwerking met brancheorganisaties en scholen. Dit zijn praktijkgerichte cursussen, die binnen de school kunnen worden uitgevoerd (zie ‘Websites, adressen en materialen’). De SVA -cursussen brengen leerlingen allerlei praktische vaardigheden bij, maar zijn vooral gericht op de ontwikkeling en versterking van algemene arbeidsvaardigheden, zoals bijvoorbeeld veilig werken, gemotiveerd werken, tempo en aanspreekbaarheid. Variant 3 en 4 In deze leerlingwerkplaatsen werken leerlingen voor interne en externe klanten en is de school de opdrachtgever. De leerlingen werken individueel of in een groep. Vaak gaat het om consumptieve diensten en activiteiten. Veel scholen voor praktijkonderwijs hebben bijvoorbeeld een restaurant, waar (ook) mensen uit de omgeving van de school kunnen komen lunchen. Senioren uit de
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
23
wijk, andere wijkbewoners of ouders van leerlingen kunnen bijvoorbeeld op een vaste dag in de week een maaltijd gebruiken in het schoolrestaurant (zie 11.3 voor een praktijkvoorbeeld}. Ook zijn er scholen waar leerlingen de catering verzorgen bij schoolse gelegenheden, zoals (examen)feesten, ouderavonden of andere feestelijke bijeenkomsten. Wanneer leerlingen werk uitvoeren voor externe klanten, moet er bijzondere aandacht zijn voor klantvriendelijkheid en hygiënenormen. Variant 5 en 6 In deze leerlingwerkplaatsen werken de leerlingen alleen voor externe klanten en is de school de opdrachtgever. De leerlingen werken individueel of in een groep. Praktijkschool Hulst heeft in en om de school vijf verschillende leerlingwerkplaatsen ingericht, waar leerlingen werken aan producten en diensten die aan derden worden verkocht. Zo is er, gekoppeld aan het vak mechanische techniek, een werkplaats voor fietsreparatie, waar leerlingen fietsen opknappen. De opgeknapte fietsen worden vanuit de werkplaats verkocht. De politie levert gestolen (niet opgehaalde) fietsen aan de school en ook krijgt de school afgedankte fietsen van mensen uit de omgeving. Doordat de school hier de opdrachtgever is, is er geen sprake van ‘productiedwang’ in het productieproces.
Ook zijn er scholen die zelf productielijnen opzetten. De leerlingen maken bijvoorbeeld kaarsen, nestkasten, eenvoudige woonaccessoires, decoratievoorwerpen of kistjes voor flessen wijn, die worden verkocht aan derden. De school moet voor deze producten natuurlijk een afzetmarkt hebben of creëren. Zij zoekt daarvoor bijvoorbeeld samenwerking met winkels of zet de producten af via ouders. Op school voor praktijkonderwijs De Baanbreker in IJsselstein fungeert het houtlokaal gedurende enkele weken als ‘krukjesfabriek’. Het speciaal ontworpen krukje is een zeer geschikt product, omdat het uit een groot aantal onderdelen bestaat en verschillende bewerkingen vereist. Bovendien is het klein en neemt het weinig opslagruimte in, heeft het goede gebruiksmogelijkheden en een aantrekkelijke prijs. In het houtlokaal wordt een productielijn uitgezet waar leerlingen de verschillende handelingen uitvoeren: het afkorten, het afronden, het schuren, het voorboren, het gaten boren enzovoort. In de laatste productiefase worden alle onderdelen gemonteerd tot een handzaam krukje. Vaak zijn de krukjes al verkocht voordat het productieproces is afgelopen.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
24
Variant 7 en 8 In leerlingwerkplaatsen van dit type werken leerlingen voor externe klanten en is er een externe opdrachtgever. De leerlingen werken individueel of in een groep. Een veel voorkomende vorm is het zogenaamde ‘arbeidstrainingscentrum’, waar leerlingen in opdracht van bedrijven eenvoudige, routinematige werkzaamheden uitvoeren, zoals sorteren, tellen, inpakken, eenvoudige montages, knippen of wegen. Zo zetten leerlingen bijvoorbeeld cd-hoesjes in elkaar, vullen zij enveloppen voor een mailing of vullen zij doosjes met spijkers. De training in het arbeidstrainingscentrum is gericht op het vergroten van algemene arbeidsvaardigheden en niet op een specifieke sector. Omdat het nuttig is dat leerlingen verschillende vaardigheden oefenen, probeert de school gevarieerde orders te verwerven. Op school voor praktijkonderwijs Esloo in Den Haag voeren leerlingen in het arbeidstrainingscentrum werkzaamheden uit voor vijf vaste bedrijven, waaronder een gereedschapsgroothandel, een papierbedrijf en een mailingbedrijf. De materialen worden altijd door het betreffende bedrijf naar de school gebracht. De ruimte heeft een omvang van ongeveer 15 bij 15 meter en er staan werktafels, krukken en kasten in. Er werken nooit meer dan tien leerlingen tegelijk in het arbeidstrainingscentrum.
De ruimte is in de regel sober ingericht; er staan werktafels, krukken en kasten in het arbeidstrainingscentrum. Welke materialen en gereedschappen de school nodig heeft, is afhankelijk van de order die wordt uitgevoerd. De materialen en de gereedschappen worden door het betreffende bedrijf geleverd. Deze variant van de leerlingwerkplaats is kwetsbaar, omdat de school geheel afhankelijk is van de orders van bedrijven. Is er geen order, dan is er ook geen werk in de leerlingwerkplaats. Het is bovendien niet altijd eenvoudig om variatie in het werk te realiseren, omdat de orders bijvoorbeeld maar van een beperkt aantal bedrijven afkomstig zijn. Samenwerking met bedrijven is bij deze variant dan ook onmisbaar.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
25
Praktijkschool Hulst heeft onder andere een werkplaats ingericht voor de productie van producten van draad, gaas en metaal. Zo zijn er bijvoorbeeld metalen vazen geproduceerd in opdracht van een grote winkelketen. Technieken als zetten, buigen, knippen en lassen komen aan de orde. Ook is er in het kader van het vak bouwtechniek, in samenwerking met een aantal bedrijven in de klein meubelindustrie, een productie-unit ingericht, waar leerlingen werkzaamheden uitvoeren die normaalgesproken in die bedrijven worden uitgevoerd. Zo is er bijvoorbeeld een bedrijf waarvoor leerlingen rondhout afkorten op een aantal vaste maten. Om de continuïteit te behouden – er zijn soms perioden met weinig orders – ontwikkelt de school ook zelf producten (variant 5/6) die in deze werkplaats worden gemaakt en vervolgens worden verkocht. Voor elke leerlingwerkplaats heeft de school een uitvoerig programma van eisen opgesteld (zie bijlage 2). De school kiest ervoor om binnen de leerlingwerkplaatsen bedrijfsmatig te werken, omdat leerlingen later ook zullen moeten functioneren in een bedrijfsmatige omgeving. Bovendien wil de school voorkomen dat bedrijven afhaken, omdat de kwaliteit van de producten niet aan de eisen voldoet. De school stelt daarom hoge eisen aan de kwaliteit van de producten die zij vervaardigt. Ook dat vereist een bedrijfsmatige aanpak. Met een aantal bedrijven en instellingen zijn afspraken gemaakt over een financiële vergoeding. Doordat de externe klanten voor de diensten betalen, kan de school machines aanschaffen en een professionele aanpak realiseren.
Ook kent deze variant van de leerlingwerkplaats een buitenschoolse vorm. Kleine groepjes leerlingen gaan, onder begeleiding van een docent, op een externe locatie aan het werk, bijvoorbeeld om de schoolomgeving van een basisschool te verzorgen, de tuin bij te houden van een bedrijf, een plantsoen te onderhouden voor de gemeente of sanitair schoon te maken in een verzorgingshuis. Bij deze vorm wordt de arbeidstraining van leerlingen dus in zeer levensechte situaties uitgevoerd. De begeleiding van de docent is essentieel, omdat het werk geen last mag veroorzaken of extra inspanningen mag vergen van de betreffende instelling. De school voor vso zmok Het Schip te Enschede heeft een bus waarmee leerlingen van de schoonmaakploeg de vijf locaties van de school afgaan om de dagelijkse schoonmaakwerkzaamheden uit te voeren. De leerlingen worden eerst getraind in deze werkzaamheden en gaan daarna op professionele wijze aan de slag. De werktijden van de schoonmaakploeg zijn anders dan van de overige leerlingen. Soms beginnen zij ’s ochtends al om zeven uur, omdat de scholen dan nog leeg zijn, waardoor het schoonmaakwerk gemakkelijker kan worden uitgevoerd.
5.3 Organisatie Voor welke vorm de school ook kiest, zij moet bepalen op welke manier zij de leerlingwerkplaats in het onderwijs integreert. Allereerst stelt zij vast in welke fasen van het onderwijs leerlingen gebruikmaken van de leerlingwerkplaats. Hierbij zijn
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
26
de doelstellingen die de school heeft geformuleerd richtinggevend. Als de school de werkplaats bijvoorbeeld uitsluitend inzet als stagevoorbereiding, dan zullen leerlingen in de eerste fase van het praktijkonderwijs waarschijnlijk nog niet in de werkplaats werken. Wanneer duidelijk is in welke fasen leerlingen gebruikmaken van de leerlingwerkplaats, stelt de school vast hoeveel tijd leerlingen in de werkplaats doorbrengen en op welke manier zij dat organiseert. De school kan het werken in de leerlingwerkplaats integreren in de praktijkvakken, maar zij kan het ook als afzonderlijke activiteit in het rooster opnemen. Het is niet altijd eenvoudig om het gebruik van de leerlingwerkplaats goed te organiseren, zeker niet wanneer de school meerdere werkplaatsen heeft en opdrachten uitvoert voor derden. De school moet dan goed inschatten hoeveel tijd een order zal kosten. Praktijkschool Hulst heeft de vijf werkplaatsen geïntegreerd in de praktijkvakken. Over de planning van het werk zegt de school het volgende: “Planning van het werk binnen het totale onderwijsaanbod is een van de moeilijkste obstakels in het hele proces. Het vergt veel tijd en onderzoek om zo nauwkeurig mogelijk te bepalen hoeveel tijd en mankracht nodig is om een bepaalde opdracht uit te voeren. Natuurlijk gaat opgedane ervaring een steeds grotere rol spelen, maar factoren als ziekte (zowel van deelnemers als van leerkrachten), machinestoringen, oponthoud in het logistieke proces, het tijdelijk ontbreken van bepaalde materialen of onderdelen en dergelijke kunnen danig roet in het eten gooien.”
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
27
6 WERKWIJZE
Om een goede werkwijze voor de leerlingwerkplaats te ontwikkelen, passeren verschillende onderwerpen de revue. Wat voor werkzaamheden voeren leerlingen in de leerlingwerkplaats uit? In hoeverre kiest de school voor een bedrijfsmatige aanpak en wat zijn daarvan de grenzen? Hoe ziet de didactische aanpak eruit? Hoe waarborgt de school de veiligheid en hoe volgt zij de vorderingen van de leerlingen? 6.1 Werkzaamheden Om vast te stellen wat voor soort werkzaamheden leerlingen in de werkplaats uitvoeren of wat voor werkplaatsen zullen worden ingericht, kijkt de school in de eerste plaats naar de regionale arbeidsmarkt. Waar liggen de kansen op werk voor de schoolverlaters? In de distributie? In de detailhandel? In de zorg? Scholen streven ernaar dat hun onderwijsaanbod is afgestemd op de bedrijvigheid in de regio. We zien dat terug in de praktijkrichtingen die scholen aanbieden. Het is vanzelfsprekend dat de stage- en arbeidstraining daarbij aansluit. Zijn er in de omgeving van de school veel restaurants en horecavoorzieningen, dan ligt het voor de hand dat de school een ‘consumptieve’ leerlingwerkplaats inricht, bijvoorbeeld een restaurant. Omdat de training in een arbeidstrainingscentrum niet sectorgericht is, maar een meer algemeen karakter heeft - het gaat om werk als inpakken, sorteren, meten, wegen, montage - is het voor alle scholen voor praktijkonderwijs en vso zinvol om zo’n werkplaats in te richten. Natuurlijk is het van belang dat de werkzaamheden aansluiten bij het vaardigheidsniveau van de leerlingen. Dat betekent dat er in de leerlingwerkplaats uitsluitend eenvoudig werk wordt uitgevoerd, dat leerlingen van praktijkonderwijs/vso aankunnen. Omdat het relevant is dat leerlingen samenwerkingsvaardigheden ontwikkelen, probeert de school leerlingen ook werkzaamheden te laten doen die in tweetallen of kleine groepjes moeten/kunnen worden uitgevoerd. 6.2 Bedrijfsmatig werken? Een discussie die al gauw ontstaat wanneer het gaat over de leerlingwerkplaats, betreft het bedrijfsmatige karakter ervan. In hoeverre willen en mogen we bedrijfsmatig werken? Is het gewenst dat er bedrijfsmatig wordt gewerkt of moeten we dat vermijden? Het is belangrijk dat de school een duidelijk standpunt over deze kwestie inneemt, voordat ze met een leerlingwerkplaats begint. Het dilemma is duidelijk: de school is geen commerciële instelling. Doel van de school is dat leerlingen zich ontwikkelen en leren. Leren kost tijd en gaat gepaard met fouten maken, vallen en opstaan. Een bedrijfsmatige aanpak lijkt strijdig met deze kenmerken van onderwijs. Bedrijfsmatig werken wordt geassocieerd met productie, omzet, winst en
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
28
tijdsdruk; begrippen die niet passen bij leren en onderwijs. Toch kiezen veel scholen voor een min of meer bedrijfsmatige aanpak van hun leerlingwerkplaats. Zij voeren daarvoor de volgende argumenten aan. •
De doelstelling arbeidstoeleiding vereist dat de school haar leerlingen leert om in een bedrijfsmatige omgeving te functioneren. Leerlingen moeten, wanneer zij de school verlaten, voldoen aan de eisen die in het bedrijfsleven aan hen worden gesteld en moeten daarop worden voorbereid. De leerlingwerkplaats biedt uitstekende mogelijkheden om leerlingen bedrijfsmatig te leren werken.
•
Als in de leerlingwerkplaats wordt gewerkt in opdracht van externen, moet de school orders van bedrijven verwerven en behouden en is het noodzakelijk dat de werkplaats kwaliteit levert. De producten die in een leerlingwerkplaats worden gemaakt, moeten daarom voldoen aan de kwaliteitseisen die het betreffende bedrijf stelt. Om kwalitatief goed werk af te leveren is een bedrijfsmatige aanpak noodzakelijk.
•
De inrichting en het draaiende houden van een leerlingwerkplaats kost geld. Wanneer de werkplaats uitstekende diensten en producten aflevert, kan de school daarvoor een vergoeding vragen. De school heeft deze financiële middelen nodig om de leerlingwerkplaats draaiende te houden.
•
Leerlingen van praktijkonderwijs en vso worden nog te vaak beschouwd als een ‘zielige’ groep, die ‘vrijwel niks kan’. Het is de taak van de school om dat beeld te doorbreken. Door een bedrijfsmatige aanpak te realiseren en goede producten en diensten aan bedrijven te leveren, levert de school een bijdrage aan een betere beeldvorming van deze groep.
Ondanks deze argumenten, zijn scholen zich ervan bewust dat zij in de eerste plaats onderwijsinstellingen zijn en dat het leren centraal moet staan. Zij beschouwen de leerlingwerkplaats als een middel om goed onderwijs te realiseren. De training die leerlingen krijgen, staat nadrukkelijk in dienst van het onderwijs. En daarmee dienen zich de grenzen aan van het bedrijfsmatige karakter van de leerlingwerkplaats. Voor de bedrijven die orders leveren, moet duidelijk zijn dat de uitvoering van het werk in het teken staat van het onderwijs. Daarom geven scholen uitvoerige informatie aan de bedrijven over de kenmerken van deze leerlingen en over de doelstellingen en de werkwijze van de school. Door daarnaast goede afspraken met de bedrijven te maken over bijvoorbeeld de planning van en de vergoeding voor opdrachten, voorkomt de school dat er ‘commerciële druk’ ontstaat en zorgt zij ervoor dat het werken in de leerlingwerkplaats voor de leerlingen in de eerste plaats een leerproces is. Voor dat leerproces is het van belang dat de bedrijfssituatie zo goed mogelijk wordt nagebootst. De school zorgt ervoor dat de kwaliteit van de producten goed is, maar werkt niet volgens de marktprincipes. Dat betekent dat zij meer tijd claimt voor opdrachten en de orders uitvoert voor een voor bedrijven aantrekkelijke vergoeding.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
29
6.3 Didactische aanpak Groepsgrootte Er zijn leerlingwerkplaatsen waar de leerling individueel taken uitvoert, zoals bij het dagelijks onderhoud van de school of bij het beheren van het schoolmagazijn. Algemene regel is dat er niet meer leerlingen worden ingezet dan er werk is en dat een taak niet wordt opgesplitst als deze door één leerling kan worden uitgevoerd. Maar in de meeste leerlingwerkplaatsen wordt in groepsverband gewerkt aan een gemeenschappelijke opdracht. De leerlingen leren zodoende met ‘collega’s’ samen te werken. Er wordt bij voorkeur met kleine groepen gewerkt; de meeste scholen laten niet meer dan acht leerlingen tegelijk in de werkplaats werken, soms tien. De groepsgrootte wordt bepaald door: • de kenmerken van leerlingen van het praktijkonderwijs/vso: zij hebben veel individuele aandacht en begeleiding nodig; • de omvang/ruimte van de leerlingwerkplaats; • de beschikbare formatie; • veiligheidseisen. Veiligheid Veiligheid vereist speciale aandacht. Zeker wanneer het gaat om routinematig werk kunnen leerlingen onachtzaam worden, waardoor er gemakkelijk ongelukken gebeuren. Daarom is het van belang dat de ruimte en de inrichting aan de vereiste veiligheidsnormen (arbo) voldoen, dat leerlingen leren veilig te werken en dat de school beschikt over een gedegen veiligheidsbeleid en een goed georganiseerde bedrijfshulpverlening. Scholen kunnen de volgende maatregelen nemen om de veiligheid in de leerlingwerkplaats te vergroten: • Stel een programma van eisen op voor de ruimte en de inrichting van de leerlingwerkplaats. • Voorkom dat leerlingen gebruik moeten maken van risicovolle gereedschappen en machines. • Zorg voor voldoende veiligheidsmiddelen, zoals bijvoorbeeld veiligheidsbrillen, stofkappen, oorbeschermers en handschoenen. Laat leerlingen een toets uitvoeren – eventueel met certificaat – voordat ze met • bepaald gereedschap of een machine gaan werken. Laat alle leerlingen het veiligheidscertificaat (VCA) behalen. • Zorg voor een goed (algemeen) veiligheidsbeleid en een goede • bedrijfshulpverlening. Sluit als school een collectieve WA-verzekering af. • Instructie en begeleiding Een duidelijke instructie en een goede begeleiding zijn van groot belang, onder andere in het kader van veiligheid, maar natuurlijk ook ten behoeve van het leerresultaat en het productresultaat. Als systematische instructie ontbreekt, nemen de meerwaarde en de kwaliteit van de leerlingwerkplaats in belangrijke mate af. Het belang van instructie en
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
30
begeleiding heeft een groot raakvlak met branchegerichte cursussen, een ander thema van het ESF-project. Het een kan niet zonder het ander. Voordat leerlingen in de werkplaats met een klus beginnen, staat de docent stil bij de wijze waarop hij de leerlingen het beste kan instrueren. Dit kan klassikaal, in kleine groepjes of individueel. Hij instrueert de leerlingen: • Over het productieproces/de dienstverlening; • Over de handelingen die zij moeten verrichten; • Over de eisen waaraan zij moeten voldoen (punten van beoordeling). De instructeur besteedt in zijn instructie veel aandacht aan: • Veilig werken, risico’s voorkomen; • Ergonomisch verantwoord werken; • Beperking van de belasting van het milieu; • Hygiëne. Tijdens het werk houdt de docent de leerlingen goed in de gaten en geeft hij extra instructie als dat nodig is. Langzamerhand kunnen leerlingen het werk steeds zelfstandiger uitvoeren, zeker wanneer het gaat om terugkerende werkzaamheden. Dit versterkt het zelfvertrouwen van de leerling. Zeker wanneer het gaat om producten die ‘in serie’ worden gemaakt, is het van belang dat de docent duidelijk laat zien welk doel de deelhandelingen hebben en welk eindproduct deze handelingen opleveren. De docent doet alle deelhandelingen duidelijk voor. Het stimuleert en motiveert de leerling wanneer hij kan zien wat de uiteindelijke bestemming van de producten is of voor wie de dienstverlening is bedoeld. Daarom zijn er scholen die de leerlingen meenemen wanneer de producten bij het opdrachtgevende bedrijf worden afgeleverd. Zo zien zij met eigen ogen waarvoor zij hebben gewerkt en wat er verder mee gebeurt (zie 11.1 voor een praktijkvoorbeeld). 6.4 Evaluatie en toetsing Om de vorderingen van de leerlingen te volgen en de resultaten van de training vast te stellen, gebruiken scholen evaluatie-instrumenten, die zij zelf hebben ontwikkeld. Welke vaardigheden worden beoordeeld, is afhankelijk van het soort werkplaats en van de doelstellingen. De docent kent scores toe aan de verschillende vaardigheden door de leerling tijdens het werk te observeren. De toetsingsresultaten geven aan welke vaardigheden extra moeten worden getraind en welke vaardigheden de leerlingen voldoende beheerst om extern stage te kunnen lopen. Ten behoeve van een zorgvuldige evaluatie, is het nodig dat de school nauwkeurig formuleert welke vaardigheden de leerlingen zich in de werkplaats moeten eigen maken. Voor sectorgerichte werkplaatsen, formuleert de school – naast algemene arbeidsvaardigheden – specifiek op de sector gerichte vaardigheden. Hoe vaak de vorderingen van leerlingen worden getoetst, is afhankelijk van de manier waarop de school de werkplaats gebruikt. Scholen die leerlingen een beperkt aantal
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
31
dagen in de werkplaats laten werken, evalueren meestal uitsluitend aan het eind van die periode en stellen op basis daarvan vast of de leerling meer tijd in de werkplaats moet doorbrengen of op een andere manier extra moet worden getraind. Ook bij kortdurende interne stages wordt vaak uitsluitend aan het einde van de stage getoetst. Wanneer leerlingen langdurig, bijvoorbeeld een heel schooljaar, in een leerlingwerkplaats werken, ligt het voor de hand om de vorderingen regelmatig, bijvoorbeeld elke drie maanden, te toetsen. De school kan de training dan optimaal toesnijden op de individuele leerling. Bijlage 4 bevat drie voorbeelden van evaluatieformulieren. Werkwijze leerlingwerkplaats De school beschrijft de werkwijze van de leerlingwerkplaats in een werkplan of programma van eisen. Daarin worden onder andere de volgende onderwerpen uitgewerkt: • • • • • • •
Algemene doelstelling. Specifieke doelstellingen. Inhoud van de leerstofonderdelen. Realisatie en organisatie. Didactische aanpak. Huisvesting en inrichting. Toetsing en evaluatie.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
32
7 HUISVESTING, LOGISTIEK EN FINANCIËN
De school kan ambitieuze doelstellingen en ideeën hebben, maar kan deze uitsluitend realiseren wanneer zij over voldoende ruimte en middelen beschikt. Huisvesting en financiën; het zijn onmisbare voorwaarden. Hoeveel ruimte heeft de school nodig en wat kost het om de leerlingwerkplaats draaiende te houden? 7.1 Huisvesting en inrichting De school kan prachtige plannen maken voor een leerlingwerkplaats, maar kan die ambities natuurlijk alleen realiseren wanneer zij over de vereiste ruimte(n) beschikt. Geschikte huisvesting is een zeer essentiële voorwaarde voor de opzet van een leerlingwerkplaats. Scholen hebben de ervaring dat het frustrerend is om een leerlingwerkplaats te starten wanneer de ruimte eigenlijk te klein is. Wordt er gewerkt voor externe opdrachtgevers, dan kan de school maar beperkte orders uitvoeren, spullen staan in de weg, er is sprake van overlast en door dat alles wordt de motivatie van docenten en leerlingen er niet beter op. Het is dan ook noodzakelijk dat de school beschikt over voldoende, geschikte ruimte. Ook de plaats van de leerlingwerkplaats binnen het gebouw is van belang. Het is bijvoorbeeld niet praktisch wanneer materialen altijd naar de tweede of derde verdieping van het gebouw moeten worden gebracht. De begane grond heeft altijd de voorkeur. De huisvesting bepaalt de beperkingen en de mogelijkheden van de leerlingwerkplaats. Veel scholen voor praktijkonderwijs huizen nog in het gebouw waar voorheen vso– mlk onderwijs werd verzorgd; een basisschoolgebouw dat in sommige gevallen enigszins is aangepast aan de nieuwe situatie. Het ene gebouw leent zich beter voor aanpassingen dan het andere gebouw en de ene gemeente is bereid meer te investeren dan de andere gemeente. Gevolg is dat niet alleen de omvang, maar ook de kwaliteit van de huisvesting van scholen flinke verschillen vertonen. Scholen die in de gelegenheid zijn een nieuw gebouw te laten bouwen, hebben beduidend meer mogelijkheden, omdat zij de leerlingwerkplaats kunnen integreren in de plannen. De verschillende soorten leerlingwerkplaatsen (hoofdstuk 1 en 5) stellen verschillende huisvestingseisen. Arbeidstrainingscentrum in de school In principe hoeft de school niet over veel extra ruimte te beschikken om een arbeidstrainingscentrum te starten. Een ruim lokaal kan al voldoen, hoewel de mogelijkheden dan wel beperkt zijn. Er kunnen uitsluitend kleine, eenvoudige producten worden vervaardigd. De school moet er rekening mee houden dat zij ook opslagruimte nodig heeft voor materialen en gereedschappen die bij de opdrachten moeten worden verwerkt. Is de opslagruimte beperkt, dan kan de school bepaalde orders niet uitvoeren.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
33
De inrichting van een arbeidstrainingscentrum waar productiewerk wordt gedaan (ordenen, verzamelen, bundelen) is in principe vrij eenvoudig. De basisinrichting bestaat uit werktafels, krukken en kasten of stellingen waarin materialen worden opgeborgen of producten die klaar zijn worden bewaard. De inrichting bepaalt - net zoals de omvang van de ruimte - de grenzen van het soort orders dat de school kan uitvoeren. Een leerlingwerkplaats die is toegerust met bijvoorbeeld werkbanken of bepaalde machines, kan een grotere variatie in orders aan dan een arbeidstrainingscentrum dat uitsluitend is voorzien van de basisinrichting. Aan de inrichting van een sectorgerichte leerlingwerkplaats moeten - afhankelijk van de betreffende sector - meestal meer eisen worden gesteld. Zo staan er in een wasserij bijvoorbeeld minimaal een wasmachine, strijkapparatuur, grote tafels en kasten. In een werkplaats waar het draait om houtbewerking, staat een werkbank en is het benodigde gereedschap aanwezig. Wat voor arbeidstrainingscentrum de school ook opzet, zij inventariseert van tevoren nauwkeurig welke voorzieningen er minimaal aanwezig moeten zijn. Wil de school producten van kwaliteit afleveren, dan moet zij beschikken over een goed geoutilleerde leerlingwerkplaats. Verschillende werkplaatsen binnen de school Voor deze variant heeft de school veel ruimte nodig, omdat de werkplaatsen in verschillende ruimten zijn ondergebracht. Hoe groot de werkplaatsen moeten zijn, is afhankelijk van de werkzaamheden die in de werkplaatsen worden uitgevoerd (de sector/ werkrichting). Een fietsenreparatie werkplaats vereist minder ruimte dan bijvoorbeeld een restaurant. Ook hier dient de school te beschikken over voldoende opslagruimte. Interne stages Hoewel het afhankelijk is van de aard van de interne stages, kan de school zonder veel extra ruimte interne stages ontwikkelen. In dit geval wordt immers het gebouw, de organisatie van de school zelf als leerlingwerkplaats gebruikt. Leerlingen werken mee in ruimtes die er al zijn en de leerlingwerkplaats functioneert als onderdeel van bijvoorbeeld de facilitaire dienst, het magazijn of de huishoudelijke dienst van de school. Als de school kiest voor interne stages, moeten er specifieke eisen worden gesteld aan de werkruimten en moet er een aantal voorzieningen aanwezig zijn.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
34
Specifieke eisen Onderhoud van de school
Werkkast met tappunt.
Schoolmagazijn
Gesloten magazijn, werkplaats magazijnmeester, balie, stellingen, transportbakken, voorraadbakken.
Keuken
Ruimte volgens de HACCP norm, counter, Eetgelegenheid.
Onderhoud schoolomgeving
Opslagruimte voor materialen.
7.2 Logistiek Wanneer de school een order krijgt van een bedrijf, dienen zich altijd logistieke vraagstukken aan. De materialen moeten naar de school worden vervoerd, moeten ergens worden opgeslagen en de eindproducten, die eerst ergens in de school moeten worden bewaard, moeten na afloop van de klus weer worden teruggebracht naar het opdrachtgevende bedrijf. Bovendien heeft de school voor de uitvoering van bepaalde orders soms specifieke gereedschappen of machines nodig waarover zij zelf niet beschikt. In dat geval zal het bedrijf die moeten leveren. Er zijn scholen die zelf zorgdragen voor het vervoer van gereedschappen, materialen en producten en die daarvoor een transportbus en/of een aanhangwagen hebben aangeschaft. Dat brengt een verantwoordelijkheid met zich mee. De school moet ervoor zorgen dat spullen op tijd worden vervoerd, zodat het productieproces niet wordt vertraagd. Bovendien mogen de materialen bij het vervoeren niet beschadigen. Wanneer het gaat om zware, grote of veel materialen, moet de school ook beschikken over een heftruck, een palletwagen en voldoende pallets. Ook zijn er scholen die de verantwoordelijkheid voor het vervoer overlaten aan het bedrijf. In ieder geval is het nodig dat de school met het bedrijf heldere afspraken maakt over het vervoer. Als leerlingen extern in groepen in een leerlingwerkplaats werken, moet de school er rekening mee houden dat de leerlingen moeten worden vervoerd. Er zijn scholen die hiervoor een busje hebben aangeschaft. 7.3 Financiën Natuurlijk is de financiering van de leerlingwerkplaats een belangrijk punt van aandacht. De kosten zijn afhankelijk van het soort leerlingwerkplaats, van de omvang en van de intensiteit van het gebruik. Een richtlijn van de kosten is dan ook niet te geven. Aan externe groepstraining hangt een heel ander prijskaartje dan aan de inrichting van een aantal sectorgerichte leerlingwerkplaatsen in school. En een beperkt aantal eenvoudige
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
35
interne stages kost minder dan de invoering van talrijke omvangrijke interne stages. Wanneer scholen gezamenlijk een arbeidstrainingscentrum buiten de school starten, kunnen zij de kosten delen. De school maakt van tevoren een begroting en houdt daarbij rekening met de volgende kosten: personeelskosten: acquisitie, organisatie en begeleiding; • exploitatiekosten: huur, verwarming, schoonmaak en onderhoud van de ruimte(n); • inrichtingskosten: basisinrichting van de werkplaats en vervoersmiddelen; • materiaalkosten: gereedschap, materialen en dergelijke; • vervoerskosten: benzine, onderhoud vervoersmiddelen; • administratieve kosten: telefoon, administratie en dergelijke. • Het is moeilijk om van tevoren een inschatting te maken van de inkomsten die de leerlingwerkplaats zal opleveren. Scholen kunnen een vergoeding vragen van bedrijven, maar bedrijven zijn daartoe niet altijd bereid. Ook wanneer de school zelf producten maakt of diensten verleent, is van tevoren moeilijk vast te stellen hoeveel dat zal opleveren, tenzij de afzet van de producten van tevoren is geregeld. Na een aantal jaren ervaring, kan de school wel een grove inschatting maken van de opbrengsten. Belangrijke voorwaardelijke vragen • • • • • • •
Hoeveel ruimte hebben we nodig en waar vinden we die? Hoeveel opslagruimte hebben we nodig en waar vinden we die? Hoe moet(en) de ruimte(n) worden ingericht en wat moeten we daarvoor aanschaffen? Hoe gaan we de materialen vervoeren en wat moeten we daarvoor aanschaffen? Hoeveel formatie hebben we nodig? Wat zijn de vaste exploitatiekosten? Wat kost de leerlingwerkplaats per jaar?
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
36
8 ACQUISITIE EN SAMENWERKING MET BEDRIJVEN
Een leerlingwerkplaats waar leerlingen opdrachten uitvoeren van externe klanten is afhankelijk van opdrachten van derden. Die opdrachten verwerven scholen in de meestal van bedrijven in de omgeving van de school en van stagebedrijven. Daarom investeren scholen in goede relaties met bedrijven in de regio. Acquisitie en relatieonderhoud zijn belangrijke aandachtspunten. Scholen voor praktijkonderwijs en vso kunnen niet zonder bedrijven in de regio. Leerlingen lopen immers externe stages bij bedrijven in de omgeving en het is de bedoeling dat zij daar een baan krijgen na afloop van hun schoolperiode. Maar ook voor het functioneren van de leerlingwerkplaats is het noodzakelijk dat de school goede contacten heeft met bedrijven in de regio. 8.1 Acquisitie De school gaat op zoek naar geschikte werkzaamheden voor de leerlingwerkplaats. Zij probeert een vaste groep opdrachtgevers te verwerven die regelmatig werk uitbesteden aan de leerlingwerkplaats. Allereerst inventariseert de school welke bedrijven in de regio in aanmerking komen voor zo’n samenwerking. Het moeten vanzelfsprekend bedrijven zijn die geschikt werk kunnen aanleveren: het werk moet passen bij het niveau van de leerlingen en het moet praktisch mogelijk zijn om het werk ‘te verplaatsen’ naar de school. Een actieve acquisitie is onmisbaar voor een goed functioneren van de leerlingwerkplaats. Het is belangrijk dat de school een vertrouwensrelatie met de bedrijven opbouwt en dat er goede, bij voorkeur vaste, afspraken worden gemaakt. De school kan daarvoor een acquisiteur aanstellen, die een vast aantal acquisitie-uren krijgt toebedeeld. Veel scholen laten de acquisitie uitvoeren door de stagedocenten. Zij kennen de bedrijven immers goed en komen er regelmatig wanneer leerlingen er stage lopen. School en bedrijf kunnen de afspraken vastleggen in een samenwerkingsovereenkomst of convenant. Er zijn ook scholen die hier bewust niet voor kiezen. Zij pleiten voor een ‘informele’ relatie met de bedrijven en vinden dat ‘contracten’ daar niet bij passen. Volgens deze scholen wordt het succes van de samenwerking niet zozeer bepaald door ‘het vastleggen van afspraken’, maar in de eerste plaats door een prettige, informele omgang. Wanneer daarvan sprake is, zo stellen deze scholen, komen beide partijen de (mondelinge) afspraken na. Daarnaast benadrukken veel scholen dat het in dit kader heel belangrijk is dat de school kwalitatief goed werk aflevert. Of de school de afspraken wel of niet op papier vastlegt, bij de acquisitie zijn de volgende aandachtspunten van belang.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
37
Gevarieerd werk De training in de leerlingwerkplaats is het meest effectief wanneer de leerlingen zoveel mogelijk gevarieerde werkzaamheden kunnen uitvoeren. Daarom is de acquisitie erop gericht een klantenbestand op te bouwen met verschillende soorten bedrijven en/of samenwerking tot stand te brengen met bedrijven die gevarieerd werk kunnen aan leveren. •
Continuïteit Om continuïteit van de leerlingwerkplaats te garanderen, probeert de acquisiteur met de bedrijven af te spreken dat zij regelmatig werk aan de school leveren. Omdat bedrijven afhankelijk zijn van de conjunctuur, moet de school zich realiseren dat dit soort afspraken relatief zijn. Als het bedrijf geen of weinig werk heeft, geldt dat ook voor de leerlingwerkplaats. Ten behoeve van de continuïteit streeft de school daarom naar samenwerking met meerdere bedrijven. Bovendien kan de school zelf productielijnen opzetten om periodes met weinig werk te overbruggen. •
Verwachtingen Het is belangrijk dat bedrijven goed weten met wat voor partner zij in zee gaan en wat zij daarvan wel en niet kunnen verwachten. Al kiest de school in de werkplaats voor een bedrijfsmatige aanpak, het bedrijf gaat een relatie aan met een school en niet met een bedrijf. De school informeert het bedrijf daarom zorgvuldig over de doelstellingen van de leerlingwerkplaats en maakt duidelijk aan welke eisen zij wel en niet kan voldoen. Veel scholen benadrukken bijvoorbeeld dat het niet gewenst is dat er tijdsdruk op de productie ligt. Het is van belang dat bedrijven daarvan op de hoogte zijn en daarmee rekening kunnen houden in hun bedrijfsvoering. •
Om de bedrijven goed te informeren, kan de school de bedrijven (individueel of samen) op school uitnodigen voor een informatiebijeenkomst. De bedrijven krijgen informatie over de school, kunnen de school en de werkplaats(en) bekijken en adviezen geven over de inrichting en de werkwijze. Creativiteit Met wat creativiteit kunnen scholen ook buiten het bedrijfsleven samenwerkingspartners vinden ten behoeve van de leerlingwerkplaats. Voor externe groepstraining werken scholen bijvoorbeeld samen met verzorgingstehuizen, met de gemeente of met basisscholen. Voor een fietsreparatie werkplaats wordt samengewerkt met de politie en voor een schoolrestaurant met de buurt. Er is meer dan ‘het bedrijfsleven’. •
Ondersteuningsmogelijkheden De acquisiteur onderzoekt in hoeverre het bedrijf bereid en in staat is om de school te ondersteunen, bijvoorbeeld bij technische aspecten van het werk, bij de begeleiding van het personeel in de werkplaats of door mee te investeren in specifieke gereedschappen of machines voor de werkplaats. •
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
38
Vervoer De acquisiteur maakt duidelijke afspraken met het bedrijf over het vervoer van de materialen en gereedschappen die nodig zijn voor de uitvoering van de order. Ook maakt hij afspraken over aansprakelijkheid in verband met mogelijke beschadiging van materialen. •
Vergoeding De acquisiteur onderzoekt of het bedrijf bereid is een vergoeding te betalen voor het werk dat de school uitvoert en maakt hierover per order afspraken. De ervaringen hiermee zijn divers. Sommige bedrijven zijn wel en andere zijn niet bereid om te betalen voor de diensten. Ook zijn scholen zelf soms huiverig om een vergoeding te vragen voor het werk. Zij beschouwen de samenwerking op zich al als een win-winsituatie: de school krijgt werk voor de leerlingwerkplaats en het bedrijf heeft gelegenheid om werk gratis uit te besteden. De school kan het bedrijf ook vragen op een andere manier een tegenprestatie te leveren, bijvoorbeeld door ruimte of vervoersmiddelen ter beschikking te stellen of mee te betalen aan machines of gereedschappen. •
8.2 Samenwerking De samenwerking met bedrijven omvat meer dan acquisitie alleen. Het is zaak dat de school ervoor zorgt dat zij de relaties met de bedrijven in stand houdt en intensiveert. De school is er immers op uit dat de bedrijven ‘terug blijven komen’. Het belangrijkste aspect in dit verband is de kwaliteit van de diensten die de school levert. De producten die in de werkplaats worden gemaakt moeten aan de kwaliteitseisen van het bedrijf voldoen. Daarnaast is het belangrijk dat de school haar afspraken nakomt en direct contact opneemt met het bedrijf wanneer dat niet blijkt te lukken of wanneer er problemen zijn. Een open communicatie met bedrijven bevordert de samenwerking. Acquisitie • • • • • • •
Gevarieerde werkzaamheden zoeken. Zorgen voor continuïteit. Verwachtingen expliciet benoemen. Ondersteuningsmogelijkheden onderzoeken. Afspraken maken over vervoer, levertijd en vergoeding. Afspraken vastleggen in een samenwerkingsovereenkomst. De relatie onderhouden.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
39
9 PERSONEEL
Leidinggeven aan leerlingen die in een leerlingwerkplaats werken, is iets anders dan traditioneel lesgeven. De school staat stil bij de vraag over welke competenties docenten moeten beschikken en welke docenten zij het beste kan inzetten in de leerlingwerkplaats. De invoering van een leerlingwerkplaats brengt heel wat teweeg in een school. Niet alleen in organisatorische zin - er moet een heleboel worden geregeld - maar ook binnen het team kan het idee beweging en onrust teweegbrengen. Het plan roept vragen en soms onzekerheid op. Wat betekent het voor mijn lessen? En voor het rooster? Is het wel haalbaar? Past dit wel bij onderwijs? Zijn we tegenover het bedrijfsleven niet concurrerend bezig? Zijn wij of ben ik wel in staat om zo’n werkplaats te draaien? We zijn toch opgeleid als leerkracht en niet als bedrijfsleider? Scholen benadrukken allereerst dat het van groot belang is dat er binnen het team een draagvlak is voor dit arbeidstrainingsconcept. Het docententeam moet de visie die aan de leerlingwerkplaats ten grondslag ligt onderschrijven en er moeten voldoende docenten enthousiast zijn over het idee. In hoofdstuk 2 is een aantal activiteiten genoemd waardoor de school het interne draagvlak kan vergroten. 9.1 Deskundigheid Maar ook wordt het functioneren van de leerlingwerkplaats bepaald door de kwaliteit en deskundigheid van de docenten die leidinggeven aan de werkplaats. Een opleiding of scholing voor ‘leerlingwerkplaatsbegeleider’ of ‘arbeidstrainer’ bestaat niet. Scholen zullen in eerste instantie moeten bekijken welke docenten van het team het meest geschikt zijn voor deze taak. Maar wanneer is een docent geschikt? Veel scholen stellen dat deze docenten in de eerste plaats enthousiast moeten zijn over de werkwijze. Naast enthousiasme, moeten deze docenten beschikken over de didactische de pedagogische kwaliteiten die je van elke docent in praktijkonderwijs en vso verwacht. Zij moeten hart hebben voor de leerlingen, weten hoe deze leerlingen leren en beschikken over de didactische kennis en vaardigheden om hen daarbij te begeleiden. Om een goede arbeidstraining te kunnen geven, is het daarnaast van belang dat de docent kennis heeft van de wijze waarop er in bedrijven wordt gewerkt, van de omgangsvormen en codes die daar gebruikelijk zijn en van de eisen die aan werknemers op dit niveau worden gesteld. Daarom werken er bij voorkeur docenten in de werkplaats, die in een bedrijf hebben gewerkt of die als stagebegeleider veel in bedrijven komen. Voor sectorgerichte werkplaatsen is het gewenst dat de docent ook kennis heeft van de betreffende sector. Scholen zetten in deze werkplaatsen bij voorkeur vakdocenten of technisch assistenten in, die werkervaring hebben opgedaan in de betreffende sector.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
40
Ook doen scholen in het kader van deskundigheidsbevordering wel eens een beroep op bedrijven die regelmatig orders leveren voor de werkplaats. Het bedrijf geeft bijvoorbeeld eerst een vakgerichte instructie of scholing aan de docenten voordat een bepaald product in productie wordt genomen in de leerlingwerkplaats. 9.2 Rol van de docent Scholen benadrukken dat de rol van de docent in de leerlingwerkplaats – en volgens velen ook in praktijkonderwijs/vso in het algemeen – een andere is dan in het traditionele onderwijs. Hij is niet zozeer docent - iemand die doceert en kennis overdraagt – maar veel meer de begeleider of coach van zijn leerlingen. Hij brengt de leerlingen in de leerlingwerkplaats vaardigheden bij door hen een opdracht en instructie te geven, samen met de leerling te reflecteren op het leerproces en het product en feedback te geven op de wijze waarop de leerlingen de opdracht uitvoeren. Professionalisering leerlingwerkplaats De school werkt aan de professionalisering van de leerlingwerkplaats door: • • • • •
Te werken aan het draagvlak binnen de school. Te werken aan de professionalisering van docenten. Stagedocenten in te zetten. Docenten/assistenten in te zetten die werkervaring hebben in bedrijven. Docenten toe te rusten voor hun rol als begeleider/coach.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
41
10 PLANNING
Omdat de vorm en de omvang van leerlingwerkplaatsen enorm varieert, is het niet mogelijk aan te geven hoeveel tijd het kost om een werkplaats op te zetten. In het algemeen geldt dat de opzet van een leerlingwerkplaats niet iets is dat je ‘er even bij’ kunt doen. De school zal faciliteiten en tijd moeten reserveren. Ervaren scholen adviseren om klein te beginnen en te werken met een realistische planning. 10.1 Klein beginnen Het is afhankelijk van het soort leerlingwerkplaats en van de omvang ervan hoeveel tijd het kost om de werkplaats op te zetten. Een arbeidstrainingscentrum in de school kan in principe in een jaar tijd worden opgezet, terwijl de opzet van meerdere sectorgerichte leerlingwerkplaatsen vele jaren tijd in beslag neemt. Het is van belang dat mensen tijd hebben om de leerlingwerkplaats op te zetten. Het is niet iets dat je er ‘even bij kunt doen’. Mensen die de kar trekken, moeten daarvoor gefaciliteerd zijn. Of het nu gaat om een arbeidstrainingscentrum, meerdere leerlingwerkplaatsen, interne stages of externe groepstraining, de ervaringen maken duidelijk dat het raadzaam is om kleinschalig en eenvoudig te beginnen, bijvoorbeeld één dagdeel in de week en met één werkplaats of met één interne stage. De school houdt goed in de gaten of er zich knelpunten aandienen en organiseert zeer regelmatig evaluaties met de betrokkenen. Zo creëert de school mogelijkheden om werkwijzen uit te proberen en bij te stellen. Bij latere uitbreidingen kan de school profiteren van die ervaringen. De opzet van een leerlingwerkplaats is altijd een groeiproces, zo benadrukken veel scholen. 10.2 Realistische planning In hoofdstuk 2 is benadrukt dat het van belang is om de opzet van de werkplaats planmatig aan te pakken. Deze brochure beschrijft onderwerpen die in dat plan aan de orde moeten komen. Daarbij hoort ook het maken van een realistische planning en een taakverdeling. Wie doet wat en wanneer moet het klaar zijn? De school kan de planning maken aan de hand van de volgende vragen en legt de afspraken vast. Planning van de opzet • • • • • •
Welke stappen moeten we nemen? Hoe plannen we die stappen in de tijd? Welke taken vloeien uit de stappen voort? Wie neemt welke taak op zich? Wanneer is de taak klaar? Wanneer evalueren we het verloop?
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
42
11 PRAKTIJKBESCHRIJVINGEN
Dit hoofdstuk beschrijft verschillende voorbeelden van leerlingwerkplaatsen van scholen, die deelnemen aan het ESF-project Werknemer in opleiding. 11.1 De Maat, Ommen Deze school voor praktijkonderwijs heeft een groot aantal interne stages opgezet waarin training van de stagegeschiktheid van de leerling centraal staat. De leerlingen volgen interne stages voordat zij extern stage gaan lopen. Hoewel de interne stages zijn bedoeld voor leerlingen die zwak scoren, worden er ook ‘goede’ leerlingen geplaatst. Zo kan de wat zwakkere leerling van de wat betere leerling leren. De Maat heeft de volgende interne stages: medewerker in het schildermagazijn, bardienstmedewerker en kantinedienst, snoepverkoop en broodjes (kassabediening), hulp in de huishoudelijke dienst, dierenverblijfmedewerker, tuinmedewerker, schoonmaak schoolplein, planten verzorgen, oud papier ophalen, kopieerwerk, opruimen werkplaats en de binnen het ESF-project ontwikkelde arbeistrainingscentrum, waar leerlingen productiewerk uitvoeren voor externe opdrachtgevers. Het arbeidstrainingscentrum is op deze school dus één van de interne stages. Voordat de school het arbeidstrainingscentrum heeft ingericht, heeft zij zich breed georiënteerd. Zo heeft de school leerlingwerkplaatsen in de regio bezocht en heeft zij geïnventariseerd welke productieprocessen die op stagebedrijven worden uitgevoerd, naar de school ‘verplaatst’ zouden kunnen worden. De leerlingwerkplaats bevindt zich buiten de school. De school huurt hiervoor van de gemeente een ruimte op een nabijgelegen sportpark. In en om deze ruimte voeren de leerlingen verschillende werkzaamheden uit, zoals schroeven en afsluitdoppen bundelen, papieren handdoekjes vouwen, inpakwerkzaamheden, openhaardhout maken, doelpalen verven en pallets herstellen. De school krijgt deze orders van stagebedrijven. Bij het werven van opdrachten hanteert de school de volgende criteria: • Het moet om een product gaan met een klein volume. • Er mag geen tijdsdruk zijn en er wordt daarom op voorraad gewerkt. • Het werk moet relatief eenvoudig zijn en moet zijn op te delen in deelhandelingen. De leerlingen krijgen vooraf duidelijke instructies over de wijze waarop zij de opdracht moeten uitvoeren en er worden heldere productieafspraken gemaakt. De prestaties van de leerlingen worden bijgehouden. In de leerlingwerkplaats worden verschillende producten gemaakt, waarvan de nestkast wel het meest opmerkelijk is. De school produceert nestkasten voor verschillende soorten vogels (kleine vogels, maar ook torenvalken, kerkuilen en steenuilen) in opdracht van de plaatselijke vogelvereniging.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
43
Om de nestkasten te maken, moeten leerlingen verschillende werkzaamheden uitvoeren: Houtdelen afkorten. • Gaten voorboren voor schroeven. • Beschermende afdekplaat maken. • Vliegopening maken (grootte afhankelijk van type vogel). • Afdekplaat monteren. • Delen monteren tot geheel. • Een stagebedrijf, Foreco houthandel, levert het (afval)hout gratis. De leerlingen beginnen in februari met de productie van de nestkasten en plaatsen deze in het voorjaar op de daarvoor aangewezen plaatsen. Ook worden nestkastjes verkocht aan Intratuin voor € 2,50 per stuk. Doordat leerlingen de nestkasten al een aantal jaren produceren, wordt de kwaliteit ervan steeds beter. Zo wordt bijvoorbeeld een afdekplaatje boven het toegangsgat gemaakt om te voorkomen dat een specht de opening uithakt, er wordt gezorgd voor ventilatie en het kastje wordt niet te straf gemonteerd, omdat de delen moeten kunnen ‘werken’. Op de nestkasten wordt het logo van de vogelvereniging aangebracht om ‘derving’ tegen te gaan (‘derving’ is overigens te beschouwen als een compliment voor de degelijkheid van het product). De leerlingen maken de nestkasten niet alleen; ze plaatsen deze ook en volgen vervolgens wat er in de nestkasten gebeurt: de bouw van een nest, het leggen en uitbroeden van eieren en het uitvliegen van de jongen; de leerlingen volgen het hele proces. De nestkasten worden genummerd en nadat de leerlingen de kastjes hebben opgehangen, inspecteren zij deze regelmatig. Zij hebben geleerd hoe zij dit moeten doen: je sluit het gat af met de duim van de hand waarmee je het kastje beetpakt en licht met je andere hand de deksel op om in de kast te kijken. Aan de hand van een instructiekaart trachten leerlingen op grond van kenmerken van het nest (droge grasjes, strootjes, mos of dunne schorsblaadjes), kenmerken van de eieren en kenmerken van de jonge vogels te achterhalen om welke vogel het gaat. De volgende vogels nestelen zich in de nestkastjes: bonte vliegenvanger, pimpelmees, zwarte mees, koolmees, glanskopmees, gekraagde roodstaart, boomklever. De jonge vogels worden voorzien van een ring. Zo hebben de leerlingen eens kunnen vaststellen dat een bonte vliegenvanger na een reis naar Zuid Afrika het volgende jaar weer in hetzelfde nestkastje terugkeerde. School voor praktijkonderwijs De Maat Baron van Fridaghstraat 137, 7731 DL Ommen, telefoon: (0529) 45 10 62 Contactpersoon: Eddy van Lenthe 11.2 De Spinaker, Alkmaar Deze svo-school voor zeer moeilijk lerende kinderen (cluster 4) heeft vier locaties in Alkmaar, Heerhugowaard, Hoorn en Den Helder. In het kader van het ESF-project zijn op
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
44
verschillende locaties leerlingwerkplaatsen opgezet: leerwerkvoorzieningen, de school als bedrijf en het stagetrainingscentrum. Leerwerkvoorzieningen De leerwerkvoorzieningen zijn deels opgezet vanuit de bestaande vaklokalen. De school heeft het volgende aanbod: Groentechniek (Alkmaar-Hoorn). • Bouwtechniek (Alkmaar-Heerhugowaard- Hoorn). • Metaaltechniek Alkmaar-Heerhugowaard). • Horeca/koken (Hoorn-Den Helder). • Verzorging (Heerhugowaard). • Een leerwerkvoorziening heeft soms het karakter van een leerlingwerkplaats; soms gaat het om een branchegerichte opleiding. De leerlingen doorlopen de verschillende leerwerkvoorzieningen in drie blokken van telkens drie maanden. Bij het onderdeel groentechniek werken leerlingen in tuinen van particulieren. Zij gaan (met een bus) op pad om tuinen aan te leggen en te onderhouden. Het gaat vaak om tuinen van mensen die bekend zijn met de school/de doelgroep en die deze jongeren een betekenisvolle leerwerkplaats willen bieden. Voor het onderdeel bouwtechniek blijkt het moeilijk te zijn om leerlingen werkzaamheden te laten verrichten in een betekenisvolle context. Het vakgebied is erg breed en stelt relatief hoge bekwaamheidseisen. De school zoekt nog naar manieren/situaties, waarin de jongeren zich deze bekwaamheden eigen kunnen maken. Voor het onderdeel metaaltechniek lukt het wel om leerlingen in een leerlingwerkplaats te laten werken aan opdrachten van derden. In het kader van het onderdeel horeca/koken bereiden leerlingen in een groep producten die voor de lunch worden uitgeserveerd aan medeleerlingen en medewerkers van de school. Zij verzorgen de hele cyclus van werkzaamheden, inclusief het inkopen van de ingrediënten. De leerwerkvoorzieningen worden begeleid door ‘werkmeesters’, uit het bedrijfsleven afkomstige medewerkers. Zij geven, onder de verantwoordelijkheid van de mentor, scholing en begeleiding aan de leerlingen. Het zijn medewerkers die hun vak verstaan, de liefde voor het vak kunnen overdragen op leerlingen en zich betrokken voelen bij leerlingen met moeilijk hanteerbaar gedrag. Er zijn in totaal 14 werkmeesters aan de school verbonden. De werkmeester overlegt regelmatig met de mentor over het pedagogisch en didactisch plan en de afspraken worden vastgeld in het handelingsplan. Na elk blok bespreken de mentor en de werkmeester de resultaten en bevindingen. School als bedrijf Onder de naam ‘School als bedrijf’ heeft De Spinaker in Alkmaar een aantal werkervaringplekken die in grote mate voldoen aan de kenmerken van de leerlingwerkplaats: de stage met beschermde status. Leerlingen verlenen in groepsverband, onder begeleiding, diensten aan klanten. Zo worden leerlingen
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
45
bijvoorbeeld ingezet om de tuinen van bejaarden te onderhouden. Deze activiteit wordt uitgevoerd in het kader van het project ‘Wonen Plus’ van een regionale welzijnsinstelling. In opdracht van het schoolbestuur van de Spinaker voeren leerlingen het technisch onderhoud uit van de schoolgebouwen van de stichting. Met een ‘klussenbus’ trekt de onderhoudsploeg erop uit onder begeleiding van een werkmeester. Er wordt samengewerkt met een plaatselijke aannemer. Ook heeft de school een bijzondere leerlingwerkplaats in Den Helder, waar leerlingen op een scheepswerf meewerken aan de renovatie van een 200 jaar oud schip, ‘De Bonaire’. Ten slotte is er een leerlingwerkplaats in ontwikkeling op een zorgboerderij. Stagetrainingscentrum De school beschikt over een werkplaats op een bedrijventerrein, waar de leerlingen fabrieksmatige werkzaamheden kunnen uitvoeren. De leerlingwerkplaats is gevestigd in een gebouw van Logger Koeriersdiensten; soms verrichten de leerlingen werkzaamheden in opdracht van dit bedrijf. Deze leerlingwerkplaats wordt gerund door een docent en een werkmeester. Voor elke leerling worden op basis van een assessment (Melba) ontwikkelingsdoelen geformuleerd. Er is aandacht voor algemene arbeidsvaardigheden, zoals opdrachten binnen een bepaald tijdsbestek afronden, samenwerken, geconcentreerd werken in een groep, netjes werken, maar ook: op tijd komen en je houden aan de lunch- en rookpauzes. De school heeft een ‘Stagejournaal’ ontwikkeld, onder andere met het doel stagebedrijven en opdrachten voor de leerlingwerkplaatsen te werven. Hierin staat informatie over het type onderwijs en doelen van de stages. Ook worden in het journaal bevindingen met stagebedrijven vastgelegd en beoordelingen gegeven. VSO De Spinaker (cluster 4),Kees Boekestraat 1, 1817 EZ Alkmaar, telefoon: (072) 514 02 44. Contactpersonen: Marc Schlötz, Nadia van Gaalen. 11.3 Het Segment, Gouda Deze school voor praktijkonderwijs heeft in het kader van het ESF-project verschillende leerlingwerkplaatsen – door de school ‘werkervaringsproject’ (WEP) genoemd – ingericht. De leerlingwerkplaats maakt integraal onderdeel uit van de arbeidsvoorbereiding van leerlingen. Door het werken in de leerlingwerkplaatsen leren de leerlingen veel over zichzelf en ontwikkelen zij beroepscompetenties. Doelen van de leerlingwerkplaatsen zijn: Leerlingen voorbereiden op de externe stage. • De door stagebedrijven gevraagde vaardigheden trainen. • Oud-leerlingen ondersteunen als zij vragen/problemen hebben op het werk. •
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
46
De school heeft externe en interne leerlingwerkplaatsen. In het kader van de externe leerlingwerkplaatsen gaan leerlingen in kleine groepen, onder begeleiding van een leerkracht, gedurende enkele weken een dagdeel per week werken in een bedrijf of instelling. Op deze manier doen leerlingen werkervaring op en maken zij kennis met verschillende werksoorten. De leerling legt zijn ervaringen vast op een WEPervaringsformulier en de werkbegeleider geeft een beoordeling (zie bijlage 5). Om een optimaal leereffect te bewerkstelligen, is er aan de leerlingwerkplaatsen specifieke instructie gekoppeld en theoretische verdieping in de vorm van branchegerichte lessen. Naast de externe werkervaringsprojecten, kunnen leerlingen binnen de school werkervaring opdoen. Zo zijn binnen de sector Zorg & Welzijn de volgende leerlingwerkplaatsen ingericht: De kantine voor dagelijks (intern) gebruik. • La Cantina voor het ontvangen van speciale gasten. • De schoonmaakdienst: dagelijks onderhoud van de school. • Werken in de zorg: een lokaal ingericht als appartement van een bewoner van een • verzorgingshuis. De kantine Voor het werken in de schoolkantine zijn de verschillende werkprocedures uitgeschreven, zodat de leerling weet wat er van hem wordt verwacht en wanneer hij het werk op de juiste manier uitvoert. Zo is bijvoorbeeld beschreven hoe de kantine voor gebruik moet worden klaar gemaakt en na afloop moet worden schoon gemaakt, hoe de kassa moet worden gebruikt en hoe er moet worden uitgeserveerd. Ook zijn de leerlingen betrokken bij het doen van boodschappen voor het maken van producten, zoals soepen, belegde broodjes en diverse snacks. De leerling legt zijn ervaringen vast en wordt beoordeeld door de begeleidende leerkracht, die met de leerling bespreekt op welke punten hij zichzelf nog moet verbeteren. La Cantina La Cantina is een ruim opgezet restaurant, waar gasten worden ontvangen, die geheel worden verzorgd door de leerlingen. Zo hebben leerlingen recentelijk een diner bereid voor de ‘ambassadeurs’ van de school. Deze ambassadeurs zijn afkomstig uit verschillende bedrijfstakken uit Gouda en omstreken (installatietechniek, de administratieve sector, bouw, schoonmaak) en zetten zich in om leerlingen van het voortgezet onderwijs te Gouda voldoende stageplaatsen te bieden. Op initiatief van de gemeente is er een convenant gesloten met het bedrijfsleven en het voortgezet onderwijs waarin afspraken zijn gemaakt om tenminste 200 stageplaatsen beschikbaar te stellen. Doel is de werkloosheid onder de jeugd te beperken. Om de ambassadeurs een juist beeld te geven van het praktijkonderwijs, heeft de school hen uitgenodigd voor een feestelijke bijeenkomst in La Cantina, waar de leerlingen de catering verzorgden. Over het algemeen zijn de leerlingen (en ouders) heel positief over hun werk in de kantine en La Cantina. Zij zijn er trots op om gasten te mogen bedienen en leren arbeidsvaardigheden die ook op de reguliere arbeidsmarkt van belang zijn.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
47
Schoonmaakdienst In de derde leerlingwerkplaats van de sector Zorg & Welzijn werken leerlingen aan het dagelijks onderhoud van de school volgens de geldende werkprocedures. Zij leren onder andere werken met een schijfboenmachine. De reguliere schoonmaakdienst toont zich geïnteresseerd in deze leerlingwerkplaats en is bereid daarin te investeren in de vorm van materialen en begeleiding. Naast de genoemde leerlingwerkplaatsen, heeft de school incidentele werkervaringsprojecten, die voorkomen uit contacten met stagebedrijven en de buurtvereniging. Voor deze projecten, die extern worden uitgevoerd, heeft de school twee transportbussen aangeschaft. Zo heeft de school goede contacten met ‘Cyclus’, een groot bedrijf, dat een scala aan werkzaamheden uitvoert, zoals groenonderhoud, onderhoud van straatlantaarns en vuilverwerking. Dit bedrijf biedt regelmatig projecten aan waarbij leerlingen kunnen worden ingezet, zoals bijvoorbeeld het onderhoud van een park. De school heeft meer contacten waar leerlingen in projectvorm werkervaring kunnen opdoen. Zo is er een bedrijf waar leerlingen kunnen meewerken aan bestrating en heeft de school contact met een bouwonderneming waar leerlingen regelmatig werkzaamheden kunnen uitvoeren. Zo was er een leerling die defecte bouwstempels heeft gerepareerd en die zo op een betekenisvolle manier heeft leren lassen. Ook vloeien er werkervaringsprojecten voort uit de contacten met de wijkvereniging. Zo maakten leerlingen nestkastjes en frames voor informatiebordjes voor het park hebben zij een speelhuisje in de buurt opgeknapt. School voor praktijkonderwijs het Segment. Winterdijk 14, 2801SJ Gouda, telefoon: (0182) 51 36 20. Contactpersoon: Aat van Iterson. 11.4 De Faam, Zaandam Deze school voor praktijkonderwijs heeft in het kader van het ESF-project verschillende leerlingwerkplaatsen opgezet met de volgende doelen/doelgroepen: • • • •
Voorbereiding op de externe stage. Voorbereiding op werken in een sociale werkvoorziening (leerlingen waarvoor een reguliere arbeidsplaats te hoog is gegrepen). Extra training voor leerlingen die problemen hebben tijdens de stage. Het onderwijs aan jonge leerlingen aantrekkelijker maken (hun motivatie versterken) door leren en werken te combineren.
De Faam heeft de volgende leerlingwerkplaatsen: • (Hout)werkplaats De Zaanse Schans • Het groenteam • Kaarsenmakerij • Het cleanteam
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
48
Daarnaast maakt de school gebruik van incidentele leerlingwerkplaatsen: leerlingen assisteren bijvoorbeeld bij het schilderen van de school of bij het riet snijden en wilgen kotten in het natuurgebied ‘Twiste’ (in samenwerking met het Landschapsbeheer). Zaanse Schans Via een stagebedrijf beschikt de school over een schuur op het terrein van de Zaanse Schans (een toeristische attractie). Onder begeleiding van een werkmeester (via de Stichting PRO-Werk) maakt een groep van 5/6 leerlingen hier verschillende (met name houten) producten, bijvoorbeeld tuinmeubelen. De werkmeester komt de leerlingen met de fiets ophalen op school. De werkmeester heeft een uitgebreid netwerk binnen de houtverwerkende industrie in en rond Zaandam en kan zodoende gemakkelijk aan (gratis) hout komen, afkomstig van pallets. Eerst moeten de jongeren spijkers en nieten uit het hout verwijderen en het hout schaven. Daarna wordt het hout in de schuur opgeslagen en kan de productie beginnen. De leerlingen leren niet alleen op lengte zagen, gaten voorboren, monteren en schuren, maar er wordt ook aandacht besteed aan zaken als veilig en nauwkeurig werken. De afzet van de producten levert geen problemen op: de tuinmeubelen bijvoorbeeld werden door langskomende toeristen gekocht. Groenteam Onder begeleiding van een werkmeester (ingehuurd via PRO-Werk) onderhouden leerlingen de tuinen van de scholen van het schoolbestuur, dat, naast De Faam meerder scholen bestuurt. De ploeg verplaatst zich met een bus met aanhanger. Van tevoren horen de leerlingen welke werkzaamheden er moeten worden uitgevoerd en worden zij geïnstrueerd over de wijze waarop zij dat moeten doen. De school maakt hierbij gebruik van het SVA programma ‘Onderhoud plantsoen’ (KPC Groep). Als de leerling dit programma heeft doorlopen wordt er een eindtoets afgenomen door het Bureau Toetsing & Verklaring (onderdeel van KPC Groep). Voldoet de leerling aan de beschreven norm, dan ontvangt hij een verklaring. De kaarsenmakerij De kaarsenmakerij is gevestigd in een lokaal en wordt gerund door een werkmeester die is gekwalificeerd als kaarsenmaker. Elke dag werkt er een groep leerling in de kaarsenmakerij: pit trekken, ketel schoonmaken en kaarsen dompelen. Er worden verschillende kaarsen gemaakt: dinerkaarsen, kaarsen in de vorm van een piramide, een kegel, een dikke staaf, stompkaarsen en tuinfakkels. De kaarsenmakerij voert geen actieve acquisitie, maar dankzij het netwerk van de school komen er met regelmaat orders binnen. Zo kreeg de school bijvoorbeeld een order van het schoolbestuur om voor alle 2500 medewerkers een kaars te maken voor het kerstpakket. Ook (sport)verenigingen weten de weg naar de kaarsenmakerij te vinden en doen er bestellingen. In rustige periodes maken de leerlingen kaarsen om weg te geven, bijvoorbeeld op vaderdag. Naast het lokaal waar de kaarsenmakerij is gevestigd, worden de kaarsen verpakt (cadeau verpakking).
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
49
Het cleanteam Sinds het schooljaar 2006-2007 functioneert op de school het cleanteam, een leerlingwerkplaats die nog volop in ontwikkeling is. Hier worden leerlingen getraind in het dagelijks onderhoud van kantoren. De werkmeester heeft bij KPC Groep een voorscholing gevolgd. De school heeft middelen beschikbaar gesteld om een werkkast in te richten met een tappunt met koud en warm water. In de werkkast bevinden zich stofwisdoeken, werkdoeken, vuilniszakken, een materiaalwagen met emmers. De school beschikt over emmers in de kleuren die vanaf 2008-2009 verplicht gebruikt moeten worden in deze branche: geel en groen. De leerlingen worden voorbereid op een eindtoets en krijgen bij gebleken bekwaamheid een IBI verklaring; een in de branche herkenbare kwalificatie. School voor praktijkonderwijs De Faam. Slachthuisstraat 65, 1508 EC Zaandam, telefoon: (075) 631 26 76. Contactpersoon: Dhr. J. Klok (locatiedirectie).
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
50
12 TIPS
In de voorgaande hoofdstukken zijn de ervaringen verwerkt van scholen die in het kader van het ESF-project ‘Werknemer in opleiding leerlingwerkplaatsen hebben opgezet. Uit hun ervaringen destilleren we tips voor scholen die het voornemen hebben om een leerlingwerkplaats te gaan opzetten. Werknemer in opleiding Ontwikkel een visie op arbeidstraining. Stel met elkaar vast waarom een leerlingwerkplaats in het praktijkonderwijs/vso niet mag ontbreken. Een duidelijke visie is de basis voor een succesvolle leerlingwerkplaats. Draagvlak verbreden Probeer zoveel mogelijk medestanders te krijgen voor het idee. Intern én extern. Geef veel ruchtbaarheid aan de plannen en betrek er zoveel mogelijk betrokkenen bij. Onderzoek of het mogelijk/gewenst is om samen met andere scholen een leerlingwerkplaats te realiseren. Start met een groep docenten die razend enthousiast zijn over het concept van de leerlingwerkplaats en geef hen faciliteiten om plannen uit te werken. Profiteren van ervaringen Ga kijken bij scholen die al een leerlingwerkplaats hebben. Bekijk verschillende soorten leerlingwerkplaatsen. Praat met mensen die er ervaring mee hebben opgedaan en profiteer daarvan. Leerlingen leren Boots de situatie in bedrijven zo goed mogelijk na, werk bedrijfsmatig in de werkplaatsen, maar houd altijd voor ogen dat het om een leerproces gaat. Klein beginnen Begin kleinschalig en evalueer zorgvuldig. De opzet van een leerlingwerkplaats is een groeiproces. Interne deskundigheid gebruiken Betrek in ieder geval de stagedocenten bij de leerlingwerkplaats. Zij hebben veel contacten met de bedrijven in de regio, weten wat de behoeften van bedrijven zijn en hoe het er in z’n werk gaat. Acquisitie faciliteren Besteed veel aandacht aan de acquisitie, onderzoek wie het meest geschikt is om de acquisitie uit te voeren en faciliteer de acquisiteur. Afwisselend werk Streef naar zoveel mogelijk afwisseling in het werk dat leerlingen in de werkplaats uitvoeren.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
51
Afspraken met bedrijven Maak duidelijke afspraken met bedrijven en streef ernaar deze vast te leggen. Onderzoek of het bedrijf een vergoeding wil betalen of op een andere manier iets kan bijdragen. Zorg ervoor dat de school de afspraken altijd nakomt. Kostenplaatje Maak een realistische begroting voor de leerlingwerkplaats en houd ook rekening met de kosten op termijn. Wanneer de werkplaats met subsidie wordt opgezet, houd er dan rekening mee dat deze (later) ook moet kunnen draaien zonder subsidie.
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
52
WEBSITES, INFORMATIE EN MATERIALEN
Op de site www.werknemerinopleiding.nl staat de arbeidstoeleiding van leerlingen van het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs centraal. Naast informatie over de subsidieregeling ESF treft u andere waardevolle zaken aan die van belang zijn voor arbeidstoeleiding op uw school. Op de website www.praktijkonderwijs.nl vindt de bezoeker – naast informatie en nieuws over het praktijkonderwijs – themakringen over de zeven thema’s van het ESF-project. Ook over het thema ‘Leerlingwerkplaatsen’ is er een themakring. De site www.wecraad.nl is de overkoepelende organisatie van het vso cluster 1, 2, 3 en 4. De WEC-Raad behartigt de belangen van het speciaal onderwijs. www.colo.nl Colo is de vereniging van de 18 kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven die elk bedrijfstakgewijs georganiseerd zijn. De kenniscentra vormen de schakels tussen het onderwijs en het georganiseerde bedrijfsleven. Ze ontwikkelen kwalificaties voor het middelbaar beroepsonderwijs, werven leerbedrijven en bewaken de kwaliteit van deze leerbedrijven. De kenniscentra willen samen met sociale partners, leerbedrijven, onderwijs en overheid bijdragen aan goed en aantrekkelijk beroepsonderwijs. www.zedemo.nl en www.siabo.nl Sites van organisaties voor trainingsmaterialen van arbeidsvaardigheden. Voor overige belangrijke websites in het kader van arbeidstoeleiding zie www. werknemerinopleiding.nl onder de button ‘Links’. SVA-trajecten, KPC Groep, ’s-Hertogenbosch In het kader van arbeidsvoorbereiding heeft KPV Groep materialen ontwikkeld voor: • Beheren van het schoolmagazijn • Winkelmedewerker • Heftruckbestuurder • Machinale houtbewerking en banktimmeren • Onderhoud schoolomgeving • Onderhoud plantsoen/onderhoud sportvelden • Schoonmaken in de groothuishouding • Schoonmaken met micro-vezelmaterialen • Werken in de keuken • Werken in de kinderopvang • Werken in de zorg • Werken in de textiel • Werken in de logistiek • Vliegtuigreiniging
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
53
De materialen zijn te bestellen bij: KPC Groep, afdeling bestellingen, telefoon: (073) 6247 354 of via de website www. kpcgroep.nl Op deze website staat ook informatie over de inhoud en de kosten van de lesmaterialen. Koot,T., den Dekker, F. (1999) Leren en opleiden op de werkplek (1999) Te bestellen bij KPC Groep, afdeling bestellingen, telefoon: (073) 6247 354 of via de website www.kpcgroep.nl Van Maasakkers, J., Schinkel, R., Thijs, M. e.a (1999) Stages en arbeidstoeleiding, werken aan praktijkonderwijs (1999) Te bestellen bij KPC Groep, afdeling bestellingen, telefoon: (073) 6247 354 of via de website www.kpcgroep.nl Schouten, E. (2002) De loopbaankolom Praktijkonderwijs. Vijf veel voorkomende scholingsroutes voor leerlingen van het praktijkonderwijs. Te bestellen bij KPC Groep, afdeling bestellingen, telefoon: (073) 6247 354 of via de website www.kpcgroep.nl
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
54
Bijlagen
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
55
Bijlage 1 - Leerwerkplaats HBO-V Amsterdam
In een project voor HBO studenten verpleegkunde (Hogeschool van Amsterdam van het AMC) wordt een afdeling met patiënten ‘gerunt’ door studenten daarbij bijgestaan door beroepsgekwalificeerde verpleegkundigen Dit is een leerwerkplaats die als volgt wordt gedefinieerd: ‘Een leerwerkplaats is een authentieke werkomgeving, waarin een groep studenten alle voor de beroepsuitoefening typerende werkprocessen uitvoert en verantwoordelijk is voor de uitvoering ervan, met als doel het beroep te leren. De studenten zijn boventallig en de werkgever is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van het werk. De school verzorgt het onderwijs in de werkomgeving.’ In de omschrijving staan de volgende kenmerken centraal: • het leren staat centraal • het leren vindt plaats in een groep • het leren vindt plats in een authentieke werkomgeving. • de groep studenten is verantwoordelijk voor de werkprocessen • de studenten zijn boventallig • er wordt geleerd in het kader van de beroepsopleiding • het onderwijs mbt de stage vindt plaats in een ruimte in de werkomgeving • de werkgever is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van het werk De auteurs vinden een gesimuleerde omgeving niet passen in de definiëring van een ‘leerwerkplaats’ De studenten worden voorafgaande aan de leerwerkplaats twee weken geïnstrueerd over de basiszorg en over de gewoontes en gebruiken op de afdeling. Kenmerken van de leerwerkplaats afgezet tegen de verschillende vormen van praktijkleren
stage Het leren staat centraal Er wordt geleerd in het kader van een beroepsopleiding De leerlingen zijn boventallig Het leren vindt plaats in een authentieke werkomgeving Er wordt geleerd in een groep leerlingen Het onderwijs vindt plaats in een ruimte i.d. werkomgeving De leerling is verantwoordelijk voor de werkprocessen De werknemer is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
Ja Ja
Duale leerweg Ja/nee Ja
Leer werkplaats Ja Ja
Ja Ja
Nee Ja
Ja Ja
Nee Nee
Nee Nee
Ja Ja
Nee
Ja/nee
Ja
Ja
Ja
Ja
57
Bijlage 2 - Programma van eisen arbeidstraining (Praktijkschool Hulst, Hulst)
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
59
Vervolg bijlage 2
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
60
Vervolg bijlage 2
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
61
Vervolg bijlage 2
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
62
Vervolg bijlage 2
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
63
Vervolg bijlage 2
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
64
Vervolg bijlage 2
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
65
Vervolg bijlage 2
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
66
Bijlage 3 - Functiebeschrijving acquisiteur (Rein Abrahamseschool, Alkmaar)
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
67
Vervolg bijlage 3
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
68
Bijlage 4a - Formulier toetsing van de interne stage ‘Sanitair’ (J.J. Boumanschool, Dokkum)
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
69
Bijlage 4b - Toetsingsformulier arbeidstraining (Praktijkschool Hulst, Hulst)
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
71
Vervolg bijlage 4b
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
72
Vervolg bijlage 4b
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
73
Vervolg bijlage 4b
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
74
Bijlage 4c - Toetsingsformulier werkhouding arbeidstraining (Rein Abrahamseschool, Alkmaar)
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
75
Vervolg bijlage 4c
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
76
Naast leerwerkplaats wordt ook het begrip leerafdeling gebruikt. In het algemeen wordt de ‘levensechtheid’ gezien als een belangrijk kenmerk van een leerwerkplaats. ( De leerwerkplaats. Samen leren in de praktijk., 2005)
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
77
Bijlage 5 - Ervaringsformulier en evaluatieformulier Werkervaringsproject Het Segment te Gouda De WEB voor de zelfbeoordeling door de leerling WEB Ervaringsformulier Naam :…………………………… Stagebedrijf :…………………………… Datum :……………………………
Klas:………………………..
1. Wat voor werk heb je op je stage gedaan?
2. Hoe vond je dit werk? (kleur het rondje) 0 Ik had er de hele dag willen blijven 0 ik snapte niet wat ik moest doen 0 leuk, maar ik wil ook nog andere bedrijven zien 0 niet leuk, ik ga liever naar een ander bedrijf 0 gewoon, ik deed wat ik moest doen 3. Heb je hard gewerkt ? (kleur het rondje) 0 ja hoor ik heb hard gewerkt 0 ik had beter gekund 0 ik heb eigenlijk niet zoveel gedaan
4. Waarom werkte je zo? Maak de zin af: Omdat ik . 5 Wat voor cijfer zou je jezelf geven voor het werken in dit bedrijf? 0 onvoldoende 0 ruim voldoende 0 matig 0 goed 0 voldoende 6 Wat voor cijfer geef je het bedrijf? 0 onvoldoende 0 ruim voldoende 0 matig 0 goed 0 voldoende 7. Zou je er nog eens willen werken? Leg dit eens uit?
Handtekening leerling:
Handtekening mentor
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
78
De WEB voor de beoordeling door de leerkracht of door de begeleider WEB beoordelingsformulier Naam :…………………………. Stagebedrijf :………………………… Datum :…………………………
Onderwerpen Kennismaken Toont initiatief Geeft een ander een hand Noemt duidelijk zijn/haar naam, Luisteren Toont interesse in de ander Loopt niet zomaar weg Stelt vragen Werkhouding Komt op tijd Accepteert leiding Toont inzet Toont geduld Kan samenwerken Werkt door na tegenslag Werkaanpak Is in staat hulp te v ragen Concentreert zich op een taak Werkt nauwkeurig Houdt een redelijk tempo aan Zelfstandigheid Kan werken zonder toezicht Kan oplossingen bedenken Denkt van te voren na over wat hij/zij wil vragen Persoonlijke hygiëne
o
Handtekening werkbegeleider:
Klas:……………………….
m
v
rv
g
Opmerkingen
Handtekening school:
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
79
Bijlage 6 - Overzicht schoolprojecten thema 3 Leerlingwerkplaatsen
2000 De Sprong, Terneuzen Praktijkschool De Loods, Zutphen Praktijkschool De Wissel, Goes Praktijkschool Hulst, Hulst SVO Choisyschool, Zeist SVO ’t Heetveld, Almelo
2001 Carmel College Salland, afdeling Praktijkonderwijs, Raalte De Sprong, Terneuzen ’t Genseler, Hengelo Praktijkschool De Wissel, Goes Praktijkschool Hulst, Hulst SVO ’t Heetveld, Almelo Twents Carmel College, afdeling Praktijkonderwijs, Oldenzaal
2002 Carmel College Salland, afdeling Praktijkonderwijs, Raalte CSG Reggesteyn, afdeling Praktijkonderwijs, Nijverdal De Bolster PrO, Groningen De Boog, Zwolle De Hoeksteen, Hardenberg De Wheemergaarden, Neede De Wissel, Enschede De Zuiderpoort, Sneek ’t Genseler, Hengelo Gomarus College, afdelding Praktijkonderwijs, Groningen J.J.Boumanschool, Dokkum Noorderpoortcollege, Groningen Praktijkschool Bladel, Bladel Praktijkschool De Loods, Zutphen Praktijkschool De Polsstok, Alkmaar Praktijkschool De Wissel, Goes Praktijkschool Hulst, Hulst
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
81
2003 Carmel College Salland, afdeling Praktijkonderwijs, Raalte CSG Reggesteyn, afdeling Praktijkonderwijs, Nijverdal De Baanbreker, IJsselstein De Compagnie SVO, Heerenveen De Hoeksteen, Hardenberg De Rotonde PrO, Emmeloord De Sprong, Terneuzen De Steiger, Lelystad De Tender, Dieren De Wheemergaarden, Neede De Wissel, Enschede Esloo Praktijkonderwijs, Den Haag ’t Genseler, Hengelo Noorderpoortcollege, Groningen Pius X College, afdeling Praktijkonderwijs, Bladel Praktijkschool De Brug, Assendelft Praktijkschool De Loods, Zutphen Praktijkschool De Rijn, Katwijk Praktijkschool De Wissel, Goes Praktijkschool Rotterdam, Rotterdam Praktijkschool Westfriesland, Hoorn Roelof van Echten College, Hoogeveen Rozengaarde, Doetinchem School voor praktijkonderwijs, Leiden Star Numanschool, Groningen SVO De Maat, Ommen SVO ’t Heetveld, Almelo Titus Brandsma, school voor praktijkonderwijs, Enschede Twents Carmel College, afdeling Praktijkonderwijs, Oldenzaal
2004 Accent Praktijkonderwijs Amersfoort, Amersfoort Bonhoeffercollege, Enschede De Boog, Zwolle De Catamaran PrO, Stadskanaal De Compagnie SVO, Heerenveen De Faam, Zaandam De Hoeksteen, Hardenberg De Oosterhout Praktijkschool, Haarlem De Wheemergaarden, Neede De Wissel Enschede, Enschede De Zuiderpoort, Sneek
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
82
Etty Hillesum Lyceum Arkelstein School voor PrO, Deventer Het Segment, Gouda Nieuw Zuid, afdeling praktijkonderwijs, Rotterdam O.S.G. Slingelland, Drachten Piter Jelles de Brêge, Leeuwarden Praktijkschool Arentheem, Arnhem Praktijkschool De Brug, Assendelft Praktijkschool De Loods, Zutphen Praktijkschool Helmond, Helmond Praktijkschool Schagen, Schagen Praktijkschool Westfriesland, Hoorn Pronova, Winterswijk Rechterenschool, Meppel Reggesteyn PrO unit, Nijverdal ROC Noorderpoortcollege, Groningen Roelof van Echten College afd. Praktijkonderwijs, Hoogeveen Rozengaarde Praktijkonderwijs, Doetinchem RSG Tromp Meesters, Steenwijk SVO ’t Heetveld Praktijkonderwijs, Almelo Symbion, school voor praktijkonderwijs, Didam Twents Carmel College, Oldenzaal Guyotschool voor VSO, Haren Antoon van Dijkschool Helmond, Helmond Catharinaschool, Heerlen Dr. A. van Voorthuizenschool, Amersfoort Dr. Herderschee school, afdeling De Brug, Almelo Stichting Franciscusoord, Valkenburg VSO De Huikar, Enschede De Hilt, Helmond De Korenaer Deurne, Deurne De Michaelschool, Boxtel Dr. D.Q.R. Mulock Houwerschool, Amersfoort Het Schip, Enschede Rentray-Suringarschool, Zutphen Scholengroep De Radar Bovenbouw, Oosterbeek Stichting Scholengroep Twente Speciaal, Hengelo
2005 Bonhoeffercollege, Enschede Calvijn College, Goes De Bolster Pro, Groningen De Faam, Zaandam De Hoeksteen, Hardenberg De Rijzert school voor praktijkonderwijs, ‘s-Hertogenbosch
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
83
De Wheemergaarden, Neede De Wissel Enschede, Enschede Etty Hillesum Lyceum Arkelstein School voor PrO, Deventer Groene Hart Lyceum afd. Pro, Alphen a/d Rijn Het Segment, Gouda Jac. Fruytierscholengemeenschap afdeling Pro, Apeldoorn Johannes de Swaef school, Ede Noorderpoortcollege, Groningen Praktijkschool Het Kwartiers, Zwolle Praktijkschool ‘De Wissel’, Goes Praktijkschool De Brug, Assendelft Praktijkschool De Sprong, Terneuzen Praktijkschool De Stiep, Assen Praktijkschool de Venen, Drachten Praktijkschool Helmond, Helmond Praktijkschool Sneek, Sneek Praktijkschool Westfriesland, Hoorn PRO ’t Heetveld, Almelo Pronova, Winterswijk Rechterenschool, Meppel Reggesteyn PrO unit, Nijverdal Roelof van Echten College afd. Praktijkonderwijs, Hoogeveen Rozengaarde Praktijkonderwijs, Doetinchem School voor praktijkonderwijs regio Zutphen, Zutphen Star Numanschool, Groningen Stichting praktijkonderwijs Katwijk, Katwijk SVO De Maat, Ommen Symbion, school voor praktijkonderwijs, Didam Wartburg College, Dordrecht Antoon van Dijkschool Helmond, Helmond Dr. Herderschee school, Almelo De Bolster, Voorst De Hilt, Helmond De Korenaer Deurne, Deurne De Korenaer Eindhoven, Eindhoven De Korenaer Helmond, Helmond De Korenaer Stevensbeek, Stevensbeek De Michaelschool, Boxtel De Spinaker, Alkmaar Het Schip, Enschede Piter Jelles de Brêge, Leeuwarden Scholencombinatie De Radar, Oosterbeek SO/VSO De Rietlanden, ’s-Hertogenbosch Stichting Scholengroep Twente Speciaal, Hengelo
Werknemer in opleiding. / Thema 3 - Leerlingwerkplaatsen
84