Binnenriolering en HWA
Thema 3
Inleiding We gebruiken veel water in Nederland. Dat water moet ook de woning weer uit. Het regenwater vangen we doorgaans op, via goten en hemelwaterafvoeren. Sommig water is ‘vuil’, ander water is eigenlijk nog schoon. Het vuilste water is water dat met chemische middelen is gemengd. Ander water kan heel warm zijn van temperatuur, zoals water uit de wasmachine of uit de gootsteen. Het rioleringsstelsel moet hiertegen bestand zijn. Niet alle buizen van het rioleringsstelsel zijn even dik. Er wordt gebruikgemaakt van standaard afmetingen en koppelstukken. Als het water de woning uit is, wordt het naar het (al dan niet gescheiden) openbaar rioleringssysteem gevoerd. Via rioolzuiveringsinstallatie komt het water weer terug in de natuurlijke kringloop. Soms krijgt het nog schone (regen)water al eerder een andere bestemming, zoals in waterpartijen. In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan de orde: 1. 2. 3. 4. 5.
binnenriolering sanitair / ontvangsttoestellen hemelwaterafvoeren aanleg binnenriolering rioleringsleidingen
1. Binnenriolering Inleiding Het binnenrioleringssysteem moet in staat zijn het huishoudelijke afvalwater in het gebouw af te voeren zonder overlast en gevaar voor de gezondheid van de gebruikers van het gebouw. De binnenriolering omvat het stelsel van afvoer- en ontspanningsleidingen met inbegrip van alle hulpstukken, stankafsluiters, afdichtingen en bevestigingen voor zover deze geen deel uitmaken van de Voorziening waarbij vuil water wordt afgevoerd, zoals afvoerputjes, toiletpotten, wastafels of vaatwasmachines. lozingstoestellen die zich binnen een gebouw bevinden, of buiten een gebouw voor zover het aan het gebouw is bevestigd. De binnenriolering omvat, gerekend vanaf de aansluiting op een sanitair lozingstoestel tot 0,5 m buiten de gevel, een stelsel van afvoerleidingen (zie figuur 9). Hierin worden de volgende leidingdelen onderscheiden:
aansluitleiding; verzamelleiding; standleiding en in het verlengde daarvan de ontspanningsleiding; grondleiding.
9 Benamingen van onderdelen van een binnenriolering, volgens NEN 3215
Afvoerleiding die het lozingstoestel met de verzamel-, stand- of grondleidingen verbindt. Op deze leiding is slechts één lozingstoestel aangesloten. Aansluitleiding: de aansluitleiding verbindt het lozingstoestel met de verzamel-, stand- of grondleidingen. Het is een leiding waarop slechts één lozingstoestel is aangesloten (zie figuur 9).
Liggende leiding die meerdere aansluitleidingen verbindt met een stand- of grondleiding.
Verzamelleiding: een verzamelleiding is een liggende leiding die aansluitleidingen verbindt met een stand- of grondleiding.
Afvoerleiding die geen grotere helling heeft dan 45° ten opzichte van de verticaal en op de verzamelof grondleiding aansluit. Een standleiding is voorzien van een ontspanningsleiding. Standleiding: een standleiding is een afvoerleiding die geen grotere helling heeft dan 45° ten opzichte van de verticaal. Een standleiding is voorzien van een ontspanningsleiding. De standleiding sluit aan op de verzamel- of grondleiding.
Leiding die tot doel heeft de ont- en beluchting van de binnenriolering en buitenriolering te waarborgen. Ontspanningsleiding: de ontspanningsleiding heeft tot doel de ont- en beluchting van de binnenriolering (en de buitenriolering) te waarborgen.
Grondleiding: een grondleiding is een, in een bouwwerk gelegen, liggende leiding onder de begane grondvloer die het afvalwater ontvangt vanuit aansluit-, verzamel- en standleidingen en het loost op de buitenriolering of huisaansluitleiding. De binnenriolering moet ook voor de goede werking in open verbinding staan met de buitenlucht. In ons land wordt vooral primaire ontspanning gebruikt. Dat wil zeggen beluchting en ontluchting van het systeem door verticale verlenging van de standleiding tot bovendaks. Vanuit de veronderstelling dat het liggend deel van de aansluitleiding volledig gevuld raakt, zijn geen specifieke eisen aan het Schuine stand van een afvoerleiding, goot of dakvlak ten behoeve van de door- of afstroming. afschot gesteld. Enig afschot wordt echter aanbevolen; als richtlijn is een afschot van 1:100 tot 1:200 aan te houden. Om verstopping in een binnenriolering op te kunnen heffen, moeten Voorziening die toegang geeft tot het binnenrioleringssysteem zonder een lozingstoestel te verwijderen. ontstoppingsstukken toegepast worden met tussenafstanden van maximaal 20 m 1 . Een binnenrioleringsstelsels wordt volgens berekening gedimensioneerd voor wat betreft de leidingdoorsneden, waarbij de doorsneden steeds meer in grootte toenemen naar het gemeenteriool toe. Om stankoverlast te voorkomen, moeten alle Ander woord voor sanitair of lozingstoestel. ontvangsttoestellen in een binnenrioleringsstelsel voorzien worden van een
Voorziening die voorkomt dat er stank of dampen uit het rioolstelsel via een open afvoer van een lozingstoestel de omgevingslucht vervuild. stankslot. In het Bouwbesluit worden geluidseisen gesteld met betrekking tot de bescherming tegen geluid van rioleringsinstallaties binnen woningen en woongebouwen.
Standleidingen Alle leidingen van een binnenriolering die zich tussen de 45° en de 90° in bevinden, worden standleidingen genoemd. Standleidingen staan door een uitmonding boven het dak in open verbinding met de buitenlucht. Dat deel van de standleiding, dat loopt vanaf de hoogste aansluiting van een afvoerleiding tot boven het dak, wordt ontspanningsleiding genoemd. De stroming in de standleiding vangt aan bij de aansluiting van een liggende leiding op de standleiding en eindigt daar waar de standleiding overgaat in een liggende leiding. Bij een geringe aanvoer van water uit de liggende leiding zal aan de ingangszijde het afvalwater langs de leidingwand van de standleiding stromen en zich geleidelijk over de gehele leidingwand verdelen. Onder invloed van de zwaartekracht zal de snelheid van het afvalwater toenemen totdat deze door de wrijvingsweerstand langs de leidingwand, een maximale waarde bereikt. De lucht in de kern van de standleiding wordt door het omlaag stromend water voor een deel naar beneden meegenomen (zie figuur 10).
10 Voorbeelden van goede en foute aansluitwijzen op de standleiding
Hierdoor ontstaat in de standleiding een negatief drukverschil (een onderdruk ten opzichte van de atmosferische druk. Aan de voet van de standleiding gaat de onderdruk over in een overdruk. Bij het begin van de lozing in de standleiding zal het vallende water de lucht aan de voet van de standleiding verdringen, waardoor lucht enigszins wordt samengedrukt. Gedurende de lozing in de standleiding neemt het vallende water lucht mee naar beneden. Bij de overgang van de standleiding naar de liggende leiding wordt de water/luchtstroming sterk afgeremd. In de liggende leiding kan slechts een beperkte hoeveelheid lucht wegstromen zodat de lucht aan de voet van de standleiding wordt samengedrukt en er een overdruk ontstaat (zie figuur 11).
11 Stromingstoestand in de voet van de standleiding a Geen luchtstroming (fout) b Onvoldoende luchtstroming (beter) c Voldoende luchtstroming (goed)
De aansluiting van een standleiding op een verzamelleiding of grondleiding, ook wel de standleidingvoet genoemd, moet tot stand zijn gebracht met behulp van twee bochtstukken van 45° waartussen een recht gedeelte moet zitten van ten minste 250 mm (zie figuur 12).
12 Aansluiting van standleiding op verzamelleiding of grondleiding
Liggende leidingen De aansluiting van een aansluitleiding op een liggende leiding moet worden uitgevoerd door middel van een spruitstuk (T-stuk) met een hoek van 45°. Van het Ander woord voor T-stuk. spruitstuk moeten de middellijnen van de stam (doorgaande deel) en de spruit (aftakking) gelijk zijn. Onderscheid wordt gemaakt in: zijaansluiting; bovenaansluiting. Zijaansluiting: hierbij moeten de middellijnen van de stam en de spruit van het spruitstuk gelijk zijn. Voor de aansluiting op een spruit met een grotere middellijn dan die van de aansluitleiding, moet een excentrisch verloopstuk worden toegept. Dit verloopstuk moet zodanig worden aangebracht dat de bovenzijden van de leidingen op gelijke hoogte blijven (zie figuur 14).
14 Samenkomst van aansluitleiding en verzamelleiding met toepassing van een 45°-spruitstuk en excentrisch verloopstuk
Aansluiting van een afvoer bovenop een verzamel- of grondleiding. Bovenaansluiting: een aansluiting bovenop de verzamel- of grondleiding is alleen toegestaan als de ontwerpmiddellijn van de verzamel- of grondleiding ten minste 100 mm bedraagt en de basisafvoer voor de aansluitleiding niet groter is dan 1 l/s . De hoek tussen de assen van de stam en de spruit van het spruitstuk moet bij voorkeur 45° zijn (zie figuur 15).
15 Bovenaansluiting
De minimumafstand tussen twee aansluitpunten op een liggende leiding moet ten minste vijf maal de binnenmiddellijn van de verzamel- of rondleiding te zijn (zie figuur 16).
16 Minimumafstand tussen twee aansluitpunten op een liggende leiding
Verzamel- en grondleidingen (zie figuur 9) zijn ook liggende leidingen en moeten een afschot hebben van ten minste 1:200 ( 5 mm/m 1 ) en ten hoogste 1:50 ( 20 mm/m 1 ). E en minimaal afschot va 5 mm/m 1 is nodig om afzettingen (verstoppingen of ophop ingen) van het dik in een binnenriolering door te lage stroomsnelheden tegen te gaan. Het Maximale helling waaronder een liggende leiding mag zijn aangelegd om te hoge stroomsnelheden en als gevolg daarvan hydraulische afsluitingen te vermijden. maximumafschot van 20 mm/m 1 is nodig om hydraulische afsluitingen door te hoge stroomsnelheden tegen te gaan. Verticale verzamelleidingen zijn standleidingen waarop meerdere leidingen worden aangesloten. In standleidingen mogen in de afvoerrichting gezien nooit vernauwingen voorkomen. De diameter van een verticale verzamelleiding wordt berekend aan de hand van de hoeveelheid en de grootte van alle aansluitingen.
19 Sifon met beluchter
Stankafsluitingen Om stankoverlast te voorkomen, worden zogenoemde Een door water gevormde luchtafdichting tussen een ontvangst- of lozingstoestel in het binnenriool, bijv. Een zwanenhals of een bekersifon. watersloten toegepast in het binnenrioleringsstelsel. Een waterslot vormt een luchtdichte afsluiting tussen een ontvangst- of lozingstoestel in het binnenriool. Watersloten zijn in losse uitvoering of geïntegreerd met het lozingstoestel. Enkele losse watersloten zijn een zwanehals (zie figuur 20) en een bekersifon (zie figuur 21).
20 Zwanehals
21 Bekersifon
Daarnaast zijn er veel lozingstoestellen met geïntegreerde watersloten, zoals: douchevloersifon (zie figuur 22), vloerput (zie figuur 23), closetpotten (zie figuur 24a...c) en urinoirs (zie figuur 25).
22 Douchevloersifon
23 Vloerput
Een waterslot moet voldoende weerstand bieden tegen de drukverschillen die in een binnenriolering optreden. Bovendien moet rekening worden gehouden met waterverliezen in de watersloten door onderdruk (hevelwerking) en verdamping. Als lozingstoestellen heel lang niet gebruikt worden kan zoveel verdamping plaatsvinden dat rioolgassen (stank) de woning binnendringen. Bij een te kleine waterslothoogte bestaat gevaar van leeghevelen van het waterslot door onderdruk in het rioleringsstelsel. Tevens kan door overdruk een borrelend geluid ontstaan in het waterslot.
3. Sanitair / Ontvangsttoestellen Ander woord voor sanitair of lozingstoestel. Ontvangsttoestellen worden ook wel sanitair genoemd. Ontvangsttoestellen hebben als functie, zoals het woord al aangeeft, om stoffen te ontvangen of op te vangen. De stoffen die geloosd worden op ontvangsttoestellen zijn meestal vervuild, zoals huishoudelijk afvalwater en fecaliën. Om goed bestand te zijn tegen vuile en soms agressieve afvalstoffen bestaan de ontvangsttoestellen uit duurzame materialen zoals porselein, kunststof of metaal. Porselein is een fijne witbakkende klei die geglazuurd wordt en waarvan wastafels, fonteintjes, closetpotten, bidets en allerlei hulpbenodigdheden worden gemaakt. Van acrylaatkunststof worden baden en douchebakken gemaakt en van geëmailleerd metaal gootstenen, wastafels, baden en douchebakken. Verder zijn er rioolafvoeren nodig voor vaatwassers, wasautomaten en hoogrendement cv-ketels. Metalen ontvangststoffen in natte ruimten moeten voorzien worden van Veiligheidsmaatregel om te voorkomen dat metalen delen door een defect onder spanning komen te staan. Ook wel (potentiaal)vereffeningsleiding genoemd. aarding en doorverbonden worden naar de aarding in de meterkast.
Watercloset
Ander woord voor toiletpot. Waterclosets komen we in alle gebouwen tegen. In openbare gebouwen bestaan aparte dames- en herentoiletruimten en soms ook nog aparte invalidentoilets. In woningen moet minimaal een toiletruimte aanwezig zijn met een watercloset en een fonteintje en de vloeroppervlakte moet minimaal 0,90 × 1,20 m netto zijn (artikel 4/38 B ouwbesluit). Als de financiën het toelaten, wordt op de badkamer nog een tweede watercloset toegepast. Een aansluiting voor een tweede toilet is vereist als het eerste toilet op een andere verdieping ligt. In ziekenhuizen, verpleeginrichtingen en andere gezondheidszorginstellingen worden meestal waterclosets toegepast van het type Toiletpot waarbij de fecalien op een schotel komen te liggen voordat ze worden weggespoeld. Dit kan nuttig zijn voor medisch onderzoek. uitspoel(zie figuur 24a). De reden hiervoor is dat de fecaliën op een schotel terechtkomen waardoor eventueel medisch onderzoek makkelijk wordt gemaakt. Op alle andere plaatsen komen veelal waterclosets voor van het type neerspoel (zie figuur 24b) die weinig stankoverlast geven omdat de fecaliën meteen helemaal in het spoelwater terechtkomen. Hooggeplaatste spoelbakken worden al jaren niet meer toegepast en zelfs de laaggeplaatste spoelbakken worden ook zeldzamer. De reden hiervoor is dat steeds meer Closetpot gecombineerd met stortbak (reservoir) zonder valpijp. duoblok waterclosets (zie figuur 24c) worden toegepast. Staande- oftewel vloerwaterclosets worden met een kitvoeg aangesloten op de vloerafwerking. Er zijn Toiletpot met een hoogte van 46 tot 50 cm. ergonomische waterclosets te verkrijgen met hoogtematen van 46 tot 50 cm. Voor bestaande waterclosets zijn zogenoemde toiletverhogers verkrijgbaar, waarmee een extra instelbare verhoging van de wc-bril met +6, +10 en +14 cm mogelijk is (zie figuur 26). Met de toepassing van een wand- of hangend watercloset (zie figuur 27) is de hoogte variabel en geheelergonomisch, tevens is de vloer goed te reinigen onder het toilet.
26 Toiletverhoger
Gedeelte van een badkamerruimte met hangend closet en bidet
Bidet Een Lage wastafel waarop men kan gaan zitten voor persoonlijke hygiëne. Ook als voetenbad te gebruiken. bidet wordt in Nederland nog steeds vrij weinig toegepast, terwijl dit sanitairtoestel toch degelijk bijdraagt aan een betere persoonlijke hygiëne. Als een bidet wordt toegepast dan wordt deze direct naast een watercloset geplaatst, omdat deze twee toestellen bij elkaar horen (zie figuur 27). De functie
van een bidet is om het onderlichaam te reinigen na het doen van een grote behoefte op het watercloset. Een bidet is ook als voetenbad te gebruiken. Een Toiletpot met douchestraal en warme föhn voor persoonlijke hygiëne. douche WC is een combinatie van een gewoon toilet met douchestraal (zie figuur 28) De douchestraal is in richting en kracht in te stellen. Na het douchen treedt automatisch de warme föhn in werking om de huid te drogen. De geur wordt automatisch afgezogen dankzij een koolstoffilter. Bestaande toiletten kunnen omgebouwd worden tot een douche WC. Het enige wat nodig is, is een elektriciteitaansluiting.
28 Douche wc
Bad Een bad is meer een extra luxe dan een noodzaak. Daarom bevindt zich in de badkamerruimte altijd een douchebak, maar niet altijd een bad. Een kunststof of metalen bad wordt gesteld op poten, zuiver horizontaal. Als veiligheid wordt een Voorziening, aangesloten op het stankslot en de afvoerpijp, ter voorkomen van het overstromen van een ontvangsttoestel bij gesloten onderuitlaat. overloopgarnituur aan baden gemaakt (zie figuur 29), verbonden aan het stankslot en de afvoer. Rondom het bad wordt een dun wandje aangebracht met een luikje om bij de afvoer te kunnen in geval van verstoppingen. De tegelzetter laat het bad grotendeels vol met water lopen, als hij de wandaansluitingen betegelt. Dit doet hij om latere zettingen of zakkingen van een volgelopen bad te vermijden, waardoor naden kunnen ontstaan tussen het bad en de wandtegels. Het beste is om alle naden tussen sanitairtoestellen en wand- en vloertegelwerk te voorzien van een elastische kitnaad (sanitairkit) om lekkages te voorkomen.
29 Overloop- en afvoergarnituur voor een bad
Wastafel Wastafels van porselein zijn in vele uitvoeringen en maten verkrijgbaar. De minimale uitvoering van een wastafel is zonder Verbinding, aangesloten op het stankslot en de afvoerpijp, bij wastafels ter voorkoming van het overstromen van een wastafel bij gesloten onderuitlaat. overloopkanaal (zie figuur 30). Een meer praktische uitvoering heeft een overloopkanaal (zie figuur 31). Als montagehoogte voor wastafels wordt een hoogte vanaf de vloer aangehouden tussen 800 en 900 mm. Er is ook een module in de muur te bouwen of een muurframe aan te brengen waardoor de hoogte van de wastafel traploos in hoogte verstelbaar wordt, voor rolstoelgebruikers (zie figuur 34).
30 Wastafel zonder overloopkanaal
31 Wastafel met overloopkanaal
Als afvoer wordt meestal een bekersifon (zie figuur 21) toegepast die helemaal weggewerkt kan worden met een porseleinen console (zie figuur 27). In toiletruimten worden meestal fonteintjes toegepast, als kleine wastafel.
Inbouwsystemen Bij de traditionele sanitairmontages worden sparingen en sleuven gehakt (zie figuur 32). Deze moeten daarna weer dichtgesmeerd worden. Dit geeft veel stof, bouwafval, sterkteverlies en kost veel tijd. Deze nadelen worden opgelost door de toepassing van zelfdragende voorzetelementen van geluidsisolerend polyester schuimbeton (zie figuur 33). Alles is exact voorgemonteerd en klaar om aan te sluiten. De koper van een ruwbouw casco is met dit Zelfdragend voorzetelement waarin alles ten behoeve van de montage van een sanitair toestel (inclusief reservoir) exact op maat is voorgemonteerd en klaar is om aan te sluiten. Ook wel voorzetwandsysteem genoemd. voorwandinstallatiesysteem geheel vrij in de indeling van de sanitaire ruimte.
32 Traditioneel aangebrachte sanitair voorzieningen
33a Plattegrond doucheruimte
33b Montage voorwandinstallaties
33c Opgeleverde doucheruimte
Waarmee wel rekening gehouden moet worden, is de dikte van de voorzetwand die bij de netto vereiste vloeroppervlakte opgeteld moet worden. Boven de betegelde voorzetwandjes ontstaan nissen die heel esthetisch aangekleed kunnen worden als schap met daarboven indirecte verlichting en een spiegelwand (zie figuur 27).
3. Hemelwaterafvoeren Hellende daken Voor het bepalen van de diameter van standleidingen en de afmetingen van dakgoten wordt uitgegaan van een Uitgangspunt voor de capaciteitsberekening van de hemelwaterafvoeren, dus het stelsel goten en afvoeren. Hierbij gaat men uit van 0,03 l/(s.m2). regenintensiteit van 0,03 l/sm 2 ). Eerst wordt de diameter van de standleiding bepaald en daarna de dakgootafmeting. Het aantal standleidingen is afhankelijk van: 2
dakoppervlak < 100m , ten minste 1; 2 dakoppervlak ≥ 100m , ten minste 2. Maar een dakoppervlak < 100 m 2 , met een onderbreking (zie figuur 42) heeft toch twee standlleidingen nodig. De ontwerpmiddellijn van de standleidingen wordt bepaald volgens tabel 4, waarbij een onderscheid wordt gemaakt in de kolommen A of B. Hierbij gaat het om de verhouding middellijn standleiding ten opzichte van de dakgoot hoogte (h) en dakgootbreedte (b).
1.42 Klein dakoppervlak met twee standleidingen
Platte daken Platte daken moeten een afschot hebben Q > 4 ° om geen hemelwaterbelasting op het platdak te krijgen. Door stagnatie kan er toch nog hemelwater op een platdak blijven staan. Dan kunnen noodafvoeren zorgen voor de afvoer van het hemelwater. Bij heel grote platdakoppervlakken is het niet goed mogelijk het water via afschot naar de gevel te voeren. Het plaatsen van een of meerdere noodafvoeren op het dak, aangesloten op separate leidingen is dan een oplossing. Deze
noodafvoeren worden hoger geplaatst dan de trechters voor de hemelwaterafvoer en vormen daarom geen onderdeel van het hemelwaterafvoersysteem. Een andere vorm van noodafvoer is het toepassen van zogenoemde spuwers, dit is een noodafvoer aan de gevel( zie figuur 45).
45 Noodoplossing voor hemelwaterlozing bij afvoerstagnatie
4. Aanleg binnenriolering In de vloer Een bekistingsplaatvloer is zeer geschikt om daar alle afvoerleidingen van een binnenrioleringssysteem op te bevestigen (zie figuur 46). Omdat er meer installatieonderdelen in de vloer moeten komen, is een goed doordacht plan van een installateur noodzakelijk. Want leidingen van enige doorsnede kunnen niet zonder meer kruisen met andere grote leidingsystemen. Alles moet deugdelijk bevestigd, verbonden en gekeurd worden en moet aan de hand van tekeningen gecontroleerd worden, voor het beton wordt gestort. Alle leidingen die straks boven de betonnen vloer uitsteken, worden afgedopt of van deksels voorzien.
46 Aanleg van installaties op een betonnen bekistingsplaatvloer
Tegen de muur Steeds meer worden voorwand installatiesystemen (zie figuur 33) toegepast voor de afvoer van sanitaire toestellen tegen de muur. Afvoerleidingen van kleine diameter worden nog wel in de muur weggewerkt. Maar grote afvoeren worden tegen de muur aangebracht, meestal in leidingkanalen of schachten (zie figuur 47). Extra aandacht moet besteed worden aan Maatregel ter voorkoming van geluidsoverlast. geluidsisolatie, wat betekent dat de schachtwanden een massa van ≥ 150 kg/m 2 moeten halen. Tevens zijn er minimum Geluidsniveau herleid naar gestandaardiseerde afmetingen van het ontvangvertrek. karakteristieke geluidsniveaus (L; A; k) gegeven in NEN 5077 voor I riolerings- en sanitairinstallaties.
47 Aanleg binnenrioleringssysteem in hoogte doorsnede
Grondleidingen Grondleidingen zijn liggende leidingen die in vloeren worden gestort of onder tegen vloeren worden bevestigd met beugels en ophangstrippen (zie figuur 47). Het werken in kruipruimten is heel lastig; daarom worden de grondleidingen tijdens de nieuwbouw al gemonteerd alvorens de begane grondvloeren worden gelegd (zie figuur 48). Wanneer de vloerplaten worden gelegd moet de sparingen t.b.v. de riolering op de juist plaats zitten. In een matenplan of Rioleringsplan zijn hier de sparingen met maatvoering aangegeven. De diameter van alle staande leidingen zijn 50mm m.u.v het toilet (110-125mm) en het fonteintje 40mm. T.p.v. de keuken wordt vaak 1 doorvoer door de vloer gemaakt, waarna boven de vloer een splitsing komt voor bijvoorbeeld gootsteen en vaatwasmachine. Wanneer een sparing vooraf is vergeten, wordt deze na het plaatsen van de vloerplaten alsnog ingeboord.
48 Montage van de grondleidingen tegen de onderbouw van een gebouw
Grondleidingen die door de onderbouw van een gebouw naar buiten komen heten buitenriolering. Buitenriolering moet voldoende ondersteund aangelegd worden in sleuven (zie figuur 49).
49 Keramische mofloze afvoerleidingen in uitgegraven sleuven aangelegd
Revisietekening Alle wijzigingen die zijn aangebracht aan een rioleringsinstallatie tijdens de uitvoering moeten nauwkeurig met de juiste maten en symbolen op een nieuwe tekening vastgelegd worden. Deze gewijzigde rioleringstekening wordt een Tekening waarin de wijzigingen in de ontwerptekening zijn vastgelegd. revisietekening genoemd.
7. Rioleringsleidingen Voor de binnenriolering komen de volgende soorten leidingmaterialen in aanmerking: PVC-PPC-PEABS (kunststoffen), verzinkt staal en gietijzer. Hierbij is de temperatuur en de agressiviteit van de afvalstoffen bepalend voor het soort leidingmateriaal. De buitenriolering is onder te verdelen in grondleidingen en hemelwaterafvoeren. Voor de grondleidingen komen de volgende soorten leidingmaterialen in aanmerking: PVC – PPC en gres. Hierbij is de sterke en de duurzaamheid bepalend voor de keuze voor het soort leidingmateriaal. Voor de hemelwaterafvoeren komen de volgende soorten leidingmaterialen in aanmerking: PVC – zink – koper en verzinkt staal. Argumenten die bepalend zijn voor een opdrachtgever of architect om te kiezen voor een bepaald soort leidingmateriaal zijn onder andere:
duurzaamheid; milieuaspecten; assortiment (handelslengten, hulpstukken en montage mogelijkheden); sterkte-eigenschappen; montagetijd; prijs/kwaliteitsverhouding.
Een totale binnenriolering is meestal op te delen in secties, (tabel 2). Secties zijn dan verzamelleidingen per verdieping of gedeelten tussen standleidingen in.
Bronnen Gerelateerde onderwerpen Riolering Water Gas Verwarming Ventilatie en luchtbehandeling Bestaande gebouwen Afbouwen
Internet http://davindi.kennisnet.nl/zv/index.jsp Algemene zoekmachine. http://users.belgacom.net/gc432110/nl/electriciteit/electriciteit.htm Elektrische installatie. http://www.duurzame-energie.nl Alles over duurzame (oneindige) energie: zonnestroom, warmtepompen, aardwarmte, warmte- / koude-opslag, etc. http://www.epadesk.nl Novem informatiesite met rekenprogramma's epa (energieprestatie-advies) voor bestaande bouw, splitsing voor consument en epa-adviseur. http://www.gbw.vwg.net Ste met bedrijven die duurzaam bouwen of duurzame producten leveren; meestal ook viba-lid. http://www.installatieweb.nl/ Programma om installateurs en leveranciers op het internet op te sporen. http://www.kennisnet.nl Algemene zoekmachine. Speciaal ontwikkelde sites met goede sites voor uitgebreide gebieden. http://www.klusvraagbaak.nl/ Diverse onderwerpen. http://www.mysolar.com Znne-energie, zonnestroom, zonnewarmte; izard geeft advies. http://www.stichtingltv.nl Stichting Lage TemperatuurVerwarming; voorlichting, ontwikkeling en toepassing stimuleren van systemen met lage temperatuur verwarming stimuleren. http://www.stichtingwarmtepompen.nl Stichting warmtepompen; voorlichting, ontwikkeling en toepassing stimuleren van warmtepompen. http://www.stichtingwta.nl Stichting Warmte Terugwinning uit Afvalwater; stimuleren gebruik warmtewisselaar. http://www.vrom.nl/bouwvergunningen_online Ministerie van VROM Bouwvergunningen online.
Literatuur Carla de Groot, Walter Vermeulen, Irma Thijssen, Liesbeth Eshuis, Pionieren; een kwestie van lef! De Nul-energiewoningen en het Duurzaam Huis Leidsche Rijn, Utrecht, Duurzaam Huis Leidsche Rijn; Nationaal Dubo Centrum, 2003. Novem , Energiebesparing in corporatiewoningen. Voorbeelden uit de praktijk, Sittard, Novem bestelnummer 1KPWC03.01, 2003.
Overig 51 binnenriolering 52 waterinstallatie 55 gasinstallaties 60 verwarmingsinstallaties 61 ventilatie- en luchtbehandelinginstallaties 68 regelinstallaties 70 elektrotechnische installaties 75 communicatie- en beveiligingsinstallaties