Buitenkozijnen
Thema 3
Beglazing
De keuze van het beglazingssysteem is van doorslaggevende betekenis voor de kans op schade. Het gesloten beglazingssysteem, waarbij de gehele sponning gevuld wordt met stopverf of plastische kit (figuur 64) behoort nu gelukkig vrijwel tot het verleden. Sponninghoogtematen waren altijd 10…12 mm. Uit proeven en berekeningen met windbelastingen is gebleken dat er een bepaald verband bestaat tussen de sponninghoogte, de grootte van de lichtopening of het glasoppervlak en de hoogte waarop deze opening is gemaakt. Voor enkele beglazing gelden sponninghoogtematen van minimaal 12…18 mm en voor dubbele beglazing van minimaal 17…20 mm. Glas wordt met omtrekspeling geplaatst; deze bedraagt minimaal 3 mm tot ⅓ van de sponninghoogte. Alleen bij soorten glas die veel werken, zoals zonwerend glas, dient de omtrekspeling royaler te zijn.
64 a Gesloten beglazing met stopverf en kit (rechts) Op de onderdorpels van kozijnen van ramen en deuren bevestigt men condensprofielen van aluminium (figuur 65a) of verdampings-profielen (figuur 65b). De ontwateringsopeningen in de condensprofielen zijn vaak of dichtgeschilderd of zijn ’s winters dichtgevroren als ze moeten werken. Het gevolg is dat het condensvocht over de goot loopt en in de verbindingen kan dringen; het gevolg is houtrot.
1 T3-W02
65a Toepassing van een condensprofiel
65b Toepassing van een verdampingsprofiel De verdampingsprofielen, die later zijn ontwikkeld, kunnen het condensvocht opvangen in een brede goot waarin verdamping kan plaatsvinden. De glaslatten kunnen beter eindigen net voorbij de aluminium goot waar het glas instaat (zie figuur 65a). De onderzijde van de glaslat wordt naar boven toe afgeschuind, zodat de schilder goed onderhoud kan plegen. Brengt men de glaslatten door tot op de schuine sponning van de onderdorpel, dan moet een voeg van minimaal 3 mm worden aangehouden die men kan dichtkitten (zie figuur 65b). Voor het plaatsen van meerbladig glas (isolatieglas) moet rekening worden gehouden met de voorschriften van de fabrikant. De sponninghoogte is minimaal 17 mm. Bij een grote sponninghoogte kan de ruit goed in de sponning gesteld worden met voldoende omtrekspeling. Isolatieglas bestaat uit twee glasplaten van ongelijke dikte (zie figuren 34 en 66). Dit heeft diverse redenen, zoals voorkomen van interferentie*, betere geluidisolatie en sterkte.
66a Geluidisolatie van enkel glas 2 T3-W02
66b Geluidisolatie van dubbel glas * Interferentie = olievlekwerking optredend bij dubbel glas van even dikke glasplaten. Als de dikste glasplaat (D) naar de geluidbron wordt geplaatst ontstaat een betere luchtgeluidisolatie, omdat deze factor beïnvloed wordt door de grootte van de massa (zie figuur 66b). Tevens zullen geluidtrillingen van de ene glasplaat niet direct overgebracht worden op de andere glasplaat omdat ze andere trillingsfrequenties hebben door de verschillende diktematen. Door de dikste glasplaat buiten te kiezen verkrijgt men ook wat extra sterkte. De laatste ontwikkeling is dat tussen de twee glasplaten geen stilstaande droge lucht meer zit maar, een speciaal gas dat de thermische kwaliteiten nog verder opvoert (HR++ glas). Om de sponningen rondom het glas droog te houden ontstond de zogenaamde ‘ontluchte’ beglazing (zie figuur 67). Hierbij kan men werken met binnenbeglazing (figuur 67) of met buitenbeglazing (figuur 68). Binnenbeglazing is inbraakveiliger dan buitenbeglazing, alhoewel men gekitte buitenbeglazing ook zeer moeilijk uit de sponningen krijgt. De wigvormige steunblokjes onder het dubbele glas van (figuren 68a…c) hebben als nadeel dat de indrukking ten gevolge van het gewicht van de glasplaten ongelijk kan zijn. Daardoor kan het voegband tussen de glasplaten lostrekken, met als gevolg een lek en inwendige condensvorming (zie figuur 69). Door het horizontaal uitfrezen van de sponning ter plaatse van het glas verkrijgt het dubbel glas een gelijke steun (zie figuur 70).
3 T3-W02
67 Principe van ‘ontluchte’ binnenbeglazing
68a Principe van ‘ontluchte’ buitenbeglazing met aluminium profiel
4 T3-W02
68b Principe van ‘ontluchte’ buitenbeglazing met glaslatten
5 T3-W02
68c Principe van ‘ontluchte’ buitenbeglazing met glaslatten
69a Wigvormige steunblokjes
69b Ongelijkmatig indrukken van de steunblokjes
6 T3-W02
70 Dubbel glas krijgt gelijke steun aan de onderzijde Omdat het dichtkitten van de voegen langs de beglazing op de bouw bijna nooit onder goede omstandigheden geschiedt, zoekt men naar andere oplossingen. De verwerking van kit moet aan drie voorwaarden voldoen: 1. De ondergrond moet droog zijn. 2. De temperatuur van de omgeving moet ten minste 5°C zijn. 3. De hechtingsvlakken moeten schoon zijn. Daarom stapt men steeds meer van deze ‘natte’ methode van beglazen af en past men glaslatten of glasprofielen toe met rubberen dichtingsprofielen (zie figuur 71). Verwacht kan worden dat de ontwikkeling in de beglazingstechniek steeds meer in de richting zal gaan van prefab-beglazingssystemen met een goede ontluchting en afvoer van condenswater. In de utiliteitsbouw is de kit vrijwel verdwenen en past men droge beglazingssystemen toe. In de woningbouw zullen uitsluitend nog hoogwaardige kitten aan bod komen die niet te snel verouderen en een grote elasticiteit bezitten om de pompwerking (ten gevolge van wisselende windkrachten) van de ruit bij te kunnen houden.
7 T3-W02
71 Twee principes van droge beglazing
8 T3-W02