Buitenkozijnen
Thema 3
Soorten buitenkozijnen
De meest voorkomende typen gevelkozijnen kunnen als volgt worden ingedeeld: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Traditionele kozijnen. Montagekozijnen. Erkerkozijnen. Dakkapelkozijnen. Buitendeurkozijnen. Kozijnen met tuimelraam. Kozijnen met draaivalramen.
Traditionele kozijnen Traditionele kozijnen worden nog vaak gesteld vóór het metselen en komen in verschillende typen voor. Deze kozijnen worden opgenomen in drie soorten muurconstructies, namelijk: 1. halfsteens-dikke muren; 2. eensteens-dikke muren; 3. spouwmuren. Traditionele kozijnen in halfsteens-dikke muren Traditionele kozijnen in aansluiting met halfsteens-dikke muren past men nog wel toe bij garages, schuurtjes, loodsen, magazijnen, werkplaatsen, bergingen en tuinhuisjes. Het kozijn kan daarbij op vier manieren geplaatst worden: a. voor de muur uitstekend; b. gelijkwerkend met de buitenzijde van de muur; c. gelijkwerkend met de binnenzijde van de muur; d. aan de binnenzijde van de muur uitstekend. a. Kozijn voor halfsteensmuur uitstekend Aan deze aansluitende kozijndetails (zie figuur 18) zijn geen hoge eisen te stellen, qua warmte- en vochtwering.
1 T3-W02
18 Voor de muur uitstekend kozijn b. Kozijn aan buitenzijde gelijkwerkend met halfsteensmuur Door een kalkgroef in de stijlen te frezen en deze te vullen met specie wordt een doorgaande naad voorkomen. Boven de bovendorpel stort men een betonlatei (zie figuur 19a). Gelijk is ongelijk in de bouw, daarom maakt men in de stijl een verkenning (sponning) (zie figuur 19b).
2 T3-W02
19a Kozijn gelijk met de muur
19b ‘Gelijk is ongelijk’
3 T3-W02
c. Kozijn aan binnenzijde gelijkwerkend met halfsteensmuur De korte raamdorpelstenen onder de onderdorpel van het kozijn kunnen het water tot buiten de gevel afvoeren. In de stijlen draait men tijdens het metselen kozijnankers op lintvoeghoogte (zie figuur 20).
4 T3-W02
20 Kozijn gelijkwerkend met de binnenkant van een halfsteensmuur Alle vlakken van buitenkozijnen die in aanraking komen met metselwerk of beton dienen minimaal tweemaal behandeld te worden met milieuvriendelijke grondverf (met water verdunbaar). Dus geen loodmenie of ijzermenie meer toepassen omdat deze metalen het milieu teveel belasten. Tevens dient het schilderen of spuiten van verflagen op hout in toenemende mate te gebeuren in goed geventileerde ruimten, waarbij de overtollige verfstoffen goed worden opgevangen. In buitenkozijnen komen onder andere uitzetramen type B voor (zie figuur 7). Om het glas te kunnen opnemen is een glassponning nodig (zie figuren 21a en 23a). Bij ramen en deuren verbindt men de dorpels aan de stijlen; de stijlen lopen door (figuur 21a) omdat daar meestal het hangwerk aan bevestigd wordt. Als een sponning uit het hout gefreesd wordt, ontstaat een opening (figuur 22) tussen de stijl en de dorpel. Door de borst van de dorpel ter diepte van de sponning te verlengen, dit heet toesteek geven (figuur 23), ontstaat een sluitende verbinding.
5 T3-W02
21a Uitzetraam met glassponning
21b Het paren van het raamhout Om het uitzetraam te kunnen maken dient het hout afgeschreven te worden (zie figuur 24). Men gaat eerst het hout paren (merken) (figuur 21b) zodat geen vergissingen kunnen ontstaan bij het afschrijven, het maken van gaten en pennen en het frezen van sponningen. Het hart van het hout kiest men vaak aan de buitenzijde van het raam, in verband met de duurzaamheid ten opzichte van het spinthout. In het kozijn wordt de sponningsmaat gemeten; hier haalt men dan nog enkele millimeters vanaf om het raampje speling te geven; zo ontstaat de buitenwerkse maat.
6 T3-W02
24 Afgeschreven bovendorpel en linkerstijl Het aftekenen van de ramen en dorpels gebeurt met twee tegelijk. Het hout kiest men met overlengte, oortjes genoemd. Wanneer de buitenwerkse maat met behulp van winkelhaak en potlood op het hout is gezet, legt men het te verbinden hout er
7 T3-W02
dwars overheen en streept de houtbreedte af. Zo ontstaat de dagmaat of binnenwerkse maat (zie figuur 24).
22 De sponning maakt een opening
23a Toesteek geven
8 T3-W02
23b Sluitende verbinding Vervolgens worden de dagmenagering en de spatpenmenagering (¼ van de penbreedte) afgetekend op de stijlen. Op de dorpels schrijft men de toesteek af, zodanig dat de potloodlijnen op de dagkanten van het hout staan. Dan worden de potloodlijnen, waar nodig, overgehaald op de buitenkant van het hout. Borstlijnen haalt men helemaal over omdat men hier moet zagen, maar de lijnen van de gaten worden gedeeltelijk overgehaald, om vergissingen te voorkomen. Met een kruishout worden de gaten afgekruist. De pennen worden pas na het maken van de gaten afgekruist. De sponningen hoeven niet afgeschreven te worden omdat aan de hand van het paringteken bekend is waar men moet frezen. Na het frezen van de sponningen maakt men de spatpenmenagering en past de verbindingen in. Men legt alles klaar om te lijmen en sluit ten slotte het raamwerk op en werkt alles af. Een andere raamhoekverbinding is die met deuvels (zie figuur 25). Deuvels zijn hardhouten pennen met groefjes rondom of een sleufje. De groefjes zijn nodig voor het uitwijken van de lucht en de overtollige lijm in de boorgaten tijdens het opsluiten van de verbindingen. De kopse kanten van de dorpels krijgen dezelfde vorm als de dagkant van de stijlen. Dit noemt men contramallen. De deuvels moeten minimaal 35 mm in de stijl en 45 mm in het kopse hout van de dorpel worden aangebracht.
9 T3-W02
25 Deuvelverbinding d. Kozijn aan de binnenzijde van de muur uitstekend De 145 mm brede onderdorpel dekt het metselwerk af (zie figuur 26). Traditionele kozijnen in eensteens-dikke muren Eensteens-dikke muren worden bijna nooit meer toegepast, daarom worden maar enkele details afgebeeld (zie figuur 27).
Traditionele kozijnen in spouwmuren Er zijn diverse mogelijkheden voor de positie van het kozijn ten opzichte van de spouwmuur, namelijk: 1. De binnenzijde van het kozijn loopt gelijk met de spouwzijde van het binnenspouwblad, volgens de KVT (zie figuur 28a). 2. Het kozijn ligt vóór het spouwblad (zogenaamd bloemenkozijn vanwege de brede vensterbank) (zie figuur 28b). 3. Het kozijn ligt achter het buitenspouwblad (zie figuur 28c). Dit is de Zwitserse methode, zie ook figuur 5b. 10 T3-W02
28a Kozijn volgens KVT, principedetail
28b Principedetail van een bloemenkozijn
11 T3-W02
28c Principedetail van een ‘blind’ kozijn 1. Binnenzijde kozijn gelijk met spouwzijde binnenblad In kozijnen volgens dit principe (figuur 28a) kunnen vele typen ramen en deuren alsmede vast glas opgenomen worden. De KVT geeft vele kozijnoplossingen met raam- en deuraansluitingen, maar hoe de kozijnen aansluiten tegen muren, lateien, vloeren, plafonds en terrassen wordt niet gegeven. Uit de zeer vele mogelijkheden van kozijndetails volgen enkele varianten. Voorbeeld 1 Buitenraamkozijn met naar binnen opendraaiend raam (zie figuur 29).
12 T3-W02
Doorsnede bovendorpel (zie figuur 30).
13 T3-W02
Wanneer de belasting of de overspanning van de muuropening groot is, wordt vaak een latei toegepast. De betonnen latei menageert men vaak aan de buitenkant ter lengte van de oplegging, om deze vervolgens met klisklezoren 4.21 weg te werken. De dikte van de betonnen latei dient minimaal 80 mm te bedragen (figuur 31) om voldoende betondekking te waarborgen. Bij onvoldoende betondekking dringt gemakkelijker vocht uit zure milieus door tot de wapening, door zure regen wordt de beschermende zogenaamde vrije kalk in het beton opgelost. Wanneer dit vocht aan het staal komt ontstaat corrosie, het staal zet uit en de betonbuitenlaag springt kapot. Dit noemt men het betoncarbonatieproces (in de volksmond ‘betonrot’).
Varianten van lateiconstructies zijn: 14 T3-W02
stalen lateien; staltonlateien; baksteen-betonlatei (zie figuur 32).
In het laatstgenoemde geval worden in de fabriek bakstenen strippen tegen een betonbalk gestort. Op het werk kan de latei op de muurdammen gesteld worden en meteen doorgemetseld worden. De baksteenlatei kan tegelijkertijd met het overige metselwerk worden afgevoegd, waardoor geen kleurverschil ontstaat. Doorsnede onderdorpel (zie figuur 33).
15 T3-W02
Fig. 33: onderdorpel De onderdorpel van het kozijn is aan de bovenzijde voorzien van een schuine sponning van 10° standaard, maar deze schuinte mag best groter worden genomen in verband met een vlotte afwatering. Op de klik of dam wordt een aluminium pro fiel geschroefd met een neopreen (rubber) aanslag. Een dichtingspro fiel als in de onderdorpel van het raam wordt ook in de stijlen en bovendorpel in een groef geklemd. Op de hoeken worden deze dichtingsprofielen in verstek (45°) aan elkaar gelast. Zo ontstaat een rubber kader. In plaats van raamdorpelstenen past men voor het afdekken van het buitenspouwblad een aluminium waterslagprofiel toe. Dit wordt met roestvaste schroeven tegen de spouwlat bevestigd. De uiteinden worden afgewerkt met een eindstuk (zie figuur 29). Doorsnede stijl (zie figuur 34).
16 T3-W02
Om vochtdoorslag te voorkomen spijkert of niet men stroken DPC-folie (kunststof) tegen de spouwlatten aan (zie figuur 35). Een andere mogelijkheid is dat een kunststof profiel wordt toegepast en dat de stijl een kloostersponning heeft (zie figuur 36). Bakstenen sluiten tegen een smalle houtaanslag beter aan dan tegen een brede. De zichtzijde van de stenen die buiten het kozijn uitsteken noemt men de negge of kantelaaf (zie figuur 34). Deze maat dient ruim te zijn, waardoor het kozijn verder terug ligt in de gevel; dit geeft een betere bescherming.
17 T3-W02
Voorbeeld 2 Buitenkozijn met naar buiten opendraaiende delen (zie figuur 37).
18 T3-W02
Het kozijn is door een tussenstijl en een tussendorpel (kalf genoemd) in vakken verdeeld. Het rechtergedeelte bevat vast glas. De beglazing van de draaiende delen en ook het vaste glas zitten aan de binnenzijde (binnenbeglazing); dit is inbraak-veilig. Voor de machinale-houtbewerker is dit vrij ingewikkeld omdat de glassponning in de bovendorpel van het kozijn niet doorgefreesd kan worden. De scharnieren zijn inbraak-veilig en het sluitwerk wordt geheel ingefreesd als meerpuntssluiting. Uitzetijzers kunnen in de kierstand op slot gezet worden. Doorsnede bovendorpel (zie figuur 38).
19 T3-W02
In de kozijnbovendorpel is een waterhol gefreesd om regenwater te beletten door de naad naar binnen te dringen. Aluminium tochtstrippen zorgen voor een tochtdichte afsluiting tussen raam en kozijn. Om het binnendringen van regenwater langs de bovenzijde van het raam te voorkomen, brengt men ook wel een aparte houten lekdorpel (figuur 39a) of een aluminium lekdorpel (druiprand) (figuur 39b) aan.
20 T3-W02
Doorsnede onderdorpel (zie figuur 40).
21 T3-W02
Tussen de onderkant van het raam en de schuine kozijnsponning dient een opening van minimaal 5 mm gehouden te worden. Doorsnede stijl Door de bovendorpel-doorsnede (figuur 38) een kwartslag gekanteld voor te stellen en het waterhol weg te denken ontstaat de doorsnede over de stijl. In de stijlen draait men kozijnankers 6.30 richting binnenspouwblad (zie figuur 34). Doorsnede tussendorpel (zie figuur 41).
22 T3-W02
De tussendorpel is een combinatie van het bovendorpel- en onderdorpeldetail, (figuren 38 en 40). Verder zijn ontelbaar vele varianten mogelijk om naar binnen en naar buiten opendraaiende delen in buitenkozijnen op te nemen, daarom kan dan ook het best verwezen worden naar de KVT (1995). Als verbindingsmogelijkheden tussen de diverse kozijnonderdelen kan men kiezen voor een dubbele pen- en -gatverbinding, een verbinding met deuvels of een met een enkele pen plus een deuvel (zie figuur 42).
23 T3-W02
24 T3-W02
2. Kozijn vóór het spouwblad geplaatst Bij de detaillering van dit zogenaamde bloemenkozijn (figuur 28b) dient veel aandacht te worden geschonken aan de vochtwering en de thermische isolatie. Aan de stijlen en bovendorpel wordt door middel van pen-en-gatverbindingen een raamwerk bevestigd dat in zijn geheel in het werk wordt gesteld (zie figuur 43). De dampremmende laag dient om het damptransport, dat altijd van het warme gebied naar het koude gebied plaatsvindt, tegen te gaan. Deze damp zou anders tegen de koude buitenbekleding gaan condenseren en inwendig vocht vormen. Vocht dat niet weggeventileerd wordt veroorzaakt op den duur houtrot.
Kozijn achter het buitenspouwblad Op plaatsen waar zeer kleine kozijnen voor voldoende ventilatie en lichttoetreding zorgen, zoals in gevels van toiletruimten, past men wel blinde kozijnen toe (zie figuur 28c). Door de kozijnen met ramen geheel achter de buitengevel weg te stoppen kan worden volstaan met het maken van heel kleine muuropeningen. 25 T3-W02
Montagekozijnen Montagekozijnen winnen steeds meer terrein omdat vele timmerfabrikanten kozijnen inclusief ramen, deuren en beglazing, gelakt en al op de bouw afleveren. De stelkozijnen worden vooraf gesteld (figuur 35) en door middel van kozijnankers ingemetseld. Na de ruwbouw stelt men met handkracht of met behulp van een hijsraam (figuur 14) de montagekozijnen. Twee varianten worden nader bekeken. Variant 1 Allereerst brengt men dichtingsband aan op alle plaatsen waar men achteraf niet meer bij kan komen. Vervolgens vult men de stelnaden op die plaatsen op waar het montagekozijn wordt vastgeschroefd. De onderdorpel zet men met een aluminium profiel vast aan het stelkozijn (zie figuur 44).
44 Doorsneden montagekozijn, variant 1 Variant 2 Montagekozijnen kunnen ook blind worden bevestigd met behulp van ankers of beugels in groeven van stijlen en bovendorpel (zie figuur 45). De onderdorpel wordt met stripstaalankers aan de ruwe begane-grondvloer bevestigd.
26 T3-W02
45 Doorsneden montagekozijn, variant 2 Erkerkozijnen Erkerkozijnen zijn uitbouwkozijnen die het uitzicht vanuit binnenruimte vergroten. Het is mogelijk om aan beide zijden zijlichten te maken die een hoek van 90° of een andere hoek met de gevel maken (zie figuur 46). Van de diverse mogelijke oplossingen voor erker nr. 1 zijn er twee over de muurstijl en twee over de hoekstijl gegeven (zie figuur 47).
46 Twee erkermodellen
27 T3-W02
47 Mogelijke oplossingen voor erker nr. 1 van figuur 46 Voor erker nr. 2 zie figuur 48. De raamdorpels kunnen het best op maat gemaakt worden van prefab beton of natuursteen. De stijlen worden afgeschuind, voorzien van losse veren en gelijmd. Aan de buitenzijden worden aparte koppeldelen in de stijlen gelijmd met watervaste lijm.
28 T3-W02
48 Mogelijke oplossing voor erker nr. 2 van figuur 46 Dakkapelkozijnen Dakkapellen zijn er in veel verschillende vormen (zie figuur 49). Maar omdat bij alle aansluitingen het dak ook uitgetekend dient te worden, vindt uitwerking plaats in theorieonderdeel 'Maken van schuine daken'.
49 Een van de vele typen dakkapellen Buitendeurkozijnen Er zijn diverse typen buitendeurkozijnen, namelijk voor: 29 T3-W02
garagedeur; bijkeukendeur; keukendeur; balkondeuren; tuindeuren; voordeur.
Garagedeurkozijnen Zonder kozijnen hangt men tuinpoorten en garagepoorten weleens meteen in gemetselde openingen. Het eenvoudigste is om geschaafde en geploegde delen op dwarsplanken (klampen) te bevestigen; dit heten opgeklampte deuren (figuren 50a en b). Constructiever worden de deuren als een houten raamwerk wordt gemaakt waarop de schroten worden aangebracht (figuren 50c en d). Voor de stevigheid en om afzakken (schranken) van de gehele deur tijdens het hangen te voorkomen past men schoren toe. Deze schoren wijzen vanaf de hangzijde schuin naar boven en gaan schranken van de deur tegen (zie figuur 51). Aan de poort maakt men met behulp van slotbouten staartgehengen vast die aan muurduimen hangen (zie figuur 52).
30 T3-W02
51 Plaats van de schoren
52 Afhangen tuinpoort De garagedeuren hangen in een kozijn aan zware garagedeurgehengen (zie figuur 53). Om deze zware deuren op te vangen zijn de muurdammen van de linker zijgevel in eensteens-dik metselwerk uitgevoerd. In de deuren neemt men ventilatieroosters op om auto-uitlaatgassen af te voeren.
31 T3-W02
53 Dubbele garagepoort De deuren zijn van dikke stijlen gemaakt, verbonden door dunnere dorpels die met schroten worden bekleed, zie detail A-A. Als aanslag van beide deuren en tevens als afsluiting van de naad past men stalen T-profielen toe, zie detail B-B. Aan de onderkant van de garagepoort stort men een gewapend betonnen onderdorpel waarin een gelijkzijdig hoekprofiel met ankers is vastgezet, zie detail DD. Als garagepoorten kennen we ook kantelconstructies van staal of aluminium. Daarbij is zelfs bediening op afstand mogelijk. In de poort kan een loopdeur opgenomen worden. Een zeker zo fraaie oplossing is een roldeurconstructie, die weinig ruimte in beslag neemt. Bijkeuken- en keukendeurkozijnen Bijkeuken- en keukendeurkozijnen hebben, evenals garagedeurkozijnen, naar buiten opendraaiende deuren. Daardoor kan men die ruimten snel verlaten als dat nodig mocht zijn; bovendien nemen naar buiten opendraaiende deuren geen ruimte in beslag in deze doorgaans kleine vertrekken. Als laatste argument kan nog worden aangevoerd dat naar buiten opendraaiende deuren beter vochtdicht aansluiten dan naar binnen opendraaiende deuren (zie figuur 54).
32 T3-W02
54 Buitenkozijn met naar buiten opendraaiende deur en bovenlicht Balkon- en tuindeurkozijnen Balkon- en tuindeuren (figuur 55) draaien ook meestal naar buiten open. De aansluitende details van de kozijnen zijn identiek aan (zie figuur 54). Alleen de aansluiting van de twee deurstijlen tegen elkaar kan op verschillende manieren worden uitgevoerd (figuren 55a…d). Doorsnede a noemt men een tongnaaldconstructie. In de doorsneden c en d is gewerkt met T-profielen. Moderne tuindeurconstructies hebben een hefschuifsysteem.
33 T3-W02
55 Balkon-tuindeur
34 T3-W02
Voordeurkozijnen
Voordeurkozijnen komen in alle gebouwen voor en voordeuren draaien altijd naar binnen (zie figuur 56).
Fig. 56: Voordeurskozijn. 35 T3-W02
Om een voordeurkozijn te kunnen stellen dient men drie gegevens te weten (zie figuur 56): 1. het aantal koppenmaten vanuit een hoekprofiel; 2. de hoogtematen van de onderkant van de kozijnstijlen ten opzichte van peil, zie doorsnede A-A (218 mm boven peil); 3. de neggenmaat, zie doorsnede B-B. Als alle maten afgesteld zijn brengt men eerst een koppellat aan vanuit onderzijde kozijnstijl naar profiel 1 (zie figuur 57a). Dan stelt men de binnenzijde (dagkant) van het kozijn te lood en brengt een tweede koppellat aan richting profiel 2.
57 Gestelde profielen en kozijnen (gespiegelde woning t.o.v. figuur 56) 36 T3-W02
* Opmerking: Alle kozijnen dienen tegen zijdelingse verplaatsing nog van koppellatten te worden voorzien. Deze latten zijn voor de duidelijkheid op de tekening weggelaten Langs de onderzijde van het kozijn spant men ook nog een metseldraad om de neggenmaat te meten en maakt vervolgens de onderste schoren vast aan de badding. Men controleert nog eens de meterpeilhoogte aan de hand van de zogenaamde meterpeildraad, stelt de voorkanten van beide stijlen te lood en maakt de bovenste schoren vast aan de badding. Om de vrij grote afstand van de neuthoogte tijdens het stellen te overbruggen, past men zogenaamde stelpoten (c) toe (zie figuur 59). Tussen de onderdorpel en de neuten houdt men een stelnaad aan die met elastische kit wordt dichtgezet (zie figuur 60).
58 Gedeeltelijke plattegrond behorend bij figuren 56 en 57
59 Stelpoot (detail 1 van figuur 57)
37 T3-W02
60 Hardstenen onderdorpel met neut Om de naad tussen de onderkant van de deur en de natuurstenen onderdorpel af te sluiten zijn diverse tochtprofielen in de handel (zie figuur 61). Er zijn tochtprofielen die, als de deur bijna dicht is, sluiten via een mechanisme dat werkt vanuit de kozijnstijl. Om het water dat bij sneeuwstorm of flinke regenbuien onder de naad wil doordringen, ver van de klik of dam van de onderdorpel te houden, past men een zogenaamde hardhouten weldorpel toe. Ook bij naar binnen opendraaiende ramen en valramen past men – om dezelfde reden – nog wel onderdorpels toe met een weldorpel.
38 T3-W02
61a Tochtprofiel met borstel
61b Tochtprofiel met automatische afdichting
39 T3-W02
Kozijn met tuimelraam Van tuimelramen draait de onderste helft naar buiten open en de bovenste helft naar binnen (zie figuur 62).
62a Tuimelraamkozijn uitgevoerd als traditioneel kozijn
40 T3-W02
62b Tuimelraamkozijn uitgevoerd als montagekozijn, detail 1
62c Tuimelraamkozijn uitgevoerd als montagekozijn, detail 2 41 T3-W02
De aansluitingen van het tuimelraam met het kozijn zijn van dubbele dichtingsprofielen te voorzien. Men kan in het kozijn of het raam, op de plaatsen waar de aanslaglijst van 14 × 46 mm of de T-vormige lat aanslaan, sponningen frezen waarin tochtprofielen worden aangebracht. Als overspanningsconstructie bij detail 2 (zie figuur 62c) is met opzet gekozen voor een constructie die de spouwmuren ononderbroken door laat lopen tot stelkozijn. Bij overspanningen van geringe afmeting kan aan de buitenkant volstaan worden met een rollaag als ondervanging van het buitengevelmetselwerk. Aan de binnenkant kan volstaan worden met een Staltonlatei als ondervanging van het binnenmetselwerk. Om de bovendorpel van het stelkozijn niet geklemd tussen de muren op te sluiten bevestigt men enkele bevestigingsbeugels op de staltonlatei. Het stukadoorwerk kan net boven het verlaagde systeemplafond eindigen. De randlat schildert men aan de onderkant vaak zwart en het hoekpro fiel (randprofiel) van het systeemplafond steekt met een verkenning van 4…8 mm onder de randlat uit; dit geeft een zogenaamde schaduwvoeg. Kozijn met draai-valraam Draai-valramen (figuur 63) worden vrij veel toegepast. Dit raamtype kan als ventilatieraam worden aangemerkt als het ventilerende gedeelte zich meer dan 1800 mm boven de vloer bevindt.
Fig 63 42 T3-W02
De sponningen in de buitenranden van de draaivalramen freest men in één arbeidsgang, inclusief de groeven voor de rubberen kaders in het hout. Hiervoor beschikt men over verstelbare gecombineerde frezen. De groeven ten behoeve van het inbouw hang- en sluitwerk freest men in de kant-en-klare en afgewerkte vleugel (raam), zie details figuur 63. Bij de keuze van binnenbeglazing, zie alternatief (figuur 63), boort men gaten vanuit de glassponning richting goot van het aluminiumprofiel. De functie van de gaten is om inwendig vocht af te voeren en voor een ontluchte beglazing te zorgen
43 T3-W02