Campus Sint-Jorisstraat bachelor Sport en Bewegen St-Jorisstraat 71, 8000 Brugge tel: 050/33 32 68
[email protected] www.howest.be
TestTheCyclist “Met welke testbatterij kunnen trainers jonge, competitieve wegwielrenners screenen?”
Mathias Segers Academiejaar 2014-2015 Bachelor Sport en Bewegen
Interne promotor: meneer Joost Vansteenkiste
Hoge school West-Vlaanderen Campus: Sint-Jorisstraat Brugge
“Eindwerk voorgelegd tot het behalen van de graad Professionele Bachelor Sport en Bewegen”
2
“De auteur geeft de toelating dit afstudeerwerk voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van het afstudeerwerk te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit dit afstudeerwerk”.
3
Campus Sint-Jorisstraat bachelor Sport en Bewegen St-Jorisstraat 71, 8000 Brugge tel: 050/33 32 68
[email protected] www.howest.be
TestTheCyclist “Met welke testbatterij kunnen trainers jonge, competitieve wegwielrenners screenen?”
Mathias Segers Academiejaar 2014-2015 Bachelor Sport en Bewegen
Interne promotor: meneer Joost Vansteenkiste
Hoge school West-Vlaanderen Campus: Sint-Jorisstraat Brugge
“Eindwerk voorgelegd tot het behalen van de graad Professionele Bachelor Sport en Bewegen”
4
Woord vooraf Via deze bachelorproef en het eindproduct wil ik een hulpmiddel bieden aan wielertrainers bij off-bike trainingen. Ook mensen die zich specifiek met off-bike trainingen, binnen het wielrennen, bezig houden kunnen hierbij een meerwaarde vinden. Hierbij wil ik graag even de mensen bedanken die mij hebben geholpen in het tot stand brengen van deze bachelorproef. Zonder deze mensen was het wellicht niet gelukt om eenzelfde resultaat voor te leggen. Eerst en vooral wil ik mijn interne promotor, meneer Joost Vansteenkiste docent aan de Hoge School West-Vlaanderen, bedanken voor zijn medewerking. Hij gaf mij een richting waarmee ik verder kon werken, stond mij met raad en daad bij en was telkens bereikbaar voor feedback. Meneer Vansteenkiste wil ik dan ook ten zeerste bedanken voor zijn goede begeleiding. Ook de andere lectoren die zich inzetten voor de begeleiding van de bachelorproef mogen niet vergeten worden. In het bijzonder mevrouw Heleen Spittaels, docente aan de Hoge School West-Vlaanderen, die telkens de lessen in goede banen heeft geleid. Zij zorgde ervoor dat mijn onderzoeksvraag, een essentieel onderdeel, in orde was. Dieter Segers, wielrenner bij Flemish Cycling Project (FCP), moet zeker en vast ook bedankt worden voor zijn tijd en inzet. Dieter geeft de toestemming gegeven om telkens op de afbeeldingen te staan. Zonder hem had ik geen duidelijke afbeeldingen kunnen aanbieden. Verder wil ik ook de mensen bedanken die hebben meegewerkt aan dit onderzoek. Zonder deze mensen was er nooit een bachelorproef of product mogelijk geweest. Deze mensen hebben hun vrije tijd opgeofferd om mij te kunnen bijstaan in mijn leerproces. Ze hebben mij dan ook voorzien van zeer mooie feedback en commentaren waarmee ik deze bachelorproef tot een goed einde kon brengen. Zonder deze mensen ging de realisatie van mijn studie niet tot een goed einde zijn gekomen. Deze mensen hebben een vermelding dus zeker verdiend. Mathias Segers Wevelgem 22/05/2015
Abstract Deze bachelorproef is een leidraad voor wielertrainers om hun renners op een betere manier te kunnen trainen met behulp van een testbatterij zonder fiets. Probleemstelling Wielertrainers worden dagelijks geconfronteerd met het feit dat ze nieuwe renners moeten begeleiden waarvan ze niet weten waartoe hun lichaam in staat is. Als trainer is het enorm moeilijk om het niveau van die renner te bepalen. Een inspanningstest op de fiets is een must geworden terwijl bewezen is dat er ook off-bike trainingen nodig zijn. Ook deze trainingen naast de fiets zoals lenigheid en stabilisatietrainingen maken deel uit van de trainingen. Voor oudere trainers is dit een nieuw werkterrein. Trainers weten niet hoe men off-bike training moet aanpakken. Het doel van het onderzoek Dit onderzoek gaat dieper in op de noden van de wielertrainer. Aan de hand van dit onderzoek is de efficiëntie van een nieuwe, specifieke testbatterij onderzocht. Dit moet zowel de renner maar ook de trainer of personal coach helpen bij het proces van training. Met een specifieke testbatterij wordt een reeks testen bedoeld. Deze testen zijn gelinkt aan een theoretisch kader. De testen zijn wetenschappelijk onderbouwd en sluiten aan bij de belangen van de renner. Dit onderzoek kan ook een eerste aanzet zijn tot blessurepreventie. Hier werd echter niet dieper op ingegaan. Praktijkgericht onderzoek 21 wielertrainers werden aangesproken om deel te nemen aan het onderzoek. Deze mensen moesten meer informatie geven in hoeverre een testbatterij nodig zou zijn in hun trainingsproces. Daarna werd een op maat gemaakte tool ontwikkeld en in de praktijk uitgetest bij 8 trainers. Met de feedback van die 8 experten werd er een optimalisatie gemaakt van de testbatterij. Dit werd de uitgangsbasis van de website die hiervoor werd ontwikkeld: http://www.addframes.com/TestTheCyclist/ . Praktische toepassing in het werkveld
6
TestTheCyclist wordt gebruikt bij wielerclub De Molenspurters Meulebeke. Er zal eveneens gebruikt gemaakt worden van enkele testen door de Topsportschool Gent, specialisatie wielrennen. Verder zijn er enkele trainers die op zichzelf renners trainen die ook de testbatterij gebruiken in hun trainingsopbouw.
7
Verklarende woordenlijst
Woorden die in de verklarende woordenlijst voorkomen worden aangeduid met een ster (*) boven het woord aan de rechterkant. De woordenlijst is alfabetisch opgemaakt.
Acetylcholine (ACH) = stof die ervoor zorgt dat signalen van de zenuw op de spier worden overgebracht, dit wordt een neurotransmitter genoemd.
Actine-elementen = één van de eiwitten in de spieren, deze zorgt voor de samentrekking van de spier, ze haakt in elkaar met de myosinekoppen.
Aerobe drempel = De aerobe drempel is het punt waar een geleidelijke stijging van de lactaatconcentratie waar te nemen is. In de wetenschappelijke literatuur wordt algemeen aangenomen dat deze drempel zich situeert bij een concentratie van 2 mmol.l (Vrijens, Bourgois & Lenoir, 2001)
Anaerobe drempel = De belasting waarbij de lactaatconcentratie brutaal begint te stijgen wordt ‘anaërobe drempel’of lactaatbuigpunt genoemd. In de wetenschappelijke literatuur werd deze grens om praktische redenen aanvaard op 4mmol.l (Vrijens, Bourgois & Lenoir, 2001)
ATP = of Adenosinetrifosfaat is een stof waarin een energierijke verbinding zit waardoor energie in de cel (bij alle organismen) wordt opgeslagen. Wanneer energie nodig is voor groei, beweging,.. dan wordt ATP in ADP omgezet en komt de nodige energie vrij.
Myosinekoppen = het belangrijkste eiwit in spieren, bewerkstelligt de samentrekking. Het kan zich vastzetten in de actine-elementen om zo tot een contractie van de spier te komen.
Proneert = komt van proneren wat betekent: houding van de hand zodanig veranderen dat de handpalm naar beneden wijst, of de houding van de voet zodanig veranderen dat de binnenzijde van de voet naar beneden is gekeerd.
ROM (range of motion) = de bewegingshoeveelheid die mogelijk is ter hoogte van een gewricht (Booze & Azen, 1979)
Sacro-iliacale gewricht = heeft betrekking op het heiligbeen (os sacrum) en het darmbeen (os illium). Deze twee botten vormen een deel van het bekken.
Supineert = komt van supineren wat betekent: 1. houding van de hand waarbij de handpalm naar boven wijst 2. Rugligging.
8
Synergistische dominantie = meestal zijn meerdere spieren verantwoordelijk voor één beweging waarbij één spier het meest arbeid levert. Synergistische dominantie treedt op wanneer de hulpspieren meer arbeid moeten leveren dan de werkelijke hoofdspier.
Triggerpoints = een triggerpoint is een irritatie in een skeletspier vergelijkbaar met dat van een knobbel. Het is een supergevoelige bobbel op de spier, die meestal voelbaar is met de hand. (Hong & Simons, 1998)
9
Inleiding “Met welke testbatterij kunnen trainers jonge competitieve wegwielrenners screenen?” Dit rapport werd opgebouwd rond bovenstaande vraag. Het theoretisch kader evenals het uiteindelijke product zal als antwoord dienen op deze vraag. De eerste wielerwedstrijd van het jaar vindt meestal plaats in het eerste weekend van maart. Daarin nemen jonge wielrenners het op tegen elkaar om als eerste over de witte lijn te komen. Deze jongeren hebben een hele winter goed getraind om hiervan nu de vruchten te plukken. De meerderheid van deze jongeren heeft een privétrainer die hen begeleidt. Deze trainers hebben meestal van een opleiding bij de Vlaamse Trainers School (VTS) genoten of gelijkaardige opleidingen. Ze hebben veel ervaring met het trainen op de fiets. Als bewegingsdeskundige is het noodzakelijk om vooraf altijd een goede screening te doen. Deze screening is het meest zinvol wanneer de renner en trainer een bepaald doel voor ogen hebben. Tijdens de opleiding Sport en Bewegen wordt dit duidelijk naar voor gebracht. De onderzoeksvraag vertrekt vooral uit het Health Coach model en het Renson model. Naast het bekende functional movement screening (FMS) en Spartanova is het werkveld op zoek naar andere testen die zich specifiek op het wegwielrennen toespitsen. De vraag naar een specifieke testbatterij wordt dus breed gedragen. Na het bevragen van een aantal trainers was het mogelijk om enkele zaken te weten te komen. Deze trainers vinden het moeilijk om het beginniveau van hun renner te bepalen. De wielrenner kent zijn lichaam meestal zelf nog onvoldoende omdat hij nog in de puberteit zit. Tijdens deze periode
verandert
het
lichaam
bijna
constant.
Denk
hierbij
aan
spieropbouw,
hormonenwisselingen, … . Het doel van dit onderzoek is om trainers te helpen in het leren kennen van de jongere. Dit aan de hand van een nieuwe testbatterij met enkele specifieke testen. In dit onderzoek zal een specifieke testbatterij voorgelegd worden aan een aantal wielertrainers, kinesisten en personal trainers. De bedoeling is om te polsen naar hun ervaring met de testbatterij en hen hierover feedback te vragen.
10
Enkele renners zullen onderworpen worden aan de testen. Van hun trainers wordt een enquête afgenomen om de hanteerbaarheid van de testbatterij te bevragen. Aan de hand van hun feedback worden aanpassingen gedaan om zo de testbatterij te optimaliseren en effectief te implementeren in het werkveld. Deze testbatterij bevat enkele specifieke testen, voor wielrenners, die een jongere kunnen screenen. Deze testbatterij kan bijvoorbeeld maandelijks afgenomen worden. De trainer krijgt hierdoor een beeld van de afgelopen trainingen. Op deze manier krijgt de trainer ook een goed beeld van zijn renner alsook hoe hij reageert op bepaalde trainingen. De trainer en renner zijn gebaat bij dit soort testen omdat zwaktes altijd zullen bovendrijven. Het is aan de trainer om hierop te anticiperen en deze zwaktes te beperken tot het minimum of zelfs weg te werken.
11
Inhoud Woord vooraf ............................................................................................................................. 5 Abstract ...................................................................................................................................... 6 Verklarende woordenlijst ........................................................................................................... 8 Inleiding ................................................................................................................................... 10 Mindmap .................................................................................................................................. 14 Verantwoording van het gekozen concept ............................................................................... 15 Hoofdstuk 1: Theoretisch kader ............................................................................................... 18 1.1 Kernwoorden onderzoeksvraag .................................................................................. 18 1.1.1 Trainer .................................................................................................................. 18 1.1.2 Jonge, competitieve wegwielrenner ..................................................................... 18 1.1.3 Testbatterij ............................................................................................................ 19 1.1.4 Screenen ............................................................................................................... 19 1.2 Product, meerwaarde en doelgroep ............................................................................. 21 1.3 Verdieping in het wielrennen ...................................................................................... 21 1.3.1 Omschrijving sport ............................................................................................... 21 1.4 Biomechanica van een renner ..................................................................................... 23 1.4.1 Spierweefsel ......................................................................................................... 23 1.4.2 spierelasticiteit ...................................................................................................... 24 1.4.3 De optimale spierlengte ........................................................................................ 26 1.4.4 Actieve spieren tijdens het fietsen ........................................................................ 27 1.4.2. verdieping in core stability .................................................................................. 32 1.5 Testbatterijen............................................................................................................... 35 1.5.1 Eurofit testbatterij ................................................................................................. 35 1.5.2 Spartanova ............................................................................................................ 35 1.5.3 Functional Movement Screening (FMS) .............................................................. 36 1.6 belang van een screening via testbatterij .................................................................... 37 1.7 hypothese theoretisch kader ........................................................................................ 38 Hoofdstuk 2: praktijkgericht onderzoek .................................................................................. 40 2.1 Methodologie .............................................................................................................. 40 2.1.1 Testfase 1.............................................................................................................. 40 2.1.2 Ontwikkeling product ........................................................................................... 40
12
2.1.3 Testfase 2.............................................................................................................. 41 2.1.4 Optimalisatie product ........................................................................................... 41 2.1.5 Toekomst product ................................................................................................. 41 2.2 Testfase 1 .................................................................................................................... 42 2.2.1 Belangrijkste conclusies tot nu toe ....................................................................... 47 2.3 Ontwikkeling product ................................................................................................. 49 2.3.1 Voorontwerp product ........................................................................................... 49 2.3.2 Schematische voorstelling van het product .......................................................... 49 2.3.1 Argumentering keuze vorm en inhoud product.................................................... 50 2.4 Testfase 2 .................................................................................................................... 52 2.5 optimalisatie product ................................................................................................... 54 Hoofdstuk 3: Praktische toepassing in het werkveld ............................................................... 56 3.1 Inleiding ...................................................................................................................... 56 3.2 Resultatenvergelijking met literatuurstudie ................................................................ 56 3.3 Toepassing in het breder werkveld ............................................................................. 57 3.4 Toekomstvisie ............................................................................................................. 58 3.4.1 Algemeen ............................................................................................................. 58 3.4.2 website .................................................................................................................. 59 Conclusie .................................................................................................................................. 60 Bijlagen ............................................................................................................................. 62 Bijlage 1: Enquêteformulier A Testfase 1 ..................................................................... 62 Bijlage 2: enquêteformulier B diploma trainer B/A of gelijkaardig ............................. 62 Bijlage 3: Product TestTheCyclist testbatterij .............................................................. 62 Bijlage 4: Overzicht figuren .......................................................................................... 62 Bijlage 5: toestemmingsformulier verspreiding fotomateriaal...................................... 62 Bijlage 6: oefenbibliotheek ........................................................................................... 62 Literatuurlijst ............................................................................................................................ 63
13
Mindmap
Figuur 1: mindmap proces bachelorproef
14
Verantwoording van het gekozen concept Deze testbatterij is gebaseerd op het model van Renson e.a. uit 1979. Dit model zet de mens, als levend wezen, centraal. Het gedragscomponent (menswetenschappen), het fysiek-organisch component (natuurwetenschappen) en het motorische component (menselijke bewegingsleer) zijn de drie hoofdcomponenten.. Ditzelfde model werd gebruikt, toegepast en ontwikkeld bij de EUROFIT-testbatterij. De fysiek-organische component heeft betrekking op de lichamelijke groei en het cardio respiratorisch uithoudingsvermogen. De motorische component van fysieke fitheid benadrukt de ontwikkeling en de uitvoering van groot-motorische activiteit. Deze component kan niet bepaald worden door middel van één test. Dit kan wel gemeten worden door een testbatterij, waarin elke test een andere factor meet. De drie basisdimensies van de motorische fitheid namelijk, kracht, spieruithouding en snelheid, omvatten meer dan één factor. De dimensies lenigheid en evenwicht worden als een algemene factor gezien. Meestal kunnen beide aspecten met eenzelfde test bepaald worden. De gedragscomponent wil zeggen dat Ons “bewegingsgedrag’ bepaald wordt door sociale invloeden zoals de situatie van lichamelijke opvoeding in het schoolsysteem of de toegankelijkheid van sportorganisaties en sportinfrastructuur.” Er is een verband tussen deze drie componenten. Het is belangrijk om een verschil te maken in het type renner. Een sprinter zal meer wegen dan een klimmer. Het is dan ook belangrijk om vooraf enkele antropometrische metingen zoals lichaamslengte, lichaamsgewicht, en huidplooien in de beoordeling op te nemen. De testbatterij bevat voornamelijk ‘prestatiegerelateerde’ tests. Echter moet hierbij vermeld worden dat er enkel bevraagd wordt of een testbatterij efficiënt is. De testresultaten kunnen niet met elkaar vergeleken worden omdat dit niet binnen het domein van een bewegingsdeskundige Sport & Bewegen valt. Hier moeten statistische gegevens verwerkt worden, wat binnen deze richting niet mogelijk is.
15
Figuur 2: de fysieke fitheidsdriehoek van Renson (1979)
Één model volstond niet om deze bachelorproef tot een goed einde te volbrengen omdat het domein erg breed is. Daarom is het Health Coach model een handige tool om mee te werken. Het gaat in principe het proces van een Personal Trainer bevorderen maar kan ook hier in dit onderzoek gebruikt worden. Er kunnen een aantal fasen toegepast worden. Hier wordt vooral gewerkt rond het aspect ‘Measure’ wat ‘meten’ wil zeggen. Een testbatterij is gemaakt om te meten.
Dit
zal
verder
worden
uitgebreid
in
het
onderzoek.
Figuur 3 : het Health Coach model (Vansteenkiste, 2013)
De fitheids-driehoek van Renson e.a. betreft vooral het fitheidsaspect van de mens. Vandaar dat dit model ook gekoppeld werd aan het Health Coach model (Vansteenkiste, 2013).
16
Dit model werd ontwikkeld voor de studenten van de richting Sport en Bewegen. Het wordt gegeven aan de Hoge School West-Vlaanderen te Brugge. Voor hen is het een hulpmiddel in het opmaken van beweegsessies. Het is vooral gericht op de arbeidsmarkt die vraagt naar een model voor Personal Trainers. Deze bachelorproef resulteert uit een combinatie van de twee bovenstaande modellen Via de testbatterij wordt de functionaliteit van de renner gemeten. Dit aan de hand van enkele gestandaardiseerde tests via een duidelijke organisatie met vooropgestelde materialen en een grondig plan. Dit zou ervoor moeten zorgen dat de doelstelling van zowel renner als trainer verwezenlijkt worden.
17
Hoofdstuk 1: Theoretisch kader “Met welke testbatterij kunnen trainers jonge competitieve wegwielrenners screenen?” In hoofdstuk 1 wordt een theoretisch kader uitgewerkt. Dit moet dienen als basis voor volgende hoofdstukken. Aan de hand van bepaalde onderzoeken en de daaropvolgende resultaten zullen verschillende conclusies getrokken worden.
1.1 Kernwoorden onderzoeksvraag 1.1.1 Trainer Volgens wikipedia is: “Een trainer is iemand die zich op professionele basis bezighoudt met de prestaties van een persoon (een trainee) of dier. In tegenstelling tot een coach ligt de nadruk bij een trainer vooral op de fysieke prestatie en veel minder op geestelijke en emotionele ondersteuning.” (Trainer, 2015) Zoals hierboven beschreven is een trainer iemand die zich vooral bezighoudt op prestatieniveau. Daarom is deze testbatterij nuttig voor een trainer. De bedoeling van deze persoon is om zijn trainee tot een hoger niveau te brengen en dit aan de hand van bepaalde trainingsprikkels. De trainer zoekt, in samenspraak met zijn trainee, naar de beste manier om dit te doen. Beiden halen ze voldoening uit het bereiken van prestaties, elk op hun eigen manier. Het wegwielrennen in België kent al langer succes, 26% van de Belgische volwassen bevolking beoefent de fietssport op regelmatige basis (Scheerder et al., 2013). Dit is ook merkbaar bij de jeugdcategorieën, waar ook al op jonge leeftijd met persoonlijke trainers gewerkt wordt. Een individuele trainer voor een 16-jarige wegwielrenner is geen uitzondering meer, in tegendeel. Zo is de doelgroep tot stand gekomen. In België hebben de meeste wielertrainers genoten van een opleiding aan de Vlaamse Trainersschool (VTS). Daar kan men een opleiding als initiator, trainer B of trainer A wielrennen
volgen.
De
Vlaamse
Trainersschool
werd
in
1994
opgericht
als
samenwerkingsverband tussen Bloso, verschillende universiteiten en vele Belgische sportfederaties. VTS geeft zowel opleidingen, advies, wetenschappelijke expertise enzoverder.
1.1.2 Jonge, competitieve wegwielrenner In dit onderzoek zullen jonge wegwielrenners gescreend worden. Deze jeugdige sporters zijn 14 – 18 jaar oud. Deze groep ondergaat enkele fundamentele lichaamsveranderingen. Die
18
kunnen zorgen voor bepaalde problemen of prestatieverminderingen (Visser, Geuze & Kalvenboer, 1999). Daarom wordt hiermee rekening gehouden in de testbatterij. Wanneer kan iemand een competitieve wegwielrenner genoemd worden? Volgens de website van de Belgische Wielerbond moet men een vergunning hebben vooraleer men kan deelnemen aan wedstrijden. Deze wedstrijden, georganiseerd door de Belgische of Vlaamse Wielerbond, bestaan uit een competitie. Wanneer men deelneemt aan dit soort wedstrijden en dus een vergunning heeft wordt men een competitief wegwielrenner genoemd. Een 18-jarige jongeman die deelneemt aan een parochiewedstrijd van zijn gemeente of stad wordt dus geen competitief wegwielrenner genoemd omdat hij geen vergunning heeft en enkel eenmalig deelneemt aan een wedstrijd, die niet georganiseerd is door de Belgische of Vlaamse Wielerbond. Dit wordt beschreven in het reglement van de Koninklijke Belgische Wielerbond.
1.1.3 Testbatterij Een testbatterij is een reeks gestandaardiseerde tests die elk afzonderlijk één bepaald gegeven meten binnen een bepaald onderzoek. Op deze testen wordt een bepaalde score gegeven. Aan deze scores hangen bepaalde resultaten vast die ofwel goed ofwel minder goed zijn. Aan de hand van deze scores kan de trainer, in dit onderzoek, een bepaald beeld maken van zijn trainee. Het kan een handig hulpmiddel zijn om bepaalde trainingen uit te stippelen en een pre- en posttest uit te voeren. Dit wil zeggen dat hij een test uitvoert, daarna een trainingsprikkel van een bepaalde duur geeft en na deze periode nogmaals dezelfde test uitvoert. Daarna kan hij bekijken of er verschil is en waar het verschil heeft plaatsgevonden. Het geeft hem veel informatie. Er bestaan veel verschillende testbatterijen waarvan de bekendste de EUROFIT testbatterij is. Verder bestaat er ook nog FMS en Spartanova. Deze testen worden verder nog uitgebreid toegelicht. In hoofdstuk 1, 2 en 3 zal veelal gesproken worden over ‘een testbatterij’. Deze term werd gebruikt om het product aan te tonen. Er moet hierbij verwezen worden naar ‘bijlage 3: product TestTheCyclist testbatterij’ in de bundel bijlagen.
1.1.4 Screenen
19
Met screenen wordt eigenlijk ‘onderzoeken’ of ‘bekijken’ bedoeld. Een screening afnemen van iemand is eigenlijk zijn lichaam, al dan niet dynamisch, bekijken en kijken wat er gebeurt. De testbatterij van dit onderzoek zal vooral gebaseerd zijn op screening. Hierbij is het dus belangrijk om te bekijken wat er gebeurt bij een bepaald beweging. Vaak wordt screenen gelinkt aan een dynamische oefening. Bijvoorbeeld bij FMS (Burton & Cook, 2006) gaat men specifiek kijken wat het lichaam doet bij bepaalde basisbewegingen.
20
1.2 Product, meerwaarde en doelgroep Uit voorafgaande definities werd de onderzoeksvraag duidelijk toegelicht. Deze begrippen in acht genomen volgt een theoretisch kader. Dit is nodig om te onderzoeken wat er precies nodig is binnen het werkveld. Er zal een testbatterij ontwikkelt worden die zich toespitst op de jonge, competitieve wegwielrenner. Dit wordt de doelgroep. Deze jongeren hebben een leeftijd van 14 tot en met 18 jaar. Zowel de trainer als de renner zullen voordeel hebben bij de ontwikkeling van dit soort testbatterij. Aan de meerwaarde van dit product zal niet te twijfelen vallen weliswaar omdat het zal ontwikkeld worden op noden van de wielertrainers zelf. Deze mensen zullen dan ook grondig bevraagd worden. Voorafgaand onderzoek is essentieel. Dit wordt in hoofdstuk 1 grondig aangepakt. In hoofdstuk 2 is alles terug te vinden over het praktijk gericht onderzoek terwijl hoofdstuk 3 de voorafgaande hoofdstukken bundelt. Daarin wordt verdergegaan over de toepassingen in het werkveld.
1.3 Verdieping in het wielrennen 1.3.1 Omschrijving sport Hierbij wordt verder verdiept in het wegwielrennen en verschillende facetten ervan. Wegwielrennen wordt beoefend met een racefiets. Het technisch aspect van de fiets heeft bij dit onderzoek geen betekenis. De renner, die de racefiets bestuurt, is echter wel belangrijk. Een renner moet zichzelf kunnen voortbewegen met die racefiets en uiteindelijk, na een bepaalde tocht, proberen om als eerste over de meet te komen. Een renner moet dus snel kunnen fietsen, behendig zijn, wedstrijdkennis hebben en zoveel meer. De fysiek-organische en motorische component van het Renson-model komen hier tot uiting. Wegwielrenner wordt gerekend onder de duursporten. Dat wil zeggen dat deze sport vooral onder de aerobe drempel* wordt beoefend. Een renner traint dus vooral in de aerobe zone en deels in de aerobe zone*. Omdat wedstrijden, afhankelijk van de leeftijd, een langere duurtijd hebben is er sprake van een duursport. Lange-afstand-lopen wordt bijvoorbeeld ook bij duursport gerekend. Algemeen wordt gezegd dat duursport langdurig achtereen sporten is. Dit heeft zowel gevolgen op spierniveau als op botniveau. Tussen een athletieker (lopen) en een
21
duursporter (wielrenner) zijn er veel morfologische verschillen. Daarom dat deze testbatterij specifiek werd opgesteld voor die ene doelgroep. Er bestaan enkele disciplines binnen het wielrennen meerbepaald: wegwielrennen, veldwielrennen, BMX, piste en mountainbike. Wegwielrennen is wellicht de meeste bekende vorm van wielrennen en wordt door de Belgische jeugd vaak beoefend. Volgens de Belgische Wielerbond zijn er ongeveer 800 nieuwelingen (14-16 jaar) aangesloten in West-Vlaanderen alleen.
22
1.4 Biomechanica van een renner 1.4.1 Spierweefsel Vooraf is het belangrijk om te weten dat er drie soorten spierweefsels bestaan. Hartspierweefsel, het glad spierweefsel en het skeletspierweefsel zorgen voor de spierwerking binnen het menselijk lichaam. Het onderzoek heeft vooral betrekking op het skeletspierweefsel. Dit is dan ook een zeer belangrijk weefsel dat leidt tot spiercontracties en uiteindelijk tot bewegingen. Ze hebben vier primaire functies; in stand houden van de lichaamshouding, warmteproductie, bescherming en de mogelijkheid tot bewegen. Aansluitend zijn er vier eigenschappen die ervoor zorgen dat een spier kan functioneren namelijk elektrische prikkelbaarheid, de contractiliteit, de rekbaarheid en de elasticiteit. Problemen of afwijkingen in de skeletspieren hebben een directe invloed op het menselijk lichaam en zijn functioneren. Dit wordt verder uitgelegd in het deel ‘de optimale spierlengte’. Een skeletspier bestaat uit zeer kleine structuren, het kleinste element wordt een spiervezel genoemd. Spiervezels worden omgeven door een spierbundel. Een spier bestaat dus uit talloze spierbundels naast elkaar. In onderstaande afbeelding is duidelijk dat een spier aanhecht op een bot doormiddel van een pees. Een pees is een sterke structuur en zorgt voor de energieovergang van de spier naar de botten. Ze zorgen ervoor dat een mens kan bewegen.
Figuur 4: voorstelling van een skeletspier met al zijn facetten
Spieren hebben meestal twee of meer aanhechtingspunten of pezen die de spier verbinden met de botten. Voor renners is het belangrijk om een goed beweegapparaat en dus voldoende ontwikkelde spieren te hebben.
23
Daarom ligt de focus van de testbatterij sterk op het beweegapparaat en hoe dit zich gedraagt in zijn geheel. Verder in dit stuk wordt dieper ingegaan op de functionaliteit van dit beweegapparaat. De optimale spierlengte bepalen is uiterst moeilijk. Dit verschilt weliswaar van sport tot sport. Het is duidelijk dat een danser of gymnast leniger is dan een wielrenner. Omdat onderzoek heeft uitgewezen dat zeer bewegelijke gewrichten ook nadelig kunnen zijn wordt het aspect lenigheid naar de achtergrond verwezen. Een renner die zeer lenig is zal daardoor niet beter presteren en minder blessures hebben. Integendeel dit kan nog nadeliger zijn (Van Nugteren, 2011). Er wordt dus niet specifiek naar één enkele spier gekeken maar naar de onderlinge relatie tussen deze spieren. Hoe gedraagt de rectus femoris zich, in een functionele bewegen als een squat, ten opzichte van de gluteus maximus.
De contractie van een spier begint vanuit de kleinste structuur, de spiervezel. Deze spiervezel bestaat opnieuw uit verschillende elementen. Uiteindelijk zijn het de myosinekoppen* en actineelementen* die zorgen voor een contractie van de spier. Op dit kleine niveau wordt de aanzet gegeven voor een spiercontractie. Figuur 5: dieper inzicht in een skeletspier met al zijn facetten
Er zijn hier verschillende processen die zorgen voor de contractie van een spier. Dit heeft echter geen invloed op het ontstaan van de testbatterij en wordt niet binnen het kennisdomein
van
een
trainer,
personal
coach,
begeleider gerekend. Figuur 6: myosine- en actine koppen in een skeletspier
1.4.2 spierelasticiteit Uit de literatuurstudie van Erik Witvrouw, Fysiotherapeut, afdeling Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie, vakgroep REVAKI, Universitair Ziekenhuis Gent; hoofd unit Sportrevalidatie van het centrum voor sportgeneeskunde van het Universitair Ziekenhuis Gent,
24
is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen bepaalde sporten. Activiteiten zoals fietsen gebruiken voornamelijk positieve arbeidscirkels waarbij er weinig gelegenheid bestaat tot het opslaan van bepaalde energie. Dit gebeurt wel bij sporten zoals basket waar “spierpeeseenheden mechanische energie kunnen opslaan als potentiële energie tijdens excentrische contracties”. Enkele onderzoeken staven het feit dat energie niet kan worden opgeslagen bij sporten met een positieve arbeidscirkel zoals fietsen (Biewener et al., 1992; Biewener et al., 1998; Kuitunen et al., 2002). Er is zelfs onderzoek dat aantoont dat stijvere spier-peeseenheden bijdragen tot een grotere krachtlevering dan spoelere spier-peeseenheden. Wilson et al (1992) onderzocht namelijk proefpersonen met soepele spier-peeseenheden en stijvere spierpeeseenheden. De groep met de stijvere spier-peeseenheden scoorde beter in het onderzoek dan de andere, soepelere, groep dit zowel bij isometrische als concentrische tests. De conclusie hiervan is dat stijve spier-peessystemen de kracht onmiddellijk overbrachten naar de spierbotovergang. Hoe stijver de spier-peeseenheid, des te sneller de kracht wordt overgebracht naar de botten; de resulterende beweging van het gewricht is sneller. Echter lenige spieren zoals bijvoorbeeld de hamstrings zorgen ervoor dat het bekken tijdens het fietsen niet al te veel kantelt en zorgt ook voor een betere uitvoering van het beweegpatroon. Meer zelfs lenige hamstrings zorgen voor een betere lokale doorbloeding die de kans op krampen laat dalen (Vrijens & Bourgois, 2007). Meerdere onderzoeken tonen aan dat zowel dynamisch als statisch stretchen om de lenigheid te verhogen noodzakelijk is (Weerapong, Hume & Kolt, 2008). Toch zijn er bepaalde momenten waarop men best kiest voor de ene manier of de andere manier. Voor een zware, langere (>30 seconden) inspanning wordt statisch stretchen afgeraden omdat het zorgt voor een mindere prestatie. De submaximale VO2 wordt sneller bereikt en dit heeft directe invloed op de prestaties (Wolfe et al., 2011). Tot op vandaag zijn er tegenstrijdige gegevens over lenigheid. Daarom gaat de aandacht binnen dit onderzoek naar lenige spiergroepen, niet naar de lenigheid van één enkele spier.
25
1.4.3 De optimale spierlengte In het algemeen kan gesteld worden dat een spier bestaat uit één vlak, opgebouwd uit verschillende spiervezels. Deze vezels liggen zeer dicht naast en op elkaar waardoor een spier één sterkt geheel wordt. Een spier kan zich zowel opspannen (contractie) als ontspannen (relaxatie). Bij een contractie worden actinedelen en myosinedelen over elkaar geschoven. Dit zorgt ervoor dat een spier kan contraheren. Deze delen bevinden zich in een spiervezel. Het is dan ook hier waar er problemen kunnen ontstaan. Wanneer een spiervezel zich lange tijd in een contraherende positie bevindt heeft hij moeite met opnieuw naar de optimale lengte over te gaan. Zo ontstaan er ophopingen. De ophopingen zijn oneffenheden in de spiervezels, ze worden ook wel triggerpoints*
Figuur 7: een triggerpointvoorstelling in een skeletspier
genoemd (Hong & Simons, 1998). Het probleem met triggerpoints ontstaat meestal door overbelasting, veel repetities, bij chronische spierspanning, bij excentrische contracties of bij langdurige isometrische contracties. Deze triggerpoints ontstaan doordat er te weinig of zelfs geen Acetylcholine* (ACH) geproduceerd kan worden. Acethylcholine zorgt voor de aanmaak van ATP*, wat de energieleverancier is voor de actine-elementen en de myosinekoppen. Hierdoor blijft de spier in een verkorte positie (Simons, Travell & Simons, 1999). Door ons dagelijks leefpatroon is ons lichaam onderhevig aan bepaalde zaken. Mensen die een zittend beroep hebben worden vaak geconfronteerd met het feit dat hun heupflexoren verkort zijn omdat ze zich continu in een contractie bevinden. Voor renners is dit net hetzelfde, hun heupflexoren hebben meer kans om in een verkorte positie te staan en hun gluteus (bilspieren) hebben meer kans om in een verlengde positie te staan (zie figuur 8).
26
Beide gegevens (verkorting & verlenging) zijn niet wenselijk in een functioneel beweegpatroon. Toch moet er hierbij rekening gehouden worden met enkele vragen. Moet een renner heupflexoren hebben die op een optimale lengte functioneren evenals bilspieren die een welbepaald lengte hebben? Er moet hierbij afgewogen worden of er wel een verschil gemaakt kan worden. In dit onderzoek wordt verondersteld dat iemand die perfect functioneel beweegt, dit wil zeggen dat alle spieren op een juiste lengte gebruikt worden, beter presteert en dus betere resultaten haalt. In functie van blessurepreventie is het belangrijk om een functioneel beweegpatroon te hebben. Een functioneel beweegapparaat wil zeggen dat elke spier in het lichaam met een normale lengte, zonder verkortingen of triggerpoints, zich beweegt.
Figuur 8: verzwakte spierketens bij het aannemen van een fietspositie
1.4.4 Actieve spieren tijdens het fietsen 1.4.4.1 toelichting
Volgend theoretisch onderzoek zal dieper ingaan op de werking van spieren tijdens het fietsen, specifiek gericht op wielrenners. Het is belangrijk om te weten welke spieren hierbij (de meeste) arbeid moeten leveren. Echter de testbatterij wordt niet gebaseerd op de kracht die één spier kan leveren. Er wordt vooral gekeken naar de onderlinge relatie tussen deze spieren en hoe ze zich gedragen ten opzichte van elkaar. Met de testbatterij moet het de bedoeling zijn om een zo compleet mogelijke renner te verkrijgen. Aan de hand van verschillende screeningstesten krijgt
27
de trainer een perfect beeld van welke de zwakke schakels zijn in het lichaam van de renner. Een theoretische achtergrond is hierbij essentieel, vandaar dat elke spier toch afzonderlijk wordt toegelicht. 1.4.4.2 onderlichaam
Uit een onderzoek van Ericson et al. (1984) blijkt dat er enkele spieren van de onderste ledenmaten actief zijn bij iemand die op de fiets zit. Volgende gegevens kwamen uit het onderzoek naar voor: de heup extensor spieren produceren 27%, heupflexoren 4%, knie extensoren 39%, knie flexoren 10% en de enkel plantaire flexoren 20 % van het totaal mechanisch werk op fietsvlak. Met andere woorden, het onderzoek laat zien welke spieren er specifiek actief zijn. Meer bepaald de musculus Vastus medialis en musculus Vastus lateralis, musculus gatrocnemius medialis en - lateralis en musculus soleus waren het meest actief. Of zij nu concentrisch of excentrisch werkten werd niet vermeld. Uit hetzelfde onderzoek kwam naar voor dat een hogere trapfrequentie zorgt voor een hogere activering van de spieren.(Ericson, 1986)
Figuur 9: anatomische voorstelling van de belangrijkste beenspieren bij renners
28
Dezelfde resultaten blijken uit de gegevens. Op figuur 10 is duidelijk te zien welke zones (rood) belangrijk zijn. Deze zones zijn spieren die actief moeten werken om de renner te helpen in zijn sportbeoefening. Het belang van de gluteus maximus, medius en minimus mag hierbij niet onderschat worden. Deze spier komt zowel in werking wanneer
Figuur 10: anatomische bekeken renner met de focus op been- en rugspieren.
de renner in het zadel zit als wanneer hij op de trappers gaat ‘lopen’. Evenals is te zien dat de renner gebruikt maakt van de hamstrings (semitendinosus, semimembranosus en biceps femoris). In de testbatterij wordt niet nagegaan hoe sterk deze spieren zijn maar wel hoe ze zich gedragen. Deze spierketen is bijvoorbeeld belangrijk bij de Vorlauf test waar gekeken wordt naar problemen met het sacro-iliacale gewricht* (verder meer). De gluteusspieren zijn enkele spieren die hieraan bevestigd zijn en helpen bij de krachtoverdracht. Ze spelen dus een BELANG-rijke rol in de vergroting van de kracht in de beenspieren (Vleeming, Stoeckart & Snijders, 1992).
Figuur 11: anatomische voorstelling van de onderste beenspieren in één trapbeweging
29
Evenals de onderste beenspieren meerbepaald de tibialis anterior, extensor digitorum longus, peroneus longus als de gastrocnemius en de soleus zijn belangrijke spieren. Deze spieren bevinden zich echter
onder het kniegewricht en leveren minder bij in functie van kracht. Deze spieren zijn vooral belangrijk bij de cadans of de trapfrequentie van de renner. Dit geldt dan vooral voor de gastrocnemius die erg afhankelijk is van de trapfrequentie. (Sanderson et al., 2006). Ze helpen vooral de range of motion* (ROM) van zowel het kniegewricht als het enkel gewricht maximaal te gaan gebruiken wanneer de cadans gemanipuleerd wordt. Dit werd zowel door Gregor et al. als door Creswell et al. bevestigd.
Figuur 12 & 13: anatomische voorstelling met de focus op de onderste beenspieren, onder het kniegewricht.
Dezelfde resultaten komen naar voor in een ander onderzoek dat recenter afgenomen werd (Neary, Hall & Bhambhani, 2001). Hierin kwam opnieuw naar voor dat de musculus Vastus medialis de meest actieve spier was. Een mindere werking van één van deze actieve spieren zal dus een directe invloed hebben op de prestatie. Verdergaande op het onderzoek van Ericson et al. (1984) kwam een nieuw onderzoek met de resultaten dat de musculus hamstrings ook een belangrijke spiergroep zijn voor wielrenners (Eisner, Bode, Nyland & Caborn, 1999). Verkorte musculus hamstrings hadden directe invloed op de prestaties. Een 10-minuten durende stretchsessie bij sporters in het algemeen zorgde voor significante stijgingen in het passieve spiermoment, de ROM en de elasticiteit van de musculus hamstrings (Halbertsma, Van Bolhuis & Göeken, 1996).
30
Hierbij wordt nogmaals benadrukt dat een ‘optimale’ spierlengte van essentieel belang is. Een verkorting van een van deze belangrijke spieren zorgt ervoor dat andere spieren meer moeten gaan werken. Wanneer een spier teveel moet werken en dus in een soort overdrive gaat zal dit zorgen voor een overbelasting in de zwakste schakel van die spier. Blessures zowel op spierals peesniveau kunnen hier de gevolgen van worden op lange termijn. 1.4.4.3 Bovenlichaam Wanneer renners op de fiets zitten dan genereren ze kracht vanuit hun rug (zie figuur 14). Een renner heeft dan ook nood aan een ‘sterke’ rug. De musculus erector spinae, de musculus lattisimus dorsi en de musculus trapezius en de musculus rhomboideus zijn hierbij de belangrijkste spieren. Zij zorgen voor een Figuur 14: anatomische voorstelling van een renner met de focus op de rugspieren
.
Figuur 14b: anatomische voorstelling van de rugspieren
ondersteuning van de wervelkolom en hebben daarnaast een positieve invloed op de aerodynamica (Laurita, 2013). Hierbij ligt vooral de focus op de rugspieren. Natuurlijk worden ook spieren rond het schoudergewricht, ellebooggewricht en polsgewricht gebruikt maar die zijn in mindere mate belangrijk. Bovenstaande spieren helpen bij het stabiliseren van het bovenlichaam in het algemeen. Ook de armspieren moeten werken tijdens het fietsen. Wanneer een renner met de handen in de beugel rijdt dan verandert zijn positie waardoor de musculus biceps onder meer spanning zal staan.
31
Terwijl bij het rijden met de handen boven op het stuur de musculus triceps onder meer spanning zal staan. Deze spieren moeten gedurende de hele tijd werken. Ze helpen bij het stabiliseren van het schoudergewricht. De musculus rhomboideus, de rotator cuff spieren, de spieren rond het schoudergewricht en de musculus deltoideus zorgen daarnaast voor de stabiliteit van het bovenlichaam. Wanneer deze niet goed ontwikkeld zijn zal dit leiden tot lage rugpijn. Opnieuw zorgen deze spieren voor de stabilisatie maar dan enkel voor het bovenlichaam.
Figuur 15: anatomische voorstelling van een renner met de focus op de rugspieren.
1.4.2. verdieping in core stability ‘Core stability’ of rugweg de stabiliteit van de romp. Stabilisatietrainingen worden meer dan ooit beoefend in alle sporten. Ook binnen het wielrennen is dit onderdeel geworden van de training. Sterke rompspieren zorgen voor een betere krachtoverdracht van het bovenlichaam naar het onderlichaam (Akuthota & Nadler, 2004). Vooral de musculus abdominals, obliques, latissimus dorsi en de spieren rond de ‘spine’ (vb thoracolumbar fascia) staan onder grote druk tijdens het fietsen. Deze spieren zorgen ervoor dat het lichaam recht gehouden wordt, zorgen voor comfort en elimineren blessures aan de heup, knie en onderrug (Hicks, 2013). Een 10 wekenlange krachttraining van de rompspieren zorgt ervoor dat de tijd tot uitputting verhoogd wordt. Hickson et al, onderzocht wat het effect is van zo’n programma op duathleten en kwam met de volgende resultaten af. Men stelde een grens op (80% van de VO2max) en die was significant hoger na afloop van het 10 wekenlange programma. Hierbij moet echter wel vermeld worden dat er geen controlegroep aanwezig was tijdens dit onderzoek. Deze ‘nieuwe’ vorm van krachttraining, op eigen lichaamsgewicht, zou nog meerdere gezondheidsvoordelen hebben.
32
De Harvard School of Public Health bron heeft een grootschalig onderzoek gevoerd tussen 1990 en 2008 en kwam tot de resultaten dat het trainen van de rompspieren de risico’s op diabetes type 2 met 1/3 verlaagt (Grøntved et al., 2012). Om maar te zeggen dat het belang van stabilisatietraining niet mag onderschat worden. 1.4.2.1 Spiersystemen van de core
Bij nader onderzoek naar de core-spieren wordt duidelijk dat deze spieren in drie grote groepen onderverdeeld kunnen worden: 1) lokaal stabiliserend systeem, 2) globaal stabiliserend systeem, 3) bewegend systeem. Lokaal stabiliserend systeem
Dit spiersysteem bevat alle spieren die direct verbonden zijn aan de wervels. Deze spieren worden ook wel de diepe spieren genoemd. Ze bestaan vooral uit type 1, trage spiervezels. De musculus transversus abdominis, de musculus internal obliques, de musculus lumbar multifidus, het diafragma en de zogenaamde bekkenbodemspieren behoren allemaal tot het lokaal stabiliserend systeem. Wanneer deze spieren te zwak zijn dan gaat een individu gaan compenseren met andere spieren. Het compenseergedrag van onze spieren is een normale zaak en wordt synergistische dominantie* genoemd. Dit wil zeggen dat de spieren van het lokaal stabiliserend systeem te zwak zijn andere spieren hun taak moeten overnemen wat natuurlijk opnieuw zorgt voor overspannen spieren. Dit zorgt voor bijvoorbeeld rugklachten waarvan 60 – 80 % van de volwassen bevolking wel eens last heeft. (Tulder & Koes, 2013). Onderactieve musculus Gluteus maximus en overactieve hamstrings zouden hier het probleem van kunnen zijn (Wagner, 2010). Het is belangrijk om eerst aandacht te besteden aan het lokale systeem daarna aan het globale en het bewegende systeem. Het lokaal stabiliserend systeem wordt gezien als de basis van de core-spieren. (Comerford & Mottram, 2001). Globaal stabiliserend systeem
Deze spieren verbinden het bekken met de wervelkolom. Hier gaat het over grote meestal krachtige spieren die oppervlakkig liggen. Ze bestaan opnieuw vooral uit type 1, trage spiervezels. De musculus Quadratus lumborum, de musculus Psoas major, de musculus External obliques, de musculus Rectus abdominis, de musculus Gluteus medius en de adductoren vormen het globaal stabiliserend systeem.
33
Bewegend systeem
Deze spieren bestaan vooral uit type 2, snelle spiervezels en zijn actief tijdens (grote) bewegingen. De musculus Latissimus dorsi, de musculus Gluteus maximus, de hamstrings, de heupflexoren en de musculus quadriceps vormen het bewegend syteem van de core-spieren. Het is belangrijk om te weten dat deze spieren nog bij de stabilisatiespieren gerekend worden.
Figuur 16 & 17: anatomische voorstelling van een renner met de focus op de ‘core’-spieren.
34
1.5 Testbatterijen 1.5.1 Eurofit testbatterij De bekenste testbatterij is wellicht de EUROFIT testbatterij. Deze omvat 7 lichaamsmetingen en 9 motorische testen. Het is een zeer gestandardiseerde en algemeen aanvaarde testbatterij om de fysieke fitheid te meten zowel bij jongeren als bij volwassenen. Bloso gebruikt bijvoorbeeld deze batterij om de evolutie van de fysieke fitheid te meten en dit bij de Vlaamse jeugd (Phillippaerts, Van Lierde & Van der Aerschot, 2005). Bloso maakte zelfs een handboek waarmee LO-leerkrachten de tests op een makkelijke manier kunnen uitvoeren. Het handboek ‘handboek Eurofit’ (Lefevre, 1993) is gebaseerd op gegevens die men sinds 1993 bijhoudt en met elkaar vergelijkt. Hiernaast bracht Bloso ook het boek ‘Eurofit remediëring’ en ‘fysieke activiteit en voeding’ uit. Via bijscholing wil men leerkrachten deze materie aanleren en de jeugd fitter maken. 1.5.1.1 Doel en ontstaan
De testbatterij is ontstaan omdat men ondervonden heeft dat een meerderheid van de Vlaamse jeugd een fitheidsprobleem heeft. De batterij heeft is bedoeld om dat probleem aan te pakken en aan te tonen waar de problemen liggen. Met bepaalde interventies die geleid worden door de Vlaamse overheid en door Bloso wil men dat probleem aanpakken. De batterij wordt vier maal per jaar afgenomen bij de desbetreffende doelgroepen. Zo kan men uitmaken of het geleverde werk resultaten opbrengt. Bloso bijvoorbeeld organiseert tal van sportkampen om de brug tussen een sportclub en het inactief zijn te verkleinen. Men promoot op die manier bepaalde sporten bij de Vlaamse jeugd.
1.5.2 Spartanova Spartanova werd opgericht in 2010 door een samenwerking van verschillende organisaties. Het was uiteindelijk de UGent en de Vrije Universiteit Brussel die ermee uitpakten. Aan de hand van de meest recente wetenschappelijke inzichten over preventie, revalidatie, monitoring en trainer werd een tool ontwikkeld voor professionals en veldexperts. Spartanova werkt samen met vele instanties zoals runnerslab, disporta, … . Op die manier bereiken ze een synergie waarbij er telkens nieuwe inzichten gevonden worden. Men biedt een nieuwe kijk op preventie en wetenschappelijk onderbouwde screening, opvolging en training. Spartanova wordt ondertussen in verschillende landen, door verschillende domeinexperten gebruikt. Achter de schermen werken een vijftal mensen aan de verdere ontwikkeling en
35
opvolging van deze tool. Ook de topsportschool te Gent gebruikt deze screening voor zijn atleten. Spartanova is een tool die in vele kinesistenpraktijken gebruikt wordt. Lieven Maesschalck, SV Zulte Waregem en andere instanties zijn zeer bekend met deze tool. Uiteindelijk is dit een mooi initiatief wat toont dat België echt bezig is met het optimaliseren van zijn sportbeleid. Zelfs de federale overheid steunt dit project.
1.5.3 Functional Movement Screening (FMS) Functional Movement screen of afgekort FMS is een instrument waarbij inzicht gecreeërd wordt in de beperkingen wat mobiliteit, stabiliteit en flexibiliteit betreft. Dit wordt gemeten doormiddel van 7 verschillende oefeningen waarbij er per oefening een bepaalde score wordt toegekend. Deze score bepaald in of de geteste persoon beperkingen heeft en geeft ook weer waar die beperkingen zich bevinden. Het FMS is voornamelijk ontwikkeld voor sporters en fysiotherapeuten die zich met revalidatie bezighouden. Deze testbatterij zet de probleempunten van het menselijk lichaam in kaart, wat helemaal niet evident is. Zwakke schakels zullen worden opgetraint om verdere regressie en blessure te vermijden. FMS is een Amerikaans model wat meer en meer geïntegreerd raakt in sportpraktijken in België. Op dit moment zit het nog altijd in de lift wel is waar dat het minder bekend is bij het bredere publiek. Enkel specialisten verdiepen zich tot nu toe in deze materie. Desondanks zijn korte bestaan (2006) wordt het met succes onthaald op verschillende hoge scholen en universiteiten. Daar leert men de studenten kennis maken met dit nieuwe principe.
36
1.6 belang van een screening via testbatterij De meest voorkomende problemen bij volwassen mensen zijn rugklachten, specifiek chronische lage rugpijn. Dit heeft men dikwijls te danken aan een ‘slechte’ houding tijdens het zitten. Met een screening is het mogelijk om bepaalde oorzaken te filteren en bepaalde problemen gemakkelijk te kunnen aanpakken. Wanneer een renner met knieklachten bij zijn of haar trainer aanklopt wordt soms de verkeerde conclusie genomen. Men gaat zich vooral richten naar de menisci, de ligamenten of het kniegewricht zelf. Maar het probleem kan evenwel voortkomen uit een verkeerde stand van de enkels.Wat als de enkel teveel proneert* of supineert*? De gehele lichaamsstand kan hierdoor veranderen. Dit kan invloed hebben op het kniegewricht, het heupgewricht zelfs het schoudergewricht kan hierdoor problemen ondervinden. Met een screening kan men dit soort oorzaken achterhalen. Hierbij moet wel benadrukt worden dat dit geen algemene wetenschap is. De reden van het knieprobleem kan liggen aan een ‘verkeerd’ enkelpositie maar dit is geen absolute zekerheid. Met een screening wordt er nagegaan welke spieren onderactief of overactief zijn (Clark, Lucett & Krikendall, 2010). Dit zorgt voor compensatiegedrag bij de renner, wat kan leiden tot meer blessures en mindere prestaties. Het streven naar een optimaal beweegapparaat is echter niet zo simpel. Een testbatterij kan daarin een hulpmiddel zijn. Het belang van trainen zonder fiets bij renners mag dus zeker niet onderschat worden.
37
1.7 hypothese theoretisch kader Uit de verschillende onderzoeken die tot één geheel werden gekoppeld kunnen drie belangrijke, afzonderlijke conclusies getrokken worden.
conclusie 1: de belangrijkste spieren bij een wielrenner zijn spieren die zich in de benen bevinden. Meer bepaald de spieren in de omgeving van het heupgewricht en rond het kniegewricht. De Quadriceps, de Hamstrings, heupbuigers, heupstrekkers en de onderste spieren (onder het kniegewricht) vormen hier de grote vijf. Een mindere prestatie van deze spiergroepen zal invloed hebben op de prestaties. De testbatterij moet dusdanig opgebouwd worden dat de kwaliteit van deze spieren gecontroleerd wordt. Evenals hun onderlinge relatie blijkt van enorm belang te zijn. Dit wordt vooral in deel ‘1.4.2 spierelasticiteit’ en ‘1.4.3 optimale spierlengte’ toegelicht. Hierbij kan worden overgegaan naar de tweede conclusie Conclusie 2: de onderlinge relatie tussen spiergroepen is van vitaal belang om goed te kunnen functioneren. Daarmee wordt bedoeld dat elke spiergroep zodanig werkt dat geen andere spiergroep de taak van een ander moet overnemen. Hiermee worden blessures en vermindere prestaties vermeden. De testbatterij moet erop voorzien zijn dat de testen verschillende spieren gaan controleren en hun onderlinge relatie gaat testen. Bijvoorbeeld wat doet de heup wanneer er een diepe squat (verkorting quadriceps, verlenging hamstrings) wordt aangenomen? Dit alles moet uiteindelijk een beeld geven van hoe goed het beweegapparaat van die ene renner werkt. Conclusie 3: de rompspieren, wat wordt toegelicht in deel ‘1.4.2 inkijk in de ‘core’-spieren’ blijken zéér belangrijk te zijn bij wielrenners. Zo voorkomen ze rugproblemen en helpen de renner bij het optimaal presteren. De ‘sterkte’ van deze spieren moet worden nagegaan in de testbatterij. Daarentegen moet de testbatterij ruimte voorzien om progressie te maken op dit domein. Dit wil zeggen dat een re-testing mogelijk moet zijn. Deze ‘core’-spieren moeten in elke sport getraind worden. Wielrenners mogen dus zeker niet achterblijven. Algemene conclusie: een renner moet dus een veelvoud van zaken bezitten en ontwikkelen vooraleer hij optimale prestaties kan neerzetten. Daarom moet de testbatterij verschillende domeinen en aspecten een renner kunnen testen. Alleen een gehele screening zal dus een meerwaarde opleveren voor zowel de trainer als de renner.
38
Als de testbatterij gebruikt wordt door een trainer kan hij via het Health Coach model van Vansteenkiste zijn renner optimaal gaan begeleiden. De testbatterij wordt dan een onderdeel van het Health Coach model. Hierbij moet wel benadrukt worden dat dit alles in combinatie wordt uitgevoerd met trainingen op de fiets. Met dit onderzoek moet enkel benadrukt worden dat trainen met en zonder fiets hand in hand gaan en niet gescheiden kunnen worden. Zoals een inspanningstest het niveau van een renner bepaalt, zo moet de testbatterij het niveau van de renner zijn beweegapparaat gaan bepalen.
39
Hoofdstuk 2: praktijkgericht onderzoek 2.1 Methodologie 2.1.1 Testfase 1 In dit eerste onderzoeksluik werden 21 initiators en trainers (B/A) bevraagd. Deze mensen hebben reeds hun diploma behaald. Zij werden ondervraagd met behulp van een enquête. (zie bijlage). Door het gebruik van die enquête kan er vastgesteld worden dat dit een kwantitatief onderzoek is. De enquête werd uitsluitend voor dit onderzoek opgesteld. De vragen werden gebaseerd op hoofdstuk 1 (zie supra). Elke vraag had een bepaalde relevantie voor het onderzoek. De resultaten moeten de mogelijkheid bieden om een vernieuwd product te ontwikkelen. Hiermee kan geanticipeerd worden op de onderzoeksvraag. De doelgroep had één gemeenschappelijk aspect nodig, het diploma initiator, trainer B of trainer A wielrennen. Indien ze in het bezit waren van het nodige diploma werden ze geselecteerd om deel te nemen aan de enquête. De geselecteerden werden gecontacteerd via hun emailadres. De adressen staan in een databank van de Vlaamse Trainersschool. Toestemming om deze adressen aan te schrijven is vereist. De enquête werd opgesteld in Google Forms en de gegevens werden verwerkt met Google Drive. Hieronder een kort overzicht van de deelnemers tijdens testfase 1.
figuur 18: overzicht deelnemers testfase 1
2.1.2 Ontwikkeling product
In deze fase werd een product ontwikkeld. Dit product speelt in op de vraag die tijdens testfase 1 gesteld werd. Er werd een testbatterij met de naam TestTheCyclist ontwikkeld. Deze testbatterij bevat een aantal specifiek gestandaardiseerde testen die makkelijk hanteerbaar zijn. Hiermee wordt ingespeeld op de vraag naar hulpmiddelen. Het product werd voorgesteld in een “word” document om zo naar testfase 2 over te kunnen gaan.
40
2.1.3 Testfase 2 In testfase 2 werd het product, TestTheCyclist, in de praktijk uitgetest door enkele trainers. Deze mensen werden professioneel begeleid zowel tijdens de uitvoering van de testbatterij als bij de feedback na afloop. Wanneer de trainer de test heeft afgenomen bij één van zijn renners wordt er een korte enquête afgenomen. Evenals werden er enkele vragen gesteld tijdens het onderzoek die relevant kunnen zijn voor het onderzoek . Hieronder een kort overzicht van de deelnemers tijdens testfase 2.
Figuur 19: overzicht deelnemers testfase 2
2.1.4 Optimalisatie product Na alle feedback te hebben verwerkt van de trainers volgde een optimalisatie van het product. In deze fase werd het product aangepast aan de hand van de resultaten uit testfase 2. Uiteindelijk werd TestTheCylist in een website gegoten. Deze website moet de mogelijk bieden om de testen op een transparante wijze weer te geven en worden er oefeningen aangeboden. Deze oefeningen zijn specifiek gericht op de testen. Dit wil zeggen dat elke test bepaalde oefeningen heeft. Wanneer een geteste renner slecht scoort op een van de testen dan kan de trainer in de oefenbibliotheek kijken en een gerichte oefening selecteren voor die renner.
2.1.5 Toekomst product Uit de resultaten bleek dat dit een zeer nuttige tool is voor trainers. Men moet er enkel nog mee in contact komen. Een aantal testen zullen opgenomen worden in een nieuw trainingsprogramma dat ontwikkeld wordt door de topsportschool, specialisatie wielrennen. Ook zullen de trainers van wielerclub de molenspurters Meulebeke dit op regelmatige basis gaan toepassen in de wintertrainingen. Verdere informatie hierover volgt in hoofdstuk 3: praktische toepassing in het werkveld.
41
2.2 Testfase 1 Testfase 1 werd doormiddel van een enquêteformulier (zie bijlage 1 ) afgenomen bij 21 mensen die het diploma initiator, trainer B of trainer A wielrennen hebben behaald. Deze doelgroep is zeer nuttig omdat ze zich sterk bezighouden met het wielrennen. Ze staan zeer dicht bij de renners en begeleiden hen waar nodig. Bij de bevraging van deze doelgroep kwamen enkele zeer opmerkelijke gegevens naar boven. Belangrijkste conclusies uit testfase 1: 1) De cursus aangeboden door VTS wielrennen biedt te weinig anatomie aan. 2) Ondervraagden doen weinig of geen screening in functie van off-bike training. 3) Ondervraagden vinden een testbatterij een meerwaarde in het trainingsproces. 4) Een gestandaardiseerde reeks testen zou een handig hulpmiddel zijn. 5) Trainers wijzen hun renners door naar kinesisten om kracht- en stabilisatietraining te geven. 6) Het gaat om een divers publiek die een diploma aan de VTS behaald. 7) Wielrennen blijkt nog altijd een mannensport te zijn, ook al is er verandering aan de gang. De cursus Initator wielrennen biedt te weinig anatomie aan
Kennis van het anatomisch lichaam is één van de belangrijkste zaken om een sportend lichaam te kunnen begrijpen. Een basiskennis van anatomie wordt dan ook als evident aanzien bij elke trainerscursus. Het moet toch mogelijk zijn om als trainer
de
grootste
spiergroepen
te
kunnen
benoemen. Elke beweging die ingezet wordt komt vanuit bepaalde processen in het lichaam. figuur 20: voorstelling gegevens in taartdiagram
Om een testbatterij te kunnen afnemen is een basiskennis van anatomie essentieel. 75% van de ondervraagden geven aan dat ze niet genoeg anatomische kennis hebben verkregen.
42
Deze resultaten kunnen getoetst worden aan de cursussen die men krijgt in de VTS. Hieronder een klein overzicht: Initiator: geen anatomie of toegepaste anatomie trainer B: 6u algemene anatomie, geen weet van toegepaste anatomie trainer A: toegepaste anatomie;18u meten en evalueren van testen, 8u krachttraining, corestability en blessurepreventie voor topwielrenners. Logischerwijs blijkt dat de mensen met het diploma trainer A “Ja” antwoorden op de vraag of ze genoeg anatomische kennis hebben. Deze mensen mogen dan ook topsporters trainen. Ondervraagden doen geen screening of reeks testen in functie van off-bike training.
Behalve trainers die zich professioneel (hoofdberoep) bezig houden met het trainen van wielrenners neemt niemand een reeks testen af in functie van off-bike training. Op de vraag of de trainers oefeningen meegeven voor thuis, antwoord 65% “Ja”. Men weet dus niet welke oefening geschikt is voor die ene renner. Uit vorige onderzoeken blijkt dat ze voldoende bagage hebben om verschillende oefeningen aan te bieden maar dat elke renner telkens hetzelfde pakket aan oefeningen krijgt. Dit wil zeggen dat er niet specifiek en individueel te werk wordt gegaan bij off-bike training. Terwijl dit, bij de trainers in hoofdberoep, wel het geval is maar hier moet bij vermeld worden dat ze telkens in multidisciplinaire teams werken. Waarbij kinesisten en trainers samen de renners gaan begeleiden. Ondervraagden vinden een testbatterij een meerwaarde in het trainingsproces
figuur 21: voorstelling gegevens staafdiagr
43
Gediplomeerde trainers binnen het wielrennen zien een reeks specifieke testen in een trainingsproces als meerwaarde. Rekening houdende met de tweede conclusie zal er dus een oplossing gezocht moeten worden om de trainer te ondersteunen. Dit zonder dat er te veel anatomie aan te pas komt. Er moet een duidelijke handleiding bestaan die makkelijk hanteerbaar is voor elke trainer. 87,5% van de ondervraagden bevestigt het feit dat een testbatterij een meerwaarde zou zijn. Dit kan gekoppeld worden aan de nood voor een gestandaardiseerde testbatterij. 75% van de ondervraagden zegt nood te hebben aan een reeks testen. Deze testen kunnen helpen bij het trainingsproces om de renner op een niveau hoger te brengen. Het is duidelijk dat elke trainer off-bike training serieus wil gaan nemen maar dat hij enkele hulpmiddelen of bepaalde kennis mist. Trainers wijzen hun renners door naar kinesisten om kracht- en stabilisatietraining te geven.
Uit vorige stellingen kwam duidelijk naar voor dat de bevraagde trainers te weinig kennis hebben en geen hulpmiddelen ter handen hebben om zelf bepaalde testen te gaan uitvoeren. Dus is het tebegrijpen dat hij zijn renner doorverwijst naar iemand die wel kennis van zaken heeft. Kinesisten krijgen vaak renners over de vloer die geen specifiek probleem hebben. Ze zijn enkel op zoek naar iemand die hen met professioneel advies kan bijstaan in hun off-bike training. Zelfs vanuit de overheid wordt dit zo gestuurd. Renners krijgen 18 beurten bij de kinesist terugbetaald door het ziekenfonds. Toch gelooft 33,3% dat stabilisatie- en krachtoefeningen niet enkel door een kinesist moet worden gegeven. Daardoor zijn ze hoogstwaarschijnlijk wel bereid om dit zelf te doen.
44
figuur 22: voorstelling gegevens in taartdiagram en staafdiagram
Het gaat om een divers publiek die een diploma aan de VTS behaald. In het enquêteformulier zaten enkele persoonlijke vragen die peilden naar de leeftijd en het hoofdberoep. Er werd vastgesteld dat een divers publiek deelnam aan een cursus wielrennen aan de VTS. In het overzicht op pagina 35 is dit ook te zien. De verschillende leeftijdscategorieën komen er in voor. Dezelfde conclusie wordt getrokken wanneer er gekeken wordt naar de hoofdberoepen. Er zijn zowel luchtverkeersleiders, dokters, ambulanciers als zelfstandigen die het diploma initiator, trainer B of trainer A wielrennen hebben behaald. deze mensen vormen samen een soort van synergie waarbij vanuit elk individu anders gekeken wordt naar problemen en trainingen. Uiteindelijk heeft dit weinig invloed op de resultaten in het onderzoek maar is het wel een mooie vaststelling. Wat geconcludeerd kan worden aan de hand van de gegevens is dat, hoe jonger de persoon in kwestie het diploma initiator behaalt hoe meer hij verder wil studeren en het diploma trainer B of A wil bereiken.
45
46
Wielrennen is nog altijd een mannensport ook al is er verandering aan de gang
De grafiek zegt genoeg. Woorden zijn hier bijna niet meer aan de orde. De
gegevens
overduidelijk.
zijn
Mannen
zijn nog steeds meer vertegenwoordigd in de trainersrol dan vrouwen. Een duidelijk verschil is wel dat er sinds enkele jaren een groei is aan vrouwen die gaan wielrennen. Dit moet vroeg of laat een weerslag gaan hebben in de trainerscursus. Uit deze grafiek is er al een lichte stijging waarneembaar terwijl dit enkele jaren geleden helemaal niet het geval was. Toen was er geen enkele vrouw die de cursus initiator, trainer B of trainer A ging volgen. Na de eerste testfase werd duidelijk dat de wielertrainers graag een hulpmiddel hebben in hun trainingsproces. Om in te spelen op die nood werd TestTheCyclist ontwikkelt. Hierover wordt er verder informatie gegeven onder ‘2.3 ontwikkeling product’.
2.2.1 Belangrijkste conclusies tot nu toe Verwijzing naar hoofdstuk 1
Er zijn 5 grote spiergroepen (Quadriceps, Hamstrings, heupbuigers, heupstrekkers en onderste beenspieren) die aandacht vereisen. Wanneer een renner in één van deze grote spiergroepen een mindere prestatie kan leveren moet dit duidelijk zichtbaar zijn in één bepaalde test. Een mindere prestatie van één van deze spieren kan ervoor zorgen dat de renner minder presteert op de fiets. Het product moet testen voorzien die zwakke schakels (spieren) kunnen analyseren.
De onderlinge relatie tussen spiergroepen is van vitaal belang. Hierbij moet zowel gekeken worden naar de lenigheid als de stabiliteit van spieren en gewrichten. Het product moet testen voorzien waarbij zowel de lenigheid als de onderlinge spierrelatie geanalyseerd wordt.
47
De sterkte van de rompspieren moet kunnen nagegaan worden aan de hand van bepaalde testen. Hierbij moet gekeken worden in hoeverre deze spieren ontwikkeld zijn en wat eventueel nog beter kan. Het product moet testen voorzien die de sterkte kunnen bepalen van de rompspieren.
Verwijzing naar Testfase 1
De ondervraagden nemen zelf geen screenings af in functie van off-bike training tenzij ze zich professioneel bezighouden met renners. De meerwaarde van een testbatterij wordt hier nogmaals bevestigd.
De nood aan hulpmiddelen voor off-bike trainingen is hoog, men weet niet op welke manier men efficiënte off-bike trainingen kan geven aan wielrenners. Het product moet makkelijk hanteerbaar zijn en een hulpmiddel zijn voor off-bike training.
Kinesisten krijgen vaak renners over de vloer die geen functioneel probleem hebben aan het beweegapparaat. Ze komen langs omdat kinesisten de kennis hebben om stabilisatieen lenigheidsoefeningen aan te bieden. Het product moet voldoende informatie geven zodat trainers ook gerichte oefeningen kunnen geven.
Uit testfase 1 blijkt dat de ondervraagden te weinig kennis hebben van anatomie om hun renner te helpen bij het off-bike trainen. Men weet dus ook niet welke oefening welke spiergroep traint. Het product moet de trainer bijstaan op anatomisch vlak en moet ervoor zorgen dat de trainer makkelijk oefening kan selecteren die voor die ene renner geschikt zijn.
48
2.3 Ontwikkeling product 2.3.1 Voorontwerp product Een screening en dus ook TestTheCyclist kan gelinkt worden aan het Health Coach model. Bij verwijzing naar dit model wordt de focus vooral gelegd op het gedeelte ‘observe’ en ‘measure’. Het moet de bedoeling worden om renners op een correcte manier te gaan observeren en in feite te meten of ze een functionaliteitsprobleem hebben en wat voor één. Vooral het fysiekorganisch en de motorische componenten van het Renson model worden hierbij betrokken. Dit wil zeggen dat er bekeken wordt hoe het lichaam functioneert en wat de natuur en de omgeving met het lichaam doen. Met dit alles en de voorafgaande onderzoeken in echt genomen te hebben volgt een schematische voorstelling van het product.
2.3.2 Schematische voorstelling van het product De testbatterij TestTheCyclist bestaat uit 9 afzonderlijke testen die elk een bepaald domein van het lichaam gaan onderzoeken. Dit kan zowel op spierniveau als op gewrichtsniveau zijn. Het is de bedoeling om bepaalde onevenwicht te gaan analyseren. Hieronder staat een kort overzicht. Bij elke test wordt omschreven op welke specifieke zaken de test zich richt evenals wordt verwezen naar de 6 basiscomponenten die ook worden toegelicht in hoofdstuk één. Een volledig overzicht is terug te vinden in bijlage 3 : product TestTheCyclist. 1) Overhead squat test Gehele beweegkwaliteit onderzoeken (knie, enkel, armen, heup, rug, …)
Basiscomponent KRACHT, LENIGHEID, in mindere mate EVENWICHT en COÖRDINATIE
2) Single leg balance test Algemeen lichaamsevenwicht Stabiliteit van de gewrichten in de onderste extremiteiten
Basiscomponent EVENWICHT en COÖRDINATIE
3) Rotary stability test Lokaal stabiliserend systeem onderzoeken Focus op schoudergordel en heupgewricht
Basiscomponent
COÖRDINATIE,
LENIGHEID,
EVENWICHT en KRACHTUITHOUDING
49
4) Trunk stability push up test Activatie lokaal stabiliserend systeem onderzoeken Focus op bovenste extrimiteiten ten opzichte van onderste extrimiteiten Basiscomponent KRACHT, COÖRDINATIE en LENIGHEID 5) Thomas test Lenigheid heupflexoren onderzoeken Basiscomponent LENIGHEID 6) Vorlauf test Beweegelijkheid sacro-illiacaal gewricht onderzoeken Basiscomponent LENIGHEID 7) Rectus abdominis test Lokaal stabiliserend systeem onderzoeken Focus op rompgordel Basiscomponent KRACHT en KRACHTUITHOUDING 8) Side bridge test Globaal stabiliserend systeem onderzoeken Basiscomponent KRACHT en KRACHTUITHOUDING 9) Beiring-Sorensen test Paraspinale spieren onderzoeken Basiscomponent KRACHT, LENIGHEID, KRACHTUITHOUDING
2.3.1 Argumentering keuze vorm en inhoud product De inhoud van het product is zowel gebaseerd op theoretische onderzoeken als op praktische onderzoeken. Uiteindelijk bleven 9 testen over die zich nu in TestTheCyclist bevinden. Deze testen werden geselecteerd omdat ze makkelijk afneembaar zijn, zeer efficiënt zijn en nauw aansluiten bij wat een renner moet kunnen om functioneel te zijn. Het was een mogelijkheid om meer testen te gaan selecteren maar dit zou niet tot een meerwaarde geleid hebben. De 9 afzonderlijke testen onderzoeken telkens één deeldomein van het lichaam. De testbatterij die gebruikt werd om over te gaan naar testfase 2 werd opgenomen in een PDF document. Dit document werd verstuurd naar verschillende trainers. Met behulp van dit document hebben trainers de testen bij hun renners afgenomen.
50
In eerste instantie was het de bedoeling om een product te ontwikkelen in deze context. Na testfase 2 werd een website gemaakt. In “2.5 optimalisatie product” wordt uitgelegd waarom er voor een website gekozen werd.
51
2.4 Testfase 2 Na het ontwikkelen van TestTheCyclist moest een praktijkgericht onderzoek gevoerd worden. Tijdens testfase 2 werden enkele trainers bevraagd, dit werd met een enquête afgenomen. Er werd gekozen voor een enquête omdat dit voor het onderzoek de meest efficiënte methode was om gegevens met elkaar te vergelijken. De enquête is vergelijkbaar met wat er werd gebruikt in testfase 1. Er werden enkele vragen aangepast om de beste gegevens te bekomen. Voor deze fase werden er 8 mensen geselecteerd. Er werd gekozen voor een diverse doelgroep uit verschillende regio’s. Zo zijn er trainers uit Gullegem, Gent, Hillegem, Meulebeke en Vichte die hebben deelgenomen aan deze fase. En dit van verschillende leeftijden. Een overzicht is terug te vinden op pagina 36. Met elke trainer werd individueel afgesproken. De trainer moest één renner uitnodigen en de testen op die renner gaan oefenen. Hij werd telkens geholpen bij problemen of kreeg antwoorden op vragen. De mensen werden gecontacteerd via emailadres. Deze mensen hebben allemaal genoten van een opleiding gericht naar het trainer van renners. Deze mensen werden gecontacteerd via de Vlaamse Wielerbond. De resultaten werden opnieuw verwerkt in Google Drive omdat ook hier gewerkt werd met Google Forms. Conclusie testfase 2: 1) TestTheCyclist is een zeer gemakkelijk hulpmiddel waarbij alles duidelijk is uitgeschreven. 2) Er is een duidelijk verschil tussen trainers die zich in hoofdberoep bezighouden met wielrenners en trainers die dit doen in bijberoep. 3) Trainers die werken in organisaties met multidisciplinaire teams hebben geen nood aan dergelijke hulpmiddelen. 4) Trainers zullen enkele testen of zelfs de gehele testbatterij gaan gebruiken. 5) TestTheCyclist heeft, volgens de trainers, een meerwaarde in het trainingsproces. TestTheCyclist is een zeer gemakkelijk hulpmiddel waarbij alles duidelijk is uitgeschreven.
Alle bevraagde trainers, zij het nu trainer B of trainer A, vinden de testbatterij duidelijk. Men vindt dat er voldoende informatie gegeven wordt bij elke test evenals vindt men dat er geen extra testen moeten bijkomen.
52
Tijdens deze fase hebben alle trainers de testen kunnen uittesten op één van hun renners. Dit onder begeleiding van de onderzoeker. Feedback geven was op die manier zeer gemakkelijk. De geschreven uitleg bij elke test was duidelijk. Evenals het fotomateriaal dat bij elke test voor handen was kon duiding geven bij elke test. Voor de meeste trainers waren er enkele testen bij die ze nog nooit hadden gezien. Ook voor die mensen was er geen enkel probleem. Qua anatomische kennis was er hier geen probleem meer. Omdat elke trainer voldoende uitleg kreeg bij elke test verviel het feit dat men te weinig anatomische kennis had. Dit werd dan ook duidelijk uit de resultaten. Één persoon gaf aan nog altijd te weinig anatomische inzichten te hebben na het afnemen van de testbatterij. Bij de keuze van de testen kon elke trainer zich vinden. TestTheCyclist op zich is dus een goed geslaagd product blijkt uit de resultaten. Er is een duidelijk verschil tussen trainers die zich in hoofdberoep bezighouden met wielrenners en trainers die dit doen in bijberoep.
De trainers en kinesisten in de topsportschool te Gent zijn niet helemaal overtuigd. Deze mensen vinden het een zeer nuttige tool maar vinden sommige oefeningen iets wat te zwaar. In deze organisatie werkt men met andere soorten screenings bijvoorbeeld spartanova en zelfontwikkelde testen. Men gaat ook testen afnemen op de wielerpiste als aanvulling. Bij dit alles wordt een score bekendgemaakt. Als de renner een bepaalde score heeft kan hij wel of niet aangenomen worden in het programma van de topsportschool. Blijkt dus dat er een groot verschil is tussen trainers in bij- en hoofdberoep. Spartanova wordt inderdaad bij grotere organisaties gebruikt terwijl trainers in bijberoep geen enkel hulpmiddel voor handen hebben. Deze groep is dan ook het meest enthousiast over de nieuwe testbatterij. Met TestTheCyclist wordt het dan ook de bedoeling om de trainers die geen hulpmiddelen voor handen hebben te helpen. Zij die in bijberoep renners trainen hebben niet genoeg financiële middelen en tijd om zich bijvoorbeeld in spartanova te specialiseren. In hoofdstuk 3 wordt verder uitvergroot bij welke doelgroep TestTheCyclist nu echt goed zal werken. Trainers die werken in organisaties met multidisciplinaire teams hebben geen nood aan dergelijke hulpmiddelen.
Bij organisaties waar gewerkt wordt met multidisciplinaire teams is de nood aan dit soort testbatterijen minder hoog. Omdat er in die instanties al gewerkt wordt met bepaalde screenings. Bij de topsportschool Gent heeft men kinesisten die deze taak op zich nemen.
53
Bij de ene instantie gebruikt men respectievelijk het FMS protocol bij de andere Spartanova. Deze testbatterijen zijn al zo geïmplementeerd in hun structuren dat het erg moeilijk wordt om nieuwe testen te gaan gebruiken. Men is hierin gespecialiseerd, heeft er voldoende kennis van en weet hoe men moet anticiperen op resultaten van hun geselecteerde testbatterij. Trainers zullen enkele testen of zelfs de gehele testbatterij gaan gebruiken.
De bevraagde trainers die in bijberoep te werk gaan zullen de testbatterij helemaal gaan implementeren in hun trainingen. Deze mensen hebben de nodige informatie gekregen en kunnen alle testen perfect zelfstandig afnemen. Dit zal voor de trainer maar ook voor de renner gemakkelijker worden. Met TestTheCyclist wordt dan ook gefocust op deze doelgroep. Omdat deze mensen echt nood hebben aan een bepaalde tool. Deze doelgroep van trainers kan het zich niet veroorloven om nog veel cursussen te gaan bijvolgen. Dit omdat ze nog een hoofdberoep hebben. Gemiddeld trainen deze mensen een 5 tot 10 renners. Bij de topsportschool Gent zal men ook enkele testen selecteren. Deze testen zullen in een nieuw testprogramma komen wat men aan het ontwikkelen is. Meer informatie hierover volgt in hoofdstuk 3: praktische toepassing in het werkveld. TestTheCyclist heeft, volgens de trainers, een meerwaarde in het trainingsproces.
Elke bevraagde trainer, kinesist of personal coach ziet de meerwaarde van deze testbatterij in een trainingsproces. Blijkt dat dit dus een handige tool is. Er werd natuurlijk rekening gehouden met wat het werkveld wil. Deze testbatterij werd gemaakt op maat en sluit zo goed mogelijk aan bij de problemen die zijn voorgekomen uit hoofdstuk 1 en testfase 1. Op die manier kon er een tool ontwikkelt worden die matcht met wat het werkveld nodig heeft.
2.5 optimalisatie product Na testfase 1 en 2 werd het product, TestTheCyclist testbatterij, in een website gegoten (http://www.addframes.com/TestTheCyclist/). Op deze website is meer informatie te vinden over het hele onderzoek. Het PDF document met de testen is nog altijd terug te vinden en te downloaden. Dit moet de trainer in kwestie helpen om de testen bij zijn renner te kunnen afnemen. Evenals is er ruimte voorzien voor feedback. Deze feedback kan zowel naar trainers onderling verstuurd worden als naar de onderzoekers zelf. Er is ruimte voorzien om dit concept verder uit te werken zodat het een veelgebruikte batterij kan worden. Dit zou in principe een standaard moeten worden in het trainer van wielrenners bij off-bike training.
54
De website is een handige tool die trainers kunnen gebruiken in het off-bike trainen van hun renner. De testbatterij is volledig uitgelegd met extra informatie. Er staat ook bij elke test een reeks specifieke oefeningen. Deze oefeningen zijn zo ontworpen dat ze de problemen die de renner in kwestie heeft kan oplossen. Deze oefeningen werden ontwikkelt op vraag van de trainers. Het is een meerwaarde om de trainers nog meer te helpen bij hun trainingsproces. Bijvoorbeeld: Renner x heeft erg veel last van te strakke/verkorte heupflexoren. Dit kan zowel bij test 1 overhead squat test als bij test 5 thomas test aan het licht komen. De trainer gaat op zoek naar deze test op de website. Daar vindt hij een stretchoefening om die strakke heupflexoren te versoepelen. Vertrouwelijke gegevens zoals naam, leeftijd, … staan niet vermeld op de website. Dit werd ook zo in het toestemmingsformulier meegedeeld. De gegevens van de mensen die deelnamen aan het onderzoek werden strikt vertrouwelijk behandeld. De website is zo overzichtelijk mogelijk gehouden omdat verschillende leeftijdsgroepen toegang moeten krijgen tot dit document. Trainers die wat ouder zijn moeten ook gemakkelijk kunnen omgaan met deze nieuwe technologie. Het is een basic website met voldoende informatie die gebruiksvriendelijk is voor alle trainers. Na dit onderzoek is het de bedoeling dat de website up to date blijft. Het is en blijft een superhandig werkmiddel dat naar alle trainers in België verstuurd kan worden. Uiteindelijk moet het een platform worden waar alle trainers terecht kunnen. Waar ze feedback kunnen geven aan elkaar op een forum. Dit zal zorgen voor een bepaalde synergie waar zowel de trainer maar, veel belangrijker, de renner een meerwaarde aan zal hebben. Uiteindelijk is het de bedoeling om renners tot een hoger niveau te brengen.
55
Hoofdstuk 3: Praktische toepassing in het werkveld 3.1 Inleiding In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 3: praktische toepassing in het werkveld, zullen alle gegevens uit de voorbije hoofdstukken aan elkaar gekoppeld worden. Het product wordt verder onder de loep genomen. Er worden zowel positieve als negatieve punten naar voren geschoven. Er zal evenals informatie gegeven worden over de toekomst van TestTheCyclist.
3.2 Resultatenvergelijking met literatuurstudie De belangrijkste conclusies die gevonden werden in hoofdstuk 1 hadden vooral te maken met de anatomie van het lichaam. Hoofdstuk 1 is belangrijk geweest om de gebruikte testen te kunnen funderen. Vanuit hoofdstuk 1 zijn de testen ontstaan. Eerst moest er worden gezocht naar wat belangrijk is voor een renner. Welke capaciteiten heeft een renner nodig om goed te kunnen fietsen. Welke spieren zijn belangrijk? Is lenigheid belangrijk? Wat met de rompspieren? Hoofdstuk 1 is een goede basis geweest voor de ontwikkeling van TestTheCyclist. Het product werd gelinkt aan de conclusies uit dat eerste hoofdstuk. De belangrijkste spiergroepen werden gelinkt aan de testbatterij. Ook lenigheidstesten, die belangrijk bleken te zijn volgens hoofdstuk 1, werden gebruikt in de testbatterij. Verder kwam hoofdstuk 2 waarbij onderzocht werd wat het werkveld nodig vond om nog efficiënter te werk te gaan in de trainingsopbouw. Testfase 1 was erg belangrijk omdat hier een product te ontwikkelen op maat van de ‘klant’. Aan de hand van enkele conclusies kon een perfect product op de markt gebracht worden dat dan uiteindelijk in de praktijk uitgetest kon worden in testfase 2. Een optimalisatie volgde om alle foutjes weg te werken. Uiteindelijk was testfase 2 de belangrijkste fase. Daarin werd het product uitgetest door experten uit het werkveld. Deze mensen hun feedback was dan ook goud waard. Daarin was de belangrijkste conclusie dat men een groot verschil moet maken tussen professionele (hoofdberoep) en niet-professionele (bijberoep) trainers. Omdat professionele trainers grotendeels in organisaties werken, waar multidisiplinaire teams renners trainen, was een testbatterij voor deze groep eerder zinloos. Deze mensen hebben echter al jaren lang bepaalde structuren uitgebouwd waarmee ze vertrouwd zijn. Deze structuren hebben ondertussen al
56
gezorgd voor één of meerdere successen. Logischerwijs zal men dus niet van strategie veranderen. De niet-professionele trainers daarintegen hebben de testbatterij wel hard nodig. Deze mensen kunnen dit soort tools erg goed gebruiken. Ze staan dan ook ‘alleen’ in hun trainingsproces. Bij deze groep zal TestTheCyclist ook een meerwaarde kunnen hebben. Bijvoorbeeld in Wielerclub Meulebeke, waar men trainers B inzet bij de trainingen, zal de testbatterij vanaf volgend seizoen geïmplementeerd worden. Men is nu al bezig met de opzet van dit product. Dan kan en zal waarschijnlijk onder leiding zijn van de onderzoeker. Toch vonden andere instanties dit initiatief niet slecht. De topsportschool Gent specialisatie wielrennen is bezig met eenzelfde initiatief weliswaar gebaseerd op resultaatonderzoek. Deze mensen zouden zeker enkele testen willen gebruiken. Het verdere verloop hiervoor werd echter niet gecommuniceerd.
3.3 Toepassing in het breder werkveld Het product dat hier ontwikkeld werd kan onmiddellijk dienen als meerwaarde in het werkveld. Ideaal gezien moet dit worden gebruikt in de opbouw naar een nieuw seizoen toe, zoals wielerclub Meulebeke zal doen. Dit wil zeggen dat de testbatterij na de winterstop (maand oktober) als eerste wordt afgenomen bij de renner. Daarna wordt duidelijk in hoeverre de renner nood heeft aan een bepaalde oefeningen. Het geeft de trainer een direct beeld over hoe en waaraan hij samen met de renner moet werken. Voorbeeld: TestTheCyclist geïmplementeerd in een trainingsplan. Maand oktober : rust Maand november: off-biketraining testbatterij afnemen, start on-bike training Maand december: testbatterij afnemen + analyse progressie bekijken, on-bike training Maand januari: testbatterij afnemen + analyse progressie bekijken, on-bike training Maand februari: testbatterij afnemen + analyse progressie bekijken, on-bike training Maand maart: start wegseizoen, on-bike training & off-bike training verderzetten …
57
Tijdens de wintermaanden is het ideaal om maandelijks de testen af te nemen bij de renners. De wintermaanden worden gebruikt als opbouw naar het seizoen toe. Vanaf de start van het seizoen kan de testbatterij tweemaandelijks worden afgenomen. Dit omdat on-bike training hier belangrijkst wordt. Evenals is er nog maar weinig ruimte om sterk in te zetten op off-bike training. Tijdens de wintermaanden volstaan 3 trainingen per week, om krachtopbouw te hebben, terwijl dit in het seizoen herleid wordt naar 1 training per week om de kracht de onderhouden. De testbatterij hoeft niet enkel in een wielerclub gebruikt te worden. Dit kan ook geïmplementeerd worden in de cursus bij de Vlaamse Trainersschool (VTS). Op dit moment maakt de Vlaamse Wielerbond samen met de Vlaamse Trainersschool reclame met een boekje wat ze hebben gemaakt. In dit boekje staan een 50-tal verschillende off-bike oefeningen. TestTheCyclist kan hierbij van grote meerwaarde zijn. Zo kan een trainer de beste oefeningen selecteren voor die ene renner aan de hand van zijn afgenomen testen. Verder in 3.4 ‘toekomstvisie’ wordt toegelicht hoe TestTheCyclist kan dienen als rolmodel om binnen verschillende sporten eenzelfde principe te gaan toepassen.
3.4 Toekomstvisie 3.4.1 Algemeen Na analyse van voorafgaande gegevens kan geconcludeerd worden dat dit geen overbodig onderzoek was. Het product, TestTheCyclist, blijkt een handige tool te zijn om als trainer te werk te gaan. TestTheCyclist is vergelijkbaar en gebaseerd op het FMS principe en spartanova. Functional Movement Screening is ook een testbatterij die de algemene functionaliteit van een persoon gaan meten. Dit werd niet ontwikkelt voor een specifieke sport maar kan ook afgenomen worden op een alledaagse huisvrouw. Bij FMS worden specifieke oefeningen aangeboden die ervoor moeten zorgen dat het lichaam functioneler wordt. TestTheCyclist heeft verschillende gelijkenissen maar is uniek omdat het zich specifieert op één sport en gerichte oefeningen aanbiedt. Hetzelfde principe kan en zal eventueel gebruikt worden bij andere sporten. Daarmee wordt bedoeld dat er ook een specifieke testbatterij ontwikkeld kan worden voor andere (duur)sporten. Denk hierbij aan triatlon, lange-afstand-lopen, enzoverder. De mogelijkheden zijn eindeloos. Dit onderzoek kan een eerste, belangrijke aanzet zijn om voor elke sport een zeer specifieke
58
testbatterij te ontwikkelen. Met hetzelfde ontwerp als hier kan TestTheRunner, TestTheFootballer, … ontstaan. Dit kan met een vervolgonderzoek gebeuren. Deze vervolgonderzoeken kunnen dit onderzoek als leidraad gebruiken om verder uit te bouwen. Iemand die zich verder wil verdiepen in het duurlopen bijvoorbeeld kan zelf ook een testbatterij ontwikkelen specifiek naar die sport. Andere vervolg onderzoeksvragen kunnen zijn: “Heeft een specifieke screening en bijhorend trainingsplan een effect op de afgenomen resultaten. Is hierin progressie te zien? Kan er gezocht worden naar manieren om dit te gaan linken met blessurepreventie zoals bij FMS? Kunnen off-bike trainingsresultaten een idee geven van hoe goed een renner presteert in de wedstrijd?” Verschillende onderzoeken kunnen verder bouwen op dit onderzoek of het kan als uitgangspunt gebruikt worden.
3.4.2 website De website TestTheCyclist kan worden bijgewerkt in de toekomst. Het ontwerp zal sowieso altijd hetzelfde blijven omdat het telkens zeer overzichtelijk en professioneel moet blijven. Er kan gezegd worden dat de website een informatief karakter heeft. In de toekomst zal er een forum geopend worden waar elke trainer zijn feedback kan geven. Deze feedback kan zowel dienen voor andere trainers maar ook als aanvulling voor dit onderzoek. Aan de hand van feedback en nieuw verkregen informatie uit andere onderzoeken zullen updates plaatsvinden aan de website. De website staat dus nog maar in de startblokken om uit te groeien tot iets moois waarmee elke trainer in België kan werken. Er moet echter wel bij verteld worden dat dit nooit een imago van FMS of Spartanova kan krijgen. Deze 2 testbatterijen zijn zeer grondig bestudeerd en zijn effectief al veel uitgetest geweest. Investeerders geloofden in die concepten en zo zijn ze uitgegroeid tot onmisbare aspecten binnen een trainingsplan. Op de website is er ook een oefenbibliotheek terug te vinden. Dit WORD document is zeer basic. Bij elke test staat één oefening die het meest geschikt is bij die ene test. Er zijn natuurlijk veel verschillende oefeningen die een bepaald probleem of zwakke schakel kunnen oplossen. Dit werd hier, wegens niet relevant genoeg, niet verder onderzocht of uitgeschreven. De oefenbibliotheek is een werkdocument waar zeer snel updates kunnen aan gebeuren. In een mum van tijd kunnen veel verschillende oefeningen een antwoord bieden op die bepaalde problemen. Dit kan opnieuw een vervolgonderzoek zijn waarbij gepeild wordt naar welke de beste oefeningen zijn voor welke testen.
59
Conclusie “Met welke testbatterij kunnen trainers jonge, competitieve wielrenners screenen?” Het antwoord op de onderzoeksvraag is zeer duidelijk. Met TestTheCyclist. Deze testbatterij is zo ontwikkeld dat het perfect aansluit bij wat een trainer nodig heeft om zijn trainingsproces perfect te laten verlopen. Omdat het op maat van het werkveld gemaakt werd, werd het ook zo goed onthaald. Hierbij moet echter wel vermeld worden dat de mensen die het echt zullen gaan gebruiken trainers zijn die dit in bijberoep doen. Deze mensen hebben niet de kennis noch de tijd om zware cursussen anatomie en dergelijke te gaan studeren. Daarom is het voor deze mensen een nuttige tool net omdat alles perfect uitgelegd staat op de website. Ze moeten gewoon de volgorde van de testen volgen en telkens lezen wat ze precies moeten doen. De testbatterij zorgt ervoor dat ze steeds voldoende ondersteund worden in anatomie, onderlinge spierrelaties, enzoverder. Dit bleek ook in de praktijk het geval. De trainers die de testbatterij hebben uitgetest waren unaniem. Alles waar zeer duidelijk uitgelegd. TestTheCyclist staat nog maar in de startblokken en heeft nu de tijd nodig om verder te gaan ontwikkelen. Volgens dezelfde principes zal gezocht worden naar andere mogelijkheden binnen andere sporten. Er kunnen talloze vervolgonderzoeken vertrekken vanuit dit ene onderzoek. Denk hierbij aan de oefenbibliotheek waar meer en betere oefeningen kunnen voor gezocht en onderzocht worden. Evenals kan gezocht worden naar de efficiëntie van de testbatterij. Heeft een specifieke screening en bijhorend trainingsplan een effect op de afgenomen resultaten. Is hierin progressie te zien? Kan er gezocht worden naar manieren om dit te gaan linken met blessurepreventie zoals bij FMS? Kunnen off-bike trainingsresultaten een idee geven van hoe goed een renner presteert in de wedstrijd? Verschillende onderzoeken kunnen verder bouwen op dit onderzoek of het kan als uitgangspunt gebruikt worden. Wat dit onderzoek zo goed maakt is het feit dat er een product ontwikkeld werd op maat van de doelgroep. Er werd eerst een bevraging gedaan bij experten uit het werkveld vooraleer er gewerkt werd aan een testbatterij. Er kon natuurlijk ook een testbatterij ontwikkeld worden die op een andere manier ging screening met minder anatomische uitleg en meer verschillende testen specifiek gericht naar on-bike training. Dit zou echter een zeer onnuttig product geweest
60
zijn omdat men hierop niet zit te wachten. Naar off-biketraining gaat de laatste jaren veel aandacht en zeker binnen het wielrennen. Er is echter nog onvoldoende kennis van bepaalde test- of sreeningsmogelijkheden. Dit zou nu moeten opgelost zijn. Het onderzoek op zich was geen evidentie. Omdat er weinig mensen zich echt volledig bezighouden met het training van wielrenners was de zoektocht naar testpersonen erg moeilijk. Connecties en een achtergrond in de wielerwereld zijn nodig anders kan zo’n onderzoek bijna niet slagen. Dit is een kleine wereld waar iedereen elkaar wel kent maar waar iedereen ook zijn eigen visie heeft. Dit onderzoek zou echter nog betere resultaten naar voor gebracht hebben als er meer mensen zouden zijn bevraagd. In totaal werden er maar een kleine 30 mensen betrokken hierbij. Dit is echter een zeer kleine doelgroep. Een grote meerwaarde kon zijn dat er verschillende trainers vanuit verschillende landen betrokken werden hierbij want wielrennen is zeer mondiaal geworden. Nu kan er enkel beslist worden dat dit probleem zich enkel stelt en België. TestTheCyclist is dan ook waarschijnlijk maar een oplossing voor België alleen. Misschien kan hier een onderzoek met een internationaal karakter ontstaan? Algemeen gezien is TestTheCylist een goed product. Het zal binnenkort gebruikt worden om renners te screenen. Trainers zijn tevreden over de werking ervan dus kan gesteld worden dat dit onderzoek geslaagd is. Of dit nu zeer breed gedragen zal worden over het ganse werkveld binnen het wielrennen is de hamvraag. De tijd, de upgrades en de feedback zal daarover uitsluitsel kunnen geven.
61
Bijlagen Bijlagen zijn terug te vinden in bijgevoegde bundel: “BIJLAGEN” Hieronder een overzicht van de bijlagen.
Bijlage 1: Enquêteformulier testfase 1 Bijlage 2: enquêteformulier testfase 2 Bijlage 3: Product TestTheCyclist testbatterij Bijlage 4: Overzicht figuren Bijlage 5: toestemmingsformulier verspreiding fotomateriaal Bijlage 6: oefenbibliotheek
62
Literatuurlijst Akuthota, V., & Nadler, S. F. (2004). Core strengthening. Archives of physical medicine and rehabilitation, 85, 86-92. Calais-Germain, B. (2010). Veilige Buikspieroefeningen. Bohn Stafleu van Loghum. Clark, M., & Lucett, S. (Eds.). (2010). NASM essentials of corrective exercise training. Lippincott Williams & Wilkins. Clark, M., Lucett, S., & Kirkendall, D. T. (2010). NASM's essentials of sports performance training. Lippincott Williams & Wilkins. Clin Biomech (Bristol, Avon) 2002, 17(2):123-129. Comerford, M. J., & Mottram, S. L. (2001). Functional stability re-training: principles and strategies for managing mechanical dysfunction. Manual therapy, 6(1), 3-14. Cook, G., Burton, L., & Hoogenboom, B. (2006). Pre-participation screening: the use of fundamental movements as an assessment of function–part 1. North American journal of sports physical therapy: NAJSPT, 1(2), 62. Cook, G., Burton, L., & Hoogenboom, B. (2006). Pre-participation screening: The use of fundamental movements as an assessment of function–Part 2.North American journal of sports physical therapy: NAJSPT, 1(3), 132. Egan, D. (1997). De Vorlauftest in stand: een onnauwkeurige indicator voor sacro-iliacale gewrichtsdysfunctie. Stimulus, 16(1), 28-31. Eisner, W. D., Bode, S. D., Nyland, J. O. H. N., & Caborn, D. N. (1999). Electromyographic timing analysis of forward and backward cycling. Medicine and science in sports and exercise, 31(3), 449-455. Ericson, M. (1986). On the biomechanics of cycling. A study of joint and muscle load during exercise on the bicycle ergometer. Scandinavian Journal Of Rehabilitation Medicine. Supplement, 16, 1-43. Ericson, M. O., Nisell, R., Arborelius, U.P., & Ekholm, J. (1984). Muscular activity during ergometer cycling. Scandinavian journal of rehabilitation medicine, 17(2), 53-61.
63
Eurofit, (1993), Eurofit Tests of Physical Fitness, 2nd Edition, Strasbourg Gregor SM, Perell KL, Rushatakankovit S, Miyamoto E, Muffoletto R, Gregor RJ: Lower extremity general muscle moment patterns in healthy individuals during recumbent cycling. Grøntved, A., Rimm, E. B., Willett, W. C., Andersen, L. B., & Hu, F. B. (2012). A prospective study of weight training and risk of type 2 diabetes mellitus in men. Archives of internal medicine, 172(17), 1306-1312. Halbertsma, J. P., van Bolhuis, A. I., & Göeken, L. N. (1996). Sport stretching: effect on passive muscle stiffness of short hamstrings. Archives of physical medicine and rehabilitation, 77(7), 688-692. Hickson, R. C. (1980). Interference of strength development by simultaneously training for strength and endurance. European journal of applied physiology and occupational physiology, 45(2-3), 255-263. Hong, C. Z., & Simons, D. G. (1998). Pathophysiologic and electrophysiologic mechanisms of myofascial trigger points. Archives of physical medicine and rehabilitation, 79(7), 863-872. Larsen, K. Prone hip extension with lower abbdominal hollowing improves relative timing of gluteus maximus activation in relation to biceps femoris. Manual Therapy, 2010. 15: 61-65. Laurita, J. (2013). Anatomy of cycling. London: Bloomsbury Leetun, D. T., Ireland, M. L., Willson, J. D., Ballantyne, B. T., & Davis, I. M. (2004). Core stability measures as risk factors for lower extremity injury in athletes. Medicine & Science in Sports & Exercise, 36(6), 926-934. Lefevre, J., Beunen, G., Borms, J., Vrijens, J., Claessens, A. L., Van der Aerschot, H., ... & HANDAL, R. K. (1993). Eurofit testbatterij. Leidraad bij de testafneming. Referentiewaarden voor 6-tot en met 12-jarige jongens en meisjes in Vlaanderen. Groeicurven voor 6-tot en met 18-jarige jongens en meisjes in Vlaanderen. Sportwetenschappen 2 Publicatiefonds voor Li chamelijke Opvoeding: Gent, 1993. Sort, 100, 250. Lefevre, J., Philippaerts, R., Van Lierde, A., & Van der Aerschot, H. (2006). De barometer van de fysieke fitheid van de Vlaamse jeugd (1990-2005). status: published.
64
Neary, J., Hall, K., & Bhambhani, Y. (2001). Vastus medialis muscle oxygenation trends during a simulated 20-km cycle time trial. European journal of applied physiology, 85(5), 427-433. Peeler, J. D., & Anderson, J. E. (2008). Reliability limits of the modified Thomas test for assessing rectus femoris muscle flexibility about the knee joint. Journal of athletic training, 43(5), 470. Renson R, 1979. Sociokulturele derterminanten van de somatische ontwikkeling, de motorische vaardigheid en het sportgedrag van 13-jarige Belgische Jongens, 424 p. + appendices (Leuven, KULeuven, doctoraatsthesis in de lichamelijke opvoeding). Sanderson, D. J., Martin, P. E., Honeyman, G., & Keefer, J. (2006). Gastrocnemius and soleus muscle length, velocity, and EMG responses to changes in pedalling cadence. Journal of Electromyography and Kinesiology,16(6), 642-649. Scheerder, J., Vandermeerschen, H., Borgers, J., Thibaut, E., & Vos, S. (2013). Vlaanderen sport! Vier decennia sportbeleid en sportparticipatie. status: published. Simons, D. G., Travell, J. G., & Simons, L. S. (1999). Travell & Simons' myofascial pain and dysfunction: upper half of body (Vol. 1). Lippincott Williams & Wilkins. Sovndal, S. (2009). Cycling anatomy. Your illistraded guide for cycling strength, speed and endurance. Suni, J., Husu, P., & Rinne, M. (2010). Fitness for health: the ALPHA-FIT test battery for adults aged 18–69. DG Sanco, European Union & UKK Institute for health Promotion Research, Tampere, Finland. Trainer. (2015). Geraadpleegd op 11 mei 2015 via http://nl.wikipedia.org/wiki/Trainer Trojian, T. H., & McKeag, D. B. (2006). Single leg balance test to identify risk of ankle sprains. British journal of sports medicine, 40(7), 610-613. van Nugteren, K. (2011). Addendum: spierrekken. In Orthopedische casuïstiek(pp. 505-511). Bohn Stafleu van Loghum. Van Tulder, M. W., & Koes, B. W. (2013). Preventie van lage rugpijn. InEvidence-based handelen bij lage rugpijn (pp. 21-45). Bohn Stafleu van Loghum.
65
Vincent-Smith, B., & Gibbons, P. (1999). Inter-examiner and intra-examiner reliability of the standing flexion test. Manual therapy, 4(2), 87-93. Visser, J., Geuze, R., & Kalverboer, A. (1999). Fysieke groei en sensomotorische ontwikkeling tijdens de groeispurt in de puberteit.Neuropraxis, 3(2), 38-44. Vleeming, A., Stoeckart, R., & Snijders, C. J. (1992). Het sacro-iliacale gewricht’Anatomische, biomechanische en radiologische aspecten. Stimulus,11(4), 211-214. Vrijens, J., & Bourgois, J. (2007). Lenigheid, warming-up, cooling-down. Basis voor verantwoord trainen, 216-239. Wagner, T. Strengthening and neuromuscular reeducation of the gluteus maximus in a triathlete with exercise-associated cramping of the hamstrings. J Orthopedic & Sports Physical Therapy, 2010. 40(2): 112 - 119. Weerapong, P., Hume, P. A., & Kolt, G. S. (2008). Stretchen: mechanismen en voordelen voor sportprestatie en blessurepreventie. Stimulus, 27(2), 137-176. Wilson, G.J., Elliot, B.C., and Wood G.A. (1992). Stretch shorten cycle performance enhancement trough flexibility training. Medicine and Science in Sports and Exercise 24, 116-123. Witvrouw, E., Mahieu, N., Danneels, L., & McNair, P. (2006). Stretching en blessurepreventie–een eigenaardige verhouding. Stimulus, 25(3), 106-112. Wolfe, A. E., Brown, L. E., Coburn, J. W., Kersey, R. D., & Bottaro, M. (2011). Time course of the effects of static stretching on cycling economy. The Journal of Strength & Conditioning Research, 25(11), 2980-2984.
66
67
Deze bachelorproef is een leidraad voor wielertrainers om hun renners op een betere manier te kunnen trainen met behulp van een testbatterij zonder fiets. Probleemstelling Wielertrainers worden dagelijks geconfronteerd met het feit dat ze nieuwe renners moeten begeleiden waarvan ze niet weten waartoe hun lichaam in staat is. Als trainer is het enorm moeilijk om het niveau van die renner te bepalen. Een inspanningstest op de fiets is een must geworden terwijl bewezen is dat er ook off-bike trainingen nodig zijn. Ook deze trainingen naast de fiets zoals lenigheid en stabilisatietrainingen maken deel uit van de trainingen. Voor oudere trainers is dit een nieuw werkterrein. Trainers weten niet hoe men off-bike training moet aanpakken. Het doel van het onderzoek Dit onderzoek gaat dieper in op de noden van de wielertrainer. Aan de hand van dit onderzoek is de efficiëntie van een nieuwe, specifieke testbatterij onderzocht. Dit moet zowel de renner maar ook de trainer of personal coach helpen bij het proces van training. Met een specifieke testbatterij wordt een reeks testen bedoeld. Deze testen zijn gelinkt aan een theoretisch kader. De testen zijn wetenschappelijk onderbouwd en sluiten aan bij de belangen van de renner. Dit onderzoek kan ook een eerste aanzet zijn tot blessurepreventie. Hier werd echter niet dieper op ingegaan. Praktijkgericht onderzoek 21 wielertrainers werden aangesproken om deel te nemen aan het onderzoek. Deze mensen moesten meer informatie geven in hoeverre een testbatterij nodig zou zijn in hun trainingsproces. Daarna werd een op maat gemaakte tool ontwikkelt en in de praktijk uitgetest bij 8 trainers. Met de feedback van die 8 experten werd er een optimalisatie gemaakt van de testbatterij. Dit werd de uitgangsbasis van de website die hiervoor werd ontwikkelt: http://www.addframes.com/TestTheCyclist/. Praktische toepassing in het werkveld TestTheCyclist wordt gebruikt bij wielerclub De Molenspurters Meulebeke. Er zal evenals gebruikt gemaakt worden van enkele testen door de Topsportschool Gent specialisatie wielrennen. Verder zijn er enkele trainers die op zichzelf renners trainen die ook de testbatterij gebruiken in hun trainingsopbouw.
68