Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
Te huur: Rietveldhuis Praktische vraagstukken bij het behouden, beleven en bewonen van een museumwoning
Lotte van Helvoort – 3013685 UU – 5844401 UvA Adelaarstraat 70b, 3514 CH Utrecht
[email protected] –
[email protected] Taal- en Cultuurstudies – Kunst, cultuur en geschiedenis vanaf 1750-heden. Bachelorscriptie van 7,5 ECTS – Universiteit Utrecht Maart 2009 Eerste lezer: prof. dr. F. Grijzenhout – Universiteit van Amsterdam Tweede lezer: dr. H. Henrichs – Universiteit Utrecht
1
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
2
Te huur: Rietveldhuis. Praktische vraagstukken bij het behouden, beleven en bewonen van een museumwoning. Deze scriptie heeft betrekking op de praktische vraagstukken die aan de orde komen bij het behoud en de beleving van een museumwoning zoals het Rietveld Schröderhuis. Specifiek richt het onderzoek zich op de vraag of er een meerwaarde is bij het bewonen van een opengesteld huis met betrekking tot de begrippen „behoud‟ en „beleving‟. De publieke, enigszins conservatieve, gedachte is dat gebruik van historische huizen of artefacten in het algemeen te schadelijk is voor het desbetreffende object. Echter kan gebruiken ook een vorm van conserveren zijn. En het past perfect in de huidige „experience‟-tendens.
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
3
Inhoudsopgave Voorwoord: een woord van dank
4
Inleiding
5
Van woonhuis tot museum
8
Terminologie
8
Presentatiewijze en authenticiteit
10
Bewoning van een historisch gebouw
13
Casus Rietveld Schröderhuis
17
Het Rietveld Schröderhuis
17
Functieverandering: van woonhuis naar architectuurmanifest
18
Een bewoond Rietveld Schröderhuis?
21
Conclusie
23
Aanbeveling
24
Verantwoording
26
Bibliografie
27
Literatuur
27
Geraadpleegde internetbronnen
29
Beeldverantwoording
29
Bijlage: Onderzoeksstramien
30
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
4
Voorwoord Een woord van dank Normaliter is het niet gangbaar een voorwoord te gebruiken bij een bachelorscriptie, maar ik wilde toch ergens de personen bedanken die mij, waar zij konden, geholpen hebben. Zo ben ik in vroeg stadium enorm geholpen door Menno van Zwol, Rietveld Schröderhuis-beheerder van het Centraal Museum. Hij heeft mij als prille rondleidster tijdens mijn eerste materiaalinstructie op het idee heeft gebracht, zonder dat hij het zelf heeft doorgehad, deze scriptie te schrijven over de frictie tussen beleving en behoud. Daarnaast ben ik contact gaan zoeken met (andere) mensen die zich mijns inziens het dichtst bij het vuur bevonden, zo ben ik in contact gekomen met Ida van Zijl, conservator toegepaste kunst van het Centraal Museum en auteur van een aantal zeer belangrijke Rietveldpublicaties. Zij was lid van de Stichting Rietveld Schröderhuis en heeft de tijd van het toewerken naar openstelling van dichtbij meegemaakt, daar heeft zij mij het een en ander kunnen vertellen. Verder heb ik Rafke Engels gesproken, projectleider van het projectbureau Rietveldmuseum dat onder leiding staat van Pauline Terreehorst. Haar wil ik onder andere bedanken voor de inzage in het verslag van haar researchstage bij het Rietveld Schröderhuis. Net zozeer als Eveline Oostendorp, die mij haar masterscriptie over huismusea liet lezen. Verder wil Marco van Duyvendijk bedanken voor het delen van zijn ervaringen met het wonen in een historisch monument. Catharina Koerts wil ik hiervoor weer bedanken, zij heeft mij in contact gebracht met Marco van Duyvendijk. Bovendien zijn er nog mensen als Jaap Oosterhoff, van het Rietveld Schröderarchief en Julian van den Berg, van de bibliotheek van het ICN, die mij geholpen hebben bij het zoeken naar de juiste informatie. Tot slot bedank ik nog iedereen die mij gesteund heeft tijdens het schrijven van mijn scriptie, waaronder Frans Grijzenhout, Hendrik Henrichs en Catharina Koerts. Relativering en ontspanning is bijzonder hard nodig tijdens de soms stressvolle periode waarin ik mijn scriptie schreef.
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
5
Inleiding De laatste decennia is de museumwereld flink aan het veranderen. Musea schreeuwen stuk voor stuk om aandacht. Allemaal willen ze dat er zo veel mogelijk publiek komt. Maar met schreeuwen alleen komen zij er niet, ze moeten ook daadwerkelijk iets te bieden hebben. Op welke manier trekt een museum het grote publiek? Moet het de focus leggen op het bijzondere karakter van de collectie of op de totaalervaring van de bezoeker? In het beleid van musea staat de collectie van oudsher centraal. De verzameling objecten vormt de basis voor de activiteiten van het museum en hiermee creëert het museum primair zijn imago. De verzameling vormt in de kern de identiteit van het museum. Het verzamelen van een collectie hangt samen met het bewaren van herinneringen en het presenteren van betekenissen. De essentie ligt in wat het museum met objecten en artefacten doet.1 Met de collectie biedt het museum een verhaal van waarde aan de bezoeker, die op deze manier inzicht krijgt in het verleden. Wanneer een bezoeker kiest om naar een bepaald museum te gaan, kiest deze indirect ook voor een bepaald verhaal over het verleden. Met de keuze voor een bepaald museum toont de bezoeker welke waarden deze belangrijk acht. Maar tegenwoordig draait het in de museumwereld niet alleen om het bieden van een bijzondere collectie objecten. De focus op de collectie is niet langer voldoende voor musea om zich te onderscheiden. Bezoekers kiezen steeds vaker voor musea die een verhaal bieden dat beleefd kan worden. Op die manier komt de nadruk veel minder te liggen op het bewaren van ons waardevolle erfgoed. Naast de zorg voor de collectie wordt de zorg voor en het vermaak van het publiek een belangrijkere taak binnen het museum. De „experience‟ van de beschouwer wordt een uitgangspunt van het museum. Het perspectief dat het museum gebruikt, is veranderd. Er wordt steeds meer gekeken vanuit het publiek: Hoe ervaart het publiek de tentoonstelling, de opstelling en het verhaal in het museum? Opvallend is dat de erfgoedwereld, en daarbinnen ook de museumwereld, reclame maakt met het begrip authenticiteit. Dit begrip wordt vaak in één adem genoemd met het bieden van ervaringen en aan de combinatie van de twee wordt veel waarde gehecht. Musea proberen voor een authentieke ervaring te zorgen. Want door middel van een dergelijke ervaring lijkt de bezoeker dichter bij de (historische) werkelijkheid te komen. En hoe dichter bij de historische werkelijkheid, hoe meer waarde de bezoeker aan het verleden hecht. In verschillende musea wordt gekozen voor een historiserende benadering, waarin objecten tentoongesteld
worden
in
een
historische
context.
Met
name
huismusea
en
museumwoningen bieden van nature een dergelijke opstelling. Dit zijn musea of onderdelen van musea waar een voormalig woonhuis tot museum is geworden. Dergelijke Elaine Heumann Gurian, „What is the object of this exercise?‟, in: Gail Anderson, Reinventing the Museum. Historical and Comtemporary Perspectives on the Paradigm Shift (Lanham 2004) 269-283, 270. 1
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
6
gemusealiseerde woonvertrekken hebben het bijzondere vermogen het verleden invoelbaar te maken. Zij tonen een wereld die de onze niet meer is, maar door de context toch overtuigend werkt.2 Over historische huismusea is in de loop der tijd al regelmatig geschreven; voornamelijk over de problemen met betrekking tot openstelling, behoud, authenticiteit en restauraties. Bij de openstelling van een (voormalig) woonhuis komen veel organisatorische, financiële, wettelijke en praktische eisen en vraagstukken kijken. Openstelling staat vaak op gespannen voet met het oorspronkelijke gebruik en het behoud van het huis.3 In deze scriptie wil ik de frictie in het museum tussen beleving aan de ene kant en behoud aan de andere kant onderzoeken. Hiervoor wil ik een museumwoning als voorbeeld nemen. In huismusea en museumwoningen wordt namelijk steevast gedaan alsof de bezoeker de oorspronkelijke situatie kan ervaren bij zijn bezoek aan het huis. Echter lijkt mij dit een contradictie in terminis, vrij rondlopen kan vaak niet omdat er altijd bepaalde huisregels zijn die in vrijwel alle musea gelden. Daarbij wil ik graag stelling nemen tegen het ervaren van de oorspronkelijke situatie. Als casus gebruik ik het Rietveld Schröderhuis in Utrecht. Relevant hierbij is de functieverandering die is opgetreden door de verandering van een woonhuis in een onderdeel van de collectie van het Centraal Museum. Deze gedaantewisseling heeft er voor gezorgd dat er bepaalde keuzes gemaakt zijn die de mogelijkheden voor beleving sterk bepalen. Als rondleidster bij het Rietveld-Schröderhuis in Utrecht valt het me almaar op dat het voor bezoekers lastig voor te stellen is hoe mevrouw Schröder geleefd heeft in het huis. Dit ondanks het feit dat bezoekers kunnen rondlopen in het interieur zoals mevrouw Schröder het ooit gekend heeft. Zij mogen niets aanraken, laat staan dat ze even mogen gaan zitten op de favoriete plek van mevrouw Schröder. Alles staat keurig uitgelijnd tentoongesteld, het huis ademt geen bewoonde sfeer meer uit. Daarbij komt dat het verhaal verteld wordt door een rondleider en de bezoeker daardoor niet helemaal vrij kan rondlopen. Er mist dus een persoonlijke ervaring. Het is logisch dat voor deze presentatie is gekozen want met alle bezoekers die door het huis gaan en zijn gegaan, is het mettertijd verzwakt en verzwakt het nog steeds. Het is in het belang van het interieur dat er voorzichtig met het huis wordt omgesprongen. Maar dit staat blijkbaar wel de ervaring van de bezoeker in de weg. Het Centraal Museum, dat de zorg draagt voor het Rietveld Schröderhuis, heeft een zware taak. Het moet enerzijds een mooie ervaring bieden voor de bezoekers die, misschien na zich te hebben ingelezen, het huis in het echt willen zien. Anderzijds moet het museum ook voorzichtig omgaan met het huis en het interieur. Het huis is al zwak en de huidige staat zal door het publiek nog meer aangetast worden. Doordat ik deze wrijving tussen behoud en Peter van Mensch, „Tussen narratieve detaillering en authenticiteit. Dilemma‟s van een contextgeoriënteerde ethiek‟, in: H.C.M. Kleijn e. a. (red.), Interieurs belicht (Zwolle 2001) 46-55, 46. 3 Erik Kleijn, „Ten geleide‟, in: H.C.M. Kleijn e. a. (red.), Interieurs belicht (Zwolle 2001) 8-9, 8. 2
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
7
beleving van dichtbij meemaak, ben ik erg benieuwd welke keuzes het Centraal Museum hierin maakt, heeft gemaakt en kan maken. Daarbij is er een belangrijk vraagstuk omtrent de openstelling van het Rietveld Schröderhuis en de daarbij gemaakte keuzes. Mevrouw Schröder had graag gezien dat iemand met ongeveer dezelfde levensfilosofie als zijzelf in het huis zou gaan wonen. Deze persoon kon de bezoekers dan laten zien hoe het huis in elkaar steekt. Echter is door de Stichting Rietveld Schröderhuis besloten het uiteindelijk op een andere manier publiek te maken. Er is voor gekozen om het huis te presenteren als een manifest van de moderne architectuur. De opstelling is hierdoor erg statisch, clean en strak; het is aan alles af te leiden dar er niet meer in het huis geleefd wordt. Echter ben ik geïnteresseerd in de mogelijkheid van bewoning en openstelling tegelijkertijd. Het lijkt mij namelijk een mooie manier om de bezoeker een essentieel deel van het wezen van het huis mee te geven, namelijk de bewoning en het gebruik ervan. In de huidige museale tendens van het bieden van optimale ervaringen zou dit zeker niet misstaan. En wat betreft behoud van het huis: gebruik is tevens een vorm van conserveren. Mijn onderzoek heeft betrekking op de praktische dilemma‟s die aan de orde komen bij het behoud en de beleving van een museumwoning als het Rietveld Schröderhuis: Welke keuzes kunnen er gemaakt worden bij de openstelling en de presentatie van een (voormalig) woonhuis met betrekking tot de begrippen ‘behoud’ en ‘beleving’? Met deze vraag wil ik analyseren welke keuzes het Centraal Museum en Stichting Rietveld Schröderhuis op dit gebied gemaakt hebben. Maar vooral ben ik geïnteresseerd in de opties die zij hebben laten liggen. Daarbij wil ik onderzoeken of er een meerwaarde is bij het openstellen van het huis in bewoonde toestand met betrekking tot de begrippen „behoud‟ en „beleving‟. Is gebruiken beter dan bewaren? En kan het gebruik bijdragen aan het behoud?
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
8
Van woonhuis tot museum Een groot gedeelte van ons persoonlijke leven speelt zich af in huis, afgeschermd van de drukte en veranderingen van de buitenwereld. Een huis is een privé domein en wordt naar de smaak
van
de
bewoners
ingericht;
woonvertrekken
laten
iets
zien
van
de
levensomstandigheden van de bewoners. Hoe groot de invloed van de samenleving, kunststromingen en mode ook is, het blijft een ruimte waarop de bewoners hun persoonlijke stempel drukken. Het wordt gebruikt, geleefd en beleefd; er wordt gespeeld, gewerkt, gekookt, gemorst en veranderd. Het is een ruimte waar persoonlijke herinneringen ontstaan. Dit is bij musea heel anders. Musea treden naar buiten met hun collecties. Zij etaleren hun objecten in een inrichting die is aangepast aan een groot publiek. Publiek wordt via looproutes langs bijzondere objecten geleid, die in goed verlichte ruimten te zien zijn. De objecten mogen doorgaans niet aangeraakt worden en worden beschermd door verschillende voorzorgsmaatregelen. Musea bieden het publiek de mogelijkheid door de collectie te bekijken een indruk te krijgen van het verleden. Duidelijk is dat beide typen omgevingen totaal van elkaar verschillen. De een, het woonhuis, is naar binnen gekeerd, biedt bescherming en heeft zijn eigen persoonlijke herinneringen. De laatste, het museum, is naar buiten gericht, vertelt en biedt toegang tot collectieve herinneringen. De vraag is natuurlijk wat er gebeurt wanneer de twee binnenruimten, het huis en het museum, samenkomen. Een woonhuis is oorspronkelijk niet geschikt om als museum te dienen.4 Hiervoor is een transformatie nodig, ongeacht of een huis bewoond blijft. Wanneer deze gedaanteverandering plaatsvindt, heeft dat gevolgen met betrekking tot het behoud van het huis. En dit is iets wat huismusea een interessant object van studie maakt: in huismusea komen de vraagstukken betreffende behoud, openstelling en beleving in optima forma samen.
Terminologie Voordat hier op ingegaan kan worden, is het verstandig de terminologie die gebruikt wordt bij de aanduiding van opengestelde woonhuizen eens nader te bestuderen. Termen als historisch interieur, museumwoning en huismuseum passeren veelvuldig de revue; en lijken allemaal door elkaar gebruikt te (mogen) worden. Daarom wil ik proberen deze drie terugkerende termen kernachtig te definiëren. Een historisch interieur is een (woonhuis-)interieur dat enkele tientallen of zelfs een honderdtal jaren geleden is ontstaan.5 Dergelijke interieurs zijn vaak onderhevig geweest aan Marieke van Vlierden, „Huis voor het verleden, huis voor de toekomst?‟ in: Conny Bogaard en Marieke van Vlierden, Huismusea in Nederland. Kasteel-Museum Sypesteyn en het ontstaan van verzamelaarshuizen in Nederland (ca. 1870-1930) (Zwolle 2007) 175-199, 175. 5 Kleijn, „Ten geleide‟, 8. Vaak wordt hierbij een periode aangehouden van 1600-1940. 4
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
9
mode en smaak en aan verschillende aantastingen van ouderdom. Er zijn nog zeer weinig oude interieurs die volledig intact zijn gebleven. Zoals Hoofd Cultuurwaarden Onderzoek van de Rijksdienst Monumentenzorg Erik Kleijn stelt, zijn het interieurs die zich manifesteren als organisch gegroeide ensembles van verschillende aanpassingen en smaakveranderingen.6 Vaak zijn deze interieurs nog in gebruik of worden zij bewoond. Daardoor is het niet altijd mogelijk dergelijke woningen te bezichtigen. Een huismuseum lijkt veel op de omschrijving van een historisch interieur. Het grote verschil echter is dat het huismuseum een geheel pand behelst en niet alleen een historisch interieur. Daarnaast draagt het woord museum in zich dat de huizen opengesteld zijn voor het publiek; dat er een mogelijkheid is deze te bezoeken. „Huismuseum‟ is een lastig toepasbaar begrip. Het blijkt namelijk niet eenvoudig te zijn voor een voormalig woonhuis om uiteindelijk een museum te worden. Er zijn veel verschillende categorieën huizen die hiervoor
in
aanmerking
komen,
maar
deze
huizen
komen
niet
altijd
de
categorisatieprocedure door. De huizen zijn zeer divers in uiterlijk, geschiedenis en inrichting. Wel zijn ze allemaal onder te brengen in de algemene, eerste definitie van „historisch huismuseum‟ opgesteld door Demhist7, de organisatie van de International Council of Museums (ICOM) die historische huismusea onderzoekt: ‘The historic buildings, formerly inhabited, now open to the public, showing their original furniture and their collections of historic, cultural, national artefacts, preserving the spirit of their illustrious owners and strictly linked with the historic memory of a community, would be considered a special category of Museums.’8 De belangstelling voor huismusea is aan het groeien. Daarmee groeit ook de hoeveelheid potentiële huismusea. Daarom is het handig dat Demhist een categorisatie maakt, zodat duidelijk is wanneer een historisch gebouw een museum kan worden en wanneer niet; welke zorg vereist is voor het interieur en exterieur. De verschillende categorieën die Demhist aanhoudt zijn: „personality houses‟, „collection houses‟, „houses of beauty‟, „historic event houses‟, „local society houses‟, „ancestral homes‟, „power houses‟, „clergy houses‟ en „humble
Kleijn, „Ten geleide‟, 8. Demhist, is een comité van ICOM dat aandacht heeft voor de zorg, het behoud en het management van huismusea. De naam van het comité komt van de Franse term voor historische huismusea „demeures historiques-musées.‟ Demhist houdt zich voornamelijk bezig met het organiseren van conferenties en het in stand houden van een professioneel platform waar men ideeën en oplossingen deelt met elkaar (http://demhist.icom.museum/). De doelstellingen van Demhist zijn geënt op het ontwikkelen van principes en waarden voor behoud, restauratie en het bieden van veiligheid voor huismusea. Hiermee probeert het een helpende hand te bieden aan de museumprofessionals die zich bezighouden met het beheer van huismusea. 8 Definitie opgesteld tijdens eerste bijeenkomst Demhist in Genova 1997, Demhist, geraadpleegd 7 februari 2009, beschikbaar via http://demhist.icom.museum/forum.htm. 6 7
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
10
homes‟.9 Er zijn dus verschillende soorten huismusea, variërend van voormalige paleizen tot oude vervallen kamers van kunstenaars. Allen hebben zij gemeen dat het doorgaans de verhalende kracht is van de bewoningsgeschiedenis die het huismuseum zijn speciale karakter geeft.10 Ten slotte is er nog de benaming „museumwoning‟. Deze term verschilt mijns inziens in die zin van „huismuseum‟ aangezien een museumwoning vaak in het bezit is van een reeds gevestigd museum. Een huismuseum daarentegen is een huis dat tot een zelfstandig museum gemaakt is; een museumwoning is onderdeel van een museum geworden. De term „museumwoning‟ is dus van toepassing op het Rietveld Schröderhuis omdat dit een onderdeel is van het Centraal Museum in Utrecht. Echter is het onderscheid in het gebruik zeker niet groot, zo wordt op de recent gelanceerde museumwoningenpagina van de website van het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) gebruik gemaakt van de term museumwoning daar waar anderen het (nog) hebben over huismuseum.11
Presentatiewijze en authenticiteit Huismusea en museumwoningen, en eigenlijk alle woonhuizen, hebben een speciaal karakter. Doordat het inwendige aan het oog wordt onttrokken door het uitwendige, heeft het interieur voor velen een enorme aantrekkingskracht, er is bij velen een drang om de binnenruimten niet alleen te zien maar ook te ervaren.12 Mensen zijn nieuwsgierig naar hoe het leven verloopt achter de muren en ramen van anderen. Helemaal boeiend is het leven uit andere tijden, mensen zijn benieuwd naar hoe er in historische woningen geleefd is. Volgens Marieke van Vlierden is dit te verklaren doordat het woonhuis herkenbaar en daardoor laagdrempelig is.13 Opengestelde historische woningen hebben het speciale vermogen het verleden invoelbaar te maken. Zij bieden een conceptueel kader waarin de getoonde wereld, die de onze niet meer is, zeer geloofwaardig en integer overkomt. Vaak heeft de gekozen presentatie te maken met het bieden van een optimale, zelfs authentieke ervaring. Het spreekt mensen aan in historische ruimten rond te dwalen om de authentieke sfeer te beleven. Zo worden huismusea en museumwoningen dan ook vaak aangeprezen: „In Huis Sonneveld kunt u de oude woonsituatie optimaal ervaren door vrij in
Julius Bryant en Hetty Behrens, The DEMHIST categorisation project for historic house museums. Progress report and plan, 2007, Demhist, geraadpleegd 28 januari 2009, beschikbaar via http://demhist.icom.museum/CatogorizationProject.pdf. 10 Conny Bogaard, „Inleiding‟ in: Conny Bogaard en Marieke van Vlierden, Huismusea in Nederland. Kasteel-Museum Sypesteyn en het ontstaan van verzamelaarshuizen in Nederland (ca. 1870-1930) (Zwolle 2007) 11-19, 15. 11 Museumwoningen in Nederland, Nederlands Architectuurinstituut, geraadpleegd 24 februari 2009, beschikbaar via http://museumwoningen.nai.nl/, vgl. Conny Bogaard en Marieke van Vlierden, Huismusea in Nederland. Kasteel-Museum Sypesteyn en het ontstaan van verzamelaarshuizen in Nederland (ca. 1870-1930) (Zwolle 2007) 12 Eloy Koldeweij, „Inleiding‟, in: H.C.M. Kleijn e. a. (red.), Interieurs belicht (Zwolle 2001) 12-17, 12. 13 Marieke van Vlierden, „Huis voor het verleden, huis voor de toekomst?‟, 184. 9
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
11
het huis rond te lopen.‟14 Of: „U kunt zelf ervaren hoe het is om anno 1933 in een hypermodern huis te wonen.‟15 In reactie op steeds sterielere inrichtingen van musea in de twintigste eeuw is recent een omslag te zien naar presentaties die toesturen op visueel en emotioneel effect, ofwel op beleving.16 Volgens de definitie van Demhist geven publieke huizen een mooie kijk op het conceptuele karakter van de voormalige bewoners door de originele meubels en collecties van historische, culturele en nationale artefacten te tonen. De manier van presenteren kan echter heel erg variëren. Zo kunnen musea ervoor kiezen lacunes die ontstaan zijn in de loop der tijd, bewust open te laten omdat het niet of nauwelijks te achterhalen is hoe de situatie ooit was. Bij het Anne Frank Huis is er gekozen voor een weloverwogen lege opstelling, omdat hier door historische gebeurtenissen niets meer in het huis is overgebleven.17 In andere huizen wordt er vaak wel gekozen veel te laten zien. Hoe completer de presentatie, hoe optimaler de ervaring van de bezoeker, zo schijnt men in de erfgoedindustrie te denken. Veel huismusea of museumwoningen worden opgevuld met meubels die passend zijn in het interieur. Deze zijn echter niet altijd meer voorhanden en als meubels niet als bruikleen of via schenkingen verworven kunnen worden, wordt er frequent gebruik gemaakt van replica‟s. De komst van bezoekers heeft ook in dit opzicht tegenstrijdige consequenties. Het aantrekken van veel bezoekers kan enerzijds een publiek succes betekenen. Daarentegen betekent een grote toeristenstroom tegelijk veel extra zorgen voor de beheerders van het pand en doet een conservator misschien zelfs besluiten originele meubelstukken te vervangen voor replica‟s.18 Om een oude situatie optimaal te kunnen ervaren, moet er zo min mogelijk zijn wat nieuw is (of lijkt) en niet in de oude situatie thuis hoort. Modern toegevoegde attributen kunnen de bezoeker afleiden als deze zich wil proberen te verplaatsen in het verleden. Er zijn een aantal noodzakelijke veranderingen die gedaan moeten worden zodra een huis wordt opengesteld voor het publiek. Als een historisch huis ineens met grote groepen bezoekers te maken krijgt, zal dit de toch al zo kwetsbare staat niet veel goed doen. Vaak moet er gezorgd worden voor klimaatregelaars,
nooduitgangen,
brand-
en
rookmelders,
garderobe,
toiletten
en
informatieverstrekking. Er worden zaken toegevoegd die in eerste instantie niet bij de oorspronkelijke staat en doel van het huis horen. Daarom wordt er vaak gestreefd een aangrenzend pand te kopen, waarin een groot deel van alle publieksfaciliteiten kan worden
Bezoekersinformatie van Huis Sonneveld, Nederlands Architectuurinstituut, geraadpleegd 3 februari 2009, beschikbaar via http://www.nai.nl/tentoonstellingen/huis_sonneveld/bezoekinformatie/detail/_pid/left1/_rp_left1_elementId/1_20307. 15 Het huis, (Huis Sonneveld), Nederlands Architectuurinstituut, geraadpleegd 4 februari 2009, beschikbaar via http://www.nai.nl/tentoonstellingen/huis_sonneveld/het_huis/detail/_rp_left1_elementId/1_19755/_pid/left1. 16 Marieke van Vlierden, „Huis voor het verleden, huis voor de toekomst?‟, 197. 17 Eveline Oostendorp, Huiselijk geweld in het Anne Frank Huis en het Rembrandthuis? Authenticiteit in het spanningsveld tussen de grootschaligheid van het toerisme en de kleinschaligheid van huismusea. (Scriptie Cultureel Erfgoed, Utrecht 2008) 6. 18 Julius Bryant, „Attracting new audiences. A look at the future of the historic interior‟, Cr 4 (2001), 32-37, 32. 14
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
12
ondergebracht.19 Immers elke toevoeging kan, naast een gevaar vormen voor de conditie van het huis, ook indruisen tegen het gevoel van rondlopen door een historisch huis. De crux van de discussie over de ervaring van de museumbezoeker is de authenticiteitkwestie. De vraag of het presenteren van objecten in een bepaalde (historische) setting goed of fout is, draait uit op de complexe vraag of museumexperts zich bezig moeten houden met het streven een authentieke ervaring te bieden. Echter een waarlijk authentieke ervaring is simpelweg onmogelijk. De oorspronkelijke beleving van een kunstwerk, huis, gebruiksvoorwerp of een ander artefact is niet meer te evenaren of zelfs te achterhalen. Meestal zijn huizen in de loop der tijd veelvuldig veranderd, zoals dat nu eenmaal gaat bij woonhuizen. De oorspronkelijke staat is inmiddels verborgen gegaan onder de vele vernieuwingen en onderhoudsmaatregelen. Daarnaast leven we niet in het toen, we zitten vast aan ons eigen hier en nu. Dit betekent dat we ons eenvoudigweg niet volledig kunnen verplaatsen in een andere tijd, hoe graag we ook willen. Zo stelt filosoof Hans-Georg Gadamer dat de werkelijkheid van het kunstwerk en zijn zeggingskracht zich niet laten beperken tot de oorspronkelijke historische horizon.20 Een museumbezoeker kan niet zich niet (volledig) verplaatsen in de context van de oorsprong van het werk. Ten eerste draagt de bezoeker te veel eigen bagage mee, maar daarnaast heeft het werk steeds zijn eigen heden. Volgens Gadamer bepaalt het kunstwerk of het artefact de ervaring bij het publiek.21 Het object doet het werk, presenteert zich in al zijn facetten, en het publiek haalt daaruit wat het waardevol vindt. Zo kan het voorkomen dat aan een bepaald aspect van het object door het ene publiek meer waarde wordt toegekend dan door een ander publiek. Ook in huismusea en museumwoningen is het verleden niet meer werkelijk te ervaren. Een huis, net als elk ander historisch object, geeft een mogelijkheid iets te leren van het verleden. Het is een afspiegeling die betekenisvol is als bron van historie, cultuur, tradities en originaliteit.22 In de praktijk wordt er regelmatig voor gekozen om naar een bepaalde staat terug te keren door middel van reconstructie, omdat deze het beste de oorspronkelijke opzet zou kunnen tonen. Maar daarbij gaat het museum verder dan slechts het presenteren van het verleden. Deze focus op het beleven van authenticiteit schept zijn eigen artificialiteit.23 Het museum creëert iets wat er nooit geweest is, een sfeerbeeld dat de indruk moet geven hoe het er ooit uit heeft gezien en hoe het voelde daar te wonen. Het monument wordt een
Dit wordt vaak gedaan om het hoofdgebouw te ontlasten. Bij het Rietveld Schröderhuis is dit altijd al het geval geweest, in de begintijd heeft het aangrenzende huis aldaar dienst gedaan als ontvangstruimte, later werd dat de nabijgelegen woning op de Erasmuslaan, onder directrice Pauline Terreehorst is er gekozen om de ticketservice in het Centraal Museum te plaatsen en de bezoekers per busje naar het huis te brengen, en vanaf maart 2009 zullen facilitaire functies weer plaats hebben in het bezoekerscentrum op Erasmuslaan 5. 20 Hans-Georg Gadamer, „Esthetica en hermeneutiek‟, Feit en fictie V2 (2001), 111-119, 113. 21 Ibidem, 116. 22 Diederik van Asbeck, „Gezag over de binnenhuid. De overheid en de instandhouding van het historische interieur‟, in: H.C.M. Kleijn e. a. (red.), Interieurs belicht (Zwolle 2001) 22-29, 22. 23 Rob van der Laarse, „Erfgoed en de constructie van vroeger‟, in: Rob van der Laarse (red.), Bezeten van vroeger. Erfgoed, Identiteit en musealisering (Amsterdam 2005) 1-28, 5. 19
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
13
representatie van het huis dat het ooit was. Maar het huis ademt de sfeer van bewoning niet meer omdat het woonhuis gewoonweg niet meer gebruikt wordt als zodanig.
Bewoning van een historisch monument Steeds vaker gaan geluiden op dat gebruiken beter is dan louter bewaren en presenteren. Dit staat onder andere in verband met de recente paradigmaverschuiving in de museumwereld. Bij de behandeling en tentoonstelling van erfgoed wordt steeds meer rekening gehouden met het publiek. De „experience‟ van de beschouwer wordt een uitgangspunt in de erfgoed- en museumsector. Er wordt nu gedacht vanuit het perspectief van de bezoeker als actieve gebruiker in plaats van passieve waarnemer.24 Een museumbezoeker wil niet uitsluitend langs kunstwerken en andere artefacten lopen, zonder iets te doen. In musea wordt dit steeds vaker opgelost door interactieve opstellingen die de bezoekers prikkelen en vragen actie te ondernemen. In huismusea en museumwoningen echter, is een dergelijke verschuiving nog niet of nauwelijks aan de gang. Omdat hier sprake is van een zeer kwetsbare omgeving en alles voorzichtig behandeld dient te worden, wordt er vaak een passieve houding van de bezoekers gevraagd. Er mag niets worden aangeraakt, er moeten dikwijls slofjes gedragen worden en vaak dient er langs een bepaalde vooropgezette route gelopen te worden. Kortom het huis wordt niet „gebruikt‟, omdat dit behoud in de weg zou staan. In de definitie opgesteld door Demhist in 1997, wordt er gesproken van historische gebouwen „formerly inhabited‟. Het gaat hierbij dus om huizen die niet langer bewoond worden. Er zijn echter ook huizen die nog bewoond worden en tegelijkertijd, weliswaar beperkt, open zijn voor het publiek. Vereniging Hendrick de Keyser heeft een aantal historische gebouwen in haar bezit die na verwerving gerestaureerd en vervolgens verhuurd worden aan particulieren. Op deze manier kunnen ze in de contemporaine samenleving functioneren zonder dat dit ten koste gaat van historische onderdelen.25 Deze huizen zijn echter geen huismusea, vaak zijn zij namelijk niet of beperkt te bezichtigen. Het is opvallend dat de meeste, misschien wel alle huismusea en museumwoningen, pas opengesteld worden als er geen bewoners meer zijn. Een huis komt dan vaak in de handen van lokale en nationale overheden en musea om het grootste gevaar, verval, tegen te gaan. Maar waarom kan bewonen en openstellen niet samengaan? De zorg voor een monumentaal huis is zwaar, en zou verzacht kunnen worden door iemand het huis te laten bewonen. Er is continu iemand in
Deze verandering lijkt samen te hangen met de komst van het postmodernisme. In de kunstwereld legden kunstenaars zich toe op performances, events en happenings. Bij dergelijke kunstvormen was het publiek een wezenlijk onderdeel van het kunstwerk, er was vaak interactie nodig tussen kunstenaar/object en toeschouwer. Het publiek kreeg hiermee een wezenlijke rol in het museum. Met deze ontwikkeling verandert vanaf de jaren zeventig het passieve begrip „beschouwer‟ of „kijker‟ in het actievere woord „deelnemer‟ of „gebruiker‟. 25 Carlo Huijts, directeur Vereniging Hendrick de Keyser geciteerd in: Bernard Hulsman, „Rietveld-Schröderhuis: het luikje van de melkboer‟, NRC Handelsblad, 18 oktober 2002, geraadpleegd 10 februari 2009, beschikbaar via http://www.nrc.nl/europa/in_europa/article1572249.ece/Rietveld-Schroderhuis_het_luikje_van_de_melkboer. 24
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
14
het huis die de toestand kan observeren en goed in de gaten houdt.26 Sommige gevallen van achteruitgang kunnen dan tijdig opgelost worden voordat het te laat is. In het geval van de historische panden bij Vereniging Hendrick de Keyser is dit precies de reden van verhuur. Door de huizen in hun oorspronkelijke functie te houden, kan de vereniging op een betrokken manier „huizen bewaren voor het nageslacht‟.27 Tijdens de Manifestatie Historisch Interieur, gehouden in 2001, gingen ook vele stemmen op voor gebruiken en zelfs bewonen van historische interieurs. Koeno Sluyterman van Loo, voormalig directeur van de Stichting tot behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen, stelde dat gebruik dikwijls als bedreigend wordt ondervonden. Echter blijkt het tegendeel steeds vaker waar. Ondanks het feit dat er vaak geen klimaatbeheersing en andere conserverende voorzieningen zijn, wijst de praktijk uit dat behoud het beste gediend is met continue bewoning.28 Sowieso zijn continue factoren essentieel, wanneer bijvoorbeeld instandhouding niet constant blijft, zal het problematischer zijn verval tegen te gaan.29 Wanneer de bewoningsgeschiedenis wordt voorgezet, blijft de oorspronkelijke functie ook continu. Op die manier zullen huizen zoals elk ander „gewoon‟ huis, met de tijd en door het gebruik verouderen, in tegenstelling tot andere historische huizen die in een bevroren toestand worden gehouden en op die manier nooit zullen verouderen en niet met de tijd mee zullen groeien.30 Volgens Fons Asselbergs, directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, is bewaren dynamisch. Daarmee bedoelt hij dat je een waardevol artefact niet moet opbergen als een schat, maar juist eens moet gebruiken.31 Weliswaar heeft hij het hier niet direct over gebruik van artefacten door grote museale publieksgroepen. En ook de huizen in het bezit van Vereniging Hendrick de Keyser trekken doorgaans geen massastromen toeristen. Maar er is hier wel een kritisch punt bereikt. Want wat is er nu mooier dan een voormalige woning weer te gaan gebruiken waar het aanvankelijk voor bedoeld was, zodat de bezoekers indirect kunnen omgaan met het erfgoed waar zij doorheen lopen? Het doet daardoor minder denken aan de steriele museuminrichting die het grote publiek tegenwoordig grotendeels ontwijkt. Gebruiken wordt in deze context ineens een stuk positiever. Het maakt de hele setting minder statisch en clean; het wordt dynamisch. Dit is mijns inziens heel erg belangrijk voor de ervaring van het grote publiek. Dit heeft te maken
Met dank aan Marco van Duyvendijk, oud-bewoner van Oud-Amelisweerd te Utrecht. Met dank aan medestudente Catharina Koerts die mij in contact bracht met Marco van Duyvendijk. 27 Dit heeft tevens een praktische uitwerking, de inkomsten uit de verhuur kunnen direct gebruikt worden voor het nodige onderhoud. Vereniging Hendrick de Keyser, geraadpleegd 15 februari 2009, beschikbaar via http://www.hendrickdekeyser.nl/site/4/107/vereniging.html. 28 „Het historisch interieur in privégebruik‟, De Manifestatie Historisch Interieur 2001, geraadpleegd op 16 februari 2009, beschikbaar via http://www.interieurmanifestatie.nl/site/index2.html. 29 Donna Ann Harris, New Solutions for House Museums. Ensuring the Long-Term Preservation of America’s Historic Houses (Lanham 2007) 37. 30 Paul Overy, „The restoration of modern life. Interwar houses on show in the Netherlands‟, in: Penny Sparke, Brenda Martin en Trevor Keeble (ed.), The modern period room. The construction of the exhibited interior 1870-1950 (Londen 2006) 73-86, 85. 31 De Manifestatie Historisch Interieur 2001, geraadpleegd op 16 februari 2009, beschikbaar via http://www.interieurmanifestatie.nl/site/index2.html. 26
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
15
met de “aanraakbaarheid” van het interieur. Ook al mag een bezoeker niets aanraken in een museum toch heeft de bezoeker het gevoel de geschiedenis te kunnen beroeren. En het wordt bewoond, dus het wordt wel degelijk gebruikt en aangeraakt. Het gaat niet zozeer om de authenticiteit van het geheel maar om de gebruikswaarde ervan. Natuurlijk raakt dit het begrip authenticiteit, oorspronkelijk was het een bewoond huis dat gebruikt werd, maar toch staat het los van elkaar. Het idee van het bewonen is identificeerbaar en wanneer dit wordt laten zien door iemand die woont en leeft in een huis, leeft het veel meer voor de bezoekers. Bezoekers kunnen dan herkenbare gebruiken vergelijken met eigen woontradities. Echter zijn alle huismusea en museumwoningen verschillend van aard en vereisen dan ook allemaal een andere omgang en een andere bescherming. Er moet goed afgewogen worden wat het profijt en de nadelen zijn van de symbiose tussen bewoning en openstelling. Vooral de keuze voor de juiste manier van conserveren zal een grote rol spelen in het uiteindelijke besluit een huis te laten gebruiken of alleen te bewaren. Exterieur en interieur zijn kwetsbaar, dus er is altijd zorg nodig. Echter is dit per geval verschillend, het ene huis zal meer aandacht nodig hebben dan een ander. Bij een huis met een haast onaangetaste interieur dat door de eeuwen heen is overgeleverd, is bewoning hoogst aannemelijk te schadelijk. Bijvoorbeeld bij het huismuseum van Simon van Gijn in Dordrecht, hier is sprake van een overgeleverde inventaris die een museale kwaliteit bezit waardoor het onmogelijk is het huis te laten bewonen.32 Een huis waar al een aantal restauraties zijn gedaan, en zelfs overgegaan is tot reconstructie, is meer geschikt voor bewoning, want daar is de stap tot ingrijpen al genomen. En nieuwe materialen en replica‟s zijn intuïtief makkelijker te vervangen dan originele bekleding en meubelstukken. En een huis waarvan bijna niets meer over is dan alleen het exterieur en de structuur van het huis, de architectonische „huls‟, laat zich ook makkelijker bewonen omdat er minder rekening gehouden hoeft te worden met een overgeleverde inventaris die te kwetsbaar is om te laten gebruiken. Verder zijn er ook meer praktische problemen die komen kijken bij het bewonen van een historisch pand dat opengesteld moet worden. Ten eerste is er de zoektocht naar een geschikte bewoner. Mensen die in een historisch pand gaan wonen, zullen een behoorlijk takenpakket op zich krijgen; het is niet ongemoeid wonen in een huis dat veel onderhoud behoeft. Weliswaar zal een bewoner van een huismuseum of een museumwoning over het algemeen genomen niet zelf hoeven opdraaien voor de onderhoudskosten, toch behoort hij of zij betrokken te zijn. Daarnaast kan er niet zomaar iets veranderd worden aan het interieur of exterieur, immers het gaat er bij huismuseum nu net om dat het historische karakter bewaard blijft. Een nieuw IKEA-tafeltje zal dus over het algemeen niet geoorloofd zijn.
Met dank aan eerste lezer Frans Grijzenhout, die mij wees op het feit dat ik het gebruik van historische interieurs niet zomaar over een kam kon scheren, vanwege de vaak zeer uiteenlopende condities van de huizen. 32
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
16
Wanneer het huis opengesteld wordt voor het publiek, staat een bewoner ongetwijfeld veel te wachten. Het publiek moet verdeeld worden over de tijd die de bewoner tot zijn of haar beschikking heeft. Verder brengt ontvangst van bezoekers, naast de behoefte aan bepaalde faciliteiten, de behoefte aan tekst en uitleg met zich mee, daarmee begint de taak van de bewoner pas wanneer de mensen binnen zijn. Het is dan ook zeker zaak iemand te vinden die betrokken is bij de woning en daar ook enthousiast over weet te vertellen. Niet iedereen zal geschikt zijn voor het bewonen van een huismuseum of museumwoning.33 Om wat meer vat op deze materie te krijgen, zal ik thans aan de hand van het vroegmoderne Rietveld Schröderhuis in Utrecht laten zien dat het problematisch is een balans te vinden tussen behoud, toegankelijkheid en beleving van een museumwoning. Want wat is er gebeurd met de droom van mevrouw Schröder, die wilde dat het huis bewoond zou blijven?
Bij de beperkt opengestelde huizen van Vereniging Hendrick de Keyser worden de rondleidingen vaak verzorgd door bestuurders en leden van de vereniging, in plaats van de bewoners zelf. Dit zijn mensen die verstand van zaken hebben en interessante verhalen paraat hebben voor de bezoekers. 33
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
17
Casus Rietveld Schröderhuis Het Rietveld Schröderhuis Utrecht staat bekend als de stad van meubelmaker en architect Gerrit Thomas Rietveld (1888-1964); het Centraal Museum beheert de grootste Rietveldcollectie ter wereld.34 Het museum bezit het Rietveld Schröderhuis, het Rietveld Schröderarchief, Rietvelds modelwoning op Erasmuslaan 9 en een aantal zeer essentiële meubels. Het Rietveld Schröderhuis is een fundamenteel onderdeel van de collectie van het Centraal Museum in Utrecht. Vier dagen in de week; vier keer per dag worden er groepen van maximaal tien personen door het huis rondgeleid.35 Reserveren is noodzakelijk want er is veel belangstelling voor het huis. Dit komt doordat het huis internationaal bekend staat als het belangrijkste ontwerp van Rietveld. Het huis is in 2000 zelfs uitgeroepen tot Werelderfgoed door Unesco. Op 4 april 1987 werd het Rietveld Schröderhuis opengesteld voor het publiek. Deze openstelling is gerealiseerd door het initiatief van bewoonster Truus Schröder-Schräder. Zij zag, na ruim zestig jaar in het huis gewoond te hebben, in dat het huis behouden moest worden als het belangrijkste werk van Gerrit Rietveld. In 1970 is dankzij haar de Stichting Rietveld Schröderhuis opgezet. Deze stichting heeft de taak het huis van Rietveld voor volgende generaties te bewaren en de interesse voor zijn werk en ideeën aan te moedigen.36 In opdracht van de stichting zijn restauratiewerkzaamheden verricht. Na het overlijden van mevrouw Schröder en de laatste restauraties, kwam het huis in beheer van het Centraal Museum te Utrecht. Het is een voormalig woonhuis dat geworden is tot een monument van Utrecht, Nederland maar sinds 2000 dus ook van de wereld en daarmee is het lokaal, nationaal en internationaal erfgoed. Dit brengt voor het Centraal Museum een aantal regels en taken met zich mee. Zo moet het ervoor zorgen dat het monument goed beschermd en onderhouden wordt en dat er noodoplossingen zijn in geval van verval en andere externe dreigingen. Daarnaast moet het museum ervoor zorgen dat het publiek zich bewust is van de status van het monument en moet het het publiek aanmoedigen het behoud van het huis te steunen.37 Lastig aan deze condities is dat het museum behoud en openstelling voor publiek dient te combineren. Intussen bestaat het huis al bijna 85 jaar, en dat betekent dat er voorzichtig mee omgesprongen moet worden. Tevens was de visie van Rietveld dat hij een huis bouwde voor één generatie, dat impliceert dat het huis er hooguit vijftig à zestig jaar zou staan. Hij heeft
Rietveld Schröderhuis, Centraal Museum, geraadpleegd 21 januari 2009, beschikbaar via http://www.centraalmuseum.nl/page.ocl?pageid=40&mode=&version= . 35 Vanaf maart zal het Centraal Museum naast de vier rondleidingdagen, het huis ook een dag openstellen voor bezoekers die met een audio-tour het huis willen bezichtigen. Hiervoor is gekozen omdat het aantal internationale bezoekers groeit, en door een audio-tour in meerdere talen aan te bieden, wordt de vraag van deze groeiende publieksgroep opgevangen. 36 Ida van Zijl, „Voorwoord‟, in: Bertus Mulder en Ida van Zijl, Rietveld Schröderhuis (Bussum 1997) 4-5, 4. 37 World Heritage, UNESCO, geraadpleegd 21 januari 2009, beschikbaar via http://whc.unesco.org/en/about/. 34
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
18
bijgevolg niet overal gekozen voor duurzaam materiaal. Dit houdt in dat alles in het huis heel erg kwetsbaar is; het gebouw is niet berekend op grote bezoekersaantallen. Specifiek voor huismusea en museumwoningen is dat door de wijze van inrichten en de belasting van het interieur het aantal bezoekers niet te groot kan zijn. Het is zodoende van belang dat het bezoek gedoseerd is.38 Mensen worden rondgeleid in groepen van maximaal tien personen, zodat het niet te vol wordt in het huis. Daarbij komt dat het ten strengste verboden is het interieur aan te raken en de vloeren dusdanig vergankelijk zijn dat bezoekers beschermingsslofjes over de schoenen moeten dragen. Dit in tegenstelling tot Huis Sonneveld, de villa aan de rand van het museumpark in Rotterdam. Van 1933 tot 1955 werd deze moderne woning door de familie Sonneveld bewoond; tegenwoordig is het huis als museumwoning ingericht door het NAi. De bezoeker van het NAi is in staat een kijkje nemen in de museumwoning waar deze een tijdreis lijkt te maken om vervolgens een bestaan binnen te dringen dat voor even lijkt te zijn stilgezet.39 Dit komt doordat de bezoeker zonder begeleiding kan rondlopen door het huis. Wel heeft de bezoeker ook hier te maken met beschermingsslofjes maar de keuze voor duurzame materialen heeft er indirect toe geleid dat dit onmiddellijk vergeten wordt: de bezoeker is vrij is om een groot aantal kasten en lades open te trekken.40
Functieverandering: van woonhuis naar architectonisch monument Sinds 1987 is het Rietveld Schröderhuis een begrip in de wereld van de museumwoning. Dit is echter niet abrupt gebeurd, hier is een complete functieverandering aan vooraf gegaan. In aanvankelijk is het huis in 1924 gebouwd als een woonhuis voor Truus Schröder en haar drie kinderen. Het heeft ruim zestig jaar gediend als een woonhuis, Rietveld heeft er bovendien zelf zijn laatste jaren doorgebracht. In een woonhuis wordt geleefd, worden meubels en andere objecten gebruikt, gaan er spullen kapot en worden meubels en vloeren vies. Het Rietveld Schröderhuis was helemaal een actief huis, muren kwamen tevoorschijn door schuifbare wanden en samen met een grote hoeveelheid panelen werd er afwisselend een transparante of gesloten situatie gecreëerd. Het huis draagt niet langer de functie van woonhuis. De schuifwanden, ramen en panelen worden enkel aan de bezoeker “geshowd” door de rondleider met witte handschoenen aan. Door deze gedaantewisseling is het gebouw en het interieur ontdaan van de persoonlijke herinneringen. Het is een statig gebouw met een
Marieke van Vlierden, „Huis voor het verleden, huis voor de toekomst?‟, 183. Uit eerder geschreven essay „Ontkenning van ruimte. Transparantie in Huis Sonneveld‟ (essay Visuele Cultuur: Architectuur en de stad, Utrecht 2007) 2. 40 Andrea Kroon, „Kastdeuren open doen en op de bank zitten mag hier: een balans tussen toegankelijkheid en conservering in Huis Sonneveld‟, in: Cr 3 (2001), 32-37, 36. 38 39
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
19
statisch interieur. Er zijn nog nauwelijks gebruiksvoorwerpen; als ze er zijn, staan ze keurig uitgelijnd opgesteld. Het interieur is een bevroren representatie van het originele interieur. Het Centraal Museum verdedigt deze opstelling door te zeggen dat er gekozen is het huis als manifest voor een nieuwe architectuur tentoon te stellen. Gekozen werd om de oorspronkelijke gedachte terug te brengen in het uiterlijk van het huis. Het ging om de eerste fysieke staat, waarin het idee van een nieuwe architectuur het beste naar voor gebracht wordt. De bezoeker loopt (zo goed als) vrij rond in een bijzonder ontwerp, in plaats van in een voormalig woonhuis. Hiervoor moesten vele aanpassingen wijken die in de loop der tijd verricht zijn, zo schrijft architect Bertus Mulder over het gebruik van het Rietveld Schröderhuis: ‘Het huis manifesteerde zich in 1924 op een compromisloze wijze als een nieuwe
architectuur
en
een
nieuwe
manier
van
wonen.
Dit
manifestatiekarakter was door de veranderingen in de loop van de tijd versluierd. De restauratie is erop gericht de essentie van het oorspronkelijke beeld weer helder tot uitdrukking te brengen.’41 Om
deze
oorspronkelijke
staat
van
1924
te
kunnen
evenaren,
hebben
de
restauratiemedewerkers onder leiding van restauratiearchitect Bertus Mulder veel aspecten in het huis moeten veranderen. Het huis werd grondig gerestaureerd in de periode van 1974 tot 1987. Dit werd in drie stappen gedaan. In 1974 werd het exterieur drastisch aangepakt, waarna in 1983 de tuin en het hekwerk onder handen werd genomen.42 In 1986-87 werd het interieur gerestaureerd en voor een deel gereconstrueerd, voordat het in 1987 publiek kon worden. Een aantal kamers in het huis waren veelvuldig veranderd en aangepast in de loop der tijd. Sommige delen van het huis waren verdwenen of verplaatst en moesten weer worden teruggeplaatst. Op deze manier zijn sommige plekken in het huis volledig gereconstrueerd. Niettemin is het de vraag of een museum een reconstructie als deze moet willen. Dit hangt helemaal samen met welk beeld een museum naar buiten wil dragen. Welk verhaal moet de setting vertellen? Welk publiek wil het museum in het Rietveld Schröderhuis hebben? Pas als die vragen beantwoord zijn, kunnen conservatoren gaan denken over de manier van vertellen. Ida van Zijl, conservator toegepaste kunst bij het Centraal Museum, stelt dat het lastig is om daar keuzes in te maken. Hoe ver ga je door met het reconstrueren van een bepaalde sfeer? Leg je wel of niet het vestje van mevrouw Schröder neer om het verleden van het huis tastbaar te maken? Wat in ieder geval duidelijk is, is dat het Centraal Museum en Bertus Mulder, „Gebruik‟, in: Bertus Mulder en Ida van Zijl, Rietveld Schröderhuis (Bussum 1997) 34-41, 36. Alle beslissingen omtrent de restauratie en de (toekomstige) openstelling zijn genomen door de Stichting Rietveld Schröderhuis. Mevrouw Schröder en haar kinderen waren hierbij belangrijke leden en er is dan ook waar mogelijk rekening gehouden met de persoonlijk wensen van Truus Schröder. Het interieur is uiteindelijk onder handen genomen na het overlijden van Schröder. 41
42
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
20
ook Mevrouw Schröder zelf, geen gereconstrueerde sfeer wilden oproepen.43 Dus geen gebruiksvoorwerpen waarvan lijkt dat ze slechts een paar minuten eerder voor het laatst zijn beroerd. Het museum is voor een groot deel afhankelijk van publiek, en heeft dus niet alleen te maken met de eisen en wensen van een voormalige eigenaar. Het schijnt dat museumbezoekers op zoek zijn naar een omgeving waar zij op een ontspannen en leuke manier hun vrije tijd kunnen doorbrengen. Daarbij willen zij zich graag op hun gemak voelen, zo schreef Marilyn G. Hood al in 1983.44 En een woonhuis is een zeer herkenbare omgeving voor mensen. Ook de restauratiecommissie van het Rietveld Schröderhuis onderkende dit wezenlijke effect van een woonhuis. Er is in beginstadium zelfs nagedacht over hoe de ruimte het beste “levend” kon blijven. Zo is er gesproken over toepassing van gevulde kastplanken, zodat de functie van de kasten direct duidelijk zou worden. En notulen van vergaderingen van de betreffende commissie spreken zelfs van de mogelijkheid om in de keuken beneden thee te zetten voor bezoekers.45 Maar met de huidige opstelling in het Rietveld Schröderhuis, is het voormalige woonhuis gemusealiseerd. En musea zijn vaak zo ingericht dat mensen zich in een dergelijke setting niet op hun gemak voelen.46 Ook dit onderkende de commissie die zich bezig hield met de voorbereidingen van de restauratie, zo werd gesteld dat abstractie het interieur zeer koel zou kunnen maken. Toch is er anders besloten en trekt het Rietveld Schröderhuis nagenoeg geen bezoekers die leuk tijdverdrijf willen. Door te kiezen voor de presentatie als architectonisch monument, krijgt het museum veel bezoekers die juist geïnteresseerd zijn in de architectuur; er komen veel studenten, docenten, erfgoeddeskundigen, architecten en ontwerpers. Zij vragen een ander verhaal dan de ondeskundige bezoeker en zijn minder geïnteresseerd in het persoonlijke leven van de architect Rietveld en mevrouw Schröder. Dit is dan ook een groot contrast met het Huis Sonneveld in Rotterdam. Hier wordt meer ingespeeld op het grote publiek, door een audiotour aan te bieden waarin oud-bewoners aan het woord komen en vertellen over hun persoonlijke ervaringen in het huis.47
Het huis als museum, videofragment uit de virtuele rondleiding door het Rietveld Schröderhuis, met als gids conservator Ida van Zijl, geraadpleegd 16 februari 2009, beschikbaar via http://www.rietveldschroderhuis.nl/hiend/index.jsp?requestedScene=1. 44 Marilyn G. Hood, „Staying away: why people choose not to visit museums‟, 1983, in: Gail Anderson (ed.), Reinventing the Museum. Historical and Comtemporary Perspectives on the Paradigm Shift (Lanham 2004) 150-157. 45 Bespreking Restauratiecommissie op 13 juni 1985, naar aanleiding van opmerkingen van Han Schröder die het Restauratieplan kritisch doorgelezen heeft. Met dank aan Jaap Oosterhoff van het Rietveld Schröderarchief, die mij een aantal belangrijke notulen van de restauratiecommissie heeft laten lezen. Deze commissie was opgesteld door de Stichiting Rietveld Schröderhuis, belangrijke leden waren architect Bertus Mulder en de kinderen van Truus Schröder. 46 Hood, „Staying away: why people choose not to visit museums‟, 154. 47 Wel is er vanaf maart 2009 de mogelijkheid het Rietveld Schröderhuis te bezoeken met een audio-tour waarin een wat minder architectuurspecifiek verhaal verteld zal worden en waar Rietveld en Schröder ook nog te horen zullen zijn. 43
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
21
Een bewoond Rietveld Schröderhuis? De onderliggende vraag is of het Rietveld Schröderhuis bij openstelling bewoond had kunnen worden. In plaats van reconstructie van een originele, maar vergane staat, had het museum kunnen kiezen voor bewoning. Van Ida van Zijl heb ik vernomen dat dit tijdens de voorbereidende gesprekken zeker ter sprake is geweest, zij was zelfs een van de mogelijke kandidaten.48 Mevrouw Schröder had graag gezien dat iemand met dezelfde levensfilosofie als zijzelf in het huis zou gaan wonen. Deze persoon kon de bezoekers dan laten zien hoe het huis in elkaar stak en werkte.49 Van Zijl zou zeer geschikt zijn geweest, gezien haar kennis over en interesse in Rietveld en zijn werk. Het zou voor bezoekers een plezier zijn door haar rondgeleid te worden. En met haar als kandidaat, had de Stichting Rietveld Schröderhuis niet het probleem een geschikte bewoner te vinden, zoals dit zo vaak bij andere historische panden het geval is. Echter is door de stichting besloten het uiteindelijk op een andere manier publiek te maken. Daarbij zou de restauratie consequent moeten terugvoeren naar de staat van 1924, omdat er niet gekozen werd voor reconstructie, met voorwerpen die daar toevallig lijken te liggen, wachtend op de bewoner die terugkomt. Bij bewoning zou het geheel echter geen gereconstrueerde indruk hebben gegeven, omdat er in dat geval ook echt gebruiksvoorwerpen zouden zijn geweest die gebruikt konden worden. Stoelen van Rietveld zouden niet langer een onderdeel van het geheel zijn, maar zouden gewoon weer stoelen zijn geweest waarop gezeten wordt. En de schuifwanden en ramen zouden wezenlijke elementen geworden zijn die het leefgemak bevorderen, in plaats van aardige showonderdelen die zij nu geworden zijn tijdens de rondleiding. Op deze manier zou bewonen een manier van behouden zijn geworden, met uiteraard daarbij horende vooren nadelen. Een van de nadelen bij het Rietveld Schröderhuis zou zijn geweest dat bewoning niet de mogelijkheid biedt grote aantallen bezoekers op te vangen. Toen mevrouw Schröder het huis nog bewoonde, werd de belangstelling naarmate de jaren steeds groter. Schröder en Rietveld hebben zich beide beziggehouden met het ontvangen en rondleiden van geïnteresseerde gasten door het huis. Vooral mevrouw Schröder deed het graag maar het spreekt vanzelf dat er niet hele dagen en meerdere dagen achter elkaar uit werden uitgetrokken voor deze rondleidingen. Gezien de enorme en zelfs groeiende belangstelling voor het huis, zou het ondenkbaar zijn geweest deze taak op de schouders van een persoon te laten rusten. Daarnaast vergt het niet alleen veel tijd en energie van de bewoner, ook vergt het veel van het interieur zelf. De toch al zo kwetsbare schuifwanden zouden er niet beter van worden wanneer zij, naast het dagelijkse gebruik door de bewoner, ook nog elke keer open en dicht geschoven moeten worden voor de bezoekers. Zelfs in de huidige situatie wordt dit zoveel Met dank aan Ida van Zijl, conservator toegepaste kunst Centraal Museum Utrecht. Lenneke Büller en Frank den Oudsten, „Interview with Truus Schröder‟, in: Overy, Paul, Lenneke Buller, e. a., The Rietveld Schröder House (Amsterdam 1992) 42-103, 102-103. 48 49
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
22
mogelijk vermeden, op een dag van vier rondleidingen worden de wanden afwisselend open of dicht laten zien, op die manier wordt er totaal maar vier keer geschoven. Dat er niet voor bewoning gekozen is, hangt samen met het beschermen van het originele en gerestaureerde interieur, zo stelt Van Zijl. Volgens haar zou het te schadelijk zijn geweest iemand in het huis te laten wonen, maar wel veronderstelt zij dat dit per geval varieert. Bewonen kan volgens haar ook een goede manier zijn van conserveren.50
50
Met dank aan Ida van Zijl, conservator toegepaste kunst Centraal Museum Utrecht.
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
23
Conclusie Hieruit wordt duidelijk dat het zeer lastig is en blijft een correcte manier te vinden om een woonhuis open te stellen. Architectuur en interieurdesign zijn fundamentele delen van onze maatschappij, het zijn wezenlijke onderdelen van onze publieke ruimte en, belangrijker nog, van onze woonhuizen. Het loont de moeite oude en moderne woonhuizen op een verantwoorde wijze over te dragen op volgende generaties, zodat ook die erover kunnen beschikken en er een betekenisvolle waarde aan kunnen toekennen, ondanks dat het onmogelijk is de authentieke staat te ervaren. Er is helaas geen standaard succesformule die door elke toekomstige museumwoning gebruikt kan worden, elk huis heeft een ander verhaal, steekt anders in elkaar, trekt een ander publiek en heeft een andere zorg nodig. Dat heeft tot gevolg dat restauratie-arhitecten en conservatoren zich blijven afvragen wat de beste manier van presenteren is: wat willen bezoekers weten en zien en wat zijn de consequenties voor het bewaren en het beschermen van het huis? Welke keuzes kunnen er gemaakt worden bij de openstelling en de presentatie van een (voormalig) woonhuis met betrekking tot de begrippen ‘behoud’ en ‘beleving’? Bij het Rietveld Schröderhuis en tevens bij Huis Sonneveld is duidelijk geworden dat er gekozen kan worden voor een museale openstelling van het huis. Hier hebben de huizen en de interieurs de status van collectiestuk gekregen, ze zijn deel uit gaan maken van musea, respectievelijk het Centraal Museum en het NAi Rotterdam. Met gevolg dat de huizen ontdaan worden van hun woongeschiedenis; meubelstukken en andere gebruiksvoorwerpen worden immobiel opgesteld. Bezoekers mogen niets aanraken, het is een museum en daar gelden een aantal gedragscodes. Maar het is voor veel bezoekers vaak lastig te begrijpen. Meubels in een museum hebben geen gebruiksfunctie meer, ondanks dat de notie van meubelstukken is dat zij zeer intensief gebruikt worden. Het is in feite ook merkwaardig een gebruiksvoorwerp, of in dit geval een huis, te beschermen als een schat waarmee heel voorzichtig omgegaan dient te worden. Vanuit dat standpunt wordt er dan ook regelmatig gekozen voor bewoning van huizen zonder of met beperkte openstelling. Dit is vaak het geval bij de historische monumenten die in het bezit zijn van Vereniging Hendrick de Keyser. Echter is de combinatie bewoning en museale openstelling niet of nauwelijks aanwezig, ondanks het feit dat gebruiken een heel goede manier van conserveren kan zijn. In het geval van het Rietveld Schröderhuis is de optie voor bewoning uiteindelijk verworpen vanwege de combinatie van de grote hoeveelheid bezoekers en het beschermen van het originele en gereconstrueerde interieur. Mijns inziens zou bewoning juist vanwege deze argumenten een uitermate geschikte oplossing zijn geweest. Want de bezoekersstroom zou zodanig bewust ingeperkt moeten worden omdat het interieur en de beschikbaarheid van de bewoner de drukte niet toelaat, waardoor het gebruik veel constanter zou zijn. Op deze manier zou het interieur niet te maken hebben met heftige
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
24
momenten van gebruik, maar het gebruik zou veel meer gespreid worden over de dagen dan dat nu het geval is. En in de huidige trend van „experience‟-gerichte opstellingen, misstaat de combinatie bewonen en openstellen zeker niet, want op die manier krijgen bezoekers meer meer van de oorspronkelijke functie dan wanneer er gekozen is voor een zeer statische opstelling. Dit impliceert echter niet dat de presentatie van het Rietveld Schröderhuis als demonstratie van het Nieuwe Bouwen onjuist is. De wijze waarop het Rietveld Schröderhuis is opengesteld, blijkt heel effectief. De belangstelling is groot, en het Centraal Museum wil deze vraag zoveel mogelijk opvangen. Dit heeft tot gevolg dat de rondleidingen zo goed als altijd volgeboekt zijn en de vier dagen openstelling per maart 2009 verhoogd naar vijf dagen in de week. Als het dan nog niet lukt het huis te bezichtigen is er een zeer mooie website met uitgebreide virtuele tours door een negental gidsen met veel kennis van zaken.51 Kortom het gaat goed met het Rietveld Schröderhuis en het zou daarom misstaan als er nu gekozen zou worden om het huis alsnog te laten bewonen. Tevens maakt het Centraal Museum als een van de weinige beheerders van een museumwoning geen reclame met termen als authenticiteit en ervaren van de originele situatie. Het kan de conservator, de restauratoren en de leden van Stichting Rietveld Schröderhuis dus niet kwalijk genomen worden dat ze niet gekozen hebben voor bewoning.
Aanbeveling Hieruit concluderend is bewoning zeker een optie voor toekomstige huismusea en museumwoningen. Misschien zelfs voor een recente aanwinst van het Centraal Museum, 13 december 2008 is er een nieuwe museumwoning geopend in Utrecht, tevens ontworpen door Rietveld. In Hooggraven aan de Robijnhof realiseerde Rietveld daar eind jaren vijftig een grootschalig woningbouwproject. Deze zijn in 2008 geheel gerenoveerd en gerestaureerd, en een van de woningen is opengesteld als museumwoning.52 De verwachting is dat deze in het voorjaar van dit jaar te bezichtigen wordt. Het zag er aan het begin van de restauratieplannen naar uit dat het appartement verhuurd zou worden aan iemand die bereid zou zijn om bezoekers (op afspraak) te verwelkomen en rond te leiden.53 Echter is de recente berichtgeving hierover niet eenduidig. Gezien het voorgaande, zou ik het Centraal Museum willen aanbevelen de woning te laten bewonen. Op deze manier wordt het een interessant bewoonde museumwoning, in plaats van een gemusealiseerd interieur. Gidsen als conservator toegepaste kunst Ida van Zijl, (restauratie-)architect Bertus Mulder, oud-bewoonster Corrie Nagtegaal, en een aantal architecten en ontwerpers. 52 Henny de Lange, „Portiekflats ademen weer de geest van Rietveld‟, in: Trouw, 13 december 2008, geraadpleegd 15 februari 2009, beschikbaar via http://www.trouw.nl/nieuws/nederland/article1922774.ece/Portiekflats_ademen_weer_de_geest_van_Rietveld_.html. 53 „Rietveldflatje in Utrecht wordt museumwoning‟, Architectenweb, 5 juli 2007, geraadpleegd 15 februari 2009, beschikbaar via http://www.architectenweb.nl/aweb/redactie/redactie_detail.asp?iNID=9848. 51
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
25
Een aantal dingen zullen onderzocht moeten worden voordat bewoning van een museumwoning tot stand kan komen. Om te achterhalen of er een meerwaarde is en wat deze dan zal inhouden, zijn er uiteenlopende vragen die een beheerder zich moet afvragen. Ten eerste is er het aspect van het verhaal van de woning, welk verhaal moet de woning naar buiten dragen? Fundamenteel voor het kiezen van het juiste verhaal zijn de wensen en eisen van het publiek. Het draait immers steeds meer om de bezoeker en wat deze bezoeker wil en verwacht. Daarnaast is het in het geval van historische woningen van groot belang dat er ook zeer goed gekeken wordt naar het behoud en wat het beste is voor de bescherming van het exterieur en interieur. Het moet namelijk niet zo zijn dat bewoning de conditie doet verslechteren. Dit moet dus van te voren goed uitgezocht worden. Deze vragen hebben mij ertoe gebracht een opzet te maken voor vervolgonderzoek naar de bewoning van museumwoningen en huismusea. In de bijlage is een stramien te vinden met de vraagstukken die hierboven kort aan de orde zijn gekomen. Ik heb ervoor gekozen een vrij ruwe versie te maken, aangezien elk geval, elke instelling en elk woonhuis een andere behandeling zal vereisen. Het is dan ook zeer relevant dat bij elk nieuw geval wederom gekeken wordt naar de vele praktische en theoretische dilemma‟s en dat de verschillende betrokkenen een dermate kritische houding genieten zodat zij in staat zijn het stramien waar nodig aan te vullen of aan te passen. Met het stramien wil ik instellingen die te maken hebben met vraagstukken omtrent museumwoningen een ruw werkplan bieden waarmee zij hun eigen onderzoek kunnen concipiëren.
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
26
Verantwoording Afrondend wil ik nog het een en ander toelichten over het schrijven van deze scriptie. Ambitieus als ik ben, had ik veel moeite een mijn vraagstelling voldoende toe te spitsen op een bepaald onderwerp. Ik had te veel ideeën en wilde te veel onderzoeken. Dit resulteerde in het feit dat mijn lijst met deelonderwerpen bleef groeien, er leek geen einde aan te komen. Met het Rietveld Schröderhuis als casus wilde ik zeer uiteenlopende vraagstukken als erfgoed, authenticiteit, conservering, ethiek, restauratie, beleving, paradigmaverschuivingen in de museumwereld en de opkomst van „experience‟ allemaal aan bod laten komen. Echter bleek al snel dat over elk onderwerp afzonderlijk een scriptie te schrijven was, dus dat betekende dat ik moest gaan schrappen en strepen. Dat heeft veel moeite gekost, maar is uiteindelijk toch aardig gelukt door de focus te leggen op de bewoning van historische woonhuizen. Hierdoor is de bespreking van een aantal andere mogelijke opties achterwege gebleven, zoals het bieden van een goede virtuele rondleiding, het reproduceren van een huis bestaande uit reconstructie en replica‟s waarin alles gebruikt en aangeraakt mag worden, of de plaatsing van replica‟s als gebruiksvoorwerpen in het huis zelf. Er zijn nog vragen blijven hangen, gebieden onontdekt gebleven. Zo had ik graag nog een ander huismuseum, of een aantal andere huismusea, willen bezoeken om het geheel in de juiste context te kunnen plaatsen. Zo ben ik een aantal keer naar Huis Sonneveld geweest maar dit is, kort door de bocht gezegd, van hetzelfde kaliber als het Rietveld Schröderhuis. Ik heb de publicatie Huismusea in Nederland van Conny Bogaard en Marieke van Vlierden wel helemaal gelezen en dat heeft ook zeker geholpen om een goed inzicht te krijgen in andere typen huismuseam, zoals verzamelaarshuizen en kasteelmusea. Het zou echter fijn zijn geweest voor mijn eigen referentiekader om een dergelijk huismuseum te hebben bezocht. Ik ben dan ook van plan dit in de nabije toekomst te gaan doen, maar ik zal dan niet meer in staat zijn deze ervaringen toe te voegen aan mijn onderzoek. Al met al ben ik toch zeer tevreden over het resultaat dat ik in korte tijd heb weten te bereiken. Tijd blijft altijd problematisch werkende met deadlines, want wanneer ik extra tijd tot mijn beschikking had gehad dan had ik graag nog meer mensen zoals Marco van Duyvendijk willen spreken, mensen die ervaring hebben met het bewonen van een historisch pand. Ook had ik wel dieper willen graven in het Rietveld Schröderarchief. Alleen al de briefwisselingen tussen mevrouw Schröder en leden van de Stichting Rietveld Schröderhuis of haar kinderen ten tijde van de naderende restauraties zijn geweldig om te lezen. Het is bijzonder hoe zij de zorg voor het huis wilde overdragen aan iemand met dezelfde mate van devotie.
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
27
Bibliografie Literatuur Asbeck, Diederik van, „Gezag over de binnenhuid. De overheid en de instandhouding van het historische interieur‟, in: H.C.M. Kleijn e. a. (red.), Interieurs belicht (Zwolle 2001) 22-29. Bogaard, Conny, „Inleiding‟, in: Conny Bogaard en Marieke van Vlierden, Huismusea in Nederland. Kasteel-Museum Sypesteyn en het ontstaan van verzamelaarshuizen in Nederland (ca. 1870-1930) (Zwolle 2007) 11-19. Bogaard, Conny en Marieke van Vlierden, Huismusea in Nederland. Kasteel-Museum Sypesteyn en het ontstaan van verzamelaarshuizen in Nederland (ca. 1870-1930) (Zwolle 2007). Bryant, Julius, „Attracting new audiences. A look at the future of the historic interior‟, Cr 4 (2001), 3237. Bryant, Julius en Hetty Behrens, The DEMHIST categorisation project for historic house museums. Progress report and plan, 2007, te lezen op: http://demhist.icom.museum/CatogorizationProject.pdf. Büller, Lenneke en Frank den Oudsten, „Interview with Truus Schröder‟, in: Overy, Paul, Lenneke Buller, e. a., The Rietveld Schröder House (Amsterdam 1992) 42-103. Gadamer, Hans-Georg, „Esthetica en hermeneutiek‟, Feit en fictie V2 (2001) 111-119. Gurian, Elaine Heumann, „What is the object of this exercise?‟, in: Gail Anderson, Reinventing the Museum. Historical and Comtemporary Perspectives on the Paradigm Shift (Lanham 2004) 269283. Harris, Donna Ann, New Solutions for House Museums. Ensuring the Long-Term Preservation of America’s Historic Houses (Lanham 2007). Hood, Marilyn G., „Staying away: why people choose not to visit museums‟, in: Gail Anderson (ed.), Reinventing the Museum. Historical and Comtemporary Perspectives on the Paradigm Shift (Lanham 2004) 150-157. Hulsman, Bernard, „Rietveld-Schröderhuis: het luikje van de melkboer‟, NRC Handelsblad, 18 oktober 2002, te lezen op: http://www.nrc.nl/europa/in_europa/article1572249.ece/RietveldSchroderhuis_het_luikje_van_de_melkboer. Kleijn, Erik, „Ten geleide‟, in: H.C.M. Kleijn e. a. (red.), Interieurs belicht (Zwolle 2001) 8-9. Koldeweij, Eloy, „Inleiding‟, in: H.C.M. Kleijn e. a. (red.), Interieurs belicht (Zwolle 2001) 12-17.
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
28
Kroon, Andrea „Kastdeuren open doen en op de bank zitten mag hier: een balans tussen toegankelijkheid en conservering in Huis Sonneveld‟, in: Cr 3 (2001), 32-37.
Kruijsen, Barbara, De kunst van het bewaren. Restauratie en conservering van kunstvoorwerpen (Zwolle 2003). Lange, Henny de, „Portiekflats ademen weer de geest van Rietveld‟, in: Trouw, 13 december 2008, te lezen op: http://www.trouw.nl/nieuws/nederland/article1922774.ece/Portiekflats_ademen_weer_de_geest_va n_Rietveld_.html. Mensch, Peter van, Voor nu en later. Het verzamelbeleid van musea in Nederland, Reinwardt Academie, Amsterdam, april 2003, te lezen op: http://www.ahk.nl/ahk_upload/ahk_documenten/rwa_publ_pvm_1993_1.pdf. Mensch, Peter van, „Tussen narratieve detaillering en authenticiteit. Dilemma‟s van een contextgeoriënteerde ethiek‟, in: H.C.M. Kleijn e. a. (red.), Interieurs belicht (Zwolle 2001) 46-55. Mulder, Bertus en Ida van Zijl, Rietveld Schröderhuis (Bussum 1997). Mulder, Bertus, „Gebruik‟, in: Bertus Mulder en Ida van Zijl, Rietveld Schröderhuis (Bussum 1997) 3441. Mulder, Bertus, „The restoration of the Rietveld Schröder House‟ in: Paul Overy, Lenneke Buller e.a., The Rietveld Schröder House (Amsterdam 1992) 104-123. Oostendorp, Eveline, Huiselijk geweld in het Anne Frank Huis en het Rembrandthuis? Authenticiteit in het spanningsveld tussen de grootschaligheid van het toerisme en de kleinschaligheid van huismusea. (Scriptie Cultureel Erfgoed, Utrecht 2008) Overy, Paul, „The restoration of modern life. Interwar houses on show in the Netherlands‟, in: Penny Sparke, Brenda Martin en Trevor Keeble (ed.), The modern period room. The construction of the exhibited interior 1870-1950 (Londen 2006) 73-86. Vergeest, Aukje, Rietveld Schröderhuis, integrale tekst audio-tour voor het Rietveld Schröderhuis, uitvoering Antennaudio in opdracht van het Centraal Museum (Utrecht december 2008). Vlierden, Marieke van, „Huis voor het verleden, huis voor de toekomst?‟, in: Conny Bogaard en Marieke van Vlierden, Huismusea in Nederland. Kasteel-Museum Sypesteyn en het ontstaan van verzamelaarshuizen in Nederland (ca. 1870-1930) (Zwolle 2007) 175-199.
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
29
Zijl, Ida van, „Voorwoord‟, in: Bertus Mulder en Ida van Zijl, Rietveld Schröderhuis, (Bussum 1997) 45.
Geraadpleegde internetbronnen Bezoekersinformatie Rietveld Schröderhuis, Centraal Museum, beschikbaar via http://www.centraalmuseum.nl/page.ocl?pageid=40&mode=&version=. Huis Sonneveld, Nederlands Architectuur Instituut, beschikbaar via http://www.nai.nl/tentoonstellingen/huis_sonneveld/bezoekinformatie/detail/_pid/left1/_rp_left1_ elementId/1_20307. Huis Sonneveld, Nederlands Architectuur Instituut, beschikbaar via http://www.nai.nl/tentoonstellingen/huis_sonneveld/het_huis/detail/_rp_left1_elementId/1_19755 /_pid/left1. Museumwoningen in Nederland, Nederlands Architectuurinstituut, beschikbaar via http://museumwoningen.nai.nl/. Online rondleiding, Rietveld Schröderhuis, http://www.rietveldschroderhuis.nl/hiend/index.jsp?requestedScene=1. „Rietveldflatje in Utrecht wordt museumwoning‟, Architectenweb, 5 juli 2007, beschikbaar via http://www.architectenweb.nl/aweb/redactie/redactie_detail.asp?iNID=9848. Symposiumverslag, Manifestatie Historisch Interieur 2001, beschikbaar via http://www.interieurmanifestatie.nl/site/index2.html. Vereniging Hendrick de Keyser, Vereniging Hendrick de Keyser, beschikbaar via http://www.hendrickdekeyser.nl/site/4/107/vereniging.html. World Heritage, UNESCO, beschikbaar via http://whc.unesco.org/en/about/.
Beeldverantwoording Voorblad: Theo van Doesburg, Foto van woon- en slaapkamer met scheidingswanden (eerste verdieping), het Rietveld Schröderhuis, Utrecht, 1924, signatuur: AB5309, gouache, Instituut Collectie Nederland, gevonden op www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/ICN01:2219.
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
30
Bijlage Stramien voor onderzoek naar combinatie bewoning en openstelling van historisch woonhuis Hieronder een globaal stramien dat als werkplan gebruikt kan worden door verenigingen, overheden, musea en particulieren die in het bezit zijn van historische monumenten met de functie van (voormalig) woonhuis. Het plan gaat primair uit van openstelling, aannemende dat onderzoek naar de haalbaarheid daarvan reeds gedaan is. Bij openstelling komen een aantal praktische vraagstukken kijken, die zorgvuldig uitgezocht moeten worden voordat de meest geschikte manier van openstellen gevonden kan worden. Wanneer dit stramien gevolgd wordt, zal het onderzoek voornamelijk analyseren of twee zeer verschillende handelingen, openstellen en bewonen, te combineren zijn.
Wat is het verhaal van de woning? o
Wat wordt er aan het publiek verteld?
o
Hoe treedt de woning naar buiten?
o
Hoe is het huis te typeren?
In welke categorie valt het huis? (eventueel gebruik van de categorisatie van Demhist)
o
Wat is het meest essentiële aspect van de woning?
Is dat de architectuur/het ontwerp/de inrichting?
Is dat de bewoningsgeschiedenis/het verhaal van de (bekende) bewoner?
Is
dat
een
collectie/verzameling
bijzondere
(kunst-)objecten
samengesteld door de bewoner?
Is dat het conceptuele karakter van het huis? Geeft het een beeld van een bepaalde tijd in de geschiedenis?
o
Wat is er te zien?
Welk publiek wordt er met het verhaal aangetrokken? o
o
Welk publiek wil het aantrekken?
Het grote publiek?
Of een meer gespecialiseerd publiek?
Hoe wordt het publiek aangetrokken?
Wat heeft de woning de bezoekers te bieden?
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
o
31
Hoe wordt de woning gepresenteerd aan de bezoeker?
Wat wil het publiek?/Waarnaar is het publiek op zoek?
Ontspanning?
Ervaring?
Educatie/kennis?
Hoe is de staat van het huis? o
Hoe is het gesteld met het interieur?
o
Hoe is het gesteld met het exterieur?
o
Is er veel onderhoud nodig aan interieur/exterieur?
o
Wat is er te zien?
Hoe ziet het huis en de inrichting eruit? Zijn er veel lacunes? Zijn er veel originele onderdelen/meubelstukken/stofferingen? Is er al veel gerestaureerd/gerenoveerd/gereconstrueerd?
Hoe is de zorg voor en het beheer van het huis? o
Moet hier iets aan veranderd worden?
Wat zijn de sterke en zwakke punten in het behoud van het huis? (SWAT-analyse)
o
Hoe zal de zorg voor het huis veranderen wanneer het huis bewoond en opengesteld is?
o
Staat bewoning behoud in de weg?
Of helpt bewoning het huis goed te behouden?
Wat zijn de kosten voor het behoud van het huis?
Kunnen deze kosten gedekt (deels) worden door openstelling?
Kunnen deze kosten gedekt (deels) worden door de verhuur?
Is er een meerwaarde bij bewoning voor het huis? o
Draagt het bij aan het verhaal?
o
Hoe verloopt de zorg voor het huis?
Wordt het huis beter behouden?
Of gaat het sneller achteruit?
Hoe verloopt bewoning? o
Hoe wordt een geschikte bewoner gevonden?
o
Wat is een geschikte bewoner?
Lotte van Helvoort
Te huur: Rietveldhuis
32
Moet de bewoner kennis van zaken hebben?/Moet er gekozen worden voor een expertbewoner?
o
Moet de bewoner een liefde voor het huis in zich hebben?
Wat zijn de taken van de bewoner?
Is de bewoner verantwoordelijk voor de ontvangst van de bezoekers?
Moet de bewoner de bezoekers rondleiden?
o
Hoe verloopt de communicatie tussen beheerder en bewoner?
o
Wat gebeurt er met het huis wanneer de bewoner niet meer in staat is het huis te bewonen?
Hoe verloopt het bezoek? o
o
Hoe groot is de vraag van het publiek?
Is er behoefte aan vaste dagen?
Is er behoefte aan open op afspraak?
Wat is de geschikte frequentie van het bezoek?
In hoeverre moet er rekening gehouden worden met het publiek?
In hoeverre moet er rekening gehouden worden met de bescherming van het huis?
In hoeverre moet er rekening gehouden worden met de bewoner?
Sommige vraagstukken kunnen a priori alsmede a posteriori optreden, vooral de laatste paar vragen zijn uitermate geschikt om een kritische houding aan te nemen tegenover de stand van zaken. Het is immers belangrijk de balans tussen conservering en toegankelijkheid in stand te houden, ook wanneer dit drastische maatregelen vereist die bij eerder onderzoek nog niet aan het licht waren gekomen.