Voor nieuwe scholen met een eigen onderwijsconcept liggen geen blauwdrukken klaar. Waar het curriculum op andere scholen duidelijk is en in methodes vastligt, moet er op innovatieve scholen vanaf het eerste begin worden nagedacht over hoe de basisvaardigheden aan bod komen. Zij zien zich gesteld voor nieuwe vragen. Taal, rekenen, hoe doe je dat als leerlingen veel aan thema’s en projecten werken? En moderne vreemde talen: hoe zien betekenisvolle taken er daar uit en welke plaats geef je de training die toch ook nodig is?
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen Een stevige basis
Op de Nieuwste School in Tilburg, het Orion College in Breda, UniC in Utrecht en het IJburg College in Amsterdam geven docenten en schoolleiders innovatief onderwijs vorm. Hoe lukt het de leerlingen en docenten om resultaat te boeken, ook met taal, rekenen en moderne talen? In dit boekje komen verschillende kanten van het werken aan de basisvaardigheden in deze scholen komen aan bod. Het biedt geen afgerond en compleet beeld, maar voorbeelden van inspirerende praktijk in ontwikkeling.
leren inspireren
Hella Kroon Martin van Reeuwijk Karen Verheggen
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen Een stevige basis
Hella Kroon Martin van Reeuwijk Karen Verheggen
APS is een toonaangevend onderwijsadviesbureau op het gebied van leren, onderwijsvormgeving, schoolontwikkeling en leiderschap. Via advies, training, coaching en projectleiding werken we met docenten en leidinggevenden aan duurzame vernieuwing. Onze aanpak is geënt op wetenschappelijke inzichten, deelname aan innovatieprojecten en ervaring in de praktijk van alledag. We werken met 120 trainers/adviseurs.
Deze publicatie is ontwikkeld door APS voor ondersteuning van het regulier en speciaal onderwijs in opdracht van het Ministerie van OCW. APS vervult op het gebied van R&D een scharnierfunctie tussen wetenschap en onderwijsveld. Het is toegestaan om, in het kader van een educatieve doelstelling, niet bewerkte en niet te bewerken (delen van) teksten uit deze publicatie te gebruiken, zodanig dat de intentie en aard van het werk niet worden aangetast. Het is toegestaan om het werk in het kader van educatieve doelstellingen te verveelvoudigen, op te slaan in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar te maken in enige vorm, zoals elektronisch, mechanisch of door fotokopieën. Bronvermelding is in alle gevallen vereist en dient als volgt plaats te vinden: Bron: Hella Kroon, Martin van Reeuwijk, Karen Verheggen. Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen. Een stevige basis. APS, Utrecht, 2010, in opdracht van het Ministerie van OCW.
Colofon Titel:
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen. Een stevige basis
Auteurs:
Hella Kroon, Martin van Reeuwijk en Karen Verheggen
Vormgeving:
APS Marketing & Communicatie
Druk:
Ten Brink, Meppel
Bestelnummer:
962025
Bestellen:
Deze brochure is te bestellen bij BDC Meppel,
tel.: 0522 23 75 55. Bestellen kan ook via www.aps.nl.
© APS, Utrecht, 2010
Inhoud
Voorwoord
7
“Uiteindelijk is er wel het eindexamen…” Werken vanuit idealen, binnen vastgestelde kaders
9
Taal: Nederlands
11
Lezen in alle lessen. Nooit meer zomaar een tekst uitdelen Spelling en interpunctie. De harde kant van verzorgde taal Taalbeleid. Focus op taal
13 19 23
Rekenen
27
Oefenen, constructief en productief. Beter vaak en kort dan lang en veel 29 Rekeninhouden ordenen en overzicht. Helder, begrijpelijk, voor iedereen 34 Reken/wiskundematerialen, wat gebruik je? Bestaand, aanpassen, arrangeren, zelf ontwerpen 38 De inhoudelijke docent en zijn thematische collega. Er is meer dan taal en rekenen <---> taal en rekenen zijn de basis 41 Moderne vreemde talen
45 Talen leren is talen doen! Werken met taken bij moderne vreemde talen 47 Doorlopende leerlijnen ontwikkelen voor de moderne vreemde talen. Het Europees Referentiekader als graadmeter voor groei 54 De 'making of' een Taal Expertise Centrum. Werken aan taal leren van de toekomst 59 Het profiel van de taal- en rekendocent in een innovatieve school. Hoofdrolspeler of regisseur? 63 Ontwikkelende concepten. Voortschrijdend inzicht, ervaring uit de dagelijkse praktijk
69
Inhoud
5
6
Schoolportretten
73
De Nieuwste School, Tilburg Orion College, Breda UniC, Utrecht IJburg College, Amsterdam
73 74 75 76
Bronnen
77
Noten
79
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Voorwoord
Voor nieuwe scholen met een eigen onderwijsconcept liggen geen blauwdrukken klaar. De afgelopen jaren zijn in het voortgezet onderwijs een aantal enthousiaste teams van schoolleiders en docenten de uitdaging aangegaan. Op De Nieuwste School in Tilburg, het Orion College in Breda, UniC in Utrecht en het IJburg College in Amsterdam geven zij innovatief onderwijs vorm. APS had het voorrecht daar vanaf het begin bij betrokken te zijn. Waar het curriculum op andere scholen duidelijk is en in methodes vastligt, moet er op de innovatieve scholen vanaf het eerste begin worden nagedacht over hoe de basisvaardigheden aan bod komen. Zij zien zich gesteld voor nieuwe vragen. Taal, rekenen, hoe doe je dat als leerlingen veel aan thema’s en projecten werken? En moderne vreemde talen: hoe zien betekenisvolle taken er daar uit en welke plaats geef je de training die toch ook nodig is? In de loop der tijd is er op deze vier scholen al werkend nieuwe praktijk ontstaan. Het lukt de leerlingen en docenten om resultaat te boeken, ook met taal, rekenen en moderne talen. In korte hoofdstukken is in deze publicatie te lezen hoe het óók kan. Verschillende kanten van het werken aan de basisvaardigheden in de scholen komen aan bod. Het biedt geen afgerond en compleet beeld, maar voorbeelden van inspirerende praktijk in ontwikkeling mét reflectie en tips. Het is een bladerboek. De bijdragen zijn geordend naar basisvaardigheid en afzonderlijk van elkaar te lezen. Alle voorbeelden komen uit de vier scholen, die achterin kort zijn gekarakteriseerd. Waarom eigenlijk een publicatie? Zo veel nieuwe scholen zijn er toch niet?! Wat kan een leraar of schoolleider op een reguliere school met deze ideeën? Allereerst leert de geschiedenis dat de vaak vergaande veranderingen die op innovatieve scholen worden gestart, op de een of andere manier in de loop der tijd doorsijpelen naar alle andere scholen. Activerende didactiek is daar een voorbeeld van. Wat nieuwe scholen ontwikkelen raakt natuurlijk ook thema’s waarmee reguliere scholen bezig zijn. Het zijn geen praktijken om een-op-een over te nemen, maar ze kunnen richting geven en ideeën bieden. Dat raakt aan het tweede punt. Nieuwe tijden vragen nieuwe kennis en vaar-
Voorwoord
7
digheden. Dit zijn scholen die de handschoen in een vroeg stadium hebben opgenomen. Het is een uitdaging om basisvaardigheden in modern onderwijs voor de 21ste eeuw vorm te geven en die opdracht ligt uiteindelijk niet alleen bij innovatieve scholen. En last but not least: Wie houdt er nou niet van om even vrij te mogen denken en daarbij voor ogen te krijgen welke mogelijkheden er zijn? Het grote werk wordt natuurlijk verricht door de mensen van De Nieuwste School, het Orion College, UniC en het IJburg College. We hebben met plezier samengewerkt en veel van ze geleerd! Hella Kroon Martin van Reeuwijk Karen Verheggen December 2010
8
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
“Uiteindelijk is er wel het eindexamen…” Werken vanuit idealen, binnen vastgestelde kaders Een nieuwe school start vanuit een ideaal, met doelen voor ogen. De school wil iets eigens doen en is anders dan een 'gewone' school. Op innovatieve scholen als het IJburg College, De Nieuwste School, UniC, het Orion College, is het onderwijs vaak georganiseerd rondom thema’s en projecten. Niet alleen de cognitieve kennisoverdracht staat voorop, centraal staat ook de persoonlijke ontwikkeling van de leerling. Er worden vormen van onderwijs gezocht, ontwikkeld en uitgewerkt, die passen bij de visie van de school en waarin de idealen verwezenlijkt kunnen worden. Het werken in thema’s en projecten gebeurt in domeinen, huiskamers en leerpleinen, waarin docenten de leerlingen begeleiden, stimuleren en uitdagen om zelfstandig en onderzoekend te leren. Vakken worden samengenomen en in thema’s en projecten komen onderwerpen uit verschillende vakken geïntegreerd aan de orde. Het thema zorgt voor een inhoudelijke samenhang en het leren is voor de leerling betekenisvol en zinvol.
En de basisvaardigheden taal en rekenen? In de hierboven geschetste situatie is het niet zo makkelijk om de basisvaardigheden taal en rekenen een natuurlijke plek te geven. Taal en rekenen zijn instrumenten in het onderwijs dat rond thema’s en projecten is georganiseerd. Maar expliciete aandacht voor het (aan)leren en oefenen van taal- en rekenvaardigheden past niet altijd goed in het concept van een school met
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
9
veel aandacht voor de ontwikkeling van algemene vaardigheden. Vanuit de idealen gezien hebben taal en rekenen een ondergeschikte positie. Omdat taal en rekenen overal aan de orde komen, wordt wel gedacht dat deze vaardigheden dan ook vanzelf gebruikt en geoefend worden. Taal en rekenen doen is niet hetzelfde als taal en rekenen leren. De noodzaak voor expliciet onderhoud en oefening van taal en rekenen wordt in het begin van het bestaan van de nieuwe school bijna altijd onderschat. In de onderbouw, de eerste jaren van het bestaan de school, wordt nog niet meteen zichtbaar dat taal en rekenen niet vanzelf voldoende aandacht krijgen. Leerlingen gaan op in de nieuwe aanpak, bloeien vaak op omdat ze ook andere kanten dan de cognitieve kunnen ontwikkelen, ze zijn enthousiast en hard aan het werk en produceren daarbij ook nog eens veel taal. Na een paar jaar – is de ervaring – wordt zichtbaar dat er hiaten zijn in de basisvaardigheden van leerlingen op taal- en rekengebied of dat de leerlingen ze niet voldoende paraat hebben. De externe doelen uit het examenprogramma dienen zich aan en leerlingen moeten ook vakinhoudelijke kennis opdoen. Daarbij helpen goede taal- en rekenvaardigheid enorm. Het vlot en foutloos kunnen lezen (en schrijven) van een tekst voor economie of het snel en handig kunnen rekenen binnen een natuurkundige context zijn dan nuttig en belangrijk.
Geef taal en rekenen van begin af aan aandacht De ervaring op de innovatieve scholen heeft tot het inzicht geleid dat er met name voor taal en rekenen van het begin af aan expliciete aandacht nodig is. Elke school in Nederland heeft als taak de leerlingen voor te bereiden op de examens. Het wat – de inhoudelijke eisen – is bij wet vast gelegd in de referentieniveaus en daar kom je niet omheen. Taal en rekenen zijn onderdeel van het wat en elke school dient leerlingen hierin te scholen. Uit ons werk met innovatieve scholen de afgelopen jaren hebben we geleerd dat het verstandig is om vanaf het begin in de eerste klas aan taal en rekenen expliciet aandacht te besteden. Dat hoeft niet geïsoleerd en niet noodzakelijk alleen in lessen. Er zijn diverse vormen mogelijk om die aandacht te geven, waarvan we een aantal in deze publicatie hebben beschreven. Onze ervaring is dat het alleen geïntegreerd aanbieden van taal en rekenen in de thema’s heel lastig is, en dat je als school taal en rekenen een eigen plek moet geven, ook op innovatieve scholen.
10
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Taal: Nederlands
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
11
12
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Lezen in alle lessen Nooit meer zomaar een tekst uitdelen
Prachtige projecten, uitdagend themaleren, betekenisvolle opdrachten. Leerlingen en docenten op innovatieve scholen zijn gegrepen en gemotiveerd door inhoud. Daarbij blijkt het een kunst de onderliggende vaardigheden op de agenda te houden. Ook bij al die interessante teksten die leerlingen op papier of online lezen. De Leespiramide laat zien dat op deze scholen veel
De leespiramide Examen Schools lezen Rijk lezen Natuurlijk 'gewoon' lezen
Examentraining Oefeningen maken uit boek Gevarieerde didactiek en reflectie Motivatie opbouwen
Werk bij alle vakken vaak laag in de piramide natuurlijk en rijk lezen onderin de piramide plaatsvindt en dat is prachtig. Tegelijkertijd blijft door de focus op betekenisvolle inhoud de training en ondersteuning, die ook nodig is, vaak onderbelicht. Met als gevolg dat leerlingen te weinig expliciet hun leesvaardigheid trainen. Lezen en het opbouwen van een rijke en gevarieerde woordenschat zijn cruciaal voor succes op school en in de studie. Om daar werkelijk voortgang in te boeken moeten alle docenten weten hoe ze lezen kunnen ondersteunen. De docent Nederlands is daarbij expert, maar kan het niet alleen af. Daarom ligt een schoolbrede aanpak van lezen en woordenschat op innovatieve scholen voor de hand. Op het IJburg College heeft het onderbouwteam het versterken van leesvaardigheid samen opgepakt.
Taal: Nederlands
13
De elementen van de aanpak zijn: De leerling is actief bij het ontwikkelen van zijn leesvaardigheid
Direct bij de start in klas 1 staat in verschillende lessen het belang van lezen en woordenschat op de agenda. In de mentorgroep vult de klas de leesposter. Bij Nederlands start het jaar met de les Wat voor lezer ben jij? Leerlingen brengen in beeld hoe zij teksten aanpakken en wat hun sterke en zwakke punten zijn bij het lezen. De Volgkaart Lezen is een neerslag van deze les en komt in de periode daarna in verschillende lessen op tafel. Docenten zijn taalbewust en hebben een goed gevulde gereedschapskist Teksten lezen is een activiteit die bij de meest uiteenlopende vakken plaatsvindt, dus vrijwel alle docenten hebben ermee te maken. Onbewust gaan vakdocenten er vaak van uit dat voor hun leerlingen de opdracht ‘Lees deze tekst’ voldoende is. Voor hen staat de inhoud centraal, terwijl voor leerlingen een goede leesvaardigheid een voorwaarde is om aan die inhoud en echt leren toe te komen. Daarom heeft het onderbouwteam van het IJburg College in teambijeenkomsten de gereedschapskist gevuld met een scala van aanpakken die zij inzetten bij het begrijpen van teksten. Bijvoorbeeld: l Vooraf een aantal belangrijke school- en vaktaalwoorden selecteren, ze uitleggen en in verband zichtbaar maken op de woordenschatmuren. l Altijd een activiteit vóór het lezen van een tekst doen om context en voorkennis bij leerlingen op te roepen. l Activerende werkvormen inzetten tijdens het lezen zelf: duolezen, rolwisselend lezen, verschillende leesstrategieën. l Lezen altijd functioneel laten zijn. Leerlingen verwerken informatie om er iets anders mee te doen in presentaties of schrijfopdrachten. l In de verwerkingsopdrachten de kernwoorden terug laten komen.
14
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Beginner
Expert Voor het lezen
Begint meteen te lezen.
Bekijkt de tekst vluchtig en voorspelt het tekstdoel van de schrijver.
Leest omdat het moet.
Doet het uit interesse.
Weet waarom hij de tekst leest en wat hij er na het lezen mee gaat doen.
Begint meteen te lezen.
Denkt kort aan wat hij weet over het onderwerp.
Kijkt naar tekst, kopjes, dikgedrukte woorden en bron, en bedenkt wat hij weet over het onderwerp en voorspelt waar de tekst over zal gaan.
Stopt met lezen van de tekst als hij een moeilijk woord tegenkomt.
Zoekt woorden op.
Kan de betekenis van moeilijke woorden vaak uit de tekst opmaken.
Leest één keer en snapt er niet veel van.
Leest de hele tekst telkens opnieuw als hij hem niet snapt.
Leest moeilijke stukken opnieuw.
Heeft meteen een eigen mening.
Vindt het moeilijk om zijn mening los te laten tijdens het lezen.
Maakt verschil tussen wat er staat en wat hij ervan vindt.
Vindt alles belangrijk.
Zoekt in de alinea’s naar hoofd- en bijzaken.
Vat samen in zijn hoofd wat de hoofdzaken en bijzaken zijn.
Leest zonder na te denken achter elkaar door.
Kijkt af en toe of hij het snapt.
Controleert in gesprek met zichzelf of hij het snapt.
Leest zonder na te denken achter elkaar door.
Heel af en toe vraagt hij zich af wat hij goed, leuk, interessant, enzovoorts vindt.
Bedenkt tijdens het lezen wat hij goed, leuk, interessant, enzovoorts vindt.
Vindt bij het navertellen alles belangrijk.
Kan de meeste belangrijke dingen navertellen en gebruikt daarbij veel woorden.
Kan het belangrijkste kort en duidelijk navertellen.
Praat verward over de tekst.
Begrijpt de tekst een beetje wel en een beetje niet.
Praat met begrip over de tekst.
Gebruikt bij navertellen veel zinnen uit de tekst.
Gebruikt bij navertellen af en toe zijn eigen woorden.
Vertelt in eigen woorden na.
Tijdens het lezen
Na het lezen
Kijkt niet meer of de voorspelling klopt die hij vooraf gedaan heeft.
Kijkt of de voorspelling over het tekstdoel en de inhoud klopt.
Volgkaart Lezen IJburg College
Taal: Nederlands
15
Taalcoaches ondersteunen collega’s
Een gevulde gereedschapskist leidt zeker niet automatisch tot nieuw gedrag in de klas. De stap van weten en willen naar daadwerkelijk doen is bijna altijd behoorlijk groot. Ook docenten op innovatieve scholen kennen het terugvallen op routine als nieuwe aanpakken nog te onwennig voelen. Coaching in de les is een uitstekende manier om te werken aan gedragsverandering. En werken met taalcoaches die bij collega’s in de klas komen is daar een verschijningsvorm van. In het onderbouwteam van IJburg zijn een docente Nederlands en een docent Sport en Bewegen de taalcoaches. Zij hebben de scholingsbijeenkomsten rond lezen samen met de externe begeleider voorbereid en ook zelfstandig uitgevoerd. In het ‘kwart-over-achtje’, het teammoment voor het begin van de lesdag, houden zij de aandacht voor lezen fris. Verder bekwamen zij zich in het coachen van collega’s op de werkvloer met feedback en concrete tips rond lezen en woordenschat. Meten = weten
Het verzamelen van heldere data en het ontwerpen van manieren om op 1 die basis actie te ondernemen is essentieel voor het leren van docenten. Scholen doen dat nog maar weinig. Bij de teambrede leesaanpak van IJburg echter sturen harde gegevens mee. Tweemaal per jaar wordt een Diataaltoets afgenomen. Dat leverde in het eerste jaar het verrassende gegeven op, dat in de heterogene groepen de vmbo-leerlingen op het gebied van begrijpend
16
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
lezen en woordenschat behoorlijke vooruitgang boekten, maar de havo/vwoleerlingen niet. Het team kwam voor vragen te staan: zijn we misschien te snel tevreden met wat de havo/vwo-leerlingen laten zien en wat zijn manieren om hen ook vooruitgang te laten boeken? En zocht naar nieuwe vormen om ook die leerlingen meer uit te dagen. Op microniveau werkt onderzoeken ook. Zo hebben docenten in hun eigen les een voorspelling gedaan over schooltaalwoorden; welke begrijpen leerlingen volgens mij wel en welke niet? Vervolgens zijn zij nagegaan wat daarvan klopte. Een eyeopener! Zo kwam de docente wiskunde erachter dat haar eerstejaars het woord ‘herleiden’ in haar opdrachten niet kenden. Lezen is zichtbaar in de leeromgeving
Posters met leesstrategieën, woordenschatmuren, leesposters, presentaties rond kernwoorden van een thema aan de wand. Allemaal manieren om de focus op lezen zichtbaar te maken in de lokalen. Met een gevulde boekenkast en stapels divers leesmateriaal in het lokaal maakt dat aandacht voor lezen concreet zichtbaar.
Taal: Nederlands
17
Enkele afsluitende tips
Leeskilometers maken is belangrijk voor de ontwikkeling van leesvaardigheid. Actieve en expliciete ondersteuning van lezen bij alle vakken en door alle docenten ook. l Goed voorbeeld geeft het meeste leerrendement: sta als docent model en laat hardop denkend zien wat een goede lezer doet als hij een tekst voor zich krijgt. l Maak ruimte voor training van leesvaardigheid. l Maak van je school een leesschool: neem schoolbrede leesmomenten in het dagritme op. DEAR: drop everything and read! l
18
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Spelling en interpunctie De harde kant van verzorgde taal
En dan is er de zichtbare kant van taal… Niet alleen in de media en op verjaardagsfeestjes is correct taalgebruik – en dan met name spelling – onderwerp van gesprek, ook op innovatieve scholen is het een hot item. Want hoe ga je om met de harde kant van taal? Hoe zorg je ervoor dat leerlingen goed gespelde producten schrijven waar hoofdletters, punten en komma’s op hun plaats staan? Zijn de docenten Nederlands de verantwoordelijken voor taalverzorging? Welke eisen stel je aan het werk van leerlingen? Welke afspraken maak je daar met het team over? Past het bij het onderwijsconcept om expliciete training in te bouwen en hoe geef je die dan vorm? En last but not least: hoe zorg je dat de docenten voorbeeld zijn in verzorgd taalgebruik? Wat moet?
Met het verschijnen van het Referentiekader taal en rekenen is duidelijk wat leerlingen precies moeten beheersen voor spelling en interpunctie. APS heeft dat voor de verschillende niveaus helder met voorbeelden op een rijtje gezet in de kaart Spelling en leestekens. Spelling en leestekens
Woorden
Werkwoorden
Referentieniveaus Taalverzorging
Op niveau 1F (eind basisschool) schrijf ik (vrijwel) foutloos
Op niveau 2F (onderbouw h/v, vmbo b/k, mbo 1/2/3) schrijf ik (vrijwel) foutloos
Op niveau 3F (bovenbouw h/v, vmbo-t, mbo 4) schrijf ik (vrijwel) foutloos
• Gewone woorden die we regelmatig gebruiken:
• Meervouden na een open klinker:
• Tussenklanken -s- en -n-:
bodem, prijzen, tenminste, koningin, onmiddellijk, agressief, zakdoek
• Tegenwoordige tijd
ik werk, ik ren
accu’s, aria’s, baby’s • Meervouden na een accent:
• Trema’s en koppeltekens:
• Verleden tijd van werkwoorden met stam op -d of -t:
• Tegenwoordige tijd van werkwoorden met stam op -d
hij antwoordde, zij stootte
• Verleden tijd
ik werkte, ik rende • Voltooid deelwoord ik heb gewerkt, ik heb gerend
Leestekens
• Hoofdletter aan het begin van een zin en aan het
eind een punt. • Vraagtekens? en uitroeptekens! • “Aanhalingstekens” • Woorden afbre ken aan het eind van een regel.
boordevol, krantenartikel bruidssluier, stationsplein
cafés • Meervouden na een korte -e: meisjes, garages • Verkleinwoorden na een open klinker: parapluutje • ‘s in ’s morgens, ‘s middags • Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden: ijzeren spijkers, wollen trui • Wel of geen meervouds -n bij een zelfstandig gebruikte verwijzing naar personen/niet personen: beide mannen deden dat/zij deden dat beiden alle honden renden/zij renden alle • Wel of geen tussen -n in samengestelde woorden: pannenkoek, reuzeleuk • Woorden waarvan je niet kunt horen hoe ze gespeld moeten worden: mouwen, mauwen
melodieën, poriën tweeën, ruïne minicomputer, auto-ongeluk • In moeilijke gevallen woorden aan elkaar of los van
elkaar: langeafstandsloper, van tevoren, tussendoor, het hangt ervan af, tenminste
en het onderwerp achter de persoonsvorm: word jij blij, wordt je broer • Werkwoorden die beginnen met be-, ge- of ver-, in
tegenwoordige tijd en als voltooid deelwoord: zij bedoelt/zij heeft bedoeld het gebeurt/het is gebeurd hij verdeelt/het is verdeeld • Hoofdletters bij eigennamen:
• De leestekens: dubbele punt, komma
Amsterdam, Mirjam • Hoofdletters bij directe rede:
Iemand zei: ”Mooi gedaan.”
Goed verzorgd schrijven is ingewikkeld. Tijdens het schrijven moet je bedenken wat je schrijft en dat dan ook nog eens foutloos doen. Dat kan gewoon niet tegelijkertijd. Daarom zijn drie dingen belangrijk: • Je wilt graag foutloos schrijven. • Je weet van jezelf waar je meestal fouten maakt en let daarop. • Je leest na wat je hebt geschreven om te verbeteren.
leren inspireren
Taal: Nederlands
19
Kanttekening bij de referentieniveaus is overigens dat ze niet gebruikt moeten worden als het maximaal haalbare: “In de onderbouw h/v hoef je ‘het gebeurt’ nog niet correct te spellen”, is een absurde boodschap. Ook al omdat leerlingen aan het eind van de basisschool spelling en interpunctie behoorlijk goed in de vingers blijken te hebben, zo maakt onderzoek duidelijk. Het is zaak de lat op de juiste hoogte te laten liggen, hoge verwachtingen te hebben én realistisch te zijn. Het blijkt verder ook dat leerlingen in het voortgezet onderwijs slechter spellen dan aan het eind van de basisschool. Op veel scholen wordt de aanpak ‘meer van hetzelfde’ ingezet en naarstig geoefend in oprecht bedoelde pogingen de kennis te onderhouden. De leerling krijgt in klas 1 via analoge of digitale methodes Nederlands de spelling geheel opnieuw aangeboden. Vanaf de stam van het werkwoord en de tegenwoordige tijd stam+t in contextarme invuloefeningen. Dat is niet nodig en niet verstandig. Een andere aanpak is effectiever. Wat werkt?
Een succesvolle aanpak werkt op drie niveaus. Allereerst is wat leerlingen kennen en kunnen de basis. Het ene kind maakt nooit fouten met werkwoorden, de ander gokt maar wat en doet dat regelmatig fout. Dat betekent dat gedifferentieerd moet worden aangesloten bij hun uiteenlopende niveaus van beheersing. De werkwoordspelling vraagt daarbij extra aandacht, omdat 80% van de fouten in schrijfwerk de werkwoorden betreft. De aanpak voor de werkwoordspelling die Jeroen Steenbakkers uitwerkt in Nederlands Anders2 inspireert het IJburg College. De leerlingen doen een cursus werkwoordspelling waarin ze op hun eigen niveau, voortbouwend op wat ze kunnen en actief samenwerkend, een toets voorbereiden die hen het ‘speldiploma’ oplevert. De ene leerling zal dat direct kunnen halen. De andere pas na veel oefenen. Kern is dat het behalen van het diploma werkwoordspelling betekent dat de leerling op dat terrein ‘klaar’ is. Daarna wordt hij wel gehouden aan de verplichting om zijn werkwoorden correct te spellen. Als uit zijn werk blijkt dat hij terugvalt, dan moet er weer onderhoudswerk verricht worden. Verder wordt vaak gedacht dat de slechte beheersing van de spelling en interpunctie bij leerlingen in het vo komt door het niet onderhouden van taalverzorging na de basisschool. Wie goed naar leerlingen luistert, neemt
20
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
iets anders waar. Er is nog iets aan de hand. Een algemeen geaccepteerde norm voor correct gebruik van standaardtaal is binnen en buiten de school allang niet meer vanzelfsprekend. Pubers zijn daar maar al te gevoelig voor. Scholen moeten dus veel werk verzetten om te zorgen dat leerlingen correct willen schrijven en weten wanneer dat er echt toe doet. Anders gezegd: het gaat om het ontwikkelen van een ‘spellinggeweten’ bij leerlingen. Daar horen activiteiten in het curriculum bij en dat is niet alleen de opdracht van de docenten Nederlands, maar van het hele docententeam. En dat raakt het derde niveau: de docent Nederlands kan het niet alleen. Op innovatieve scholen stellen docenten van alle vakgebieden eisen op het terrein van taalverzorging en zijn daar zelf model in. Dat dit laatste voor docenten soms ook een hele opgave is, maakt het alleen maar meer noodzakelijk om afspraken te maken. Een standaard kan in ieder geval zijn: al het werk van leerlingen dat eindproduct is, naar buiten gaat, aan de muur hangt et cetera laat correcte spelling en juiste interpunctie zien. Aangevuld met: en dat geldt voor ons als docenten ook!
De verboden fout Op het IJburg College staat taalverzorging sinds het ontstaan van de school in het onderbouwteam op de agenda in de vorm van aandacht voor ‘de verboden fout’. In vijf perioden krijgt één verboden fout in de mentorles aandacht en is hij op posters overal zichtbaar in de school. Leerlingen laten aan het eind van de periode in een toets zien dat ze de fout kunnen vermijden. In de zesde en laatste periode van het schooljaar wordt het geheel digitaal getoetst en blijkt welke stamgroep de beste resultaten haalt.
DIE DAT DEZE
THEMA 3
Lidwoorden
Aanwijzende vnw
bijvoorbeeld
De pen
Deze of die
Deze pen, die liniaal, deze boom
Het potlood
Dit of dat
Dit spel, dat boompje, dit potlood
Meervoud:
De bomen
Deze of die
Deze bomen, die pennen, deze potloden
De pennen De potloden
Let op
• meervoudsvormen zijn altijd DE woorden • verkleinwoorden zijn altijd HET woorden
Taal: Nederlands
21
Enkele afsluitende tips
Werk met leerlingen expliciet aan het goed willen schrijven. Val ze niet onnodig lastig met oefenen als ze hebben aangetoond dat ze spelling en interpunctie op het gevraagde niveau beheersen. Goed = afgerond! l Zorg voor gevarieerde en adaptieve oefening en zet daarbij veel verschillende middelen in. l Zet een betekenisvolle standaard: spelling en interpunctie in eindproducten is foutloos. l Maak met het hele team afspraken over aandacht voor spelling en interpunctie. l l
22
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Taalbeleid Focus op taal
Taalbeleid is op veel scholen een hot item en op innovatieve scholen is dat niet anders. Zeker, de voorwaarden voor taalontwikkeling zijn gunstig op deze scholen. De taal in al zijn facetten komt op veel verschillende manieren aan bod. Leerlingen spreken, luisteren en overleggen vaak meer dan op andere scholen. Ze lezen en schrijven gemotiveerd in voor hen betekenisvolle opdrachten. Enthousiaste docenten lokken veel gesprek uit. Aspecten van taalbeleid zijn in deze publicatie al op verschillende plaatsen beschreven. Om het beeld completer te maken nog een paar tips voor het opzetten en uitvoeren van succesvol taalbeleid. Zet een koers uit en ga concreet aan de slag
Taal en leren gaan gelijk op. Taal is het voertuig van denken. In hun tijd op school maken leerlingen zich gaandeweg steeds meer de abstracte taal van studie en beroep eigen. Allemaal redenen om bewust de focus op taal te richten. Om het belang van taal bij docenten, ouders en leerlingen bewust te maken en onder de aandacht te houden moet dat in de koers van de school vastgelegd worden. Schoolleiding en docenten formuleren een visie op taal en taalbeleid en wat daarvan zichtbaar is in de school. Het is aan te bevelen een werkgroep in te stellen van taalcoördinatoren of taalcoaches waarin niet alleen docenten Nederlands, maar zeker ook docenten van andere vakken zitten. Die bepaalt ieder jaar in overleg concrete doelen en activiteiten. Koers: waar zijn we op uit met ons taalbeleid? Het IJburg College ontwikkelt zich tot ToTAALschool l een school waarin leerlingen en docenten zichtbaar en met plezier aan taalvaardigheid werken, bij elke gelegenheid waar taal nodig is; l een school waar niet vanuit achterstanden wordt gedacht, maar waar leerlingen hun vooruitgang op taal laten zien bij elke overgang; l een school bovendien waar Taal voor een leerling geen belemmering mag zijn om vooruitgang in vakgebieden te boeken. Fragment uit: Koers Taalbeleid IJburg
Taal: Nederlands
23
Betekenisvol en zinvol met taal bezig zijn
De kracht van innovatieve scholen is dat leerlingen in thema’s en projecten heel betekenisvol en daardoor vaak zeer gemotiveerd aan de slag zijn. De leraar is daarbij coach. Minimumeisen worden gesteld, maar maximumeisen zijn er eigenlijk niet. Leerlingen verbazen hun docenten regelmatig met de kwaliteit van wat ze met grote inzet gedaan hebben, ook wat taalprestaties betreft. Daarnaast is er ook gewoon training nodig, oefenen in taalvaardigheden. Geef die training een eigen plaats in het programma, meestal zal dat bij het vak Nederlands zijn. Met alleen taal doen, komt een leerling er niet. Kenmerken van training zijn dat het zinvol is en lang niet altijd direct betekenisvol te maken. De docent is dus degene die telkens weer het belang ervan moet aangeven. Denk bijvoorbeeld aan spelling en leestekens, maar ook aan heel precies aandacht geven aan het begrijpen van teksten en wat goede lezers daarbij doen. Reflectie op de eigen vaardigheid is altijd onderdeel van de training. En als de proef of de toets of het diploma voor een onderdeel is gehaald, dan geldt: goed = afgerond. Training op maat is daarbij wel een vereiste. Taalgerichte vakdocenten
Als taal en leren gelijk op gaan, moeten alle docenten in staat zijn om in hun werk met leerlingen een taalgerichte didactiek te hanteren. Dat vraagt professionalisering, uitproberen in de praktijk, feedback van deskundige taalcoaches en voortdurende aandacht. Omdat ze taalactiviteiten begeleiden die vanzelfsprekend bij allerlei thema’s en opdrachten voorkomen – denk bijvoorbeeld aan al die keren dat leerlingen presenteren en schrijven – maken docenten afspraken over welke taaldoelen ze stellen en hoe ze daarop feedback geven. Een voorbeeld daarvan zijn de Y-checks van het IJburg College.
24
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Beginner
Gevorderd
Vaardig
Expert
Spreekvaardigheid
Is ook achter in de zaal te verstaan.
Gebruikt stem om argumenten duidelijk te maken (hard-zacht, snel-langzaam).
Kan de goede woorden gebruiken om standpunten en argumenten duidelijk te maken.
Kan de tegenstander en het publiek overtuigen door helder en begrijpelijk te spreken.
Presentatie
Ziet er netjes uit.
Maakt oogcontact.
Gebruikt lichaamshouding en gebaren om argumenten duidelijk te maken.
Betrekt het publiek bij wat hij zegt. (ernst en humor).
Luistervaardigheid
Laat een ander uitspreken.
Onthoudt wat de ander zegt, reageert op de inhoud.
Kan het standpunt van de ander herhalen en zijn eigen standpunt daarnaast zetten.
Kan wat de ander zegt gebruiken om het eigen standpunt te versterken.
Standpunten en argumenten
Kan een eigen standpunt uitleggen.
Kan met een argument een eigen standpunt duidelijk maken.
Kan meerdere argumenten geven om het eigen standpunt te verdedigen.
Kan zijn argumenten aanpassen bij de argumenten van de tegenstander.
Y-check debatteren IJburg College
Op deze manier kan het team zorgen dat leerlingen voldoen aan de referentieniveaus taal. De docent Nederlands vervult hierin naar zijn collega’s de expertrol.
Taal: Nederlands
25
Wat zien we de docent doen? l De docent ziet het belang van taal in: hij schenkt aandacht aan taal en houdt rekening daarmee in de voorbereiding van de les (teksten, woorden, opdrachten). l Hij schept taalrijke situaties in de les, met veel interactie. l Hij heeft oog voor verschillen tussen leerlingen en biedt taalsteun. l Hij is op de hoogte van de taaltaken zoals die in de Y-checks zijn verzameld en weet die te ondersteunen. l Hij kan met leerlingen reflecteren over voortgang in taaltaken. l Hij maakt van het lokaal een taalrijke omgeving, werkt bijvoorbeeld met woordmuren en taalposters. l Hij laat leerlingen plezier aan taal beleven, gebruikt bijvoorbeeld woordspellen, debatteren, creatief taalgebruik (raps, strips, gedichten). l Hij is model in zijn eigen taalgebruik en zijn aandacht voor taal. Fragment uit: Koers Taalbeleid IJburg
Ruimte voor lekker lezen
Vergeet ‘lekker lezen’ niet! Leeskilometers maken, genieten van verhalen: heel belangrijk voor de taalontwikkeling. Dat kan in de stamgroep, op een vast half uur midden op de ochtend, aan het begin van de schooldag. Innovatieve scholen kunnen in hun dagritme vaak makkelijk ruimte voor gewoon lezen maken. Dat brengt rust en aandacht en je ziet leerlingen genieten als ze er eenmaal aan gewend zijn. Dat vraagt wel een echte leesomgeving met boeken en tijdschriften. Op de scholen waar dat echt lukt, zijn de leraren op zulke momenten het goede voorbeeld. Zij doen dan niet nog even dat laatste noodzakelijke karweitje, maar pakken ook een boek. Het lezen van literatuur in de hogere klassen biedt de mogelijkheid om lezen voor Nederlands en de MVT te koppelen. Dat gebeurt op UniC en op het IJburg College vanuit de gedachte dat literaire ontwikkeling zich weinig aantrekt van de grenzen van talen.
26
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Rekenen
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
27
28
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Oefenen, constructief en productief Beter vaak en kort dan lang en veel
Rekenen (en taal) zijn basisvaardigheden. Allereerst wordt in bijna alle vakken een beroep gedaan op taal- en rekenvaardigheden. Een goede kennis van en vaardigheid in taal en rekenen is ook van belang voor vervolgopleiding en beroep. En ten derde kun je je beter redden in de maatschappij en het dagelijkse leven met een goede reken- en taalbasis. Kortom, rekenen en taal zijn belangrijke basisvakken. Dat is niet nieuw en wordt ook door bijna iedereen onderschreven. De basis voor taal en rekenen wordt op de basisschool gelegd. Maar om de basisvaardigheden te onderhouden en om de kennis en vaardigheid uit te breiden moet er ook in het voortgezet onderwijs aandacht aan besteed worden. De 'harde' kant vaan taalvaardigheid, zoals spelling en interpunctie, komt elders in deze publicatie aan de orde. Hier gaan we in op aanpakken om rekenvaardigheden te onderhouden. Drieslag rekenen
Het leren en gebruiken van rekenen wordt overzichtelijk ingedeeld met de Drieslag rekenen.
Rekenen in de praktijk
Rijk rekenaanbod
Individuele oefening
1. Het aanleren van (nieuwe) rekenkennis en -vaardigheden 2. Het onderhouden en oefenen van rekenkennis en -vaardigheden 3. Het gebruiken van rekenkennis en -vaardigheden
Rekenen
29
Zoals gezegd vindt het grootste deel van het aanleren (1) plaats op de basisschool. Een vrij beperkt aantal nieuwe rekenvaardigheden wordt in het vo aangeleerd. Het onderhouden en met name oefenen (2) gaat niet vanzelf. Als er geen expliciete aandacht aan onderhoud en oefenen wordt besteed, zakt het weg. Dat geldt niet alleen voor rekenen, maar voor veel meer vaardigheden; als je lang geen auto rijdt bijvoorbeeld, moet je weer nieuwe rijlessen nemen. Het gebruiken van rekenkennis en -vaardigheden (3) gebeurt heel veel, maar vaak impliciet. In veel vakken en in het dagelijks leven wordt ervan uit gegaan dat mensen kunnen rekenen. Of dat zo is en hoe mensen rekenen (slim, handig, omslachtig, met of zonder rekenmachine, een ander vragen, gewoon gokken, …) is vaak niet duidelijk. Rekenen goed kunnen inzetten en gebruiken gaat beter als je de kennis paraat hebt en de vaardigheden geautomatiseerd zijn. En dat is te realiseren door te oefenen. Oefenen
Oefenen gaat niet vanzelf. Methoden bouwen veelal oefening in. De nieuwe edities van de wiskundemethoden hebben veel oefenactiviteiten opgenomen en de uitgevers leveren ook aparte reken(oefen)boekjes om te gebruiken naast de reguliere wiskundelessen. Wanneer er echter geen aparte wiskundelessen zijn, of geen standaard (wiskunde)methode wordt gebruikt, is het lastiger om het oefenen een plek te geven. De evaring op een aantal innovatieve scholen waar met leergebieden, thema’s en projecten wordt gewerkt is dat je voor het effectief oefenen van rekenvaardigheden expliciet ruimte (en dus tijd) moet maken. Bij zelfstandig leren en zelfstandig werken kan het effectief oefenen van rekenvaardigheden makkelijk op de achtergrond raken. Leerlingen kunnen veel rijtjes oefensommen maken, maar als daar geen feedback op komt of niet wordt besproken wanneer en hoe de sommen zijn gemaakt, zal het rendement heel laag zijn. De reactie van leerlingen – “Ik heb alle sommen gedaan” – betekent nog niet dat alles is begrepen, dat het op een handige en effectieve wijze is gebeurd en dat de vaardigheid beklijft. Voor zinvol oefenen zijn een aantal tips te geven die voortkomen uit het werken op innovatieve scholen, maar die ook op meer traditionele scholen blijken te werken. l Leg een uitgebreide verzameling van oefenactiviteiten aan voor de diverse rekenvaardigheden. l Breng in kaart welke rekenvaardigheden op een natuurlijke manier bij
30
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
31
l
l
32
l
l
l
l
welke vakken aan de orde komen. Oefen gevarieerd en divers, dus niet alleen rijtjes sommen, maar ook puzzeltjes en denkopgaven en spelletjes. Oefen niet alleen individueel, maar gebruik verschillende werkvormen; klassikaal (bijvoorbeeld de activiteiten uit Zoefi3), in groepjes (een spel spelen), in paren (elkaars werk nakijken, opgaven voor elkaar verzinnen). Oefen kort en vaak; bijvoorbeeld elke dag tien minuten expliciet aandacht voor een bepaalde rekenvaardigheid en enkele oefenactiviteiten en leerlingen daar enkele opgaven (spelletje, puzzel, sommen) bij laten maken. Oefen gericht en op maat; neem aan het begin van het schooljaar een toets(je) af om te zien wat leerlingen kunnen, kennen en beheersen, en pas de oefening daarop aan. Sommige leerlingen hebben voor het oefenen behoefte aan uitleg en aanleren (1) omdat voor hen bepaalde rekenkennis en vaardigheden nieuw zijn. Anderen hebben geen behoefte aan uitleg, want die weten en begrijpen het al en hebben alleen onderhoud nodig. Meet geregeld en leg vast; neem geregeld (twee à drie keer per jaar) een toets(je) af om de groei en ontwikkeling van leerlingen op rekengebied te meten en vast te leggen. Pas daar het oefenaanbod op aan. Oefen ook in context; rijtjes sommen hebben (soms) niks te maken met wat er aan rekenen gebeurt in andere vakken (dan wiskunde) en om je heen. Vraag collega’s om situaties waarin gerekend wordt en gebruik die om het rekenen relevant te maken.
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Oefenen heeft voor sommigen een negatieve klank. Oefenen hoeft niet saai te zijn, maar kan leuk en creatief ingezet worden. Als leerlingen ontdekken dat oefenen effect heeft, omdat het dan bij andere vakken en in het dagelijks leven leuker en makkelijker wordt, draagt dat bij aan de motivatie. Klassikaal, structuur en toetsen zijn aspecten van oefenen die bijdragen aan de effectiviteit. De ervaring leert dat leerlingen het ook heel prettig vinden om spelletjes te spelen, puzzeltjes te doen en sommetjes te maken. Zolang het maar niet saai wordt, maar juist uitdagend is. Bronnen
Platte oefenmaterialen - Basisboek rekenen - Cd-roms Bruna - Online oefenprogramma’s (tientallen) l Rijke oefenmaterialen - Pabo-boeken - Rekenweb l Leermiddelen - Cijferen: Basisboek Rekenen - Realistisch rekenen: DWO / Sage (Freudenthal Instituut) - Gecijferdheid: Gecijferdheid (APS) - Wiskundemethoden l
- www.rekenweb.nl - www.sageproject.nl - www.gecijferd.nl
Rekenen
33
Rekeninhouden ordenen en overzicht Helder, begrijpelijk, voor iedereen
Wat hoort nu bij rekenen? Welke onderwerpen, kennis en vaardigheden zijn belangrijk en welke minder belangrijk? En in welke volgorde komen ze aan bod? Wat hebben leerlingen al gehad op de basisschool en wat niet? Hoe krijg ik de rekeninhouden logisch geordend zodat het past binnen de school? Dit zijn vragen die spelen als je binnen een vo-school aan de gang gaat met rekenen. Op een school die methodes (voor wiskunde, en ook voor andere vakken) gebruikt, worden veel van de vragen beantwoord door de methode trouw te volgen. Men vertrouwt op de methode en verwacht dat daarmee alles aan de orde komt; in de goede volgorde, in de juiste hoeveelheid en in voldoende afstemming met andere vakken. Rekenen is op de meeste scholen geen apart vak, dus er zijn geen vaste uren rekenen en er is (voorlopig?) geen zelfstandige complete rekenmethode voor het vo. Rekenen is vaak ondergebracht bij wiskunde. Het idee is juist ook dat rekenen in (bijna) alle vakken aan de orde komt en belangrijk is, dus je moet het rekenen niet isoleren. Rekenen een plek geven gaat niet vanzelf. Met name op innovatieve scholen, waar geen methodes worden gebruikt en waar onderwijs vaak zelf wordt ontwikkeld en ontworpen, is het belangrijk om een goed overzicht te hebben van de rekeninhouden, om rekenen zo op natuurlijke wijze in het onderwijs aan bod te laten komen en aandacht te geven. Welk materiaal je daarbij kunt gebruiken en hoe je rekenvaardigheden kunt oefenen komt elders in deze publicatie aan de orde. In dit hoofdstuk schetsen we een manier om (over)zicht te krijgen op de rekeninhouden. Referentieniveaus
Met de vaststelling van de referentieniveaus voor taal en rekenen door de Tweede Kamer in april 20104 zijn de inhoudelijke doelen voor taal en rekenen vastgelegd. De referentieniveaus beschrijven wat leerlingen moeten kennen, kunnen en weten op taal- en rekengebied voor de verschillende momenten in de schoolcarrière: eind basisschool, eind vmbo (en overgang van onderbouw naar bovenbouw voor havo-vwo), eind havo (en eind mbo-niveau 3,4). De doelen
34
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
staan precies beschreven in het Referentiekader taal en rekenen. Als school is het verstandig om hiervan kennis te nemen, maar de tabellen en teksten in kleine letters lenen zich niet om goed overzicht te krijgen. De methodeschrijvers (met name die voor wiskunde) zorgen ervoor dat hun boeken de doelen van de betreffende referentieniveaus dekken. Er zijn onder andere door APS en SLO toelichtingen en concretiseringen van de referentieniveaus gemaakt. Deze helpen om een beter beeld te krijgen van de referentieniveaus en geven voorbeelden van hoe en waar de doelen voor taal en rekenen voor (kunnen) komen. Posters
APS heeft de afgelopen jaren samen met enkele innovatieve scholen gezocht naar manieren om de inhouden (voor wiskunde en voor rekenen) op een aantrekkelijke en beeldende manier te ordenen. Al zoekend bleek dat posters een geschikte vorm zijn om de inhouden visueel en eenvoudig te ordenen en te presenteren. Zo zijn bijvoorbeeld voor De Nieuwste School per domein (getallen, verbanden, meetkunde, statistiek) posters ontwikkeld. Die waren in groot formaat beschikbaar om op te hangen, en in kleine variant voor de leerlingen om zelf te gebruiken. Ook op andere scholen (onder meer Nova College in Amsterdam en Nuborgh College in Nunspeet) is met posters gewerkt.
Rekenen
35
Het voordeel van de posters is dat de scholen hun eigen posters maken op basis van de inhouden, zoals beschreven in het examenprogramma (bijvoorbeeld geconcretiseerd in de methode). Zo kan de school zelf aangeven wat voor haar belangrijk is en hoe de inhouden bij andere vakken (leergebieden) aansluiten. Door eigen posters te ontwerpen, wordt het eigenaarschap vergroot. Na het verschijnen van de referentieniveaus heeft APS het concept van posters ook gebruikt om de doelen en de referentieniveaus rekenen te ordeGETALLEN
t hebben paraa
5 = 2+ 3
weten waarom
leren inspireren
vErhoudiNGEN
paraat he bben
weten waarom
Groter dan, kleiner dan
• Orde
van grootte van getallen beredeneren. • Interpreteren van een uitkomst met rest bij gebruik van een rekenmachine. • Structuur van het tientallig stelsel.
0,45 is vijfenveertig honderdsten
Afronden van gehele getallen op ronde getallen.
Vergelijken en ordenen van de grootte van eenvoudige breuken en deze in betekenisvolle situaties op de getallenlijn plaatsen.
Afmetingen bepalen met behulp van afpassen, schaal, rekenen.
Omtrek, oppervlakte, inhoud.
Maten vergelijken en ordenen.
2D representatie van een 3D object
Meetinstrumenten aflezen en uitkomst noteren; liniaal, maatbeker, weegschaal, thermometer.
1,65m is 1 meter en 65 centimeter. e 1,65 is 1 euro en 65 eurocent.
weten waarom
Oppervlakte benaderen via rooster.
weten waarom• Een berekening op juistheid controleren.
Eenvoudige patronen (vanuit situatie) beschrijven in woorden.
Eenvoudige patronen (vanuit situatie) beschrijven in woorden. Eenvoudige globale grafieken en diagrammen lezen en interpreteren.
Nederland heeft ongeveer 16 miljoen inwoners. 3576 AP is een postcode. hectometerpaaltje 78,1. 0,543 op bonnetje is gewicht. 300 Mb vrij geheugen nodig.
3
5
Afstand
par aat h ebben
Afronden op ‘mooie’ getallen.
< > Schrijfwijze negatieve getallen: -3˚C, -150 m
Resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie.
Negatieve getallen: • plaatsen in getalsysteem • gebruiken in berekeningen
ii iiii ii i
vErhoudiNGEN weten waarom
vErbANdEN 1 : 100 1 : 20.000
Rekenen met samengestelde grootheden.
Notatie van breuken, decimale getallen en procenten herkennen en gebruiken.
De inhoudelijke beschrijvingen zijn voorzien van voorbeelden. Deze voorbeelden en de vormgeving van deze poster zijn ontworpen door de APS–expertgroep rekenen-wiskunde gecijferdheid. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Kees Hoogland of Martin van Reeuwijk, APS.
km/u en m/s Een foto wordt met een kopieermachine 50% vergroot. hoe veranderen lengte en breedte van de foto?
Met een rekenmachine breuken en procenten berekenen of benaderen als eindige decimale getallen.
Eenvoudige stambreuken, decimale getallen, percentages en in elkaar omzetten. 1/10
Getallen met elkaar vergelijken, bijvoorbeeld met een getallenlijn.
rechte hoek
cilinder piramide bol
Structuur en samenhang belangrijke maten uit metriek stelsel.
Situaties beschrijven met woorden, door middel van meetkundige figuren, met coördinaten, via (wind)richting, hoeken en afstanden: routebeschrijving geven, locatie in magazijn opgeven, vorm gebouw beschrijven.
vierkant ruit parallellogram rechthoek cirkel Formules voor: • oppervlakte • inhoud Oppervlakte, omtrek en inhoud berekenen van enkele 2D figuren, eventueel met gegeven formule.
voorstellingen en beschrijvingen conclusies trekken over objecten en hun plaats in de ruimte. • Samenhang tussen straal r en diameter d van een cirkel. • Eigenschappen van 2D figuren. • Redeneren op basis van symmetrie (regelmatige patronen).
Aanzichten, uitslagen, doorsneden, kijklijnen.
1 ton = 1000 kg 1 ton = e 100.000
Samenhang tussen omtrek, oppervlakte en inhoud.
Tekenen van figuren en maken van (werk)tekeningen en daarbij passer, liniaal en geodriehoek gebruiken.
• Uit
Schattingen en metingen doen van hoeken, lengten en oppervlakten van objecten in de ruimte: een etage in een gebouw is ongeveer 3m hoog.
METEN & MEETKuNdE
Juiste maat kiezen in gegeven context. Kilo Mega Giga Tera
par aat h ebben
Deze poster is een weergave van de referentieniveaus rekenen (rapport Meijerink). De inhoudelijke beschrijvingen zijn ontleend aan de referentieniveaus zoals die in de wet zijn vastgelegd (zie www.taalenrekenen.nl). De volledigheid van de teksten wordt niet gegarandeerd. Sommige teksten zijn vervangen door (voor)beelden of verkort met symbolen. Raadpleeg voor de oorspronkelijke teksten het originele document.
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
1 op 10
0,25
1 op 4
0,50
1 op 2
100%
1
Verhoudingen vergelijken en passend rekenmodel kiezen, bijvoorbeeld verhoudingstabel.
functioneel gebruiken
Verloop van een grafiek: • stijgend, dalend • herhalend • minimum, maximum • snijpunten met de assen
door elk winkelwagentje dat aan de rij wordt toegevoegd, wordt die rij 40 cm langer.
Formules herkennen als vuistregel of als rekenvoorschrift en omgekeerd.
Aflezen van maten uit een (werk)tekening, plattegrond, werktekening eigen tuin.
Interpreteren en bewerken van 2D representatie van 3D objecten en andersom: aanzichten, uitslagen, doorsneden, kijklijnen.
weten waarom
Vergroting als toepassing van verhoudingen.
2F Eenvoudige werktekeningen interpreteren, montagetekening kast, plattegrond eigen huis.
Allerlei schalen (ook in beroepssituaties) aflezen en interpreteren; kilometerteller, weegschaal, duimstok.
evenwijdig
0,1
25% 50%
1
Procent rekenen 40% korting 19% btw
Getallen relateren aan situaties.
functioneel gebruiken
10%
1/4 1/2
Functioneel gebruiken van een uitkomst.
3-5 -5 + 3
36
leerlingen
weten waarom
bben paraat he
De volledigheid van de teksten wordt niet gegarandeerd. Sommige teksten zijn vervangen door (voor)beelden of verkort met symbolen. Raadpleeg voor de oorspronkelijke teksten het originele document.
loodrecht
30 cm 350 cm 400 cm 450 cm
Kwart van 260 leerlingen 1/ x 260 of 260 • Waarom mag je soms percentages bij elkaar optellen 4 4 bij berekeningen? 1 op de 5 Nederlanders 1/5 deel van • Uit beschrijving in woorden eenvoudig patroon Eenvoudig staafdiagram maken herkennen. op basis van gegevens. • Informatie op veel verschillende manieren kan Bepalen op welke (eenvouworden dige) schaal iets getekend is, geordend en weergegeven. als enkele maten gegeven zijn.
in welk jaar is de bevolking het meest gegroeid t.o.v. het jaar daarvoor?
Getalnotaties met miljoen, miljard. In 1 kg appels zitten ongeveer 5 appels.
Breuken, procenten, machten en wortels als eindige decimale Situaties vertalen naar een bewerking. getallen met een rekenmachine Deze poster is een weergave van de referentieniveaus rekenen (rapport Meijerink). De inhoudelijke beschrijvingen zijn ontleend aan de referentieniveaus zoals die in de wet zijn vastgelegd (zie www.taalenrekenen.nl). benaderen.
Groter en kleiner
Eenvoudige tabel gebruiken om informatie uit een situatiebeschrijving te ordenen. verspringen 2C
Kwantitatieve informatie leren uit tabelinspirerenom len en grafieken gebruiken
functioneel gebruiken
l l
Informatie uit veel voorkomende tabellen aflezen zoals dienstregeling, lesrooster.
Eenvoudige legenda.
functioneel gebruiken
l
5 10
vogels vliegen in v-vorm. Er komen er steeds 2 bij.
grasland
l
l
3,5 is 3 en
functioneel gebruiken
industrie
Haakjes gebruiken.
• Een passend rekenmodel of de rekenmachine kiezen. referentiematen ontwikkelen. Omtrek en oppervlakte berekenen • Berekeningen en redeneringen verifiëren. vierkante meter hoeft geen vierkant te zijn. van rechthoekige figuren. • Betekenis van voorvoegsels zoals ‘kubieke’. √6 • (lengte)Maten en geld in verband brengen met decimale getallen. Routes beschrijven en lezen op Kunnen deze getallen kloppen? ik loop ongeveer 4 km/u. een kaart met behulp van een rooster.
• Eigen • Een
mETEN & mEETkuNdE
Rekenen met eenvoudige percentages (10%, 50%, ...).
n eenvoudige berekeningen uit te paraat hebbe t hebbevoeren en conclusies te trekken. n paraa
Liniaal en andere veel voorkomende meetinstrumenten gebruiken.
Schattingen maken over afmetingen en hoeveelheden.
l
3 10
Eenvoudige relaties herkennen, bijvoorbeeld dat 50% nemen hetzelfde is als ‘de helft nemen’ of hetzelfde als ‘delen door 2’.
Eenvoudige verhoudingen in procenten omzetten bijv. 40 op de 400.
Veel voorkomende maateenheden omrekenen. In betekenisvolle situaties samenhang tussen enkele (standaard)maten. • km, m • m, dm, cm, mm • l, dl, cl, ml • kg, g, mg
Verschillende tijdseenheden: uur, minuut, seconde, eeuw, jaar, maand, week.
GETALLEN relateren aan situaties.
6 pakken voor 18 euro, voor 5 pakken betaal je dan …
1F
1 dm 3 = 1 liter = 1000 ml
• Getallen
7,3 = 7 +
Problemen oplossen waarin de relatie niet direct te leggen is.
stad
Rond, recht, vierkant, midden, horizontaal, etc.
3 4
75% =
Beschrijven van een deel van een geheel met een breuk.
Eenvoudige verhoudingsproblemen (met mooie getallen) oplossen.
Getalbenamingen zoals driekwart, anderhalf, miljoen.
Aantal standaard referentiematen gebruiken: een grote stap is ongeveer een meter; in een standaard melkpak zit 1 liter.
Namen van enkele vlakke en ruimtelijke figuren, zoals rechthoek, vierkant, cirkel, kubus, bol.
‘1 op de 4’ is 25% of ‘een kwart van’ 1 = 25% 4
Notatie van breuken (horizontale breukstreep), decimale getallen (kommagetal) en procenten (%) herkennen.
Taal van verhoudingen (per, op, van de).
functioneel gebruiken
Uitspraak en notatie van • (euro)bedragen • tijd (analoog en digitaal) • kalender, datum (23-11-2007) • lengte- oppervlakte- en inhoudsmaten • gewicht • temperatuur
Breuken met noemer 2, 4, 10 omzetten in bijbehorende percentages.
Schaal 1 : 250
Kritisch beoordelen van een uitkomst.
1 x 450 3
Verhoudingen herkennen in verschillende dagelijkse situaties (recepten, snelheid, vergroten/verkleinen, schaal enz.).
Uitspraak en schrijfwijze van gehele getallen, breuken, decimale getallen.
klopt dat wel?
1 deel van 150 euro 3
In een betekenisvolle situatie:
Verstandige keuze maken tussen zelf uitrekenen of rekenmachine gebruiken (zowel kaal als in eenvoudige dagelijkse contexten zoals geld- en meetsituaties).
Globaal (benaderend) rekenen (schatten) als de context zich daartoe leent of als controle voor rekenen met de rekenmachine.
1 1 = 0,5 0,01 = 2 100 Binnen een betekenisvolle situatie: 1 1 1 3 + + 8 8 2 4
16,789 miljoen
functioneel gebruiken
1 cijfer x 3 cijfers 2 cijfers x 2 cijfers 3 cijfers : 2 cijfers (met of zonder rest)
Globaal beredeneren van uitkomsten.
In contexten de ‘rest’ (bij delen met rest) interpreteren of verwerken.
235 + 349 1268 – 385 e 2,50 + e 1,25
verhoudingen met elkaar vergelijken: 1 op de 3 kinderen gaat deze vakantie naar het buitenland. Is dat meer of minder dan de helft?
100 %
Splitsen en samenstellen van getallen op basis van het tientallig stelsel.
Uit het hoofd 45 : 5 32 : 8
Efficiënt rekenen (+, -, ×, :) gebruik makend van de eigenschappen van getallen en bewerkingen, met eenvoudige getallen.
• Eenvoudige
Geheel is 100%
functioneel gebruiken
1200 – 800 3600 : 100 0,25 × 100
Vertalen van eenvoudige situatie naar berekening.
breukstreep
Tienstructuur getallenrij getallenlijn
12 = 7 + 5 67 – 30 1 – 0,25 0,8 + 0,7
3x5 7x9 30 + 50 65 × 10 1000 × 2,5
teller noemer
Een vijfde deel van alle Nederlanders korter schrijven als ‘ 1 deel van ...’ 5
Uit het verloop, de vorm en de plaats van punten in een grafiek conclusies trekken over de bijbehorende situatie.
de grafiek die hoort bij lengte stok = 5 + 0,7 × lengte persoon is een rechte lijn (Nordic Walking)
Snijpunten (twee rechte lijnen, en met de assen).
Coördinaten in een assenstelsel • negatieve • niet gehele
de verkoop neemt steeds sneller toe.
Kritisch lezen en interpreteren van diagrammen en grafieken.
Misleidende informatie herkennen: • vreemde assen • vreemde vorm aantal km =
tijdverschil in seconden
(woord)Formule: • betekenis van variabelen • variabelen invullen en uitrekenen Informatie grafiek tabel grafiek
bben paraat he
3
Regelmatigheden in een tabel: woorden grafieken eenvoudige (woord)formules
Kwantitatieve informatie uit tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken om berekeningen uit te voeren en conclusies te trekken: vergelijkingen tussen producten maken op basis van informatie in tabellen.
weten waarom • Uit
de vorm van een formule conclusies trekken over het verloop van de bijbehorende grafiek. (lineair en exponentieel). van (evenredige) groei.
• Overzicht
vErbANdEN De inhoudelijke beschrijvingen zijn voorzien van voorbeelden. Deze voorbeelden en de vormgeving van deze poster zijn ontworpen door de APS–expertgroep rekenen-wiskunde gecijferdheid. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Kees Hoogland of Martin van Reeuwijk, APS.
nen en visueel te presenteren. Deze posters zijn beschikbaar voor iedereen5. Scholen gebruiken de posters voor verschillende doeleinden: l om collega’s (met name ook andere dan de wiskundedocenten) te informeren over de referentieniveaus rekenen; l om zicht te hebben op doorlopende leerlijnen; l om te zien welke onderwerpen wanneer en bij welk vak (leergebied) aan de orde kunnen komen; l om aan te kunnen geven welke onderwerpen door leerlingen wel of niet beheerst worden. Uit ervaring blijkt dat de posters op zich niet voldoende zijn om rekenbewuste docenten binnen een school te krijgen, maar wel een heel bruikbaar middel. Door met de posters aan de slag te gaan – zelf voorbeelden verzamelen, zelf varianten ontwerpen, zelf kijken bij welke onderdelen uit de vakken welke rekenonderwerpen aan de orde komen – krijgt rekenen een schoolbrede plek. GETALLEN
leren inspireren
t hebben paraa
weten waarom
vErhoudiNGEN
paraat he bben %
• In
complexere situaties rekenprocedures toepassen en daarbij weten waarom het nodig kan zijn haakjes te zetten - en weten hoe dit werkt, bijvoorbeeld bij gebruik van een rekenmachine of spreadsheet. • Eigen repertoire opbouwen van een getallennetwerk gerelateerd aan situaties. Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van negatieve getallen zoals ze voorkomen in situaties met bijv. temperatuur, schuld & tekort, hoogte en op de rekenmachine.
1 op 4
Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van grote getallen met miljoen en miljard als maat en met passende voorvoegsels (bijmaten) functioneel gebruiken.
Aantallen en maten (weergegeven met gehele of decimale getallen) vergelijken en ordenen, en weergeven bijvoorbeeld op een schaal van een meetinstrument of een tijdlijn.
Om een probleem op te lossen complexere situaties vertalen naar rekenbewerkingen en d gewenst resultaat te krijgen: schatten, uit het hoofd, op papier, met de rekenmachine.
In bekende situaties vaardig rekenen met de daarin voorkomende gehele en decimale getallen en (eenvoudige) breuken (schattend, uit het hoofd, op papier of met de rekenmachine).
functioneel gebruiken
slaapproblemen
3,75 per 100 stuks
3F
functioneel gebruiken
Eenvoudige werktekeningen interpreteren.
In veelvoorkomende situaties afmetingen (afstand, lengte, hoogte, oppervlakte) schatten en meten. In functionele situaties vaardig veel voorkomende maten aan elkaar relateren. In functionele situaties 3D objecten en de 2D representaties ervan interpreteren en met elkaar in verband brengen.
weten waarom
functioneel gebruiken Analyseren, interpreteren en kritisch beoordelen van numerieke informatie uit diverse formulieren, schema’s, tabellen, diagrammen en andere grafische voorstellingen.
In situaties numerieke informatie uit diverse formulieren, schema’s, tabellen, diagrammen en grafieken combineren, ook wanneer er verbanden tussen meer dan twee variabelen in beeld zijn gebracht.
Ten behoeve van concrete taken een eenvoudige situatieschets maken. Allerlei schalen van meetinstrumenten aflezen, de aanduidingen correct interpreteren.
In functionele situaties maten aflezen uit (werk) tekeningen, plattegronden etc. en bekende meetinstrumenten gebruiken.
In eenvoudige, vertrouwde en eenduidige situaties en wanneer dat functioneel is omtrek, oppervlakte of inhoud schatten of berekenen.
eenvoudige (werk)tekeningen, foto’s en beschrijvingen conclusies trekken over objecten en hun plaats in de ruimte. situaties redeneren op basis van symmetrie en eigenschappen van figuren.
In concrete situaties uitspraken doen over lengte, omtrek, oppervlakte, en inhoud en in zeer eenvoudige gevallen over de relatie daartussen.
Juiste passende maateenheid kiezen in gegeven situatie.
mETEN & mEETkuNdE
Numerieke gegevens verzamelen en verwerken, samenvatten en op diverse manieren weergeven passend bij de situatie, ook met gebruik van ICT (bijv. spreadsheet). Grafieken en diagrammen (gesitueerd in een authentieke context) interpreteren in termen van de situatie en uit het verloop, de vorm, en de plaats van punten conclusies trekken over de situatie.
1. hoe lang duurt een tocht van 500 km met de auto? 2. hoe ver is het onweer weg als er 6 tellen tussen flits en knal zit? 3. Gezonde hartslag?
Numerieke informatie uit diverse formulieren, schema’s, tabellen, diagrammen en grafieken interpreteren en gebruiken; er als nodig berekeningen mee uitvoeren en conclusies trekken. aantal km =
tijdverschil in seconden 3
Vuistregels en alledaagse formules (horend bij specifieke situaties) begrijpen en er eenvoudige berekeningen mee uitvoeren. Numerieke gegevens uit gecompliceerde tabellen, diagrammen en grafieken aflezen, combineren en gebruiken bij het oplossen van problemen.
• Uit
• In
functioneel gebruiken
In authentieke situaties veelgebruikte meetkundige begrippen kennen (haaks, evenwijdig, richtingaanduidingen, ...) en veelgebruikte symbolen kunnen lezen.
De schrijfwijze van procenten, breuken en de taal van verhoudingen paraat hebben.
Kan in bekende situaties met succes verhoudingsproblemen aanpakken, en de benodigde berekeningen uitvoeren.
1 : 200
Veelgebruikte meetkundige begrippen en woorden (bijv. coördinaten in de werkelijkheid, namen van vormen, (wind)richtingen, hoeken en afstanden) gebruiken om in diverse situaties vormen, voorwerpen, plaatsen in de ruimte en routes te beschrijven.
16 miljoen mensen in Nederland. hoeveel hebben er een slaapprobleem? Een kwart van de Nederlanders … 10% van de scholieren … 1 op de 3 huwelijken … gemiddeld 2,1 kinderen …
In bekende situaties bij het oplossen rijdt 1 op 14 in een volvo 440 van problemen waarin verhoudingen een rol spelen vaardig werken met de voorkomende taal en notaties van percentages, breuken en verhoudingen en deze met elkaar in verband brengen.
Resultaten van een berekening in termen van de situatie interpreteren, bijv. nagaan of een resultaat van een berekening de juiste orde van grootte heeft en wat de foutmarge is; betekenisvol afronden.
In bekende situaties notatie, naam (ook voorvoegsels) en betekenis (van eenheden en grootheden) paraat hebben.
1 : 200
In bekende situaties een passend rekenmodel kiezen of de rekenmachine gebruiken om een verhoudingsprobleem op te lossen. Daarbij gebruik maken van de samenhang tussen verhoudingen, procenten, breuken en decimale getallen en deze wanneer relevant in elkaar omzetten.
Namen van (in situaties) veel voorkomende vlakke en ruimtelijke vormen kennen.
par aat h ebben
Deze poster is een weergave van de referentieniveaus rekenen (rapport Meijerink). De inhoudelijke beschrijvingen zijn ontleend aan de referentieniveaus zoals die in de wet zijn vastgelegd (zie www.taalenrekenen.nl). De volledigheid van de teksten wordt niet gegarandeerd. Sommige teksten zijn vervangen door (voor)beelden of verkort met symbolen. Raadpleeg voor de oorspronkelijke teksten het originele document.
bben paraat he
vErbANdEN De inhoudelijke beschrijvingen zijn voorzien van voorbeelden. Deze voorbeelden en de vormgeving van deze poster zijn ontworpen door de APS–expertgroep rekenen-wiskunde gecijferdheid. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Kees Hoogland of Martin van Reeuwijk, APS.
Rekenen
37
Reken/wiskundematerialen, wat gebruik je? Bestaand, aanpassen, arrangeren, zelf ontwerpen
Uitgevers richten zich met hun onderwijsmaterialen op de gemiddelde school. Innovatieve scholen zijn niet gemiddeld en veel van de beschikbare methoden zijn niet zomaar in te zetten op scholen met nieuwe ideeën over onderwijs; over de wijze van leren en de inrichting en organisatie van het onderwijs en de school. Voor rekenen zijn er sowieso (nog) geen complete methodes voor gebruik in het vo beschikbaar6. Er zijn wel losse rekenboekjes om vaardigheden op te frissen (hoe zat het ook al weer?), aan te leren en te oefenen, maar geen rekenmethoden die over een langere periode een leerlijn hebben uitgezet7. De wiskundemethoden – waar ook rekenen in zit; meestal in aparte hoofdstukken en vaak ook opgenomen in de niet-rekenhoofdstukken – zijn ontwikkeld voor scholen die drie, vier of vijf uren wiskunde per week geven. De opzet van twee bladzijden of een paragraaf per les, is een heel gebruikelijke wijze waarop de methode gebruikt wordt op Nederlandse scholen. Dit is niet de aanpak die nieuwe scholen voor ogen hebben en de standaard wiskundemethoden zijn dan ook niet zomaar te gebruiken. Wat wel nodig is, is een doorgaande leerlijn, een samenhangende verzameling activiteiten en opdrachten. Bestaande materialen
Naast de wiskundemethoden zijn er ook andere materialen op de markt. Zo zijn er bijvoorbeeld na de discussie over het bedroevende rekenniveau van aankomend pabostudenten minstens zes rekenboeken en -boekjes op de markt verschenen om pabostudenten bij te spijkeren op rekengebied. Er zijn ook veel websites met rekenmaterialen, sommige zijn gratis en voor andere is een abonnement of lidmaatschap nodig. Sommige websites hebben grote verzamelingen materialen die zijn te downloaden, te printen en te kopiëren, of die digitaal te gebruiken zijn. De variëteit is enorm, maar de meeste websites bevatten geen compleet met activiteiten gevulde doorlopende leerlijnen. De websites zijn vaak ontwikkeld voor een bepaald doel of project, een bepaalde school of vanuit de hobby van een reken- of wiskundedocent. De innovatieve school heeft een bepaalde visie op leren en onderwijs en ziet die graag ook terug in de gebruikte leermiddelen. De leermiddelen die via
38
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
een website worden aangeboden zijn meestal net niet precies goed voor de eigen leerlingen of schoolsituatie en behoeven dus enige aanpassing.
De zoektocht naar geschikte rekenmaterialen (maar dat geldt ook voor taalmaterialen) voor gebruik op de innovatieve school kan leiden tot frustraties, want dat wat je graag zou willen is net niet te vinden. Er zijn veel leuke ideeën en spullen, maar ze zijn niet gratis of ze zijn niet aan te passen. Of je kunt niks opslaan, het is niet te combineren of er is te veel overlap. Het gevolg van de zoektocht naar geschikte materialen kan zijn dat de verantwoordelijke rekendocent (of de docent die verantwoordelijk is voor rekenen) overgaat tot het zelf ontwikkelen van materialen. In eerste instantie is materiaal nodig voor de eerste periode of voor het eerste (half)jaar. De planningshorizon ligt dichtbij; er wordt pragmatisch gewerkt omdat er snel wat nodig is en het grote overzicht wordt even vooruitgeschoven. Bronnen van websites worden gezocht, gekopieerd en aangepast, maar dat blijkt soms meer werk te zijn dan snel even zelf iets maken. En zo ontstaat in de loop van de tijd een eigen verzameling. Zelf bewerken, vanuit een groter plan
Docenten zijn niet allemaal ontwikkelaars. Onderwijs ontwikkelen is een vak apart. Onderwijs ontwikkelen kost ook veel tijd. En er is al zoveel, dus waarom maak je geen gebruik van al het bestaande?
Rekenen
39
Een inspanning die zich – op langere termijn – terugverdient is om aan het begin (van een schooljaar, bij de start van de school, bij een mogelijke herstart) de tijd te nemen om een overzicht te maken van de inhouden, van wat er wanneer aan bod komt over de jaren en waar dus materialen voor nodig zijn8. Dit overzicht of plan helpt om alles wat een docent tegenkomt aan bruikbare of bijna bruikbare materialen een plek te geven. Ons advies is om niet zelf materialen te gaan ontwikkelen, maar gericht op zoek te gaan naar bestaande leermiddelen en die – zo nodig – te bewerken. Een methode (een of twee exemplaren) is handig om achter de hand te hebben en als hulp om zeker te weten dat alles aan bod komt. De structuur (ordening van inhouden) van de methode kan worden gebruikt bij het ordenen van al het verzamelde. Tot slot zetten we nog enkele tips op een rijtje: Laat je leiden door de inhoud van de activiteit, en niet door de verschijningsvorm (het kan er mooi uitzien, maar niet geschikt zijn voor wat je wilt). • Niet alles hoeft hetzelfde te zijn. Herkenbaarheid is fijn en handig, maar stop de energie niet in het mooi maken en uniformeren. Leerlingen vinden het al snel goed, als het doet wat het moet doen. • Schakel een externe kracht of collega’s van andere scholen in om te helpen vinden wat je zoekt. Anderen weten vaak meer dan je denkt (waar je wat kunt vinden, of het goed is of juist heel slecht). • Beperk je tot drie of vier kernbronnen waar je je materialen vandaan kunt halen. Daarnaast is er natuurlijk nog veel meer, maar wees je ervan bewust dat dit niet tot de kern behoort. Houd het overzichtelijk. •
40
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
De inhoudelijke docent en zijn thematische collega. Er is meer dan taal en rekenen <---> taal en rekenen zijn de basis
Om rekenen en taal een goede plek te geven binnen de vo-school, loont het de moeite om een plan te hebben. In een reken- of taalbeleidsplan staat hoe het reken- of taalonderwijs op de school vorm te geven en in te richten, zodat er aandacht is voor taal en rekenen en leerlingen de taal- en rekenvaardigheden leren, onderhouden en gebruiken. De ervaring op vele vo-scholen leert dat het verstandig is om een rekenwerkgroep (respectievelijk taalwerkgroep) te organiseren die het voortouw neemt in het ontwikkelen en uitwerken van het schoolbreed rekenbeleid (taalbeleid). Over de samenstelling en activiteiten van zo’n werkgroep met voorbeelden van rekenbeleidsplannen heeft APS een publicatie uitgebracht met de titel Rekenen in het voortgezet onderwijs. Waarom? Wat? Hoe? (Hoogland e.a., 2009). Een van de kritieke punten bij het samenstellen van een rekenwerkgroep is dat je dit breed doet, met docenten uit verschillende vakken en gesteund door de directie. Rekenen is dus niet alleen iets van de wiskundedocenten. Rekenen zit in veel andere vakken en het is dus logisch om de andere vakken te betrekken (én medeplichtig te maken!) bij het ontwikkelen van rekenbeleid. De bedoeling is om rekenbewuste docenten te krijgen die zicht hebben op rekendoelen en activiteiten en het belang van schoolbrede aandacht voor rekenen onderschrijven. Binnen traditionele scholen moet vaak gezocht worden naar tijd, middelen en mensen om rekenen een plek te geven binnen de bestaande vakken, het rooster en de urenverdeling. Dat is anders op een innovatieve school waar het onderwijs niet zo strak in vakken en uren is georganiseerd. Als je vanuit thema’s en projecten (leergebieden) werkt, is een van de insteken het realiseren van samenhang tussen vakken. Het gaat ook om integratie en afstemmen van onderwerpen, om authentiek en relevant onderwijs voor leerlingen te realiseren dat zinvol en betekenisvol is. Binnen zo’n ambitieuze doelstelling kan rekenen mooi ingepast worden. Rekenen kom je bijna overal tegen. Maar hoe geef je dat dan vorm in je onderwijs? Je kunt ervoor kiezen je hele onderwijs rond rekenen (en taal) in te richten; je laat de volgorde en keuzes van onderwerpen en inhouden
Rekenen
41
uit andere vakken bepalen door de doelen en inhouden van rekenen. Een geheel andere kijk is die waarin je zegt dat er helemaal geen aparte aandacht voor rekenen nodig is, want het komt (vanzelf?) bij andere vakken (thema’s, projecten) aan de orde. De eerste insteek is vrij extreem en hebben we nog nergens gezien. Met de tweede aanpak is door enkele innovatieve scholen geëxperimenteerd. Voor rekenen (en in wat mindere mate gold dat ook voor wiskunde) werd gedacht dat dit wel vanzelf bij de thema’s aan de orde zou kunnen komen als de wiskundedocent suggesties zou doen. Zo vanzelf bleek het niet te gaan. Het belang van rekenen en de noodzaak om daar expliciet aandacht aan te geven werd door veel docenten niet gezien. Er was bovendien niet vanzelf materiaal beschikbaar om mee te rekenen in de thema’s. De behoefte aan een rekendeskundige en een plan voor de integratie van rekenen in de thema’s werd steeds groter, met name ook omdat de prestaties van de leerlingen op rekengebied terugliepen en dat werd gemerkt door de docenten die de thema’s begeleidden. Er werd een rekenwerkgroep ingesteld die een rekenplan ging opstellen: het uitlijnen van de rekenonderwerpen met de thema’s, en het verzamelen en
42
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
ordenen van materialen die voor rekenen binnen de thema’s (en als dat niet paste buiten de thema’s) gebruikt kunnen worden. Het opstellen van een rekenplan is een hele klus en daarvoor is inhoudelijke rekenexpertise nodig. Het ligt dus voor de hand hier een wiskundedocent bij te betrekken. Een tip is om deze exercitie niet alleen door een of twee wiskundedocenten te laten uitvoeren, want daarmee ga je in tegen de doelstelling om rekenen iets schoolbreeds te laten worden. Niet-wiskundedocenten zien vaak wel het belang van rekenen in, als ze daarover in gesprek gaan of de ruimte krijgen om hun mening te geven: ook bij natuurkunde, economie, verzorging en techniek wordt bijvoorbeeld met procenten gerekend. Een veel voorkomende overtuiging is echter dat leerlingen dat rekenen al moeten kunnen, of bij wiskunde moeten leren. Als blijkt dat leerlingen hiaten hebben in hun rekenkennis of dat ze niet vaardig genoeg zijn in het rekenen, en docenten in andere vakken daar last van hebben, is dat een mooie aanleiding om deze docenten bewust te maken van de noodzaak om rekenkennis en -vaardigheden bij te houden en te oefenen. Aan de orde kan dan komen dat rekenen in alle vakken een rol speelt en dat het dus een gezamenlijke verantwoordelijkheid is. De steun van de directie voor deze visie is van groot belang. Docenten in andere vakken zijn geen reken- of wiskunde-experts en zijn zich vaak ook niet bewust van het rekenen in hun vakken en van de mogelijkheden in hun vakken om iets expliciets aan rekenen te doen. Hier ligt een mooie taak voor de rekenexpert(s) van de school. Dit is vaak een wiskundedocent, maar het kan ook een andere docent met affiniteit met rekenen zijn, of een deskundige van buiten. Het ontwikkelen van rekenbewustzijn bij alle docenten kan worden georganiseerd als een scholingsactiviteit waar iedereen zijn eigen (vak)expertise kan inbrengen rond het gedeelde domein rekenen. De innovatieve scholen waar APS bij betrokken is op rekengebied bevinden zich op het moment van schrijven op dit punt. Er is in kaart gebracht welke rekenonderwerpen wanneer bij welk thema aan de orde komen, welke materialen (en toetsen?) beschikbaar zijn, wat binnen de thema’s valt en wat in aparte rekenuren (blokken, lessen, begeleiding, …). Een klein aantal docenten van andere vakken besteedt op bepaalde momenten expliciet aandacht aan rekenen. De stap is gezet om schoolbreed collega’s van andere vakken rekenbewust te maken, te laten worden. We zijn nieuwsgierig hoe op grotere schaal in alle (?) thema’s en projecten gerekend gaat worden.
Rekenen
43
Moderne vreemde talen
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
45
46
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Talen leren is talen doen! Werken met taken bij moderne vreemde talen
Taken en geen hoofdstukken… Op de meeste innovatieve scholen wordt gezocht naar manieren waarop het modernevreemdetalenonderwijs voor leerlingen niet alleen motiverend en uitdagend kan zijn, maar ook zo effectief dat het hen tot actieve taalgebruikers maakt buiten school. Werken met taken is een manier om dat voor elkaar te krijgen. Een taak is een complex geheel van activiteiten met als belangrijke kenmerken: • Er is een thema dat een voor leerlingen aansprekende inhoud heeft. • De taak is levensecht, dus met een zo realistisch mogelijke context als kader. • De taak is functioneel, dus hij leidt tot een concrete uitkomst die meer is dan een schriftelijke toets. Werken met taken bij mvt gaat uit van een concept over taalleren dat veel raakvlakken kent met de manier waarop een jong kind de moedertaal leert. Door aan een concreet eindproduct te werken, komen leerlingen allerlei talige problemen tegen. De docent helpt hen om die op te lossen, door aandacht te besteden aan de 'vorm' van de taal. Niet door meteen een grammaticaregel helemaal uit te leggen, maar door heel concreet aan te geven welke taal de leerling voor deze opdracht kan gebruiken. Naarmate het niveau van de leerling stijgt, komt er een grotere behoefte aan regels. Dat is een heel natuurlijke ontwikkeling binnen het werken met taken. Bij het werken met een lesmethode bestaat het gevaar dat leerlingen veel tijd besteden aan het invullen van hun werkboek en minder aan het gebruiken van de taal in de les. Bij werken met taken ligt de nadruk op het gebruiken van de vreemde taal, doordat ervan uitgegaan wordt dat de leerling eerst door veel luisteren en spreken vloeiend wordt in de taal en al doende nauwkeurigheid en correct-
Moderne vreemde talen
47
heid gaat ontwikkelen. Dat gebeurt door rijke input uit allerlei bronnen, en door de juiste ondersteuning van de docent en allen die bij het talenonderwijs betrokken zijn (stagiaires, taalassistenten en dergelijke). Kenmerkend voor het werken met taken is: • Leerlingen werken er voor een langere periode aan. • Een bepaald thema wordt naar een aantal deelopdrachten vertaald, waarin voor hen duidelijk de samenhang zichtbaar is. • Leerlingen kunnen kiezen, binnen door de docent gestelde kaders. • Er zijn meerdere uitwerkingsvormen mogelijk. Het eindresultaat is niet alleen de schriftelijke toets, maar een levensechte presentatie of andersoortig eindproduct (een artikel, een les op een basisschool, een sollicitatiegesprek met iemand van buiten et cetera). • Er zitten voor leerlingen uitdagende elementen in op een voor iedereen haalbaar niveau: er wordt rekening gehouden met individuele verschillen tussen leerlingen in intelligentie en leerstijl. • De lesmethode vormt een van de mogelijke bronnen, naast levensecht materiaal in de vorm van films, tijdschriften, internetsites, bezoek van buiten, e.d. Hoe ziet de opbouw van een taak eruit?
De meeste innovatieve scholen werken volgens de taakcyclus van Tabasco9, ook wel 'Focus on Form' genoemd. Lang niet alle scholen noemen de aanpak meer zo, maar volgen wel onderstaande cyclische opbouw. Oriëntatie- en voorbereidingsfase
De docent bespreekt met de leerlingen wat de taak en de subtaken inhouden. De taak kent in elk geval één eindproduct dat bijvoorbeeld kan bestaan uit een presentatie, een artikel of een tentoonstelling. De leerlingen krijgen te horen waar ze iets te kiezen hebben, hetzij in de voorbereiding, hetzij in de vorm van het eindproduct. Leerlingen oriënteren zich op de inhoud van de taak, brengen hun persoonlijke taalkennis in kaart in het licht van de eindopdracht en vormen groepen. Samen met de leerlingen bespreekt de docent de criteria waarop zij beoordeeld gaan worden. De leerlingen gaan zich in hun groep voorbereiden op de taak. Dan stellen ze zich vragen als: Wat gaan we doen om tot het eindproduct te komen? Hoe gaan we dat aanpakken en in hoeveel tijd? Wat hebben we daarbij nodig aan bronnen, wat kunnen we eigenlijk al bij dit thema? Ze gaan daarover in gesprek met hun docent. Die laatste geeft aan waar voor de leerlingen
48
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
de speelruimte zit. Sommige dingen zijn onderhandelbaar, andere niet. De docent is dus degene die de kaders aangeeft. Uitvoeringsfase
Vervolgens gaan de leerlingen de taak uitvoeren. Ze verzamelen bouwstenen voor de eindpresentatie, krijgen daarbij input van de docent, en bereiden zich voor op de 'generale repetitie' (het 'proefdraaien' voor de eindpresentatie met als vangnet het idee dat ze nog van alles kunnen verbeteren aan hun prestatie). Tijdens de 'generale' krijgen de leerlingen te horen van docent en medeleerlingen wat al goed gaat en wat er nog te verbeteren valt aan het eindproduct. Er wordt expliciet stilgestaan bij de vorderingen die gemaakt zijn op taalniveau. Dan doen de leerlingen allerlei oefeningen in de vorm van instructietijd of extra uitleg, workshops, extra oefeningen om de geconstateerde taalhiaten weg te werken. De oefeningen zijn zo gekozen dat ze de leerlingen helpen om hun finale optimaal uit te voeren. Ook kunnen tussentijdse – diagnostische – toetsen gedaan worden op het gebied van kennis en vaardigheden. Ten slotte volgt dan de 'finale', de presentatie of het eindproduct. Daarvoor streeft de docent naar een zo realistisch mogelijke setting, bijvoorbeeld doordat ouders meekijken of doordat native speakers van buiten de school medebeoordelaars zijn. Terug- en vooruitblik na de taak
Nadat de taak afgerond is, kijken docent en leerlingen terug op wat er geleerd is. Daar waar op talig gebied herhaald en versterkt moet worden, vinden activiteiten plaats ter consolidering. En vervolgens begint de cyclus opnieuw: de docent kan met de leerlingen onderhandelen over het thema en de taal voor de nieuwe taak. Wat voor taken kun je bedenken?
Taken kunnen variëren in de mate van levensechtheid. Als je leerlingen tot taak geeft om binnen een tijdsbestek van zes weken een reis naar Barcelona of Londen te organiseren, is er sprake van een realistische taak: met het resultaat wordt een reis mogelijk gemaakt. Als leerlingen aan een dergelijke taak werken, is deze voor hen uiterst betekenisvol. Nu is het natuurlijk niet mogelijk om een heel schooljaar lang dit soort levensechte taken te laten uitvoeren. Wel is het een uitdaging om taken te bedenken die de realiteit zo dicht mogelijk benaderen, zodat ze voor leerlingen toch betekenisvol genoeg kunnen worden om er gemotiveerd aan te werken (zie voorbeeld Stand-up and make everyone laugh!).
Moderne vreemde talen
49
STAND-UP AND MAKE EVERYONE LAUGH!
Stop learning, start fooling! Laughing your head off in English class! 4th Period 3 vmbo k/ gt & 3 havo
Introduction Yeah, yeah, you’re pretty funny. But it’s one thing to make some of your slightly buzzed friends laugh at a party. It’s a whole other ball game to get on stage in front of an audience and do stand-up comedy. To do any kind of live performance, you need to have a strong ego and nerves of steel. To do stand-up comedy, you need to be virtually insane. Almost everybody bombs their first time ( ‘bombing’ means that you didn’t make them laugh... In the world of stand-up, that’s not good). There's a common misconception that stand-up comics do nothing all day and tell little stories to drunken audiences at night. It's A LOT tougher than that. Stand-up comics spend hours every day working on and perfecting their routines, and they have to be able to read their audience to know exactly what kind of humour they'll respond to. Before you go stand in front of the infamous brick wall, you will need some guidance. You got it right! Good for you! Yes, within a few weeks you’ll be out there! Performing with your (probably first) and very own stand-up comedy show. This is your big task, trying to be funny! Nothing better for your reputation at school than to be considered as smart and funny! Now the good news is that we’re taking you to the hottest stand-up comedy theatre in Amsterdam. You might know it; it’s Boom Chicago. You’ll watch and listen to some die hard comedians who do most of their work by means of improvisation. If you keep a close eye on them and you work on your task by using step to step guide lines, there’s nothing to worry about. We’re just going to have some fun and share a few laughs! But first things first: during this period you will.. 1. Find out a lot about the world of comedy. 2. Before even thinking about a joke, you need to build up your comic vocabulary. Gather them in your ‘word and chunk list’. 3. Learn about the different categories of jokes. 4. Discover the tricks of telling jokes. 5. Look for jokes and try to write a few ones yourself. 6. Hand in your best joke with your teacher for the comedy journal we’re making. 7. Write and give a stand-up comedy show.
Bron: IJburg College Amsterdam
50
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Alles zelf maken?
Je kunt als docententeam alle taken zelf ontwikkelen of selecteren en omwerken uit authentieke bronnen. En bij de start van nieuwe scholen zien we dat vaak ook gebeuren: er is nog volop ontwikkeltijd voor het kleine docententeam dat het voortouw neemt. Na het eerste jaar blijkt al snel dat men het toch wel handig vindt om een (aantal) lesmethode(s) of e-learning-modules aan te schaffen, met name als het gaat om het oefenen met en consolideren van woordenschat en grammatica. Vooral voor de docenten met minder leservaring geeft dat houvast: zij hebben hun handen vol aan klassenmanagement in de dynamische leeromgeving die hoort bij taakgericht werken. Er is veel maatwerk voor leerlingen nodig als je het recht doen aan individuele verschillen echt in praktijk brengt. Bovendien is het leerrendement groter als leerlingen bij het oefenen van woordenschat, zinsbouw en grammatica echt kunnen oefenen in wat ze nodig hebben. Ervaringen met het werken vanuit taken
Waar alle docenten het over eens zijn, is dat werken met taken zorgt voor uitdagend en gevarieerd onderwijs en dat ze weinig moeite hebben thema's te bedenken die realistisch en betekenisvol zijn. Leerlingen durven bij deze aanpak al snel te spreken. Met name op de scholen die in de beginfase een 'onderdompeling' organiseren, waarin de leerlingen een aantal weken heel intensief met een taaltaak bezig kunnen zijn en bijvoorbeeld afsluiten met 10 een eenvoudig Taaldorp om meteen 'in het diepe' te gaan.
Moderne vreemde talen
51
Docenten ondervinden dat het ontwikkelen van eigen taken ze dwingt beter zelf na te denken over de leerdoelen en over het wat en hoe van een doorlopende leerlijn van onder- tot bovenbouw. Talendocenten in reguliere scholen laten dat meestal over aan hun lesmethode. Natuurlijk zijn er ook knelpunten: de werkdruk voor docenten is hoog bij het ontwikkelen van eigen taken. De lat ligt hoog als je streeft naar levensechtheid en actualiteit. Het materiaal is nooit af. Je blijft als docent schaven aan je eigen taken, want je wilt niet elk jaar hetzelfde doen. Ook moet je de afstemming met je talencollega's bewaken, om ervoor te zorgen dat er variatie en consistentie is in de aanpak van de taken, zonder dat er een soort 'nieuwe saaiheid' ontstaat van altijd een filmpje maken of een presentatie houden als eindproduct. Van leerlingen wordt discipline gevraagd als het gaat om het bijhouden van eigen werk en het op tijd afhebben of inleveren van tussen- en eindproducten. En daarbij moet de docent uiteraard manieren vinden om te sturen op de eigen verantwoordelijkheid van de leerling, rekening houdend met wat die leerling aankan. Maar de meeste docenten die eenmaal met taken gewerkt hebben, willen daarmee doorgaan. Meer dan talen leren alleen...
Om de voorwaarden voor het werken met taken te creëren, word je als team ook gedwongen aandacht te besteden aan het aanleren en oefenen van vakoverstijgende vaardigheden als goed kunnen samenwerken, op verschillende manieren kunnen reflecteren en elkaar feedback geven. Dat maakt een hechte samenwerking onmisbaar. Werken vanuit taken impliceert dat leerlingen weten hoe ze te werk moeten gaan bij samenwerkend leren, welke omgangsregels er gelden tijdens de lessen, hoe je elkaar feedback geeft tijdens presentaties en hoe je kunt reflecteren op je eigen werk. Dat moet je ze echt leren, want dat gaat niet vanzelf. Binnen het mvt-team kun je een taakverdeling maken wie welk deel van de vakoverstijgende vaardigheden aan de orde stelt, waar dat soort training voor de leerlingen een plek krijgt in het ritme of rooster. Ook op dat gebied ontwikkelen de docenten dus hun expertise.
52
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Enkele afsluitende tips voor taakgericht werken met je moderne vreemdetalenteam •
Gun jezelf de tijd om bedreven te worden in het ontwerpen van taken: een tijdje gewoon iets uit een bestaande methode doen om wat rust in te bouwen kan geen kwaad. • Doe het samen met minstens één collega, zodat je een ‘critical friend’ hebt die net even wat meer afstand heeft. • Neem de tijd om het klassenmanagement onder de knie te krijgen. • Maak dus gerust gebruik van bestaand materiaal, maar vorm het zo om dat leerlingen er echt de taal door leren gebruiken. • Geef nieuwe collega’s ondersteuning door duo’s te vormen. • Laat nieuwe collega’s ook zelf eigen taken maken en aan het team voorleggen. Dat helpt om het werken met taken in de vingers te krijgen.
Moderne vreemde talen
53
Doorlopende leerlijnen ontwikkelen voor de moderne vreemde talen Het Europees Referentiekader als graadmeter voor groei
Wat is het ERK?
In 2001 is het Common European Framework of Reference for Languages: Learning, Teaching, Assessment (CEFR) gepubliceerd. In 2006 heeft De Nederlandse Taalunie een vertaling van dit document uitgegeven: Het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen: Leren, Onderwijzen, Beoordelen (ERK). Het ERK verschaft een gemeenschappelijke basis voor de uitwerking van lesprogramma’s en examens in heel Europa. Het beschrijft wat taalleerders moeten leren om een taal te kunnen gebruiken voor communicatie en welke kennis en vaardigheden zij moeten ontwikkelen om daarbij doeltreffend te kunnen handelen. Het ERK definieert vaardigheidsniveaus waarmee de voortgang van leerders levenslang kan worden gemeten in iedere fase van het leerproces. Men gaat uit van drie verschillende vaardigheidsniveaus, elk onderverdeeld in twee categorieën: • A1 en A2: Basisgebruiker (Breakthrough en Waystage) • B1 en B2: Onafhankelijke gebruiker (Threshold en Vantage) • C1 en C2: Vaardige gebruiker (Proficiency en Mastery). In het Europees Taalportfolio staan de gedetailleerde descriptoren of ‘can do-statements’ per niveau beschreven tot C1. Het C2-niveau gaat uit van het niveau van een volwassen native speaker met een behoorlijk hoge opleiding. Omdat het ERK ervan uitgaat dat leerlingen kennis van een taal moeten opdoen om te kunnen laten zien wat ze kunnen in de taal, past het bij mvtonderwijs dat gebaseerd is op levensechte, open en functionele taken die nauw aansluiten bij de realiteit van de leerling.
54
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Het ontwikkelen van een doorlopende leerlijn van onder- tot bovenbouw
Het begrip ‘doorlopende leerlijn’ wordt veel gebruikt en op allerlei manieren gedefinieerd. Het doel van een doorlopende leerlijn is voor iedereen wel helder: die moet ervoor zorgen dat leerlingen zonder onnodig(e) oponthoud of afstroom hun schoolcarrière kunnen doorlopen. Om dat te realiseren kun je je als team een aantal vragen stellen met in je achterhoofd het halen van een eindexamen. Het gaat dan om vragen als: Wat moet een leerling kennen en kunnen aan het eind van een leerjaar/zijn schoolloopbaan? Hoe kun je zien of die doelen gehaald zijn? Zo niet: wat doe je dan als docent om je leerlingen ze alsnog te laten halen? Zo ja: hoe consolideer je wat een leerling weet en kan? Welke leeractiviteiten zijn daarvoor nodig? Welke bronnen gebruik je als docent? Een doorlopende leerlijn heeft een aantal kenmerken: er is sprake van een cyclische – geen lineaire – opbouw, waarin voorkennis activeren, terugkomen op vorige onderdelen om integreren en toepassen te bevorderen, en consolideren van taalvaardigheden een belangrijke plaats innemen. Leren is nu eenmaal een grillig proces, waarbij je kennis en vaardigheden niet kunt opbouwen als een huis van Legostukjes. Innovatieve scholen en het ERK
Innovatieve scholen besteden in het algemeen uitgebreid aandacht aan het ontwikkelen van een doorlopende leerlijn van onder- tot bovenbouw. De vakgroepen mvt denken bij het maken van een doorlopende leerlijn niet alleen na over WAT er precies in de lessen moet gebeuren, maar ook HOE en WAARTOE je dat doet. Ze ontwikkelen een opbouw in de taken die recht doet aan de groei die leerlingen door de jaren heen moeten laten zien in taalniveau. Om zicht te hebben op de taalniveaus maken zij gebruik van de niveau- omschrijvingen, zoals vastgelegd in het ERK. De winst van het inzetten van ERK-descriptoren bij dit proces is dat de focus komt te liggen op de vraag hoe je bij een aansprekende inhoud de juiste manieren bedenkt om leerlingen hun competenties te laten ontwikkelen. De vakgroepen in innovatieve scholen ervaren het ERK als middel om hun talenonderwijs te verrijken. Het vormt ook een middel om leerlingen actiever bij het leerproces te betrekken. Zo bespreken ze met leerlingen aan welke ERK streef- en eindniveaus zij moeten voldoen en ontwikkelen ze een gemeenschappelijke taal met de leerlingen over die niveaus. Samen met leerlingen maken ze leerlijnen, gericht op de te behalen ERK-niveaus bij een bepaalde taak of opdracht. Ze gebrui-
Moderne vreemde talen
55
ken het ERK om met leerlingen gesprekken te voeren over hun motivatie en vorderingen bij de vaardigheden, en ze laten leerlingen zelf een tussenstand opmaken, alleen of met een groepje medeleerlingen. De ERK-niveaus zijn voor leerlingen zichtbaar aanwezig in de lesruimtes, meestal in de vorm van posters of placemats. De docenten zetten digitale instrumenten in voor oefenen en voor nul- en tussenmetingen.
56
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Het bepalen van taalniveau en leerdoelen binnen de taaltaken Het kiezen van thema's of onderwerpen •
Op A1- en A2-niveau liggen de thema’s nog heel dicht bij de persoon en de ‘binnencirkel’ van de leerling (Wie ben ik? Mijn familie, mijn vrienden, mijn leefomgeving, mijn hobby’s, mijn school, huisdieren, vakantie e.d.) en bij het op een eenvoudig niveau kennismaken met onderdelen die betrekking hebben op kennis van land en cultuur. • Op B1-niveau komen dezelfde thema’s terug, maar in meer uitgewerkte vorm. Daarnaast komen ook onderwerpen aan de orde die wat verder van de persoon af liggen, zoals baantjes, idolen, reizen en uitwisselingen, vervolgopleiding en toekomstplannen, gedichten, songteksten en korte verhalen. • Op B2-niveau komen daar academische of beroepsmatige onderwerpen, uitwisselingen en internationale contacten bij, samen met kennis van land en volk in uitgebreidere vorm, en literatuur en kunst op eenvoudig niveau. • Op C1-niveau komen daarnaast thema’s aan de orde rond het sociale, academische en professionele leven, of uit literatuur en kunsten, samen met uitgebreide kennis van land en cultuur. Het bepalen van taalniveau en leerdoelen •
Op A1- en A2-niveau wordt bij de taken gewerkt aan het aanleren van een repertoire aan woorden en chunks11 waarmee de leerlingen voldoende materiaal in handen hebben om zich in productieve opdrachten correct te kunnen uiten. Formele verschijnselen worden uitgelegd waar dat nodig is voor het verbeteren van het eindproduct. Fouten van leerlingen worden in eerste instantie verbeterd door correctieve feedback te geven. Pas op de hogere ERK-niveaus wordt meer aandacht besteed aan de formele regels van de taal. Bij de beoordeling van eindproducten ligt de nadruk op het juiste gebruik van de woordenschat en op communicatie. De leerdoelen beperken zich tot een niveau van zelfredzaamheid in vertrouwde situaties, met welwillende toehoorders. Ook bij lezen en luisteren gaat het om korte teksten met eenvoudige opbouw en terminologie. • Vanaf B1-niveau begint de grammaticale correctheid, naast de rijkdom van de woordenschat, een grotere rol te spelen bij de input voor en het beoordelen van leerlingenprestaties. Naast het geven van correctieve feedback komen de regels van de taal meer in beeld. Bij lezen en luisteren
Moderne vreemde talen
57
worden de teksten gaandeweg langer, complexer en staan ze verder af van de binnencirkel van de leerling. Concluderend: Wat maakt dat taken van een hoger ERK-niveau zijn, wordt dus onder meer bepaald door de aard van een thema/onderwerp (meer afstand, complexer), de zinslengte en tekstlengte (langer), het taalgebruik bij de input (minder frequente woorden, formeler) en de aard van het eindproduct.
Ter afsluiting
In de lespraktijk van alledag onderscheiden we vier soorten leeractiviteiten: onthouden, begrijpen, integreren en toepassen. Werken met de descriptoren van het ERK houdt in dat vooral de laatste twee soorten leeractiviteiten – integreren en toepassen – al vanaf het begin met leerlingen geoefend moeten worden. Het gaat er immers om dat de leerlingen op elk niveau laten zien wat ze kunnen in de taal en dat wat ze kennen daarbij een belangrijke ondersteunende functie heeft. In innovatieve scholen, waar bij de talen taakgericht gewerkt wordt, komen de vier leeractiviteiten als vanzelfsprekend vanaf de eerste klas al evenwichtig aan bod. Dit betekent dat er sprake is van een evenwichtig opgebouwde leerlijn van onder- naar bovenbouw en dat het ERK daardoor een zeer vanzelfsprekende plaats inneemt.
58
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
De 'making of' een Taal Expertise Centrum. Werken aan taalleren van de toekomst
Wat is een Taalcentrum?
De laatste jaren hebben veel vernieuwende scholen een Talencentrum opgericht. Zo’n centrum onderscheidt zich van een reguliere vakgroep Nederlands en moderne vreemde talen door een ander concept over talen leren, door het streven naar een samenhangend aanbod binnen het onderwijs in de moedertaal en in de moderne vreemde talen, en door het feit dat ze dit ook willen laten zien in de fysieke ruimte waarin leerlingen talen leren. De talen krijgen dus ook een aparte plek in de school om aan te geven dat de school talen leren belangrijk vindt. Om voor leerlingen die rijke taalomgeving te creëren, is er een apart Talenplein of Talencentrum op school voor Nederlands en mvt. Deze ruimte biedt de leerlingen vele mogelijkheden om met verschillende opdrachten bezig te zijn. Er zijn bijvoorbeeld individuele studiehoeken, overlegtafels, computerhoekjes, lees- en luisterhoekjes en opnamestudio’s. Leerlingen kunnen langer aan taken doorwerken, omdat er sprake is van een ander lesritme dan op reguliere scholen. Ook in de bemensing vertaalt zich dit concept. De input en de ondersteuning zijn divers: niet alleen de vakdocent van een klas, maar ook collegadocenten, taalassistenten, stagiaires, externe experts of ‘native speakers’ voor de moderne vreemde talen zijn op gezette tijden beschikbaar. Leerlingen hebben keuze uit vele materialen en ‘ingangen’: dit doet recht aan verschillen tussen leerlingen. Wat maakt een Talencentrum tot een Taal Expertise Centrum?
Het IJburg College in Amsterdam is een voorbeeld van een innovatieve school waar vanaf de oprichting vanuit het hierboven geschetste concept over taalleren het Taal Expertise Centrum (het TEC) een plek heeft. Ook hier wordt duidelijk gestreefd naar samenhang tussen Nederlands en de moderne vreemde talen, maar dit blijkt voorlopig nog maar beperkt mogelijk. Op het gebied van beoordelen en toetsen of leesvaardigheid en literatuur werkt het team aan afstemming. In de praktijk blijken er echter meer raakvlakken te bestaan tussen Nederlands en de zaakvakken. Het TEC heeft een aantal bouwstenen voor talen leren geformuleerd, waarvan een aantal duidelijk alleen de mvt betreft.
Moderne vreemde talen
59
Een aantal bouwstenen van het TEC-concept over talen leren is: • Een taal staat niet los van de rest van de wereld. Je leert een taal om er iets mee te kunnen doen, om erin te kunnen communiceren. • Taal leren begint met actief en intensief luisteren en spreken (mvt). • Taal leren doe je zelf. • Taal leren doe je in interactie met anderen. • Taal leren doe je in een rijke taalomgeving. • Taal leer je in eerste instantie zonder expliciete regels, maar door ‘gissen en missen’ en met behulp van correctieve feedback van docenten, externe experts en medeleerlingen (mvt). • Reflecteren op wat je leert, helpt je om de taal op een hoger niveau te leren beheersen en maakt je tot betere ‘taalleerder’ in het algemeen. Wat zie je hiervan terug in het TEC? • Leerlingen en docenten werken zichtbaar en met plezier aan taalvaardigheid en taalontwikkeling, bij elke gelegenheid waar taal nodig is. • Leerlingen laten hun vooruitgang op het gebied van taal zien bij elke overgang. • Het talenonderwijs leerlingen biedt leerlingen steun om vooruitgang in alle vakgebieden te boeken. (Bron: IJburg College Amsterdam)
Het talenteam op IJburg College heeft zich dus ten doel gesteld om te leren van experts van buiten, en zelf daardoor expertise op te bouwen. Zo kunnen ze een voorbeeld zijn voor andere (innovatieve) scholen. Gedurende het schooljaar komen de docenten bij elkaar op vast ingeroosterde werkmiddagen om samen materiaal te ontwikkelen en te screenen en om met en van elkaar te leren. Zij bedenken van tevoren welke thema’s in dat jaar – en binnen hun ontwikkeling van dat moment – relevant zijn voor de lespraktijk. Het gaat dan bijvoorbeeld over het opzetten van een doorlopende leerlijn van onder- naar bovenbouw, het ontwikkelen van beoordelingsmodellen, of het opzetten van een literatuurprogramma. Het team bespreekt hoe het uitwisselingen en excursies voor de verschillende mvt kan organiseren. Waar dat nodig is scholen zij elkaar of nodigen zij experts uit van nascholingsinstituten. Binnen het TEC ontwikkelen docenten eerst eigen expertise en zetten die vervolgens ook in voor collega’s buiten de eigen school. Dat doen docenten door workshops te geven op onderwijscongressen en door andere scholen een kijkje in hun keuken te bieden. Er worden ook allerlei vormen van samenwerking gezocht met omringende basisscholen, hogescho-
60
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
len, universiteiten en mensen uit het bedrijfsleven of de kunstwereld. Zo vervult het talenteam een voorbeeldfunctie voor de leerlingen en stimuleert het leerlingen om ook zelf naar buiten te treden, door hen bijvoorbeeld bij Engels een stand-upcomedyshow te laten opvoeren voor professionele theatermensen of Engelse les te laten geven aan basisschoolleerlingen. Door bij Frans een echt Franse middag voor de hele school te laten organiseren en bij Spaans een e-mailproject met Mexicaanse leerlingen uit te voeren. Wat levert deze manier van werken nog meer op?
De talendocenten vormen dus een hecht team, waarin samenwerken, op elkaar afstemmen van leeractiviteiten en expertise ontwikkeling serieus genomen worden. Dit is onder andere te merken aan het feit dat collega’s met groot gemak lessen van elkaar overnemen: zij hebben een gezamenlijke aanpak ontwikkeld die dat goed mogelijk maakt. Ook aan de opvang van nieuwe collega’s wordt uitgebreid aandacht besteed. Aan het begin van het jaar worden duo’s gevormd van een ervaren en een nieuwe collega, die bij elkaar in de les komen en elkaar inhoudelijk en didactisch ondersteunen. Een groot voordeel hiervan is dat er geen cultuur ontstaat van ‘zo doen wij dit hier’ bij de komst van nieuwe docenten. Toch blijft er natuurlijk een spanningsveld: het is enerzijds belangrijk om een aantal
Moderne vreemde talen
61
verworvenheden te consolideren, maar anderzijds probeer je als team ook om dynamisch te blijven en open te staan voor de inbreng van de nieuwe medewerkers. Je kunt niet ieder jaar weer helemaal vanaf het nulpunt beginnen, want je moet ook bepaalde routines kunnen ontwikkelen en daardoor rust creëren. Maar nieuwe collega’s moeten ook de gelegenheid krijgen om dezelfde stappen te doorlopen als de pioniers. Enkele afsluitende conclusies over de meerwaarde van een Taal Expertise Centrum voor docenten en leerlingen: • Talen leren wordt als waardevol gezien binnen de school. • De docenten ontwikkelen zo veel mogelijk een samenhangende en consistente aanpak binnen hun lessen, die voor leerlingen herkenbaar is bij elke talendocent. • De docenten worden geprikkeld om zich te blijven ontwikkelen. • De docenten hebben een open blik naar de buitenwereld: ze gaan er zelf op uit en halen expertise binnen. • Leerlingen worden uitgedaagd de wereld buiten de school op ‘talige’ manier te verkennen en daarbij het beste uit zichzelf te halen. • Nieuwe collega’s wordt de mogelijkheid geboden om in de school te groeien en daarbij een geheel eigen inbreng te hebben.
62
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Het profiel van de taal- en rekendocent in een innovatieve school. Hoofdrolspeler of regisseur? Aan welke criteria moet een taal12 - en rekendocent in een innovatieve school voldoen? Er worden nogal wat eisen gesteld aan docenten in innovatieve scholen, maar als het goed is krijg je de kans om een heleboel al doende te leren. En dat is waarschijnlijk de allerbelangrijkste eis: je moet bereid zijn om met en van je collega's, leerlingen en ouders te leren. De docenten op innovatieve scholen hebben vaak een pioniersmentaliteit en zijn niet al te bang om ook eens de mist in te gaan. Wel is daarbij belangrijk dat de school een sterke schoolleiding heeft die de docenten daartoe de ruimte biedt en ondersteunend is. Er moet veel aandacht zijn voor teamvorming. Het vak verstaan en over de grenzen van het vak kunnen kijken
Je moet een vakprofessional zijn en goed op de hoogte zijn van de kerndoelen en eindtermen die voor jouw vak geformuleerd zijn. De Inspectie vraagt ook van een innovatieve school goede eindexamenresultaten. Maar daarnaast moet je ook 'boven je vak kunnen hangen'. Je moet je bewust zijn van de kernconcepten die een rol spelen binnen je vak. In veel innovatieve scholen wordt gewerkt met thema's, projecten en leergebieden. Daarom moet je goed in staat zijn te benoemen wat jouw vak daarbinnen kan betekenen. Er wordt verwacht dat je een visie ontwikkelt op onderwijs, op leren en op je vak, maar dat doe je in teamverband. Goede vakkennis houdt in dat je binnen je programma taken en opdrachten op het juiste niveau maakt, maar dat je ook nadenkt over de manieren waarop je delen van de stof met enige regelmaat laat terugkomen om de stof echt te consolideren. Leerlingen moeten na verloop van tijd nog steeds in staat zijn om het geleerde in nieuwe situaties toe te passen. Pedagogische en didactische kwaliteiten in verschillende settings
In innovatieve scholen is de rol van de mentor vaak een grotere dan in reguliere scholen. Op veel van deze scholen begint de dag met een bijeenkomst van een 'stamgroep' met de eigen mentor. Samen met de leerlingen neemt hij
Het profiel van de taal- en rekendocent in een innovatieve school. Hoofdrolspeler of regisseur?
63
het programma van de dag door, bespreekt problemen en legt afspraken vast. Er is ruim aandacht voor de sociaal-emotionele aspecten van de begeleiding, voor het bespreken van conflicten. Soms is deze bijeenkomst ook bedoeld als diagnostisch moment: de mentor checkt middels een korte oefening of de leerlingen inmiddels 'de verboden fout' van de periode niet meer maken. Tijdens de mentor- en vaklessen moet je in staat zijn om een veilig leerklimaat te creëren, in een klaslokaal, maar ook in een meer open ruimte. Daartoe moet je een repertoire aan werkvormen ontwikkelen, met kennis van en inzicht in de principes van samenwerkend leren bijvoorbeeld. Je moet een verscheidenheid aan rollen op je kunnen nemen (bijvoorbeeld: instructeur, begeleider, inspirator) en weten wanneer welke rol het beste past. Veel innovatieve scholen formuleren in hun visie expliciet dat ze streven naar het ontwikkelen van een zelfstandige leerhouding van de leerlingen. Dat betekent dat je als docent ook in staat moet zijn om een deel van de sturing uit handen te geven. Niet om de leerlingen helemaal los te laten, maar door hen op een andere manier vast te houden. Als leerlingen deels hun eigen leerroute mogen kiezen, betekent dit dat ze begeleiding op maat nodig hebben en vragen. Je moet dus leren differentiëren binnen de klas, door variatie in lesmateriaal en door variatie in begeleiding. Innovatieve scholen staan meer open naar buiten dan de meeste reguliere scholen: docenten en leerlingen zijn gewend aan bezoek in de klas. Dit type scholen is vanuit een bepaald onderwijsconcept opgezet, vaak met intensieve begeleiding van een extern onderwijsinstituut, en krijgt belangstelling in de (onderwijs)pers. Docenten en schoolleiders van andere scholen en onderzoekers van hogescholen en universiteiten willen graag de theorie in praktijk zien. Zo ontstaat als vanzelf een cultuur van openheid naar buiten, die het ook meer vanzelfsprekend maakt dat docenten en leerlingen zelf ook de school uitgaan. Leren binnen en buiten school wordt meer een geheel. Er is een levendig verkeer binnen de school: klassenassistenten en stagiaires hebben daarbinnen vaak een substantiële rol. Een ander opvallend punt binnen de lessen is het feit dat de docenten, meer dan in reguliere scholen, expliciet aandacht besteden aan het hoe en waarom van de leeractiviteiten die hun leerlingen moeten uitvoeren. Op gezette tijden wordt de tijd als het ware 'vertraagd' om met leerlingen samen te kijken naar de inhoud en het leerproces. Leerlingen in innovatieve scholen worden
64
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
zo meer mede-eigenaar van het curriculum. Voor docenten betekent dit dat ze transparant moeten zijn, met als positief gevolg dat zij heel helder krijgen waarom ze de dingen doen zoals ze die doen. Zelfreflectie bij docenten en leerlingen vormt een integrerend bestanddeel van het lesprogramma. Een goed klassenmanager zijn
Dertig leerlingen die in een lokaal – in groepjes of alleen – met verschillende dingen bezig zijn, dat krijg je niet vanzelf voor elkaar. Daarvoor heb je van tevoren goed moeten nadenken over de materialen en opdrachten die er moeten klaarliggen als de leerlingen beginnen. Dat vergt een grondige voorbereiding, liefst samen met je teamgenoten. Tijdens de les wordt van je gevraagd dat je veel verschillende soorten begeleiding geeft, maar er ook voor zorgt dat er door alle leerlingen rustig gewerkt kan worden. Deze combinatie maakt het werken in innovatieve scholen vaak een grote uitdaging. De taken en opdrachten die je ontwerpt moeten voor leerlingen relevant zijn, zodat ze erdoor in beslag genomen worden. Maar ze moeten tegelijkertijd zinvol zijn: leerlingen moeten ze niet alleen uitdagend vinden, maar ze moeten ook beter in het vak worden. Omgaan met beoordeling en toetsing
Docenten in innovatieve scholen zijn, door hun gerichtheid op het leerproces van de leerlingen, uitgebreid bezig met het ontwikkelen van een variatie aan beoordelings- en toetsingsinstrumenten. Welke manieren dat kunnen zijn, is terug te lezen in het hoofdstuk Talen toetsen we zo! Het ontwikkelen van deze instrumenten maakt dat je als docententeam scherp moet krijgen welke leerdoelen je wilt verwezenlijken en hoe je er achter komt of de leerlingen die doelen behaald hebben en vorderingen gemaakt hebben. In de praktijk kost dat tijd, maar helpt dit een team echt om een gemeenschappelijke taal te ontwikkelen rond doorlopende leerlijnen en de manieren waarop je die bewerkstelligt. Creatief zijn
In innovatieve scholen wordt nieuw lesmateriaal gemaakt, maar ook gewerkt met bestaande lesmethodes. De docenten gaan met de laatste op een creatieve manier om: zij kijken kritisch naar de oefeningen en opdrachten, kiezen uit welke bruikbaar zijn en passen waar nodig aan. Bij de lesmethodes voor moderne vreemde talen bevatten de werkboeken vaak veel reproductieve oefeningen, waarin leerlingen losse woorden en werkwoordsvormen invullen
Het profiel van de taal- en rekendocent in een innovatieve school. Hoofdrolspeler of regisseur?
65
66
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
in zinsverband. Dit soort oefeningen wordt binnen het werken met taaltaken tot een minimum beperkt en vervangen door opdrachten waarin de leerlingen hun kennis moeten toepassen in een concrete situatie, bijvoorbeeld door het schrijven van een kort briefje of het doen van gespreksopdracht. Dat vergt van de docent de creativiteit om gevarieerde oefenstof te ontwikkelen. Een goede teamspeler zijn
Meer nog dan op reguliere scholen, is het voor een docent op een innovatieve school van belang om in een team te werken met collega's die erop gericht zijn in gezamenlijkheid hun onderwijs vorm te geven. Daarbij zal een docent deel zijn van meer teams dan van alleen de eigen vakgroep. Collega's ondersteunen elkaar binnen de lessen: ze organiseren lesbezoeken over en weer, zijn elkaars 'critical friend' bij het meedenken over nieuw lesen toetsmateriaal. Er wordt oprecht geprobeerd open naar elkaar te zijn, door dit materiaal in ruwe vorm aan elkaar voor te leggen alvorens het gebruikt wordt. Dit betekent dat je in staat moet zijn bij jou in de keuken te laten kijken, iets wat op reguliere scholen nog lang geen gewoonte is. Nieuwe docenten krijgen een ervaren docent als coach en klankbord, om beter in de cultuur van de school te groeien en een eigen bijdrage te kunnen leveren aan het onderwijs en de begeleiding. Door zo te werken ontstaat een voedingsbodem voor het ontstaan van een manier van met elkaar omgaan die zich kenmerkt door openheid en professionaliteit. Kunnen improviseren
Binnen innovatieve scholen wordt vaak gewerkt met een ritme waarin flexibeler met tijd geschoven kan worden. Daardoor wordt het makkelijker om speciale weken te organiseren voor excursies, workshops en dergelijke. Dit vereist een grote mate van flexibiliteit van de docenten, die naast hun vaklessen bijvoorbeeld ook workshops over niet-vakgebonden thema's moeten kunnen verzorgen. Hoe weet je of je geschikt bent voor innovatief onderwijs?
Concluderend kunnen we zeggen dat: • je als taal- en rekendocent al ervaring in je vak moet hebben; • je vakoverstijgend moet kunnen denken en handelen; • je moet durven 'pionieren' en kwetsbaar moet kunnen zijn; • je op het leren van de leerlingen gericht moet willen zijn; • je moet willen werken binnen meerdere teams binnen de school.
Het profiel van de taal- en rekendocent in een innovatieve school. Hoofdrolspeler of regisseur?
67
Ontwikkelende concepten. Voortschrijdend inzicht, ervaring uit de dagelijkse praktijk Een nieuwe school start vanuit een ideaal. Er is een aanleiding en er zijn doelen. Met een aantal gemotiveerde en enthousiaste mensen (docenten, schoolleiders, adviseurs, …) wordt het ideaal vormgegeven in onderwijs en school. Deze starters hebben een gedeeld ideaal, dat is wat ze bindt, richting geeft en waar ze voor willen gaan. Hoe praktisch haalbaar het ideaal is, hoe de onderliggende concepten te vertalen in onderwijs in een school en hoe de school precies in te richten en vorm te geven, wordt vaak pas helder als de school begint te draaien. Veel van de concepten, uitgangspunten, idealen en doelen zijn nog niet geheel uitgekristalliseerd op praktisch niveau als de school begint. Dat is niet erg en hoeft niet problematisch te zijn, want het overkoepelende doel en ideaal, de globale richting is gedeeld en duidelijk voor de starters. Ervaring op de innovatieve scholen waar we bij betrokken zijn geweest, laat zien dat de start flitsend is en vol energie. In de loop van de jaren – en dat toont zich al in het eerste schooljaar – blijkt dat de idealen en concepten waarop de school gebouwd is aanpassing behoeven, de school blijft in ontwikkeling. Er ligt een gevaar om de hoek dat de school inhoudelijk gaat zwalken als de idealen en doelen niet meer gedeeld en vastgelegd zijn. De dagelijkse besognes, het reilen en zeilen vreet zo veel energie dat er voor bezinning op de uitgangspunten weinig tijd genomen wordt.
Nieuwe docenten De school start klein. Klein in aantal leerlingen en ook klein in aantal personeelsleden. Overzichtelijk, iedereen kent elkaar en men ziet en spreekt elkaar vaak vanzelf en heeft aan een half woord genoeg. Bij het groeien van de school neemt het aantal personeelsleden toe. Daarnaast blijkt dat het verloop in personeel de eerste jaren op innovatieve scholen vrij groot is13. Met het aantreden van nieuwe mensen zijn er in ieder geval twee zaken om rekening mee te houden waar het gaat om de concepten en idealen van de school:
Ontwikkelende concepten. Voortschrijdend inzicht, ervaring uit de dagelijkse praktijk
69
• Nieuwe
mensen moeten zich de filosofie (de concepten, aanpak, uitgangspunten, idealen, doelen) van de school eigen maken. Daarvoor is het belangrijk dat dit ergens is vastgelegd, makkelijk vindbaar en herkenbaar. Ook is het belangrijk dat iedereen die wat langer op school werkt het ‘verhaal van de school’ kan vertellen en dat dit verhaal enigszins consistent is. • Nieuwe mensen brengen ook nieuwe ideeën en ervaringen mee. Die ideeën kunnen een verrijking zijn voor de school, de concepten en idealen aanvullen en versterken. Maar de nieuwe ideeën en ervaringen hoeven niet naadloos aan te sluiten bij de filosofie van de school. Hoe ga je daarmee om? Wil je dat de nieuwe collega zijn ideeën aanpast, past de school zijn filosofie aan de nieuwe collega aan, doe je het allebei een beetje, of kunnen er verschillende filosofieën naast elkaar bestaan? Hier moet je als school over nadenken en keuzes in maken.
Documenteren, reflecteren, reviseren Zoals gezegd kost de dagelijkse gang van zaken – zeker in een nieuwe school – veel tijd en energie. De organisatie en het onderwijs moeten van hoge kwaliteit zijn, de leerlingen moeten ten volle en als eerste profiteren van de nieuwe filosofie. De filosofie van de school zit in de mensen die de school starten. Zij hebben het geheel doordacht doorgesproken, zich eigen gemaakt; de school is de verwezenlijking van een gedeeld ideaal. De filosofie zit in de mensen, maar is niet vanzelfsprekend ook altijd goed gedocumenteerd. Documenteren kan in verschillende vormen. Voorbeelden zijn: • Een plan met een deugdelijke onderbouwing van de concepten, uitgangspunten, ideeën, idealen. Met verwijzingen naar bronnen en publicaties. • Een website waarop de informatie (visueel) aantrekkelijk toegankelijk gemaakt is. • Een (korte) film om de filosofie in praktijk te zien. • Een of meer (korte) interviews (op papier, op het scherm, gesproken, in beeld) met de starters, leerlingen en docenten over de school en haar filosofie. De informatie over de school en de onderliggende ideeën staat uiteraard ook in het schoolplan.
70
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Naast het documenteren van het denken en het 'verhaal van de school' is het ook van belang om je te realiseren dat de filosofie geen statisch vaststaand gegeven is, maar dat deze zich in de loop der tijd zal ontwikkelen. Daarvoor is het goed om tijd te nemen voor reflectie. Tijd om de ervaringen te bespreken in het licht van de oorspronkelijke idealen en doelen. Bouw daar momenten voor in en neem ze serieus. Een derde aspect van een zich ontwikkelende filosofie is dat deze aangepast moet worden. Er moet geregeld een revisie plaatsvinden. De reflectie vormt een mooie aanleiding voor revisie en levert ook de nodige input. Het daadwerkelijk aanpassen van de filosofie vereist echter tijd en energie en iemand die dit kan en wil doen, die ook mede-eigenaar is van de filosofie. De fysieke documentatie (het lijstje hierboven) moet gewijzigd worden en dat is een precies en tijdrovend klusje; onderhoud is niet vanzelfsprekend.
Nieuwe leerlingen Elk jaar komen er nieuwe leerlingen en een enkele keer schuiven er tussentijds ook nieuwe leerlingen in. Het kenmerkende van een innovatieve school is dat de school niet standaard is. De school is juist anders, met een andere aanpak, visie op leren en cultuur dan wat leerlingen (en ouders) mogelijk verwachten. Leerlingen moeten wennen aan de nieuwe school en dat verdient expliciete aandacht. Elke vo-school heeft wenperiodes voor brugklasleerlingen, om ze vertrouwd te laten raken met de nieuwe school. Op een innovatieve school is het soms niet zo makkelijk aan te sluiten bij beelden die leerlingen hebben van school, omdat die vaak traditioneel en klassiek zijn. De ervaring is, dat het voor leerlingen verwarrend kan zijn als de filosofie (nog) niet helemaal helder is. Gebrek aan structuur, of als de structuur voor leerlingen niet helder is, kan resulteren in een goedwillend maar rommelig geheel. Leerlingen zijn heel goed in het opzoeken van de grenzen, en als die er (nog) niet zijn, of als ze onduidelijk zijn, dan ligt ontsporen op de loer.
Enkele afsluitende tips Bovenstaande vatten we samen met een aantal aanvullende tips en suggesties om de concepten en idealen van de nieuwe school te borgen en te
Ontwikkelende concepten. Voortschrijdend inzicht, ervaring uit de dagelijkse praktijk
71
zekeren: • Groei niet te snel. Neem met het startteam de tijd om de school neer te zetten en routines, gewoontes en een ritme te ontwikkelen waar anderen op kunnen aansluiten. • Heb vanaf het begin een inwerkprogramma voor nieuw personeel. Zorg dat er wat te lezen en te praten is; achtergrondinformatie en collega’s die het verhaal van de school kunnen vertellen. • Zoek – zeker in het begin – collega’s die qua denken en ideeën goed passen bij de filosofe van de school. • Leg je filosofie goed vast. Documenteer je idealen, concepten en uitgangspunten en maak ze makkelijk en helder toegankelijk. Na een aantal jaren begint de filosofie zich te nestelen in de school en in de mensen die er werken. Het kenmerkende van de school is zichtbaar. Het innovatieve en nieuwe wordt vanzelfsprekend en natuurlijk. Dan staat de school.
72
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Schoolportretten De Nieuwste School, Tilburg De Nieuwste School (DNS) in Tilburg is een vwo/havo/vmbo-t-school met een onderwijsconcept gebaseerd op drie uitgangspunten: (1) uitgaan van de nieuwsgierigheid van leerlingen (verwondering, verbazing, fantasie), (2) leren in een leergemeenschap met en van elkaar, (3) waarin leerlingen onderwijs op maat geboden wordt. Op 1 augustus 2005 is de school van start gegaan onder de paraplu van OMO, een schoolbestuur van veel vo-scholen in Brabant. Het leerlingenaantal is rond de 350 en moet groeien naar 600 om zo als kleine zelfstandige school binnen het OMO-bestuur te functioneren. De school is georganiseerd in themaperiodes van vier tot zes weken waarin leerlingen een eigen onderzoek doen en aan samenhangende opdrachten en projecten rond het thema werken. Er zijn ook zogenaamde gereedschapslessen of vaklessen waarin basiskennis en -vaardigheden worden geleerd. Leerlingen werken in stamgroepen van ongeveer 25. De dag start in de stamgroep, dan werken leerlingen aan hun thema en het eigen onderzoek. Gedurende de dag zijn er gereedschapslessen en workshops en de dag eindigt weer in de stamgroep. De vaklessen worden door experts verzorgd en voor vakinhoudelijke vragen kunnen leerlingen ook bij de experts terecht. Het (eigen) onderzoek en het zelf werken wordt vooral begeleid door tutors, die een faciliterende functie hebben en in studieruimten aanwezig zijn als toezichthouder, ondersteuner, vraagbaak en aanspreekpunt. De Nieuwste School hanteert een denkcirkel om het werkproces voor de leerlingen te ondersteunen: eerst het ontwikkelen van de vraag, dan het uitzoeken van de vraag, dan het presenteren en tot slot het reflecteren op de uitkomsten. www.denieuwsteschool.nl
Schoolportretten
73
Orion College, Breda Het Orion College is een havo/vwo school met een onderwijsconcept waarin leerlingen onderwijs op maat geboden wordt. De onderliggende gedachte is recht doen aan verschillen tussen leerlingen. Het motto van de school luidt dan ook: ‘Jij volgt geen onderwijs, onderwijs volgt jou!’ Op 1 augustus 2006 is de school gestart met zeven leerlingen in een van de lokalen van het Prisma van Cooth College in Breda. Het eerste jaar groeide de school gestaag en het tweede schooljaar verhuisde de school met meer dan twintig leerlingen naar een zelfstandige unit in een vleugel van het Prisma van Cooth College. Zo kreeg het Orion College een eigen, geheel open ruimte. In die ruimte werken leerlingen en docenten naast en met elkaar. Inmiddels is het leerlingenaantal uitgebreid naar rond de tachtig leerlingen. De school stelt zich tot doel het kind te volgen in talent, interesse en behoefte. Daarnaast werkt de school aan het standaard en landelijk vastgestelde programma: het behalen van de kerndoelen onderbouw en de eindtermen havo/vwo. De school is in schooljaar 2009-2010 hard aan het werk gegaan om PTA's te maken waarin enerzijds voldaan wordt aan de wettelijke eisen en anderzijds ruimte geboden wordt aan leerlingen om tot in de bovenbouw te werken aan eigen onderzoek, een van de pijlers van het onderwijs op deze school. www.orioncollege.nl
74
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
UniC, Utrecht UniC is een 'eigenzinnige’ havo/vwoschool die in 2004 is gestart. Kernpunten uit de visie van de school zijn: • Vrijheid binnen een duidelijke structuur • Stevige begeleiding van leerlingen en intensief contact met de ouders • Zelf leren én samenwerken Dat moet als resultaat opleveren: • Gemotiveerde en onderzoekende leerlingen en docenten • Dynamisch lesmateriaal • Een diploma én meer UniC wil leerlingen zo efficiënt mogelijk opleiden voor het examen. Door het werken met dagdelen in plaats van lesuren ontstaat een samenhangend programma, met nadruk op de kernconcepten en kernvaardigheden binnen ieder vakgebied. De leerstofblokken overlappen elkaar niet en kennen geen onnodige herhaling van leerdoelen. De inhoud van verschillende blokken is gebaseerd op de landelijke exameneisen. Alles wat de leerlingen leren wordt in dit licht geplaatst. Wat niet beslist hoeft, wordt niet gedaan. Dit is het kerncurriculum. Leertijd die hierdoor overblijft, mogen leerlingen zelf met keuzeactiviteiten invullen. Op UniC zijn er geen aparte vakken. De leerlingen werken gedurende een aantal weken aan thema's, gecentreerd rond de leergebieden Natuur, Maatschappij en Moderne vreemde talen. Kunst, wiskunde en sport hebben elk hun eigen dagdeel binnen dit ritme. UniC vraagt van zijn leerlingen: • een nieuwsgierige en onderzoekende instelling; • het op termijn in staat zijn tot zelfstandig werken; • een advies van de basisschool waaruit blijkt dat het onderwijs op UniC past bij deze leerling; • het van tijd tot tijd leveren van een prestatie die kan variëren van een toets tot een zelfgemaakte 'halfpipe'; • het werken met een 'maatjescirkel' van medeleerlingen, in wisselende samenstellingen. www.unic-utrecht.nl
Schoolportretten
75
IJburg College, Amsterdam Het IJburg College werkt aan vernieuwend onderwijs vanuit een aantal kernprincipes: • altijd interactie van hoge kwaliteit; • echte opdrachten in de werkelijkheid; • heldere en ambitieuze doelen; • rekening houden met verschillende leervoorkeuren; • tonen van het leerproces, trots zijn, leren door ervaren. In de missie van de school staat leren centraal: alle leerlingen zo veel mogelijk laten leren, in en buiten de schoolgemeenschap, over zichzelf en de wereld om hen heen. Leerlingen van alle niveaus, van vmbo-basis tot en met vwo, kunnen op de school terecht. Het IJburg College maakt onderscheid tussen leerlingen van basis-, gevorderd en academisch niveau. De onderbouw start iedere dag in de stam(=mentor)groep waar kinderen van alle niveaus bij elkaar zitten. Daarnaast hebben ze lessen in heterogene groepen, waarin alle niveaus gelijkelijk vertegenwoordigd zijn. Tijdens deze uren is een prominente plek weggelegd voor het themaleren, waarin vakken en leergebieden geïntegreerd samenwerken aan thema’s. Voorbeelden daarvan zijn ‘Beeld van de aarde’, ‘De mensch’ en ‘Macht’. Verder werken de onderbouwleerlingen een deel van de lessen in homogene niveaugroepen. In de middenbouw zitten leerlingen van hetzelfde niveau bij elkaar in de klas. Waar dat kan, zoals bij sport & bewegen, kunst & cultuur en tijdens de workshops op vrijdagmiddag (waar leerlingen op basis van belangstelling uit onderwerpen kunnen kiezen) wordt met gemengde groepen gewerkt. De school bestaat sinds 2006. In het schooljaar 2010-2011 heeft het IJburg College leerjaar 1 t/m 5. Uiteindelijk telt de school twee jaren onderbouw, twee jaren middenbouw (met afsluiting vmbo) en twee jaren bovenbouw, met in ieder leerjaar drie groepen van ongeveer 25 leerlingen. In totaal heeft de school in 2010-2011 350 leerlingen en zal zij uitgroeien tot 1300 leerlingen, verdeeld over een aantal kleine eenheden, de deelscholen. www.ijburgcollege.nl
76
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Bronnen
Lezen! Bert de Vos, APS, Utrecht, 2008
En wat doen we met Nederlands? Taalcompetenties Nederlands ontwikkelen in contextrijk onderwijs. Atty Tordoir, Geppie Bootsma, Josje Hamel, Hella Kroon en Bert de Vos, APS, Utrecht, 2008
APS: investeren in krachtig leren
TabascoNederlands Taakgericht taalleren
Bert de Vos Josje Hamel
TabascoNederlands. Taakgericht taalleren. Bert de Vos en Josje Hamel, APS, Utrecht, 2007
BRONNEN
77
Rekenen in het voortgezet onderwijs. Waarom? Wat? Hoe? Kees Hoogland, Martin van Reeuwijk, Suzanne Sjoers, Madeleine Vliegenthart, Rachel van Vugt en Peter van Wijk, APS, Utrecht, 2009
Toetsen van rekenen in het voortgezet onderwijs. Referentieniveaus getoetst! Waarom en hoe? Martin van Reeuwijk, Vincent Jonker, Monica Wijers en Peter van Wijk, APS, Utrecht, 2010
Tabasco. Pittig onderwijs in moderne vreemde talen. Elise Schouten, APS, Utrecht, 2005
78
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Noten 1. Zie bijvoorbeeld: Fullan M. (2005). Leadership& sustainability. Corwin Press: Thousand Oaks, California 2. Jeroen Steenbakkers (2005). Nederlands anders. Een andere aanpak van lessen Nederlands in de onderbouw vo. SLO, Enschede 3. www.fi.uu.nl/zoefi 4. Referentiekader taal en rekenen, zie www.taalenrekenen.nl 5. De posters en de bijbehorende brochure met lesideeën Meijerink verbeeld, en nu in actie zijn te bestellen via www.aps.nl/APSsite/Onderwijssectoren/Projecten/ Exact/rekenposters. 6. In het praktijkonderwijs worden wel rekenmethodes gebruikt. Dit zijn rekenmaterialen die de stof van de basisschool op een eenvoudige wijze aanbieden, passend bij leerlingen in het vo. 7. Rekenmethoden voor het vo zullen overigens binnenkort wel verschijnen, omdat er voor alle leerlingen (ook zij die geen wiskunde hebben) vanaf 2014 een landelijk eindexamen rekenen zal worden afgenomen. 8. In een ander hoofdstuk beschrijven we hoe zo'n overzicht of plan eruit kan zien. 9. TABASCO is van oorsprong een Europees Lingua A-project, dat staat voor: 'TAskBAsed SChool Organisation for the acquisition of languages in Europe'. 10. Een taaldorp is een oefen- of toetsvorm, waarbij leerlingen in een grotere ruimte met verschillende hoeken (vaak in een realistisch decor) een aantal gesprekken moeten voeren die ze van tevoren geoefend hebben: ze bestellen iets in een café, ze kopen iets in een winkel, ze doen aangifte van diefstal bij de politie, ze melden zich bij de balie van een hotel et cetera. 11. Chunks zijn ongeanalyseerde taalfragmenten van meer dan één woord (Myles, Hooper & Mitchel, 1998). Zulke combinaties worden niet in hun onderdelen waargenomen, maar gezien en onthouden, alsof ze tezamen één enkel woord vormen. Een voorbeeld daarvan is het kunnen produceren van de uitdrukking 'Guten Abend', zonder dat je nu precies zou kunnen zeggen waarom het 'guten Abend' en niet 'gute', 'guter' of 'gutern Abend' zou moeten zijn. 12. Als we taaldocent zeggen, bedoelen we hier ook de docent moderne vreemde talen. 13. Dit is een constatering gebaseerd op ervaring op de innovatieve scholen. Systematisch onderzoek naar dit verloop hebben we niet gedaan. Verklaringen zijn individueel en anekdotisch van aard.
NOTEN
79
Voor nieuwe scholen met een eigen onderwijsconcept liggen geen blauwdrukken klaar. Waar het curriculum op andere scholen duidelijk is en in methodes vastligt, moet er op innovatieve scholen vanaf het eerste begin worden nagedacht over hoe de basisvaardigheden aan bod komen. Zij zien zich gesteld voor nieuwe vragen. Taal, rekenen, hoe doe je dat als leerlingen veel aan thema’s en projecten werken? En moderne vreemde talen: hoe zien betekenisvolle taken er daar uit en welke plaats geef je de training die toch ook nodig is?
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen
Taal, rekenen en talen op nieuwe scholen Een stevige basis
Op de Nieuwste School in Tilburg, het Orion College in Breda, UniC in Utrecht en het IJburg College in Amsterdam geven docenten en schoolleiders innovatief onderwijs vorm. Hoe lukt het de leerlingen en docenten om resultaat te boeken, ook met taal, rekenen en moderne talen? In dit boekje komen verschillende kanten van het werken aan de basisvaardigheden in deze scholen komen aan bod. Het biedt geen afgerond en compleet beeld, maar voorbeelden van inspirerende praktijk in ontwikkeling.
leren inspireren
Hella Kroon Martin van Reeuwijk Karen Verheggen