SUBSIDIEREGELING GEMEENTELIJK MILIEUTOEZICHT
gebaseerd op de resultaten van de enquête over het gemeentelijk milieutoezicht
Dit standpunt werd goedgekeurd door het VVSG-directiecomité op 8 december (doc. nr. 2008-190)
1. Waarom deze enquête? De Vlaamse regering schrijft momenteel het uitvoeringsbesluit bij het milieuhandhavingsdecreet. Het kabinet van minister Crevits heeft met de VVSG overlegd over de voor de gemeenten meest relevante bepalingen van het voorontwerp: 1) Elke gemeente moet "een beroep kunnen doen op" één milieutoezichthouder; gemeenten met meer dan 300 klasse 2-bedrijven of met meer dan 30.000 inwoners moeten een beroep kunnen doen op twee toezichthouders. Voor deze regel geldt een overgangsperiode van één jaar (vermoedelijke inwerkingtreding op 1 januari 2010) Dit is nieuw: vele gemeenten hebben een toezichtsambtenaar (met het zgn. Vlarem-opleidingsattest) aangesteld, maar dat was totnogtoe niet verplicht. Op vraag van de VVSG is toezicht op Vlarem-bedrijven niet noodzakelijk een voltijdse functie. Als gemeenten een voldoende grote milieudienst hebben, kunnen ze bv. een functiescheiding doorvoeren tussen enerzijds het adviezen van milieuvergunningsaanvragen en anderzijds het controleren van de naleving van de Vlarem-reglementering, maar dit is niet voor elke gemeente verplicht. Op vraag van de VVSG moet een gemeente niet noodzakelijk zelf een toezichthouder aanstellen: een gemeente kan ook een beroep doen op bv. de ambtenaar van een andere gemeente of van een intergemeentelijk samenwerkingsverband of van een politiezone. Wanneer gemeenten inderdaad samenwerken via een intercommunale of politiezone, dan moet die intercommunale of politiezone een beroep kunnen doen op twee toezichthouders per begonnen schijf van vijf deelnemende gemeenten. Voor deze regel geldt een overgangsperiode van twee jaar (vermoedelijke inwerkingtreding op 1 januari 2011) 2) Op vraag van de VVSG voorziet het decreet ook: "Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Vlaamse Regering de aanstelling van [gemeentelijke] toezichthouders subsidiëren, alsook ondersteuning geven voor de opleiding en permanente vorming van die toezichthouders." In het ontwerpbesluit is hier nog geen uitvoering aan gegeven, maar de VVSG en het kabinet van minister Crevits hebben hierover het volgende afgesproken: a. We gaan ervan uit dat zonder een subsidie een voltijdse toezichthouder de gemeente 50.000 euro per jaar zou kosten. b. Omwille van de rechtszekerheid voor elke individuele gemeente komt er geen ad hoc toekenning van subsidies maar wel een algemene regeling. c. Om 'remmende voorsprong' te vermijden, komen ook gemeenten die nu al een toezichthouder hebben, in aanmerking voor de subsidie. d. Als een gemeente beroep doet op de Vlaamse loonsubsidie, zal die gemeente ook een welbepaalde tijdsbesteding voor handhaving moeten realiseren, proportioneel met de ontvangen subsidie; een gemeente heeft echter ook de keuze om géén beroep te doen op die subsidie. e. Over de subsidieregeling moet er duidelijkheid zijn bij de definitieve goedkeuring van het uitvoeringsbesluit (na advies van de Raad van State, waarschijnlijk eind 2008). f. Om de subsidieregeling uit te werken zal de VVSG een enquête houden onder de gemeenten. svdms30489 resultaten enquête milieutoezicht.doc - S - 1 december 2008 - 1/10
2. Enquêteresultaten We kregen een ingevuld enquêteformulier terug van 139 gemeenten, goed voor net niet de helft van de bevolking. Niet alle gemeenten hebben elke vraag beantwoord.
2.1 Aantal te controleren bedrijven 102 gemeenten hebben deze vraag volledig beantwoord, 6 gemeenten gaven totaalcijfers (klasse 2 en 3 dooreen1), 31 gemeenten gaven op deze vraag geen antwoord. De gemiddelde gemeente heeft 254 klasse 2-bedrijven en 644 klasse 3-bedrijven.
2.1.1 Vergelijking met vorige enquête De gemiddelde gemeente heeft 291 klasse 2-bedrijven en 718 klasse 3-bedrijven.
figuur 1: aantal klasse 2 bedrijven: vergelijking tussen de antwoorden op de twee enquêtes. Elk punt geeft de twee antwoorden van één gemeente weer Het rode vierkantje geeft het gemiddelde aan Het groene kader is een aanvaardbare marge van -20 tot +25% verschil tussen beide enquêtes Wanneer beide sets antwoorden met elkaar vergeleken worden (67 gemeenten gaven een antwoord op beide enquêtes): - Het aantal klasse 2-bedrijven zou globaal licht zijn gedaald ( - 4%). - Het aantal klasse 2-bedrijven in 17 gemeenten (25%) met meer dan 25% is gestegen en in 19 gemeenten (28%) met meer dan 20% is gedaald. Slechts 31 gemeenten (46%) geven in beide enquêtes twee cijfers binnen een marge van 80 à 125% van elkaar.
De totaalgegevens van deze gemeenten werden voor 2/7e toegewezen als klasse 2 en 5/7e als klasse 3; dit was bij benadering de verhouding die blijkt uit de 102 volledige antwoorden én uit de vorige enquête.
1
svdms30489 resultaten enquête milieutoezicht.doc - S - 1 december 2008 - 2/10
De enige conclusie kan hieruit zijn dat vele gemeenten slechts bij benadering een zicht hebben op het aantal vergunningsplichtige bedrijven in hun gemeente (dat valt ook op door de vele afgeronde getallen die als antwoord opduiken). Dit is nog meer het geval voor meldingsplichtige klasse 3-bedrijven. Dit valt hen echter zeker niet altijd ten kwade te duiden, gelet op de moeilijkheden om een gezamenlijke milieudatabank op te zetten. De subsidiesleutel voor een individuele gemeente wordt idealiter gebaseerd op het aantal klasse 2- en 3bedrijven, ook al zijn hiervoor op een centrale plaats geen cijfers voorhanden. Gemeenten die subsidie aanvragen moeten zelf documenteren hoeveel bedrijven ze hebben.
2.1.2 Extrapolatie aantal klasse 2-bedrijven Om een prognose te maken voor de begroting van de subsidie voor alle gemeenten samen, worden de bruikbare gegevens uit de enquête en uit de vorige enquête van AMV geëxtrapoleerd naar heel Vlaanderen, gebruik makend van basisgegevens van de gemeenten (inwonertal, oppervlakte, het aantal ondernemingen of de oppervlakte bedrijventerreinen) die het best gecorreleerd zijn met het aantal klasse 2-bedrijven in de enquêteresultaten. oude extracorrebeide extracorreenquête polatie latie enquêtes polatie latie aantal klasse 2-bedrijven aantal gemeenten
43.885
49.670
151 / 308
89.514
190 / 308
80.518
aantal ondernemingen2
59,0%
74.359
0,78
70,5%
70.477
0,80
inwonertal3
59,7%
73.476
0,77
71,9%
69.047
0,78
totale oppervlakte
50,3%
87.204
0,58
62,5%
79.496
0,59
opp. bedrijventerreinen4
58,5%
74.972
0,47
72,5%
68.543
0,41
Uit de antwoorden op beide enquêtes blijkt dat het aantal klasse 2-bedrijven het sterkst gerelateerd is aan het aantal ondernemingen en het aantal inwoners - die beide cijfers zijn zelf zeer sterk gerelateerd (0,99) aan elkaar, waardoor het ene cijfer weinig toevoegt aan het andere. De oppervlakte bedrijventerreinen is minder relevant. Het getal van 70.000 à 75.000 klasse 2-bedrijven wordt bevestigd. Het toevoegen van de gegevens uit onze enquête verlaagt wel de extrapolaties. Maar gelet op de grote afwijkingen die blijken uit het vergelijken van de resultaten van beide enquêtes, moeten we sowieso met een ruime foutenmarge rekening houden.
2.2 Aantal toezichtsambtenaren en tijdsbesteding voor toezicht 2.2.1 Aantal effectieve toezichtsambtenaren De vraag was: "Op hoeveel milieutoezichtsambtenaren kan de gemeente rekenen? M.a.w. hoeveel personen hebben de Vlarem-opleiding gevolg en zijn aangeduid om toezicht te doen? (al of niet voltijds, eigen personeel of via politiezone)" (Hier vergelijk ik niet met de vorige enquête omdat uit de antwoorden blijkt dat er geen duidelijk onderscheid werd gemaakt tussen aangestelde ambtenaren (gehele getallen) en tijdsbesteding (% VTE)) Zes gemeenten (4%) gaven hierop geen antwoord. Negentien gemeenten (14%) antwoorden dat er geen toezichthouder is aangesteld. Volgens de Vlaamse Milieu-inspectie (AMI) ging het over heel Vlaanderen
bron: http://aps.vlaanderen.be/lokaal/lokale_statistieken.htm (Gegevens over 2006) bron: http://www.statbel.fgov.be/downloads/pop200801com.xls (Gegevens op 1 januari 2008) 4 bron: cijfers geleverd door VLAO, gewestplangebieden zonder havengebieden en luchthaven Zaventem 2 3
svdms30489 resultaten enquête milieutoezicht.doc - S - 1 december 2008 - 3/10
in 2006 om 63 gemeenten (20%).5 In 114 gemeenten (82%) konden wel een beroep doen op een of meer toezichtsambtenaren: in 77 gemeenten (55%) gaat het om één ambtenaar en in 37 gemeenten (27%) is er meer dan één toezichthouder beschikbaar.
figuur 2: aandeel gemeenten die geen beroep kunnen doen op een toezichtsambtenaar en die een beroep kunnen doen op één of meerdere toezichtsambtenaren.
2.2.2 Aantal potentiële toezichtsambtenaren De vraag was: "Zijn er personeelseden die de Vlarem-opleiding wel met succes hebben gevolgd, maar niet zijn aangeduid?" Personen die met succes de opleiding hebben gevolgd, maar die op dit moment niet aangeduid zijn als toezichtsambtenaar vinden we in 35 gemeenten, waarvan zes in gemeenten waar er momenteel nog niemand is aangeduid. (16 gemeenten gaven geen antwoord) De inzetbaarheid van hen is echter gering: de meesten zijn te vinden in de lokale politie en hebben niet langer milieu in hun takenpakket.
2.2.3 Intergemeentelijk samenwerken De vraag was: "Ziet u mogelijkheden om intergemeentelijk een toezichtsambtenaar aan te stellen? (in het concrete geval van uw gemeente) - Zo ja, geef aan op welk manier: - via een buurgemeente (welke?) - via de politiezone - via een bestaande intercommunale (welke?) - via een nieuw intergemeentelijk samenwerkingsverband, dat specifiek hiervoor wordt opgericht (met welke andere gemeenten?)" Hier zijn de antwoorden met of zonder intergemeentelijke samenwerkingsmogelijkheden grofweg fiftyfifty verdeeld (21 gemeenten gaven geen antwoord op deze vraag): 62 gemeenten zagen geen mogelijkheden om samen te werken met de politiezone, een bestaande intercommunale of met de buurgemeenten in een nieuw samenwerkingsverband. De 56 gemeenten die wel zo'n mogelijkheden zagen, gaven een duidelijke voorkeur aan: (meerdere antwoorden waren mogelijk) - 41 gemeenten verwijzen naar de politiezone (maar één sluit dit uitdrukkelijk uit) 5
bron: Milieu-Inspectie, Handhavingsrapport 2006, p. 126, met een opsomming van de betrokken gemeenten svdms30489 resultaten enquête milieutoezicht.doc - S - 1 december 2008 - 4/10
- 19 verwijzen naar een bestaande intercommunale, veelal de streekontwikkelingsintercommunale : Interleuven (6 x), IOK (4x), IGEMO, WVI, IDM (elk 2 x), IGEAN, ILVA, IVM (elk 1 x) - Twaalf gemeenten zouden een nieuw samenwerkingsverband oprichten met een of meerdere buurgemeenten. In acht gevallen gaat het om een samenwerkingsverband dat samenvalt met de politiezone. (Twee gemeenten noemen een andere combinatie van gemeenten en twee gemeenten noemen geen buren) Intergemeentelijke samenwerking in het kader van de politiezone - via de zonale structuren zelf of via een parallelle ad-hoc-samenwerking tussen de zelfde gemeenten - heeft duidelijk een plaats verworven in het bestuurlijke landschap.
2.2.4 Tijdsbesteding De vraag was: "Hoeveel van hun werktijd besteden deze toezichtsambtenaren aan de Vlarem-toezichtstaak? (uren per week, dagen per maand of % VTE)" Van de 114 gemeenten die een toezichtsambtenaar hebben aangeduid, zijn er acht die geen antwoord geven op de vraag naar tijdsbesteding; anderzijds is er één gemeenten die een tijdsbesteding opgeeft (10% VTE) alhoewel er geen aangeduide toezichtsambtenaar is. Slechts drie gemeenten met een toezichtsambtenaar geven aan dat er helemaal geen tijd is om aan controles (alhoewel één ervan toch zes controles rapporteert). In de 103 overige gemeenten wordt 17,8 VTE in totaal of gemiddeld 17% VTE per gemeente aan controles besteed. In 49 van die gemeenten wordt minder dan 10% VTE ingezet voor toezicht.
2.3 Aantal controles Op deze vraag kregen we 132 antwoorden met in totaal 5.763 gerapporteerde controles of gemiddeld 44 controles per jaar per gemeente. Zes gemeenten antwoorden dat er gedurende een heel jaar geen enkele controle gebeurde. We vroegen om de opdeling te maken volgens vier categorieën: "- controles n.a.v. klachten en incidenten - controles n.a.v. een vergunningsaanvraag (klasse 2) of een melding (klasse 3) - controles binnen een campagne (een op voorhand aangeduide groep, bv. een bepaalde sector of bedrijvenzone) - andere routinematige controles." De gegevens kunnen als volgt worden samengevat: categorie
geen enkel dergelijke controle in
n.a.v. klachten en incidenten
42%
9 gemeenten (7%)
n.a.v. een aanvraag of een melding
28%
23 gemeenten (18%)
binnen een campagne
14%
andere routinematige controles
13%
niet gespecificeerd (4 gemeenten)
2%
67 gemeenten (52%)
svdms30489 resultaten enquête milieutoezicht.doc - S - 1 december 2008 - 5/10
figuur 3: aandeel controles, opgedeeld volgens aanleiding We vroegen ook om een opdeling te maken tussen controles bij een klasse 2 en een klasse 3, maar die was ofwel telkens grofweg fifty-fifty, ofwel niet nader gespecificeerd.
2.3.1 Tijdsbesteding per controle Wat leren we als we de verbinding maken tussen het aantal bedrijven, het aantal controles en de tijdsbesteding voor toezicht? (Van 82 gemeenten hadden we genoeg gegevens om beide volgende oefeningen te doen) Wanneer we de tijdsbesteding delen door het aantal controles per jaar, dan bekomen we de gemiddelde tijdsbesteding per controle. De cijfers variëren zeer sterk, het (meetkundig) gemiddelde is bijna 6 uur per controle. Voor 50 gemeenten (61%) geeft de combinatie van beide gegevens een tijdsbesteding per controle van 3 à 10 uur. Bij 16 gemeenten (20%) is het resultaat minder dan 3 uur per controle, bij evenveel gemeenten is dit meer dan 10 uur. Ter vergelijking: op basis van de cijfers voor 2006 van de gewestelijke Milieu-Inspectie, komen we tot een veel hoger cijfer van ongeveer 12 uur per controle.6 De meest waarschijnlijke conclusie is daarom dat de huidige tijdsbesteding voor toezicht serieus onderschat wordt. Twee werkdagen of ongeveer 1% VTE lijkt ons realistischer.
2.3.2 Aantal controles per bedrijf per jaar (We hebben ons hierbij alleen gebaseerd op het gerapporteerde aantal bedrijven en controles klasse 2.De gegevens over klasse 3 - zowel het aantal te controleren bedrijven als het aantal controles - leken ons nog minder betrouwbaar) Wanneer we het aantal bedrijven (klasse 2) delen door het aantal controles per jaar, dan bekomen we de verhouding tussen het aantal controles en het aantal te controleren bedrijven. Een andere manier om dit getal te plaatsen: voor elke controle in jaar X, hoeveel bedrijven hadden er gecontroleerd kunnen worden? Let wel: verschillende gerapporteerde controles kunnen over hetzelfde bedrijf handelen. De cijfers variëren zeer sterk, het (meetkundig) gemiddelde is bijna 12 bedrijven per controle per jaar. Voor 51 gemeenten (62%) geeft de combinatie van beide gegevens 5 à 25 bedrijven per controle per jaar. Bij 18 gemeenten (22%) is het resultaat minder dan 5 bedrijven per controle per jaar, bij 13 gemeenten (16%) meer dan 25 bedrijven per controle per jaar.
Bron: Milieu-Inspectie, Handhavingsrapport 2006, p. 21 en 113: 92,2 VTE toezichthouders en leidinggevenden goed voor12.518 controles bij 5.481 bedrijven.
6
svdms30489 resultaten enquête milieutoezicht.doc - S - 1 december 2008 - 6/10
figuur 4: Tijdsbesteding per controle en aantal bedrijven per controle per jaar Elk punt geeft het resultaat op beide vlakken van één gemeente weer. Het rode vierkantje geeft het gemiddelde aan. Het groene kader is een aanvaardbare marge waarbinnen 60% van de gemeenten valt: * 3 à 10 uur per controle (linkse schaal) en * 5 à 25 bedrijven per controle per jaar (onderste schaal).
3. De nood aan andere vormen van ondersteuning (opleiding, vorming, ervaringsuitwisseling,…) 1) De Vlarem-opleiding is momenteel te theoretisch; er moet meer aandacht gaan naar praktijkgerichte opleiding. Bovendien is de relevantie van de verschillende onderdelen van de opleiding sterk verschillend naargelang het opleidingsniveau van de deelnemer. (Men moet ervan uitgaan dat bachelors/masters die werden aangesteld als milieuambtenaar reeds een voldoende theoretische en juridische basis hebben verworven, en dus zeker mogen vrijgesteld worden van examens hierover.) In de permanente opleiding moeten naast de 'Vlarem-terugkomdagen' ook praktijkgerichte modules worden opgenomen (i.s.m. AMI). Bijscholing mag daarentegen niet verplicht opgelegd worden, zoniet verwordt het tot een verplicht nummertje. 2) Checklists voor bepaalde sectoren. Gemeentelijke toezichthouders worden immers geconfronteerd met een grote verscheidenheid aan bedrijven, waardoor er moeilijk ervaring met een welbepaalde sector kan opgebouwd worden. (Dit kan in samenspraak met AMI en/of in de schoot van VVSG, afhankelijk van de sector.) De checklist voor garages bijvoorbeeld is veel te ingewikkeld: elk regeltje in Vlarem II wordt herhaald. Er moet daarentegen een keuze worden gemaakt: men kan bij een controle niet elk regeltje in Vlarem II checken, dat zou ook niet efficiënt zijn. De focus moet liggen op de regeltjes die makkelijk te controleren zijn en/of die het belangrijkst zijn om milieuverontreiniging te voorkomen. In de checklist kan ook opgenomen worden in welke gevallen er na een controle strengere volgende svdms30489 resultaten enquête milieutoezicht.doc - S - 1 december 2008 - 7/10
stappen moeten worden ondernomen (maatregelen opleggen, PV opmaken en doorsturen voor vervolging,…) 3) Uitzonderlijk mag de gemeentelijke milieutoezichthouder de bijstand van de AMI vragen om samen met een Vlaamse inspecteur een bedrijfsbezoek af te leggen, ook al gaat het om een klasse 2inrichting. Dit kan bijvoorbeeld gerechtvaardigd worden wanneer een nieuw aangeworven toezichtsambtenaar voor de eerste keer optreedt of wanneer de gemeente met een technisch complex dossier wordt geconfronteerd. 4) Volgens het milieuhandhavingsdecreet kan een waarnemende toezichtsambtenaar slechts gedurende één jaar optreden (art. 16.3.7 DABM); hij/zij moet dus de opleiding om effectief gemeentelijk milieutoezichtambtenaar te worden binnen het jaar met succes afronden. Daarom moet, eenmalig n.a.v. de inwerkingtreding van het milieuhandhavingsdecreet, de opleiding in elke provincie doorgaan, en daarna in minstens twee provincies zodat een kandidaat in elk jaar de opleiding kan volgen in de eigen provincie of in een naburige provincie. 5) Een toezichthouder wordt al eens geconfronteerd met een agressie (bedreigingen, weerspannigheid,…) bij het uitvoeren van een controle of het opleggen van en maatregel. Er moet dan ook de nodige aandacht worden gegeven aan bescherming van de betrokken ambtenaar (in extreme gevallen ook buiten de kantooruren en ook aan de huisgenoten van de betrokken ambtenaar). In de afspraken tussen administratie en parket moet de vervolging hiervan7 een hoge prioriteit krijgen. 6) Aansprakelijkheid: De ambtenaar zelf is slechts persoonlijk aansprakelijk voor zijn opzettelijke, zware of herhaaldelijke fouten. Voor eenmalige lichte onopzettelijke fouten is alleen de gemeente aansprakelijk. Alleen als de fout van de ambtenaar helemaal geen verband heeft met zijn job, is de gemeente niet aansprakelijk. (meer info: http://www.vvsg.be/Omgeving/Milieu/Pages/milieuhandhaving.aspx#7 ) 7) Een laatste idee op het vlak van informatie-uitwisseling is het opzetten van een tijdschrift naar het voorbeeld van het Nederlandse tijdschrift Handhaving. Dit zou dan bv. kunnen uitgegeven worden door de Vlaamse overheid eventueel in samenwerking met de nieuw op te richten Vlaamse Hoge Raad voor de Milieuhandhaving. Een gelijkaardig idee is het oprichten van een internet-forum. (Dergelijk forum is vroeger opgestart door de Provincie Antwerpen, maar later in onbruik geraakt.)
4. Standpunt over een subsidieregeling Aanvullend op de reeds gemaakte afspraken: a. We gaan ervan uit dat zonder een subsidie een voltijdse toezichthouder de gemeente 50.000 euro per jaar zou kosten. b. Omwille van de rechtszekerheid voor elke individuele gemeente komt er geen ad hoc toekenning van subsidies maar wel een algemene regeling. c. Om 'remmende voorsprong' te vermijden, komen ook gemeenten die nu al een toezichthouder hebben, in aanmerking voor de subsidie. d. Als een gemeente beroep doet op de Vlaamse loonsubsidie, zal die gemeente ook een welbepaalde tijdsbesteding voor handhaving moeten realiseren, proportioneel met de ontvangen subsidie; een gemeente heeft echter ook de keuze om géén beroep te doen op die subsidie. e. Over de subsidieregeling moet er duidelijkheid zijn bij de definitieve goedkeuring van het uitvoeringsbesluit (na advies van de Raad van State, waarschijnlijk eind 2008). Stelt de VVSG stelt het volgende voor als basisafspraken voor de subsidieregeling:
7 Dit is immers strafbaar gesteld, zie art. 39, § 1, 3° en 4° milieuvergunningsdecreet en binnenkort art. 16.6.1, § 2 milieuhandhavingsdecreet (verhinderen van toezicht), art. 269 e.v. en 327 e.v. strafwetboek (weerspannigheid en bedreigingen)
svdms30489 resultaten enquête milieutoezicht.doc - S - 1 december 2008 - 8/10
1) De subsidie bedraagt 50% van de kost voor de personeelsinzet voor controles. Gerekend aan 50.000 euro personeelskost per voltijdse (zoals afgesproken, zie hierboven a.), betekent dit 25.000 euro subsidie per VTE personeelsinzet voor controles. 2) Een gemeente die een beroep doet op de subsidie, moet zelf de nodige cijfers aanreiken over: -
het aantal bedrijven klasse 2 en 3, De subsidiesleutel voor een individuele gemeente wordt idealiter gebaseerd op het aantal klasse 2- en 3-bedrijven, maar bij gebrek aan een centrale bron voor deze gegevens , zullen gemeenten die subsidie aanvragen zelf moeten documenteren hoeveel bedrijven ze hebben.
-
het aantal controles die ze in een gegeven jaar wil uitvoeren Hieronder worden controles met alle mogelijke aanleidingen bedoeld, dus ook controles n.a.v. klachten en incidenten en n.a.v. vergunningaanvragen en meldingen.
-
de daaruit voortvloeiende tijdsbesteding.
Op basis hiervan zal dan het subsidiebedrag voor die gemeente worden bepaald. De gemeente rapporteert hierover in haar milieujaarprogramma; dat wordt immers nu al gebruikt voor de verantwoording van de samenwerkingsovereenkomst (milieuconvenant). De gemeente mag voor hoogstens een derde van het aantal uitgevoerde controles verwijzen naar controles op bedrijven klasse 1 of 2A en op niet-ingedeelde inrichtingen; omgekeerd moet dus minstens twee derde van het aantal uitgevoerde controles slaan op bedrijven klasse 2 en 3. 3) Het benodigde subsidiebudget voor alle gemeenten samen wordt als volgt ingeschat. Het gaat hierbij om een maximale inschatting uitgaande van de veronderstelling dat alle gemeenten een beroep zouden doen op de subsidie. 75.000 klasse 2-bedrijven in Vlaanderen (*) 1/3e: 1 controle kl. 2 per 12 bedrijven kl. 2 (*) ↕ 1/3e: controles kl. 3 1/3e: controles kl. 1, 2A en niet ingedeeld 18.750 controles per jaar in Vlaanderen ↕ 1%VTE / controle (*) 187,5 VTE in Vlaanderen ↕ 1 VTE kost 50.000 euro (afspraak a.) 9.375.000 euro personeelskost ↕ 50% subsidie (standpunt VVSG) 4.687.500 euro personeelssubsidies (*) Cijfers waarvoor we ons op de enquêteresultaten baseerden, worden met een asterisk aangeduid. De eerste stap, de verhouding tussen het aaltal klasse 2-bedrijven en het aantal controles per jaar, behoeft extra commentaar: Het aantal controles per jaar kan ingedeeld worden in drie gelijkwaardige delen: één derde klasse 2, één derde klasse 3 en één derde andere (klasse 1 en 2A en niet-ingedeelde) a) Er zal weinig verschil in tijdsbesteding zijn bij de controle van een klasse 2 of een klasse 3-bedrijf. Dat concludeerde de VVSG-Milieucommissie op 13 november; op deze vergadering waren ook vertegenwoordigers van het kabinet-Crevits aanwezig. svdms30489 resultaten enquête milieutoezicht.doc - S - 1 december 2008 - 9/10
Enerzijds zijn er heel wat klasse 3-inrichtingen die zeer summier kunnen gecontroleerd worden (bv. ondergrondse stookolietanks), anderzijds zal bij een klasse 3-bedrijf, vergeleken met een klasse 2bedrijf, het zwaartepunt meer verschuiven naar handhaving achteraf. Immers, de exploitatie een klasse 2-bedrijf kan vooraf verhinderd worden door het weigeren van de vergunning of beperkt worden door een proefvergunning of door de nodige vergunningsvoorwaarden. (Daarom is bij de laatste wijziging in Vlarem I opgenomen dat de gemeente ook aan klasse 3-bedrijven bijzondere voorwaarden kan opleggen.) Dat het aantal controles klasse 2 en het aantal controles klasse 3 aan elkaar gewaagd zijn, blijkt ook deels uit de enquête. Daarom moet het geheel van controles op klasse 3 zeker als evenwaardig met die op klasse 2 opgenomen worden. b) Klasse 2 en 3 zijn niet het alfa en omega van de gemeentelijke toezichtstaken. De toezichtstaak van de gemeenten spitst zicht weliswaar prioritair toe op bedrijven klasse 2 en 3, maar gemeenten besteden ook in meerdere of mindere mate tijd aan bedrijven klasse 1 en 2A (prioriteit van de MilieuInspectie, maar gemeenten zijn ook ten dele bevoegd). Daarnaast zijn er verschillende op het eerste gezicht kleinere toezichtsbevoegdheden die ook heel wat tijd opslorpen van gemeentelijke milieutoezichthouders, zoals bv. geluidscontroles op niet-ingedeelde inrichtingen. Daarom moet het geheel van controles op klasse 1 en 2A en op niet-ingedeelde inrichtingen voor een derde van het geheel aan controles worden meegerekend. "Eén derde andere controles" is overigens minimaal ingevuld aangezien deze specifieke controles o.a. de controles op rioolaansluiting zullen omvatten. Dit zal in de toekomst zwaarder doorwegen aangezien de verplichte aanleg van maximaal gescheiden rioleringsstelsels en de grotere aandacht die de Vlaamse overheid eist bij de afkoppeling op privé-domein. controles naar aanleiding van:
aantal controles per jaar (Vlaanderen)
de vervanging van bestaande riolen (om de 75 jaar)
22.954
de aanleg van nieuwe riolen (deadline 2015 - 2027)
38.399 - 14.147
de nieuwbouw van woningen
11.918
Controles bij renovatie van de woning en bij IBA's zijn hierin niet inbegrepen. Alle woningen zullen minstens één keer moeten bezocht worden door een werftoezichter en dit eerste bezoek zal in verschillende gevallen moeten opgevolgd worden door de milieutoezichthouder. 4) Omdat uit de enquête blijkt dat er vrij grote foutenmarges moeten toegepast worden op de gerapporteerde cijfers (zeker wat betreft het aantal bedrijven en de tijdsbesteding per controle), moeten de basisgegevens gecontroleerd en de verdeelsleutels geëvalueerd worden na twee jaar. Het DC gaat akkoord: 1) Het is een goede piste om via de samenwerkingsovereenkomst milieu te werken want daardoor is geen nieuwe aparte rapporteringsprocedure nodig en is er zekerheid tot eind 2013. 2) Als het subsidiebudget kleiner is, dan heeft dit ook zijn gevolgen voor hetgeen de gemeenten hiermee kunnen doen. Het aantal controles in verhouding met het aantal te controleren bedrijven b.v. zal dan moeten worden aangepast, maar dit moeten we nog bilateraal bespreken.
-*svdms30489 resultaten enquête milieutoezicht.doc - S - 1 december 2008 - 10/10