FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Master Notariaat Academiejaar 2008-2009 Vakgroep fiscaal recht
Successierechten Prom. Prof. Dr. N. Geelhand Comm. Prof. Dr. A. Wylleman & H. Baert
Stiefkinderen en geadopteerde kinderen in het schenkings- en successierecht (met interne vergelijking tussen de gewesten)
Kim Van Poucke 20032171
Inhoudstafel Inleiding
6
Hoofdstuk 1: Stiefkinderen en successierechten
8
§ 1. Inleiding
8
§ 2. Federale regeling
8
§ 3. Vlaams Gewest
9
A. Situatie vóór 1 januari 2002 B. Situatie na 1 januari 2002 1. Verkrijging tussen stiefouder en stiefkind 2. Verkrijging van een kind van een persoon die met de erflater samenwoont en de erflater zelf 3. verkrijging van een persoon die met de ouder van de erflater samenwoont en de erflater § 4. Brussels Hoofdstedelijk Gewest
18
A. Situatie vanaf 1 januari 2003 B. Situatie sinds 1 januari 2008 § 5. Waals Gewest
22
A. Situatie vanaf 29 november 2003 § 6. Interne vergelijking tussen de gewesten
23
Hoofdstuk 2: Stiefkinderen en schenkingsrechten
25
§ 1. Vlaams Gewest
25
§ 2. Brussels Hoofdstedelijk Gewest
25
§ 3. Waals Gewest
25
A. Situatie vanaf 23 november 2005 § 4. Interne vergelijking tussen de gewesten
26
2
Hoofdstuk 3: Adoptie en successierechten
28
§ 1. Inleiding
28
A. Volle adoptie B. Gewone adoptie C. Grondwettelijk Hof 19 juni 2002 § 2. Vlaamse Gewest
30
A. Uitzonderingsgevallen 1. Artikel 52², tweede lid, 1° Vlaams Wetboek der Successierechten 2. Artikel 52², tweede lid, 2° Vlaams Wetboek der Successierechten 3. Artikel 52², tweede lid, 3° Vlaams Wetboek der Successierechten a. situatie vóór 1 januari 2003 b. situatie vanaf 1 januari 2003 4. Artikel 52², tweede lid, 4° Vlaams Wetboek der Successierechten B. Bewijs § 3. Brussels Hoofdstedelijk Gewest
40
A. Uitzonderingsgevallen 1. 2. 3. 4.
Artikel 52², tweede lid, 1° Brussels Wetboek der Successierechten Artikel 52², tweede lid, 2° Brussels Wetboek der Successierechten Artikel 52², tweede lid, 3° Brussels Wetboek der Successierechten Artikel 52², tweede lid, 4° Brussels Wetboek der Successierechten
B. Bewijs § 4. Waalse Gewest
43
A. Uitzonderingsgevallen 1. 2. 3. 4.
Artikel 52², tweede lid, 1° Waals Wetboek der Successierechten Artikel 52², tweede lid, 2° Waals Wetboek der Successierechten Artikel 52², tweede lid, 3° Waals Wetboek der Successierechten Artikel 52², tweede lid, 4° Waals Wetboek der Successierechten
B. Bewijs § 5. Interne vergelijking tussen de gewesten
45
3
Hoofdstuk 4: Adoptie en schenkingsrechten
47
§ 1. Inleiding
47
§ 2. Vlaamse Gewest
47
§ 3. Brussels Hoofdstedelijk Gewest
49
§ 4. Waalse Gewest
49
§ 5. Interne vergelijking tussen de gewesten
50
Hoofdstuk 5: Enkele hedendaagse kritische beschouwingen
52
§ 1. Stiefkinderen versus successie- en schenkingsrechten
52
§ 2. Stiefkleinkinderen en bloedverwanten van de stiefouder
53
§ 3. Het adoptief kind als kind van de echtgenoot/wettelijk samenwonende partner van de adoptant (art. 52², tweede lid, 1° W. Succ.)
53
§ 4. De toepassingsvoorwaarden van hulp, verzorging en inwoning (art. 50 Br. W. Succ. en art. 52², tweede lid, 3° W. Succ.)
55
Conclusie
56
4
Bijlage I. Successierechten A. Tarief in “rechte lijn” 1. Vlaamse Gewest 2. Brussels Hoofdstedelijk Gewest 3. Waalse Gewest B. Tarief “tussen alle andere personen” 1. Vlaamse Gewest 2. Brussels Hoofstedelijk Gewest 3. Waalse Gewest
II. Schenkingsrechten A. Tarief in “rechte lijn” 1. Vlaamse Gewest 2. Brussels Hoofdstedelijk Gewest 3. Waalse Gewest B. Tarief “tussen alle andere personen” 1. Vlaamse Gewest 2. Brussels hoofdstedelijk Gewest 3. Waalse Gewest
5
Inleiding 1. Steeds meer en meer zien we “het hersamengesteld gezin” in het straatbeeld opduiken. Anno 2009 kunnen we er niet meer aan voorbijgaan. Dit is een logisch gevolg van het toenemend aantal echtscheidingen. Mensen huwen, scheiden uit de echt, hertrouwen of gaan samenwonen met een nieuwe partner. Heel vaak hebben beiden of althans één van hen één of meerdere kinderen uit een vorige relatie of een vorig huwelijk. Het archetype van het zogenaamde “kerngezin” is vandaag de dag in vele gevallen achterhaald.
2. Deze evolutie heeft niet alleen implicaties in het dagdagelijkse leven, maar heeft eveneens een grote impact op het vlak van het burgerlijk recht en het fiscaal recht. De wetgevers zagen zich dan ook genoodzaakt mee te gaan in deze stroom van wijzingen binnen het traditionele gezin.
3. Op het vlak van de successierechten en in beperkte mate op het vlak van de schenkingsrechten leidde dit tot de invoering van gunstregelen ten behoeve van bepaalde categorieën van personen, waaronder de stiefkinderen en de gewoon geadopteerde kinderen. Waar zij vroeger vielen onder het tarief “tussen alle andere personen” vallen zij nu in vele gevallen onder het tarief “in rechte lijn” . Natuurlijk gaan aan deze gunstregelen, zoals wij ze vandaag kennen, verschillende jaren en wijzigingen vooraf. Bovendien zullen deze maatregelen niet zonder meer gelden, maar gaan zij quasi steeds gepaard met het opleggen van voorwaarden. Daarnaast zijn tal van uitzonderingen voorzien.
4. Aangezien het successierecht en het schenkingsrecht niet langer een federale, maar een gewestelijke bevoegdheid is en de drie gewesten zowel in het kader van het successierecht als in het kader van het schenkingsrecht van deze bevoegdheid gebruik hebben gemaakt, zal de regelgeving verschillen naargelang we ons bevinden in het Vlaamse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dan wel het Waalse Gewest.
5. Naar aanleiding van dit schrijven zal voor elk van de drie gewesten nagegaan worden wat de evolutie en de huidige stand van zaken is inzake de stiefkinderen en de adoptie binnen het successierecht en het schenkingsrecht. Er zal telkens ook, zij het in schematische vorm, intern rechtsvergelijkend nagegaan worden wat de verschillen en gelijkenissen zijn van de
6
regelgeving geldend in het Vlaamse Gewest, het Brussels hoofdstedelijk Gewest en het Waalse Gewest. Deze uiteenzetting zal afgesloten worden met een aantal hedendaagse kritische beschouwingen.
7
HOOFDSTUK 1: Stiefkinderen en successierechten. § 1. Inleiding 6. Enkel zij die bloedverwant zijn in de juridische betekenis1 2 komen tot de nalatenschap ab intestato.3 Op basis van deze regel moeten we besluiten dat stiefkinderen geen wettelijke erfrechtelijke aanspraken hebben in de nalatenschap van hun stiefouder of van de persoon met wie hun juridische ouder samenleeft, aangezien tussen hen en de stiefouder of de persoon met wie hun juridische ouder samenleeft geen juridische afstammingsband bestaat.
Nochtans bestaat in hoofde van de stiefouder of de persoon met wie de juridische ouder samenleeft vaak de behoefte om het stiefkind via testament te begiftigen. Deze behoefte treedt vandaag de dag steeds meer en meer op de voorgrond gelet op het groeiend aantal hersamengestelde gezinnen. Ook de wetgever heeft dit ingezien en is in het kader van de successierechten tussengekomen teneinde de vererving tussen het stiefkind en de stiefouder of de persoon met wie de juridische ouder samenleeft te onderwerpen aan een fiscaal gunstigere regeling, meer bepaald aan het tarief “in rechte lijn”.
§ 2. Federale regeling 7. In de federale regeling was het enkel mogelijk de vererving tussen de stiefouder en het stiefkind te onderwerpen aan het tarief “in rechte lijn” mits er sprake was van een zogenaamde stiefouderadoptie.4 5 In alle andere gevallen viel de verkrijging door het stiefkind onder het tarief “tussen alle andere personen”.6
1
De biologische afstamming is onvoldoende. Hierop bestaan echter twee uitzonderingen: de echtgenoot en de gewoon (in de eerste graad) en ten volle geadopteerde kinderen. 3 W. PINTENS, K.VAN WINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 266; M. PUELINCKX-COENE, Erfrecht, Antwerpen, Kluwer, 1996, 178-180. 4 De stiefouderadoptie impliceert de adoptie van het kind van de echtgenoot door de mede-echtgenoot, nietouder. Deze laatste wordt de stiefouder genaamd. 5 Art. 52², 1° W. Succ.; B. STROBBE, “Vlaams Gewest: nog steeds hoge tarieven tussen derden”, Fiscoloog 1997, afl. 599, (3) 3; X, “Kinderen van samenwoners erven altijd in de ‘rechte lijn’”, Fiscoloog 2001, afl. 823, (1) 1. 6 N.GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 123; N. GEELHAND, “Successierechten” in X (ed.), Rechtskronieken voor het notariaat. Deel 2, Brugge, Die Keure, 2003, (1) 1. 2
8
§ 3. Vlaamse Gewest A. Situatie vóór 1 januari 2002 8. Ingevolge het decreet van 20 december 19967 werd de stiefouderadoptie in de relatie stiefouder en stiefkind niet langer een noodzakelijke voorwaarde om het tarief “in rechte lijn” te kunnen genieten. Het oude artikel 50, tweede lid van het Vlaams Wetboek der Successierechten voorzag immers dat de verkrijging door kinderen van de langstlevende echtgenoot uit de nalatenschap de overleden echtgenoot8 in aanmerking komt voor de toepassing van het tarief “in rechte lijn”.9 Het stiefkind werd op die manier overgeheveld van groep drie10 naar groep één11. De ratio legis die voor deze wetswijziging werd aangevoerd, betreft het feit dat de relatie tussen stiefouders en stiefkinderen soms bijzonder hecht kan zijn.12 13 Bovendien zal het heel vaak voorkomen dat deze personen gedurende geruime tijd hebben samengeleefd.14
Evenwel dient opgemerkt te worden dat deze regeling enkel van toepassing was wanneer de stiefouder gehuwd was met de natuurlijke ouder van het kind. In het normale taalgebruik kan er immers slechts sprake zijn van een stiefkind in het kader van een huwelijkse relatie tussen de natuurlijke ouder en de stiefouder.15 16 7
Decreet van 20 december 1996 houdende de bepalingen tot begeleiding van de begroting 1997, B.S. 31 december 1996, err., B.S. 11 februari 1997, met ingang van 1 januari 1997. 8 Met die omschrijving worden de stiefkinderen bedoeld. 9 R. DEBLAUWE, “De hervorming van de Vlaamse successierechten”, .ot. Fisc. M. 1997, (157) 163; J. RUYSSEVELDT, “Uitbreiding begrip ‘stiefkinderen’ – artikel 50 W. Succ.”, .ieuwsbrief Successierechten 2002, afl. 7, (6) 6; J. VERSTAPPEN, Vlaamse successierechten, Deurne, Kluwer rechtswetenschappen, 1997, 78; X, “Kinderen van samenwoners erven altijd in de ‘rechte lijn’”, Fiscoloog 2001, afl. 823, (1) 1; X, “Successierechten: benadeling stiefkinderen weggewerkt”, Fisc. Act. 2001, afl. 41, 5. 10 Deze groep wordt gevormd door ‘alle andere personen’. 11 Deze groep wordt gevormd door de ‘rechte lijn’, de echtgenoten en samenwoners. 12 N.GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Larcier, 2009, (111) 125; E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en – planning,Toth BV, Kapelle-op-den-Bos, 2003, 506; C. VANDERKERKEN, “Hervorming in het Vlaamse Gewest: soms lager, soms hoger”, Fiscoloog 1996, afl. 584, (3) 3. 13 Ter illustratie van deze bijzondere band wordt vaak verwezen naar de onderhoudsplicht van een stiefouder ten aanzien van het stiefkind (art. 203, § 2 B.W.) en naar de soepelere leeftijdsvoorwaarden die gelden wanneer het gaat om de adoptie van een stiefkind (art. 345 B.W.). 14 R. BARBAIX en T. WUSTENBERGHS, “Geen gelijkstelling van het successierechtelijke tarief ten aanzien van de stiefkleinkinderen”, (noot onder Arbitragehof 7 december 2005), T.F.R. 2006, afl. 312, (968) 968; R. DEBLAUWE, “De hervorming van de Vlaamse successierechten”, .ot. Fisc. M. 1997, (157) 163; N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 125. 15 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Vlaamse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (693) 719; J.
9
9. Bovenstaande regeling werd echter aan heel wat kritiek onderworpen.17 Een eerste punt van kritiek dat in de rechtsleer werd aangehaald, betrof het feit dat de regeling slechts een beperkte toepassing had. Zij kon immers slechts toegepast worden mits de natuurlijke ouder de stiefouder overleefde. Met andere woorden enkel en alleen wanneer de stiefouder als eerste stierf kon op het legaat van de stiefouder gemaakt ten gunste van het stiefkind het tarief “in rechte lijn” toegepast worden. Indien daarentegen de natuurlijke ouder als eerste overleed en derhalve de stiefouder de langstlevende ouder was, kon geen aanspraak gemaakt worden op het tarief “in rechte lijn”, maar werd het legaat onderworpen aan het tarief “tussen alle andere personen”.18
Vervolgens werd gewezen op het gebrek aan bilateraliteit. Er was immers geen enkele regeling voorzien voor het geval van vooroverlijden van het stiefkind. Wanneer deze laatste RUYSSEVELDT, “In de drie gewesten worden niet alle kinderen fiscaal met erfgenamen in rechte lijn gelijkgesteld!”, Successierechten 2003, afl. 3, (1) 37; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Kluwer, Mechelen, 2004, (275) 324; E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en – planning,Toth BV, Kapelle-op-den-Bos, 2003, 50; X, “Kinderen van samenwoners erven altijd in de ‘rechte lijn’”, Fiscoloog 2001, afl. 823, (1) 2. 16 Sommigen zijn van oordeel dat niet alleen de relatie tussen de stiefouder en de natuurlijke ouder een huwelijkse relatie moet zijn geweest maar eveneens de relatie tussen de beide natuurlijke ouders. Bovendien moet de andere natuurlijke ouder overleden zijn opdat het tarief in ‘rechte lijn’ van toepassing zou zijn. Zie o.a. J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Vlaamse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (693) 719; J. RUYSSEVELDT, “Uitbreiding begrip ‘stiefkinderen’ – artikel 50 W. Succ.”, .ieuwsbrief successierechten 2002, afl. 7, (6) 6; X, “Kinderen van samenwoners erven altijd in de ‘rechte lijn’”, Fiscoloog 2001, afl. 823, (1) 2; Contra N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Kluwer, Mechelen, 2004, (275) 324: volgens hem is de aard van de vroegere relatie en de oorzaak van ontbinding van die relatie irrelevant. 17 Zie ondermeer A. CULOT, B. GOFFAUX en C. PRÜM, “Droits de succession et de mutation par décès. Legislation régionales” in Rép. not., Brussel, Larcier, 2008, 53; R. DEBLAUWE, “De hervorming van de Vlaamse successierechten”, .ot. Fisc. M. 1997, (157) 164; J. VERSTAPPEN, Vlaamse successierechten, Deurne, Kluwer rechtswetenschappen, 1997, 79. 18 Art. 48 Vl. W. Succ.; B. CARDOEN, “Circulaire bespreekt uitbreiding gunsttarief voor stiefkinderen”, Fisc. Act. 2002, afl. 43, (4) 4; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Vlaamse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (693) 718; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 323; N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Larcier, 2009, (111) 125; B. GOFFEAUX, noot onder het Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 21 december 2001, Rec. gén. enr. not. 2002, (96) 98; L. HERTECANT, “De nieuwe Vlaamse successierechten” in X (ed.), Fiscaal praktijkboek ‘97-’98. Indirecte belastingen, Ced. Samsom, Diegem, 1997, (161) 167; T. LAUWERS, “Wijziging tarief successierechten voor Vlaams Gewest (decreet d.d. 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002)”, Waarvan Akte 2002, afl. 6, (21) 21; J. RUYSSEVELDT, “Uitbreiding begrip ‘stiefkinderen’ – artikel 50 W. Succ.”, .ieuwsbrief successierechten 2002, afl. 7, (6) 6; X, “Kinderen van samenwoners ervan altijd in de ‘rechte lijn’”, Fiscoloog 2001, afl. 823, (1) 1; E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en – planning,Toth BV, Kapelle-op-den-Bos, 2003, 506; C. VANDERKERKEN, “Hervorming in het Vlaams Gewest: soms lager, soms hoger”, Fiscoloog 1996, afl. 584, (3) 3; X, “Successierechten: benadeling stiefkinderen weggewerkt”, Fisc. Act. 2001, afl. 41, (5) 5; X, “Alle stiefkinderen moeten rechtelijnstarief krijgen in successierechten”, Fisc. Act. 2003, afl. 12, (4) 4.
10
een legaat had gemaakt ten voordele van zijn stiefouder, dan werd het legaat belast volgens het tarief “tussen alle andere personen”.19
Het Grondwettelijk Hof sloot zich aan bij de critici en besliste bij een arrest van 19 december 200220 dat het oude artikel 50 van het Vlaams Wetboek der Successierechten in strijd is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. De bepaling voert immers een ongelijke behandeling in tussen de stiefkinderen naargelang de stiefouder van wie zij erven, overlijdt vóór of na hun natuurlijke ouder met wie de stiefouder gehuwd was. Het Grondwettelijk Hof bepaalt in zijn arrest dat er geen enkele pertinentie bestaat voor het gemaakte onderscheid inzake het toepasselijke tarief.21
B. Situatie na 1 januari 2002
10. De Vlaamse decreetgever had echter reeds voor het arrest van het Grondwettelijk Hof ingespeeld op de vermelde kritiekpunten door de invoering van het decreet van 21 december 2001 houdende de bepalingen tot begeleiding van de begroting van 2002.22 Het decreet, tengevolge waarvan een nieuw artikel 50 wordt ingevoerd in het Vlaams Wetboek der Successierechten, beperkt zich echter niet tot het rechtzetten van bovenvermelde tekortkomingen, maar gaat zelfs een stap verder.
Het nieuwe artikel 50 van het Vlaams Wetboek der Successierechten onderscheidt vijf gevallen waarbij welbepaalde personen, zonder dat er sprake is van een bloedverwantschap,
19
B. CARDOEN, “Circulaire bespreekt uitbreiding gunsttarief voor stiefkinderen”, Fisc. Act. 2002, afl. 43, (4) 4; B. CARDOEN, “Successierechten: Arbitragehof vindt oude regeling stiefkinderen discriminerend”, (noot onder Arbitragehof 19 december 2002), A.F.T. 2003, afl. 3, (154) 154; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Vlaamse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (693) 718; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 324; T. LAUWERS, “Wijziging tarief successierechten voor Vlaams Gewest (decreet d.d. 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002)”, Waarvan Akte 2002, afl. 6, (21) 21; J. RUYSSEVELDT, “Uitbreiding begrip ‘stiefkinderen’ – artikel 50 W. Succ.”, .ieuwsbrief successierechten 2002, afl. 7, (6) 6; E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en – planning,Toth BV, Kapelle-op-den-Bos, 2003, 506; X, “Kinderen van samenwoners ervan altijd in de ‘rechte lijn’”, Fiscoloog 2001, afl. 823, (1) 1; X, “Successierechten: benadeling stiefkinderen weggewerkt”, Fisc. Act. 2001, afl. 41, (5) 5. 20 Arbitragehof 19 december 2002, Rev. trim. dr.. fam. 2003, afl. 4, 857. 21 B. CARDOEN, “Successierechten: Arbitragehof vindt de oude regeling stiefkinderen discriminerend”, (noot onder Arbitragehof 19 december 2002), A.F.T. 2003, afl. 3, (154) 154-155; X, “Alle stiefkinderen moeten rechtelijnstarief krijgen in successierechten”, Fisc. Act. 2003, afl. 12, (4) 4. 22 B.S. 29 december 2001, err., B.S. 14 februari 2002, met ingang van 1 januari 2002.
11
vallen onder het tarief “in rechte lijn”. Drie van de vijf23 gevallen zijn in het kader van dit schrijven relevant en worden hierna elk afzonderlijk besproken.
1. Verkrijging tussen stiefouder en stiefkind
11. Onder deze regel zijn twee gevallen begrepen. Vooreerst wordt gedoeld op de verkrijging door het stiefkind uit de nalatenschap van de stiefouder. In tegenstelling tot vroeger24 speelt de volgorde van overlijden geen enkele rol meer. De gelijkstelling met de erfgenamen “in rechte lijn” zal met andere woorden steeds van toepassing zijn, zowel indien de natuurlijke ouder van het kind als eerste komt te overlijden als wanneer de stiefouder als eerste sterft.25 Ten tweede wordt de verkrijging door de stiefouder vanwege het stiefkind beoogd.26 Ingevolge de wetswijziging wordt ook deze verkrijging gelijkgesteld met een verkrijging “in rechte lijn”. Met andere woorden ingevolge de nieuwe formulering van artikel 50 van het Vlaams Wetboek der Successierechten valt elke verkrijging tussen de stiefouder en het stiefkind onder het tarief “in rechte lijn”, ongeacht of het de stiefouder dan wel het stiefkind is die als erflater optreedt.27 Ook hier moet nog steeds rekening gehouden worden met het feit dat deze regeling een huwelijkse relatie tussen de natuurlijke ouder en de stiefouder veronderstelt.28 Het bestaan of het hebben bestaan van een huwelijk is de enige toepassingsvoorwaarde om te kunnen genieten van het tarief “in rechte lijn”. 23
De overige twee betreffen de verkrijging tussen ex-echtgenoten en ex-samenwonenden met gemeenschappelijke afstammelingen. 24 Vóór de inwerkingtreding van het Vl. Decreet van 21 december 2001 houdende de bepalingen tot begeleiding van de begroting van 2002, B.S. 29 december 2001, err., B.S. 14 februari 2002, met ingang van 1 januari 2002. 25 B. CARDOEN, “Circulaire bespreekt uitbreiding gunsttarief voor stiefkinderen”, Fisc. Act. 2002, afl. 43, (4) 5; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Vlaamse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (693) 719; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 324; B. GOFFEAUX, noot onder het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 21 december 2001, Rec. gén. enr. not. 2002, (96) 98-99; J. RUYSSEVELDT, “Uitbreiding begrip ‘stiefkinderen’ – artikel 50 W. Succ.”, .ieuwsbrief successierechten 2002, afl. 7, (6) 6. 26 Contra B. GOFFEAUX, noot onder het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 21 december 2001, Rec. gén. enr. not. 2002, (96) 100. 27 B. CARDOEN, “Circulaire bespreekt uitbreiding gunsttarief voor stiefkinderen”, Fisc. Act. 2002, afl. 43, (4) 4; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Vlaamse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (693) 719; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, 324; T. LAUWERS, “Wijziging tarief successierechten voor Vlaams Gewest (decreet d.d. 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002)”, Waarvan Akte 2002, afl. 6, (21) 21; J. RUYSSEVELDT, “Uitbreiding begrip ‘stiefkinderen’ – artikel 50 W. Succ.”, .ieuwsbrief successierechten 2002, afl. 7, (6) 6. 28 Supra randnr. 8.
12
12. In haar circulaire nummer 9 van 7 mei 2002 verduidelijkt de Administratie dat het tarief “in rechte lijn” van kracht blijft ook al wonen de stiefouder en natuurlijke ouder, op het ogenblik van het overlijden van de stiefouder of het stiefkind, niet meer samen. Is het huwelijk tussen de stiefouder en natuurlijke ouder op de dag van overlijden echter ontbonden door echtscheiding dan geldt het tarief “in rechte lijn” niet langer en zal de verkrijging tussen de stiefouder en het stiefkind onderworpen zijn aan het tarief “tussen alle andere personen”.29 Volgens N. GEELHAND wordt door deze regeling niet alleen een voorwaarde aan de wet toegevoegd maar is er bovendien sprake van een ongeoorloofde discriminatie, gelet op het feit dat een onderscheid wordt gemaakt naargelang de wijze van ontbinding van het huwelijk, hetzij door echtscheiding, hetzij door overlijden. Hij besluit dan ook dat de aard en de oorzaak van ontbinding van de relatie irrelevant moet zijn.30
13. Deze regeling houdt echter wel een beperking in. Zij is enkel van toepassing in de relatie tussen de stiefouder en het stiefkind en niet in relatie met andere personen. Zo zal het tarief “tussen alle andere personen” van toepassing zijn en niet het tarief “in rechte lijn” voor de kinderen van het stiefkind of hun verdere afstammelingen evenals voor de bloedverwanten van de stiefouder. Sommige auteurs menen dat het hier gaat om een ongerechtvaardigde discriminatie.31
14. Het Grondwettelijk Hof oordeelde echter in zijn arrest van 7 december 2005 dat het verschil in fiscale behandeling tussen stiefkinderen en stiefkleinkinderen niet in strijd is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.32 Volgens het Grondwettelijk Hof is het verschil in behandeling gesteund op een objectief en pertinent criterium, namelijk de hechtheid van de gezinsband, aangezien stiefkinderen leden zijn van het kerngezin terwijl de stiefkleinkinderen dit niet zijn 29
B. CARDOEN, “Circulaire bespreekt uitbreiding gunsttarief voor stiefkinderen”, Fisc. Act. 2002, afl. 43, (4) 5; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 326. 30 N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 127. 31 R. BARBAIX en T. WUSTENBERGHS, “Geen gelijkstelling van het successierechtelijke tarief ten aanzien van de stiefkleinkinderen”, (noot onder Arbitragehof 7 december 2005), T.F.R. 2006, afl. 312, (968) 971; N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 128; B. GOFFEAUX, noot onder het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 21 december 2001, Rec. gén. enr. not. 2002, (96) 99; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 326. 32 Arbitragehof 7 december 2005, A.A. 2005, afl. 5, 2325, Rev. trim. dr. fam. 2006, afl. 3, 906 en T.F.R. 2006, afl. 312, 965, noot R. BARBAIX en T. WUSTENBERGHS; A. CULOT, B. GOFFAUX en C. PRÜM, “Droits de succession et de mutation par décès. Legislation régionales” in Rép. not., Brussel, Larcier, 2008, 106.
13
Deze rechtspraak wordt echter door verschillende auteurs bekritiseerd. Zij voeren ondermeer aan dat ook de band tussen de stiefgrootouder en het stiefkleinkind bijzonder hecht kan zijn.33 Daarnaast wijzen zij erop dat de vraag verkeerdelijk werd gesteld en de toetsing door het Grondwettelijk Hof derhalve te beperkend is doorgevoerd. Het Hof beperkt er zich immers toe na te gaan of er geen ongelijke behandeling bestaat tussen de stiefkinderen en de stiefkleinkinderen terwijl het discriminatieverbod zich verder uitstrekt en de vraag kan worden gesteld of er geen sprake is van discriminatie tussen de stiefkleinkinderen en de gewone kleinkinderen. Hier kan het argument van het behoren tot hetzelfde kerngezin niet worden aangevoerd als een objectief en pertinent criterium ter verantwoording voor het verschil in behandeling aangezien noch het stiefkleinkind noch het gewone kleinkind behoort tot het kerngezin van de grootouder. Nochtans geniet het kleinkind in tegenstelling tot het stiefkleinkind wel van het tarief “in rechte lijn”. Artikel 50 van het Vlaams Wetboek der Successierechten heeft volgens R. BARBAIX, T. WUSTENBERGHS en N. GEELHAND dan ook een discriminatoir karakter in die zin dat er in het kader van de successierechten een ander tarief geldt voor de stiefkleinkinderen enerzijds en de gewone kleinkinderen anderzijds.34
2. Verkrijging tussen een kind van een persoon die met de erflater samenwoont en de erflater zelf
15. Het tarief “in rechte lijn” geldt ingevolge deze bepaling in het geval waarbij kinderen geboren uit een vorige relatie35 van één van de samenwonenden aangeduid worden als legataris door de persoon met wie zijn natuurlijke ouder is gaan samenwonen.36
33
R. BARBAIX en T. WUSTENBERGHS, “Geen gelijkstelling van het successierechtelijke tarief ten aanzien van de stiefkleinkinderen”, (noot onder Arbitragehof 7 december 2005), T.F.R. 2006, afl. 312, (968) 970; N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 128; A. SLAETS, “Artikel 50 W. Succ. Vlaams Gewest: Arbitragehof zit geen graten in verschillende behandeling van stiefkinderen en stiefkleinkinderen”, Successierechten 2006, afl. 1, (4) 5. 34 Meer uitgebreid zie R. BARBAIX en T. WUSTENBERGHS, “Geen gelijkstelling van het successierechtelijke tarief ten aanzien van de stiefkleinkinderen”, (noot onder Arbitragehof 7 december 2005), T.F.R. 2006, afl. 312, (968) 970-971; N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 128. 35 Al dan niet een huwelijkse relatie. 36 B. CARDOEN, “Circulaire bespreekt uitbreiding gunsttarief voor stiefkinderen”, Fisc. Act. 2002, afl. 43,(4) 4; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Vlaams Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (693) 720; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 324; J. RUYSSEVELDT, “Uitbreiding begrip ‘stiefkinderen’ – artikel 50 W. Succ.”, .ieuwsbrief successierechten 2002, afl. 7, (6) 7; X, “Kinderen van samenwoners erven altijd in de ‘rechte lijn’”, Fiscoloog 2001, afl. 823, (1) 2.
14
Deze regel werd ingevoerd tengevolge van het groeiend aantal samenlevingvormen buiten het huwelijk.
De voorwaarde is evenwel dat de erflater op het ogenblik van het overlijden met de natuurlijke ouder van het kind samenwoont.37 In tegenstelling tot het hierboven beschreven geval, met name in de relatie tussen de stiefouder en het stiefkind, speelt in deze context de volgorde van overlijden wél een rol. Wanneer de natuurlijke ouder van het kind vooroverleden is, kan er immers geen sprake meer zijn van een samenwoning op het ogenblik van overlijden van de persoon die met de natuurlijke ouder samenleeft.38 Evenmin is er sprake van een samenwoning op het ogenblik van het overlijden ingeval één de samenwonenden op dat tijdstip in een rusthuis verblijft. In deze laatste hypothese kan evenwel onder bepaalde voorwaarde beroep worden gedaan op de regeling inzake overmacht en kan het tarief “in rechte lijn” toch nog toepassing krijgen.39
16. Het begrip samenwoning wordt niet nader gedefinieerd. Er kan dan ook verwezen worden naar artikel 48, § 2, lid 9 van het Vlaams Wetboek der Successierechten. Dit artikel verwijst zowel naar de wettelijke samenwoning40 als naar de feitelijke samenwoning met name minstens één jaar ononderbroken samenleven en een gemeenschappelijke huishouding voeren.41 42 37
N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 325; N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 131; N. GEELHAND, “Successierechten” in X (ed.), Rechtskronieken voor het notariaat. Deel 2, Brugge, Die Keure, 2003, (1) 38; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Vlaamse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (693) 720; J. RUYSSEVELDT, “Uitbreiding begrip ‘stiefkinderen’ – art. 50 W. Succ.”, .ieuwsbrief successierechten 2002, afl. 7, (6) 8. 38 B. CARDOEN, “Circulaire bespreekt uitbreiding gunsttarief voor stiefkinderen”, Fisc. Act. 2002, afl. 43, (4) 5; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 326326; N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 131. 39 B. CARDOEN, “Circulaire bespreekt uitbreiding gunsttarief voor stiefkinderen”, Fisc. Act. 2002, afl. 43, (4) 5; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 326327; N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 131; X, “Kinderen van samenwoners erven altijd in de ‘rechte lijn’”, Fiscoloog 2001, afl. 823, (1) 2. Meer uitgebreid zie J. RUYSSEVELDT, “Aaneenschrijven over nieuw begrip ‘samenwonenden’”, Fisc. Act. 2000, afl. 40, 8. 40 Zoals omschreven de artikelen 1475 tot 1479 B.W. 41 B. CARDOEN, “Circulaire bespreekt uitbreiding gunsttarief voor stiefkinderen”, Fisc. Act. 2002, afl. 43, (4) 5; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Vlaamse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008 ,(693) 720; J.
15
Wat betreft het bewijs van de samenwoning wordt evenmin een bijzondere regeling voorzien en moet dus opnieuw verwezen worden naar artikel 48, § 2, lid 9 van het Vlaams Wetboek der Successierechten. Derhalve geldt voor de wettelijke samenwoning de verklaring van wettelijke samenwoning ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats van de samenwonende partners als bewijsmiddel.43 Voor de feitelijke samenwoning daarentegen geldt het uittreksel uit het bevolkingsregister als een weerlegbaar vermoeden en kan beroep worden gedaan op de bijzondere regeling inzake overmacht.44
3. Verkrijging tussen een persoon die met een ouder van de erflater samenwoont en de erflater 17. Het betreft hier de hypothese waarbij de met de ouder samenwonende persoon45 wordt aangeduid als legataris in de nalatenschap van het kind van de natuurlijke ouder.46 Ook hier geldt een samenwoningsvereiste. Immers op het ogenblik van het overlijden van het kind moet de samenwoning tussen de natuurlijke ouder en de legataris een feit zijn.47 Met andere woorden ook hier zal de volgorde van overlijden bepalend zijn om te oordelen of aanspraak
RUYSSEVELDT, “Uitbreiding begrip ‘stiefkinderen’ – artikel 50 W. Succ.”, .ieuwsbrief successierechten 2002, afl. 7, (6) 7; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 325; X, “Kinderen van samenwoners erven altijd in de ‘rechte lijn’”, Fiscoloog 2001, afl. 823, (1) 2. 42 Meer uitgebreid zie J. RUYSSEVELDT, “Aaneenschrijven over nieuw begrip ‘samenwonenden’”, Fisc. Act. 2000, afl. 40, 7-8. 43 Art. 1476 B.W.; J. RUYSSEVELDT, “Uitbreiding begrip ‘stiefkinderen’ – art. 50 W. Succ.”, .ieuwsbrief Successierechten 2002, afl. 7, (6) 7. 44 T. LAUWERS, “Wijziging tarief successierechten voor Vlaams Gewest (decreet d.d. 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002)”, Waarvan Akte 2002, afl. 6, (21) 22; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes, valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 325; N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 131-132; N. GEELHAND, “Successierechten” in X (ed.), Rechtskronieken voor het notariaat. Deel 2, Brugge, Die Keure, 2003, (1) 38; X, “Kinderen van samenwoners erven altijd in de ‘rechte lijn’”, Fiscoloog 2001, afl. 823, (1) 2. 45 De regeling geldt ook bijvoorbeeld in het kader van een samenwoning tussen broer en zus. 46 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Vlaamse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (693) 720; J. RUYSSEVELDT, “Uitbreiding begrip ‘stiefkinderen’ – art. 50 W. Succ.”, .ieuwsbrief Successierechten 2002, afl. 7, (6) 6. 47 B. CARDOEN, “Circulaire bespreekt uitbreiding gunsttarief voor stiefkinderen”, Fisc. Act. 2002, afl. 43, (4) 56; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Vlaamse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 200-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (693) 720; N. GEELHAND, “Successierechten” in X (ed.), Rechtskronieken voor het notariaat. Deel 2, Brugge, Die Keure, 2003, (1) 38; J. RUYSSEVELDT, “Uitbreiding begrip ‘stiefkinderen’ – art. 50 W. Succ.”, .ieuwsbrief Successierechten 2002, afl. 7, (6) 7.
16
kan gemaakt op het tarief “in rechte lijn”.48 Is de natuurlijke ouder vooroverleden dan is er geen sprake meer van samenwoning op het ogenblik van het overlijden van het kind en zal de verkrijging door de met de natuurlijke ouder samenwonende persoon vallen onder het tarief “tussen alle andere personen”.
18. Er moet evenwel opgemerkt worden dat de voorwaarde inzake samenwoning enkel geldt ten aanzien van de legataris en niet ten aanzien van het kind49, dat in deze context optreedt als erflater. Derhalve is de toepassing van artikel 48, § 2, lid 9 van het Vlaams Wetboek der Successierechten uitgesloten. Dit artikel neemt immers als uitgangspunt de samenwoning tussen de erflater en diens partner, terwijl in deze hypothese het gaat om een samenwoning tussen de partner en de natuurlijke ouder van de erflater (het kind).50 De wetgever bepaalt dan ook uitdrukkelijk in artikel 50 van het Vlaams Wetboek der Successierechten wat onder de term samenwoning moet begrepen worden en op welke wijze het bewijs kan geleverd worden. Meer bepaald is voldaan aan de vereiste van de samenwoning wanneer de legataris kan aantonen dat hij op het ogenblik van het overlijden van het kind met de natuurlijke ouder ofwel wettelijk samenwoonde (het bewijs wordt geleverd via de verklaring wettelijke samenwoning tegenover de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats van de samenwonenden51) 52 ofwel gedurende reeds één jaar ononderbroken een
48
Supra randnr. 15. De regeling geldt ongeacht of het kind zelf nog bij zijn ouder of natuurlijke persoon met wie de natuurlijke ouder samenwoont, inwoonde: zie T. LAUWERS, “Wijziging tarief successierechten voor Vlaams Gewest (decreet d.d. 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002)”, Waarvan Akte 2002, afl. 6, (21) 22; J. RUYSSEVELDT, “Uitbreiding begrip ‘stiefkinderen’ – art. 50 W. Succ.”, .ieuwsbrief Successierechten 2002, afl. 7,(6) 8; X, “Kinderen van samenwoners erven altijd in de ‘rechte lijn’”, Fiscoloog 2001, afl. 823, (1) 2. 50 B. CARDOEN, “Circulaire bespreekt uitbreiding gunsttarief voor stiefkinderen”, Fisc. Act. 2002, afl. 43, (4) 6; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 325; N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 132; N. GEELHAND, “Successierechten” in X (ed.), Rechtskronieken voor het notariaat. Deel 2, Brugge, Die Keure, 2003, (1) 38; X, “Kinderen van samenwoners erven altijd in de ‘rechte lijn’”, Fiscoloog 2001, afl. 823, (1) 2. 51 Art. 1476 B.W.; J. RUYSSEVELDT, “Uitbreiding begrip ‘stiefkinderen’ – art. 50 W. Succ.”, .ieuwsbrief Successierechten 2002, afl. 7, (6) 8. 52 Art. 50, lid 1 Vl. W. Succ.; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Vlaamse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (693) 721; B. GOFFEAUX, noot onder het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 21 december 2001, Rec. gén. enr. not. 2002, (96) 99; J. RUYSSEVELDT, “Uitbreiding begrip ‘stiefkinderen’ – art. 50 W. Succ.”, .ieuwsbrief Successierechten 2002, afl. 7, (6) 8; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 325. 49
17
gemeenschappelijke huishouding voerde53. Het bewijs van de gemeenschappelijke huishouding kan geleverd worden via alle middelen van het recht met uitzondering van de eed.54 Anders dan in voorgaande regeling geldt het weerlegbaar vermoeden van gemeenschappelijke huishouding ingevolge de inschrijving op hetzelfde adres in het bevolkingsregister hier niet. Evenmin kan beroep worden gedaan op de bijzondere regeling inzake overmacht.55
§ 4. Brussels Hoofdstedelijk Gewest A. Situatie vanaf 1 januari 2003 19. In navolging van de Vlaamse regeling werd ook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ingevolge de ordonnantie van 20 december 2002 tot wijziging van het Wetboek der Successierechten56 artikel 50 van het Brussels Wetboek der Successierechten volledig gewijzigd. Het nieuwe artikel 50 van het Brussels Wetboek der Successierechten voorziet een gelijkaardige bilaterale regeling waarbij de vererving tussen het stiefkind en de stiefouder of tussen het stiefkind en de met de natuurlijke ouder samenwonende partner onderworpen wordt aan het tarief “in “rechte lijn” en niet langer aan het tarief “tussen alle andere personen”.
Evenwel dient erop gewezen te worden dat in het kader van de successierechten enkel de wettelijk samenwonenden gelijk wordt gesteld met de echtgenoten.57 Derhalve zal de vererving tussen het stiefkind en de met de natuurlijke ouder feitelijk samenwonende partner nooit in aanmerking komen voor de toepassing van het tarief “in rechte lijn”.
53
Art. 50 lid 1 Vl. W. Succ.; T. LAUWERS, “Wijziging tarief successierechten voor Vlaams Gewest (decreet d.d. 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002)”, Waarvan Akte 2002, afl. 6, (21) 22; X, “Kinderen van samenwoners erven altijd in de ‘rechte lijn’”, Fiscoloog 2001, afl. 823, (1) 2. 54 Art. 50, lid 1 Vl. W. Succ. 55 B. CARDOEN, “Circulaire bespreekt uitbreiding gunsttarief voor stiefkinderen”, Fisc. Act. 2002, afl. 43, (4) 6; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 325; X, “Kinderen van samenwoners erven altijd in de ‘rechte lijn’”, Fiscoloog 2001, afl. 823, (1) 2. 56 B.S. 31 december 2002, err., B.S. 20 januari 2003, met ingang van 1 januari 2003. 57 H. CASMAN, “Wettelijke samenwoning. Hoe gaat dat nu verder?”, .jW 2004, afl. 60, (182) 190-191; N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R.BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 143; S. PODEVYN, “Gunsttarief voor gezinswoning in Brusselse successierechten”, Fisc. Act. 2003, afl. 3, (5) 6; J. RUYSSEVELDT, “In de drie gewesten worden niet alle kinderen fiscaal met erfgenamen in rechte lijn gelijkgesteld”, Successierechten 2003, afl. 3, (1) 2; E. SPRUYT, “Brusselse successierechten gewijzigd”, .otariaat 2008, afl. 8, (1) 3.
18
20. Onder artikel 50 van het Brussels Wetboek der Successierechten58 worden twee hypothesen onderschreven waarbij het tarief “in rechte lijn” toepasselijk wordt verklaard. De eerste hypothese betreft het geval waarbij de stiefouder of de met de natuurlijke ouder wettelijk samenwonende partner als erflater optreedt. Wanneer laatstgenoemde als erflater optreedt geldt een specifieke voorwaarde. In dat geval is het vereist dat tussen hem en de samenwonende partner geen band van verwantschap tot de derde graad bestaat opdat de vererving tussen hem en het kind voor het voordeeltarief in aanmerking zou komen.59 60 Deze voorwaarde brengt met zich mee dat de wettelijke samenwoning tussen broer en zus, tussen oom of tante en neef of nicht de toepassing van het tarief “in rechte lijn” verhindert.61 Het bewijs van afwezigheid van de band van verwantschap tot de derde graad kan geleverd worden via een eenvoudige verklaring van niet-bestaan van bloedverwantschap tot de derde graad.62
Als algemene voorwaarde voorziet artikel 50 van het Brussels Wetboek der Successierechten63 dat het kind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende zes jaar zonder enige onderbreking, van de erflater of van de erflater en zijn echtgenoot of samenwonende tezamen,
58
Zoals vervangen bij art. 4 Ordonnantie 20 december 2002, B.S. 31 december 2002, err., B.S. 20 januari 2003, met ingang van 1 januari 2003. 59 Art. 50 Br. W. Succ., zoals vervangen bij art. 4 Ordonnantie 20 december 2002, B.S. 31 december 2002, err., B.S. 20 januari 2003, met ingang van 1 januari 2003; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten), Brussels Hoofdstedelijk Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2006-2007, Mechelen, Kluwer, 2006, (641) 653-654; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 328; N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 143; E. SPRUYT, “Brusselse successierechten gewijzigd”, .otariaat 2008, afl. 8, (1) 1; J. RUYSSEVELDT, “Nieuwe Brusselse tarieven (art. 48 W. Succ.)”, Successierechten 2003, afl. 1, (1) 7. 60 Voorbeelden zie J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten), Brussels Hoofdstedelijk Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2006-2007, Mechelen, Kluwer, 2006, (641) 654-655; B. GOFFEAUX, “Modification des droits de succession en région de BruxellesCapitale”, Rec. gen. enr. not. 2003, (185) 191-192. 61 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten), Brussels Hoofdstedelijk Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2006-2007, Mechelen, Kluwer, 2006, (641) 654; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 328. 62 Circulaire n° 9 du 3 juin 2003, Rec. gén. enr. not. 2003,(557) 566; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten), Brussels Hoofdstedelijk Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2006-2007, Mechelen, Kluwer, 2006, (641) 655; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 328; N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 144. 63 Zoals vervangen bij art. 4 Ordonnantie 20 december 2002, B.S. 31 december 2002, err., B.S. 20 januari 2003 met ingang van 1 januari 2003.
19
de hulp en verzorging moet hebben gekregen die kinderen normalerwijs van hun ouders krijgen. Deze voorwaarde veronderstelt evenwel niet dat het huwelijk tussen de natuurlijke ouder en de stiefouder of de wettelijke samenwoning tussen de natuurlijke ouder en samenwonende gedurende die periode van zes jaar niet mag beëindigd worden. Blijft de stiefouder respectievelijk de wettelijk samenwonende na het beëindigen van het huwelijk respectievelijk de wettelijke samenwoning instaan voor de hulp en verzorging van het kind zodat aan de vereiste termijn van zes jaar is voldaan, dan valt de verkrijging door het kind uit de nalatenschap van de stiefouder of de met de natuurlijke ouder wettelijk samenwonende onder het tarief “in rechte lijn”.64 Aangezien het hier gaat om een feitenkwestie kan het bewijs geleverd worden door alle middelen van het recht, met uitzondering van de eed.65
21.De tweede hypothese betreft de verkrijging door de stiefouder of de met de natuurlijke ouder samenwonende partner vanwege het stiefkind. Bovenstaande regeling wordt bilateraal doorgetrokken.66 Met andere woorden ook hier zal het tarief “in rechte lijn” spelen. Evenwel kan uit de letterlijke tekst van de ordonnantie niet afgeleid worden of in dit geval de twee hierboven beschreven toepassingsvoorwaarden ook gelden. Doch moet hierop op basis van de administratieve omzendbrief bevestigend geantwoord worden.67
64
Circulaire n° 9 du 3 juin 2003, Rec. gén. enr. not. 2003, (557) 567; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten), Brussels Hoofdstedelijk Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2006-2007, Mechelen, Kluwer, 2006, (641) 655. 65 Circulaire n° 9 du 3 juin 2003, Rec. gén. enr. not. 2003, (557) 567; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten), Brussels Hoofdstedelijk Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2006-2007, Mechelen, Kluwer, 2006, (641) 655; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 328; N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 144. 66 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten), Brussels Hoofdstedelijk Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2006-2007, Kluwer, Mechelen, 2006, (641) 655; J. RUYSSEVELDT, “In de drie gewesten worden niet alle kinderen fiscaal met erfgenamen in rechte lijn gelijkgesteld!”, Successierechten 2003, afl. 3, (1) 2; J. RUYSSEVELDT, “Nieuwe Brusselse tarieven (art. 48 W. Succ.)”, Successierechten 2003, afl. 1, (1) 7; E. SPRUYT, “Brusselse successierechten gewijzigd”, .otariaat 2008, afl. 8, (1) 4. 67 Circulaire n° 9 du 3 juin 2003, Rec. gén. enr. not. 2003, (557) 567; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “Successierechten – Tarief der rechten, Brussels Hoofdstedelijk Gewest” in J. DECUYPER en J. Ruysseveldt (eds.), Successierechten 2006-2007, Mechelen, Kluwer, 2006, (641) 655; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 328.
20
B. Situatie sinds 1 januari 2008 22. Ingevolge de ordonnantie van 6 maart 200868 werden opnieuw een aantal wijzigingen aangebracht aan artikel 50 van het Brussel Wetboek der Successierechten. Enerzijds wordt een versoepeling ingevoerd aangezien het tarief “in rechte lijn” steeds van toepassing zal zijn bij de vererving tussen het stiefkind en de met de natuurlijke ouder wettelijk samenwonende partner ongeacht de graad van verwantschap. De beperking van de verwantschap tot in de derde graad tussen de natuurlijke ouder en de wettelijk samenwonende partner wordt aldus opgeheven.69 70
23. Anderzijds wordt de regeling verstrengd gezien er nu naast de hulp- en verzorgingsvereiste ook een inwoningsvereiste verlangd wordt voor de toepassing van het tarief in “rechte lijn”. De gelijkstelling zal vandaag de dag dus enkel spelen indien kan aangetoond worden dat het stiefkind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende een periode van zes achtereenvolgende jaren niet alleen de hulp en verzorging heeft gekregen van de erflater of van de erflater en zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner tezamen, maar ook gedurende die zesjarige periode bij de erflater heeft ingewoond.71 Wat betreft het bewijs van inwoning speelt een weerlegbaar vermoeden, namelijk de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister of vreemdelingenregister op het adres van de erflater.72 Bovendien is voor de toepassing van het tarief “in rechte lijn” vereist dat de zesjarige periode van inwoning, hulp en verzorging elkaar overlappen. Is dit niet het geval dan zal de 68
B.S. 1 april 2008, met ingang van 1 januari 2008. J. RUYSSEVELDT, “Tarieven, verminderingen – Brussels gewest”, Successierechten 2009, afl. 1, (5) 5; E. SPRUYT, “Brusselse successierechten gewijzigd”, .otariaat 2008, afl. 8, (1) 1. 70 Er dient opgemerkt dat sinds 1 januari 2008 het toepassingsgebied van artikel 50 van het Brussels Wetboek der Successierechten veel ruimer is dan voorheen. Voortaan vallen niet enkel de kinderen van de echtgenoot of van de wettelijke samenwonende partner van de overledene onder het tarief in “rechte lijn” maar kan om het even welke rechtverkrijgende, die niet afstamt van de erflater, mits evenwel voldaan wordt aan de voorgeschreven voorwaarden, genieten van het verlaagd tarief. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voorziet op die manier in een uitbreiding van het toepassingsgebied naar de zogenaamde “zorgkinderen”. Ook in het Vlaamse Gewest en in het Waalse Gewest is het statuut van de zogenaamde ‘zorgkinderen’ voorzien. Zie daarvoor respectievelijk artikel 50, lid 3 Vl. W. Succ. en art. 52³ W. W. Succ. 71 Art. 50, § 1 W. Succ. zoals gewijzigd door art. 3 Ord. 6 maart 2008 tot wijziging van het Wetboek der Successierechten, B.S. 1 april 2008, met ingang van 1 januari 2008; J. RUYSSEVELDT, “Tarieven, verminderingen – Brussels Gewest”, Successierechten 2009, afl. 1, (5) 6; E. SPRUYT, “Brusselse successierechten gewijzigd”, .otariaat 2008, afl. 8, (1) 1. J. RUYSSEVELDT, “Tarieven, verminderingen – Brussels Gewest”, Successierechten 2009, afl. 1, (5) 6; E. SPRUYT, “Brusselse successierechten gewijzigd”, .otariaat 2008, afl. 8, (1) 1. 72 Art. 50, § 1, tweede lid Br. W. Succ. zoals gewijzigd door art. 3 Ord. 6 maart 2008 tot wijziging van het Wetboek der Successierechten, B.S. 1 april 2008, met ingang van 1 januari 2008; J. RUYSSEVELDT, “Tarieven, verminderingen – Brussels gewest”, Successierechten 2009, afl. 1, (5) 6. 69
21
gelijkstelling niet gelden en zal de vererving onderworpen worden aan het tarief ”tussen alle andere personen”.73
§ 5. Waalse Gewest A. Situatie vanaf 29 november 2003 24. Ook in het Waalse Gewest is sinds het decreet van 22 oktober 200374 een regeling opgenomen waardoor stiefkinderen gelijk worden gesteld met afstammelingen “in rechte lijn”.75 Artikel 52³ van het Waals Wetboek der Successierechten voorziet dat mits voorlegging van de nodige bewijsstukken, elke verkrijging tussen een persoon en het kind van zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner onderworpen is aan het tarief “in rechte lijn”. Het decreet bepaalt uitdrukkelijk dat de toepassing van het verlaagd tarief blijft gelden ook al is het huwelijk of de wettelijke samenwoning tussen de persoon en de natuurlijke ouder ontbonden ingevolge overlijden van de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner.76 Is het huwelijk daarentegen ontbonden ingevolge een echtscheiding dan zal het tarief “in rechte lijn” geen toepassing kunnen vinden.77 Opnieuw kan hier net als in het Vlaamse Gewest opgemerkt worden dat hier sprake is van een ongerechtvaardigde discriminatie aangezien de toepassing van het tarief “in rechte lijn” zal bepaald worden door de wijze van ontbinding van de relatie, hetzij door overlijden, hetzij door echtscheiding.78
73
J. RUYSSEVELDT, “ Tarieven, verminderingen – Brussels Gewest”, Successierechten 2009, afl. 1, (5) 6. Decreet van 22 oktober 2003 houdende aanvulling van artikel 48 van het Wetboek der Successierechten, vastgelegd bij Koninklijk Besluit nr. 308 van 31 maart 1936, met het oog op de vermindering van de ongelijkheden i.vm. de te betalen successierechten bestaande tussen de meerder –of minderjarige kinderen opgevoed binnen een hersamengesteld gezin, B.S. 19 november 2003, met ingang van 29 november 2003. 75 Nieuw art. 52³ W. W. Succ., ingevoegd bij art. 2 Decreet 22 oktober 2003 houdende aanvulling van artikel 48 van het Wetboek der Successierechten, vastgelegd bij Koninklijk Besluit nr. 308 van 31 maart 1936, met het oog op de vermindering van de ongelijkheden i.v.m. de te betalen successierechten bestaande tussen de meerder –of minderjarige kinderen opgevoed binnen een hersamengesteld gezin, B.S. 19 november 2003, met ingang van 29 november 2003. 76 Art. 52³ W. W. Succ.; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Waalse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (638) 674; N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) 329; N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 149; J. RUYSSEVELDT, “Nieuwe Waalse tarieven en vrijstellingen (art. 48 – 52, 54 W. Succ.)”, Successierechten 2004, afl. 1, (5) 7; X, “Waals Gewest: maximumtarief verhoogd naar 90%”, Fiscoloog 2003, afl. 914, 6. 77 N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 149. 78 N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 149. 74
22
Ook hier dient vermeld te worden dat net zoals in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het enkel de wettelijk samenwonenden zijn die in aanmerking komen voor het verlaagd tarief en niet de feitelijk samenwonenden.79
Evenals in het Vlaamse Gewest wordt de gelijkstelling niet doorgetrokken tot de stiefkleinkinderen en de bloedverwanten van de stiefouder. In deze relaties zal het tarief “tussen alle andere personen” blijven gelden.80
§ 6. Interne vergelijking tussen de gewesten 25. Schematisch kan de vergelijking als volgt worden weergegeven:
1. Artikel 50 Vlaams en Brussels Wetboek der Successierechten – Artikel 52³,1° Waals Wetboek der Successierechten
Vlaamse Gewest
Brussels
Waalse Gewest
Hoofdstedelijk Gewest Wettelijke grondslag?
Art. 50, lid 1
Geen specifieke
Art. 52³, 1°
grondslag meer. Enkel een algemene grondslag voor de zorgkinderen Art. 50 Tarief ?
3% tot 27 %
3% tot 30%
3% tot 30%
Begrip
Wettelijk en feitelijk
Wettelijk
Wettelijk
samenwonenden ?
samenwonenden
samenwonenden
samenwonenden
Hulp en verzorging ?
Niet vereist
Vereist
Niet vereist
Inwoning ?
Niet vereist
Vereist
Niet vereist
Draagwijdte
Bilateraal
Bilateraal
Bilateraal
79
N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 144. 80 A. CULOT, noot onder decreet 22 oktober 2003, Rec. gén. enr. not. 2004, (9) 10; N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 149.
23
Beperking ?
Geldt niet voor de
Geldt niet voor de
stiefkleinkinderen of
stiefkleinkinderen of
bloedverwanten van de
bloedverwanten van de
stiefouder
stiefouder
24
HOOFDSTUK 2: Stiefkinderen en schenkingsrechten § 1. Vlaamse Gewest 26. In het kader van de schenkingsrechten wordt geen bijzondere regeling voorzien voor de schenkingen tussen het stiefkind en de stiefouder of de persoon die met de natuurlijke ouder samenleeft.81 Met andere woorden zullen schenkingen tussen deze personen onderworpen zijn aan het tarief “ tussen alle andere personen”.82 Het valt evenwel te betreuren dat de Vlaamse decreetgever in dit kader geen rekening houdt met de bijzondere nauwe band die kan bestaan tussen het stiefkind en de stiefouder of de persoon die met de natuurlijke ouder samenleeft, daar waar hij dat wel doet in het kader van de successierechten.
§ 2. Brussels Hoofdstedelijk Gewest 27. Net als in het Vlaamse Gewest wordt ook in het Brussel Hoofdstedelijk Gewest, wat te betreuren valt, geen bijzondere regeling voorzien voor de schenkingen in relatie met de stiefkinderen. Ook hier zal het tarief “tussen andere personen” gelden voor dergelijke schenkingen.83 84
§ 3. Waalse Gewest A. Situatie vanaf 23 december 2005
28. In het Waalse Gewest werd in tegenstelling tot de twee andere Gewesten wel een bijzondere regeling voorzien voor de schenkingen tussen het stiefkind en de stiefouder of de met de natuurlijke ouder wettelijk samenwonende partner. Tengevolge van die Waalse 81
N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 132. 82 Voor de schenkingen van onroerende goederen zal het tarief variëren tussen 30% in de laagste schijf en 80% in de hoogste schijf (art. 131, § 1 Vl. W. Reg.). De schenking van roerende goederen zal onderworpen zijn aan het 7% tarief (art. 131, § 2, 2° Vl. W. Reg). 83 N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 144. 84 Voor de schenking van onroerende goederen zal het tarief variëren tussen 40% in de laagste schijf en 80% in de hoogste schijf (art. 131, § 1 Br. W. Reg.). De schenking van roerende goederen zal onderworpen zijn aan het 7% tarief (art. 131, § 2, 2° Br. W. Reg.).
25
regeling worden thans de schenkingen tussen deze personen onderworpen aan het tarief “in rechte lijn”. De regeling wordt weergegeven in het volledig nieuwe artikel 132³, 1° van het Waals Wetboek Registratierechten, ingevoerd door het decreet van 15 december 200585 waarbij wordt bepaald dat een schenking tussen een persoon en een kind van de echtgenoot of wettelijk samenwonende van die persoon gelijk wordt gesteld met een schenking “in rechte lijn”. Artikel 132³, 1° van het Waals Wetboek Registratierechten bepaalt daarenboven uitdrukkelijk dat de gelijkstelling ook ingeval de schenking plaatsvindt na het overlijden van die echtgenoot of wettelijk samenwonende blijft spelen. Wanneer het huwelijk of de wettelijke samenwoning echter wordt ontbonden ingevolge een andere oorzaak dan het overlijden dan zal het tarief “tussen alle andere personen” van toepassing zijn en niet langer het tarief “in rechte lijn”. In het artikel wordt voorzien dat de betrokkene in voorkomend geval het nodige bewijs zal moeten leveren.86
De regeling is bilateraal dit wil zeggen dat zij zal gelden zowel wanneer het stiefkind optreedt in de hoedanigheid van schenker als in de hoedanigheid van begiftigde.87 Maar net als in het kader van de successierechten dient opgemerkt te worden dat het verlaagd tarief enkel geldt voor de kinderen van de echtgenoot of de wettelijk samenwonende en dus niet verder uitgebreid wordt tot hun afstammelingen.88
§ 4. Interne vergelijking tussen de gewesten 29. Wanneer we een vergelijking maken tussen de drie gewesten moeten we vaststellen dat enkel en alleen het Waalse Gewest het tarief “in rechte lijn” van toepassing verklaart op de schenkingen tussen het stiefkind en de stiefouder of met de natuurlijke ouder wettelijk
85
Decreet van 15 december 2005 houdende verschillende wijzigen in het Wetboek der Registratie-, Hypotheek-, en Griffierechten en in het Wetboek der Successierechten, B.S. 23 december 2005, err., B.S. 30 januari 2006, met ingang van 23 december 2005. 86 E. SPRUYT, “(Regionale registratierechten) De Waalse schenkingsrechten” in F. WERDEFROY (ed.), Registratierechten 2006-2007, Kluwer, Mechelen, 2007, (1954) 1957-1958. 87 E. SPRUYT, “(Regionale registratierechten) De Waalse schenkingsrechten” in F. WERDEFROY (ed.), Registratierechten 2006-2007, Kluwer, Mechelen, 2007, (1954) 1958. 88 E. SPRUYT, “(Regionale registratierechten) De Waalse schenkingsrechten” in F. WERDEFROY (ed.), Registratierechten 2006-2007, Kluwer, Mechelen, 2007, (1954) 1958.
26
samenwonende partner. In het Vlaamse Gewest en Brussels Hoofdstedelijk Gewest zullen deze schenkingen onderworpen blijven aan het tarief “tussen alle andere personen”.89
Schematisch kan dit als volgt worden weergegeven:
Vlaamse Gewest
Brussels
Waalse Gewest
Hoofdstedelijk Gewest Wettelijke grondslag ? Tarief ?
Art. 132³, 1° Tarief “tussen alle andere personen” 30% tot 80%
Tarief “tussen alle
Tarief in “rechte
andere personen”
lijn”
40% tot 80%
3% tot 30%
89
Voor het Vlaams Gewest betekent dit dat het tarief voor de schenkingen van onroerende goederen zal variëren tussen 30% in de laagste schijf en 80% in de hoogste schijf (art. 131, § 1 Vl. W. Reg.). De schenking van roerende goederen zal onderworpen zijn aan het 7% tarief (art. 131, § 2, 2° Vl. W. Reg). Voor het Waals Gewest betekent dit dat het tarief voor de schenking van onroerende goederen zal variëren tussen 40% in de laagste schijf en 80% in de hoogste schijf (art. 131, § 1 Br. W. Reg.). De schenking van roerende goederen zal onderworpen zijn aan het 7% tarief (art. 131, § 2, 2° Br. W. Reg.).
27
HOOFDSTUK 3: Adoptie en successierechten § 1. Inleiding Wanneer we het hebben over de adoptie en de successierechten dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de volle adoptie en de gewone adoptie.
A. Volle adoptie 30. De volle adoptie, welke enkel en alleen openstaat voor minderjarigen90, verleent aan het geadopteerde kind en zijn afstammelingen hetzelfde statuut en dezelfde rechten, als zouden zij geboren zijn uit de adoptant of adoptanten.91 De ten volle geadopteerde kinderen zullen dus zowel op het vlak van het erfrecht als op het vlak van de successierechten gelijkgesteld worden met bloedverwanten van de adoptant of adoptanten.92 In het kader van het successierecht zullen zij aldus vallen onder het tarief “in rechte lijn”.93 Belangrijk bij de volle adoptie is dat de banden met de oorspronkelijke familie volledig worden doorbroken, met uitzondering van de huwelijksbeletselen bedoeld in de artikelen 161 tot 164 B.W.94 Dit brengt met zich mee dat het ten volle geadopteerd kind geen enkel recht meer heeft in de nalatenschappen van zijn oorspronkelijke familieleden95 en dat wanneer het ten volle geadopteerde kind toch nog van zijn oorspronkelijke familie zou erven via testament, deze vererving onderworpen wordt aan het tarief “tussen alle andere personen”.
90
Art. 355 B.W.: op het ogenblik van de neerlegging van het verzoekschrift moet de persoon minder dan achttien jaar oud zijn om in aanmerking te komen voor de volle adoptie. 91 Art. 356-1 B.W. 92 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Waalse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (638) 661; E. PEETERS, “Geen discriminatie tussen gewoon en ten volle geadopteerden voor de toepassing van het Wetboek der Successierechten”, .otariaat 2003, afl. 1, (3) 4; J. RUYSSEVELDT, “In de drie gewesten worden niet alle kinderen fiscaal met erfgenamen in rechte lijn gelijkgesteld!”, Successierechten 2003, afl. 3, (1) 3; A. WYLLEMAN, “Fiscale aspecten van de volle en de gewone adoptie”, (noot onder Rb. Turnhout 16 september 1994), A.J.T. 1995-96, (48) 48. 93 E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en – planning, Toth BV, Kapelle-op-denBos, 2003, 509; G. VAN OOSTERWYCK, “Adoptie, volle adoptie, de fiscus en de raadgevingsplicht van de notaris”, .ot. Fisc. M. 1991, (37) 40. 94 Art. 356-1, lid 2 B.W. 95 E. PEETERS, “Geen discriminatie tussen gewoon en ten volle geadopteerden voor de toepassing van het Wetboek der Successierechten”, .otariaat 2003, afl. 1, (3) 4.
28
B. Gewone adoptie
31. De gewone adoptie daarentegen, welke zowel openstaat voor minderjarigen als meerderjarigen, laat de banden met de oorspronkelijke familie grotendeels bestaan. Bij de vererving tussen de gewoon geadopteerde en zijn natuurlijke ouders zal in het kader van de successierechten het tarief “in rechte lijn” van toepassing zijn. De gewoon geadopteerde en zijn afstammelingen behouden hun erfaanspraken binnen de oorspronkelijke familie. Ook binnen de adoptieve familie verwerft de gewoon geadopteerde erfrechten zoals een kind of zijn afstammelingen van de adoptant, maar die aanspraken blijven beperkt tot de nalatenschap van de adoptant of adoptanten en hebben derhalve geen betrekking op de nalatenschappen van bloedverwanten van de adoptant of adoptanten.96
32. In de regel wordt in het kader van het successierecht, behalve in een aantal uitzonderingsgevallen97 geen rekening gehouden met de verwantschapsband die ontstaat door adoptie.98 Dit heeft tot gevolg dat het gewoon geadopteerde kind, wanneer het erft binnen de adoptieve familie, in de regel zal vallen onder het tarief “tussen alle andere personen”. Het doel van deze regeling is belemmeren dat de adoptie enkel en alleen zou aangewend worden om fiscale doeleinden.99
C. Grondwettelijk Hof 19 juni 2002
33. Op het vlak van de successierechten wordt aldus een onderscheid gemaakt tussen de ten volle geadopteerde kinderen en de gewoon geadopteerde kinderen, aangezien laatstgenoemden, behoudens de bij de wet voorziene uitzonderingsgevallen, niet in aanmerking komen voor het tarief “in rechte lijn”, in tegenstelling tot wat bepaald is voor de ten volle geadopteerde kinderen. Aan het Grondwettelijk Hof werd dan ook door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik100 de prejudiciële vraag gesteld of deze fiscale regeling geen schending inhoudt van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
96
Art. 353-15 B.W. Deze zullen hierna besproken worden. 98 Art. 52² W. Succ. 99 N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 134. 100 Rb. Luik 10 september 2001. 97
29
Het Grondwettelijk Hof antwoordt in zijn arrest van 19 juni 2002101 ontkennend op deze vraag. Volgens het Grondwettelijk Hof is het verschil in behandeling tussen de twee categorieën van geadopteerden gesteund op een objectief criterium. De twee soorten adopties hebben immers verschillende burgerrechtelijke gevolgen. In het geval van een gewone adoptie kunnen de geadopteerde en zijn afstammelingen zowel van de oorspronkelijke familieleden als van de adoptant of adoptanten erven. In het kader van een volle adoptie daarentegen kan de geadopteerde enkel erven binnen zijn adoptieve familie, aangezien de banden met de oorspronkelijk familie volledig worden doorbroken. Deze vermogensrechterlijke verschillen verantwoorden volgens het Grondwettelijk Hof het verschil in fiscale behandeling tussen enerzijds de gewoon geadopteerde en anderzijds de ten volle geadopteerde kinderen. De wetgever heeft volgens het Grondwettelijk Hof dan ook geen onevenredige maatregel genomen door te bepalen dat de gewoon geadopteerden niet in beide gevallen kunnen genieten van het tarief “in rechte lijn”.102
§ 2. Vlaamse Gewest Zoals hierboven reeds aangegeven wordt in de regel voor het berekenen van de successierechten geen rekening gehouden met de verwantschap die ontstaat uit de adoptie.103 Op dit principe voorziet de wet evenwel vier uitzonderingsgevallen. Elk van deze vier gevallen zullen hierna besproken worden. Evenwel dient opgemerkt te worden dat voor de praktijk voornamelijk geval één en drie van belang zijn104.
101
Arbitragehof 19 juni 2002, J.T. 2002, afl. 6072, 756, Rev. not. b. 2003, afl. 2960, 102 en Rev. trim. dr. fam. 2002, afl. 4, 751. 102 Zie meer uitgebreid E. PEETERS, “Geen discriminatie tussen gewoon en ten volle geadopteerden voor de toepassing van het Wetboek der Successierechten”, .otariaat 2003, afl. 1, (3) 5-6; J. RUYSSEVELDT, “Discriminatie tussen de ‘ten volle’ en ‘gewone’ geadopteerde ?”, .ieuwsbrief successierechten 2002, afl. 8, (1) 2-3. 103 Art. 52² Vl. W. Succ. 104 G. VAN OOSTERWYCK, “Adoptie en volle adoptie in de notariële praktijk”, T. .ot. 1994, (154) 161-163.
30
A. De uitzonderingsgevallen
1. Artikel 52², tweede lid, 1° Vlaams Wetboek der Successierechten
34. Een eerste uitzonderingsgeval betreft het geval waarbij het geadopteerde kind een kind is van de echtgenoot van de adoptant, de zogenaamde stiefouderadoptie.105 Zoals reeds eerder in dit schrijven aangegeven was dit vroeger de enige manier om stiefkinderen te laten erven “in de rechte lijn”.106 Vroeger werd dan ook zeer vaak gebruik gemaakt van deze adoptievorm aangezien het kind zowel binnen de oorspronkelijke als binnen de adoptieve familie kon erven tegen het tarief “in rechte lijn”. Vandaag de dag is ook de vererving tussen het stiefkind en de stiefouder gelijkgesteld met de vererving tussen de natuurlijke ouder en het wettige kind en zal derhalve de stiefouderadoptie niet meer vereist zijn teneinde te kunnen genieten van het lagere tarief.
35. Burgerrechtelijk blijft de adoptie welinswaar van belang gezien het geadopteerde kind erfgenaam wordt van de adoptant, terwijl een stiefkind enkel erfgenaam kan worden van zijn stiefouder wanneer dit bij testament is voorzien.107 Voor de toepassing van het tarief “in rechte lijn” is het irrelevant of de adoptie gebeurt vóór dan wel na het overlijden van de mede-echtgenoot van de adoptant.108 In het kader van dit uitzonderingsgeval valt op te merken dat het verlaagd tarief enkel zal gelden ingeval de adoptant een kind adopteert van zijn echtgenoot en met andere woorden niet wanneer het gaat om een kind van zijn wettelijk samenwonende partner a fortiori van zijn feitelijk samenwonende partner.109
2. Artikel 52², tweede lid, 2° Vlaams Wetboek der Successierechten
36. De tweede uitzondering heeft vooreerst betrekking op het geval waarbij het adoptief kind, op het ogenblik van de adoptie onder voogdij was van de openbare onderstand of van een 105
Art. 52², tweede lid, 1° Vl. W. Succ. Supra randnr. 7. 107 N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 135. 108 Besl. 7 november 1968, Rec. gén. enr. not. 1969, 456; G. VAN OOSTERWYCK, “Adoptie en volle adoptie in de notariële praktijk”, T. .ot. 1994, (154) 162. 109 J. ADRIAENS, “Nieuw samengestelde gezinnen: gevolgen voor erfrecht en successierechten”, Moneytalk februari 2009, (26) 34; N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 136. 106
31
Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn. Hiermee wordt bedoeld een kind dat onder de voogdij staat van ofwel een Belgische commissie van openbare onderstand, zoals bepaald in artikel 78 van de Wet van 10 maart 1925 tot regeling van de openbare onderstand110, ofwel van een Belgisch Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, het zogenaamde OCMW, overeenkomstig de regelen van artikel 63 van de organieke Wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijke Welzijn111. Vereist is dat het gaat om een Belgische instelling. Met andere woorden is het kind op het ogenblik van de adoptie toevertrouwd aan een buitenlandse instelling dan zal het tarief “tussen alle andere personen” toepassing krijgen.112 Bovendien moet het kind zich op het ogenblik van de adoptie nog steeds onder de voogdij van een commissie van openbare stand of van een Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn bevinden.113
37. Vervolgens valt ook het kind dat, op het ogenblik van de adoptie, wees is van een voor België gestorven vader of moeder onder het uitzonderingsgeval van artikel 52², tweede lid, 2° van het Vlaams Wetboek der Successierechten. Om te kunnen genieten van het tarief “in rechte lijn” moeten twee voorwaarden vervuld zijn. Ten eerste moet de vader of de moeder van het kind gestorven zijn voor het vaderland. Omtrent deze voorwaarde heeft nooit echt enige onduidelijkheid bestaan.114 Ten tweede is vereist dat het kind op het ogenblik van de adoptie wees is. Deze voorwaarde heeft in tegenstelling tot de eerste voorwaarde wel tot heel wat discussie geleid in rechtspraak en rechtsleer. Het begrip wees werd in de wettekst niet nader omschreven. De Administratie interpreteerde het begrip dan ook als een kind dat zijn beide ouders of enige ouder verloren
110
Besl. 9 maart 1970, Rec. gén. enr. not. 1971, 243, noot M. DONNAY. B.S. 5 augustus 1976, err., B.S. 26 november 1976. 112 A. CULOT, A.-F. DESTREE-DAUCHOT, D. JUNGERS-POIRE, J. LARDINOIS-DEPOUCHON en A. SAUSSEZ-SIBILLE, “Droits de succession et de mutation par décès. Taxe compensatoire des droits de succession” in Rép. not., Larcier, Brussel, 2008 , 1017; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Waalse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (638) 663; M. DONNAY, “Succession (Droit de). – Adoptions. – Légitimations par adoption.”, Rec. gén. enr. not. 1976, (193) 197-198. 113 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Waalse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (638) 664. 114 Voor een uitgebreide bespreking van deze voorwaarde zie J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Waalse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (638) 665. 111
32
heeft en omwille van zijn jonge leeftijd nog niet in staat is om te gaan met de gewone moeilijkheden van het leven.115 Rechtsleer en rechtspraak volgden deze visie van de Administratie.116 Het Hof van Cassatie verwerpt echter in zijn arrest van 7 oktober 1965 deze interpretatie en oordeelt dat voor de toepassing van de gelijkstelling, bedoeld in artikel 52², tweede lid, 2° van het Vlaams Wetboek der Successierechten, niet vereist is dat het kind van een voor het vaderland overleden vader of moeder minderjarig is op het ogenblik van de adoptie.117 Latere rechtspraak sloot zich aan bij deze zienswijze.118 Ook de Administratie heeft zich uiteindelijk neergelegd bij deze invulling van het begrip wees.119
3. Artikel 52², tweede lid, 3° Vlaams Wetboek der Successierechten
a. Situatie vóór 1 januari 2003
38. Het derde uitzonderingsgeval omvat de situatie waarbij het adoptief kind dat vóór de leeftijd van eenentwintig jaar te hebben bereikt en gedurende een ononderbroken periode van zes jaar, uitsluitend van de adoptant of van de adoptant en zijn echtgenoot samen, de hulp en verzorging heeft gekregen welke kinderen normaal van hun ouders krijgen. Het gaat hier om de zogenaamde caritatieve adoptie. Dit wil zeggen dat de adoptie er enkel en alleen toe strekt het geadopteerde kind in het gezin op te nemen en het te beschouwen als een eigen kind.120 Om onder het tarief “in rechte lijn” te vallen moet aldus vijf voorwaarden voldaan zijn: -
het kind moet vóór de leeftijd van eenentwintig jaar
-
hulp en verzorging hebben verkregen
-
gedurende een ononderbroken periode van zes jaar
-
deze hulp en verzorging moet uitsluitend uitgaan van de adoptant of de adoptant en zijn echtgenoot samen
-
de hulp en verzorging moet dezelfde zijn als aan een wettig kind zou verleend worden.
115
J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT , “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Waals Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (638) 665. 116 Gent 20 juni 1962, Rec. gén. enr. not. 1962, 432; Luik 21 oktober 1964, Rec. gén. enr. not. 1965, 151-156. 117 Cass. 7 oktober 1965, R.W. 1966-67, 304 en T. .ot. 1966, 236, noot J. VAN HOUTTE. 118 Brussel 26 januari 1977, J.T. 1977, 589 en Rec. gén. enr. not. 1977, 190-197, noot M. DONNAY. 119 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Waalse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (638) 665. 120 G. VAN OOSTERWYCK, “Adoptie en volle adoptie in de notariële praktijk”, T. .ot. 1994, (154) 158.
33
39. Betreffende de voorwaarde dat het kind de hulp en verzorging moet hebben gekregen dient vermeld te worden dat het niet vereist is dat de adoptie deze zorg voorafgaat.121 Onder hulp en verzorging moet verstaan worden dat de adoptant het geadopteerde kind heeft opgevoed en onderhouden als zijn eigen kind, niet alleen in de materiële betekenis van kost en inwoon, maar ook in de morele betekenis van opvoeding, genegenheid en verzorging.122 Evenwel is niet vereist dat de adoptant en geadopteerde constant moeten hebben samengewoond. Heeft de adoptant blijvend ingestaan voor de kosten van de opvoeding en onderhoud dan vormt het niet constant samenleven geen enkel beletsel.123
40. Met betrekking tot de duurtijd stelt de Administratie zich relatief streng op. De zesjarige termijn begint te lopen vanaf het moment waarop de hulp en verzorging effectief wordt verleend.124 De Administratie aanvaardt met betrekking tot de duur slechts één enkele uitzondering, namelijk wanneer de adoptant overlijdt binnen een termijn zes jaar nadat het verstrekken van de hulp en verzorging een aanvang heeft genomen. Vereist is dan wel dat de adoptant de hulp en verzorging op zich heeft genomen sinds de geboorte van het kind.125
41. Het is vooral de vierde voorwaarde die in de rechtspraak en rechtsleer tot heel wat verschillende standpunten heeft geleid en meer bepaald de invulling van het begrip “uitsluitend”. Algemeen kan gesteld worden dat de rechtspraak zich vrij soepel opstelt bij de interpretatie. Hierna wordt een kort overzicht gegeven van de belangrijkste rechtspraak terzake.
121
R. DEBLAUWE, “Overzicht van rechtspraak inzake registratie –en successierechten: 1984-1987”, T.F.R. 1989, (47) 50. 122 Rb. Turnhout 16 september 1994, A.J.T. 1995-96, 47 en .ot. Fisc. M. 1996, 18; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Waalse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2006-2007, Kluwer, Mechelen, 2006, (600) 631. 123 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Waalse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (638) 671; M. DONNAY, “Succession (Droit de). – Adoptions. – Légitimations par adoption.”, Rec. gén. enr. not. 1976, (193) 202. 124 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten), Het Waalse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (638) 671; M. DONNAY, “Succession (Droit de). – Adoptions. – Légitimations par adoption.”, Rec. gén. enr. not. 1976, (193) 202-203; N. VIAENE, “Ook adoptieve verwantschap kan aanleiding geven tot toepassing van het tarief tussen personen in rechte lijn”, (noot onder Gent 8 mei 2000), T.F.R. 2000, (998) 1001. 125 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Waalse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (638) 67; N. VIAENE, “Ook adoptieve verwantschap kan aanleiding geven tot toepassing van het tarief tussen personen in rechte lijn”, (noot onder Gent 8 mei 2000), T.F.R. 2000, (998)1001.
34
Het Hof van Beroep te Bergen oordeelde in zijn arrest van 10 september 1986 dat uit de bepaling van artikel 52², tweede lid, 3° van het Wetboek der Successierechten niet kan afgeleid worden dat de wetgever een strengere voorwaarde heeft willen opleggen aan de adoptant dan aan de natuurlijke ouders met betrekking tot hun wettelijke onderhoudplicht. Dit brengt met zich mee dat de voorwaarde van het uitsluitende karakter van de zorgverplichting niet belet dat de geadopteerde alsnog gelden kan ontvangen die gedeeltelijk bijdragen in zijn behoeften.126
Deze rechtspraak van het Hof van Beroep te Bergen werd bevestigd door het Hof van Cassatie. In zijn arrest van 17 december 1987 stelde het Hof dat het uitsluitende karakter van de hulp en verzorging aan de geadopteerde vanwege de adoptant niet verhindert dat de geadopteerde nog andere inkomsten heeft wanneer de intensiteit van de menselijk zorg en de gevoelsbanden tussen adoptant en geadopteerde kunnen aangetoond worden.127 Ook het feit dat beide ouders of één van hen nog bij de geadopteerde woont vormt volgens het Hof geen belemmering voor de toepassing van het uitzonderingsgeval.128
De rechtbank van Turnhout daarentegen ging uit van een strikte interpretatie van de wettekst. De rechtbank voorzag in zijn vonnis van 16 september 1996 dat het artikel 52², tweede lid, 3° van het Wetboek der Successierechten geen toepassing kan vinden in het geval de moeder steeds met haar kind heeft samengewoond en over eigen inkomsten beschikt. Om deze reden is volgens de rechter niet voldaan aan het uitsluitende karakter van de hulp en verzorging verstrekt door de adoptant, maar heeft de adoptant gewoon mee, samen met de moeder, voor het kind gezorgd.129 130 126
Bergen 10 september 1986, Rec. gén. enr. not. 1987, 145-150, noot A.C.; F. STEVENAERT MEEUS, ‘L’adoption simple donne parfois lieu à l’application du tarifs des droits de succession en ligne directe”, (noot onder Rb. Hoei 3 mei 1999), J.L.M.B. 2001, (529) 529; G. VAN OOSTERWYCK, “Uitsluitende hulp en verzorging door de adoptant aan de geadopteerde te verstrekken: sluiten van de debatten?”, (noot onder Rb. Turnhout 16 september 1994, .ot. Fisc. M. 1996, (18) 22; N. VIAENE, “Ook adoptieve verwantschap kan aanleiding geven tot toepassing van het tarief tussen personen in rechte lijn”, (noot onder Gent 8 mei 2000), T.F.R. 2000, (998) 1001. 127 Cass. 17 december 1987, Arr. Cass. 1987-88, 512 en Rec. gén. enr. not. 1988, 163; G. VAN OOSTERWYCK, “Uitsluitende hulp en verzorging door de adoptant aan de geadopteerde te verstrekken: sluiten van de debatten?”, (noot onder Rb. Turnhout 16 september 1994), .ot. Fisc. M. 1996, (18) 22; N. VIAENE, “Ook adoptieve verwantschap kan aanleiding geven tot toepassing van het tarief tussen personen in rechte lijn”, (noot onder Gent 8 mei 2000), T.F.R. 2000, (998) 1001; A. WYLLEMAN, “Fiscale aspecten van de volle en de gewone adoptie”, (noot onder Rb. Turnhout 16 september 1994), A.J.T. 1995-96, (48) 49. 128 N. VIAENE, “Ook adoptieve verwantschap kan aanleiding geven tot toepassing van het tarief tussen personen in rechte lijn”, (noot onder Gent 8 mei 2000), T.F.R. 2000, (998) 1001; A. WYLLEMAN, “Fiscale aspecten van de volle en de gewone adoptie”, (noot onder Rb. Turnhout 16 september 1994), A.J.T.1995-96, (48) 49. 129 Rb. Turnhout 16 september 1994, A.J.T. 1995-96, 47-48 en .ot. Fisc. M. 1996, 17-18; A. WYLLEMAN, “Fiscale aspecten van de volle en de gewone adoptie”, (noot onder Rb. Turnhout 16 september 1994), A.J.T. 1995-96, (48) 48-49.
35
De rechtbank van Hoei gaat in zijn vonnis van 3 mei 1999131 zelfs nog een stap verder. Zij oordeelt dat zelfs wanneer de geadopteerde bij zijn oorspronkelijke ouders in Oostenrijk blijft wonen teneinde zijn studies in de Duitse taal te kunnen beëindigen, het tarief “in rechte lijn” van toepassing zal zijn. De adoptanten hebben immers, zelf gedurende de periode waarin het kind bij zijn natuurlijke ouders is blijven wonen, ingestaan voor de kosten van onderhoud en opvoeding van het kind en ze hebben hem herhaaldelijke keren bezocht in Oostenrijk. Volgens de rechter is dit voldoende om aan te nemen dat zij uitsluitend hebben ingestaan voor de hulp en verzorging van de geadopteerde en zij hem dezelfde zorgen hebben gegeven als ware het hun eigen kind.132
De rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde koos dan weer voor een meer strenge en strikte interpretatie van de wet. Volgens de rechtbank te Dendermonde kan er geen sprake zijn van een uitsluitende hulp en verzorging vanwege de adoptant gezien, ondanks het feit dat de geadopteerde sinds zijn geboorte ongeveer 10 jaar bij de adoptante (tante) woonde, niet het bewijs wordt geleverd dat de natuurlijke ouders zich niet meer bekommerd hebben om het kind en zij financieel niet meer zouden bijgedragen hebben in de opvoeding en het onderhoud. Bovendien verbleven in de woning naast de adoptante, ook nog haar twee ongehuwde zussen en hun vader. Het was volgens de rechter dus aannemelijk dat niet alleen de adoptante instond voor de opvoeding en het onderhoud van het kind, maar ook de andere inwonenden. De rechter staafde zijn visie door erop te wijzen dat de adoptante buitenshuis werkte als verpleegster en het dus waarschijnlijk was dat de andere inwonenden niet alleen een deel van de zorgen over het kind op zich namen, maar zelfs het grootste deel van de zorgen. 133 130 G. VAN OOSTERWYCK sluit zich aan bij deze rechtspraak en stelt dat het in deze situatie, waarbij de moeder nog steeds samenwoont met het kind en over de nodige inkomsten beschikt, weinig waarschijnlijk is dat de adoptant de rol van de moeder volledig of althans grotendeels zou hebben overgenomen. Zie G. VAN OOSTERWYCK, “Uitsluitende hulp en verzorging door de adoptant aan de geadopteerde te verstrekken: sluiten van de debatten?”, (noot onder Rb. Turnhout 16 september 1994), .ot. Fisc. M. 1996, (18) 22. 131 Rb. Hoei 3 mei 1999, J.L.M.B. 2001, 525-528, noot F. STEVENAERT MEEUS; A. CULOT, A.-F. DESTREE, D. JUNGERS-POIRE, J. LARDINOIS-DEPOUCHON en A. SAUSSEZ-SIBILLE, “Droits de succession et de mutation par décès. Taxe compensatoire des droits de succession” in Rép. not., Brussel, Larcier, 2008, 1020. 132 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Waalse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (638) 671; F. STEVENAERT MEEUS, “L’adoption simple donne parfois lieu à l’application du tarifs des droits de succession en ligne directe”, (noot onder Rb. Hoei 3 mei 1999), J.L.M.B. 2001, (529) 530-531; N. VIAENE, “Ook adoptieve verwantschap kan aanleiding geven tot toepassing van het tarief tussen personen in rechte lijn”, (noot onder Gent 8 mei 2000), T.F.R. 2000, (998) 1001-1002. 133 Rb. Dendermonde 2 januari 1996, Rec. gén. enr. not. 1997, 231; A. CULOT, A.-F. DESTREE, D. JUNGERSPOIRE, J. LARDINOIS-DEPOUCHON en A. SAUSSEZ-SIBILLE, “Droits de succession et de mutation par décès. Taxe compensatoire des droits de succession”, Rép. not., Brussel, Larcier, 2008, 1019; F. DESTERBECK “Interpretatie anti-ontwijkingsbepaling bij adoptieve afstamming is een feitenkwestie”, Fisc. Act. 2000, afl. 29, (3) 4; J. RUYSSEVELDT, “‘Tante wordt adoptante’ – Hulp en verzorging uitsluitend door de adoptant – Artikel 52, 2, 3° W. Succ.”, .ieuwsbrief successierechten 2002, afl. 10, (3) 3-4; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT,
36
Het Hof van Beroep te Gent van zijn kant was echter van mening dat hier wel voldaan was aan de vereisten van artikel 52², tweede lid, 3° van het Wetboek der Successierechten. Het Hof basseerde zijn uitspraak op verklaringen vanwege buren en kennissen waarin deze verklaarden dat de geadopteerde gedurende ongeveer tien jaar werd opgevoed door zijn tante, bij haar inwoonde en zij volledig voorzag in zijn onderhoud. Bovendien kon uit geen enkele verklaringen afgeleid worden dat er sprake was van een gezamenlijke opvoeding door de adoptante en de andere inwonenden. De rechter ging niet in op het gebrek aan bewijs dat de ouders niet materieel of moreel gedurende de tienjarige periode zouden ingestaan hebben voor hun kind. Maar de rechter wijst, zoals in de vroegere rechtspraak, op het feit dat wanneer de geadopteerde nog andere inkomsten zou ontvangen dit de exclusiviteit van de hulp en verzorging vanwege de adoptant niet in de weg staat.134
De rechtbank van eerste aanleg te Gent tenslotte besliste in zijn vonnis van 22 juni 2001 dat niet voldaan was aan de vereiste van exclusiviteit wanneer de geadopteerde samen met haar ouders bij de adoptante inwoonde en nadien, op het ogenblik dat haar ouders zich in financieel betere positie bevonden, de woning van de adoptante verliet.135
Op basis van deze aangehaalde rechtspraak moeten we besluiten dat het “uitsluitende” karakter van de hulp en verzorging een feitenkwestie is, waarbij het bewijs kan geleverd worden door alle middelen van het recht, met uitzondering van de eed. Het komt er dus op aan de rechter te overtuigen van het “uitsluitende” karakter aan de hand van voldoende argumenten en bewijzen.136
“(Successierechten – Tarief der rechten) Het Waalse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 200-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (638) 669-670; N. VIAENE, “Ook adoptieve verwantschap kan aanleiding geven tot toepassing van het tarief tussen personen in rechte lijn”, (noot onder Gent 8 mei 2000), T.F.R. 2000, (998) 1001-1001. 134 Gent 8 mei 2000, T.F.R. 2000, 996-998, noot N. VIAENE en T. .ot. 2002, afl. 6, 378-382; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Waalse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (638) 670; F. DESTERBECK, “Interpretatie anti-ontwijkingsbepaling bij adoptieve afstamming is een feitenkwestie”, Fisc. Act. 2000, afl. 29, (3), 4-5; J. RUYSSEVELDT, “‘Tante wordt adoptante’ – Hulp en verzorging uitsluitend door de adoptant – Artikel 52, 2, 3° W. Succ.”, .ieuwsbrief successierechten 2002, afl. 10, (3) 4-5; N. VIAENE, “Ook adoptieve verwantschap kan aanleiding geven tot toepassing van het tarief tussen personen in rechte lijn”, (noot onder Gent 8 mei 2000), T.F.R. 2000, (998) 1001-1002. 135 Rb. Gent 22 juni 2001, Rec. gén. enr. not. 2002, 169-172, noot J. KRAM. 136 F. DESTERBECK, “Interpretatie anti-ontwijkingsbepaling bij adoptieve afstamming is een feitenkwestie”, Fisc. Act. 2000, afl. 29, (3), 4-5.
37
42. De laatste voorwaarde volgens de welke de hulp en verzorging die aan het geadopteerde kind geboden wordt dezelfde moet zijn als deze welke zou geboden worden aan een wettig kind impliceert dat de adoptant het kind tijdens zijn minderjarigheid heeft opgevangen, onderhouden en opgevoed zoals een ouder zou doen.137
b. Situatie vanaf 1 januari 2003
43. De hierboven beschreven toepassingsvoorwaarden werden door het Decreet van 20 december 2002 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting van 2003138 op drie punten versoepeld. De ratio legis voor deze versoepeling is terug te vinden in de invoering van het begrip “zorgrelatie”. Het zou immers onbilijk en onlogisch zijn de gewone adoptie te onderworpen aan strengere eisen dan de zorgrelatie.139 Het nieuwe artikel 52², tweede lid, 3° van het Vlaams Wetboek der Successierechten140 bepaalt nu dat, mits bewijs geleverd door de belanghebbende, er rekening zal gehouden worden met de adoptieve afstamming wanneer het adoptief kind, vóór de leeftijd van eenentwintig jaar, gedurende drie achtereenvolgende jaren hoofdzakelijk van de adoptant, of van deze en zijn levenspartner samen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen.
44. Ten eerste wordt de oorspronkelijke periode van zes jaar gedurende de welke de adoptant onafgebroken hulp en verzorging moet geboden hebben aan de geadopteerde gereduceerd tot een driejarige periode.
Vervolgens is het niet langer vereist dat de adoptant uitsluitend de hulp en verzorging moet hebben verstrekt. Het volstaat dat de adoptant hoofdzakelijk heeft ingestaan voor deze hulp en verzorging. Op die manier worden de vroegere discussies in rechtspraak en rechtsleer teniet gedaan aangezien de wet nu zelf voorziet dat wanneer samen met de adoptant ook anderen
137
Gent 8 mei 2000, T.F.R. 2000, 996-998, noot N. VIAENE en T. .ot. 2002, afl. 6, 378-382. B.S. 31 december 2002, met ingang van 1 januari 2003. 139 E. AERTS, “Vlaams Gewest. Lagere successierechten voor zorgkinderen en gehandicapten”, Fisc. Act. 2003, afl. 18, (3) 5; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Vlaamse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (693) 726; E. SPRUYT en P.VAN MELKEBEKE, “Vlaamse Decreet 19 december 2003: verlaging Vlaamse schenkingsrechten”, .otariaat 2004, afl. 2-3, (1) 7; X, “Vlaamse decreetgever ontfermt zich over ‘zorgkinderen’”, Fiscoloog 2003, afl. 874, (6) 6. 140 Zoals ingevoerd door art. 58 van het Vl. Decreet van 20 december 2002 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting van 2003, B.S. 31 december 2002, met ingang van 1 januari 2003. 138
38
(bijvoorbeeld de natuurlijke ouder) hebben ingestaan voor de opvoeding en onderhoud van het kind, dit de toepassing van het tarief “in rechte lijn” niet in de weg zal staan.141
Tenslotte wordt het woord “echtgenoot” vervangen door het woord “levenspartner”. Een levenspartner is de persoon of achtereenvolgende personen waarmee de adoptant gedurende de voorgeschreven periode van drie jaar een gezamenlijke huishouding voert. Met andere woorden het begrip levenspartner omvat zowel de echtgenoot van de adoptant als zijn wettelijk of feitelijk samenwonende partner.142
4. Artikel 52², tweede lid, 4° Vlaams Wetboek der Successierechten
45. Het laatste geval waarbij er wel rekening wordt gehouden met de band die ontstaat door de adoptie betreft de situatie waarbij de adoptie werd gedaan door een persoon van wie alle afstammelingen voor België gestorven zijn. De woorden “voor België gestorven” hebben dezelfde betekenis als in artikel 52², tweede lid, 2° van het Vlaams Wetboek der Successierechten.143 In tegenstelling tot alle voorgaande uitzonderingen vertrekken we hier vanuit het standpunt van de adoptant. De wet stelt geen enkele voorwaarde omtrent de geadopteerde.144
B. Bewijs 46. Artikel 52², tweede lid van het Vlaams Wetboek der Successierechten bepaalt dat het aan de belanghebbende toekomt het bewijs te leveren dat hij zich bevindt in één van de vier geschetste gevallen. Omwille van het gegeven dat het hier gaat om materiële feiten, kan het 141
J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Vlaamse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 200-2009, Kluwer, Mechelen, 200, (693) 724 en 726; J. RUYSSEVELDT, “In de drie gewesten worden niet alle kinderen fiscaal met erfgenamen in rechte lijn gelijkgesteld!”, Successierechten 2003, afl. 3, (1) 4. 142 M.v.T. bij ontwerp van Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004, Parl. St., Vlaams Parlement, zitting 2003-2004, 1948/1, 21; R. DEBLAUWE, “Verlaagde schenkingsrechten in Vlaanderen”, T. Fin. R. 2004, afl. 3, (808) 814-815; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Vlaamse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 20082009, Kluwer, Mechelen, 2008, (693) 724 en 726; J. RUYSSEVELDT, “In de drie gewesten worden niet alle kinderen fiscaal met erfgenamen in rechte lijn gelijkgesteld!”, Successierechten 2003, afl. 3, (1) 5; E. SPPRUYT en P.VAN MELKEBEKE, “Vlaamse Decreet 19 december 2003: verlaging Vlaamse schenkingsrechten”, .otariaat 2004, afl. 2-3, (1) 7. 143 Voor een uitgebreide bespreking van deze voorwaarde zie J. DECUYPER EN J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Waalse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (638) 672. 144 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Waalse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (638) 672.
39
bewijs geleverd worden door alle midden van het recht inclusief vermoedens en getuigen, maar met uitzondering van de eed. In de praktijk zal doorgaans gebruik gemaakt worden van allerlei documenten uitgaande van scholen, van gemeentelijke overheden en in voorkomend geval ook van getuigenissen van buren en kennissen.145 Bij betwisting zal het de rechter zijn die een oordeel velt.146
§ 3. Brussels Hoofdstedelijk Gewest 47. Net als in het Vlaamse Gewest geldt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als principe dat geen rekening wordt gehouden met de band van verwantschap die ontstaat door gewone adoptie behoudens de in de wet omschreven gevallen.147 Artikel 52² van het Brussels Wetboek der Successierechten voorziet dezelfde vier uitzonderingsgevallen als deze welke van toepassing zijn in het Vlaamse Gewest.
A. Uitzonderingsgevallen
1. Artikel 52², tweede lid, 1° Brussels Wetboek der Successierechten
48. Uit de letterlijke tekst van het artikel 52², tweede lid, 1° van het Brussels Wetboek der Successierechten zou kunnen afgeleid worden dat de gelijkschakeling met een wettig kind niet van toepassing is wanneer het adoptief kind een kind is van de wettelijk samenwonende van de adoptant. De wet spreekt immers enkel over het adoptief kind van de echtgenoot van de adoptant. De Administratie voorziet echter in haar Circulaire van juni 2003 dat voor de toepassing van artikel 52², tweede lid, 1° van het Brussel Wetboek der Successierechten, ook kinderen van de wettelijk samenwonende in aanmerking dienen genomen te worden. Uit de memorie van toelichting blijkt dat het de bedoeling was van de ordonnantiegever bij de ordonnantie van 16 mei 2002148 de gelijkschakeling van de wettelijk samenwonende met de echtgenoot te voorzien in het Wetboek der Successierechten. Bovendien is nergens in de
145
Zie bijvoorbeeld Gent 8 mei 2000, T.F.R. 2000, 996-998, noot N. VIAENE en T. .ot. 2002, afl. 6, 378-382. J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Waalse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 200-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (638) 672. 147 Art. 52², eerste lid Br. W. Succ. 148 Ord.16 mei 2002 betreffende het tarief, de vrijstellingen en de verminderingen van successierechten die van toepassing zijn op de wettelijk samenwonenden, B.S. 31 mei 2002, intussen opgeheven door Ord. 6 maart 2008, B.S. 1 april 2008, met ingang van 1 januari 2008. 146
40
memorie van toelichting een indicatie weer te vinden dat er bij de toepassing van artikel 52², tweede lid, 1° van het Brussels Wetboek der Successierechten een uitzondering zou gelden.149 Volgens de Administratie was het dan ook een vergetelheid van de ordonnantiegever hier geen gelijkstelling tussen de echtgenoot en de wettelijk samenwonende te voorzien. Deze vergetelheid werd bij de ordonnantie van 6 maart 2008150 rechtgezet. Volgens artikel 48, laatste lid van het Brussels Wetboek der Successierechten geldt de gelijkstelling tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden zowel voor de toepassing van hoofdstuk VI (tarief) en hoofdstuk VII (vrijstellingen en verminderingen).151 Voor het overige dient terzake verwezen te worden naar de regeling zoals die geldt voor het Vlaamse Gewest.152
2. Artikel 52², tweede lid, 2° Brussels Wetboek der Successierechten 49. Hier kan verwezen worden naar de Vlaamse regeling zoals hierboven weergegeven.153
3. Artikel 52², tweede lid, 3° Brussels Wetboek der Successierechten
50. Ook in het kader van deze uitzondering kan verwezen worden naar de Vlaamse regeling, doch dient gewezen te worden op een aantal verschilpunten. Zo is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de termijn waarbinnen het adoptief kind, vóór de leeftijd van eenentwintig jaar van de adoptant of van de adoptant en diens echtgenoot of van de adoptant en de persoon met wie hij samenwoont de hulp en verzorging moet hebben gekregen zoals kinderen normalerwijs van hun eigen ouders krijgen nog steeds zes jaar.154
149 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Brussels Hoofdstedelijk Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (679) 690691; N. GEELHAND, “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, (111) 145; E. SPRUYT, “Brusselse successierechten gewijzigd”, .otariaat 2008, afl. 8, (1) 4. 150 B.S. 1 april 2008, met ingang van 1 januari 2008. 151 E. SPRUYT, “Brusselse successierechten gewijzigd”, .otariaat 2008, afl. 8, (1) 4. 152 Supra randnr. 35-36. 153 Supra randnr. 37-38. 154 Art.52³, tweede lid, 3° Br. W. Succ.
41
51. Bovendien wordt in de Brusselse regeling niet gesproken over de “levenspartner”, maar over de “samenwonende”155. Met samenwonende wordt de wettelijk samenwonende bedoeld.156 De Brusselse regeling is aldus beperkter dan de Vlaamse regeling, aangezien ingeval de hulp en verzorging uitgaat van de adoptant en de feitelijk samenwonende het adoptief kind geen aanspraak kan maken op het tarief “in rechte lijn”.157
52. Tenslotte dient opgemerkt te worden dat artikel 52², tweede lid, 3° van het Brussels Wetboek der Successierechten158 niet langer159 gewag maakt van de mate waarin de hulp en verzorging moet uitgaan van de adoptant of van de adoptant en diens echtgenoot of van de adoptant en de persoon met wie hij samenwoont. De vraag rijst of het moet gaan om een exclusieve dan wel, zoals in het Vlaamse Gewest, om een hoofdzakelijke hulp en verzorging. Algemeen wordt aangenomen, aangezien de wettekst geen specificatie meer inhoudt het niet langer vereist is dat het gaat om een exclusieve hulp en verzorging.160
4. Artikel 52², tweede lid, 4° Brussels Wetboek der Successierechten 53. Hier kan verwezen worden naar de Vlaamse regeling zoals hierboven weergegeven.161
B. Bewijs 54. Hier kunnen dezelfde opmerkingen gemaakt worden als in het Vlaams Gewest.162
155
De uitbreiding van het toepassingsgebied van artikel 52³, tweede lid, 3° Br. W. Succ.naar de samenwonenden is het gevolg van de Ordonnantie van 20 december 2002 tot wijziging van het Wetboek der Succesierechten, B.S. 31 december 2002, err., B.S. 20 januari 2003, met ingang van 1 januari 2003. 156 Art. 48 Br. W. Succ.; J. RUYSSEVELDT, “In de drie gewesten worden niet alle kinderen fiscaal met erfgenamen in rechte lijn gelijkgesteld!”, Successierechten 2003, afl. 3, (1) 4; E. SPRUYT, “Brusselse successierechten gewijzigd”, .otariaat 2008, afl. 8, (1) 4. 157 J. RUYSSEVELDT, “In de drie gewesten worden niet alle kinderen fiscaal met erfgenamen in rechte lijn gelijkgesteld!”, Successierechten 2003, afl. 3, (1) 4. 158 Zoals gewijzigd door de Ordonnantie van 20 december 2002 tot wijziging van het Wetboek der Successierechten, B.S. 31 december 2002, err., B.S. 20 januari 2003, met ingang van 1 januari 2003. 159 Het oude artikel 52², tweede lid, 3° Br. W. Succ. voorzag dat de hulp en verzorging uitsluitend moest uitgaan van de adoptant of van de adoptant en diens echtgenoot. 160 J. RUYSSEVELDT, “In de drie gewesten worden niet alle kinderen fiscaal met erfgenamen in rechte lijn gelijkgesteld!”, Successierechten 2003, afl. 3, (1) 4; J. RUYSSEVELDT, “Tarieven, verminderingen – Brussels Gewest”, Successierechten 2009, afl. 1, (5) 6. 161 Supra randnr. 45. 162 Supra randnr. 46.
42
§ 4. Waalse Gewest Het uitgangspunt in het Waalse Gewest luidt net zoals in het Vlaamse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat slechts onder bepaalde, in de wet omschreven, gevallen rekening wordt gehouden met de afstammingsband die ontstaat ingevolge de adoptie.
A. Uitzonderingsgevallen
1. Artikel 52², tweede lid, 1° Waals Wetboek der Successierechten
55. Vóór 29 november 2001 kon het tarief “in rechte lijn” enkel toegepast worden wanneer het adoptief kind een kind was van de echtgenoot van de adoptant. Er moest met andere woorden sprake zijn van een huwelijk tussen de adoptant en de ouder van het kind. Ingevolge het decreet van 14 november 2001 betreffende de successierechten tussen wettelijk samenwonenden163 wordt nu uitdrukkelijk bepaalt dat niet alleen het adoptief kind van echtgenoot van de adoptant maar eveneens het adoptief kind van de wettelijk samenwonende van de adoptant kan genieten van de gelijkstelling. Voor het overige kan opnieuw verwezen worden naar de Vlaams regeling terzake.164
2. Artikel 52², tweede lid, 2° Waals Wetboek der Successierechten 56. Hier kan verwezen worden naar de Vlaamse regeling zoals hierboven weergegeven.165
3. Artikel 52², tweede lid, 3° Waals Wetboek der Successierechten
57. Net als in het Brussels hoofdstedelijk Gewest geldt hier een ononderbroken zesjarige termijn gedurende de welke het kind, vóór de leeftijd van eenentwintig jaar, exclusief of hoofdzakelijk de hulp en verzorging moet hebben gekregen van de adoptant eventueel samen met de echtgenoot of wettelijk samenwonende, welke kinderen normalerwijs krijgen van hun ouders.
163
B.S. 29 november 2001, met ingang van 19 november 2001. Supra randnr. 34-35. 165 Supra randnr. 36-37. 164
43
Ingevolge het decreet van 14 november 2001 betreffende de successierechten tussen wettelijk samenwonenden166 is het mogelijk dat de hulp en verzorging ook uitgaat van de adoptant en de wettelijk samenwonende. Voorheen gold de gelijkstelling enkel en alleen wanneer de hulp en verzorging werd verstrekt door de adoptant of de adoptant bijgestaan door zijn echtgenoot.
58. Tot vóór 19 november 2003 was het voor de toepassing van het tarief “in rechte lijn” een noodzakelijke vereiste dat het adoptief kind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende een ononderbroken periode van zes jaar uitsluitend van de adoptant of van de adoptant en zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende samen de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal krijgen van hun ouders. De decreetgever heeft bij zijn decreet van 22 oktober 2003167 in navolging van het Vlaamse Gewest een versoepeling doorgevoerd. Voortaan bepaalt artikel 52², tweede lid, 3° van het Waals Wetboek der Successierechten dat de hulp en verzorging nu ook hoofdzakelijk kan uitgaan van de adoptant, de adoptant en zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende.168 Voor het overige gelden dezelfde opmerkingen als in de Vlaamse regelgeving.169 170
4. Artikel 52², tweede lid, 4° Waals Wetboek der Successierechten 59. Hier kan verwezen worden naar de Vlaamse regeling zoals hierboven weergegeven.171
B. Bewijs 60. Hier kunnen dezelfde opmerkingen gemaakt worden als in het Vlaamse Gewest.172
166
B.S. 29 november 2001, met ingang van 19 november 2001. W. Decreet van 22 oktober 2003 houdende aanvulling van artikel 48 van het Wetboek der successierechten, vastgelegd bij het koninklijk besluit nr. 308 van 31 maart 1936, met het oog op de vermindering van de ongelijkheden in verband met de te betalen successierechten bestaande tussen de meerder -of minderjarige kinderen opgevoed binnen een wedersamengesteld gezin, B.S. 19 november 2003, met ingang van 19 november 2003. 168 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Waalse Gewest” in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, (638) 668-669; J. RUYSSEVELDT, “Nieuwe Waalse tarieven en vrijstellingen (art. 48-52, 54 W. Succ.)”, Successierechten 2004, afl. 1, (5) 7; X, “Waals Gewest: maximumtarief verhoogd naar 90%”, Fiscoloog 2003, afl. 914, 6. 169 Supra randnr. 38-42. 170 Kritiek zie A. CULOT, noot onder decreet 22 oktober 2003, Rec. gén. enr. not. 2004, 9: CULOT stelt zich terecht de vraag waarom de term ‘exclusief’ nog behouden werd in de tekst van het Decreet aangezien het ‘hoofdzakelijke’ karakter van de hulp en verzorging nu volstaat. 171 Supra randnr. 45. 172 Supra randnr. 46. 167
44
§ 5. Interne vergelijking 61. De algemene vergelijking kunnen we als volgt schematisch weergeven:
Vlaamse Gewest
Brussels
Waalse Gewest
Hoofdstedelijk Gewest
Wettelijke grondslag ?
Art. 52²
Art. 52²
Art. 52²
Principe ?
Geen invloed
Geen invloed
Geen invloed
Tarief ? (binnen adoptieve
45% tot 65 %
40% tot 80 %
30% tot …
Uitzonderingen ?
4 gevallen
4 gevallen
4 gevallen
Tarief ? (binnen adoptieve
3% tot 27%
3% tot 30%
3% tot 30%
Bilateraal
Bilateraal
Bilateraal
familie)
familie)
Draagwijdte gelijkstelling ?
Het is voornamelijk met betrekking tot de uitzonderingsgevallen bedoeld in artikel 52², tweede lid, 1° en 3° van het Wetboek der Successierechten dat zich een vergelijking opdringt tussen de drie gewesten. De overige uitzonderingsgevallen zijn immers gelijklopend.
Schematisch kan dit als volgt worden weergegeven;
1. Artikel 52², tweede lid, 1° Wetboek der Successierechten
Vlaamse Gewest
Brussels hoofdstedelijk
Waalse Gewest
Gewest Adoptief kind van … van de adoptant
Echtgenoot
Echtgenoot of wettelijk
Echtgenoot of wettelijk
samenwonende
samenwonende
45
2. Artikel 52², tweede lid, 3° Wetboek der Successierechten
Vlaamse Gewest
Brussels hoofdstedelijk
Waalse Gewest
Gewest Duur van de hulp en
3 jaar
6 jaar
6 jaar
Wie kan de hulp en
De adoptant of de
De adoptant of de
De adoptant of de
verzorging vestrekken?
adoptant samen met
adoptant samen met de
adoptant samen met de
zijn levenspartner
echtgenoot of wettelijk
echtgenoot of wettelijk
samenwonende
samenwonende
verzorging
Mate waarin de hulp en
Hoofdzakelijk
173
Niets bepaald
verzorging moet
Exclusief of hoofdzakelijk
verleend worden?
173
Er wordt aangenomen dat de hulp niet langer uitsluitend moet zijn.
46
HOOFDSTUK 4: Adoptie en schenkingsrechten § 1. Inleiding 62. Wat betreft de toepassing van de schenkingsrechten in het kader van de adoptie kunnen we relatief kort zijn. In de drie gewesten wordt, naar analogie met de successierechten, voor de toepassing van de schenkingsrechten in de regel geen rekening gehouden met de verwantschap die ontstaat ingevolge adoptie174, behoudens de in artikel 132², tweede lid van het Wetboek der Registratierechten voorziene uitzonderingsgevallen. Deze vier uitzonderingsgevallen net als hun toepassingsvoorwaarden zijn dezelfde als in het kader van de successierechten. Derhalve wordt in dit hoofdstuk niet meer in extenso ingegaan op deze vier situaties175, maar zal enkel gewezen op de belangrijkste wetswijzigingen die geleid hebben tot de regeling zoals zij vandaag geldt en daar waar nodige zullen de nodige opmerkingen weergegeven worden.
§ 2. Vlaamse Gewest 63. Ingevolge het decreet van 19 december 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting van 2004176 wordt de discriminatie inzake schenkingsrechten tussen echtgenoten en samenwonenden afgeschaft.177 Artikel 132/1 van het Wetboek der Registratierechten bepaalt dat met echtgenoten gelijk worden gesteld: -
de wettelijk samenwonenden, met andere woorden zij die op het moment van de schenking overeenkomstig artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd
-
de feitelijk samenwonenden, namelijk zij die op het ogenblik van de schenking gedurende ten minste één jaar ononderbroken met de schenker samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren. De wet bepaalt dat de voorwaarden ook geacht worden vervuld te zijn wanneer het samenwonen en de gemeenschappelijke huishouding met de schenker aansluitend op
174
Art. 132², eerste lid W. Reg. Supra randnr. 34-61. 176 B.S. 31 december 2003, err., B.S. 13 januari 2005, met ingang van 1 januari 2004. 177 E. SPRUYT en P. VAN MELKEBEKE, “Vlaams Decreet van 19 december 2003: de Vlaamse schenkingsrechten in een nieuw kleedje”, Registratierechten 2004, afl. 1, (1) 13; E. SPRUYT en P. VAN MELKEBEKE, “Vlaams Decreet 19 december 2003: verlaging van de Vlaamse schenkingsrechten”, .otariaat 2004, afl. 2-3, (1) 6-7. 175
47
de bedoelde periode van één jaar tot op de dag van de schenking, ingevolge overmacht onmogelijk is geworden. Het bewijs van de samenwoning en het voeren van de gemeenschappelijke huishouding kan geleverd worden door het voorleggen van een uittreksel uit het bevolkingsregister. Het gaat hier echter slechts om een weerlegbaar vermoeden.178
64. Deze gelijkstelling vindt eveneens zijn weerslag in het eerste uitzonderingsgeval van artikel 132², tweede lid van het Wetboek der Registratierechten. Niet alleen wanneer het adoptief kind een kind is van de echtgenoot van de adoptant, maar ook wanneer het een kind is van de wettelijk of feitelijk samenwonende van de adoptant zal van het tarief “in rechte lijn” gebruik kunnen gemaakt worden.
65. Hetzelfde decreet van 19 december 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting van 2004179 voert een verder versoepeling in bij de toepassing van artikel 132², tweede lid, 3° van het Wetboek der Registratierechten. Op die manier wordt een parallelle regeling voorzien voor de toepassing van het tarief “in rechte lijn” bij de schenkingsrechten enerzijds en de successierechten anderzijds. Sinds 1 januari 2004 wordt het adoptief kind immers gelijkgesteld met een wettig kind wanneer het kind, vóór de leeftijd van eenentwintig jaar, gedurende drie (in tegenstelling tot de vroegere termijn van zes jaar) achtereenvolgende jaren hoofdzakelijk (niet langer uitsluitend) van de adoptant, of van de adoptant en zijn levenspartner (niet langer de echtgenoot) samen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen.180 Het begrip levenspartner heeft hier dezelfde betekenis als in het successierecht.181
178
Er dient opgemerkt te worden dat de term samenwonende in het Wetboek der Registratierechten op dezelfde manier wordt omschreven als in het Wetboek der Successierechten (art. 48, § 2, negende lid Vl. W. Succ.). 179 Vl. Decreet 19 december 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting van 2004, B.S. 31 december 2003, err., B.S. 13 januari 2005, met ingang van 1 januari 2004. 180 R. DEBLAUWE, “Verlaagde schenkingsrechten in Vlaanderen”, T. Fin. R. 2004, afl. 3, (808) 814; E. SPRUYT en P. VAN MELKEBEKE, “Vlaams Decreet van 19 december 2003: de Vlaamse schenkingsrechten in een nieuw kleedje”, Registratierechten 2004, afl. 1, (1) 15; E. SPRUYT en P. VAN MELKEBEKE, “Vlaams Decreet 19 december 2003: verlaging van de Vlaamse schenkingsrechten”, .otariaat 2004, afl. 2-3, (1) 7; E. SPRUYT en P. VAN MELKEBEKE, “Het gewijzigd schenkingsrecht” in X (ed.), Fiscaal praktijkboek. Indirecte belastingen 20042005, Kluwer, Mechelen, 2004, (89), 117; X, “Schenkingen van roerende goederen: 3 of 7% schenkingsrechten”, Fiscoloog 2003, afl. 917, (6) 7. 181 Supra randnr. 44.
48
§ 3. Brussels Hoofdstedelijk Gewest 66. Betreffende de adoptie en de schenkingsrechten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dient enkel vermeld te worden dat artikel 132², tweede lid, 3° van het Wetboek der Registratierechten bij ordonnantie van 20 december 2002 tot wijziging van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten182 werd aangepast.
§ 4. Waalse Gewest 67. Bij het programmadecreet van 18 december 2003183 werd aan artikel 132², tweede lid, 1° van het Wetboek der Registratierechten toegevoegd dat ook het adoptief kind van de wettelijke samenwonende van de adoptant in aanmerking komt voor het tarief “in rechte lijn”.
Ook met betrekking tot artikel 132², tweede lid, 3° van het Wetboek der Registratierechten werd ingrepen ingevolge hetzelfde decreet van 18 december 2003184. Door deze wijziging wordt het mogelijk dat de hulp en verzorging ten aanzien van het adoptief kind ook kan uitgaan van de adoptant en de wettelijk samenwonende en niet langer alleen van de adoptant of van de adoptant en zijn echtgenoot.185 Bij het decreet van 15 december 2005 houdende verschillende wijzigingen in het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten en in het Wetboek der Successierechten186 werd een tweede versoepeling aangebracht aan artikel 132², tweede lid, 3° van het Wetboek der Registratierechten. Voortaan is het niet langer vereist dat de hulp en verzorging uitsluitend moet uitgaan van de adoptant, de adoptant en zijn echtgenoot of zijn wettelijk samenwonende partner. Het volstaat echter dat de hulp en verzorging hoofdzakelijk uitgaat van laatstgenoemde personen.187
182
B.S. 31 december 2002, err., B.S. 16 januari 2003, met ingang van 1 januari 2003. Programmadecreet 18 december 2003 houdende verschillende maatregelen inzake gewestelijke fiscaliteit, thesaurie en schuld, organisatie van de energiemarkten, leefmilieu, landbouw, plaatselijke en ondergeschikte besturen, erfgoed, huisvesting en ambtenarenzaken, B.S. 6 februari 2004, met ingang van 6 februari 2004. 184 Programmadecreet 18 december 2003 houdende verschillende maatregelen inzake gewestelijke fiscaliteit, thesaurie en schuld, organisatie van de energiemarkten, leefmilieu, landbouw, plaatselijke en ondergeschikte besturen, erfgoed, huisvesting en ambtenarenzaken, B.S. 6 februari 2004, met ingang van 6 februari 2004. 185 E. SPRUYT, “(Regionale registratierechten), De Waalse schenkingsrechten” in F. WERDEFROY (ed.), Registratierechten 2006-2007, Kluwer, Mechelen, 2007, (1954) 1957. 186 B.S. 23 december 2005, err., B.S. 30 januari 2006, met ingang van 23 december 2005. 187 E. SPRUYT, “(Regionale registratierechten), De Waalse schenkingsrechten” in F. WERDEFROY (ed.), Registratierechten 2006-2007, Kluwer, Mechelen, 2007, (1954) 1957. 183
49
§ 5. Interne vergelijking 68. De algemene vergelijking kunnen we schematisch als volgt weergeven:
Vlaamse Gewest
Brussels
Waalse Gewest
Hoofdstedelijk Gewest
Wettelijke grondslag ?
Art. 132²
Art. 132²
Art. 132²
Principe ?
Geen invloed
Geen invloed
Geen invloed
Tarief ? (binnen adoptieve
30% tot 80%
40% tot 80%
30% tot 80%
Uitzonderingen ?
4 gevallen
4 gevallen
4 gevallen
Tarief ? (binnen adoptieve
3% tot 30%
3% tot 30%
3% tot 30%
Bilateraal
Bilateraal
Bilateraal
familie)
familie)
Draagwijdte gelijkstelling ?
Ook hier is het enkel relevant een vergelijking te maken tussen de drie gewesten met betrekking tot de uitzonderingsgevallen één en drie. De overige uitzonderingsgevallen zijn gelijklopend in de drie gewesten.
Schematisch kan dit als volgt worden weergegeven:
1. Artikel 132², tweede lid, 1° Wetboek Registratierechten
Vlaamse Gewest
Brussels
Waalse Gewest
Hoofdstedelijk Gewest Relatie adoptant –
Echtgenoot, wettelijk
Echtgenoot of wettelijk
Echtgenoot of wettelijk
ouder van het kind
samenwonende of feitelijk
samenwonende
samenwonende
samenwonende
50
2. Artikel 132², tweede lid, 1° Wetboek Registratierechten
Vlaamse Gewest
Brussels hoofdstedelijk
Waalse Gewest
Gewest Duur van de hulp en
3 jaar
6 jaar
6 jaar
Wie kan de hulp en
De adoptant of de
De adoptant of de
De adoptant of de
verzorging
adoptant samen met zijn
adoptant samen met de
adoptant samen met de
vestrekken?
levenspartner
echtgenoot of wettelijk
echtgenoot of wettelijk
samenwonende
samenwonende
verzorging
Mate waarin de hulp
Hoofdzakelijk
188
Niets bepaald
en verzorging moet
Exclusief of hoofdzakelijk
verleend worden?
188
Er wordt aangenomen dat de hulp niet langer uitsluitend moet zijn.
51
Hoofdstuk 5: Enkele hedendaagse kritische beschouwingen § 1. Stiefkinderen versus successie- en schenkingsrechten 69. Zoals hierboven reeds aangegeven189 wordt enkel in het Waalse Gewest de gelijkstelling voor de stiefkinderen met de afstammelingen in rechte lijn, zoals voorzien in het kader van de successierecht, doorgetrokken tot de schenkingsrechten. Waarom deze gelijkschakeling niet is voorzien in het Vlaamse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is niet duidelijk. Het valt dan ook aan te raden dat de wetgever in deze twee gewesten, in navolging van het Waalse Gewest de schenkingen aan en door het stiefkind zou onderwerpen aan het tarief “in rechte lijn”.
70. Nochtans moet opgemerkt worden dat het ontbreken van deze gelijkschakeling niet in alle gevallen dezelfde gevolgen heeft. Immers wat betreft de schenkingen van roerende goederen voorziet zowel het Vlaamse Gewest als het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een voordelig tarief. Deze schenkingen worden onderworpen aan een 3% tarief wanneer het gaat om schenkingen in rechte lijn en tussen echtgenoten en samenwonenden.190 Voor de schenkingen aan andere personen geldt een 7% tarief.191 Tengevolge van deze wettelijke bepalingen zal de schenking van roerende goederen aan en door stiefkinderen vallen onder het 7% tarief. Deze relatief lage schenkingsrechten zullen doorgaans niet ervaren worden als een hindernis om te schenken.
Wat betreft de onroerende goederen daarentegen zijn de gevolgen vergaander. Schenkingen van onroerende goederen “tussen alle andere personen” zijn immers onderworpen aan de progressieve schenkingsrechten gaande van 30% tot 80% in het Vlaamse Gewest en 40% tot 80% in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dergelijke hoge tarieven zullen de schenkingen aan en door stiefkinderen belemmeren.
Het is dus wachten op een optreden van de Vlaamse decreetgever en de Brusselse ordonnantiegever…
189
Supra randnr. 26-29. Art. 131, § 2, 1° Vl. en Br. W. Succ. 191 Art. 131, § 2, 2° Vl. en Br. W. Succ. 190
52
§ 2. Stiefkleinkinderen en bloedverwanten van de stiefouder 71. Zoals reeds eerder in dit schrijven aangegeven192 kunnen de stiefkleinkinderen en de bloedverwanten van de stiefouder niet genieten van het tarief “in rechte lijn”. Reeds in 2005 werd aan het Grondwettelijk Hof de vraag gesteld of het verschil in fiscale behandeling tussen de stiefkinderen en stiefkleinkinderen geen schending inhoudt van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Het Hof antwoordde negatief op deze vraag. De bestaande regeling kon aldus behouden worden.
72. Maar terecht kan de vraag gesteld worden of het Grondwettelijk Hof geen ander oordeel zal vellen wanneer de vraagstelling als volgt zou geformuleerd worden: “Houdt het verschil in behandeling tussen de gewone kleinkinderen en de stiefkleinkinderen geen schending in van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel?” Het gewone kleinkind geniet immers van het tarief “in rechte lijn”, terwijl het stiefkleinkind onderworpen wordt aan het zwaardere tarief “tussen alle andere personen”. Er bestaat m.i. geen enkele redelijke verantwoording voor dit onderscheid in fiscale behandeling. Bovendien kunnen de argumenten door het Grondwettelijk Hof aangevoerd in haar arrest van 2005193 in deze context geen stand houden. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat het Grondwettelijk Hof in deze context zal oordelen dat er wel degelijk sprake is van een schending van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel.
We kunnen aldus concluderen dat in de nabije toekomst naar alle waarschijnlijkheid ook de stiefkleinkinderen en de bloedverwanten van de stiefouder zullen kunnen genieten van het tarief “in rechte lijn”.
§ 3. Adoptief kind als kind van de echtgenoot/wettelijk samenwonende partner van de adoptant (art. 52², tweede lid, 1° W. Succ.) 73. Wanneer we de evolutie van het successie- en het schenkingsrecht bekijken valt op te merken dat het Vlaamse Gewest doorgaans het voortouw neemt. In heel wat gevallen is het,
192
Supra randnr. 14-15. Arbitragehof 7 december 2005, A.A. 2005, afl. 5, 2325, Rev. trim. dr. fam. 2006, afl. 3, 906 en T.F.R. 2006, afl. 312, 965, noot R. BARBAIX T. en WUSTENBERGHS.
193
53
het Vlaamse Gewest die progressief optreedt daarbij op de voet gevolgd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en later, maar doorgaans niet consequent, door het Waalse Gewest. Als voorbeeld kan hierbij verwezen worden naar de uitbreiding tot de samenwoners voor de toepassing van het tarief “in rechte lijn” die we in vele bepalingen van het successierecht en het schenkingsrecht terug te vinden zijn. Daar waar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waalse Gewest zich beperken tot de wettelijk samenwonenden, geldt de uitbreiding in het Vlaamse Gewest ook doorgaans voor de feitelijk samenwonenden.
74. Gelet op deze vaststellingen is het dan ook verwonderlijk dat het Vlaamse Gewest in het kader van artikel 52², tweede lid, 1° van het Vlaams Wetboek der Successierechten194 de gelijkschakeling niet doortrekt tot de samenwoners. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waalse Gewest daarentegen wordt wel degelijk voorzien dat ook wanneer het geadopteerde kind een kind is van de wettelijk samenwonende partner van de adoptant het tarief “in rechte lijn” van toepassing zal zijn.
Er is geen enkele plausibele verklaring om in deze context niet te voorzien in een uitbreiding tot de samenwoners. Sinds 1 januari 2004 is dit nog minder te begrijpen, aangezien ingevolge het decreet van 19 december 2003195 aan de discriminatie inzake het schenkingsrecht tussen de echtgenoten en samenwonenden wordt tegemoet gekomen. Het directe gevolg van deze regeling is dat niet alleen wanneer het adoptief kind een kind is van de echtgenoot van de adoptant maar ook wanneer het een kind is van de wettelijk of feitelijk196 samenwonende partner van de adoptant de schenkingen zullen vallen onder het tarief “in rechte lijn”.
We kunnen dan ook niets anders dan de Vlaamse decreetgever aan te moedigen ook in de context van artikel 52², tweede lid, 1° van het Vlaams Wetboek der Successierechten de uitbreiding te voorzien tot de samenwoners. Zodat ook het adoptief kind als kind van de wettelijk of feitelijk samenwonende partner van de adoptant kan erven volgens het tarief “in rechte lijn”.
194
In dit artikel wordt voorzien dat voor het toepasselijk tarief wel, als uitzondering op het algemeen principe, moet rekening gehouden worden met de gewone adoptie wanneer het geadopteerde kind een kind is van de echtgenoot van de adoptant 195 Decreet 19 december 2003 houdende de bepalingen tot begeleiding van de begroting van 2004, B.S. 31 december 2003, err., B.S. 13 januari 2005, met ingang van 1 januari 2004. 196 Mits voldaan is aan de voorwaarden van art. 132/1, 2° Vl. W. Reg.
54
§ 4. De toepassingsvoorwaarden van hulp, verzorging en inwoning ( art. 50 Br. W. Succ. en art. 52², tweede lid, 3° W. Succ.) 75. Zoals hoger reeds beschreven197 is de vererving tussen stiefkind en stiefouder of tussen stiefkind en de met de natuurlijke ouder wettelijk samenwonende partner in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onderworpen aan het tarief “in rechte lijn” mits het kind, vóór de leeftijd van eenentwintig jaar, gedurende een periode van zes achtereenvolgende jaren de hulp en verzorging heeft gekregen van de erflater of van de erflater en zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner en het kind gedurende een periode van zes jaar heeft ingewoond bij de erflater.
76. In het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest worden deze toepassingsvoorwaarden van hulp, verzorging en inwoning niet gesteld. Dit is te verklaren door het feit dat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet langer een specifieke regeling is voorzien voor de stiefkinderen afzonderlijk. De stiefkinderen worden aanzien als een subcategorie van de groep “zorgkinderen”. Om te vermijden dat mensen een dergelijke zorgrelatie zouden creëren louter om fiscale redenen, namelijk ten einde een voordeliger tarief te genieten, heeft de ordonnantiegever deze voorwaarden van hulp, verzorging en inwoning voorzien. Deze voorwaarden zijn gelijklopend met deze van toepassing bij de caritatieve adoptie. Ook in het kader van de adoptie zijn deze voorwaarden ingevoerd teneinde te vermijden dat zou overgegaan worden tot adoptie enkel en alleen om fiscale redenen.
In het Vlaamse Gewest en Waalse Gewest is er geen nood aan de invoering van dergelijke toepassingsvoorwaarden aangezien nog steeds een specifieke regeling geldt voor de stiefkinderen. De relatie stiefouder - stiefkind zal doorgaans niet ingegeven zijn met de bedoeling om fiscaal een gunstigere regeling te genieten. Het zal eerder ingegeven zijn vanuit een affectieve band die bestaat tussen de natuurlijk ouder en de stiefouder. Er is dan ook geen enkele reden om in deze context dezelfde strikte voorwaarden te voorzien om te kunnen genieten van het tarief “in rechte lijn” zoals geldt bij in het kader van de zorgrelatie en de adoptie.
197
Supra randnr. 20-23.
55
Conclusie 77. Sinds de successierechten en de schenkingsrechten werden overgeheveld van het federale naar het gewestelijke niveau werden terzake heel wat wijzigingen doorgevoerd. Elk gewest voert een eigen beleid met eigen klemtonen. Hoewel de regelen vrij gelijklopend zijn moeten we toch opmerken dat er op een aantal punten belangrijke verschillen en nuances merkbaar zijn.
78. Het traditionele “kerngezin” dat tot voor enkele tientallen jaren geleden de gezinsvorm bij uitstek was, moet vandaag de dag steeds meer en meer plaatsruimen voor het zogenaamde “hersamengestelde gezin”. Deze verschuiving heeft als gevolg dat de leden van het “hersamengesteld gezin” elkaar willen begiftigen en bevoordeligen tegen een zo voordelig mogelijk tarief. Elk van de drie gewesten heeft dan ook gepoogd zijn regulering in het kader van de successierechten en de schenkingsrechten zo goed mogelijk aan te passen aan deze hedendaagse noden en behoeften.
Hoewel de decreetgevers en de ordonnantiegever in de loop der jaren reeds in vele situaties hebben ingegrepen, kunnen er nog op verschillende vlakken van hen de nodige inspanningen verwacht worden. Denken we hierbij ondermeer aan: -
de toepassing van het tarief “in rechte lijn” voor de stiefkleinkinderen en de bloedverwanten van de stiefouder
-
de gelijkstelling van de stiefkinderen met de afstammelingen in het schenkingsrecht
-
de gelijkstelling van het adoptief kind als kind van de samenwonende partner van de adoptant in het Vlaamse Gewest
-
…
We mogen dan ook verwachten dat het successierecht en het schenkingsrecht in de nabije toekomst nog verschillende wijzigingen zal ondergaan ten einde op een zo volledig mogelijke manier aangepast te zijn aan de huidige samenlevingsvormen…
56
Bibliografie I. • • • • • • • • •
•
• •
• • •
•
• •
•
Wetgeving
Wetboek Successierechten 31 maart 1936, B.S. 7 april 1936. Wetboek Registratie-, Hypotheek-, en Griffirechten 30 november 1939, B.S. 1 december 1939. Burgerlijk Wetboek 21 maart 1804, bekendgemaakt 3 september 1807. Besluit 7 november 1968, Rec. gén. enr. not. 1969, 456. Besluit 9 maart 1970, Rec. gén. enr. not. 1971, 243, noot DONNAY, M. Organieke Wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn, B.S. 5 augustus 1976, err., B.S. 26 november 1976. Vl. Decreet van 20 december 1996 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1997, B.S. 31 december 1996, err., B.S. 11 februari 1997, met ingang van 1 januari 1997. W. Decreet 14 november 2001 betreffende de successierechten tussen wettelijk samenwonenden, B.S. 29 november 2001, met ingang van 19 november 2001. Vl. Decreet van 21 december 2001 houdende de bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002, B.S. 29 december 2001, err., B.S. 14 februari 2002, met ingang van 1 januari 2002. Ordonnantie 16 mei 2002 betreffende het tarief, de vrijstellingen en de verminderingen van successierechten die van toepassing zijn op wettelijk samenwonenden, B.S. 31 mei 2002. Ordonnantie 20 december 2002 tot wijziging van het Wetboek der Successierechten, B.S. 31 december 2002, err., B.S. 20 januari 2003, met ingang van 1 januari 2003. Ordonnantie 20 december 2002 tot wijziging van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek-, en Griffierechten, B.S. 31 december 2002, err., B.S. 16 januari 2003, met ingang van 1 januari 2003. Vl. Decreet 20 december 2002 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting van 2003, B.S. 31 december 2002, met ingang van 1 januari 2003. Circulaire nr. 9 de 3 juin 2003, Rec. gén. enr. not. 2003, 557-584. W. Decreet van 22 oktober 2003 houdende aanvulling van artikel 48 van het Wetboek der Successierechten, vastgelegd bij Koninklijk Besluit nr. 308 van 31 maart 1936, met het oog op de vermindering van de ongelijkheden i.v.m. de te betalen successierechten bestaande tussen de meerder –of minderjarige kinderen opgevoed binnen een hersamengesteld gezin, B.S. 19 november 2003, met ingang van 29 november 2003. W. programmadecreet 18 december 2003 houdende verschillende maatregelen inzake gewestelijke fiscaliteit, thesaurie en schuld, organisatie van de energiemarkten, leefmilieu, landbouw, plaatselijke en ondergeschikte besturen, erfgoed, huisvestiging en ambtenarenzaken, B.S. 6 februari 2004, met ingang van 6 februari 2004. Vl. Decreet 19 december 2003 houdende bepalingen tot begleiding van de begroting van 2004, B.S. 31 december 2003, err., B.S. 13 januari 2005, met ingang van 1 januari 2004. W. Decreet 15 december 2005 houdende verschillende wijzigingen in het Wetboek der Registratie-, Hypotheek-, en Griffierechten en in het Wetboek der Successierechten, B.S. 23 december 2005, err., B.S. 30 januari 2006, met ingang van 23 december 2005. Ordonnantie van 6 maart 2008 tot wijziging van het Wetboek der Successierechten, B.S. 1 april 2008, met ingang van 1 januari 2008.
57
•
M.v.T bij ontwerp van Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004, Parl. St., Vlaams Parlement, zitting 2003-2004, 1948/1, 21.
II.
Rechtspraak A. Grondwettelijk Hof
• • • •
Arbitragehof 19 juni 2002, J.T. 2002, afl. 6072, 756, Rev. not. b. 2003, afl. 2960, 102 en Rev. trim. dr. fam. 2002, afl. 4, 751. Arbitragehof 19 december 2002, Rev. trim. dr. fam. 2003, afl. 4, 857. Arbitragehof 22 juni 2005, J.T. 2005, afl. 6205, 805 en Rev. trim. dr. fam. 2005, afl. 3, 907. Arbitragehof 7 december 2005, A.A. 2005, afl. 5, 2325, Rev. trim. dr. fam. 2006, afl. 3, 906 en T.F.R. 2006, afl. 312, 965, noot BARBAIX, R. en WUSTENBERGHS, T.
B. Hof van Cassatie • •
Cass. 7 oktober 1965, R.W. 1966-67, 304 en T. .ot. 1966, 236, noot VAN HOUTTE, J. Cass. 17 december 1987, Arr. Cass. 1987-88, 512 en Rec. gén. enr. not. 1988, 163.
C. Hoven van beroep • • • •
Luik 21 oktober 1964, Rec. gén. enr. not. 1965, 151-156. Brussel 26 januari 1977, J.T. 1977, 589 en Rec. gén. enr. not. 1977, 190-197, noot DONNAY, M. Bergen 10 september 1986, Rec. gén. enr. not. 1987, 145-150, noot A.C. Gent 8 mei 2000, T.F.R. 2000, 996-998, noot VIAENE, N. en T. .ot. 2002, afl. 6, 378-382.
D. Lagere rechtspraak • • • • •
Rb. Turnhout 16 september 1994, A.J.T. 1995-96, 47 en .ot. Fisc. M. 1996, 17. Rb. Dendermonde 2 januari 1996, Rec. gén. enr. not. 1997, 231. Rb. Hoei 3 mei 1999, J.L.M.B. 2001, 525-528, noot STEVENAERT MEEÛS, F. Rb. Gent 22 juni 2001, Rec. gén. enr. not. 2002, 169-172, noot KRAM, J. Rb. Luik 10 september 2001.
III.
Rechtsliteratuur A. Annotaties bij rechtspraak
•
BARBAIX, R. en WUSTENBERGHS, T., “Geen gelijkstelling van het successierechtelijk tarief ten aanzien van de stiefkleinkinderen”, (noot onder Arbitragehof 7 december 2005), T.F.R. 2006, 968-971. 58
CARDOEN, B., “Successierechten: Arbitragehof vindt oude regeling stiefkinderen discriminerend”, (noot onder Arbitragehof 19 deember 2002), A.F.T. 2003, afl. 3, 154156. • STEVENAERT MEEUS, F., “L’adoption simple donne parfois lieu à l’application du tarif des droits de succession en ligne directe”, (noot onder Rb. Hoei 3 mei 1999), J.L.M.B. 2001, 529-532. • VAN OOSTERWYCK, G., “Uitsluitende hulp en verzorging door de adoptant aan de geadopteerde te verstrekken: sluiting van de debatten?”, (noot onder Rb. Turnhout 16 september 1994), .ot. Fisc. M. 1996, 18-23. • VIAENE, N., “Ook adoptieve verwantschap kan aanleiding geven tot toepassing van het tarief tussen personen in rechte lijn”, (noot onder Gent 8 mei 2000), T.F.R. 2000, 9981003. • WYLLEMAN, A., “Fiscale aspecten van de volle en de gewone adoptie”, (noot onder Rb. Turnhout 16 september 1994), A.J.T. 1995-96, 48-49. •
B. Boekwerken, tijdschriftartikelen en bijdragen in verzamelwerken 1. Boekwerken • • • • •
CULOT, A. Manuel des droits de succession, Larcier, Brussel, 2008, 328p. PINTENS, W., VAN WINCKELEN, K. en DU MONGH, J., Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 365p. PUELINCKX – COENE, M., Erfrecht, Antwerpen, Kluwer, 1996, 508p. VERSTAPPEN, J., Vlaamse successierechten, Deurne, Kluwer rechtswetenschappen, 1997, 207p. SPRUYT, E., RUYSSEVELDT, J. en DONS, P., Praktijkgids successierecht en –planning, Toth BV, Kapelle-op-den-Bos, 2003, 1031p.
2. Tijdschriftartikelen • • • • • • • •
ADRIAENS, J., “Nieuw samengestelde gezinnen: gevolgen voor erfrecht en successierechten”, Moneytalk februari 2009, 27-35. AERTS, E., “Vlaams Gewest. Lagere successierechten voor zorgkinderen en gehandicapten”, Fisc. Act. 2003, afl. 18, 3-7. CARDOEN, B., “Circulaire bespreekt uitbreiding gunsttarief voor stiefkinderen”, Fisc. Act. 2002, afl. 43, 4-7. CASMAN, H., “Wettelijke samenwoning. Hoe gaat dat nu verder?”, .jW 2004, afl. 60, 182193. CULOT, A., noot onder decreet 22 oktober 2003, Rec. gén. enr. not. 2004, 9-10. DEBLAUWE, R., “De hervorming van de Vlaamse successierechten”, .ot. Fisc. M. 1997, 157-180. DEBLAUWE, R., “Overzicht rechtspraak in zake registratie– en sucessierechten: 19841987”, T.F.R. 1989, 47-66. DEBLAUWE, R., “Verlaagde schenkingsrechten in Vlaanderen”, T. Fin. R. 2004, afl. 3, 808-823.
59
• • • • •
• • • • • • • • •
• • • • • • • • •
DESTERBECK, F., “Interpretatie anti-ontwijkingsbepaling bij adoptieve afstamming is feitenkwestie”, Fisc. Act. 2000, afl. 29, 3-5. DONNAY, M., “Succession (Droit de). – Adoptions. – Légitimations par adoption “, Rec. gén. enr. not. 1976, 193-208. GOFFEAUX, B., “Modification des droits de succession en région de Bruxelles-Capitale”, Rec. gén. enr. not. 2003, 185-201. GOFFEAUX, B., noot onder het Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 21 december 2001, Rec. gén. enr. not. 2002, 96-102. LAUWERS, T., “Wijziging tarief successierechten voor Vlaams Gewest (decreet d.d. 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002)”, Waarvan Akte 2002, afl. 6, 21-23. PEETERS, E., “Geen discriminatie tussen gewoon en ten volle geadopteerden voor de toepassing van het Wetboek der Successierechten”, .otariaat 2003, afl. 1, 3-6. PODEVYN, S., “Gunsttarief voor gezinswoning in Brusselse successierechten”, Fisc. Act. 2003, afl. 3, 5-8. RUYSSEVELDT, J., “Aaneenschrijven over nieuw begrip ‘samenwonenden’”, Fisc. Act. 2000, afl. 40, 7-8. RUYSSEVELDT, J., “Discriminatie tussen de ‘ten volle’ en ‘gewone’ geadopteerde?”, .ieuwsbrief successierechten 2002, afl. 8, 1-3. RUYSSEVELDT, J., “In de drie gewesten worden niet alle kinderen fiscaal met erfgenamen in rechte lijn gelijkgesteld”, Successierechten 2003, afl. 3, 1-5. RUYSSEVELDT, J., “Nieuwe Brusselse tarieven (art. 48 W. Succ.)”, Successierechten 2003, afl. 1, 1-11. RUYSSEVELDT, J., “Nieuwe Waalse tarieven en vrijstellingen (art. 48 – 52, 54 W. Succ.)”, Successierechten 2004, afl. 1, 5-8. RUYSSEVELDT, J., “‘Tante wordt adoptante’ – Hulp en verzorging uitsluitend door de adoptant – Artikel 52, 2, 3° W. Succ.”, .ieuwsbrief successierechten 2002, afl. 10, 3-5. RUYSSEVELDT, J., “Tarieven, verminderingen – Brussels Gewest”, Successierechten 2009, afl. 1, 5-8. RUYSSEVELDT, J., “Uitbreiding begrip ‘stiefkinderen’ – artikel 50 W. Succ.”, .ieuwsbrief Successierechten 2002, afl. 7, 6-8. SLAETS, A., “Artikel 50 W. Succ. Vlaams Gewest: Arbitragehof ziet geen graten in de verschillende behandeling van stiefkinderen en stiefkleinkinderen”, Successierechten 2006, afl. 1, 4-5. SPRUYT, E., “Brusselse successierechten gewijzigd”, .otariaat 2008, afl. 8, 1-4. SPRUYT, E. en VAN MELKEBEKE, P., “Vlaams Decreet van 19 december 2003: de Vlaamse schenkingsrechten in een nieuw kleedje”, Registratierechten 2004, afl. 1, 1-33. SPRUYT, E. en VAN MELKEBEKE, P., “Vlaams Decreet 19 december 2003: verlaging Vlaamse schenkingsrechten”, .otariaat 2004, afl. 2-3, 1-15. STROBBE, B., “Vlaams Gewest: nog steeds hoge tarieven tussen derden”, Fiscoloog 1997, afl. 597, 3-6. VANDERKERKEN, C., “Hervorming in het Vlaams Gewest: soms lager, soms hoger”, Fiscoloog 1996, afl. 584, 3-6. VAN OOSTERWYCK, G., “Adoptie, volle adoptie, de fiscus en de raadgevingsplicht van de notaris”, .ot. Fisc. M. 1990, 37-46. VAN OOSTERWYCK, G., “Adoptie en volle adoptie in de notariële praktijk”, T. .ot. 1994, 154-170.
60
• X, “Alle stiefkinderen moeten rechtelijnstarief krijgen in successierechten”, Fisc. Act. • • • • •
2003, afl. 12, 4. X, “Kinderen van samenwoners erven altijd in de ‘rechte lijn’”, Fiscoloog 2001, afl. 823, 1-3. X, “Schenking van roerende goederen: 3 of 7% schenkingsrechten”, Fiscoloog 2003, afl. 917, 6-7. X, “Successierechten: benadeling stiefkinderen weggewerkt”, Fisc. Act. 2001, afl. 41, 5. X, “Vlaamse decreetgever ontfermt zich over ‘zorgkinderen’”, Fiscoloog 2003, afl. 874, 6-7. X, “Waals Gewest: maximumtarief verhoogd naar 90%”, Fiscoloog 2003, afl. 914, 6. 3. Bijdragen in verzamelwerken
• •
•
•
•
•
•
•
• • • •
CULOT, A., GOFFAUX, B. en PRÜM, C., “Droits de succession et de mutation par décès. Législation régionales” in Rép. not., Brussel, Larcier, losbl. CULOT, A., DESTREE, A.-F., JUNGERS-POIRE, D., LARDINOIS-DEPOUCHON, J. en SAUSSEZSIBILLE, A., “Droits de succession et de mutation par décès. Taxe compensatoire des droits de succession” in Rép. not., Brussel, Larcier, 2008, losbl. DECUYPER, J. en RUYSSEVELDT, J., “(Successierechten – Tarief der rechten) Brussels Hoofdstedelijk Gewest” in DECUYPER, J. en RUYSSEVELDT, J. (eds.), Successierechten 2006-2007, Mechelen, Kluwer, 2006, 641-656. DECUYPER, J. en RUYSSEVELDT, J., “(Successierechten – Tarief der rechten) Brussels Hoofdstedelijk Gewest” in DECUYPER, J. en RUYSSEVELDT, J. (eds.), Successierechten 200-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, 679-693. DECUYPER, J. en RUYSSEVELDT, J., “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Vlaamse Gewest” in DECUYPER, J. en RUYSSEVELDT, J. (eds.), Successierechten 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, 693-739. DECUYPER, J. en RUYSSEVELDT, J., “(Successierechten – Tarief der rechten) Het Waalse Gewest” in DECUYPER, J. en RUYSSEVELDT, J. (eds.), Successierechten 2008-2009, Kluwer, Mechelen, 2008, 638-678. GEELHAND, N., “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning” in X (ed.), Familiale vermogensplanning 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, 275-348. GEELHAND, N., “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in BARBAIX, R., EGGERMONT, S., GEELHAND, N. en SWENNEN F. (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2009, 111-187. GEELHAND, N., “Successierechten” in X (ed.), Rechtskronieken voor het notariaat. Deel 2, Brugge, die Keure, 2003, 1-56. HERTECANT, L., “De nieuwe Vlaamse successierechten” in X (ed.), Fiscaal praktijkboek ’97-’98. Indirecte belastingen, Diegem, Ced. Samsom, 1997, 161-196. SPRUYT, E. en VAN MELKEBEKE, P., “ Het gewijzigd schenkingsrecht” in X (ed.), Fiscaal praktijkboek. Indirecte belastingen 2004-2005, Mechelen, Kluwer, 2004, 89-164. Spruyt, E., “(Regionale schenkingsrechten) De Waalse schenkingsrechten” in WERDEFROY, F. (ed.), Registratierechten 2006-2007, Mechelen, Kluwer, 2007, 19541988.
61
Bijlage I.
Successierechten
A. Tarief in “rechte lijn” 1. Vlaams Gewest Van/tot € € 0,01 - € 75 000 € 75 000 - € 125 000 > € 125 000
Percentage 3% 9% 27 %
2. Brussels Hoofdstedelijk Gewest Van/tot € € 0,01 - € 50 000 € 50 000 - € 100 000 € 100 000 - € 175 000 € 175 000 - € 250 000 € 250 000 - € 500 000 > € 500 0000
Percentage 3% 8% 9% 18 % 24 % 30 %
3. Waals Gewest Van/tot € € 0,01 - € 12 500 € 12 500,01 - € 25 000 € 25 000,01 - € 50 000 € 50 000,01 - € 100 000 € 100 000,01 - € 150 000 € 150000,01 - € 200 000 € 200 000,01 - € 250 000 € 250 000,01 - € 500 000 > € 500 000
Percentage 3% 4% 5% 7% 10 % 14 % 18 % 24 % 30 %
62
B. Tarief “tussen alle anderen personen” 1. Vlaams Gewest Van/tot € € 0,01 - € 75000€ € 75 000 - € 125 000 > € 125 000
Percentage 45 % 55 % 65 %
2. Brussels Hoofdstedelijk Gewest Van/ tot € € 0,01 - € 50 000 € 50 000 - € 75 000 € 75 000 - € 175 000 > € 175 000
Percentage 40 % 55 % 65 % 80 %
3. Waals Gewest Van/tot € € 0,01 - €12 500 € 12 500,01 - € 25 000 € 25 000,01 - € 7 5000 € 75 000,01 - € 175 000 > € 175 000
Percentage 30 % 35 % 60 % 80 % …198
198
Het percentage van 90% werd vernietigd door het Arbitragehof bij zijn arrest van 22 juni 2005, J.T. 2005, afl. 6205, 805 en Rev. trim. dr. fam. 2005, afl. 3, 907.
63
II.
Schenkingsrechten A. Tarief in “rechte lijn” Vlaams Gewest Van/tot € € 0,01 - € 12 500 € 12 500 - € 25 000 € 25 000 - € 50 000 € 50 000 - € 100 000 € 100 000 - € 150 000 € 150 000 - € 200 000 € 200 000 - € 250 000 € 250 000 - € 500 000 > € 500 000
Percentage 3% 4% 5% 7% 10 % 14 % 18 % 24 % 30 %
Brussels Hoofdstedelijk gewest Van/tot € € 0,01 - € 50 000 € 50 000 - € 100 000 € 100 000 - € 175 000 € 175 000 - € 250 000 € 250 000 - € 500 000 € > 500 000
Percentage 3% 8% 9% 18 % 24 % 30 %
Waals Gewest Van/tot € € 0,01 - € 12 500 € 12 500 - € 25 000 € 25 000 - € 50 000 € 50 000 - € 100 000 € 100 000 - € 150 000 € 150 000 - € 200 000 € 200 000 - € 250 000 € 250 000 - € 500 000 > € 500 000
Percentage 3% 4% 5% 7% 10 % 14 % 18 % 24 % 30 %
64
B. Tarief “tussen alle andere personen” Vlaams Gewest Van/tot € € 0,01 - € 12 500 € 12 500 - € 25 000 € 25 000 - € 75 000 € 75 000 - € 175 000 > € 175 000
Percentage 30 % 35 % 50 % 65 % 80 %
Brussels Hoofdstedelijk Gewest Van/ tot € € 0,01 - € 50 000 € 50 000 – € 75 000 € 75 000 - € 175 000 > € 175 000
Percentage 40 % 55 % 65 % 80 %
Waals Gewest Van/tot € € 0, 01 - € 12 500 € 12 500 - € 25 000 € 25 000 - € 75 000 € 75 000 - € 175 000 > € 175 000
Percentage 30 % 35 % 60 % 80 % 80 %
65