Stichting Pensioenfonds
JAARVERSLAG 2010
jaarverslag 2010
INHOUDSOPGAVE Jaarverslag KARAKTERISTIEKEN VAN HET PENSIOENFONDS
2
Profiel
2
Organisatie
2
Kengetallen
5
VERSLAG VAN DE VISITATIECOMMISSIE
6
VERSLAG VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN
8
VERSLAG VAN HET BESTUUR
11
Hoofdlijnen
11
Goed pensioenfondsbestuur
13
Beleggingenparagraaf
23
Pensioenparagraaf
26
Actuariële paragraaf
30
Risicoparagraaf
31
Toekomstparagraaf
33
JAARREKENING
34
BALANS PER 31 DECEMBER 2010
35
STAAT VAN BATEN EN LASTEN 2010
36
KASSTROOMOVERZICHT
37
TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE JAARREKENING 2010
38
OVERIGE GEGEVENS
61
CONTROLEVERKLARING
61
ACTUARIËLE VERKLARING
63
1
jaarverslag 2010
KARAKTERISTIEKEN VAN HET PENSIOENFONDS Profiel Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg, statutair gevestigd te Sittard is opgericht op 6 december 1946. De laatste statutenwijziging was op 14 december 2009. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41070840. Het fonds is een ondernemingspensioenfonds en is aangesloten bij koepelorganisatie OPF. Het fonds heeft tot doel uitvoering te geven aan het pensioenreglement, zoals dat geldt voor de aangesloten ondernemingen.
Organisatie Bestuur
Naam
De De De De De De
heer heer heer heer heer heer
G. van Amerongen J.H. Boermann P.M. Bruijns G.H.M. Derks A.J. Gorissen H.C. Straat
Functie
Vertegenwoordiging
Lid sinds
Einde zittingsduur
lid lid lid secretaris lid voorzitter
pensioengerechtigden werkgever werknemer pensioengerechtigden werknemer werkgever
2003 2004 2008
2013
2000 2010 2008
2011 2014 -
2012
Het bestuur bestaat uit zes leden. Twee leden worden benoemd en ontslagen door de Raad van Commissarissen van LMG Netherlands II B.V. Deze leden vertegenwoordigen de werkgever. Vier leden worden door en uit de deelnemers respectievelijk door en uit de pensioengerechtigden, naar hun onderlinge getalsverhouding gekozen en door het bestuur benoemd. Deze leden vertegenwoordigen de deelnemers. Het aantal bestuursleden namens de pensioengerechtigden kan niet meer dan twee bedragen. De voorzitter wordt door de commissarissen aangewezen. Vanwege de pariteit hebben de leden die de werkgevers vertegenwoordigen in iedere vergadering evenveel stemmen als de werknemersvertegenwoordigers. Het bestuur kan een administrateur benoemen aan wie een deel van de taak van het bestuur wordt overgedragen. Per 1 juli 2004 is mevrouw G.H.M. Mulders-Melssen benoemd tot administrateur. Het bestuur van het fonds heeft de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden uitbesteed. Deze werkzaamheden betreffen vermogensadvies, beleggingsadministratie, pensioenadministratie en bestuursondersteuning. Uitgangspunt is dat het bestuur, conform de eisen van de Pensioenwet verantwoordelijk blijft voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken.
2
jaarverslag 2010
Dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur van het fonds wordt gevormd door de voorzitter en de secretaris. Het bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en reglementen van het fonds, overeenkomstig de vastlegging in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan is op 2 april 2008 ingesteld en als volgt samengesteld: Naam
De heer J. Gerits De heer P. Kamps De heer M. Landman
Vertegenwoordiging
pensioengerechtigden werknemer werkgever
Bevoegdheid verantwoordingsorgaan Blijkens de statuten heeft het verantwoordingsorgaan de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het interne toezicht, over het door het bestuur gevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag van het Pensioenfonds opgenomen.
Intern toezicht Er is gekozen voor een visitatiecommissie. De samenstelling van deze commissie is als volgt: Naam
De heer drs. R.A. van Nieuwenhoven
voorzitter
Mevrouw mr. M. Meijer-Zaalberg
lid
De heer R.P. van Leeuwen AAG
lid
Deelnemersraad De pensioengerechtigden hebben gekozen voor een vertegenwoordiging in het bestuur en derhalve niet voor vertegenwoordiging in een deelnemersraad.
Uitvoeringsorganisatie Het bestuur heeft de pensioenadministratie, de beleggingsadministratie, de werkzaamheden inzake actuariële berekeningen en de belegging van het vermogen van het fonds uitbesteed aan externe deskundigen. De deelnemers -, financiële en beleggingsadministratie worden uitgevoerd door de administrateur. Tussen het pensioenfonds en de werkgever van de administrateur is een uitbestedingsovereenkomst gesloten.
3
jaarverslag 2010
Beleggingscommissie Het bestuur heeft een beleggingscommissie opgericht die in samenspraak met de vermogensadviseur uitvoering geeft aan het beleggingsbeleid en zorg draagt voor het opstellen en aanpassen van het beleggingsplan. De commissie is samengesteld uit drie leden van het bestuur. Daarnaast kunnen externe deskundigen benoemd worden; deze hebben geen stem. De beleggingscommissie bestaat ultimo boekjaar uit de volgende leden: Naam
De heer H.C. Straat
voorzitter
De heer P.M. Bruijns
lid
De heer G.H.M. Derks
lid
Communicatiecommissie De communicatiecommissie heeft als taak om het bestuur te adviseren over voorstellen voor de communicatie aan deelnemers. Dit betreft onder meer de “vertaling” van het pensioenreglement, de evaluatie van het herstelplan en de eventuele gevolgen, het uniform pensioenoverzicht en het onderhouden van de eigen pensioensite. De communicatiecommissie bestaat ultimo boekjaar uit de volgende leden: Naam
De heer P.M. Bruijns
lid
De heer A.J. Gorissen
lid
Compliance officer Het bestuur heeft ingestemd met de benoeming van de heer M.R. Stoové als opvolger van de heer B. Landwehr Johann, tot compliance officer van het fonds. De compliance officer is onafhankelijk van het bestuur en rapporteert aan het bestuur. De compliance officer ziet toe op de naleving van de gedragscode.
Externe ondersteuning Het fonds wordt bijgestaan door externe deskundigen voor actuariaat en risicobeheersing op zowel de korte als lange termijn. Ultimo boekjaar is de externe adviserende actuaris de heer J.G.A. Smolenaers, werkzaam bij Towers Watson. Als gespecialiseerd ALM adviseur werkt het pensioenfonds samen met de heer S. Gerritsen. Certificering Het bestuur heeft een certificerend actuaris aangesteld in de persoon van de heer H. van Gemert, verbonden aan Towers Watson. De waarmerkend actuaris beoordeelt de financiële positie van het pensioenfonds volgens de eisen van DNB en rapporteert éénmaal per jaar aan het fondsbestuur door middel van een actuarieel rapport en een actuariële verklaring. Rapportage vindt plaats uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de rapportage betrekking heeft. De accountant van het fonds is KPMG accountants N.V.. Als certificerend accountant treedt op: de heer P.L.A. Langeveldt.
4
jaarverslag 2010
Kengetallen (in duizenden euro´s m.u.v. aantal belanghebbenden en premiepercentages)
Aantal belanghebbenden Actieve deelnemers Premievrije deelnemers Pensioengerechtigden Toeslagverlening actieven Toeslagverlening inactieven Premiebijdragen Premie deelnemers Premie werkgevers Pensioenuitkeringen Opbrengst beleggingen Beleggingen per 31/12 Beleggingsperformance Performance Benchmark Technische voorzieningen Dekkingsgraad Dekkingsgraad FTK Rente termijn structuur Eigen vermogen Reserve koersverschillen Liquiditeiten Resultaat 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7)
2010
2009
2008
2007
2006
1477
1512
1527
1482
1464
433
474
528
554
587
672
665
650
589
564
385
373
349
339
313
0%
0%
1,88%
0,80%
0,54%
0% 3.485
0%
1,88%
0,63%
1)
3.117
6,5%
5,0%
7)
3,375%
3,375%
3,375%
16,0%
14,75%
7)
13,5%
13,5%
13,5%
5.972
5.601
5.311
4.892
4.385
11.642 150.732
18.953 5)
8,0%
-20.278 5)
13,7%
2,8% 164.413
145.920
146.390
126.630
3)
1)
290 5)
-13,4%
13,7% 4)
1)
3.117
0,73%
3.211
1)
145.192
3.326
0,1%
148.409
-19,2%
1,28%
7,26%
146.406
120.621
125.299
4) 4)
-
-
123,8
94,3 3,47%
100,5 3,87%
88,8 3,60%
127,0 4,85%
123,4 4,30%
707 6)
3.879 -10.054
545 17.155
-16.448 6)
3.531 -48.715
32.267 6)
8.200 3.218
11.289 6)
17.826 6.900 6.373
De risicopremie ad 1,5% resp, 1,6% van de pensioengrondslag t.b.v. de verzekering van het partnerpensioen is hierin inbegrepen. Een gedeelte hiervan is herverzekerd. Inclusief voorlopige aanpassing sterftetafels. Inclusief aanpassing sterftetafels. Inclusief opgelopen rente. Met ingang van het boekjaar 2007 wordt er geen onderverdeling meer gemaakt in de reserve naar extra reserve en reserve voor koersverschillen. Betreft de gemiddelde premie over 2009. Per 1-7 is de premie a.g.v. het herstelplan verhoogd.
5
5)
9,0%
-
-
2)
12.705 5)
-
-9.347
1)
jaarverslag 2010
VERSLAG VAN DE VISITATIECOMMISSIE Het pensioenfonds heeft voor de invulling van het intern toezicht gekozen voor een visitatiecommissie die eens in de drie jaar het functioneren van het bestuur beziet. Er is een overeenkomst gesloten met de Visitatie Commissie Pensioenfondsen B.V. uit wiens netwerk een commissie van drie leden is benoemd waarbij de leden volledig complementair zijn aan elkaar. De toetsing door de visitatiecommissie heeft een aanvang genomen in 2009 en is begin 2010 afgerond. Het intern toezicht houdt volgens de principes voor goed pensioenfondsbestuur tenminste de volgende taken in:
¾
Het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en –processen en de checks en de balances binnen het fonds:
¾
Het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd;
¾
Het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn.
Het bestuur heeft de visitatiecommissie opdracht verstrekt om een volledige visitatie uit te voeren over de periode van 1 januari 2008 tot en met medio 2009. De visitatiecommissie heeft in het kader van haar taakuitoefening kennisgenomen van de voor de visitatie benodigde documenten.
Bevindingen en conclusie De bevindingen en conclusie zijn door de visitatiecommissie in onderstaand management summary verwoord:
“Management Summary Deze rapportage bevat de bevindingen van de visitatiecommissie naar aanleiding van het onderzoek naar het functioneren van het bestuur van Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg over de periode van 1 januari 2008 tot 1 juli 2009. De visitatiecommissie heeft een positief oordeel over de inzet en de betrokkenheid van het bestuur. Het bestuur schenkt de nodige aandacht aan het eigen functioneren en deskundigheid. Aandachtspunt is de besluitvorming door het bestuur. Uit de notulen ontstaat de indruk dat het dagelijks bestuur beslist namens het hele bestuur. In de bespreking met het voltallige bestuur heeft de visitatiecommissie nadrukkelijk het beeld gekregen dat dit in de praktijk niet het geval is.
6
jaarverslag 2010
Punt van aandacht is tevens de eigen verantwoordelijkheid van het bestuur in verhouding met de externe adviseur Insinger de Beaufort voor het vermogensbeheer en het beleggingsbeleid. Verder dient het bestuur extra aandacht te geven aan de risicoanalyse. De visitatiecommissie heeft geconcludeerd dat de relatie tussen het verantwoordingsorgaan en het bestuur goed is en dat de processen tussen beide organen goed verlopen. Het verantwoordingsorgaan heeft ook voldoende aandacht voor de ontwikkeling van de deskundigheid van haar leden. De documenten en de communicatie heeft het bestuur inmiddels aangepast aan de eisen van nieuwe wet- en regelgeving. Het bestuur heeft naar het oordeel van de visitatiecommissie een summier communicatieplan opgesteld. De communicatie van het fonds met haar deelnemers via de bedrijfs- en personeelsbladen, e-mail en intranet is voldoende toegankelijk en duidelijk. Deze communicatiekanalen zijn echter niet allen toegankelijk voor de gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere belanghebbenden. De visitatiecommissie beveelt het bestuur aan om jaarlijks een communicatieplan op te stellen, met daarin weergegeven het communicatiebeleid van het fonds en de communicatieplanning voor het betreffende jaar. Tevens beveelt de visitatiecommissie het bestuur aan om op korte termijn uitvoering te geven aan het voornemen van het bestuur om een internetsite te ontwikkelen voor het pensioenfonds. Het pensioenbureau functioneert tot volle tevredenheid van het bestuur van het pensioenfonds. De kleinschaligheid en daarmee de kwetsbaarheid daarvan voor het pensioenfonds merkt de visitatiecommissie aan als een aandachtspunt. Het bestuur heeft aangegeven dit probleem onderkend te hebben. Visitatiecommissie, 22 januari 2010 mr. M. Meijer-Zaalberg R.P. van Leeuwen AAG drs. R.A. Nieuwenhoven”
Reactie van het bestuur Het bestuur heeft de aanbevelingen van de visitatiecommissie ter harte genomen en hier zoveel mogelijk op ingespeeld. Zo is de notulering van de bestuurs- en beleggingsvergaderingen verder uitgebreid. Er wordt jaarlijks een communicatieplan opgesteld en met betrekking tot communicatie bij bijzondere gebeurtenissen wordt ad hoc een separaat communicatieschema toegespitst op de gebeurtenis opgesteld. De internetsite van het pensioenfonds is inmiddels online onder de naam www.pensioenfondsmgl.nl en wordt, getuige de reacties, regelmatig door deelnemers en andere belanghebbenden bezocht.
7
jaarverslag 2010
VERSLAG VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN Het verantwoordingsorgaan (VO) van het fonds is op 2 april 2008 ingesteld. Bij oprichting is een reglement vastgesteld op basis van de uitgangspunten van Pension Fund Governance. Hierbij zijn de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording van het orgaan vastgesteld. In het boekjaar 2010 is er ter bespreking van de jaarstukken 2009 overleg geweest tussen bestuur en VO. In verband met haar adviesrecht heeft het VO het communicatieplan bestudeerd en hier een positief advies over gegeven. Het crisisplan, met hierin de wijze waarop een mogelijke rechtenkorting wordt verwerkt bij het achterblijven van het herstelplan, is ter kennisname aan het VO gezonden Het VO heeft zich ervan overtuigd dat het bestuur hierbij een evenwichtige belangenbehartiging van alle betrokkenen goed heeft gewaarborgd.
Aan het VO zijn alle relevante stukken over het boekjaar ter hand gesteld, zoals:
agenda, notulen en actiepuntenlijst van de bestuursvergaderingen;
notulen van de beleggingsvergaderingen;
correspondentie met DNB;
het communicatieplan;
de maandelijkse dekkingsgraad;
het verloop van het herstelplan;
het crisisplan;
het concept jaarverslag en jaarrekening 2010
het concept actuarieel rapport over 2010..
Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van zijn taakuitoefening eveneens kennisgenomen van het jaarverslag en de jaarrekening. Er is geen overleg geweest met accountant en/of andere externe deskundigen. Op 8 juni 2011 heeft er een overleg plaatsgevonden met het bestuur waarin o.a. het jaarverslag en de jaarrekening zijn besproken. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over: • • • • • •
Het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; Het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; De vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; Het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; Het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid; Het waarborgen van interne beheersing.
8
jaarverslag 2010
Bevindingen en conclusie Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening gedurende het verslagjaar kennis genomen van de agenda, de onderliggende stukken en de verslagen van de bestuursvergaderingen en de vergaderingen van de beleggingscommissie. Ook werd het VO telkens geïnformeerd over de correspondentie met de Nederlandse Bank en specifiek die correspondentie handelend over het herstelplan en de dekkingsgraad. Over de studie van de commissie die de mogelijkheden onderzoekt tot het opgaan in een ander fonds of een verzekeringsmaatschappij en de discussie daarover binnen het bestuur werd het verantwoordingsorgaan naar tevredenheid geïnformeerd. Het VO heeft kennis genomen van het concept jaarverslag 2010 van de Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg alsmede het actuarieel rapport over 2010. Beide rapporten zijn op 8 juni 2011 met het Bestuur besproken en op de punten waarover het VO opmerkingen had zijn die naar haar volle tevredenheid beantwoord. Resumerend komen wij tot de volgende bevindingen: Kennis genomen hebbende van bovengenoemde informatie en met name het Jaarverslag en de Jaarrekening 2010 hebben wij geen bijzonderheden geconstateerd, Samenvattend komen wij tot de volgende conclusie: De handelwijze van het Besuur en de samenstelling van het Jaarverslag en de Jaarrekening 2010 zijn in overeenstemming met de statuten van het fonds en geven geen aanleiding tot opmerkingen. Wij hebben waardering voor de inspanningen die het bestuur zich getroost om de toekomst van het fonds veilig te stellen en last but not least voor de inzet van het Bestuur om de dekkingsgraad te verbeteren.
Sittard, 8 juni 2011, Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg Het verantwoordingsorgaan.
9
jaarverslag 2010
Reactie van het bestuur Tijdens een bijeenkomst met het Verantwoordingsorgaan(VO) op 8 juni 2011 heeft het bestuur met voldoening kennis genomen van de bevindingen van het VO ter zake van het Jaarverslag 2010, alsmede de jaarrekening: het VO heeft geen bijzonderheden geconstateerd. Ter gelegenheid van hetzelfde overleg heeft het bestuur het VO op diens verzoek een toelichting gegeven op een drietal vraagpunten: -
De voortgang van de inspanningen van het bestuur, tezamen met de werkgevers, aansluiting te vinden in een groter pensioenverband.
-
Het voornemen van de certificerend actuaris het bestuur m.b.t. de prudent person regel van het beleggingsbeleid (artikel 135 PW) zijn goedkeurende verklaring te onthouden.
-
De aanstelling van de heer R. Kleynen als lid van de beleggingscommissie als countervailing power t.o.v. onze beleggingsadviseur.
Tenslotte heeft het VO zijn waardering uitgesproken voor de inspanningen die het bestuur zich getroost om de toekomst van het fonds veilig te stellen en last but not least voor de inzet om de dekkingsgraad te verbeteren. Het bestuur dankt het VO voor de gegeven adviezen en de actieve betrokkenheid bij het fonds. Het zal er ook dit jaar naar vermogen aan bijdragen het VO in staat te stellen zijn taken en verantwoordelijkheden adequaat uit te oefenen.
Sittard, 8 juni 2011, Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg Het bestuur.
10
jaarverslag 2010
VERSLAG VAN HET BESTUUR Hoofdlijnen Pensioenregeling De pensioenregeling is een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar waarbij een partnerpensioen op risicobasis verzekerd kan worden. Vanaf 1 januari 2008 wordt er geen minimum toetredingsleeftijd meer gehanteerd. De franchise wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld met inachtneming van het fiscale minimum.
Uniform pensioenoverzicht Aan de deelnemers wordt vanaf 2007 een Uniform Pensioenoverzicht (UPO) verstrekt volgens het format dat hiervoor door de pensioenkoepels is opgesteld. In dit overzicht wordt voor de deelnemers die gekozen hebben voor verzekering van het partnerpensioen op risicobasis de (gedeeltelijke) uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen bij einde deelneming en pensioneringsdatum zichtbaar gemaakt. De pensioenaangroei (de zogenaamde A factor) wordt eveneens op het UPO afgedrukt.
Audet De pensioenrechten van de deelnemers in het Audet-fonds zijn per 1 november 2002 overgedragen via een collectieve waarde-overdracht. Omdat op 1 november bij het Audet-fonds sprake was van onderdekking heeft het bestuur van het MGL-fonds een claim neergelegd bij MGL B.V. ter grootte van deze onderdekking ad € 1,7 miljoen. Deze claim is gehonoreerd in de vorm van een renteloze achtergestelde lening. Via deze achtergestelde lening en de voorwaarden omtrent terugbetaling hiervan staat de werkgever garant zolang de dekkingsgraad lager dan 105% is. In een schrijven merkt de DNB op dat de achtergestelde lening weliswaar niet aan de voorwaarden voldoet zoals aangegeven in de circulaire van de PVK van 30 september 2002, maar dat men geen opmerkingen heeft over de voorwaarden van onze lening. Aangezien de dekkingsgraad ultimo 2004, 2005, 2006 en 2007 na aflossing van 1 termijnbedrag de 105% heeft overschreden, is overgegaan tot terugbetaling van de eerste vier termijnen van € 340.711,-- aan MGL B.V. Omdat de dekkingsgraad over 2008, 2009 en 2010 beneden de 105% is uitgekomen wordt er volgens de bepalingen hieromtrent niet tot aflossing van de laatste termijn overgegaan en blijft het laatste gedeelte van de lening als langlopende schuld in de balans. Van de werkgever heeft het fonds de toezegging dat wanneer in 2012 ingevolge het herstelplan overgegaan zou moeten worden tot het korten van de pensioenaanspraken, de aflossing van deze laatste termijn van de achtergestelde lening wordt kwijtgescholden.
Vermogensbeheer De structuur van het vermogensbeheer is in het verslagjaar niet gewijzigd. De benchmark voor de vastrentende waarden is aangepast. Tot 1 september werd de portefeuille van vastrentende waarden vergeleken met de JP Morgan Emu Bond Index. Deze index had een kortere duration dan de vastrentende waarden portefeuille van het pensioenfonds. Om de benchmark voor de vastrentende waarden portefeuille beter te laten aansluiten bij de strategische duration die het pensioenfonds voor ogen staat is besloten tot deze aanpassing. De nieuwe benchmark voor de vastrentende waarden is de JPM Morgan EMU 10+ Bond Index. De duration van de nieuwe vastrentende waarden benchmark is hoger dan die van de vastrentende waarden portefeuille.
11
jaarverslag 2010
Continuïteitsanalyse Bij de opstelling van het herstelplan in 2009 is een continuïteitsanalyse opgesteld. In september 2009 is hierop een update gemaakt in verband met de door DNB gevraagde aanpassing van het herstelplan.
Toekomstontwikkeling Medio 2010 heeft het bestuur de werkgevers benaderd met de vraag of het vasthouden aan een positie als stand-alone ondernemingspensioenfonds wel het beste toekomstscenario is. Het bestuur vraagt zich af of de voordelen die aan een “eigen” fonds zijn verbonden, waarvan het hebben van een eigen beleidsruimte en identiteit wel de belangrijkste zijn, in de toekomst nog wel opwegen tegen de risico’s, de inspanning en de kosten die gemoeid gaan met de aansturing en het beheer ervan? Het bestuur van het fonds heeft daarom aan de sponsoren voorgesteld gezamenlijk een onderzoek te starten naar de verschillende toekomstscenario’s met als oogmerk te komen tot een keuze voor de meest aantrekkelijke voortzettingsvariant. In overleg met en onder verantwoording van de werkgevers is een trilaterale projectgroep samengesteld met daarin vertegenwoordigers van de werkgevers, het bestuur en de adviserend actuaris teneinde diverse toekomstvarianten te onderzoeken.
Bestuurssamenstelling In 2010 was als bestuurslid aftredend: de heer M.R. Stoové als vertegenwoordiger van de werknemers. Er is een kandidaatsstelling ontvangen van de heer A.J. Gorissen. In het gehouden referendum is de heer Gorissen door de deelnemers als hun vertegenwoordiger gekozen. Uit hoofde van zijn functie (Hoofd P&O) en vanwege zijn deskundigheid op het gebied van pensioenregelingen is de heer Stoové, met het oog op de toekomstige voortzettingsvorm van het pensioenfonds, bereid gevonden de bestuursvergaderingen als toehoorder/adviseur bij te wonen.
12
jaarverslag 2010
Goed pensioenfondsbestuur Integere bedrijfsvoering Wettelijk is geregeld dat een pensioenfonds maatregelen dient te treffen die goed pensioenfondsbestuur waarborgen. Met de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 zijn de STAR-principes voor pension fund governance (PFG) verankerd in het wettelijk kader. Deze 32 principes betreffen de onderdelen zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht. Het beleid van een fonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt onder meer in: • • • • •
Adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing. Analyse en beheersing van integriteitrisico’s. Voorkomen van belangenverstrengeling. Duurzame beheersing van (financiële) risico’s. Eenmaal per drie jaar een continuïteitsanalyse.
Intern toezicht en verantwoordingsorgaan Het bestuur van het fonds besteedt conform de Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen voor goed pensioenfondsbestuur veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing. Reglementair is bepaald hoe het bestuur omgaat met de rol als bestuur en invulling geeft aan begrippen als goed bestuur, verantwoording en intern toezicht. Vanaf 2 april 2008 is het verantwoordingsorgaan (VO) actief. Het VO bestaat uit een vertegenwoordiging van werknemers, werkgevers en pensioengerechtigden. De verantwoording die het bestuur aflegt, is onderdeel van de jaarverslagcyclus en in dat kader ook het formele overleg tussen bestuur en VO. De opzet en inhoud van het jaarverslag zijn meer toegesneden op de verantwoordingswijze. In dit jaarverslag wordt separaat verslag gedaan van de bevindingen van het VO ten aanzien van het gevoerde beleid. Voor het intern toezicht is gekozen voor een visitatiecommissie, die eens in de drie jaar de beleids- en bestuursprocedures en -processen, de checks and balances, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt bestuurd en aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn voor (de dekkingsgraad van) het pensioenfonds, beoordeelt. Een externe onafhankelijke visitatiecommissie heeft in het verslagjaar 2009 onderzoek gedaan naar het functioneren van het bestuur over de periode van 1 januari 2008 tot 1 juli 2009 en daarover op 19 januari 2010 verslag uitgebracht. De commissie heeft een overwegend positief oordeel over het functioneren van het bestuur.
13
jaarverslag 2010
Deskundigheidsbevordering Nieuwe aantredende bestuursleden volgen, indien noodzakelijk, een pensioenopleiding. Het pensioenfonds beschikt tevens over een deskundigheidsplan. Mocht het deskundigheidsplan daartoe aanleiding geven, dan kunnen bestuursleden individueel of collectief een opleiding volgen. In 2010 heeft aan de hand van recent ingevulde zelfevaluatieformulieren een beoordeling plaats gevonden. Omdat er nogal verschil zit in de ervaring en kennis van de verschillende bestuursleden is er niet voor een collectief opleidingsplan gekozen. De individuele bestuursleden kunnen hun wensen met betrekking tot de te volgen opleidingen kenbaar maken. In het verslagjaar 2010 zijn er door diverse bestuursleden cursussen en workshops gevolgd op het gebied van strategische heroriëntatie, risicomanagement, communicatie en beleggingen. Het nieuw toegetreden bestuurslid, de heer Gorissen, heeft de opleiding deskundigheidsniveau 1 voor pensioenfondsbestuurders gevolgd. Het bestuur ontvangt periodiek de Towers Watson Updat, OPFvisie en Mercer Signaal om op de hoogte te blijven van de pensioenontwikkelingen. De deskundigheid van de bestuursleden wordt jaarlijks op de volgende aandachtsgebieden getoetst (self assesment): 1. het besturen van een organisatie 2. relevante wet- en regelgeving 3. pensioenregelingen en pensioensoorten 4. financiële aspecten 4a. vermogensbeheer 4b. actuariële aspecten 5. administratieve organisatie en interne controle 6. uitbesteden van werkzaamheden 7. communicatie De uitkomsten zijn vastgelegd in de deskundigheidsmatrix. Op basis van de toegewezen aandachtsgebieden wordt bepaald welke acties moeten worden ondernomen om de vereiste deskundigheid te halen respectievelijk te behouden.
Naleving wet- en regelgeving Het bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving. In het boekjaar is een herstelplan van toepassing vanwege een dekkingstekort. Toelichting op het herstelplan is opgenomen in de Financiële paragraaf.
Gedragscode Jaarlijks wordt door de bestuursleden en administrateur de gedragscode ondertekend. Dit is dit jaar ook gebeurd. Van de compliance-officer is bericht ontvangen dat er zijns inziens niet gehandeld is in strijd met de compliance-regeling.
14
jaarverslag 2010
Toezichthouder Een vertegenwoordiging van DNB is op 7 oktober 2010 op bezoek geweest en heeft gesproken met enkele bestuursleden en de administrateur. De belangrijkste gespreksonderwerpen waren: a) Financiële positie en herstelplan b) Toekomst van het fonds c) Beleggingsbeleid ad a. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds heeft de voortdurende aandacht van het bestuur. Het is van groot belang dat het herstel van de dekkingsgraad in lijn met het herstelpad van het herstelplan blijft verlopen. DNB heeft het bestuur verzocht om een crisisplan op te stellen voor het geval zich in de toekomst situaties voordoen waarbij maatregelen zoals voorgenomen korting van aanspraken en rechten moeten worden opgenomen. Het bestuur heeft een crisisplan opgesteld met als onderdeel hiervan een communicatieplan met de te nemen stappen indien het herstelpad bij de evaluatie van het herstelplan volgens de stand en vooruitberekeningen op 31 december 2010 achterloopt. ad b. DNB heeft geconstateerd dat de toekomst van het fonds hoog op de agenda van het bestuur staat. In dat kader verwacht DNB een principebesluit over de toekomst van het fonds. Desgevraagd heeft het bestuur DNB laten weten dat er gestreefd wordt naar een aansluiting bij een ander pensioenfonds c.q. verzekeraar. ad c. Om de adviezen van de beleggingsadviseur beter te kunnen beoordelen vereist DNB voldoende deskundigheid. Om de deskundigheid van het bestuur te vergroten zal er voorzien dienen te worden in een tegenkracht in de beleggingscommissie, een countervailing power. Inmiddels is hiervoor een extern beleggingsdeskundige in de persoon van de heer R. Kleynen gevonden die de beleggingscommissie gaat adviseren. De heer Kleynen is hoogleraar Risk management aan de Universiteit te Maastricht en voormalig hoofd beleggingsresearch van ABP vermogensbeheer.
Uitbesteding In 2008 heeft het bestuur met Aegon een nieuw contract voor de PensioenEffectregeling alsmede een nieuwe service level agreement afgesloten. In het kader van de zorgplicht is besloten de deelnemers aan de PensioenEffectregeling regelmatig een beleggingsprofiel te laten invullen dat door de uitvoeringsinstelling getoetst wordt. De deelnemer kan een keuze maken tussen profiel beleggen en mix beleggen. Wanneer er geen keuze wordt gemaakt door de deelnemer wordt de inleg belegd volgens ProfielBeleggen Terughoudend risico. In het boekjaar zijn SLA rapportages per kwartaal ontvangen.
Communicatie In het boekjaar is veel aandacht besteed aan communicatie. In 2008 is door de wetgever vastgelegd hoe consistentie in de communicatie over ambitie en verwachtingen in verband met toeslagen moet worden toegepast. Tevens is het toeslagenlabel definitief vastgesteld. Vanaf 2009 is het toeslagenlabel in de verstuurde UPO’s opgenomen. Eveneens zijn alle deelnemers middels een separate brief over de financiële positie van het fonds geïnformeerd. In overeenstemming met de door de koepels geïntroduceerde doelstelling om eenvormige, eenduidige en duidelijke pensioenoverzichten te verstrekken (uniform pensioenoverzicht, UPO) is aan alle deelnemers een pensioenoverzicht op basis van de huidige regeling uitgereikt. De administrateur van het fonds rekent (op verzoek) voor de deelnemers op basis van actuele gegevens verschillende pensioenscenario’s door. De communicatiecommissie heeft samen met de administrateur een (externe) website ten behoeve van deelnemers en andere belanghebbenden ingericht. Het bestuur vertrouwt erop hiermee een belangrijke stap voorwaarts in de pensioencommunicatie te hebben gezet.
15
jaarverslag 2010
Bestuursvergaderingen Het bestuur van het fonds heeft het afgelopen jaar acht maal vergaderd. De belangrijkste onderwerpen waren, naast de reguliere beleidscyclus, de gevolgen van de kredietcrisis voor het fonds, het herstelplan, de afweging om al dan niet over te gaan tot verdere afdekking van het renterisico, de toekomstverkenning, de aanpassing van de overlevingstafels en het communicatiebeleid. In het kader van de reguliere beleidscyclus heeft het bestuur onder meer vergaderd over: de jaarrekening, de adviezen van de beleggingscommissie en de kostendekkende premie.
16
Financiële paragraaf
jaarverslag 2010
Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar In 2010 bedroeg het resultaat negatief € 10.054.287 tegen positief € 17.155.285. Het verloop van baten en lasten kan als volgt worden gespecificeerd.
Baten Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten vermogensbeheer
Bijdragen werkgevers en deelnemers Saldo overdrachten van rechten
Lasten Pensioenuitkeringen Technische Voorzieningen Afslag kredietrisico Pensioenuitvoerings- en adm.kosten Herverzekering
Saldo van baten en lasten
2010
2009
verschil
5.842 5.818 -18
5.898 13.071 -16
-56 -7.253 -2
11.642
18.953
-7.311
3.485 -627
3.211 -85
274 -542
14.500 =====
22.079 =====
-7.579 =====
5.972 18.129 -1 405 49
5.601 -1.036 4 372 -17
371 19.165 -5 33 66
24.554 =====
4.924 =====
19.630 =====
-10.054
17.155
-27.209
De indirecte beleggingsopbrengsten zijn als volgt samengesteld:
waardewijzigingen Kosten aan- en verkoop
2010
2009
5.833
13.075
15
4
5.818
13.071
Technische Voorzieningen: Als gevolg van de aanpassing van de overlevingstabellen in verband met de toename van de levensverwachting is de voorziening ultimo 2010 significant hoger. Eind 2009 bleek uit publicaties van het CBS dat de toename van de levensverwachting van de Nederlandse bevolking groter was dan tot op dat moment werd aangenomen. Aangezien het pensioenfonds op basis van de Pensioenwet zijn grondslagen op de meest actuele uitgangspunten dient te baseren, heeft het fonds, in overleg met zijn adviserend actuaris, ervoor gekozen om ultimo 2009 de Technische Voorziening met 2% te verhogen. Hierbij werd rekening gehouden met de fondsspecifieke eigenschappen voor zover die op dat moment bij het bestuur en zijn adviseurs bekend waren. Deze verhoging is destijds, vooruitlopend op meer nauwkeurige gegevens en analyses van het Actuarieel Genootschap (AG) in het verloop van de Technische Voorziening en de actuariële analyse verwerkt. Eind augustus 2010 is door het AG de Prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Hieruit bleek dat de overlevingskansen voor de Nederlandse
17
jaarverslag 2010
bevolking nog verder gestegen waren dan ultimo 2009 aangenomen. Voor ons fonds betekende dit dat de Technische Voorziening, rekening houdend met de Towers Watson ervaringssterfte 2010 in totaal met 8,8% was gestegen ten opzichte van de eerder gehanteerde overlevingstafel AG 2005-2050. Rekening houdend met de ultimo 2009 geboekte verhoging is derhalve in 2010 nogmaals 6,8% toegevoegd aan de Technische Voorziening. Deze toename is in dit boekjaar in het verloop van de Technische Voorziening en actuariële analyse verwerkt. De stijging van de levensverwachting alsmede de daling van de rente hebben een verhoging van de kostendekkende premie tot gevolg. Voor de berekening van de kostendekkende premie hanteert het fonds een gedempte kostendekkende premie op basis van het 10-jaars gemiddelde van het Urendement per 30 september. Door deze gedempte berekening komt de gedaalde rente vertraagd tot uiting in de hoogte van de kostendekkende premie. De kostendekkende premie voor 2011 als percentage van de pensioengrondslag is opgenomen in onderstaande tabel. Gedempte kostendekkende premie:
% van PG
Actuarieel benodigde koopsom - voor onvoorwaardelijke delen
16,6%
- voor voorwaardelijke delen
0,0%
Solvabiliteitsopslag
3,0%
Opslag voor uitvoeringskosten
2,1%
Kostendekkende premie
21,7%
De te ontvangen premie komt daarmee inclusief de herstelpremie op 21,7% + 2,5% = 24,2% van de pensioengrondslag. Op basis van deze cijfers en rekening houdend met de eis van DNB dat de premie in een tekortsituatie minimaal gelijk moet zijn aan de actuarieel benodigde premie inclusief opslag voor uitvoeringskosten en minimaal vereist eigen vermogen heeft het bestuur het besluit genomen de premie voor 2011 te verhogen naar 21,7% (exclusief herstelpremie). De hierboven genoemde actuarieel benodigde premie inclusief opslagen is per 30 september 2010 berekend op 24%. De verhoging van de kostendekkende premie 2011 (21,7%) ten opzichte van 2010 (19,1%) bedraagt 2,6 procentpunt. Onderstaand worden de oorzaken (met hun effect in procentpunten) kort toegelicht. Gedempte kostendekkende premie 2010:
19,1%
Effect nieuw deelnemersbestand
0,6%
Effect rekenrente (van 4,01% naar 3,86%)
0,5%
Effect nieuwe sterftegrondslagen
1,5%
Kostendekkende premie
21,7%
Ultimo 2010 bedraagt de marktrente 3,47%. Ultimo 2009 was dit 3,87%. De dekkingsgraad per 31 december (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 31 december
2010
2009
2008
94,3%
100,5%
88,8 %
2007
2006
127,0 %
123,4 %
Het fonds heeft in zijn toeslagbeleid vastgelegd dat ruimte voor indexering bestaat indien de nominale dekkingsgraad op 30 september groter is dan 130%. Gedeeltelijke indexatie is mogelijk wanneer de dekkingsgraad zich tussen de 105% en 130% bevindt. Er vindt geen toeslagverlening plaats bij een dekkingsgraad van 105% of lager. Per 30 september 2010 was de nominale dekkingsgraad 86,5%. Het bestuur heeft het besluit moeten nemen om de opgebouwde rechten alsmede de uitkeringen niet te verhogen per 1 januari 2011.
18
jaarverslag 2010
Ultimo 2010 bedraagt het eigen vermogen negatief € 9.347.278. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt € 6,5 miljoen en het vereist eigen vermogen € 29 miljoen. Per 31 december 2010 voldoet het fonds niet aan beide normen. Hierdoor is er nog sprake van zowel een reservetekort als een dekkingstekort.
Herstelplan In 2008 is door de kredietcrisis en de dalende rente een dekkingstekort ontstaan. Het korte termijnen lange termijnherstelplan is voorgelegd aan het verantwoordingsorgaan dat hier kennis van genomen heeft. In de vergadering van 18 maart 2009 heeft het bestuur het herstelplan besproken en op 30 maart 2009 schriftelijk vastgelegd. Het herstelplan is vervolgens ingediend bij DNB. Het herstelplan is door DNB goedgekeurd op 11 november 2009. Het fonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk 31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs en is het beleggingsbeleid afgestemd met de beleggingscommissie. Met de werkgevers is overleg gevoerd over hun bijdrage aan het herstel. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: Premie •
Met de werkgever is de volgende extra bijdrage overeengekomen: Een premieverhoging van 2,5% punt – gedurende de periode dat sprake is van een dekkingstekort – boven het maximum waartoe de werkgever volgens de uitvoeringsovereenkomst is verplicht van 13,5%. De werkgeversbijdrage komt daarmee op 16%.
•
De werknemersbijdrage wordt verhoogd met 3% punt. De werknemersbijdrage komt hiermee op 6,5% van de pensioengrondslag.
Beleggingen •
De beleggingsmix zakelijk/vastrentend wordt gehandhaafd op 40/60
•
Er is geen teruggang voorzien naar een risicovollere strategische mix
•
Het beleid ten aanzien van maatschappelijk verantwoord beleggen wordt voortgezet
•
De berekening van het gemiddeld rendement is gebaseerd op de Regeling Parameters (rekenkundige waarden).
Toeslagverlening •
Geen toeslagverlening tot het minimaal vereist eigen vermogen is bereikt en beperkte toeslagverlening tot het vereist eigen vermogen is bereikt.
19
jaarverslag 2010
De belangrijkste uitkomsten zijn cijfermatig als volgt: Effect op dekkingsgraad (in %) Korte termijn
Dekkingsgraad per 31 december 2008 resp. 31 december 2013
Lange termijn
89,2*
104,1
4,8
4,7
-
-14,0
Premie
De premie is kostendekkend; werkgever en werknemer betalen een extra premie, de extra premie van de werkgever stopt zodra de 105% is bereikt
Indexatie
Geen toeslagverlening in de periode 2009-2013; daarna gedeeltelijke toeslag volgens toeslagbeleid
Beleggingen
Verschil tussen het gemiddelde jaarrendement en de oprenting van de pensioenverplichtingen
11,0
21,4
Rentetermijnstructuur
Aanpassing van de rentecurve vanaf ultimo 2013 met toestemming van DNB (forward rates)
0,4
4,8
Overige
Inclusief prognoses voor langlevenrisico en uitkeringen
-1,3
8,7
Dekkingsgraad per 31 december 2013 resp. 31 december 2023
104,1
129,7
MVEV per 31 december 2013 resp. VEV per 31 december 2023
104,04
119,2
Sturingsmiddelen
* in het herstelplan is gerekend met de voorlopig vastgestelde dekkingsgraad per 31 december 2008
In 2010 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld: verwacht 2010 Dekkingsgraad per 31 december 2009
werkelijk 2010
92,0
100,5
1,1
0,5
-
-
2,6
6,6
-
-7,7
-0,5
-5,6
Dekkingsgraad per 31 december 2010
95,2
94,3
Vereiste dekkingsgraad (vereist eigen vermogen)
119,2
117,8
Sturingsmiddelen
Premie
De werkelijke premiegrondslag is relatief veel lager uitgekomen dan de grondslag uit de prognose
toeslagverlening
Geen toeslagverlening
Beleggingen
Het werkelijk rendement was hoger dan de aannames
Rentetermijnstructuur
Invloed van verandering rentetermijnstructuur
Overige
Verschil berekeningswijze rendement (werkelijk/deterministisch), invloed uitkeringen, overige oorzaken en kruiseffecten
20
jaarverslag 2010
De eerste helft van het verslagjaar liep het fonds voor op het herstelplan, maar door de sterke rentedaling in augustus gevolgd door de verzwaring van de overlevingstafels in oktober (6% van de Technische Voorziening) zag het er lange tijd naar uit dat het herstelplan per ultimo jaar niet gehaald zou worden. Het bestuur heeft daarom opdracht gegeven tot het maken van een gevoeligheidsanalyse en is overgegaan tot het opstellen van een crisisplan teneinde goed voorbereid te zijn ingeval er, als ultieme maatregel, tot (aankondiging van) rechtenkorting zou moeten worden overgegaan. Met betrekking tot de communicatie daarover is een plan opgesteld. De (gewezen) deelnemers en gepensioneerden zijn in augustus en november uitgebreid schriftelijk over de situatie geïnformeerd. In het laatste kwartaal hebben de aandelen- en rentemarkten zich gunstig ontwikkeld.
Verloop dekkingsgraad versus verwachte dekkingsgraad herstelplan DG
105,0%
herstelplan
100,0%
95,0%
90,0%
85,0%
80,0% dec-09
jan-10
feb-10
mrt-10
apr-10
mei-10
jun-10
jul-10
aug-10
sep-10
okt-10
nov-10
dec-10
Hierdoor is de dekkingsgraad ultimo 2010 uitgekomen op 94,3%, terwijl het oorspronkelijke herstelplan uitging van een dekkingsgraad van 95,2%. Op basis van de gegevens op 31 december 2010 is er een update van het herstelplan gemaakt. Uit deze update blijkt dat alhoewel de dekkingsgraad zich ultimo 2010 onder het niveau van het herstelpad bevindt, er een dusdanige ontwikkeling wordt verwacht, dat met de voorgenomen maatregelen volgens de vooruitberekening het herstelplan wordt gehaald. In januari 2011 heeft het fonds de deelnemers hierover wederom schriftelijk geïnformeerd.
21
jaarverslag 2010 verwacht verloop dekkingsgraad volgens update herstelplan verloop DG minimaal vereiste DG vereiste DG 120,0%
115,0%
110,0%
105,0%
100,0%
95,0%
90,0% 2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
Het fonds heeft in haar toeslagbeleid vastgelegd dat ruimte voor toeslagverlening bestaat indien de nominale dekkingsgraad groter dan 105% is. Ultimo 2010 is de nominale dekkingsgraad 94,3%. Het bestuur heeft geen voorstel tot toeslagverlening gedaan in overeenstemming met het toeslagbeleid en het herstelplan. Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke maatregelen van het herstelplan. Op grond van de huidige verwachtingen voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen.
22
jaarverslag 2010
Beleggingenparagraaf Het beleidsplan beleggingen, dat gefundeerd is op een door Towers Watson uitgevoerde ALM-studie, is vastgesteld. In aansluiting op de in 2010 uitgevoerde ALM-studie is besloten het gehanteerde beleggingsbeleid te handhaven. Als vertrekpunt voor het beleggingsbeleid en als maatstaf voor de beoordeling van het beleggingsresultaat zal onderstaande verdeling in beleggingscategorieën worden gehanteerd. Tevens zijn bandbreedtes per categorie aangegeven, als grenzen waarbinnen invulling zal worden gegeven aan het beleggingsbeleid. Strategische allocatie %
Bandbreedtes per 31 december 2010 %
Feitelijke allocatie per 31 december 2010 %
Vastrentende waarden (genoteerd en onderhands)
60%
50 - 70%
56,1%
- staatsobligaties - credits
36% 24%
30 - 40% 20 - 30%
38,0% 18,1%
high yield fondsen overig vastrentend Zakelijke waarden
0 - 5% 32,5%
30 - 40%
- aandelen convertibles
0 - 5%
absoluut rendement fondsen
0 - 5%
Vastgoedfondsen Liquiditeiten
35,6%
20 - 35%
7,5%
0 - 10%
7,0%
0%
0 - 10%
1,3%
Het gebruik van derivaten is niet toegestaan. Convertibles behoren niet tot derivaten. Als maatstaf voor de beoordeling van het beleggingsresultaat worden voor de verschillende beleggingscategorieën de navolgende indices (benchmarks) en structurele wegingen gehanteerd. - Vastrentende waarden: JPM Morgan Global Bond Index EMU 10 jaar + (JNEU10) - Aandelen: MSCI Total Return– Europe Index (in EUR) Bloomberg GDDUE15 - Aandelen vastgoed: EPRA Europe net return index (in EUR) Bloomberg NEPRA
23
jaarverslag 2010
Het bestuur heeft in 2010 veel aandacht besteed aan het strategisch beleggingsbeleid van het fonds en met name de afdekking van het renterisico. Het bestuur is bekend met het feit dat het fonds een relatieve lage afdekking heeft van het renterisico (± 40%). Het bestuur heeft het besluit genomen om bij een renteniveau boven de 3,6% een stapsgewijze durationverlenging uit te voeren door middel van het aankopen van langlopende obligaties. Met ingang van 1 september is de benchmark voor vastrentende waarden aangepast naar de JP Morgan Global Bond Index EMU 10 jaar+. In het kader van het beheersen van het renterisico is het strategisch beleid gericht op een gemiddelde looptijd van de vastrentende waarden van tenminste 9. De nieuwe benchmark weerspiegelt dit beleid beter dan de oude benchmark die een duration kende van ongeveer 6. Omdat de aanpassing van de benchmark per 1 september op een moment van zeer lage marktrente is geschied, is de relatieve performance van de vastrentende portefeuille dit boekjaar bijzonder gunstig geweest. 2010 was een bewogen jaar waarin aanvankelijk de aandelenmarkten zich voorspoedig ontwikkelden in lijn met het aanhoudende wereldwijde economische herstel. In het voorjaar namen de zorgen rondom de schuldenfinanciering weer toe en daarmee ook de vrees voor een terugval van de economie met name in de Verenigde Staten. In dit klimaat vluchtten veel beleggers in lange staatsobligaties van de V.S., Duitsland, Nederland, Frankrijk en Japan als zijnde veilige havens vergeleken met schuldpapier van landen in Zuid-Europa. De lange rente in Duitsland daalde tot bijna 2% hetgeen zeer grote negatieve gevolgen had op de ontwikkeling van de dekkingsgraad. In dit onrustige klimaat is vastgehouden aan een minstens neutrale allocatie naar zakelijke waarden en is er gedurende de zomermaanden een zeer terughoudend beleid geweest in het aankopen van Staatsleningen. Pas nadat de lange rente zich weer herstelde tot boven de 3.6% zijn weer enkele aankopen gedaan en wordt stap voor stap het renterisico verder beheerst. De schuldencrisis heeft ook de aandelenmarkten in Europa lang in zijn greep gehouden. Pas in november vervolgden de markten het eerder ingezette herstel en eindigde 2010 op een positieve toon. Het rendement van de portefeuille van Stichting Pensioenfonds Mediagroep Limburg kwam in 2010 uit op 8 %. Dit resultaat was beduidend beter dan het rendement van de gekozen benchmark met 2,8%. De gemiddeld langere duration ten opzichte van de benchmark tot september, maar ook het relatief kleine gewicht van leningen in Spanje en Italië zorgden voor een significante out-performance ten opzicht van de benchmark. Met de beheerkosten van de portefeuille van het fonds wordt in de performancecijfers rekening gehouden. Overzicht beleggingsrendementen pensioenfonds jaar
Media Groep Limburg
2003
7,6
Benchmark 7,9
2004
9,0
8,8
2005
13,4
12,7
2006
9,0
7,3
2007
0,1
1,3
2008
-13,4
-19,2
2009
13,7
13,7
2010
8,0
2,8*
* zie toelichting hierboven over wisseling van de benchmark voor vastrentende waarden
24
jaarverslag 2010
De sinds 1997 ingevoerde structuur op het gebied van beleggingen binnen ons fonds is in het verslagjaar niet gewijzigd. De beleggingscommissie bestond in 2010 uit de heren P. Bruijns, G. Derks en H. Straat. Ieder kwartaal vindt er overleg plaats tussen de beleggingscommissie en de beleggingsadviseur in aanwezigheid van de administrateur. De beleggingsadviseur schetst dan de ontwikkelingen en verwachtingen op het gebied van economie, inflatie en rente, alsmede de situatie in de Verenigde Staten, Europa en in het Midden en Verre Oosten. Deze schets geeft aanleiding tot discussie en leidt tot het te volgen beleid in de komende tijd. Tenslotte wordt de portefeuille onder de loep genomen en wordt binnen de grenzen van het vastgelegde beleggingsbeleid de richting van het aan- en verkoopbeleid aangegeven, terwijl er tevens concrete aan- en verkopen worden bepaald. Naar aanleiding van het bezoek van DNB op 7 oktober 2010 is de afspraak gemaakt om de countervailing power van het bestuur in de beleggingscommissie te vergroten. DNB vereist een tegenkracht in de vorm van een deskundige om de adviezen van de beleggingsadviseur te kunnen beoordelen. Verantwoord beleggen Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg heeft als institutionele belegger ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Beleggingstransacties kunnen ondernemingen of overheden in staat stellen om te handelen op een manier die niet in overeenstemming is met de normen en waarden waarover in onze samenleving overeenstemming bestaat. De invloed van de door het fonds verrichte transacties op het handelen door ondernemingen of overheden is zeer beperkt door het geringe belang hierin. Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg wenst bij de uitvoering van haar beleggingsbeleid rekening te houden met de normen en waarden waarover in onze samenleving overeenstemming bestaat. De maatschappelijke verantwoordelijkheid van het fonds brengt met zich mee dat Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg bij de selectie van aandelen, obligaties en andere leningen rekening houdt met de navolgende criteria: welke maatregelen heeft een land genomen om te voorkomen dat er sprake is van stelselmatige schendingen van mensenrechten; hoe gedraagt een onderneming zich in landen waar sprake is van stelselmatige schendingen van mensenrechten; welk beleid hanteert een onderneming ten aanzien van internationaal aanvaarde standaarden op het gebied van arbeidsomstandigheden, bijvoorbeeld ten aanzien van kinderarbeid, dwangarbeid, discriminatie en de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandeling; welke maatregelen heeft een onderneming genomen om te voorkomen dat wordt gehandeld in strijd met wet- en regelgeving; welke maatregelen heeft een onderneming genomen om de schade aan het milieu te beperken. Stembeleid Zowel de maatschappij als de overheid verwacht dat institutionele beleggers een steeds actievere rol gaan spelen in de ondernemingen waarin men belegt. Het gebruik maken van het stemrecht op aandeelhoudersvergaderingen is een van de manieren om dit te doen. Institutionele beleggers hebben echter beperkte mogelijkheden om bij elke onderneming waarin wordt belegd een actieve rol te vervullen. Vanwege de beperkte positie die door Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg wordt ingenomen wordt er geen actief stembeleid gevoerd.
25
Pensioenparagraaf
jaarverslag 2010
Pensioenregeling De pensioenregeling is een voorwaardelijke geïndexeerde middelloonregeling met pensioenleeftijd van 65 jaar waarbij een partnerpensioen op risicobasis verzekerd kan worden. De franchise wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld met inachtneming van het fiscale minimum. Voor 2010 bedraagt de franchise € 12.699,-. Voor 2011 is de franchise vastgesteld op € 12.802,-. De deelnemer heeft de mogelijkheid om extra bij te sparen binnen de fiscale grenzen voor extra pensioen of eerder ingaand pensioen. Deze pensioeneffect module is ondergebracht bij Aegon. De waarde van de pensioenaanspraken kan voor andere pensioenen worden aangewend: ¾ ¾ ¾ ¾
(een gedeelte van) het in het verleden (vóór 1-1-2003) in de "oude pensioenregeling" opgebouwde partnerpensioen kan uitgeruild worden tegen een verhoogd ouderdomspensioen. uitruil van een gedeelte van het ouderdomspensioen in partnerpensioen. vervroeging van de pensioendatum met maximaal 10 jaar behoort tot de mogelijkheden. op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan op de pensioendatum een zogenaamde hoog/laag constructie toegepast worden. Hierbij ontvangt de pensioengerechtigde de eerste vijf jaren een hogere uitkering en daarna levenslang een uitkering van 75% van de (verhoogde) pensioenuitkering.
Inkomende waardeoverdrachten van partnerpensioen worden omgezet in een premievrij ouderdomspensioen. Hiervoor is de toestemming van een eventuele partner vereist. Middels het mede ondertekenen van de akkoordverklaring bij waardeoverdracht wordt de partner hierop geattendeerd. Het pensioenopbouwpercentage bedraagt 1,875 per jaar zonder maximum. Opbouw tijdens de Vut periode geschiedt conform de regelgeving van het Vutfonds. De pensioenopbouw tijdens ziekte geschiedt op basis van 100%. Voor een deelnemer die arbeidsongeschikt is en uit dien hoofde aanspraak heeft op een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering of krachtens de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, waarbij de arbeidsovereenkomst met de werkgever conform het bepaalde in de vigerende CAO na twee respectievelijk drie jaar vanwege arbeidsongeschiktheid kan worden verbroken, of waarvan de arbeidsovereenkomst met de werkgever na twee respectievelijk drie jaar wegens arbeidsongeschiktheid is gewijzigd of vervangen (aanvaarding van een lager betaalde functie) wordt de financiering van de pensioenopbouw op aangepaste wijze voortgezet. Bij de vaststelling van het pensioensalaris gaat het in principe om de vaste bruto loonbestanddelen inclusief 8% vakantietoeslag en 5% voorjaarsuitkering. De individuele fiscale ruimte om extra pensioen op te bouwen, die in een staffel is vastgelegd, zal door het fonds niet getoetst worden. Bij de uitruil van ouderdomspensioen in ruil voor partnerpensioen is de keuze gemaakt voor maximaal 70% van het OP incl. de reeds opgebouwde rechten. De korting op partnerpensioen bij een meer dan 10 jaar jongere partner wordt gehandhaafd. Er vindt een korting van 2,5% per jaar plaats voor ieder kalenderjaar dat de partner meer dan 10 jaar jonger is. Een deelnemer heeft de mogelijkheid het op deze manier gekorte partnerpensioen aan te vullen tot het ongekorte niveau door het betalen van de daartoe door het bestuur vastgestelde benodigde premie.
26
jaarverslag 2010
De overgangsregeling die van kracht was voor de Vutters en de medewerkers die zijn vertrokken met een overbruggingsregeling (voorloper Vut) vóór 1 januari 2003 is inmiddels beëindigd vanwege het gegeven dat alle betrokkenen inmiddels de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. In deze regeling werd de garantie gegeven dat hun pensioen niet lager zal zijn dan het geval zou zijn geweest indien de oude pensioenregeling was blijven bestaan. Indien het deelnemerschap eindigt door beëindiging van het dienstverband en waarbij de gewezen deelnemer vervolgens in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de werkloosheidswet, vindt voortzetting van de pensioenopbouw plaats overeenkomstig de Bijdrageregeling van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) indien en zolang door het FVP bijdragen aan het fonds verschuldigd zijn. Deze regeling geldt voor werkloze werknemers die op de eerste werkloosheidsdag 40 jaar of ouder zijn. Omdat vanaf 2003 voor het partnerpensioen geen opbouw meer plaatsvindt, vindt er als gevolg hiervan vanaf genoemd jaar alleen voortzetting van opbouw van ouderdomspensioen via de FVP-bijdrage plaats. Deze FVP-regeling is echter eindig. Het bestuur van de Stichting FVP heeft besloten dat werknemers die met ingang van 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, niet meer in aanmerking komen voor een bijdrage uit de FVP-regeling. De Stichting heeft de intentie om het recht op FVP-bijdrage van werknemers die nu WW-gerechtigd zijn zoveel mogelijk ongemoeid te laten. Omdat de FVP-bijdrage een voorwaardelijk karakter heeft, kan het FVP-bestuur voor deze groep geen harde garanties afgeven vanwege het feit dat sinds 2000 de uitgaven de beleggingsinkomsten onafgebroken hebben overstegen onder meer als gevolg van de oplopende werkloosheid en de toegenomen pensioenkosten. De enige inkomsten van het fonds komen uit belegd vermogen. Het bestuur van het FVP heeft besloten, als voorzorgsmaatregel tegen een eventueel vermogenstekort, de betalingen van de FVP-bijdrage van werknemers die in 2010 werkloos zijn geworden op te schorten tot uiterlijk 1 januari 2014 en mogelijk te korten. Werknemers die voor 1 januari 2010 werkloos zijn geworden, worden in principe niet door deze maatregel getroffen. De pensioenpremie en -grondslag worden jaarlijks vastgesteld op 1 januari en daarna in de loop van het jaar niet meer gewijzigd, met uitzondering van wijziging van arbeidstijd of gewijzigde opbouw als gevolg van Vut. Aanpassingen kunnen bijvoorbeeld nodig zijn als gevolg van gewijzigde economische omstandigheden (zoals economische vooruitzichten, beleggingsrendementen en verwachte bestandsontwikkeling). Voor 2010 is de premie vastgesteld op 20%, waarvan 13,5% voor rekening van de werkgever komt en 6,5% voor rekening van de werknemer. De hier genoemde 13,5% voor de werkgever is als maximum overeengekomen. Afhankelijk van de dekkingsgraad zullen genoemde percentages jaarlijks geëvalueerd worden. Omdat er voldaan moet worden aan de heffing van een kostendekkende premie is vanwege die kostendekkendheid de premie per 1 januari 2011 verhoogd naar 21,7% (exclusief herstelpremie). Op basis van het ingediende herstelplan is met de werkgevers een tijdelijke (herstel-) premie overeengekomen van 2,5% bovenop de maximum afgesproken premie van 13,5%. Deze herstelpremie zal worden betaald zolang de dekkingsgraad van het fonds zich beneden de 105% bevindt. Als gevolg van de premiewijziging is met de werkgevers een nieuwe uitvoeringsovereenkomst gesloten. De premie voor het partnerpensioen op risicobasis is vastgesteld op 2,1%, met de afspraak dat er over de eerste drie jaar (2003 tot en met 2005) een korting gegeven wordt waardoor deze premie niet meer dan 1,5% zal bedragen. Deze korting is mogelijk doordat een groot deel van de deelnemers reeds partnerpensioen opgebouwd heeft. Vanaf 2007 is het percentage berekend op 1,6%. Met ingang van 2011 vervalt de korting en bedraagt de premie voor verzekering van het partnerpensioen 2,1% van de pensioengrondslag.
27
jaarverslag 2010
Overzicht belanghebbenden Deelnemers voor wie wordt bijgedragen Het aantal actieve deelnemers ligt ultimo 2010 41 lager dan eind 2009. 2010
2009
mannen
276
303
vrouwen
157
171
433
474
Pensioengerechtigden Het aantal pensioengerechtigden is volgens onderstaande staat in 2010 met 11 personen toegenomen. De stand einde boekjaar is:
2010
2009
222
216
Ouderdomspensioen mannen vrouwen
40
32
262
248
3
3
Arbeidsongeschiktheidspensioen mannen vrouwen
2
3
5
6
Partnerpensioen mannen
6
5
vrouwen
104
105
110
110
13
15
390
379
Wezenpensioen TOTAAL
28
jaarverslag 2010
Verdeling uitbetaalde pensioenen in 2010 naar grootte van bruto jaarbedrag in euro's
2%
11%
2%
6%
7% 28%
19%
< 2.500 2.500 <> 5.000 5.000 <> 10.000 10.000 <> 20.000 20.000 <> 30.000 30.000 <> 40.000 40.000 <> 50.000 > 50.000
25%
Verzekerden met premievrije rechten Het aantal verzekerden met premievrije rechten is in 2010 met 7 toegenomen, zodat de stand ultimo boekjaar als volgt is: 2010
2009
mannen
407
403
vrouwen
265
262
672
665
Het volgende overzicht geeft een inzicht in de opbouw van de technische voorzieningen eigen rekening en in het aantal belanghebbenden ultimo 2010. Technische voorzieningen voor
deelnemers premievrijen pensioengerechtigden
aantal belanghebbenden
ouderdoms- c.q. ingegaan pensioen
433 672 390
48.986.985 25.301.997 68.985.070
5.645.368 4.089.173 11.404.425
54.632.353 29.391.170 80.389.495
1495*
143.274.052
21.138.966
164.413.018
Technische Voorzieningen herverzekering en gecedeerd Technische Voorzieningen eigen rekening *
partnerpensioen
totaal
913.955 163.499.063 ========
Deelnemers met een arbeidsongeschiktheidspensioen zijn zowel onder de deelnemers als de pensioengerechtigden opgenomen omdat tijdens arbeidsongeschiktheid de pensioenopbouw doorloopt. In de kengetallen is daarom een aantal belanghebbenden van 1.495 minus 5 is 1.490 vermeld.
29
jaarverslag 2010
Actuariële paragraaf Actuariële analyse De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven: 2010
2009
EUR
EUR
Premiebijdragen
3.295.968
3.010.022
Pensioenopbouw
-2.183.238
-2.399.645
-300.000
-150.000
812.730
460.377
Beleggingsresultaten
11.641.521
18.952.623
Rentetoevoeging technische voorzieningen
-1.840.445
-3.661.357
0
-4.262
Premieresultaat
Opslag in premie voor pensioenuitvoeringskosten Intrestresultaat
Indexering en overige toeslagen Wijziging marktrente
-12.070.705
4.081.420
-2.269.629
19.368.424
Resultaat op kosten
-44.592
-182.789
Resultaat op waardeoverdrachten (saldo overdracht van rechten)
150.436
17.847
Resultaat op overige mutaties
434.988
143.566
Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen)
880.957
580.329
-10.047.654
-3.273.716
28.477
41.247
10.054.287
17.155.285
Overig resultaat
Wijziging overige actuariële uitgangspunten* Overige Baten Totaal saldo van baten en lasten
* betreft aanpassing sterftetafels en verhoging excassokosten van 1% naar 1,2%
Uitkomsten van de solvabiliteitstoets 31 december 2010
Aanwezig vermogen
In % van de TV
154.151.830
94,3%
Af: TV volgens FTK-methode
-163.499.063
-100,00%
Af: minimaal vereist vermogen (4,03%)
-6.589.012 -15.936.245
-4,03% -9,73%
-22.451.659
-13,73%
-38.387.904
-23,4%
Dekkingspositie Af: vereist eigen vermogen (exclusief minimaal vereist eigen vermogen)
Reservepositie
30
jaarverslag 2010
Risicoparagraaf Risico en beheersing / beleid Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken zijn de voorschriften van de toezichthouder (DNB) zoals vastgelegd in FIRM. FIRM is een geïntegreerde methode voor de analyse van risico’s en de beheersing daarvan. Onderstaand de risico’s die het bestuur met prioriteit heeft aangepakt: •
beleggingsrisico’s
•
actuariële risico’s
•
renterisico
Beleggingsrisico’s In 2010 is het beleggingsbeleid heroverwogen in het licht van de kredietcrisis en de dalende rentes. In het beleggingsbeleid is sprake van een grote spreiding over de verschillende beleggingscategorieën en regio’s. Per beleggingscategorie is een strategische weging aangegeven en zijn de bandbreedtes aangegeven die naar inzicht van de externe vermogensadviseur benut kunnen worden. Door de kredietcrisis en de dalende aandelenkoersen was de beleggingsportefeuille van het fonds ultimo 2008 duidelijk onderwogen in zakelijke waarden. Het bestuur heeft besloten om niet over te gaan tot herallocatie maar de bandbreedtes iets te verschuiven naar meer vastrentende waarden. Dit resulteert erin dat de gehele portefeuille een lager risico heeft dan voorheen het geval was. Er is besloten tot stapsgewijze durationverlenging om het renterisico te verkleinen.
Actuariële risico’s In 2010 zijn de nieuwe sterftetafels verschenen. Deze tafels wijzen op een verdere toename van de levensverwachting. Ook ten aanzien van de prognosetafels, waarin de sterftetrend is verdisconteerd en waarvan binnenkort een update is verschenen, blijkt dat de levensverwachting verder is toegenomen. Het fonds past de AG-prognosetafels 2010-2060 met Towers Watson ervaringssterfte toe, waardoor het langlevenrisico volledig in de voorziening wordt verwerkt. Overige relevante actuariële risico’s zijn het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Er is een herverzekeringsovereenkomst op risicobasis met de Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. (Alhermij). De contracttermijn is 3 jaar. Het lopende contract loopt tot 1 januari 2012. Herverzekerd zijn de overlijdensrisico's en de premievrijstellingrisico's bij arbeidsongeschiktheid. De overlijdensrisico's voor de deelnemers die ingevolge het nieuwe reglement hebben gekozen om het partnerpensioen op risicobasis te verzekeren, zijn geheel herverzekerd in de vorm van eenjarige risicokapitalen. Om geen extreem risico te lopen heeft het bestuur besloten om de gevallen, waarbij het reeds opgebouwde partnerpensioen uit de oude regeling nog niet volledig is afgefinancierd, eveneens in de herverzekering te betrekken. De hiermee gemoeide herverzekeringspremie komt ten laste van het fonds.
31
jaarverslag 2010
Ter zake van deze herverzekering overlijdensrisico’s wordt na afloop van het kalenderjaar een aandeel in de sterftewinst van een pool uitgekeerd op basis van het positieve saldo van 80% van de bruto premies door de poolparticipanten aan de herverzekeraar betaald en de in het desbetreffende jaar aan de poolparticipanten verrichte overlijdensuitkeringen, waarbij per (her)verzekerde deelnemer de uitkering voor ten hoogste € 1.000.000,- in aanmerking wordt genomen. Een verliessaldo van de pool wordt niet naar volgende jaren overgedragen. De verzekering van de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid is conform de voorgaande overeenkomsten geregeld met uitzondering van de toepassing van de arbeidsongeschiktheidsklassen. In verband met het (wettelijk) vervallen van de onderste twee arbeidsongeschiktheidsklassen vindt er pas een uitkering plaats bij een arbeidsongeschiktheidsmate vanaf 35%. Het obligo (maximaal door verzekeraar uit te keren bedrag) voor het premievrijstellingrisico bij arbeidsongeschiktheid bedraagt € 50.000,- per deelnemer per jaar. Het obligo voor het overlijdensrisicokapitaal bedraagt € 1.250.000,- per deelnemer. De voorziening voor premievrijstelling van arbeidsongeschikten en voor het herverzekerde arbeidsongeschiktheidspensioen wordt berekend als de contante waarde van de te verwachten uitkeringen van de herverzekeraar. Hierop wordt een afslag wegens kredietrisico toegepast. Voor het herverzekerde overlijdensrisico is geen aparte voorziening opgevoerd.
Renterisico Het fonds is gevoelig voor wijzigingen in de marktrente omdat de duration van de beleggingen en de verplichtingen niet gelijk is. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en nadelen (minder rendement) van meer of minder duration matching af ten opzichte van alternatieve strategieën. Binnen de vastrentende waarden portefeuille wordt er, overeenkomstig de beleggingsstijl, een actief duration beleid gevoerd met als doel het verminderen van de rentemismatch tussen beleggingen en pensioenverplichtingen. Onder het renterisico wordt verstaan het risico van het niet volledig gematcht zijn van de pensioenverplichtingen en de beleggingen. Het fonds beheerst het op langere termijn aanwezige renterisico door: •
het met behulp van ALM studies en continuïteitsanalyses onderzoeken van de consequenties van het gevoerde beleggingsbeleid, premiebeleid en toeslagbeleid voor de verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad van het fonds, de hoogte van de pensioenpremie en van de mogelijkheid om toeslagen te verlenen;
•
het vaststellen van het beleggingsbeleid op basis van deze ALM studies en de adviezen van de beleggingscommissie. Het bestuur heeft besloten tot partiële afdekking van het renterisico d.m.v. stapsgewijze durationverlenging van de vastrentende waarden.
In de vastrentende portefeuille zijn de looptijden verder verlengd. Vanwege de rentedaling is er in het boekjaar geen gebruik gemaakt van deposito’s. De duration van de portefeuille is gehandhaafd op 9 (t.o.v. 8 ultimo 2008). Er is besloten om bij een renteniveau boven de 3,6% via aankoop van staatsobligaties de duration stapsgewijs uit te breiden.
32
jaarverslag 2010
Toekomstparagraaf In het verslag over 2009 hebben wij deze paragraaf hoofdzakelijk gewijd aan de overwegingen, die bestuur en werkgevers ertoe hebben gebracht een onderzoek te beginnen naar de verschillende toekomstscenario’s voor regeling en fonds, met als oogmerk aansluiting in een groter pensioenverband. In de loop van het verslagjaar is de onzekerheid over de houdbaarheid van het pensioenstelsel verder toegenomen, o.m. als gevolg van de onverwacht sterk toegenomen levensverwachting. Het overleg tussen de sociale partners onderling over het beter bestendig maken van het stelsel en de afstemming daarover met de overheid is uitermate complex en verloopt moeizaam. De noodzaak van een majeure aanpassing is evenwel voor betrokken partijen evident. Ook het politieke, economische en financiële wereldklimaat blijft instabiel. Verder duurt de onzekerheid rondom de eigendomsverhoudingen van werkgever LMG/MGL voort. Vandaar dat het bestuur na de oriëntatiefase j.l. december het beginselbesluit heeft genomen aansluiting te zoeken in een groter pensioenverband, met als streefdatum overgang per 1 januari 2012. Het uitgangspunt van werkgevers en fondsbestuur is een integrale overgang van opgebouwde en op te bouwen rechten, uiteraard voor zover dat ook haalbaar is. Een belangrijke verantwoordelijkheid van het bestuur in dit proces is te waken over een evenredige belangenbehartiging van alle betrokken geledingen. Met name ingeval de gewenste integrale overdracht niet mogelijk blijkt. Inmiddels is in de gesprekken met in aanmerking komende overnamepartijen, zowel bedrijfstakpensioenfondsen als verzekeraars, al de nodige verdieping gezocht. Deelnemers zijn op de hoogte gebracht van het principebesluit en de bijbehorende overwegingen. Daarmee is de bestaanshorizon van het fonds begrensd. Het bestuur zal hiermee op de verschillende beleidsterreinen adequaat rekening dienen te houden.
Sittard, 15 juni 2011 Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg Het Bestuur De heer H.C. Straat, voorzitter De heer G.H.M. Derks, secretaris De heer G. van Amerongen, bestuurslid De heer J.H. Boermann, bestuurslid De heer P.M. Bruijns, bestuurslid De heer A.J. Gorissen, bestuurslid
33
jaarverslag 2010
Jaarrekening
34
jaarverslag 2010
BALANS PER 31 DECEMBER 2010 31-12-2010
31-12-2009
ACTIVA BELEGGINGEN Participaties in vastgoed
10.759.763
9.637.044
Aandelen
54.249.895
50.823.006
Obligaties
83.370.817
83.105.959 148.380.475
143.566.009
HERVERZEKERINGEN Gecedeerde polissen Invaliditeitsrisico Vrijstelling wegens AO (VPA)
689.015
741.239
45.490
51.605
176.930
223.126 911.435
1.015.970
VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA Rekening courant aangesloten ondernemingen Overige vorderingen
0
76.756
2.484.619
2.457.972 2.484.619
LIQUIDE MIDDELEN
2.534.728
3.878.559
544.816
155.655.088
147.661.523
PASSIVA STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES Stichtingskapitaal Extra reserve
45
45
-9.347.278
707.009 -9.347.233
707.054
340.713
340.713
164.413.018
146.389.707
LANGLOPENDE SCHULDEN Achtergestelde lening Media Groep Limburg TECHNISCHE VOORZIENINGEN Technische Voorzieningen SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA
35
248.590
224.049
155.655.088
147.661.523
jaarverslag 2010
STAAT VAN BATEN EN LASTEN 2010 2010
2009
BATEN BELEGGINGSOPBRENGSTEN
Directe beleggingsopbrengsten
5.842.111
5.897.802
Indirecte beleggingsopbrengsten
5.817.677
13.071.004
-18.267
-16.183
In aftrek gebrachte kosten van vermogensbeheer
BIJDRAGEN WERKGEVERS EN WERKNEMERS
SALDO OVERDRACHTEN VAN RECHTEN
11.641.521
18.952.623
3.485.440
3.211.089
-627.511
-85.186
14.499.450
22.078.526
5.971.946
5.600.819
18.129.113
-1.035.872
-1.267
3.787
405.091
371.891
LASTEN PENSIOENUITKERINGEN EN AFKOPEN MUTATIE TECHNISCHE VOORZIENINGEN MUTATIE AFSLAG KREDIETRISICO PENSIOENUITVOERINGS-EN ADMINISTRATIEKOSTEN HERVERZEKERING
SALDO VAN BATEN EN LASTEN
36
48.854
-17.384
24.553.737
4.923.241
-10.054.287
17.155.285
jaarverslag 2010
KASSTROOMOVERZICHT Ontvangsten:
bijdragen van werkgevers en werknemers van herverzekeraars ontvangen uitkeringen wegens overgenomen verplichtingen
2010
2009
3.485.440
3.211.089
129.086
198.273
71.457
192.784
directe beleggingsopbrengsten
5.842.111
5.897.802
verkopen en aflossingen van beleggingen
9.971.594
15.579.985
minder vorderingen en overlopende activa
50.109
108.334
19.549.797
25.188.267
Uitgaven: uitgekeerde pensioenen
5.971.946
5.600.819
wegens overgedragen verplichtingen
698.968
277.970
betaalde premies herverzekering
177.940
180.889
8.952.823
21.751.267
-24.540
-28.479
15.559
4.413
405.091
371.891
aankoop beleggingen meer schulden en overlopende passiva verkoopkosten beleggingen pensioenuitvoerings- en administratiekosten kosten van vermogensbeheer
Liquide middelen ultimo boekjaar begin boekjaar
37
18.267
16.183
16.216.054
28.174.953
3.333.743
-2.986.686
3.878.559
544.816
544.816
3.531.502
3.333.743
-2.986.686
jaarverslag 2010
TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE JAARREKENING 2010 Inleiding Het doel van Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg, statutair gevestigd te Sittard (hierna ‘het fonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan pensioengerechtigden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds vanuit historie uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers als voortvloeisel uit het pensioenreglement dat gold vóór 1 januari 2003. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van LMG Netherlands II B.V. en Multimedia Thuis aan Huis B.V. en de aan haar gelieerde ondernemingen.
Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 15 juni 2011 de jaarrekening vastgesteld.
Algemene grondslagen Algemeen Alle bedragen zijn vermeld in euro’s. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichtingen gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om deze posten op deze wijze af te wikkelen.
38
jaarverslag 2010
Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta’s worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten. De omrekenkoersen voor vreemde valuta zijn: 31-12-2010
Gemiddelde
31-12-2009
2010
Gemiddelde
31-12-2008
2009
Amerikaanse dollar
€ 0,7484
€ 0,7585
€ 0,6942
€ 0,7187
€ 0,7185
Zwitserse franc
€ 0,7997
€ 0,7318
€ 0,6740
€ 0,6634
€ 0,6734
Britse pond
€ 1,1618
€ 1,1691
€ 1,1260
€ 1,1221
€ 1,0498
Japanse Yen
€ 0,0092
€ 0,0087
€ 0,0075
€ 0,0077
€ 0,0079
39
jaarverslag 2010
Specifieke grondslagen Beleggingen De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde (boekwaarde) welke is bepaald door de beleggingsmaatschappij. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden (obligaties) en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Securities lending Het fonds neemt geen deel aan een securities lending programma, waarbij bepaalde effecten voor een korte periode worden uitgeleend aan andere marktpartijen. Herverzekeringen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Bij de waardering van de vorderingen ten behoeve van het invaliditeitspensioen en de premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid wordt rekening gehouden met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar (afslag voor kredietrisico). De verzekeraar heeft eind 2010 een creditrating van A+. Als gevolg hiervan is het bestuur van mening dat een afwaardering van € 2.520 (1,12%) op deze vordering vanwege het kredietrisico passend is. Deze afwaardering is in de activa verwerkt. Over de gecedeerde polissen wordt geen afslag voor kredietrisico berekend daar het fonds hiervoor slechts als “doorgeefluik” fungeert. Vorderingen uit hoofde van de winstdelingsregeling in het herverzekeringscontract worden verantwoord op het moment van toekenning door de verzekeraar. Achtergestelde lening De achtergestelde lening wordt opgenomen tegen de geamortiseerde kostprijs. Technische voorzieningen De technische voorziening (TV) wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de technische voorziening is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. De technische voorziening voor actieve, premievrije en arbeidsongeschikte deelnemers is gelijk aan de actuariële contante waarde van de over verstreken deelnemersjaren verkregen pensioenaanspraken.
40
jaarverslag 2010
Voor arbeidsongeschikte deelnemers bestaat de technische voorziening daarnaast uit de actuariële contante waarde van de tot aan de pensioendatum op te bouwen pensioenaanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: •
Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB, rekening houdend met een looptijd van de uitkeringen van 15 (2009: 14) jaar.
•
Overlevingstafels: AG prognosetafels 2010-2060 met Towers Watson ervaringssterfte, zonder leeftijdsterugstelling.
•
Onbepaald partnersysteem.
•
Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder is dan de verzekerde vrouw.
•
Het partnerpensioen is op risicobasis herverzekerd. Er vindt geen opbouw plaats.
•
Kostenopslag ter grootte van 1,2 % (2009: 1%) van de technische voorziening in verband met toekomstige administratie- en excassokosten.
•
Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers is uitgegaan van een revalidatiekans van 0%.
Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode waarbij uitsluitend onderscheid is gemaakt tussen ontvangsten en uitgaven. Methodiek bepaling marktwaarde Level 1 directe marktwaardering: beursnotering in een actieve markt (waarop geen prijsaanpassingen worden uitgevoerd). Level 2 afgeleide marktwaardering: geen directe beursnotering maar andere uit de markt waarneembare data dan wel een prijs gebaseerd op een transactie in een niet actieve markt met nietsignificante prijsafspraken (gebaseerd op aannames en schattingen). Level 3 modellen en technieken: marktwaardebepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op aannames en schattingen die de prijs significant beïnvloeden. Level 1
Level 2
directe marktnotering
afgeleide marktnotering
6.717.177
-
categorie
vastgoedbeleggingen
Level 3 modellen en technieken niet gebaseerd op marktdata
stand ultimo 2010
4.042.586
10.759.763
962.182
54.249.895
aandelen
53.287.713
vastrentende waarden
83.370.817
-
-
83.370.817
143.375.707
-
5.004.768
148.380.475
Totaal belegd vermogen
41
jaarverslag 2010
Beleggingen Het verloop en de samenstelling van de beleggingen waren in 2009 en 2010 respectievelijk per 31 december 2009 en 31 december 2010 als volgt: Indirecte vastgoed beleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Stand per 1 januari 2009
7.802.931
37.322.923
79.193.456
Aankopen
1.096.317
9.005.884
11.649.066
Verkopen / aflossingen
-22.616
-4.354.871
-11.202.498
Waardewijzigingen
760.412
8.849.070
3.465.935
Stand per 31 december 2009
9.637.044
50.823.006
83.105.959
Aankopen
1.305.180
5.040.213
2.607.430
0
-4.451.543
-5.520.050
-182.461
2.838.219
3.177.478
10.759.763
54.249.895
83.370.817
Verkopen / aflossingen Waardewijzigingen
Stand per 31 december 2010
Naar rentepercentage kunnen de obligaties als volgt ingedeeld worden: rentevoet van tot
waarde ultimo boekjaar 2010 2009
0% 3% 4% 5% 6% 7% 8%
4.656.556 18.281.490 24.017.108 19.708.036 5.296.960 6.955.194 4.455.473
5.928.525 17.153.240 21.053.472 18.837.817 7.119.919 8.351.148 4.661.838
6 22 29 24 6 8 5
7 21 25 23 8 10 6
83.370.817
83.105.959
100
100
-
3% 4% 5% 6% 7% 8% 9%
in % van het totaal 2010 2009
42
jaarverslag 2010
Vorderingen en overlopende activa Rekening-courant aangesloten ondernemingen
2010
2009
Media Groep Limburg B.V.
0
49.145
Grafisch Bedrijf Media Groep Limburg B.V.
0
1.310
Bongers Media
0
-2.527
Regio Distri / DistriQ
0
24.186
Vite Press
0
6.747
De Gouden Leeuw
0
12.441
Uitgeversmaatschappij De Trompetter B.V.
0
-10.547
De Kempen Pers B.V.
0
-3.999
0
76.756
Overige vorderingen
2010
2009
Nederlandse dividendbelasting
6.250
10.149
49.236
34.700
0
52.384
Retrocessies/advieskosten
3.782
7.000
Rekening-courant Alhermij
68.759
0
2.351.153
2.353.694
5.439
45
2.484.619
2.457.972
Buitenlandse bronbelasting Tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering
Lopende rente: - obligaties Bankrente incl rente deposito's
Overige activa LIQUIDE MIDDELEN
2010
2009
ABN AMRO Bank Bank Insinger de Beaufort
1.959.568 42.458
317.267 71.191
KasBank
1.876.533
156.358
0
0
3.878.559
544.816
Maanddeposito's
43
jaarverslag 2010
Stichtingskapitaal en reserves 31-12-2010
31-12-2009
707.009
-16.448.276
-10.054.287
17.155.285
-9.347.278
707.009
Extra reserve Saldo per 31 december voorgaand boekjaar
Resultaat lopend boekjaar
Saldo per 31 december boekjaar
Solvabiliteit
Eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
2010
2009
-9.347.233
707.054
6.589.012
5.858.409
29.040.671
26.216.483
De vermogenspositie van het fonds kan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruikt gemaakt van een standaard model.
Herstelplan Het herstel van het vermogen van het pensioenfonds is gebaseerd op het op 31 maart 2009 bij DNB ingediende herstelplan. Op 30 juli 2009 is op verzoek van DNB een aangepast herstelplan ingediend. Dit aangepast herstelplan, waarin de achtergestelde lening niet is meegenomen in het vermogen van het fonds en de beleggingsrendementen conform de regeling parameters zijn aangepast, is op 11 november 2009 ongewijzigd goedgekeurd. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: • Verhoging van de premie. In de uitvoeringsovereenkomst is een maximumpremie voor de werkgevers afgesproken van 13,5% van de pensioengrondslag. Met de werkgevers is een extra premie overeengekomen van 2,5% die betaald wordt totdat een dekkingsgraad van 105% is bereikt. De werknemersbijdrage in de premie is verhoogd met 3% punt naar totaal 6,5%. •
Herstel van de beleggingsrendementen.
•
Geen toeslagverlening tot het minimaal vereist eigen vermogen is bereikt en beperkte toeslagverlening tot het vereist eigen vermogen is bereikt.
Op grond van het herstelplan zou het eigen vermogen per 31 december 2010 negatief € 7.847.955 bedragen. Het aanwezige eigen vermogen per die datum is lager. Dit betekent dat het pensioenfonds thans achterloopt op het herstelpad. Deze ongunstige ontwikkeling is een gevolg van de aanpassing van de overlevingstabellen en de gedaalde rente. Op basis van de gegevens op 31 december 2010 is er een update van het herstelplan gemaakt. Uit deze update blijkt dat alhoewel de dekkingsgraad zich ultimo 2010 onder het niveau van het herstelpad bevindt, er een dusdanige ontwikkeling wordt verwacht, dat met de voorgenomen maatregelen volgens de vooruitberekening het herstelplan wordt gehaald. In januari 2011 heeft het fonds de deelnemers hierover schriftelijk geïnformeerd.
44
jaarverslag 2010
Achtergestelde leningen Achtergestelde lening Media Groep Limburg
Stand 1 januari
2010
2009
340.713
340.713
Kortlopend gedeelte
-
-
Stand 31 december
340.713
340.713
De achtergestelde renteloze lening is verstrekt op 31 oktober 2002 en de hoofdsom bedroeg € 1.703.557. De lening dient ter versterking van het aansprakelijk vermogen van Stichting Pensioenfonds MGL. Aflossing Pensioenfonds MGL verbindt zich de Achtergestelde Lening af te lossen in vijf gelijke jaartermijnen met ingang van het moment dat de dekkingsgraad van het fonds na aflossing van de eerste jaartermijn 105% of meer bedraagt. Per 31 december 2010 bedraagt de dekkingsgraad voor aflossing 94,3%. Dit betekent dat niet tot aflossing van de laatste termijn ad. € 340.713,- kan worden overgegaan. Het aflossingsschema wordt opgeschort tot het moment dat de dekkingsgraad weer 105% of meer bedraagt. Pensioenfonds MGL verbindt zich alle betalingen aan MGL zonder kosten voor MGL op de vervaldag te zullen voldoen aan MGL op het door haar aangegeven bankrekeningnummer. Achterstellingbepalingen De vordering tot terugbetaling van de Achtergestelde Lening zal zijn achtergesteld bij alle andere bestaande en toekomstige vorderingen op Pensioenfonds MGL, in die zin dat ingeval van faillissement, surseance van betaling dan wel ontbinding van Pensioenfonds MGL geen betaling zal plaatsvinden van hetgeen Pensioenfonds MGL ten tijde van de uitspraak van het faillissement, de verlening van de surseance van betaling dan wel het besluit tot ontbinding al dan niet opeisbaar in hoofdsom uit hoofde van de Achtergestelde Lening verschuldigd is, zolang de vorderingen van andere crediteuren niet zijn voldaan. Onder “vorderingen van andere crediteuren”, als bedoeld in de voorgaande zin, worden niet verstaan vorderingen, die een qua achterstelling gelijk of meer achtergesteld karakter hebben dan de Achtergestelde Lening. Opeising De Achtergestelde Lening is onmiddellijk en in zijn geheel door MGL opeisbaar, zonder dat ingebrekestelling is vereist: A. indien Pensioenfonds MGL besluit tot beëindiging van haar fonds, ingeval voor Pensioenfonds MGL de noodzakelijke bevoegdheid, vergunning of inschrijving vervalt, en/of indien Pensioenfonds MGL ophoudt haar huidige statutaire doel na te streven of haar rechtspersoonlijkheid verliest; B. indien Pensioenfonds MGL surseance van betaling aanvraagt, in staat van faillissement wordt verklaard, boedelafstand doet of een schuldsaneringsregeling aanvraagt; C. indien Pensioenfonds MGL een fusie of belangengemeenschap met één of meer derden aangaat; D. indien de Achtergestelde Lening niet wordt aangewend voor het doel waartoe zij is verstrekt.
45
jaarverslag 2010
Technische voorzieningen
Zoals vermeld in de toelichting zijn de pensioenverplichtingen van het fonds gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum. Deze actuele waarde wordt vastgesteld met behulp van schattingen en aannames. De belangrijkste schattingen betreffen de bepaling van de rente en de levensverwachting. VERLOOP TV voor eigen rekening Stand per 1 januari Dotatie t.l.v. resultatenrekening Stand per 31 december VERLOOP TV TV voor eigen rekening - gecedeerde polissen - invaliditeitspensioen - vrijstelling wegens AO (VPA)
2010
2009
689.015 45.490 176.930
741.239 51.605 223.126
afslag kredietrisico Technische Voorzieningen
2010
2009
145.369.950
146.405.822
18.129.113
-1.035.872
163.499.063
145.369.950
2010
2009
163.499.063
145.369.950
911.435 2.520
1.015.970 3.787
164.413.018
146.389.707
Het mutatieoverzicht voor de Technische Voorziening is als volgt: 2010 Stand 1 januari
2009
145.369.950
146.405.822
2.105.169
2.362.701
-
4.262
1.487.664
1.046.377
Toename - koopsom voor de pensioenopbouw van actieven en vutters - indexatieverhoging primo volgend boekjaar - toekenning partnerpensioen - inkomende waardeoverdrachten
198.871
332.198
- benodigde intrest
1.840.445
3.661.357
- risicopremie langleven
1.702.095
1.761.114
- wijziging sterftegrondslagen
9.724.533
2.850.391
-369.753
-83.479
47.493
-
- correcties - toevoeging uit TV herverzekering a.g.v. uitkering PVI Afname - wijziging elders verzekerde aanspraken
-
502
41.286
11.077
- vrijval wegens overlijden: langleven
-2.881.416
-2.010.914
- vrijval wegens overlijden: kortleven
-558.231
-658.064
- risicopremie kortleven
-575.537
-557.724
- uitgaande waardeoverdrachten
-898.749
-398.287
-6.049.871
-5.585.894
- vrijval kostenopslag over uitkeringen
-60.499
-39.102
- expiratie WZP
-18.213
-74.292
- overgang op RTS ultimo boekjaar
12.070.705
-4.081.420
- mutatie in FTK kostenvoorziening
323.121
423.325
18.129.113
-1.035.872
- resultaat op pensionering
- verwachte uitkeringen
Mutatie per saldo Stand 31 december
163.499.063
145.369.950
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen rentetermijnstructuur 3,47% (2009: 3,87%).
46
jaarverslag 2010
De technische voorziening is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: 2010
2009
actieve deelnemers
54.328.656
49.580.924
pensioengerechtigden
79.942.619
70.137.411
gewezen deelnemers
29.227.788
25.651.615
163.499.063
145.369.950
913.955
1.019.757
164.413.018
146.389.707
totaal T.V. herverzekering + gecedeerde polissen Technische voorziening eigen rekening
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
Korte beschrijving van de pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,875% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan 12 maandsalarissen inclusief 8% vakantietoeslag en 5% einde jaarsuitkering onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op wezenpensioen. Tot 1 januari 2003 is er partnerpensioen opgebouwd, daarna bestaat de mogelijkheid het partnerpensioen op risicobasis te verzekeren. Deelname aan de regeling is mogelijk vanaf datum in diensttreding. Jaarlijks beslist het bestuur van het fonds of en de mate waarin de opgebouwde aanspraken en de ingegane pensioenuitkeringen worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst.
Toeslagverlening Het toeslagbeleid kan als volgt worden verwoord: De toeslag op de pensioenaanspraken en ingegane pensioenen wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het fonds. Er bestaat een ambitie om jaarlijks de opgebouwde rechten en ingegane uitkeringen aan te passen. De toeslag bedraagt maximaal het gemiddelde van de prijsontwikkeling en de loonontwikkeling. De pensioenaanspraken en ingegane uitkeringen zijn dit boekjaar met 0% (2009: 0%) geïndexeerd. De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er bestaat geen recht op toeslagen. Bovendien wordt er door het pensioenfonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen. De toeslagen worden derhalve gefinancierd uit de groei van het vermogen ten opzichte van de verplichtingen, overeenkomend met variant D1 uit de Beleidsregel toeslagenmatrix. In lijn met de toeslagenmatrix is het (voorwaardelijke) toeslagbeleid vastgelegd in het pensioenreglement. De voorwaardelijke indexatieverlening houdt in dat het pensioenfonds probeert jaarlijks over te gaan tot toeslagverlening. De maatstaf is de stijging van het gemiddelde van de algemene loonontwikkeling en de consumentenindex. Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Het fonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Toeslagen zijn afhankelijk van de middelen van het fonds, en daarvoor zijn beleggingsresultaten een belangrijk element.
47
jaarverslag 2010
Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Een herstel van gemiste toeslagen vindt plaats indien vanaf 1 januari 2003 in één of meerdere jaren geen volledige toeslag is verleend. Het herstel van gemiste toeslagen is alleen mogelijk voor zover na dit herstel het vereist eigen vermogen op de langere termijn in stand blijft. Het bestuur van het fonds heeft toegezegd om elk jaar een specificatie te geven van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende indexatie. Voor de (premievrije) deelnemers en de pensioengerechtigden is deze specificatie in onderstaande tabel opgenomen. In lijn met het herstelplan heeft het bestuur besloten de pensioenaanspraken alsmede de pensioenuitkeringen in 2011 niet te indexeren. De pensioenaanspraken en de uitkeringen zijn in de afgelopen jaren als volgt geïndexeerd: Jaar
deelnemers volledige indexatie
toegekende indexatie
pensioengerechtigden en slapers gemiste
volledige
toegekende
gemiste
indexatie
indexatie
indexatie
indexatie
2011
1,10 %
0,00 %
1,10 %
1,10 %
0,00 %
1,10 %
2010
1,32 %
0,00 %
1,32 %
1,32 %
0,00 %
1,32 %
2009
2,89 %
0,00 %
2,89 %
2,89 %
0,00 %
2,89 %
2008
1,88 %
1,88 %
0,00 %
1,88 %
1,88 %
0,00 %
2007
1,60 %
0,80 %
0,80 %
1,25 %
0,63 %
0,62 %
2006
1,08 %
0,54 %
0,54 %
1,45 %
0,73 %
0,72 %
2005
1,08 %
0,50 %
0,58 %
0,82 %
0,50 %
0,32 %
2004
2,12 %
1,00 %
1,12 %
1,77 %
0,00 %
1,77 %
2003
*
0,00 %
0,00 %
3,20 %
2,00 %
1,20 %
* ultimo 2002 heeft er in de “oude“ pensioenregeling optrek tot eindloonniveau plaatsgevonden voor de actieve deelnemers.
Overige schulden en overlopende passiva 31-12-2010
31-12-2009
-
-
Kosten actuaris
45.620
36.136
Kosten accountant
34.000
34.000
119.275
117.228
Kortlopend deel langlopende schuld
Loonbelasting en premies Pensioen Personeelskosten MGL
-
-483
8.653
8.470
Bankkosten
132
212
Kosten DNB
18.952
4.488
Algemene kosten/bestuurskosten Kosten softwarebeheer Kruisposten
-
18.075
7.441
5.923
14.517
-
248.590
224.049
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
48
jaarverslag 2010
Risicobeheer Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2010 % 100,5
2009 % 88,8
Toevoeging van nieuwe aanspraken en premie inkomsten
0,5
0,5
Het verrichten van pensioenuitkeringen
0,0
-0,4
Toeslagverlening
0,0
0,0
-7,7
5,2
Dekkingsgraad per 1 januari
Wijzigingen in de rentetermijnstructuur Extra rendement gegenereerd door de beleggingen incl. interesttoevoeging aan TV Overige oorzaken waaronder opslag langlevenrisico Dekkingsgraad per 31 december
6,6
8,3
-5,6
-1,9
94,3
100,5
Het surplus/tekort op FTK grondslagen is als volgt: 31-12-2010 EUR 163.499.063
Technische voorzieningen volgens jaarrekening Buffers S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers) Vereist eigen vermogen Aanwezig vermogen (=totaal activa – schulden = pensioenvermogen) Surplus/tekort
31-12-2009 EUR 145.369.950
12.752.927 19.253.974 6.040.712 2.295.690 4.764.764
11.713.910 17.158.643 5.387.814 2.768.863 4.240.200
-16.067.396
-15.052.947
29.040.671
26.216.483
192.539.734 154.151.830 -38.387.904
171.586.433 146.077.004 -25.509.429
Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische asset mix.
49
jaarverslag 2010
Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: ¾ beleggingsbeleid ¾ premiebeleid ¾ herverzekeringsbeleid ¾ toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de belangrijkste (beleggings)-risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt geen gebruik gemaakt van derivaten. Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico (S2-risico en S4-risico), valutarisico (S3-risico) en het renterisico (S1-risico). Deze risico’s worden door DNB onderkend. Voor deze risico’s dienen buffers te worden aangehouden. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de doelstelling van het beleggingsbeleid: “het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van de strategische asset allocatie bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds”. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, dat wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. Valutarisico Het totaalbedrag dat niet in euro’s is belegd bedraagt ultimo 2010 circa 16% evenals ultimo 2009. De belangrijkste vreemde valuta zijn het Britse Pond sterling, de Amerikaanse dollar en de Zwitserse Franc. Het fonds heeft er niet voor gekozen om de valutaposities af te dekken. De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd:
Beleggingen in indirect vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Totaal
31-12-2010 991.374
31-12-2009 695.649
22.227.401
19.029.034
1.017.847
3.266.147
24.236.622
22.990.830
50
jaarverslag 2010
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Duration van de vastrentende waarden
31-12-2010 9
31-12-2009 9
15
14
Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van de beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is gericht op het verkleinen van de duration mismatch. Door het kopen van meer langlopende obligaties in plaats van aandelen en kortlopende obligaties te vervangen door langlopende obligaties wordt hieraan gewerkt. Een andere mogelijkheid waar nu geen gebruik van gemaakt wordt, is het afsluiten van renteswaps of swaptions. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). In het boekjaar zijn de mogelijkheden voor verdere renteafdekking bekeken. Vanwege de overweging om de pensioenregeling binnenkort onder te brengen bij een andere pensioenuitvoerder en een eventueel hiermee gepaard gaande waardeoverdracht wordt op dit moment geen voorrang gegeven aan durationverlenging. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
Resterende looptijd
31 december 2010
31 december 2009
EUR
EUR
% -
2.493.689
%
<
1 jaar
-
Resterende looptijd 1
<>
5 jaar
8.468.812
10
12.325.867
15
3
Resterende looptijd 5
<> 10 jaar
28.247.482
34
24.987.632
30
Resterende looptijd 10 <> 20 jaar
32.513.304
39
31.159.167
37
Resterende looptijd
14.141.219
17
12.139.604
15
83.370.817
100
83.105.959
100
> 20 jaar
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waarin een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Ten aanzien van de financiële debiteurenkwaliteit van de vastrentende beleggingen zullen de volgende rating-eisen in acht worden genomen:
51
jaarverslag 2010
Debiteurenkwaliteit (Moody’s)
Minimum*
Maximum*
50 0 0 0
100 50 35 10
Aaa Aa1, Aa2 of Aa3 A1, A2 of A3 Bbb/non rated**
* als percentage van de marktwaarde van het in vastrentende waarden belegde vermogen ** beleggingen in obligaties met een non-investment grade rating uitsluitend via gespecialiseerde beleggingsfondsen
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: 31 december 2010
31 december 2009
EUR*
%
EUR*
%
AAA
51.033.504
60
49.111.463
58
AA
10.880.083
13
10.517.268
12
A
16.542.910
19
18.128.108
21
B
6.035.350
7
6.576.735
Geen rating
1.230.123
1
1.126.079
85.721.970
100
85.459.653
8 1 100
* inclusief opgelopen rente
Teneinde voldoende spreiding in de vastrentende portefeuille te kunnen waarborgen, mag het belang van een afzonderlijke belegging in deze beleggingscategorie niet groter zijn dan 5% van de totale marktwaarde van het in vastrentende waarden belegde vermogen. Dit geldt niet voor staatsleningen en semi respectievelijk supra en internationale overheden. Inzake concentratie van risico’s kan worden gemeld dat ultimo 2010 behoudens het hier bovenvermelde geen sprake is van beleggingen in een individuele tegenpartij groter dan 2% van de totale portefeuille. Herverzekeringsovereenkomsten worden alleen aangegaan met onder toezicht staande Nederlandse verzekeraars of internationale herverzekeraars. De herverzekeringsovereenkomsten met betrekking tot het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico zijn aangegaan met de Algemene Levensherverzekering Maatschappij. Het moederbedrijf Swiss Re had per balansdatum een A+ rating volgens Standard & Poor’s. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategisch en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico kan het volgende worden gemeld: ultimo 2010 zijn er voldoende obligaties, die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren.
52
jaarverslag 2010
Verzekeringstechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorziening. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met adequate correcties voor ervaringssterfte, volgens de Towers Watson ervaringssterfte 2010, is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een partnerpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Ieder jaar wordt beoordeeld of de premie die door de deelnemers (optioneel) wordt betaald voor de overlijdensrisico verzekering toereikend is. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht door de herverzekeraar. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het fonds heeft het partnerpensioen op risicobasis herverzekerd bij een externe, onder toezicht van DNB staande verzekeringsmaatschappij. Daarnaast is eveneens het arbeidsongeschiktheidsrisico herverzekerd. De herverzekeringsovereenkomsten expireren ultimo 2011. Met de herverzekeraar is ten behoeve van het overlijdensrisico een poolwinstdeling afgesproken. Na afloop van het kalenderjaar wordt een aandeel in de sterftewinst van een pool uitgekeerd op basis van het positieve saldo van 80% van de bruto premies door de poolparticipanten aan de herverzekeraar betaald en de in het desbetreffende jaar aan de poolparticipanten verrichte overlijdensuitkeringen, waarbij per (her)verzekerde deelnemer de uitkering voor ten hoogste € 1.000.000,- in aanmerking wordt genomen. Een verliessaldo van de pool wordt niet naar volgende jaren overgedragen. Een eventuele bate uit hoofde van winstdeling wordt in het resultaat verantwoord op het moment van toekenning. Toeslagrisico (actuariële risico’s) Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene loon- en prijsontwikkeling. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in rente, rendement, looninflatie en demografie echter, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. Het bestuur hanteert een beleidsstaffel met als uitgangspunt de nominale dekkingsgraad als leidraad. De voorwaardelijke toeslag voor alle deelnemers (actieve, premievrijen en pensioengerechtigden) is gebaseerd op het gemiddelde van de loon- en prijsindex. (=maatstaf) Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de deelnemers jaarlijks aan te passen aan de maatstaf. De indexering heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op indexering bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst indexering kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de indexering kan in principe worden ingehaald. Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt.
53
jaarverslag 2010
Dit betreft per 31 december 2010 de volgende posten: 31 december 2010 EUR Nederlandse staatsobligaties
% van balanstotaal
32.956.653
21,2%
Belgische staatsobligaties
6.730.873
4,3%
Duitse staatsobligaties
4.540.756
2,9%
Franse staatsobligaties
3.908.139
2,5%
Italiaanse staatsobligaties
4.738.638
3,0%
Spaanse staatsobligaties
4.149.210
2,7%
Obligaties Rabobank
4.118.594
2,7%
Ishares DJ Eurostoxx 50
3.241.040
2,1%
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is er sprake van een cumulatief concentratierisico.
sectorenspreiding aandelen
banken en verzekeraars duurzame consumptiegoederen energie gezondheidszorg en verzorgingsprod. 13%
19%
industrie en transport 1%
3% 1%
materialen en grondstoffen 17%
media/telecommunicatie niet duurzame consumptiegoederen nutsbedrijven
2%
technologie hardware
14% 12% 9%
5%
4%
technologie software multisector
54
jaarverslag 2010
Landen risicospreiding aandelen
0,14% 6,61%
3,17%
1,54%
3,78% 12,13%
12,17%
2,63% 3,16% 2,99%
14,25% 20,93% 13,30% 3,19%
België Duitsland Finland Frankrijk Ierland Italië Japan Nederland Spanje Ver. Koninkrijk Verenigde Staten Zwitserland Europa region Wereldwijd
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. De administratie van het fonds wordt gevoerd door 1 medewerkster. De kleinschaligheid en daarmee de kwetsbaarheid van het pensioenbureau is een aandachtspunt voor het bestuur. Door het vastleggen van boekingsgangen en administratieve procedures in een procedure handboek wordt dit risico gedeeltelijk beheerst. Bij afwezigheid van interne vervanging zal er naar een externe oplossing gezocht dienen te worden. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen in het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Gevoeligheidsanalyse Tenminste eenmaal per drie jaar, of vaker wanneer bijzondere omstandigheden daar aanleiding toe geven zal het bestuur een continuïteitsanalyse laten uitvoeren. Met een continuïteitsanalyse wordt beoordeeld of de financiële risico’s voor het fonds zich, met inachtneming van een realistische schatting van de economische parameters, op lange termijn binnen aanvaardbare grenzen bevinden. In 2007 is voor de eerste keer een continuïteitsanalyse uitgevoerd. Begin 2009 heeft het bestuur een continuïteitsanalyse laten uitvoeren om als bijlage te dienen bij het kortetermijnherstelplan. Bij de beoordeling van het herstelplan heeft DNB gevraagd een update van deze continuïteitsanalyse te verstrekken waarin de maatregelen van het herstelplan zijn opgenomen. In oktober is deze nieuwe versie, met daarin dezelfde startpositie en uitgangspunten als gehanteerd in het herstelplan, aangepast aan de wensen van DNB opgesteld.
55
jaarverslag 2010
Hiervan uitgaande loopt de dekkingsgraad gemiddeld genomen op van 89,2% ultimo 2008 naar 128% ultimo 2023, hetgeen leidt tot een versterking van de vermogenspositie van het fonds. In 2019 zal de vereiste dekkingsgraad van 119,2% worden bereikt. De continuïteitsanalyse is tevens een hulpmiddel om te toetsen of er sprake is van consistentie in de toezegging, financiering en communicatie ten aanzien van de pensioenregelingen en in het bijzonder de toeslagverlening. Het bestuur heeft tevens kennis genomen van de uitgevoerde consistentietoets.
Op basis van de in 2009 uitgevoerde continuïteitsanalyse is gebleken dat de waarde van het opgebouwd pensioen van de deelnemers naar verwachting op lange termijn (15 jaar) 85% van de huidige waarde, in termen van koopkracht, zal behouden. Deze 85% komt overeen met een gemiddelde toeslagverwachting van 30% van de maatstaf. Er is met 95% zekerheid een koopkracht met een waarde van minimaal 71% van de huidige koopkracht. Vanaf 1 april 2010 moeten alle pensioenuitvoerders de informatie over toeslagverlening ‘in ieder geval uitdrukken in een kwalitatieve en beeldende maatstaf’. Dit is bepaald in artikel 48, tweede lid, van de Pensioenwet en artikel 59, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Deze beeldende maatstaf wordt het toeslagenlabel genoemd. Uit de update van de uitgevoerde continuïteitsanalyse blijkt het onderstaande toeslagenlabel:
In februari 2011 heeft minister Kamp pensioenfondsen geïnformeerd over het voornemen het indexatielabel te willen afschaffen. Op basis van de resultaten van de evaluatie van de informatiebepalingen van de Pensioenwet wordt bezien of het indexatielabel voldoende effectief is dan wel afgeschaft moet worden. Het label is bedoeld om een structureel beeld te geven over de te verwachten indexatie voor de komende 15 jaar. In het licht van de inrichting van nieuwe pensioencontracten waarover door sociale partners gesproken wordt is het echter de vraag of het label op dit moment aan die lange termijn doelstelling kan voldoen. Het is niet de bedoeling dat het label eerder tot verwarring dan tot bruikbare informatie voor de deelnemer leidt. Daarom mogen pensioenfondsen, totdat nadere besluitvorming over het voortbestaan van het label heeft plaatsgevonden, zelf de afweging maken of het indexatielabel bijdraagt aan de kwaliteit van de informatievoorziening aan hun deelnemers.
56
jaarverslag 2010
Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het fonds en de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Transacties met bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar artikel 9 lid 7 van de statuten van het fonds. Er zijn leningen verstrekt aan noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen fonds en werkgever met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de regeling is het volgende relevant: • De Werkgever is verplicht deelnemers bij de Stichting aan te melden en bij uitdiensttreding af te melden en de voor de uitvoering benodigde gegevens en mutaties in deze gegevens maandelijks middels door de Stichting vastgestelde formulieren aan de Stichting te leveren. • De Stichting informeert elk kwartaal schriftelijk deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden indien sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door de Stichting te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de bij of krachtens de Pensioenwet geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen.
Premiebijdragen (van werkgever en werknemers) 2010
2009
Bijdragen van deelnemers
1.074.841
903.559
Bijdragen van werkgevers
2.332.530
Bijdragen van FVP Correcties bijdragen vorig jaar
2.273.304 3.407.371
3.176.863
78.069
36.944
-
-2.718
3.485.440
3.211.089
De totale bijdrage van werkgevers en werknemers bedraagt in 2010 20% van het totaal van de pensioengrondslagen. Daarnaast is met de werkgevers, gedurende de periode dat er sprake is van een dekkingstekort, een herstelpremie ter hoogte van 2,5% van de pensioengrondslag overeengekomen. De kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: 2010
2009
EUR
EUR
Kostendekkende premie Herstelpremie Kostendekkende premie inclusief herstelpremie
2.949.642 364.458
3.017.576 212.000
3.314.100
3.229.576
Feitelijke premie
3.358.189
3.074.518
Gedempte premie
3.271.904
2.879.731
Op grond van bovenstaande kan worden vastgesteld dat er sprake is van een kostendekkende premie.
57
jaarverslag 2010
Beleggingsresultaten 2010
2009
Directe beleggingsopbrengsten Participaties in vastgoed (beleggings)maatschappijen
678.647
618.426
Aandelen
1.746.550
1.907.302
Obligaties
3.408.766
3.347.537
8.148
24.537
Interest Totaal directe beleggingsopbrengsten
5.842.111
5.897.802
Indirecte beleggingsopbrengsten (waardewijzigingen) Participaties in vastgoed (beleggings)maatschappijen
-182.461
760.412
Aandelen
2.838.219
8.849.070
Obligaties
3.177.478
3.465.935
-15.559
-4.413
Kosten verkoop effecten Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
5.817.677
13.071.004
-18.267
-16.183
11.641.521
18.952.623
In aftrek gebrachte kosten van vermogensbeheer Bewaarloon Totaal beleggingsopbrengsten
Pensioenuitkeringen en afkopen 2010
2009
Ouderdomspensioen
4.627.288
4.289.021
Partnerpensioen
1.312.747
1.273.220
23.165
28.509
Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen
8.746
10.069 5. 971.946
2010
OP
PP
WzP
2009
AOP
58
5.600.819
Saldo overdracht van rechten
jaarverslag 2010 2010
2009
Overgenomen pensioenverplichtingen
71.457
192.784
Overgedragen pensioenverplichtingen
-698.968
-277.970 -627.511
-85.186
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. In oktober van het boekjaar 2009 heeft het fonds de procedures rond de waardeoverdracht hervat. Vanaf 1 februari 2010 heeft het fonds als gevolg van de onderdekking de procedures tot waardeoverdracht wederom moeten opschorten. Inmiddels is vanaf 29 december 2009 het Besluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met aanpassing van de regeling voor waardeoverdracht en de kostenregeling van kracht. In dit besluit is geregeld dat wanneer tussen het moment van verzending van de offerte aan de deelnemer en de betaling van de overdrachtswaarde aan de ontvangende uitvoerder (weer) sprake is van opschorting van de plicht tot waardeoverdracht, dit de afhandeling van die procedure tot waardeoverdracht niet verhindert.
Herverzekering 2010
2009
Premies: - premievrijstelling bij invaliditeit
62.221
64.496
- kapitaalverzekering (overlijden)
115.719
116.393 177.940
180.889
Uitkeringen: - arbeidsongeschiktheidspensioen - aan MGL en NDL doorbetaalde uitk.
10.383
19.555
-
-7.256
- premievrijstelling bij invaliditeit
47.493
61.940
- overlijdensuitkeringen
44.000
79.000
- winstaandeel
27.210
45.034 129.086
198.273
48.854
-17.384
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
Doorberekende personeelskosten
2010
2009
98.080
93.358
127.401
92.944
Kosten accountant
33.219
36.991
Kosten beleggingsadviseur
41.960
41.386
Kosten DNB / AFM
20.299
8.335
Kosten softwarebeheer en ondersteuning
34.681
36.645
Bankkosten*
12.621
31.928
Overige
36.830
30.304
Kosten actuaris
405.091
371.891
*Hier is in het boekjaar 2009 een bedrag ad. € 24.990,- opgenomen ten behoeve van de kosten die gepaard gaan met de terugvordering van (discriminerende) Franse bronheffing over dividenden in de jaren 2006 tm 2008. Het hiermee gemoeide claimbedrag bedraagt € 138.058,-. Inclusief 2009 bedraagt de claim € 184.318,-.
59
jaarverslag 2010
Honoraria accountant Op grond van artikel 32a Titel 9 Boek 2 BW is de vermelding van de honoraria van de accountant als volgt. Honoraria (excl. Omzetbelasting) Wettelijke controles
2010
%
2009
%
24.208
82
19.703
71
Andere assuranceopdrachten
3.858
13
5.978
21
Overige dienstverlening
1.427
5
2.235
8
29.493
100
27.916
Totaal
100
Overeenkomstig artikel 96 van de pensioenwet wordt vermeld dat het pensioenfonds in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes zijn opgelegd.
Bezoldiging bestuursleden De bestuursleden van het fonds hebben in 2010 geen bezoldiging ontvangen.
Personeel Gedurende het boekjaar 2010 had het fonds geen personeel in dienst. De werkzaamheden worden verricht door een werknemer die in dienst is van de werkgever. De hieraan verbonden kosten bedragen € 98.080 (2009: € 93.358) en worden door de werkgever aan het fonds doorberekend.
Belastingen De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
Sittard, 15 juni 2011 Het bestuur De heer H.C. Straat, voorzitter De heer G.H.M. Derks, secretaris De heer G. van Amerongen, bestuurslid De heer J.H. Boermann, bestuurslid De heer P.M. Bruijns, bestuurslid De heer A.J. Gorissen, bestuurslid
60
OVERIGE GEGEVENS
jaarverslag 2010
Controleverklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2010 van Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg te Sittard gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de Stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de Stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de Stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
61
jaarverslag 2010
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg per 31 december 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 15 juni 2011 KPMG ACCOUNTANTS N.V.
P.L.A. Langeveldt RA
62
jaarverslag 2010
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg te Sittard is aan Towers Watson B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2010.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: z
heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
z
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
63
jaarverslag 2010
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131, 132, 133 en 135. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Eindhoven, 15 juni 2011
drs. H.J.W. van Gemert AAG verbonden aan Towers Watson B.V.
64