2 0 1 4
Jaarrapport
STICHTING ALGEMEEN PENSIOENFONDS PROVISUM JACHTHAVENWEG 111 - 1081 KM AMSTERDAM Postbus 7873 - 1008 AB Amsterdam Telefoon: 020 - 6213 891 Fax: 020 - 6213 893 E-mail:
[email protected] Website: www.provisum.nl
2
INHOUD
PAGINA
__________________________________________________________________________________________ Voorwoord
4
Kerngegevens
5
Karakteristieken van het pensioenfonds
6
Profiel
6
Missie
6
Visie/doelstellingen
6
Strategie
6
Organisatie
7
Verslag van het bestuur over 2014
10
Vooruitblik 2015
15
Resultaat en ontwikkeling dekkingsgraad
18
Beleggingen
20
Pensioenen
29
Risicomanagement
34
Oordeel verantwoordingsorgaan en reactie bestuur
38
Samenvatting rapportage visitatiecommissie en reactie bestuur
40
Jaarrekening
42
Balans per 31 december 2014
43
Staat van baten & lasten over 2014
44
Kasstroomoverzicht
45
Grondslagen Toelichting op de balans
46 50
Toelichting op de staat van baten & lasten
55
Overige gegevens
61
Gebeurtenissen na balansdatum
62
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Actuariële verklaring
63 64
Verklaring gehanteerde begrippen
65
3
VOORWOORD Voor u ligt het jaarverslag van Stichting Algemeen Pensioenfonds Provisum over het jaar 2014. In dit jaarverslag treft u onder andere de verantwoording aan over het afgelopen boekjaar en kunt u meer lezen over de ontwikkeling van de financiële positie en de doelstellingen die zijn gerealiseerd. Het jaar 2014 was voor Provisum een bijzonder jaar, gekenmerkt door de benoeming van een nieuwe voorzitter, het in kaart brengen van de gevolgen van het nieuw financieel toetsingskader en het op verzoek van De Nederlandsche Bank opstellen van een analyse inzake de kwetsbaarheid van het pensioenfonds. Het bestuur heeft uit deze analyse en het gesprek daarover met DNB de conclusie getrokken dat, mede gezien de huidige financiële positie en herstelkracht van het fonds Provisum niet kwetsbaarder is dan andere pensioenfondsen en derhalve voor dit onderwerp geen additionele aandacht nodig is. Voorts zijn de pensioenregelingen wederom aangepast in het kader van de verdere fiscale beperkingen (Witteveen II). Financieel is het een goed jaar geweest met een behaald rendement op de beleggingen van 13,6% en een stijging van het vermogen met € 129 miljoen. Vanwege de dalende rente in 2014 stegen de verplichtingen echter meer dan het vermogen. Dit resulteerde in een verlaging van de dekkingsgraad met ruim één procentpunt naar 124,4%. Bij het opstellen van het jaarverslag is de regelgeving zoals die is opgenomen in de Pensioenwet, de Code Pensioenfondsen en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving die van toepassing zijn over 2014, in aanmerking genomen. De Code pensioenfondsen, opgesteld door de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid, is op 1 januari 2014 in werking getreden en wettelijk verankerd. De Code formuleert normen voor ‘goed pensioenfondsbestuur’. De huidige tijd vereist vanuit het maatschappelijk belang van het pensioenfonds dat het functioneren van het pensioenfonds meer aandacht krijgt. Het streven naar optimaliseren van de kwaliteit van het pensioenfondsbestuur moet door pensioenfondsen inzichtelijker worden gemaakt. Hiertoe gebruikt het bestuur onder andere dit jaarverslag. Het bestuur bedankt al diegenen die zich in het afgelopen jaar hebben ingezet voor het pensioenfonds. Amsterdam, 12 juni 2015 Het bestuur van de Stichting Algemeen Pensioenfonds Provisum
4
KERNGEGEVENS (x € 1.000) 2014 Aantallen verzekerden per einde jaar: deelnemers met nog niet ingegaan pensioen gewezen deelnemers met premievrije aanspraken gepensioneerden Totaal
2013
2012
2011
2010
3.701 3.384 2.684 9.769
3.821 3.327 2.647 9.795
3.789 3.454 2.650 9.893
3.848 3.366 2.641 9.855
3.831 3.526 2.595 9.952
39.729
40.123
40.070
39.923
39.875
1,05%
1,56%
2,87%
2,61%
1,57%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
1,0%
Totale achterstand indexatie ten opzichte van ambitie
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Uitvoeringskosten pensioenen
2.051
2.151
1.813
1.912
1.962
Kosten vermogensbeheer
10.206
10.071
8.825
*
*
Kostendekkende premie
12.932
14.434
14.290
14.192
10.563
6.907
0
0
0
5.951
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
1.096.064
983.546
1.049.202
975.734
877.641
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van de deelnemers
12.382
9.786
7.964
6.164
0
1.360.917 13,6% 8,4%
1.199.256 3,8% 8,1%
1.195.150 9,1% 3,1%
1.119.811 6,0% 2,1%
1.030.975 9,6% 2,4%
12.382
9.786
7.964
6.164
0
Totaal reserves per einde jaar
267.266
251.360
174.433
172.969
233.599
Vereiste reserves volgens FTK (evenwichtswaarde)
192.755
162.516
157.012
145.104
136.631
Dekkingsgraad
124,4%
125,6%
116,6%
117,7%
126,6%
Vereiste dekkingsgraad volgens FTK (evenwichtswaarde)
117,6%
116,5%
115,0%
114,7%
115,6%
Pensioenuitkeringen Indexatie ingegane en premievrije pensioenen per 1-1 volgend boekjaar Indexatie opgebouwde aanspraken in de middelloonregeling per 1-1 volgend boekjaar
Premiekorting i.v.m.lagere aanpassing ingegane pensioenen dan 3%
Beleggingen voor risico pensioenfonds: balanswaarde rendement (na kosten) gemiddeld rendement laatste vijf jaar Beleggingen voor risico deelnemers: balanswaarde
* Vergelijkbare getallen zijn niet vermeld over de jaren vóór 2012 omdat niet alle details van de transactiekosten over die jaren beschikbaar zijn.
5
KARAKTERISTIEKEN VAN HET PENSIOENFONDS Profiel Stichting Algemeen Pensioenfonds Provisum is een ondernemingspensioenfonds en voert de pensioenregelingen voor C&A Nederland C.V. en voor de door C&A aangewezen vennootschap of rechtspersoon uit. Het bestuur is in zijn besluitvorming geheel onafhankelijk van C&A en de overige aangesloten vennootschappen. Provisum is opgericht in 1943 en gevestigd in Amsterdam. Aan het pensioenfonds is een pensioenbureau verbonden waarvan de directeur en de medewerkers in dienst zijn bij één van de aangesloten vennootschappen. Het pensioenfonds zelf heeft geen personeel in dienst. Missie Het pensioenfonds heeft als doel het op professionele, betrouwbare, transparante en efficiënte wijze uitvoeren van de pensioenregelingen, zoals deze tussen de werkgevers en (gewezen) werknemers zijn overeengekomen.
Visie/doelstellingen Het pensioenfonds streeft naar een toekomstbestendige uitvoering van de pensioenregelingen binnen de huidige en komende wettelijke kaders waarbij de koopkracht van de deelnemers zowel nu als in de toekomst zo goed als mogelijk in stand wordt gehouden tegen een verantwoorde premie. De uitdagingen daarbij zijn om het pensioenbewustzijn te verhogen en de reële pensioenverwachtingen te managen. Om deze reden wordt belang gehecht aan communicatie en transparantie om een grote mate van betrokkenheid van de deelnemers te realiseren. Om onze missie te kunnen realiseren, werkt het pensioenfonds nauw samen met de sociale partners, adviseurs en met partijen aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed.
Strategie Het strategisch beleggingsbeleid zorgt er voor dat het pensioenfonds zijn beschikbare middelen op een verantwoorde manier inzet en zo met een hoge mate van zekerheid aan de verplichtingen kan voldoen en de ambities van het pensioenfonds kan waar maken. Verantwoord wil zeggen, dat het bestuur een goed beeld heeft van de risico’s die het pensioenfonds loopt, van de situaties die zich voor kunnen doen en van de financiële veerkracht van het pensioenfonds. Het startpunt voor een gefundeerde keuze voor het strategische beleggingsbeleid zijn de pensioenovereenkomst en de daaruit voortvloeiende financiële verplichtingen voor het pensioenfonds. Daarnaast zijn de relevante wettelijke eisen van belang. Eén en ander wordt vastgelegd in de strategische agenda. Uiteraard bestaat de strategische agenda van het bestuur niet alleen uit het beleggingsbeleid. De strategie op de overige onderdelen is uitgewerkt in fondsdocumenten die periodiek worden herzien, zoals de actuariële bedrijfstechnische nota. Het bestuur heeft het voornemen om de strategische agenda in 2015 nog verder uit te werken.
6
ORGANISATIE Organigram
Bestuur Het bestuur van Provisum is paritair samengesteld en bestaat uit leden namens de vennootschappen en leden namens werknemers en gepensioneerden. Het bestuur beraadt zich nog over zijn uiteindelijke gewenste omvang. Statutair is vastgelegd dat het bestuur bestaat uit 6 tot 10 leden. Er is daarbij sprake van een gewogen stemverhouding zodat de leden namens de ondernemingen net zo veel stemmen hebben als de leden namens werknemers en gepensioneerden tezamen. De Nederlandsche Bank heeft daarmee ingestemd. In 2014 heeft het bestuur afscheid genomen van de heer Breek die tot 16 mei 2014 interim voorzitter was. De heer Pieters heeft per die datum de voorzittershamer van de heer Breek overgenomen. Vanwege het beëindigen van zijn arbeidscontract met C&A legt de heer Deen zijn bestuursfunctie per 1 juli 2015 neer. Inmiddels is er een opvolger door de werkgever voorgedragen, de heer Eggenkamp. De heer Eggenkamp zal in 2015 aanvankelijk meedraaien als aspirant bestuurslid. Ook de heer Ten Brink zal zijn bestuursfunctie neerleggen en wel per het einde van 2015. De opvolging zal in 2015 geregeld worden. De eerste bestuurstermijn van de heer Van Engers loopt per 1 januari 2015 af. In de bestuursvergadering van 12 december 2014 is de heer Van Engers herbenoemd als bestuurslid voor een periode van 4 jaar. De samenstelling van het bestuur per 31 december 2014 is als volgt: Namens de vennootschappen: Mr. Th. M. van den Bosch R. Deen R. Mol Drs. G.J.M. Pieters
Namens de deelnemers en gepensioneerden: Mevrouw Mr. N.A.L.C. van Bergen Drs. F.A.M. ten Brink (namens gepensioneerden) Mr. J.H.M. Duindam (namens gepensioneerden) J.P.M. van Engers Drs. J.K.F. Grizell
7
Dagelijks Bestuur Het dagelijks bestuur (DB) is belast met de dagelijkse leiding van het pensioenfonds en wordt gevormd door de voorzitter, de directeur en een tweede bestuurslid. De taken en werkwijze van het Dagelijks Bestuur zijn vastgelegd in het ‘Reglement Dagelijks Bestuur’. Bestuurscommissies Het bestuur heeft een vijftal permanente bestuurscommissies, te weten voor: audit & compliance, beleggingen, communicatie, integraal risicomanagement en pensioenen. De commissies bestaan uit ten minste twee bestuursleden en eventueel een externe adviseur. De commissies worden ondersteund door de directeur of een beleidsmedewerker werkzaam bij het pensioenbureau. De commissies hebben de taak de besluitvorming binnen het bestuur voor te bereiden, de voorstellen binnen het bestuur toe te lichten en toe te zien op de aan de commissies toegewezen deelterreinen. De taken en werkwijze van de commissies zijn vastgelegd in het “Reglement Commissies Bestuur”. De personele invulling van de commissies per 31 december 2014 is als volgt: Dagelijks Bestuur
N.A.L.C. van Bergen Th. M. van den Bosch F.A.M. ten Brink R. Deen J.H.M. Duindam J.P.M. van Engers J.K.F. Grizell R. Mol G.J.M. Pieters
Pensioen commissie
Beleggingscommissie
Integraal risico management
Audit & Compliance
X
Communicatiecommissie
X X X
X X X
X
X
X X
X X
X
X
X
Verantwoordingsorgaan Begin 2014 is besloten het verantwoordingsorgaan terug te brengen van zes naar drie leden. Mevrouw Hagers en de heer Reijven hebben binnen het afgeslankte verantwoordingsorgaan ruimte gegeven aan de heren Van der Tol en Schrauwen. Op 6 februari 2014 is afscheid genomen van mevrouw Hagers en de heer Reijven. Het bestuur van de Vereniging van Gepensioneerden Provisum (VVGP) heeft op 13 maart 2014 de heer Van der Windt benoemd als lid van het verantwoordingsorgaan namens gepensioneerden. Een oordeel van het verantwoordingsorgaan over het handelen van het bestuur in 2014 treft u in dit jaarverslag aan. De samenstelling van het verantwoordingsorgaan ziet er per 31 december 2014 als volgt uit: Namens de vennootschappen: E.J.M. Schrauwen Namens de deelnemers: R.J. van der Tol Namens de gepensioneerden: D. van der Windt (voorzitter) Visitatiecommissie In de loop van 2014 heeft de heer Nijman zich teruggetrokken uit de visitatiecommissie vanwege een structureel gebrek aan tijd. Zijn opvolger, de heer Slager, is met ingang van 1 september 2014 toegetreden tot de visitatiecommissie. De visitatiecommissie heeft over de periode 1 september 2013 tot 1 september 2014 een onderzoek gedaan naar het functioneren van het bestuur. De bevindingen van de visitatiecommissie zijn in dit jaarverslag opgenomen. De samenstelling van de visitatiecommissie ziet er per 31 december 2014 als volgt uit: C.C. van der Sluis RA CPC (voorzitter) Prof. Dr. A. Slager RBA Mevrouw Mr. M. Meijer-Zaalberg
8
Pensioenbureau Het bestuur laat zich in de uitoefening van zijn taken bijstaan door het pensioenbureau onder leiding van een directeur. De directeur wordt benoemd door het bestuur. De medewerkers van het pensioenbureau zijn in dienst van één van de aangesloten vennootschappen. Per 31 december is de bezetting als volgt: Mevrouw R.M. Bakker-Vreeburg Mevrouw Drs. N. Endema Mr. E.A.F.J.M. Linthorst (directeur) Mevrouw M. Onrust
Mevrouw D.E.M. Roodt H.C.A. Spitteler H. van Unen H.J. Vogelzang
Vermogensbeheer Anthos Asset Management B.V.
Compliance Officer Mr. Drs. J.B.D. Trimpe Burger MBM
Chief Risk Officer Dr. F.L.J. Vos
Certificerend Actuaris Aon Hewitt Consulting C.V.: Drs. A.C. Herlaar, Actuaris AG
Adviserend Actuaris Aon Hewitt: Ir. M.J.M. Pernot Actuaris AG
Accountant Ernst & Young Accountants LLP: N.M. Pul RA
9
VERSLAG VAN HET BESTUUR OVER 2014 Bestuursvergaderingen Het bestuur kwam in het verslagjaar 2014 acht keer in een bestuursvergadering bij elkaar. In de vergaderingen is vooral aandacht besteed aan:
ALM- studie en aanpassing Strategische Asset Allocatie Op basis van de in 2013 uitgevoerde ALM-studie heeft het bestuur in de vergadering van 7 maart 2014 een nieuwe Strategische Asset Allocatie vastgesteld. Meer hierover in de toelichting op het beleggingsbeleid.
Opstellen beleid Het bestuur heeft in 2014 het beloningsbeleid, uitbestedingsbeleid en diversiteitsbeleid vastgesteld.
Vastlegging nieuwe governance structuur Om de nieuwe governance structuur in het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfonds vast te leggen zijn de statuten aangepast en zijn er reglementen voor het DB, de commissies en het verantwoordingsorgaan vastgesteld.
Opstellen regelingen Het bestuur heeft in 2014 een klachten- en geschillenregeling en een klokkenluidersregeling vastgesteld.
Toekomst pensioenfonds DNB heeft Provisum, per brief van 21 november 2013, aangemerkt als mogelijk kwetsbaar pensioenfonds en gevraagd na te denken over de toekomst. Het bestuur heeft een analyse gemaakt en deze besproken met DNB. Op basis van het gevoerde gesprek met DNB en de financiële positie en het herstellend vermogen van het pensioenfonds heeft het bestuur geconcludeerd dat geen extra aandacht nodig is en het pensioenfonds niet kwetsbaarder is dan andere fondsen.
Risicomanagement In 2014 heeft het bestuur meerdere malen aandacht besteed aan het onderwerp risicomanagement. Er is een start gemaakt met het aanpassen van het risicobeheersingsplan, te beginnen met het door de verschillende commissies herijken en scoren van de risico’s en beheersingsmaatregelen.
Beleggingen Het pensioenfonds heeft in 2014 haar vermogensbeheerkosten over 2013 laten benchmarken door een extern bureau, CEM. De uitkomsten van dit onderzoek worden vermeld in de toelichting op de beleggingen. Voorts heeft het bestuur in het afgelopen jaar het beleid inzake verantwoord beleggen herijkt en vastgelegd in het document ‘Verantwoord beleggen’. Daarnaast is het beleggingsstatuut herzien. Eind 2014 is het bestuur een nieuwe overeenkomst met AAM overeengekomen. Het gewijzigde beleggingsstatuut is als bijlage bij de overeenkomst opgenomen.
Aanpassing pensioenregelingen De wijzigingen in de fiscale regelgeving (Witteveen II) zijn uitgebreid besproken met de sociale partners. Dit heeft geleid tot aanpassing van de pensioenregelingen. Deze wijzigingen zijn vastgelegd in de reglementen, Abtn en in de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever.
Wet aanpassing financieel toetsingskader Om meer inzicht te krijgen in het nieuw financieel toetsingskader (nFTK) is hierover met medewerking van de adviserend actuaris van Provisum in september 2014 een aparte middag georganiseerd voor de bestuursleden, de leden van het verantwoordingsorgaan en de medewerkers van het pensioenbureau. Daarnaast is de nieuwe regelgeving in meerdere bestuursvergaderingen besproken en heeft deze geleid tot een vernieuwde discussie over ambitie, risicohouding en het te hanteren premiesysteem. De eind 2014 voorlopig vastgestelde ambitie en risicohouding hebben als inputvariabelen gediend voor een analyse van de gewenste premiesystematiek binnen het nFTK. In 2015 zal deze analyse onderdeel van overleg zijn met de sociale partners in combinatie met de onderwerpen ambitie en risicohouding.
Indexatie en premie In de laatste vergadering van 2014 heeft het bestuur de indexatie vastgesteld voor 2015 onder voorbehoud dat er zich geen bijzondere omstandigheden zouden voordoen voor 1 januari 2015. Deze bijzondere omstandigheden
10
hebben niet plaatsgevonden waarmee de indexatie van 1,05% definitief is geworden. Wat betreft de premie is besloten om de kostendekkende premie nog vast te stellen op basis van het toen geldende FTK.
Naast de acht bestuursvergaderingen en de aparte middagsessie in het kader van het nFTK heeft een tweedaagse bijeenkomst plaats gevonden in juni. Tijdens deze tweedaagse bijeenkomst is onder andere meer in detail gesproken over risicomanagement en heeft een zelfevaluatie van het bestuur plaatsgevonden.
Evaluatie van het functioneren van het bestuur Bestuurders dienen te voldoen aan geschiktheidscriteria waarmee zij hun taken en verantwoordelijkheden op adequate wijze kunnen invullen zodat een beheerste en integere bedrijfsvoering van het pensioenfonds wordt bewerkstelligd en dat het bestuur als geheel ‘in control’ is. De geschiktheidscriteria zijn vastgelegd in het ‘Plan van aanpak geschiktheid’. De deskundigheid van de individuele bestuursleden wordt elke 2 jaar getoetst. Daarnaast voert het bestuur eenmaal per jaar een zelfevaluatie uit van het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden. Bij de zelfevaluaties van het bestuur wordt de inschakeling van een externe partij wenselijk geacht, omdat daarmee de objectiviteit wordt verhoogd en het kan helpen om de discussies open en gestructureerd te voeren. Tijdens de tweedaagse bijeenkomst in 2014 heeft er een zelfevaluatie plaatsgevonden onder leiding van de heer Breek. Het bestuur is van mening dat - kijkend naar de wijze waarop de besluitvorming tot stand komt en de wijze waarop derden (visitatiecommissie, verantwoordingsorgaan, actuaris, accountant, adviseurs) het bestuur kwalificeren - er voldoende competenties aanwezig zijn om het pensioenfonds naar behoren te kunnen besturen. Wet aanpassing financieel toetsingskader In aanloop naar de invoering van het nFTK per 1 januari 2015 heeft het bestuur in 2014 veelvuldig stilgestaan bij de gevolgen van het nFTK. Zij heeft hiertoe een aparte werkgroep ingericht om de gevolgen in kaart te brengen. Bij het opmaken van dit jaarverslag is gebruik gemaakt van de in 2014 geldende rentetermijnstructuur van DNB. Ook bij de in 2014 genomen beslissingen omtrent premie en indexatie voor 2015 is nog uitgegaan van de in 2014 van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Code pensioenfondsen Op 1 juli 2014 is de door de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid (StAR) opgestelde Code pensioenfondsen in de Pensioenwet verankerd. De Federatie en de StAR beogen met de Code de verhoudingen binnen het pensioenfonds en de communicatie met de belanghebbenden transparanter te maken en bij te dragen aan het versterken van ‘goed pensioenfondsbestuur’. De Code pensioenfondsen is door het bestuur omarmd. De meeste normen en gedragsregels die in de Code zijn genoemd, zijn in 2014 al vastgelegd in de procedures en fondsdocumenten. De normen en gedragsregels uit de code die per 31 december 2014 nog niet worden toegepast zijn in onderstaande tabel opgenomen.
Nummer 3
Onderwerp Missie, visie en strategie
42
Melding onregelmatigheden
Afwijking De missie, visie en strategie worden in veel fondsdocumenten omschreven maar niet als zodanig genoemd. Het bestuur is inmiddels akkoord gegaan met een expliciete tekst voor de missie en visie. Deze is opgenomen in dit jaarverslag en zal in meerdere fondsdocumenten en op de website opgenomen worden. Begin 2015 heeft het bestuur het integriteitsbeleid en een incidentenregeling vastgesteld. Een klokkenluidersregeling was reeds aanwezig.
11
Nummer 64
Onderwerp Intern toezicht
65 t/m 71
Diversiteit
Afwijking De maximale termijn (8 jaar) van betrokkenheid van leden van de visitatiecommissie aan het pensioenfonds zal nog in de statuten vastgelegd worden. Dit is nu alleen contractueel vastgelegd (maximaal 3 jaar met een eenmalige verlenging). Het bestuur heeft in 2014 het diversiteitsbeleid vastgesteld. Bij het verantwoordingsorgaan is de diversiteit nog een punt van aandacht.
Diversiteitsbeleid Bij de samenstelling van het bestuur als geheel speelt diversiteit een belangrijke rol. Diversiteit verbreedt de horizon en komt het functioneren ten goede. Hierbij gaat het niet alleen om de diversiteit naar deskundigheidsgebieden en competenties, maar ook om diversiteit naar geslacht en leeftijd. Het bestuur streeft er naar om minimaal een persoon jonger en een persoon ouder dan 40 jaar en minimaal een man en een vrouw in het bestuur te hebben. Het bestuur heeft deze uitgangspunten vastgelegd in het diversiteitsbeleid. Eind 2014 bestaat het bestuur uit acht mannen en één vrouw. Eén bestuurslid is jonger dan 40 jaar. Voor wat betreft het bestuur zijn de gestelde doelen in het diversiteitsbeleid gehaald. In het verantwoordingsorgaan hadden eind 2014 alleen mannen van boven de 40 jaar zitting. Inmiddels is begin 2015 één vrouw van boven de 50 jaar toegetreden tot het verantwoordingsorgaan. De leeftijdsopbouw is nog een aandachtspunt bij het verantwoordingsorgaan.
Uitbesteding Het bestuur is zich er terdege van bewust dat processen kunnen worden uitbesteed maar dat de eindverantwoordelijkheid bij het bestuur ligt. Het beleid inzake uitbestedingen is in 2014 vastgelegd in het uitbestedingsbeleid van het pensioenfonds. Het belangrijkste proces dat het bestuur heeft uitbesteed, is het vermogensbeheer dat verzorgd wordt door Anthos Asset Management B.V. (AAM). De door AAM gerealiseerde beleggingsrendementen worden vergeleken met door het bestuur vastgestelde benchmarks. Het bestuur bespreekt periodiek de gerealiseerde beleggingsresultaten met de vermogensbeheerder. Daarnaast vindt er frequent overleg plaats over allerlei lopende zaken. Ten aanzien van het toezicht op het uitbestedende proces van vermogensbeheer aan AAM heeft de bestuurscommissie Audit & Compliance de mogelijkheden onderzocht om meer in control te zijn op de interne beheersing van dit proces bij AAM. Inmiddels zijn de belangrijkste beheersmaatregelen bij AAM geïdentificeerd en moet nog afgestemd worden wie van buiten de AAM-organisatie de juiste werking van deze beheersmaatregelen het beste zou kunnen onderzoeken in opdracht van het bestuur. Eén en ander zal in de loop van 2015 verder vorm krijgen In 2014 is er een nieuwe uitbestedingsovereenkomst met AAM afgesloten. Daarnaast zijn er ook met andere derde partijen zoals Robeco en Ordina (hosting administratiesysteem) uitbestedings- en service level overeenkomsten opgesteld.
Uitvoering van de pensioenregeling Als leidraad voor de uitvoering van de pensioenregelingen door Provisum geldt de tussen bestuur en onderneming afgesloten uitvoeringsovereenkomst. De uitvoeringsovereenkomst wordt afgesloten voor een jaar. Voor het jaar 2015 zijn partijen een nagenoeg ongewijzigde uitvoeringsovereenkomst overeengekomen. De (administratieve) uitvoering van de pensioenregelingen vindt plaats door medewerkers van het pensioenbureau. Zij maken hierbij gebruik van het pensioenadministratiepakket Conpackage dat in 2015 vervangen zal worden door Axylife. In 2014 heeft het bestuur het proces van overgang naar Axylife nauwlettend gevolgd. Dit is tevens een belangrijk aandachtspunt in 2015 omdat Axylife dan volledig geïmplementeerd moet zijn.
Uitvoeringskosten Het bestuur van Provisum heeft veel aandacht voor de kosten van het beheer van het pensioenfonds en de uitvoering van de regelingen. Het bestuur werkt met een jaarlijkse begroting van de uitvoeringskosten en wordt ten minste op half jaarlijkse basis geïnformeerd over de werkelijke kosten ten opzichte van de begroting en de kostenprognose voor het lopende jaar.
12
De kosten verbonden aan de pensioenuitvoering bedragen € 2,1 miljoen (2013: € 2,1 miljoen). Verdeeld over het aantal deelnemers en pensioengerechtigden van het pensioenfonds komt dit neer op € 321,- per deelnemer (2013: € 333,- per deelnemer). De bovengenoemde kosten omvatten alle uitvoeringskosten van het pensioenfonds behalve de kosten van het vermogensbeheer. De kosten van het vermogensbeheer zijn gerelateerd aan de omvang van het vermogen en bedroegen 0,78% (0,81% in 2013) van het belegde vermogen per ultimo 2014. Deze kosten worden in het beleggingsresultaat verwerkt en zijn verder uitgewerkt in de toelichting op het beleggingsbeleid.
Beloningsbeleid De bestuursleden ontvangen een beloning voor de door hen aan het pensioenfonds bestede tijd. Hiertoe heeft het bestuur in 2014 nieuw beleid geformuleerd. De totale beloning voor het gehele bestuur over 2014 bedroeg € 104.859,1 (2013 : € 166.984,-). De daling vindt vooral zijn oorzaak in de beëindiging van het interim voorzitterschap van de heer Breek in mei 2014.
Klachten- en geschillen In 2014 heeft het bestuur de klachten- en geschillenregeling aangepast. In de regeling is opgenomen hoe een deelnemer een klacht kan indienen, waarover geklaagd kan worden en hoe een klacht wordt behandeld. Aan de regeling is aandacht besteed in een Pensioenbericht. Tevens is deze gepubliceerd op de website van Provisum. In 2014 zijn er geen klachten ontvangen en/of geschillen ontstaan.
Communicatie Het doel van de communicatie is het pensioenbewustzijn van de deelnemers te vergroten. Provisum wil dat deelnemers weten hoeveel pensioen ze kunnen verwachten. Het gaat dan niet alleen om kennis van de pensioenregeling maar vooral ook om bewustwording van de impact van wijzigingen in de privésituatie of de loopbaankeuzes. Daarnaast is in 2014 veel aandacht uitgegaan naar communicatie over de aanpassing van de pensioenregelingen als gevolg van de verdere fiscale beperkingen per 1 januari 2015 (Witteveen II). Hierover is een extra Pensioenbericht uitgebracht, zijn de brochures en de website aangepast en zijn er enkele voorlichtingsbijeenkomsten gehouden. Met behulp van externe deskundigen is de leesbaarheid van de Pensioenberichten vergroot en is er een start gemaakt met de in 2015 te lanceren nieuwe website. Om de communicatie-uitingen van het pensioenfonds te toetsen en verdere behoeften te peilen is in 2014 een deelnemerspanel gevormd en is een enquête onder actieve deelnemers gehouden.
Integriteit Op grond van de Pensioenwet draagt het bestuur zorg voor een integere bedrijfsvoering. De volgende maatregelen dragen hiertoe bij: de gedragscode, de klokkenluidersregeling, het beloningsbeleid, de klachten-en geschillenregeling en de aanwezigheid van de compliance officer. In aanvulling op deze bestaande maatregelen heeft het bestuur begin 2015 een overkoepelend integriteitsbeleid en een incidentenregeling vastgesteld. Gedragscode Op de leden van het bestuur, het verantwoordingsorgaan, het pensioenbureau en de compliance officer is een gedragscode van toepassing. Deze code heeft tot doel het voorkomen van (de schijn van) verstrengeling van belangen van het pensioenfonds en privébelangen en het voorkomen van ongeoorloofde handelingen, zoals fraude, misbruik van voorkennis, koersmanipulatie enz. De compliance officer houdt toezicht op een goede naleving van de code. In de gedragscode wordt binnen de onder de code vallende personen onderscheid gemaakt tussen insiders en overige verbonden personen. Met ingang van 1 januari 2015 is een gewijzigde gedragscode van toepassing. In deze gewijzigde gedragscode zijn de directeur en de leden van de beleggingscommissie van het pensioenfonds alsmede de compliance officer aangewezen als insiders. Voor insiders gelden aanvullende gedragsbepalingen, waaronder de meldplicht betreffende hun privé-beleggingstransacties. Op deze meldplicht wordt toegezien door een externe partij, 1
In het verslag over 2013 zijn de kosten van het verantwoordingsorgaan ad € 4.298,- meegenomen in de totale bestuursbeloning, t.w. € 171.282,-). Deze kosten over 2014 (€ 4.641,-) zijn nu opgenomen onder ‘Controle en toezicht overig’.
13
Compliance & Legal Consultancy Services (CLCS), die rapporteert aan de compliance officer. Er zijn in 2014 geen onregelmatigheden geconstateerd.
Toezicht Toezicht door De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) In de Pensioenwet is geregeld dat DNB belast is met het materieel en het prudentieel toezicht, waaronder het toezicht op de financiële gang van zaken. In het verslagjaar heeft Provisum naast de standaardrapportages en self assessments op verzoek van DNB ook een analyse gestuurd over de kwetsbaarheid en de toekomstbestendigheid van het pensioenfonds. Naar aanleiding hiervan heeft een overleg tussen het Dagelijks Bestuur van Provisum en DNB plaatsgevonden. Het bestuur heeft uit de analyse en het gesprek daarover met DNB de conclusie getrokken dat mede gezien de financiële positie en de herstelkracht van het pensioenfonds, Provisum niet kwetsbaarder is dan andere pensioenfondsen en derhalve voor dit onderwerp geen additionele aandacht nodig is. De kosten van het toezicht door DNB worden door de pensioenfondsen gedragen. Voor het jaar 2014 is € 62.431,- aan het pensioenfonds in rekening gebracht (in 2013: € 65.821,-), welke kosten zijn opgenomen in de kostendekkende premie. In het verslagjaar zijn door DNB geen boetes of dwangsommen opgelegd. Evenmin is een aanwijzing gegeven als bedoeld in artikel 171 van de Pensioenwet of een bewindvoerder aangesteld als bedoeld in artikel 173 van de Pensioenwet. Toezicht door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) Op grond van de Pensioenwet is AFM belast met het gedragstoezicht. Dit betreft het toezicht op de naleving van normen ten aanzien van de voorlichting aan deelnemers en het begrenzen van hun beleggingsvrijheid bij eigen beleggingskeuzes. Daarnaast is AFM op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) belast met het effecten typisch gedragstoezicht. In 2014 heeft er geen mondeling of schriftelijk overleg met AFM plaatsgevonden. Er is geen sprake geweest van boetes, dwangsommen of andere sancties van AFM. De kosten van het toezicht door AFM worden door de pensioenfondsen gedragen. Voor het jaar 2014 is € 4.561,- aan het pensioenfonds in rekening gebracht (2013: € 3.664,-).
14
VOORUITBLIK 2015 Wet aanpassing financieel toetsingskader Op 1 januari 2015 is het nFTK in werking getreden. Hieronder treft u een overzicht van de belangrijkste wijzigingen aan. Beleidsdekkingsgraad Pensioenfondsen moeten minder afhankelijk worden van dagkoersen. Daarom wordt de beleidsdekkingsgraad ingevoerd. Dat is het 12-maands gemiddelde van de dekkingsgraad. Alle beleidsmaatregelen moeten worden gebaseerd op deze beleidsdekkingsgraad. Eén herstelplan De herstelsystematiek verandert. In plaats van het korte- en langetermijnherstelplan komt er één herstelplan van maximaal 10 jaar. Jaarlijks wordt het lopende herstelplan geëvalueerd. Het resterende tekort (ten opzichte van de vereiste dekkingsgraad) mag dan weer in maximaal 10 jaar worden weggewerkt. Hierdoor wordt de herstelperiode langer. Dit is voordelig voor gepensioneerden; tekorten kunnen over een langere periode worden gespreid. Korting Korting blijft een laatste noodmaatregel. Als de beleidsdekkingsgraad vijf jaar lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad en de actuele dekkingsraad ook lager is, dan dient het fonds maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat de feitelijke dekkingsgraad direct weer op of boven het niveau van het minimaal vereist vermogen komt te liggen. De feitelijke dekkingsgraad kan op het gewenste niveau worden gebracht door bijvoorbeeld een directe eenmalige korting. Daarnaast is het toegestaan om een reeks van maximaal 10 in de tijd gespreide onvoorwaardelijke nominale kortingen te introduceren die direct in de voorziening pensioen verplichtingen worden verwerkt. Tijdens herstel mag het risicoprofiel van de beleggingen niet vergroot worden. De eis dat de premie tijdens een dekkingstekort moet bijdragen aan het herstel komt te vervallen. Toeslagverlening Pensioenfondsen mogen minder snel indexeren; dit kan pas vanaf een beleidsdekkingsgraad van 110%. Er wordt nagegaan of dezelfde mate van indexatie ook in de toekomst kan worden gefinancierd. Het eigen vermogen boven 110% moet voldoende zijn om alle toekomstige toeslagen op hetzelfde niveau te kunnen financieren. Dit bij een rekenrente van maximaal 7% (rendement op aandelen). Voor een gemiddeld fonds betekent dit dat volledige indexatie pas mogelijk is bij een beleidsdekkingsgraad van ongeveer 130%. Inhaalindexatie Inhaalindexatie kan pas onder voorwaarden worden toegekend. De reguliere indexatie moet hiervoor in de toekomst volledig kunnen worden verleend uit het aanwezige vermogen; de beleidsdekkingsgraad moet hierbij boven de vereiste dekkingsgraad blijven. Van het beschikbare vermogen mag jaarlijks 20% worden gebruikt voor inhaalindexatie. Voor het ongedaan maken van kortingen gelden dezelfde voorwaarden als voor inhaalindexatie. Pensioenfondsen mogen niet meer inhalen dan de eerder gemiste toeslagen en toegepaste kortingen. Dit betekent dat deze per individu moeten worden bijgehouden. Kostendekkende premie De kostendekkende premie mag nog steeds worden gedempt op basis van verwacht fondsrendement of de 10-jaarsgemiddelde rente. Bij demping op basis van fondsrendement moet rekening worden gehouden met indexatie; er moet een opslag in de gedempte premie worden opgenomen ter grootte van het maximum van de solvabiliteitsopslag en de indexatieopslag. Deze indexatieopslag is naar verwachting het verschil tussen de premie op basis van verwacht fondsrendement en de premie op basis van een reëel verwacht fondsrendement. Dit kan bij een gemiddeld fonds leiden tot een opslag van wel 50% op de gedempte premie. Het verwachte fondsrendement wordt voor een periode van 5 jaar vastgesteld. De premie mag niet stijgen ten gevolge van een stijging van de voorziening door toegenomen levensverwachting: die moet worden meegenomen in het herstelplan of in een verlaging van de indexatie. De eisen voor premiekorting worden verzwaard en worden gelijkgesteld aan de huidige voorwaarden voor premieterugstorting.
15
Haalbaarheidstoets Er komt een jaarlijkse haalbaarheidstoets, de continuïteitsanalyse komt te vervallen. Binnen de haalbaarheidstoets is veel aandacht voor het verwachte pensioenresultaat en de risico’s. Van tevoren moet een bandbreedte voor de afwijking van het verwachte pensioenresultaat worden vastgesteld. Dit wordt afgestemd op de risicohouding van de deelnemers in het fonds. Jaarlijks moet worden getoetst of het verwachte pensioenresultaat nog aansluit bij de gewekte verwachtingen. Voor de toets wordt een uniforme scenarioset voorgeschreven. Prudent person Het risicoprofiel van de beleggingen moet aansluiten bij de risicohouding van het fonds en dit moet ook in de communicatie naar voren komen. Daarnaast moeten fondsen kwantitatieve limieten stellen. Overgangsmaatregelen De wet is in werking getreden op 1 januari 2015. Voor besluiten die in 2014 zijn genomen (bijvoorbeeld de premie 2015 en de indexatie per 1 januari 2015), mogen pensioenfondsen nog uitgaan van de in 2014 van toepassing zijnde regels. Aanpassingen in het beleggings-, premie- en indexatiebeleid, zoals vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn), dienen uiterlijk 1 juli 2015 bij DNB ingediend te zijn. De aanvangshaalbaarheidstoets dient uiterlijk 1 oktober 2015 aan DNB gerapporteerd te worden. De bestaande herstelplannen zijn per 1 januari 2015 vervallen. Als er dan sprake is van een tekort, geldt een herstelperiode van 12 jaar. Bij een tekort per 1 januari 2016 geldt een herstelperiode van 11 jaar. Vereiste dekkingsgraad Met de inwerkingtreding van het nFTK is ook de berekeningssystematiek voor de vaststelling van het vereist eigen vermogen (VEV) gewijzigd. Het uitgangspunt in zowel het FTK als het nFTK is om het VEV zodanig te bepalen dat met een zekerheid van 97,5% voorkomen wordt dat een pensioenfonds binnen een jaar minder vermogen heeft dan zijn verplichtingen. De berekeningssystematiek onder het FTK maakte dit uitgangspunt onvoldoende waar. Voorziening Pensioenverplichtingen Voor de vaststelling van de Voorziening pensioenverplichtingen is de 3-maandsmiddeling in de vaststelling van de rente losgelaten.
Consequenties nFTK voor Provisum Dit jaarverslag en de beslissingen inzake de premie en indexatie voor 2015 zijn nog gebaseerd op het ‘oude’ FTK, zoals deze gold in 2014. Wanneer bij de berekening van de financiële situatie per eind 2014 het nFTK wordt toegepast bedraagt de aanwezige dekkingsgraad 119,8% en de beleidsdekkingsgraad 124,6% (eind april 2015: 123,1%). De vereiste dekkingsgraad bedraagt eind 2014 onder het nFTK 121,2%. Dit betekent dat naar de stand primo 2015 ook onder het nFTK geen sprake is van een tekort. Wat betreft de bepaling van de premie en de toeslagverlening in de toekomst zal het bestuur in 2015 samen met sociale partners de financiële opzet verder uitwerken. Dit betreft de premiesystematiek, risicohouding en ambities. Vervolgens zal het verantwoordingsorgaan haar advies uitbrengen over de financiële opzet.
Risicomanagement In 2014 heeft het bestuur veel aandacht besteed aan risicomanagement. Hiervoor heeft Provisum de commissie Integraal Risicomanagement (IRM) in het leven geroepen. In 2015 ontwikkelt het pensioenfonds een dashboard waarop de belangrijkste risico’s integraal worden weergegeven en resulteert de herijking van de risicoanalyse in een geactualiseerd risicobeheersingsplan.
Uitvoering Aan de uitvoeringskant is in 2015 de definitieve implementatie van het nieuwe pensioenadministratiesysteem, Axylife, gepland.
16
Communicatie In 2015 worden de gevolgen van de Wet Pensioencommunicatie in kaart gebracht voor Provisum. Deze wet treedt per 1 juli 2015 in werking. Bij het ontwerpen van de nieuwe website van Provisum, die halverwege 2015 wordt gelanceerd, wordt rekening gehouden met vereisten uit de Wet Pensioencommunicatie. De mogelijkheden voor een eigen pensioenplanner worden in 2015 onderzocht.
17
RESULTAAT EN ONTWIKKELING DEKKINGSGRAAD Het resultaat van Provisum bedraagt € 15,9 miljoen (2013: € 76,9 miljoen). De algemene reserve ( = eigen vermogen) nam daarmee toe van € 251,4 miljoen eind 2013 tot € 267,3 miljoen per ultimo 2014. Het vereist eigen vermogen bedraagt eind 2014 € 192,8 miljoen. Het aanwezige eigen vermogen heeft zich gedurende het jaar 2014 niet onder het vereiste niveau bevonden. Provisum startte het jaar met een dekkingsgraad van 125,6%. Ultimo 2014 bedroeg de dekkingsgraad 124,4%, een daling van 1,2%-punt. De daling kan als volgt worden verklaard.
Toelichting: •
Premie Provisum kent een kostendekkende premie op basis van koopsommen. Dat wil zeggen dat de premie onder andere bestaat uit de actuariële kosten van de nieuw opgebouwde aanspraken in het betreffende jaar plus een opslag berekend op basis van het percentage vereist eigen vermogen. Over 2014 was dat een opslag van 15,3%. Er worden derhalve nieuwe rechten toegevoegd met een dekking van 115,3%. De effectieve dekkingsgraad, aan het begin van het jaar, 125,6%, lag hier boven, zodat het effect van de kostendekkende premie op de dekkingsgraad een licht verlagend effect had.
•
Vrijval op uitkeringen Het pensioenfonds kende als uitgangsituatie een dekkingsgraad van 125,6%. Dat betekent dat binnen het pensioenfonds voor iedere €100,- aan verplichtingen € 125,60 aan bezittingen aanwezig was. Het verschil van € 25,60 is het eigen vermogen van het pensioenfonds. Door de jaarlijkse uitkeringen reduceert het bedrag van de verplichtingen en bezittingen met hetzelfde bedrag, waardoor het eigen vermogen beschikbaar blijft voor een kleiner bedrag aan verplichtingen. Het effect hiervan bedraagt 1,1%-punt positief op de dekkingsgraad.
•
Indexatie Op 1 januari 2015 zijn de uitkeringen en premievrije aanspraken verhoogd met 1,05%. Voor zover deze verhoging betrekking heeft op voorwaardelijke indexatierechten leidt dit tot een verhoging van de verplichtingen zonder dat daar een toename van de bezittingen tegenover staat. Hierdoor neemt het eigen vermogen af, hetgeen in 2014 heeft geleid tot een daling van de dekkingsgraad met 0,3%-punt. Het effect op de dekkingsgraad met betrekking tot de indexatie waarop een garantie rust is verderop weergegeven onder ‘Vrijval op indexatie’.
•
Renteontwikkeling De verplichtingen worden vastgesteld met een wettelijk voorgeschreven rekenrente gebaseerd op de rentetermijnstructuur die maandelijks wordt gepubliceerd door De Nederlandsche Bank (DNB), de 3-maandsgemiddelde
18
Ultimate Forward Rate. Deze rente is in 2014 gedaald. Dit heeft een verhoging van de pensioenverplichtingen van bijna € 171,7 miljoen veroorzaakt. Het effect daarvan op de dekkingsraad bedraagt 18,7%-punt negatief. •
Rendement vastrentend en zakelijke waarden Het rendement over de beleggingen bedroeg in 2014 13,6% (zie onder ‘Beleggingen’). De benodigde één jaars (reken)rente bedroeg 0,35%. Het (over)rendement dat ten goede komt aan de dekkingsgraad bedraagt daarmee 13,25% hetgeen een positief effect op de dekkingsgraad heeft van 16,5%-punt.
•
Vrijval op indexatie Voor alle aanspraken die zijn opgebouwd tot en met het jaar 2000 is binnen het pensioenfonds een jaarlijkse indexatie van 3% meegefinancierd. De indexatie per 1 januari 2015 bedraagt 1,05%, zodat 1,95% (€ 12,0 miljoen) van deze verplichtingen vrijvalt. Conform de uitvoeringsovereenkomst komt deze vrijval, mits aan een bepaalde voorwaarde inzake de hoogte van de dekkingsgraad is voldaan, in mindering op de premie van 2015. Deze vermindering wordt gereduceerd tot € 7,3 miljoen omdat er sprake is van een minimaal te betalen premie in 2015 ten bedrag van € 4,7 miljoen. Het positieve effect van deze vermindering van de vrijval op de dekkingsgraad bedraagt in 2014 0,6%-punt.
•
Mutatie (correctie) overlevingstafels De VPV wordt vastgesteld op basis van de prognosetafel 2014. Daarnaast wordt er een correctie op de algemene overlevingstafels vastgesteld die is gebaseerd op het specifieke bestand van het pensioenfonds. Deze correctie was voor het laatst in 2010 vastgesteld. Over 2014 heeft de vaststelling van de correctie op de tafel opnieuw plaatsgevonden. Deze bleek kleiner dan de vorige correctie. Gezamenlijk zorgen deze correcties voor een verlaging van de VPV van € 18,8 miljoen. Het effect van de aanpassing van de correctie op de overlevingstafels bedraagt 2,5%-punt positief op de dekkingsgraad.
•
Kruisverbanden en overig De weergegeven effecten zijn alle vastgesteld vanuit de startpositie De bovengenoemde effecten hebben echter ook onderling effecten op elkaar. Het totaal daarvan (kruiseffecten) bedraagt 3,1%-punt. Als post ‘overige’ resteert 0,4%-punt positief. Dit betreft posten als: winst/verlies op sterfte en arbeidsongeschiktheid, het effect van inkoop van rechten uit de premieregelingen en waardeoverdrachten.
19
BELEGGINGEN Beleggingen voor risico van het fonds Strategische asset allocatie Per 1 april 2014 is voor Provisum een nieuwe geactualiseerde Strategische Asset Allocatie (SAA) van toepassing. In onderstaande tabel zijn de toepasselijke nieuwe SAA wegingen gerecapituleerd, met ter vergelijking tussen haakjes de voorgaande SAA wegingen en de actuele positie ultimo boekjaar: positie per
Strategische bandbreedtes Beleggingscategorieën
minimum %
neutraal %
maximum %
31-12-2014 %
31-12-2013 %
Obligaties return
5,0 (5,0)
15,0 (15,0)
25,0 (25,0)
12,0
14,9
20,0 (25,0)
25,0 (30,0)
30,0 (35,0)
25,4
26,1
Obligaties credits
0,0 (0,0)
5,0 (5,0)
10,0 (10,0)
4,4
6,9
Obligaties high Income
0,0 (0,0)
5,0 (0,0)
10,0 (0,0)
6,6
-
Aandelen
15,0 (17,5)
25,0 (27,5)
35,0 (37,5)
27,5
31,3
Onroerend goed
5,0 (10,0)
10,0 (12,5)
15,0 (15,0)
8,4
9,6
Grondstoffen
0,0 (2,5)
5,0 (5,0)
10,0 (7,5)
4,6
2,8
Hedgefondsen
5,0 (2,5)
10,0 (5,0)
15,0 (7,5)
11,0
7,2
Liquiditeiten en overig
0,0 (0,0)
0,0 (0,0)
5,0 (5,0)
0,1
1,2
Obligaties matching
Rekening houdend met de doelstelling, de risicoruimte van het pensioenfonds en de verwachte middellange termijn beleggingsrendementen voor de diverse beleggingscategorieën is uit het SAA optimalisatieproces een licht gewijzigde strategische normweging voortgevloeid. Zo is: • de strategische range voor het duration matchingpercentage verlaagd van 50-70% naar 40-60%. Als gevolg hiervan is de weging van de obligatie matching portefeuille iets verlaagd (van neutraal 30% naar 25% per 1 april 2014), • de categorie obligaties high income (50% global high yield en 50% emerging market debt) met ingang van 1 april 2014 toegevoegd aan de beleggingscategorieën waarin Provisum belegt (neutrale weging 5%), • de weging voor hedgefondsen verhoogd (neutraal was 5%, met ingang van 1 april 2014 10%) en • de neutrale weging voor onroerend goed en aandelen met 2,5% verlaagd. De redenen voor deze aanpassingen zijn dat, door de gedaalde lange rente, het renterisico voor Provisum kleiner is dan in het verleden en de kans op een stijging van de rente in de komende jaren is toegenomen. Door het verlagen van de weging van de matching portefeuille met 5% ten gunste van high income obligaties is het rente inkomen van Provisum toegenomen. De verhoging van de weging in hedgefondsen met 5% ten koste van aandelen en onroerend goed biedt de portefeuille meer mogelijkheden om in te spelen op wisselende omstandigheden op de financiële markten. Binnen de kaders van het lange termijn strategisch beleggingsbeleid zoals hierboven beschreven wordt jaarlijks in het jaarbeleggingsplan het korte termijn beleggingsbeleid vastgelegd, waarbij rekening wordt gehouden met de actuele economische vooruitzichten en verschillende mogelijke economische scenario’s. Voor de verschillende onderscheiden mogelijke scenario’s is reeds nagedacht hoe in die omstandigheden de samenstelling van de beleggingen zou kunnen worden aangepast binnen de bandbreedte van de SAA rekening houdend met de toepasselijke risicoruimte. Het scenario met de hoogste waarschijnlijkheid is het Centraal Scenario. Dit scenario kenmerkt zich op hoofdlijnen door de volgende eigenschappen: • De structurele problemen van vergrijzing, lage productiviteitsgroei en schuldencrisis blijven alom aanwezig in de OESO. • De economische groei blijft in alle regio’s teleurstellend laag. • Desondanks neemt de groei in de wereldeconomie iets toe. • Het monetaire beleid van de ECB en Bank of Japan (BoJ) blijft per saldo ruim, de FED en Bank of England gaan naar verwachting het beleid verkrappen. • Zowel de inflatie als de kapitaalmarktrente zullen naar verwachting in de loop van 2015 een bodem vinden (zie verder onder “Vooruitzichten 2015”).
20
Terugblik 2014 De grootste verrassingen van 2014 bleken niet de economische groeicijfers te zijn, hoewel de groei in de meeste landen iets lager (in Japan flink lager) uitpakte dan eind 2013 gemiddeld gezien nog was verwacht. De eerste grote verrassing lag bij de rente op staatsobligaties in de VS en de eurozone. Waar gezien de voortgaande gematigde economische groei verwacht mocht worden dat de rente vanaf historisch lage niveaus wat verder zou stijgen (na de stijging in 2013), daalde deze juist in het verslagjaar. In de eurozone zelfs naar nieuwe laagterecords mede dankzij een tegenvallend economisch herstel, een dalende inflatie en een veranderend monetair beleid van de ECB. Een andere grote verrassing was de ineenstorting van de olieprijzen zonder dat er sprake was van een wereldrecessie en ondanks opgelopen spanningen in het Midden-Oosten. Het aanbod van olie was ruim, terwijl de vraag onder druk stond. Uiteindelijk lijkt de wereldeconomie in 2014 op ongeveer hetzelfde groeipercentage als in 2013 (+2,6%) te zijn uitgekomen. De groei in de VS was solide en met 2,4% iets hoger dan in 2013 (2,2%). De hoop van velen dat de VS over heel 2014 uiteindelijk eens beduidend boven de 2%-2½% groei van de afgelopen jaren zouden komen, kwam echter niet uit. De particuliere consumptie werd onder andere ondersteund door een positieve werkgelegenheidsontwikkeling, lagere benzineprijzen en verbeterde huishoudfinanciën. Bedrijfsinvesteringen trokken aan, maar minder dan historisch gezien verwacht mocht worden bij de sterke winsten die Amerikaanse bedrijven lieten zien. De investeringsgroei daalde bovendien in de loop van het jaar, met name in de (schalie)olie- en gasindustrie als reactie op de sterk gedaalde energieprijzen. Positief was dat de fiscale politiek minder een rem op de groei vormde. De groei in de eurozone was weliswaar per saldo positief maar beperkt. Duitsland had daarbij de sterkste groei sinds 2011. Dit is vooral te danken aan de particuliere consumptie, gestimuleerd door een verdere daling van de werkloosheid. De ontwikkelingen in Frankrijk en Italië vielen tegen, waarbij Italië opnieuw in een recessie belandde. Het lukte deze landen niet om met hervormingen de dynamiek van hun economieën te verbeteren. Daarentegen wisten periferielanden als Spanje en Portugal wel van een verbeterde concurrentiepositie te profiteren. Er zijn in 2014 belangrijke stappen gezet voor de voltooiing van een Europese bankenunie. De uitslag van de stresstest van de banken in oktober gaf geen grote negatieve verrassingen. Japan kwam in de loop van het verslagjaar voor de vierde keer binnen zes jaar in een economische recessie. Dit is vooral te wijten aan de btw-verhoging in april 2014. De regering had ten onrechte ingeschat dat de eerdere positieve effecten van Abenomics, het stimuleringsprogramma van premier Shinzo Abe, voldoende ruimte zouden bieden om de overheidsfinanciën te verbeteren. Als reactie kwam de regering met aanvullende stimuleringsmaatregelen en beloofde de BoJ het programma van kwantitatieve verruiming verder voort te zetten. Structurele hervormingen, de derde pijler van Abenomics, zijn grotendeels uitgebleven in 2014. De groei in China viel in de loop van 2014 terug. De binnenlandse vraag was relatief zwak, mede door de beoogde afkoeling van de onroerendgoedmarkt die ook tot lage bouwinvesteringen leidde. Daarnaast was het exportklimaat matig. De overheid onthield zich van grote stimuleringsmaatregelen, met name vanwege zorgen over grote schulden, overcapaciteit in meerdere industrieën en een grote voorraad aan onverkochte huizen in bepaalde gebieden. De overige opkomende economieën lieten in het algemeen ook een lagere economische groei zien. 2
In de VS liep in oktober het Quantitative Easing (QE)-beleid van de FED af zonder onrust op financiële markten. Het einde van het QE-programma van de FED betekent niet dat de omvang van de obligatieportefeuille van de FED afneemt. De FED gebruikte de opbrengsten van aflopende obligaties om een gelijke positie in andere obligaties te kopen. Met de aanhoudende economische groei verbeterde ook de Amerikaanse arbeidsmarkt verder, wat leidde tot een groeiende angst dat FED de rente wel eens eerder dan aanvankelijk was verwacht zou kunnen verhogen. FED president Yellen verklaarde echter daarmee geen haast te hebben. Ondanks renteverlagingen in juni en september (naar 0,05%) en het invoeren van een negatieve rente voor deposito’s die banken bij de ECB aanhouden, was in de praktijk het beleid van de ECB per saldo niet sterk verruimend. De balans van de ECB nam namelijk af omdat banken eerdere goedkopere leningen aflosten zonder nieuwe op te nemen. Inflatie, of beter de angst voor deflatie, was een belangrijk thema in de eurozone. Alhoewel de daling van de inflatie meer aan de dalende energieprijzen dan aan een afnemende vraag te danken was en dit effect zal wegebben bij stabiele of (licht) stijgende energieprijzen, was dit – naast een zwakke economische ontwikkeling – voor de ECB aanleiding een QE-beleid aan te kondigen, te beginnen in maart 2015. Terwijl in 2013 met name het verschil in monetaire politiek (in de VS beduidend ruimer dan in de eurozone) nog leidde tot een daling van de dollar, kenmerkte 2014 zich door een sterke stijging van de dollar ten opzichte van de euro, met 2
Monetaire beleid van een centrale bank om de economie te stimuleren
21
13,9%. Deze stijging kwam met name in de tweede helft van het jaar tot stand toen de toenemende verwachting van een QE-programma van de ECB de euro verzwakte.
Nadere toelichting op de beleggingsportefeuille Naar marktwaarde was de samenstelling van de beleggingsportefeuille per 31 december 2014, met vergelijkende cijfers per 31 december 2013, als volgt (in miljoenen euro’s): Marktwaarde per 31-12
Beleggingscategorieën
2014
2013
Obligaties (excl. opgelopen rente), Return- + matching- + credits- + high income portefeuille
655,1
574,4
Aandelen
376,1
384,2
Onroerend goed
114,5
118,7
Hedgefondsen [incl. private placements resp. € 0,8 miljoen (2014) en € 1,1 miljoen (2013)]
151,8
85,4
63,4
34,4
1.360,9
1.197,1
9,5
44,6
1.370,4
1.241,7
Grondstoffen
Met beleggingen samenhangende liquiditeiten, derivaten en vorderingen/schulden TOTAAL
Als gevolg van de positieve beleggingsresultaten (€ 165,9 miljoen) aan de ene kant en de, per saldo, onttrekkingen aan het belegd vermogen aan de andere kant (€ 37,2 miljoen pensioenuitkeringen) steeg het belegd vermogen in 2014 van € 1.241,7 miljoen naar € 1.370,4 miljoen. Resultatenvergelijking Het rendement na aftrek van alle kosten over 2014 van de totale portefeuille van Provisum is uitgekomen op 13,6%. De in het rendement verdisconteerde beleggingsgerelateerde kosten worden later in dit jaarverslag in een aparte paragraaf in detail toegelicht. De totale portefeuille realiseerde over 2014 een netto outperformance van 0,1% in vergelijking tot het rendement van de benchmark die uitkwam op 13,5%. Vóór aftrek van beheerskosten (-0,2%) is een relatieve performance behaald van 0,3%. Het rendement van Provisum over 2014 kan o.a. als volgt verklaard worden door: • Een belangrijke positieve bijdrage werd gerealiseerd met de obligaties matching portefeuille: een positief rendement van 34,8%, of wel, rekening houdend met de gemiddelde weging van de matching portefeuille, een bijdrage aan het totaalresultaat van 8,2%. Dit resultaat is het gevolg van de gedurende het jaar sterk gedaalde rente, die echter ook heeft geleid tot de hogere VPV; • Vooral als gevolg van het sterker worden van de USD ten opzichte van de euro zijn de rendementen op de onderliggende investeringen (waaronder aandelen, hedgefondsen en grondstoffen) positief beïnvloed. Hiertegenover was in het boekjaar sprake van een negatieve bijdrage aan het rendement op de totale portefeuille als gevolg van de strategische valuta-afdekking (-3,3%). Deze negatieve bijdrage werd met name veroorzaakt door de sterke stijging van de USD ten opzichte van de euro (gedurende 2014 werd de USD, bijna 14% sterker ten opzichte van de euro); • De aandelenportefeuille van Provisum behaalde een hoog rendement van 19,1% wat in de totale portefeuille overeenkomt met een positieve bijdrage aan het totale Provisum rendement van 4,7%.
22
Samenvatting verloop beleggingsrendementen per beleggingscategorie in 2014
Rendement 2014 19,1 11,9 7,0 7,2
% Aandelen Obligaties return Obligaties credits Obligaties high income Onroerend goed Hedgefondsen Grondstoffen Liquiditeit en overig Resultaat voor matching en valuta-afdekking Bijdragen uit strategische risico- afdekking 1)
Obligaties matching 1) Strategische valuta-afdekking
19,6 11,5 8,4 8,1
Bijdrage aan totaal rendement 4,7 1,7 0,4 0,4
0,4 1,7 -0,3 0,0 8,9
1,5 13,3 -5,5
0,1 1,3 -0,3 0,0 8,3
34,8
8,2 -3,3 4,9
34,8
8,5 -3,3 5,2
2)
Bruto rendement Provisum Kosten beleggingsmanager + bewaarder Netto rendement, na aftrek van alle kosten, Provisum
2)
Benchmark
4,8 15,4 -4,9
Resultaat o.b.v. strategisch beleid
1)
Bijdrage aan totaal rende2) ment 4,9 1,4 0,4 0,4
13,8 -0,2 13,6
13,5
Voor obligaties matching is geen benchmark beschikbaar en is voor berekeningsdoeleinden gelijkgesteld aan het werkelijke rendement. In het rendement op totaalniveau is voor 61 basispunten aan beleggingsgerelateerde kosten in aftrek gebracht (externe management fees (37 basispunten), resultaatafhankelijke fees (9 basispunten), exploitatiekosten onroerend goed (6 basispunten) en transactiekosten (9 basispunten).
Resultaten aandelen (19,1%; benchmark 19,6%) De aandelenportefeuille van Provisum behaalde een jaarrendement, ná aftrek van alle kosten, van 19,1% (benchmark: 19,6%). De underperformance van 0,5% is vooral te verklaren door de negatieve invloed van de regionale allocatie. Gedurende het jaar is Provisum (licht) onderwogen geweest in de Verenigde Staten vanwege haar relatief hoge waardering t.o.v. de overige regio’s en (licht) overwogen in de opkomende markten (niet in de benchmark opgenomen), Japan en Europa. De Amerikaanse aandelenmarkt behaalde daarentegen, zowel in USD maar vooral in euro, een outperformance ten opzichte van aandelenmarkten in alle overige regio’s. Vooral Europa bleef scherp achter bij de benchmark (hier wordt bedoeld de MSCI World), met name in vergelijking tot de VS maar ook de rendementen van de opkomende markten bleven achter op de benchmark. De selectie van de managers is niet de oorzaak geweest van het achter blijven bij de benchmark. De meeste managers hebben goed (d.w.z. in veel gevallen beter dan hun eigen benchmark) gepresteerd. De opbrengsten uit securities lending over 2014 bedroegen afgerond € 3.000,-. Resultaten obligaties return portefeuille (11,9%; benchmark 11,5%) De obligaties return portefeuille van Provisum behaalde over 2014 een rendement van 11,9% tegenover een rendement van de benchmark van 11,5%. Hiermee behaalde Provisum derhalve een outperformance van 0,4% die vooral wordt verklaard door de positionering in Spanje en België (de benchmark voorziet in een 100% tilt naar Nederland, Frankrijk en Duitsland). In Spanje en België was Provisum per jaareinde belegd voor bijna 25%. De opbrengsten uit securities lending over geheel 2014 bedroegen afgerond € 12.500,-. Resultaten obligaties credit portefeuille (investment grade) (7,0%; benchmark 8,4%) De obligaties credits portefeuille van Provisum behaalde een jaarrendement van 7,0% (benchmark: 8,4%). De underperformance van de credits portefeuille van Provisum in 2014 (1,4%) is vooral in het laatste kwartaal ontstaan (0,7%). Met name was sprake van mindere prestaties van de twee Blue Bay fondsen waarin een short duration beleid werd gevoerd.
23
Resultaten obligaties high income portefeuille (7,2%; benchmark 8,1%) De obligaties high income portefeuille, ingevoerd met de nieuwe SAA per 1 april 2014, behaalde vanaf het startmoment een rendement van 7,2% en bleef daarmee achter op de benchmark die in de vergelijkbare periode een rendement behaalde van 8,1%. Het relatieve resultaat wordt enerzijds verklaard door achterblijvende prestaties van enkele managers die beleggen in schuldpapieren en bedrijven van Opkomende Markten (EMD) terwijl anderzijds vooral in december 2014 sprake was van oplopende spreads (tussen de bied- en laatprijzen). Aangezien de externe managers in de portefeuille waarderingen opgeven die gebaseerd zijn op biedprijzen en de benchmark waarderingen baseert op gemiddelde prijzen is in december een belangrijk deel van de uiteindelijke underperformance te verklaren. Dit herstelde zich weer in januari 2015. Resultaten onroerend goed (4,8%; benchmark 1,5%) Het rendement van het onroerend goed wordt grotendeels verklaard door de huurinkomsten uit de direct OG portefeuille (6,1%) waartegenover sprake was van negatieve waardegroei als gevolg van lagere waarderingen van 2,5%. Op het indirecte OG deel van de portefeuille droegen zowel het direct rendement (4,6%) als waarderingseffecten (5,7%) positief bij. Rekening houdend met een gemiddelde weging van 80% voor direct OG en 20% voor indirect OG komt het rendement voor de totale OG portefeuille uit op 4,8%. Het benchmarkrendement (IPD Nederland) is uitgekomen op 1,5%.De outperformance van de onroerend goed portefeuille van Provisum houdt vooral verband met de lagere afwaarderingen op winkels en bedrijfsverzamelgebouwen in de portefeuille in vergelijking tot de IPD index (afwaarderingen op winkels -2,3%, benchmark -3,6%; afwaarderingen op bedrijfsverzamelgebouwen -3,9%, benchmark -13,6%). Het direct rendement op de onroerend goed portefeuille van Provisum (6,1%) lag iets lager dan de benchmark (6,6%). Resultaten hedgefondsen (15,4%; benchmark 13,3%) De hedgefondsen portefeuille van Provisum behaalde over 2014 een rendement van 15,4% (tegenover een benchmark rendement van 13,3%). De outperformance over 2014 kan onderverdeeld worden naar een positief selectieresultaat op de onderliggende strategieën (+0,9%) waarbij vooral de (relatieve) positionering in Macro en Convertible Arbitrage strategieën positief hebben bijgedragen terwijl de positionering in Merger Arbitrage juist een negatieve impact had. Wat de manager selectie betreft kwam de belangrijkste positieve bijdrage van managers in de strategieën Relative Value Arbitrage en Event Driven met daartegenover een negatieve bijdrage van managers in de strategie Macro. Per saldo was de attributie vanuit de manager selectie 1,4% positief. Als tenslotte rekening wordt gehouden met 0,4% kosten, resteert een outperformance over 2014 van 1,9%. Van belang is nog om te vermelden dat de genoemde percentages rendementen in euro zijn. In USD uitgedrukt werd op de hedgefondsen portefeuille een rendement behaald van 1,4% (benchmark: -0,5%). Resultaten grondstoffen (-4,9%; benchmark -5,5%) De grondstoffenportefeuille van Provisum behaalde een rendement van -4,9% over 2014 en presteerde daarmee minder negatief dan de benchmark (-5,5%). Van de drie managers in de portefeuille behaalde het fonds van Goldman Sachs het minst negatieve rendement (-0,6%) en presteerde daarmee aanmerkelijk beter dan de benchmark. Het ETAP fonds van Gresham behaalde een rendement gelijk aan de benchmark (-5,5%). Het fonds van Threadneedle tenslotte bleef juist achter op de benchmark met een rendement van -8,5%. De reden van de underperformance bij Threadneedle is dat zij een te grote weging hadden (en hebben aangehouden) in de energiesector, die met name in (de laatste maanden van) 2014 sterk onder druk stond. Gegeven de wegingen is vooral de outperformance van Goldman Sachs er de oorzaak van dat de totale grondstoffenportefeuille van Provisum een outperformance realiseerde. Van belang is nog om te vermelden dat de genoemde percentages rendementen in euro zijn. In USD uitgedrukt werd op de grondstoffenportefeuille een rendement behaald van -16,5% (benchmark: - 17,0%). Strategisch beleid Naast de hiervoor beschreven rendementen op basis van tactisch beleggingsbeleid van de door AAM beheerde beleggingscategorieën heeft het bestuur strategisch beleid bepaald voor de afdekking van het rente- en valutarisico. •
obligaties matching portefeuille (34,8%) Vooral als gevolg van de gedurende het jaar voortdurende daling van de rentetermijnstructuur (over de gehele curve) werd op de obligaties matching portefeuille een sterk positief rendement behaald van 34,8%. De portefeuille bestaat louter uit langlopende staatsobligaties in Nederland, Frankrijk en Duitsland. Per jaareinde waren er geen posities in Frankrijk en bestond de portefeuille voor 69% uit Duitse staatsobligaties en voor het resterende deel uit Nederlandse staatsobligaties. De opbrengsten uit securities lending over geheel 2014 bedroegen afgerond € 117.000,-.
24
•
strategische valuta-afdekking met behulp van derivaten De strategische afdekking is gericht op het vermijden van valutarisico en derhalve niet op het behalen van valutaresultaten. De strategische valuta-afdekking van 75% van de posities in vreemde valuta, in casu de US-dollar, de Japanse Yen en het Engelse Pond heeft het fondsrendement van de stichting met 3,3% negatief beïnvloed (2013: 1,1% positief). Eind 2014 bedroeg de niet-afgedekte positie in vreemde valuta 18,6% van het totaal aan beleggingen. Voor de valuta-afdekking worden derivatenposities aangehouden in de vorm van valutatermijncontracten. Hiermee is in het verslagjaar per saldo een negatief resultaat behaald van € 44,3 miljoen. Van dit bedrag houdt € 42,4 miljoen verband met het negatief resultaat op de USD-valutatermijncontracten hetgeen werd veroorzaakt door de sterke stijging van de USD ten opzichte van de euro (gedurende 2014 werd de USD, afgerond, bijna 14% sterker ten opzichte van de euro). Het ongerealiseerde verlies ultimo 2014 ad € 5,5 miljoen is in de jaarrekening van het fonds opgenomen onder “Schulden”. Eind 2014 staan er valutatermijncontracten open voor de verkoop van USD 400,0 miljoen (€ 330,6 miljoen), GBP 17,0 miljoen (€ 21,9 miljoen) en JPY 3.500,0 miljoen (€ 24,1 miljoen).
Beleggingsgerelateerde kosten Provisum wil aan haar stakeholders transparantie bieden op het gebied van de beleggingsgerelateerde kosten. Waar van toepassing en uitvoerbaar, is aansluiting gezocht met enerzijds de ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten’ van de Pensioenfederatie, de overkoepelende belangenbehartiger van de Nederlandse pensioenfondsen en anderzijds de ontwikkelingen ten aanzien van kostentransparantie (nadere toelichtingen vanuit de toezichthouder, de brancheorganisaties, de deelnemers en het “maatschappelijk verkeer”). AAM monitort gedurende het boekjaar de ontwikkeling van de beleggingsgerelateerde kosten, reserveert tussentijds voor te verwachten management en performance fees en analyseert opvallende trends. Provisum onderscheidt de volgende relevante kostencategorieën: a. Kosten beleggingsmanager (advies- en beheer); b. Externe vaste management fees; c. Externe resultaatafhankelijke fees; d. Kosten bewaarinstelling (JP Morgan); e. Exploitatiekosten onroerend goed; f. Transactiekosten. De kosten van het jaar 2014 afgezet tegen 2013 laten het volgende beeld zien: 2014 %
In percentage van het gemiddeld belegd vermogen a. Kosten beleggingsmanager (advies- en beheer) b. Externe vaste management fees c. Externe resultaatafhankelijke fees d. Kosten bewaarinstelling (JP Morgan) e. Exploitatiekosten onroerend goed Subtotaal beleggingsgerelateerde kosten excl. transactiekosten f. Transactiekosten Totaal beleggingsgerelateerde kosten
0,17 0,37 0,09 0,00 0,06 0,69 0,09 0,78
2013 % 0,25 0,31 0,08 0,00 0,06 0,70 0,11 0,81
2014 x € 1.000 2.154 4.817 1.205 63 835 9.074 1.132 10.206
2013 x € 1.000 3.041 3.886 1.003 59 704 8.693 1.378 10.071
De totale beleggingsgerelateerde kosten (excl. de transactiekosten) komen uit op 0,69% en zijn daarmee iets lager dan de kosten in 2013. Dit wordt enerzijds verklaard door een afname van de kosten die de beleggingsmanager heeft doorbelast aan het pensioenfonds (de kosten van de beleggingsmanager zijn opgebouwd uit direct toerekenbare kosten en een aandeel in de vaste kosten op basis van het aantal productlijnen, rekening houdend met het gemiddelde belegd vermogen van het fonds). Als gevolg van de toename van het aantal door de beleggingsmanager gevoerde productlijnen is er met ingang van het boekjaar sprake van een nadere verbijzondering van de toerekening van deze kosten. Daarnaast zijn de kosten gedaald door schaalvoordelen die AAM in 2014 heeft kunnen bewerkstelligen. Hier staan hogere externe vaste management fees tegenover, voornamelijk als gevolg van de strategische uitbreiding van de beleggingscategorie hedgefondsen (de nieuwe SAA per 1 april 2014, zoals eerder in dit jaarverslag toegelicht). De transactiekosten zijn zoals invoorgaande jaren conform market practice (best estimate) gebaseerd op een onderbouwde inschatting van de deels impliciete transactiekosten en laten een daling zien van 11 naar 9 basispunten. Bij de inschatting van de transactiekosten voor obligaties (matching en return) is gebruik gemaakt van aannames. Bij de spreads (tussen de bied- en laatprijzen) is rekening gehouden met de landen waarin verhandeld is, de volumes bij aan- en verkoop en ook de looptijden waarin verhandeld is. De spreads in 2014 zijn, in het algemeen, gedaald ten
25
opzichte van de spreads in 2013; dit houdt verband met de gewijzigde marktomstandigheden. Voor wat betreft de obligaties matching portefeuille geldt dat alleen gehandeld wordt in staatsobligaties in Duitsland, Nederland en Frankrijk. De gehanteerde spreads voor de obligaties matching portefeuille en obligaties return portefeuille zijn als volgt: Duitsland, Nederland en Frankrijk: 10 basispunten bij looptijden korter dan 30 jaar en 30 basispunten bij looptijden langer dan 30 jaar Italië, Spanje en Portugal : 50 basispunten België : 25 basispunten. Bij obligaties credits en high income was sprake van eenmalige instapkosten bij managers in deze nieuwe beleggingscategorieën ad € 146.000. De transactiekosten voor aandelen zijn gebaseerd op een broker fee van gemiddeld 5 basispunten op indexproducten (ETF’s) en de transactiekosten voor direct onroerend goed zijn de daadwerkelijk gemaakte kosten voor transacties. Vooruitzichten 2015 Met de sterke daling van de euro – goed voor de export - en de duikvlucht van de olieprijzen – goed voor de particuliere consumptie - zijn de vooruitzichten voor de eurozone verbeterd. Een daadwerkelijke verruiming door de ECB kan de vooruitzichten nog verder verbeteren door verdere koopprogramma’s ter verruiming van de kredietverlening door de banken, overigens zonder dat de groei uitbundig zal worden vanwege de structurele problemen. Beter zou zijn dat landen die zich dat kunnen veroorloven – zoals Duitsland - de binnenlandse economische groei stimuleren en voor de langere termijn dat landen als Frankrijk en Italië tot substantiële hervormingen komen. Binnen de OESO blijven de vooruitzichten voor de VS verreweg het best. Hoewel de VS last hebben van de lage olieprijzen bij de schaliegas-/olieproductie hebben de lage olieprijzen een gunstig effect op de koopkracht van Amerikaanse consumenten. Per saldo hebben de lage olieprijzen voor de VS als geheel een positief effect. Een negatieve factor is wel de duurdere dollar voor de Amerikaanse export. In het globale klimaat van een in het algemeen nog steeds gematigde groei en overcapaciteiten zal de inflatie naar verwachting ook in 2015 beperkt blijven. Op termijn kan deze wel toenemen als beleidsmakers verder inzetten op het stimuleren van de vraag of olieprijzen stijgen. In de VS zou, gezien de voortgaande economische groei, een stijging van de 10-jaars rente op overheidsobligaties niet onlogisch zijn. Zeker als de Fed begint met het geleidelijk normaliseren van de beleidsrente. Maar er zijn meerdere factoren die tegen een sterke stijging pleiten. Zo is de Fed weliswaar gestopt met QE, maar worden aflopende obligaties nog steeds vervangen door andere obligaties, waardoor de hoeveelheid opgekochte obligaties gelijk blijft. Terwijl de Fed als grootste opkoper van overheidsobligaties is weggevallen, blijft de vraag bij andere beleggers nog voldoende en is het aanbod van nieuwe overheidsobligaties door de verbeterde overheidsfinanciën beperkt. De vooralsnog lage inflatie pleit ook niet voor een sterke stijging van de Amerikaanse lange rente. In de eurozone lijken hogere rentes vooralsnog vrijwel uitgesloten gezien de omvang van de obligaties die de ECB en centrale banken van de individuele lidstaten elke maand moeten opkopen (€ 60 mrd) volgens het QE programma van de ECB. Maar dit wil niet zeggen dat obligatiekoersen in de eurozone volledig ongevoelig zullen zijn voor eventuele renteverhogingen door de Fed in de VS. Een andere factor die tegen een hogere rente pleit is dat ook in de eurozone de inflatie vooralsnog beperkt lijkt te blijven. Geopolitieke risico’s zijn moeilijk te voorspellen, zoals 2014 weer eens heeft aangetoond. Maar het is wel duidelijk dat deze in 2015 niet zullen verminderen en invloed op het sentiment van consumenten en producenten zullen hebben en tot onrustige periodes op de financiële markten kunnen leiden. De historie heeft echter geleerd dat effecten veelal voor de korte termijn zijn, afhankelijk van de reactie van beleidsmakers. Dat gezegd hebbende is wel duidelijk dat “geopolitics is back”, in de zin dat er in verschillende gebieden in de wereld sprake is van landen die hun macht, invloed en/of grondgebied willen uitbreiden en er een nieuwe machtsbalans gevonden moet worden. Voorbeelden zijn de Zuid-Chinese Zee, het Midden-Oosten en Rusland. Wat Rusland betreft heeft Europa hardhandig moeten leren dat het idee dat conflicten via dialoog op te lossen zijn niet altijd meer opgaat. De huidige geopolitieke spanningen kunnen wel een negatieve economische rol spelen bij de globalisering indien conflicten leiden tot langdurige boycotten, invoerrestricties en/of sancties (zoals in het geval van het conflict met Rusland). Overige ontwikkelingen Verantwoord beleggen Provisum en zijn beleggingsmanager zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid richting milieu en maatschappij en zullen zich blijven inspannen om dit bewustzijn te integreren in de selectie van haar beleggingen, waarbij controversiele beleggingen worden gemeden. Daarbij moet worden aangetekend dat een deel van de beleggingen van Provisum bestaat uit indirecte beleggingen, hetgeen wil zeggen dat Provisum niet altijd de volledige controle heeft over de keuze van de onderliggende beleggingen; immers de externe beleggingsfondsen bepalen in welke bedrijven wordt belegd en index-producten weerspiegelen soms simpelweg de gehele markt. De portefeuillemanagers nemen de uitsluitingen in
26
acht, maar kunnen realistisch gezien niet altijd garanderen dat hun volledige beleggingsportefeuille te allen tijde vrij is van beleggingen die in principe uitgesloten zijn. Stembeleid Het belang van Provisum in de ondernemingen waarvoor gebruik gemaakt wordt van het stemrecht bedroeg per einde 2014 afgerond € 42,0 miljoen, ofwel afgerond 11% van de totale waarde van de aandelenbeleggingen. Voor de overige aandelenbeleggingen kan niet door of namens Provisum worden gestemd (belangen in beleggingsfondsen). Gezien het grote aantal aandelen en het feit dat verreweg het grootste deel van de ondernemingen waarin belegd is buiten Nederland ligt, maakt Provisum voor de uitoefening van het stemrecht gebruik van een hierin gespecialiseerde corporate governance service provider International Shareholder Services (ISS). In 2014 is op 96 aandeelhoudersvergaderingen namens Provisum gestemd. Op de bewuste aandeelhoudersvergaderingen dienden de aandeelhouders zich uit te spreken over 1.389 agendapunten. Ten aanzien van 96 daarvan heeft Provisum tegen gestemd (dit betreft met name ongewenste overnamevoorstellen, ongewenste benoeming of beloning van bestuurders en ongewenste beschermingsconstructies) en bij 24 agendapunten heeft Provisum zich van stemming onthouden. CEM kostenvergelijkingsonderzoek In 2014 heeft Provisum haar vermogensbeheerkosten op basis van cijfers van het boekjaar 2013 door een extern bureau (CEM Benchmarking Inc.) laten benchmarken tegen een groep van 37 Nederlandse pensioenfondsen. De uitkomsten van deze rapportage gaven aan dat het kosten niveau van Provisum licht boven een door CEM berekende kosten benchmark lag (3 basispunten, 79.6 bp vs 76.2 bp), waartegenover een hoger beleggingsrendement (4,1% vs 1,4%), een hogere actieve bijdrage van de vermogensbeheerder (1,0% vs 0,2%) en een lager risicoprofiel van de beleggingen (volatiliteit 5,7 vs 7,1) stond. Het bestuur van Provisum heeft besloten om dit kosten benchmarking onderzoek in de loop van 2015 over het boekjaar 2014 te herhalen.
27
Beleggingen voor risico van de deelnemer Algemeen De B excedent regeling en de vrijwillige aanvullende regeling zijn beschikbare premieregelingen. Deze pensioenregelingen zijn verzekerd bij Provisum. Provisum heeft de beleggingen ondergebracht bij Robeco binnen het ‘Flexioen’ product. Het risico van deze beleggingen ligt bij de deelnemer. De gestorte bedragen uit premie of waardeoverdracht worden belegd in één van de 10 hierna weergegeven beleggingsmixen. Daarbij geldt het zogenaamde life cycle beginsel. Naarmate de deelnemer dichter bij de pensioendatum komt, wordt er in een minder risicovolle beleggingsmix belegd. Hierdoor verkrijgt de deelnemer naarmate de pensioendatum dichterbij komt meer zekerheid over de hoogte van de pensioenuitkering die hij kan verwerven met het opgebouwde kapitaal. De deelnemer heeft de mogelijkheid om af te wijken van de mix die hoort bij zijn of haar ‘horizon’ (tijd tot de geplande pensioendatum). Men kan een volledige ’vrije mix’ kiezen, maar is daarbij wel gebonden aan de fondsen die het bestuur heeft geselecteerd voor de adviesmixen. In deze gevallen maakt Robeco een beleggersprofiel op en informeert betrokkene met betrekking tot de adviesmix behorend bij zijn profiel. Het pensioenfonds kent een zorgplicht ten aanzien van de beleggingen voor risico van de deelnemers. Het bestuur vult deze zorgplicht onder meer in door: • selectie en evaluatie van de mixen en de fondsen die daarvan deel uitmaken; • vorm geven aan de mogelijkheden van eigen beheer; • toezien op de navolging van de procedures bij eigen beheer door Robeco; • toezien op het volgen van het service level agreement door Robeco. Resultaten De rendementen van de mixen lopen uiteen van 19,9% voor de mix voor de oudste deelnemers, die profiteerden van een hoog percentage obligaties in de mix, tot 10,1% voor de categorie deelnemers tussen 37–46 jaar. Het gemiddelde rendement over de hele portefeuille bedroeg 12,2%. De verdeling van de rendementen over de verschillende mixen, de betrokken kapitalen per mix, de rendementen van de verschillende beleggingsfondsen en hun benchmarks zijn hieronder weergegeven in het van Robeco ontvangen overzicht.
Leeftijd
<27
27-36
37-46
47-51
52-56
57-58
59-60
61-62
63-64
65-66
kapitaal
Horizon
>40
31-40
21-30
16-20
11-15
9-10
7-8
5-6
3-4
1-2
x € 1000
Mix Beleggingsfondsen Aandelen Emerging Markets Property Equities Vanguard global stocks Robeco. Eur. Cons. Eq. Alternatief Sarasin Commodities Obligaties Rorento High Yield Bonds Rorento DH Eur Vanguard 20+ (inkoopbeschermer) Robeco Euro bonds IHHI (inflatiebeschermer)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
15% 5% 40% 15%
15% 5% 35% 15%
15% 5% 25% 15%
10% 5% 20% 15%
5% 5% 15% 15%
10% 15%
10% 10%
10%
10%
10%
10%
10%
5%
5%
10% 5%
10% 10%
10% 20%
10% 25%
10% 25%
5% 20%
30%
30%
35%
35%
1.005,6 2.925,6
4,04% 7,22%
2,48% 7,26%
5%
15%
35%
40%
45%
45%
50%
1.647,1 33,13%
**
5%
5%
10%
10%
10%
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
0,5
70,1
484,3 1523,1
329,8
212,9
Kapitaal
Vrije mixen 489,5
100%
100%
100%
5%
191,0 3582,1 3380,9 2117,7
5% 10%
5% 5%
5%
benchmark
1.087,5 12,78% 11,38% 493,3 30,54% 30,10% 2.379,8 19,35% ** 1.747,9 2,40% 6,84% 917,0 -16,90% -17,81%
Rendement * 12,07% 11,42% 10,12% 10,46% 12,14% 16,94% 17,76% 19,55% 19,23% 19,92% Benchmark 12,12% 11,51% 10,28% 10,77% 12,57% 17,44% 18,39% 20,23% 19,84% 20,53% * de rendementen in de mixen zijn berekend zonder rekening te houden met stortingen en onttrekkingen. ** bij de Vanguardfondsen zijn enkel netto rendementen beschikbaar.
28
rendement
178,2 11,12% 11,10%
12.382,0
PENSIOENEN Pensioenregelingen In 2014 voerde Provisum vijf pensioenregelingen uit, te weten: Pensioenregeling A2001 De ‘Pensioenregeling A2001’ is een eindloonregeling met een pensioenleeftijd van 60 jaar. Deze regeling kent uitsluitend nog gepensioneerden en premievrije deelnemers (slapers). Pensioenregeling A2006 De ‘Pensioenregeling A2006’ is een eindloonregeling met een pensioenleeftijd van 67 jaar. Het opbouw percentage bedraagt 1,9% per jaar (vanaf 1 januari 2015: 1,657%). Deze regeling omvat een nabestaandenpensioen op opbouwbasis. De pensioenregeling kent voorts een WIA excedent pensioen en premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. In deze regeling treden geen nieuwe deelnemers meer toe. Door de deelnemers wordt niet bijgedragen in de premie. Pensioenregeling B Nieuwe deelnemers komen in de ‘Pensioenregeling B’. Dit is een geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 67 jaar. Het opbouwpercentage is 1,85% (vanaf 1 januari 2015: 1,78%) en de toetredingsleeftijd is 20 jaar. Naast ouderdomspensioen wordt ook nabestaandenpensioen op opbouwbasis opgebouwd (70% van het ouderdomspensioen). De pensioenregeling kent een premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. Deze regeling biedt een pensioenopbouw over een pensioengevend jaarsalaris tot het maximum loon voor de sociale verzekeringen € 51.414,- in 2014 (in 2015 € 51.976,-). Door de deelnemer is een eigen bijdrage verschuldigd van 2% van de pensioengrondslag. Pensioenregeling B excedent De B excedent regeling is een beschikbare premieregeling die van toepassing is voor zover deelnemers in de B regeling een hoger pensioengevend jaarsalaris hebben dan het maximum loon voor de sociale verzekeringen, € 51.414,- in 2014 (2015: € 51.976,-). De pensioenregeling B is de basisregeling voor deze excedent regeling en beide vormen samen een zogenaamde hybride regeling (gedeeltelijk op basis van een uitkeringsovereenkomst, gedeeltelijk op basis van een premieovereenkomst). De excedent regeling kent een nabestaandenpensioen op risicobasis. Tevens is een WIA excedent pensioen en premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid verzekerd. De werkgever betaalt hiervoor separaat de premies en de uitvoeringskosten aan Provisum. De bedragen van de beschikbare premiestaffel komen daarmee volledig ten goede aan het beleggingstegoed van de deelnemer (een zogenaamde ‘nettostaffel’). De beleggingen zijn ondergebracht bij Robeco. De deelnemer draagt het volledige beleggingsrisico. Het bestuur heeft in het kader van zijn zorgplicht een life cycle systematiek vastgelegd maar de deelnemer kan hier van afwijken en heeft hierdoor bij de beleggingen een mogelijkheid van ‘eigen beheer’. De deelnemer kan op pensioendatum met het kapitaal pensioen aankopen in de B regeling bij Provisum (‘de basisregeling’) of bij een verzekeraar naar keuze. Aanvullende vrijwillige pensioenregelingen In het A2006 reglement en het B reglement is de mogelijkheid opgenomen van een vrijwillig aanvullend pensioen. Deze vrijwillige aanvullende regelingen kennen evenals de excedentregeling als basis een premieovereenkomst. Provisum berekent per deelnemer de maximale vrijwillige premiebijdrage (verschil tussen de fiscaal toegestane pensioenopbouw en de pensioenopbouw onder de regeling van het pensioenfonds). Voor de beleggingen geldt hetzelfde als is uiteengezet bij de B excedentregeling. De deelnemer moet op pensioendatum, of bij eerder ontslag, met het kapitaal pensioen aankopen bij Provisum. Hier geldt niet de mogelijkheid tot ‘shoppen’ bij andere pensioenverzekeraars zoals die bij de B excedentregeling geldt. Dit verschil met de excedentregeling bestaat vanwege de extra voorwaarden die gelden voor vrijwillige regelingen in het kader van afbakening van de werkingssfeer van pensioenfondsen en verzekeraars.
Indexatie Pensioenregeling A2001, A 2006 en B kennen: • Een onvoorwaardelijke indexatie na ingang van het pensioenrecht ter grootte van de prijsontwikkeling tot 3% voor
29
•
•
alle aanspraken/rechten die zijn opgebouwd tot en met het jaar 2000. Voor de prijsontwikkeling geldt de prijsindex voor consumenten, niet afgeleid, als bepaald door het CBS over de maanden november tot en met oktober van het voorafgaande jaar . Een voorwaardelijke indexatie van de pensioenrechten en premievrije aanspraken op basis van de prijsontwikkeling voor de pensioenaanspraken en pensioenrechten opgebouwd vanaf het jaar 2001 en voor indexatie van de ingegane pensioenen boven 3%. Voor de prijsontwikkeling geldt dezelfde prijsindex als voor de onvoorwaardelijke indexatie. Pensioenregeling B kent een voorwaardelijke indexatie van de opgebouwde aanspraken op basis van de loonindex. Als loonindex geldt de ontwikkeling van de salarissen van het winkelpersoneel van C&A Nederland. Deze indexatie wordt betaald uit de premie.
Bestanden en bestandsontwikkeling Aantallen deelnemers 2014 De verdeling van de deelnemers over de regelingen is als volgt: Regeling
actieven 2014 A2001
2014
2013 -
pensioengerechtigden 2014 2013
slapers 2013
1.416
-
2.369
1.475
Totaal 2014 3.785
2.399
2013 3.874
A2006
345
359
185
184
78
64
608
607
B
3.356
3.462
1.783
1.668
237
184
5.376
5.314
Totaal waarvan tevens in: B excedent regeling
3.701
3.821
3.384
3.327
2.684
2.647
9.769
9.795
140
126
33
27
-
-
173
153
Vrijwillige regeling
478
472
-
-
-
-
478
472
Mutatieoverzicht (ex-)deelnemers Het verloop over 2014 per categorie is als volgt: Alle regelingen
actieven
slapers
pensioengerechtigden OP
Stand per 31 december 2013 Nieuwe deelnemers Vertrek met premievrije aanspraak Vertrek zonder premievrije aanspraak * Waardeoverdracht Ingang pensioen
3.821
3.327
288
8
88
-513
-54
113
24
5
5
-70
-18
-17
-3
9.795
513
-116 -59 -59 -6
-9
20
15
Afkoop/Afloop
-6
-349
* **
Totaal
Ex-partner
2.263
Bijzonder NP **
Stand per 31 december 2014
WP
560
Overlijden
Mutaties per saldo
NP
-2
-120
57
26
3
3
5
3.701
3.384
2.289
291
11
93
Betrokken deelnemers bleven meestal onder het franchise niveau; Gescheiden partner van een actieve deelnemer of een slaper.
30
9.769
Langjarig overzicht bestanden
4.500 4.000 3.500 3.000
Actieven
2.500 Slapers
2.000 1.500
Gepens. 1.000 500 0
Leeftijdsopbouw bestand Gelet op het grote aantal jonge medewerkers (1.074) dat bij C&A in de winkels werkt, is het aantal deelnemers in de categorie < 30 jaar relatief groot. Als in fte zou worden gemeten zou het bestand van de deelnemers jonger dan 30 jaar aanzienlijk kleiner zijn omdat in deze categorie een groot aantal deelnemers in kleine deeltijdbetrekkingen werkt. Leeftijd
actieven
<30 jr 30-40 jr 40-50 jr 50-60 jr 60-70 jr 70-80 jr
1.074 392 859 1.023 351 2
700 491 1.051 1.020 122 0
11 0 6 37 972 1.020
0
0
638
>80 jr
slapers
pensioengerechtigden
Indexatie pensioenaanspraken en pensioenrechten per 1 januari 2015 Per 1 januari 2015 zijn de pensioenen van de gepensioneerden en slapers verhoogd met de prijsontwikkeling, 1,05% (1,56% per 1 januari 2014). Deze verhoging is toegekend voor de voorwaardelijke en de gegarandeerde rechten. Bij de beslissing tot indexatie maakte het bestuur gebruik van een staffel, waarbij de situatie ultimo oktober als peildatum wordt gehanteerd. De staffel en de procedures hieromtrent zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. Naast de indexatie van gepensioneerden en slapers wordt ook getracht de opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers aan pensioenregeling B jaarlijks te indexeren. Dit geschiedt met de loonindex, en wel op basis van de salarisontwikkeling van het winkelpersoneel van C&A Nederland. De loonontwikkeling bij C&A bedroeg per 1 januari 2015 echter 0,0% (ook 0,0% per 1 januari 2014). Op 1 januari 2015 heeft er dus geen verhoging van de aanspraken
31
van de actieven plaatsgevonden. Deelnemers en gepensioneerden van Provisum kennen geen indexatieachterstand ten opzichte van de indexatieambitie. Premie 2014 De kostendekkende premie bedroeg in 2014 € 12,9 miljoen (2013: € 14,4 miljoen). De premie is gebaseerd op koopsommen. De kostendekkende premie is samengesteld uit de volgende onderdelen. Bestanddelen premie (in € 1.000)
2014
a. koopsommen
2013
7.122
8.360
0
0
c. risicopremies
1.101
1.116
d. solvabiliteitsopslag
1.152
1.338
e. uitvoeringskosten
2.051
2.151
11.426
12.965
1.506
1.469
12.932
14.434
b. opslag toekomstige uitvoeringskosten
Totaal kostendekkende premie voor risico pensioenfonds f. beschikbare premie (voor risico deelnemer) Totaal kostendekkende premie
Toelichting • •
• • • •
De koopsommen betreffen de financiering van de in 2014 opgebouwde rechten. De verlaging van de koopsommen houdt met name verband met de verhoging van de pensioenleeftijd van 65 naar 67 jaar; De opslag voor toekomstige uitvoeringskosten bedraagt 2% van de koopsommen en dienen om de uitvoering van de regeling te kunnen continueren als de werkgever zou wegvallen. Deze opslag wordt enkel tot de kostendekkende premie gerekend voor zover de opslag hoger is dan de vrijval van uitvoeringskosten op de uitkeringen. Dit laatste is niet het geval zodat hier een nihil-uitkomst resteert; De risicopremies dekken het nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidsrisico, inclusief de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid, voor zover nog niet opgebouwd; De solvabiliteitsopslag dient voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen en is daarom gekoppeld aan de omvang daarvan; voor 2014 bedroeg deze bij Provisum ca. 15,3% (vastgesteld op basis van de stand eind 2013); De uitvoeringskosten betreffen de ‘out of the pocket’ kosten van het pensioenfonds, dus niet de kosten die in mindering komen van het (beleggings)resultaat; De beschikbare premie betreft de premie die volgens de excedentregeling en de vrijwillige regeling beschikbare premieregeling moet worden afgedragen; de risico-elementen daarin voor nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen zijn opgenomen onder c.
De eigen bijdrage van de deelnemers aan de door de werkgever betaalde premie bedroeg € 0,4 miljoen (2013: € 0,4 miljoen). Premiekorting 2014 Het bestuur heeft in zijn vergadering van december 2013 besloten de vrijval die is ontstaan bij het toekennen van de indexatie van 1,56% op 1 januari 2014 ten aanzien van de voor 3% indexatie gefinancierde rechten, verrekend met de kostendekkende premie van 2014. Het betreft een bedrag van € 6,9 miljoen. In totaliteit heeft deze vermindering geen negatief effect op de dekkingsgraad. Bij deze beslissing heeft het bestuur zich, evenals bij de indexatie, gebaseerd op de financiële opzet zoals vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst.
Wijzigingen in de pensioenreglementen per 1 januari 2015 Na de wijziging in de pensioenleeftijd (van 65 naar 67 jaar) per 1 januari 2014 is er met ingang van 1 januari 2015, in het kader van de verdere fiscale beperkingen (Witteveen II), opnieuw de noodzaak om de pensioenregelingen aan te passen.
32
Pensioenregeling A2001 Geen wijzigingen. Pensioenregeling A2006 Het opbouwpercentage in de A2006-regeling is per 1 januari 2015 verlaagd naar 1,657% (was 1,9%). Dat percentage geldt ook voor de backservice. Daarnaast wordt met ingang van 1 januari 2015 de pensioenopbouw gemaximeerd op een pensioengevend salaris van € 100.000,-. Pensioenregeling B Het opbouwpercentage in de B-regeling is per 1 januari 2015 verlaagd naar 1,78% (was 1,85%). Hiertegenover staat dat de franchise omlaag is gegaan naar € 11.702,- (was € 11.972,-) waardoor over een groter gedeelte van het pensioengevend salaris pensioen opgebouwd kan worden. Pensioenregeling B excedent Voor het deel van het pensioengevend salaris boven het SV-loon, in 2015 € 51.976,- geldt een beschikbare premieregeling. Per 1 januari 2015 moesten de beschikbare premiepercentages aangepast worden in verband met fiscale beperkingen en is Provisum overgegaan op een zogenaamde 3%- staffel. De volgende percentages worden door de werkgever beschikbaar gesteld over het pensioengevend salaris boven het SV-loon: 20 – 24 jaar
6,0% (was 4,8%)
45 – 49 jaar
12,6% (was 12,9%)
25 – 29 jaar
6,9% (was 5,8%)
50 – 54 jaar
14,7% (was 15,8%)
30 – 34 jaar
8,0% (was 7,1%)
55 – 59 jaar
17,3% (was 19,5%)
35 – 39 jaar
9,3% (was 8,6%)
60 – 64 jaar
20,6% (was 24,3%)
40 – 44 jaar
10,9% (was 10,5%)
65 – 66 jaar
23,4% (was 28,6%)
Daarnaast wordt met ingang van 1 januari 2015 de pensioenopbouw gemaximeerd op een pensioengevend salaris van € 100.000,-.
33
RISICOMANAGEMENT De Pensioenwet schrijft voor dat een pensioenfonds een systematische analyse maakt van de risico’s die het pensioenfonds loopt. In 2014 heeft Provisum veel aandacht besteed aan risicomanagement. Hiervoor heeft Provisum een specifieke bestuurscommissie Integraal Risicomanagement (IRM) in het leven geroepen. De rapportages van de financiële risico’s zijn verder verbeterd en uitgebreid met een incidentenrapportage en er is een start gemaakt met de herijking van de integrale risico matrix. Integraal omdat het gaat om het management van alle verschillende risicogebieden in onderlinge samenhang. Hiertoe ontwikkelt het pensioenfonds in 2015 een dashboard waarop de belangrijkste risico’s worden weergegeven. Hieronder treft u een nadere toelichting op de voornaamste risico’s die het bestuur heeft onderkend, alsmede het beleid van het bestuur voor het beheersen van de risico’s. Het bestuur maakt onderscheid tussen financiële en niet-financiële risico’s. Financiële risico’s Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds is het financiële risico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. Indien de financiële positie zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de aangesloten vennootschappen moet verhogen, dat er geen ruimte beschikbaar is voor indexatie van de pensioenen en/of pensioenaanspraken en het risico van het korten van de pensioenaanspraken. Op basis van de standaard methodiek van de toezichthouder, leiden de financiële risico’s tot de solvabiliteitseis voor het vereist eigen vermogen. Door verzwaring van de normen, komt het vereist eigen vermogen vanaf 1 januari 2015 hoger uit (‘nFTK’). De volgende financiële risico’s worden onderscheiden: Renterisico Het risico dat bij een rentedaling de verplichtingen sneller stijgen dan de waarde van de vastrentende beleggingen. Dit wordt veroorzaakt door een verschil in de gewogen gemiddelde duration tussen vastrentende beleggingen en verplichtingen, de zogenaamde ‘duration gap’ of ‘duration mismatch’ en in hoeverre er binnen de beide posities verschillende afwijkingen zijn ten opzichte van het gewogen gemiddelde. Provisum heeft een matching portefeuille van langlopende obligaties. Deze matching portefeuille is er op gericht om, tezamen met de overige vastrentende portefeuilles, het renterisico bij aanhouding van de strategische portefeuille voor 50% (60% tot april 2014) af te dekken. Bij de tactische portefeuille kan de mate van afdekking zich tussen de 40% en de 60% (50% en 70% tot april 2014) bevinden. Bij de afdekking van het renterisico worden geen rentederivaten gehanteerd. Zakelijke waarden risico Het risico dat de waarde van de beleggingen zich negatief ontwikkelt door bewegingen in de financiële markten; bij genoteerde beleggingen ook wel koersrisico genoemd. De keuze van de strategische asset mix heeft de meeste invloed op dit prijs-/waarderisico. De strategische asset mix is tot stand gekomen op basis van een ALM-studie die driejaarlijks wordt uitgevoerd. Het pensioenfonds wijkt slechts in beperkte mate van deze strategische assetmix af. Het risico als gevolg van deze afwijking wordt beheerst door het toekennen van maximale tracking errors op de diverse beleggingscategorieën (aandelen 4%, hedge funds 3%), maar ook een maximale tracking error van 3% op de volledige portefeuille en 2% op de tactische asset-allocatie. Vanaf het vierde kwartaal 2014 is een stressmatrix opgenomen in de risicorapportage. Hierin worden de effecten zichtbaar gemaakt van een zakelijke waarden schok en een renteschok op de dekkingsgraad, rekening houdend met een strategische matching van 50%, een matching van 40% en een matching van 60%.
34
De stressmatrix van de FTK-dekkingsgraad voor zakelijke waarden/ renteschok op basis van 50% matching (op basis van de feitelijke portefeuille) ziet er ultimo 2014 als volgt uit:
zakelijke waarden schok (in %)
Stressmatrix van de FTK dekkingsgraad voor zakelijke waarden- / renteschok
40
127
131
137
143
150
158
168
180
195
30
122
126
131
137
144
152
161
172
185
20
117
121
126
131
137
145
153
163
176
10
112
116
120
125
131
138
145
155
167
0
107
111
115
119
124,4
131
138
147
157
-10
102
105
109
113
118
124
130
138
148
-20
97
100
103
107
111
117
123
130
139
-30
92
95
98
101
105
110
115
121
129
-40
87
90
92
95
99
103
107
113
120
-2,0
-1,5
-1,0
-0,5
0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
renteschok (in %)*
* in de renteschok wordt rekening gehouden met een gelijkblijvende verhouding tussen de duration van de assets en de duration van de liabilities.
Valutarisico Het risico dat wordt veroorzaakt als de waarde van beleggingen in een andere valuta zijn vastgesteld dan de verplichtingen die volledig in euro luiden. Het valutarisico ten aanzien van beleggingen in Britse ponden, US dollars of Japanse yen wordt strategisch voor 75% afgedekt met termijncontracten. Grondstoffen risico Het risico dat de waarde van de grondstoffen zich negatief ontwikkelt door bewegingen in de markt. De toevoeging van grondstoffen tot de beleggingen leidt tot een grotere diversificatie (risicoverlagend voor de portefeuille als geheel) en leidt tot betere resultaten in inflatie scenario’s. Het aandeel in de strategische asset mix bedraagt 5%. Daar wordt slechts beperkt van afgeweken. De tracking error op deze categorie bedraagt 5,5%. Kredietrisico Het risico dat een debiteur van het pensioenfonds zijn verplichtingen niet nakomt. Ten aanzien van beleggingen in vastrentende waarden zijn hier per obligatieportefeuille nadere voorwaarden gesteld. Er geldt een maximale tracking error van 2% ten opzichte van de benchmark. Verzekeringstechnisch risico Dit betreft de actuariële risico’s van lang leven, kort leven en arbeidsongeschiktheid. Het bestuur heeft gekozen voor het hanteren van de Prognosetafel AG 2014 met een op het eigen bestand van verzekerden afgestemde correctie. Het pensioenfonds houdt zodoende rekening met een in de toekomst stijgende levensverwachting. Bij het kwantificeren van het verzekeringstechnisch risico wordt rekening gehouden met het foutief inschatten van de sterftetrend en met een afwijking van sterfteverwachting vanwege een beperkte bestandsomvang. Het pensioenfonds kent een herverzekering voor kort leven en arbeidsongeschiktheidsrisico. Tot een niveau van € 400.000,- wordt het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico in eigen beheer gehouden. Indien het overlijdens of arbeidsongeschiktheidsrisicokapitaal voor een deelnemer hoger is dan € 400.000,- wordt het meerdere herverzekerd. Actief beheerrisico Dit betreft het risico dat samenhangt met het actief beheer van de beleggingen om een beter rendement te behalen dan de benchmark. Dit is gekwantificeerd op basis van de tracking error die Provisum heeft vastgesteld ten aanzien van de gehele actieve portefeuille. Diversificatie effect Doordat Provisum zijn beleggingen gespreid belegt over verschillende beleggingscategorieën treden er onder normale omstandigheden en qua vereist eigen vermogen compenserende effecten op in de bovenstaande risico’s. Daardoor is
35
het totale risico kleiner dan de som van de bovenstaande individuele risico’s. De bovenstaande risico’s leiden, op basis van de standaard methodiek van de toezichthouder, tot het vereist eigen vermogen. Deze wordt volgens twee methoden berekend, een vereist eigen vermogen op basis van de actuele dekkingsgraad (‘de toetsnorm’) en op basis van de situatie waarin ‘juist voldoende’ solvabiliteit aanwezig is (evenwichtssituatie). Deze laatste wordt zowel op basis van de werkelijke als op de strategische beleggingsmix gemeten waarbij in 2013 de hoogste van beide, en in 2014 de strategische beleggingsmix in acht wordt genomen voor de formele vraag wanneer sprake is van een reservetekort. In het beleid van Provisum, bijvoorbeeld bij het toepassen van de indexatie staffel, wordt de hoogste van de werkelijke en de strategische mix in de evenwichtssituatie gehanteerd.
Renterisico Zakelijke waarden risico Valutarisico Grondstoffenrisico Kredietrisico Verzekeringstechnisch Actief beheerrisico Diversificatie-effect (./.) Totaal Bijbehorende dekkingsgraad Aanwezig Surplus ***)
2014 Toetsnorm (€ miljoen)** 40,7 175,4 52,2 19,0 3,1 41,3 61,3 -173,7 219,3 120,0%
2014 Evenwichtssituatie (€ miljoen) 33,8 151,6 49,3 19,3 2,9 41,3 58,0 -163,4 192,8 117,6% 267,3 74,5
2013 Toetsnorm (€ miljoen)** 47,7 143,3 26,5 10,3 3,8 36,1 54,6 -143,8 178,5 118,1%
2013 Evenwichtssituatie (€ miljoen)* 45,8 126,7 29,8 7,1 3,6 36,1 14,7 -102,3 162,5 116,5% 251,4 88,9
*) in 2013 gaf de werkelijke mix de hoogste uitkomst. **) de toetsnorrm bij de werkelijke mix (deze geeft een hogere uitkomst dan de norm bij de strategische mix) ***) bij een positief getal is er geen reservetekort.
Niet ‘financiële risico’s’ De volgende niet-financiële risico’s worden onderscheiden: Omgevingsrisico Het risico als gevolg van buiten het pensioenfonds komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat. Pensioenfondsen liggen de laatste jaren onder een vergrootglas en moeten zich verantwoorden voor kosten, governance, beleggingsbeleid, etc. Het pensioenfonds anticipeert op ontwikkelingen en voert een transparant beleid uit. Operationeel risico Het risico samenhangend met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering. Dit risico wordt beperkt door beheersingsmaatregelen, periodieke rapportages en het uitvoeren van audits. Uitbestedingsrisico Het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van aan derden (al dan niet binnen een groep, al dan niet aan de sponsor) uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel, wordt geschaad. Om dit risico te beheersen, heeft Provisum conform de Pensioenwet beleid vastgesteld voor de beheersing van risico’s die samenhangen met de uitbesteding van bedrijfsprocessen. Voor het pensioenfonds bestaat het uitbestedingsrisico vooral uit het risico dat de vermogensbeheerder, AAM, niet handelt volgens het verstrekte mandaat. Om dit risico te beheersen zijn duidelijke voorwaarden contractueel vastgelegd. IT-risico Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continue of onvoldoende beveiligd worden ondersteund door IT. Om dit risico te mitigeren maakt het pensioenfonds gebruik van uitgebreide veiligheidsmaatregelen en procedures die zijn opgesteld binnen de afdeling ICT van Anthos. Integriteits- en compliance risico Het risico dat de integriteit van het pensioenfonds dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere of onethische gedragingen van de bij het pensioenfonds betrokken personen in het kader van wet- en re-
36
gelgeving en maatschappelijke en binnen het pensioenfonds vastgestelde normen. Provisum heeft een integriteitsbeleid vastgesteld waarin de maatregelen zijn vastgelegd om te voorkomen dat de financiële positie en de reputatie van het pensioenfonds wordt geschaad. Tevens is er een compliance officer die toezicht houdt op de naleving van wet- en regelgeving binnen de organisatie. Juridisch risico Het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van de rechtspositie van het pensioenfonds met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Om deze risico’s te kunnen beheersen worden in specifieke situaties juridische adviezen ingewonnen bij externen. Deskundigheid en informatierisico Het risico van ondeskundige/incapabele of niet bemande organen van het pensioenfonds of het risico dat deze organen niet adequaat van informatie worden voorzien. Om dit risico te mitigeren heeft Provisum onder andere een plan van aanpak deskundigheid opgesteld. Het bestuur is bezig met een kwantificering van deze risico’s door middel van impact en waarschijnlijkheid in kaart te brengen. In 2015 moet dit leiden tot een dashboard waarop de belangrijkste risico’s worden weergegeven en wordt voor de grootste risico’s regelmatig beoordeeld of zij passen binnen de risicoacceptatie van het fonds. Amsterdam, 12 juni 2015 Het bestuur van de Stichting Algemeen Pensioenfonds Provisum
37
OORDEEL VERANTWOORDINGSORGAAN EN REACTIE BESTUUR Verslag en oordeel van het verantwoordingsorgaan 1. Algemeen In 2014 is de samenstelling van het verantwoordingsorgaan ingrijpend gewijzigd. Het aantal leden is teruggebracht van 6 naar 3. Op 1 maart 2014 is namens de gepensioneerden de heer Dick van der Windt toegetreden, de heer Ron van der Tol bezet de werknemerszetel en de heer Egon Schrauwen is lid namens de werkgever. Het VO heeft in zijn eerste interne overleg 5 speerpunten gedefinieerd die hem het meest relevant toeschenen. De speerpunten zijn: - De implementatie van het nFTK - Plan van Aanpak van de visitatiecommissie (VC) - De vormgeving aan het risicobeleid - Het uitbestedingsbeleid - De invoering van een nieuw automatiseringspakket voor de pensioenadministratie Bovenstaande speerpunten maakten steeds deel uit van het periodieke overleg met het dagelijks bestuur (DB). Het VO heeft in het verslagjaar vier maal overleg gevoerd met het DB. Uiteraard over de speerpunten maar ook over een aantal adviesaanvragen. Met het voltallige bestuur werd driemaal overleg gevoerd. In de junivergadering over de jaarstukken. In de septembervergadering verzorgde het VO een kleine presentatie over taak en werkwijze van het VO. In december werd het VO, gelijktijdig met het bestuur geïnformeerd over het Jaarbeleggingsplan. 2. Adviesaanvragen In het verslagjaar is het VO over 5 onderwerpen advies gevraagd. 2.1 Premievaststelling 2015 Aangezien de uitvoeringsovereenkomst 2014 onverkort zou gelden voor 2015 en de premievaststellingssystematiek eveneens ongewijzigd zou blijven heeft het VO positief geadviseerd. 2.2 Klachten- en geschillen regeling Het VO juicht toe dat er een dergelijke regeling is maar stelt vast dat zijn aanbevelingen op het procedurele vlak niet zijn overgenomen. Gelijktijdig is het VO zich bewust dat het aantal klachten op de vingers van één hand zijn te tellen en derhalve het beroep op de regeling buitengewoon beperkt zal blijken te zijn. Met deze kanttekening heeft het VO positief geadviseerd. 2.3 Plan van Aanpak geschiktheid bestuur. Dit plan blinkt uit door degelijkheid en precisie. Het VO heeft positief geadviseerd. 2.4 Beloningsbeleid Provisum In zijn advisering heeft het VO aangedrongen op een meer geleidelijke invoering van het beloningsbeleid, samenhangend met het door het bestuur nagestreefde verkleining van de omvang van het bestuur. Daarnaast heeft het VO het bestuur in overweging gegeven om een deel van de vergoeding aan ieder bestuurslid te geven als compensatie voor de privétijd die aan het bestuur wordt besteed. Het bestuur heeft het advies niet overgenomen. 2.5 Reglement VO Hier spitste de discussie zich toe op de vraag hoe een onoverbrugbaar verschil van inzicht tussen VO en bestuur/DB over de interpretatie van het reglement zou moeten worden opgelost. Het VO stelde zich op het standpunt dat bij een verschil van inzicht niet één der conflicterende partijen de rol van arbiter zou moeten vervullen in casu het bestuur maar een niet aan één der partijen gebonden derde. Het bestuur heeft zijn voorstel gehandhaafd. 3. Jaarverslag Het jaarverslag is op 28 mei 2015 uitgebreid besproken met het Dagelijks Bestuur. Ook het rapport van de accountant en de rapporten van de certificerende en adviserende actuaris zijn bediscussieerd. Vragen en opmerkingen die het VO tijdens dit overleg naar voren heeft gebracht zijn afdoende beantwoord. 4. Oordeel betreffende het jaar 2014 Het VO spreekt graag zijn waardering uit voor de ruime informatievoorziening waarmee het VO in staat wordt gesteld
38
zijn taken te vervullen. De door het VO vastgestelde speerpunten zijn uitgebreid met het DB besproken en het VO spreekt zijn vertrouwen uit over de wijze waarop het bestuur vormgeeft aan deze onderwerpen. Hierbij geldt echter de kanttekening dat, naar het oordeel van het VO, bij de invoering van het nieuwe automatiseringspakket voor de pensioenadministratie de implementatieproblemen zijn onderschat. Het geheel overziende heeft het VO waardering voor de wijze waarop door het bestuur een evenwichtig beleid is gevoerd waarbij voldoende rekening is gehouden met de belangen van verzekerden, gepensioneerden en de vennootschappen.
Namens het verantwoordingsorgaan Dick van der Windt
Reactie bestuur Het bestuur heeft kennis genomen van het oordeel van het verantwoordingsorgaan over het door het bestuur gevoerde beleid. Het advies van het verantwoordingsorgaan inzake het beloningsbeleid is expliciet aan de orde geweest tijdens een bestuursvergadering. De bestuursleden hebben besloten om af te zien van een geleidelijke invoering van het beloningsbeleid en tevens besloten om geen vergoeding te ontvangen als compensatie voor privétijd. Uitgangspunt hierbij was dat bestuursleden voldoende tijd beschikbaar krijgen van de werkgever om de functie uit te kunnen oefenen. Inzake het reglement van het verantwoordingsorgaan stelt het bestuur zich op het standpunt dat het aan het bestuur is om uitleg te geven hoe artikelen in dit door het bestuur vastgestelde reglement geïnterpreteerd dienen te worden. Het bestuur dankt het verantwoordingsorgaan voor hun inzet en bijdrage aan het goede functioneren van Provisum.
39
SAMENVATTING RAPPORTAGE VISITATIECOMMISSIE EN REACTIE BESTUUR Deze rapportage bevat de bevindingen van de visitatiecommissie (hierna: de Commissie) naar aanleiding van haar onderzoek naar het functioneren van het bestuur van Stichting Algemeen Pensioenfonds Provisum (hierna: het Pensioenfonds) over de periode 1 september 2013 tot 1 september 2014. De Commissie heeft haar onderzoek in de periode september 2014 tot maart 2015 uitgevoerd. Opdracht en plan van aanpak De Commissie heeft een plan van aanpak opgesteld, waarmee het bestuur van het Pensioenfonds heeft ingestemd. Daarin heeft de Commissie haar wettelijke taak en de aanvullende opdracht van het bestuur voor 2014 vastgelegd. Naast het toezicht houden op het beleid van het bestuur, de algemene gang van zaken in het Pensioenfonds en op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur, heeft het bestuur de Commissie gevraagd om specifiek aandacht te besteden aan de volgende thema’s: • De implementatie van de (vernieuwde) governance structuur; • Actualiteit van de fondsdocumentatie; • Het systeem van risicomanagement en de risicomonitor; • Implementatie van de Code Pensioenfondsen; • Geschiktheidsplan/geschiktheidsbevordering; • ALM studie/continuïteitsanalyse, risicobereidheid en pensioenambitie. De Commissie heeft haar taak zodanig vervuld, dat het bijdraagt aan het effectief en slagvaardig functioneren van het Pensioenfonds en aan een beheerste en integere bedrijfsvoering van het Pensioenfonds. De Commissie heeft de naleving van de Code Pensioenfondsen en de Code van de Vereniging Intern Toezichthouders Pensioensector bij de uitvoering van haar taak betrokken. Op grond van de ter beschikking gestelde documenten en de gevoerde gesprekken met een delegatie van het bestuur in de functie van voorzitter, het dagelijks bestuur, (de) voorzitter van de commissie integraal risicomanagement, de beleggingscommissie, een delegatie van de commissie audit & compliance, het verantwoordingsorgaan, de chief risk officer van het Pensioenfonds, de certificerend actuaris, de externe accountant, en de directeur van het pensioenbureau is de Commissie tot de volgende bevindingen gekomen. Opvolging aanbevelingen visitatierapport 2013 De Commissie heeft geconstateerd dat het bestuur de aanbevelingen in het visitatierapport 2013 in belangrijke mate heeft opgepakt en ingevoerd. Een aantal aanbevelingen is (nog) niet opgepakt, dan wel moet nog worden doorontwikkeld. Implementatie (vernieuwde) governance structuur De implementatie van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de Code Pensioenfondsen en het op orde brengen van de statuten en de fondsdocumenten is door het bestuur voortvarend opgepakt. Het bestuur heeft de commissiestructuur herzien. Gezien de korte periode waarin deze nieuwe structuur functioneert is het verklaarbaar dat er verbeterpunten aan de orde zijn. Actualisering fondsdocumentatie en implementatie Code Pensioenfondsen Het fonds heeft in 2014 veel bereikt met betrekking tot de actualisering van de beleidsdocumentatie en de aanbevelingen van de visitatiecommissie. Er is nog achterstand in het op orde brengen van een aantal fondsdocumenten. Gedeeltelijk is dit een planningskeuze; een aantal documenten zullen in het kader van aanpassing in verband met het nFTK in 2015 wederom geactualiseerd moeten worden. Geschiktheidsplan/geschiktheidsbevordering Het fonds beschikt over een geschiktheidsplan en de Commissie heeft gezien dat de geschiktheidsbevordering in de afgelopen periode door het bestuur systematisch ingevuld is door elke bestuursvergadering een thema uit het risicomanagement aan te pakken. De nieuwe voorzitter heeft met alle bestuursleden evaluatiegesprekken gevoerd, waarin gesproken is over de individuele kennis en competenties van de bestuursleden. Voor de komende periode staat op de agenda van de voorzitter op welke wijze per bestuurslid concreet invulling gegeven kan worden aan een individueel ontwikkelingsplan. Risicomanagement en risicomonitor De Commissie merkt op dat het fonds in 2014 gewerkt heeft aan de rapportages, proces en bewustwording met betrekking tot integraal risicomanagement. Met betrekking tot de risicoanalyse vraagt de commissie aandacht voor het omgevingsrisico en de risicoanalyse voorafgaande aan grotere organisatorische wijzigingen, zoals met de
40
pensioenadministratie. Voor 2015 is de keuze voor het bestuur welk volwassenheidsniveau van risicomanagement zij wil nastreven, om zo de doorontwikkeling concrete handen en voeten te blijven geven. Belangrijk is daarbij dat de organisatie mee kan blijven groeien en acteren. In het bijzonder is de commissie audit & compliance een aandachtspunt, zij kan de rol nu (nog) niet vervullen, zoals het entameren van risico assessments. ALM studie/continuïteitsanalyse, risicobereidheid en pensioenambitie Het bestuur is van plan om in verband met de invoering van het nFTK, per 1 januari 2015, een nieuwe ALM-studie uit te voeren. In verband daarmee dient het bestuur de policy beliefs, de risicohouding van het fonds en de strategische kaders opnieuw vast te stellen. De explicitering van de risicobereidheid zal in 2015 moeten worden uitgewerkt. Het bestuur heeft aangegeven dat hiervoor beleid wordt ontwikkeld. In de ALM studie is vooral de nadruk gelegd op de lange termijn. Korte termijn schokken worden door het fonds in dit licht gezien. Op basis hiervan wordt vooral gemonitord, en in mindere mate bijgestuurd. De Commissie beveelt het bestuur aan de ingeslagen weg te volgen, en de mate van (bij) sturing verder te expliciteren. De Commissie: C.C van der Sluis RA CPC (voorzitter) Prof. Dr. A. Slager Mw. Mr. M. Meijer-Zaalberg.
Maart 2015
Reactie bestuur Als bestuur hebben wij met belangstelling kennis genomen van het rapport van de visitatiecommissie. We spreken onze waardering uit voor de gedegenheid van het rapport en voor de prettige samenwerking met de leden van de visitatiecommissie. Wij zullen de nodige aandacht geven aan de aanbevelingen en suggesties van de visitatiecommissie.
41
JAARREKENING
42
Balans per 31 december 2014 (x € 1.000) na resultaatbestemming Activa
2014 3
2013
1.360.917
Beleggingen voor risico pensioenfonds [1]
1.199.256
Beleggingen voor risico deelnemers [2]
12.382
9.786
Vorderingen en overlopende activa [3]
8.996
17.385
22.120
27.868
1.404.415
1.254.295
Liquide middelen [4] Totaal activa
Passiva
2014
2013
Stichtingskapitaal en Reserves [5]: 0
0
267.266
251.360
1.096.064
983.546
Voorziening pensioenverplichting voor deelnemers [7]
12.382
9.786
Overige schulden en overlopende passiva [8]
28.703
9.603
1.404.415
1.254.295
* Stichtingskapitaal * Reserves Voorziening pensioenverplichting voor pensioenfonds [6]
Totaal passiva
3
cijfers verwijzen naar de toelichting
43
Staat van baten & lasten 2014 (x € 1.000) Baten
2014
2013
11.426
Premies voor risico pensioenfonds [9] Premies voor risico deelnemers [10] Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds [11] Beleggingsresultaten voor risico deelnemers [12]
1.506
1.469
165.836
46.336
1.274
314
0
65.656
164
1.273
Mutatie voorziening pensioenverplichting voor risico pensioenfonds [13] Saldo overdrachten [14]
101
296
180.307
128.309
Overige baten [15] Totaal baten
Lasten
2014
Pensioenuitkeringen [16]
12.965
2013
39.729
40.123
2.051
2.151
112.518
0
Mutatie voorziening voor risico deelnemers [18]
2.596
1.822
Nog te verlenen premiekorting [19]
7.219
6.965
265
262
Pensioenuitvoeringskosten [17] Mutatie voorziening pensioenverplichting voor risico pensioenfonds [13]
Premies herverzekering minus uitkeringen [20]
23
59
164.401
51.382
15.906
76.927
Overige lasten [21] Totaal lasten Saldo van baten en lasten
Resultaatbestemming
2014 15.906
Algemene reserve
44
2013 76.927
Kasstroomoverzicht (x € 1.000) Kasstroom uit pensioenactiviteiten
2014
Ontvangen premies
2013
3.002
11.346
709
1.337
Betaalde pensioenuitkeringen
-39.729
-40.123
Betaalde waardeoverdrachten
-361
-103
Betaalde premies herverzekering
-265
-262
Betaalde pensioenuitvoeringskosten *)
-534
-532
78
237
-37.100
-28.100
Ontvangen waardeoverdrachten
Saldo overige ontvangsten(+) / uitgaven(-) Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
*) De rechtstreeks door de vennootschappen betaalde uitvoeringskosten die wel tot de kostendekkende premie behoren, zijn buiten dit overzicht gehouden omdat de geldmiddelen van het pensioenfonds hierdoor niet zijn beïnvloed.
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
2014 842.914
Verkopen en aflossingen van beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen en verstrekkingen van beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Koers- en omrekeningsverschillen op liquide middelen
Mutatie overige activa en passiva
2013 576.207
21.680
22.511
-851.749
-553.325
-3.052
-3.805
9.793
41.588
-123
-609
2014
2013
Mutatie overige activa en passiva
27.489
11.992
Bij: mutatie schuldenpositie derivaten
-5.496
1.251
-311
-6.965
Totaal kasstroom mutaties overige activa en passiva
21.682
6.278
Mutatie liquide middelen
-5.748
19.157
Stand per 1 januari
27.868
8.711
Stand per 31 december
22.120
27.868
Af: mutatie te verlenen premiekortingen
45
Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling Grondslagen voor de waardering Inleiding De gehanteerde bedragen zijn uitgedrukt in duizenden euro, tenzij anders aangegeven. In 2014 hebben zich geen stelselwijzigingen voorgedaan. De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2BW met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ), uitgegeven door de Raad van de Jaarverslaggeving. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening vereist dat het bestuur zich een oordeel vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Schattingswijziging In het verslagjaar zijn de grondslagen voor de voorziening pensioenverplichtingen aangepast. In verband met de invoering van de nieuwe Prognosetafel 2014 en ervaringssterfte per 31 december 2014 is de voorziening pensioenverplichtingen verlaagd met € 18,8 miljoen. Deze effecten zijn in de staat van baten en lasten van 2014 verwerkt. Algemene grondslagen Algemeen De beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. Cijfers ter vergelijking zijn waar nodig, voor vergelijkingsdoeleinden aangepast. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is, dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is, dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerde opgenomen financiële activa en financiële verplichting samenhangende rentebate en rentelast worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
46
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsresultaten in de staat van baten lasten opgenomen. Vreemde valuta Transacties die in vreemde valuta gedurende het boekjaar zijn afgesloten, zijn omgerekend tegen de werkelijk verrekende valutakoersen. Activa en passiva zijn omgerekend tegen de valutakoersen per balansdatum. Wisselkoersen ten opzichte van de euro: per 31-12-2014
per 31-12-2013
AUD
1,4787
1,5402
CAD
1,4016
1,4640
CHF
1,2024
1,2255
DKK
7,4464
7,4604
GBP
0,7761
0,8320
HKD
9,3838
10,6843
JPY
145,08
144,83
NZD
1,5482
1,6742
SEK
9,4726
8,8500
SGD
1,6035
1,7398
USD
1,2101
1,3779
Specifieke grondslagen Beleggingen De beleggingen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort belegging worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd. Onroerend goed De beleggingen onroerende goederen zijn gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde het geschatte bedrag waarvoor een object op balansdatum kan worden overgedragen door een bereidwillige verkoper aan een bereidwillige koper in een marktconforme transactie uitgaande van normale marktomstandigheden. Nog te maken verkoopkosten worden hierop in mindering gebracht. De waarde van het directe onroerend goed wordt jaarlijks vastgesteld door middel van taxaties door externe deskundigen op basis van de discounted cashflow methode. Als gevolg van het geringe beleggingsvolume en beperkt aantal transacties konden de externe taxateurs van de objecten hun waardebepaling slechts baseren op een beperkt aantal marktreferenties. De niet ter beurze genoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen hun actuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de onderliggende vastgoedbeleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde op basis van onafhankelijke taxatie. Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen de marktwaarde plus de lopende rente per balansdatum. Aandelen, participaties in beleggingsmaatschappijen en overige beleggingen Ter beurze genoteerde aandelen worden gewaardeerd tegen de beurskoers per balansdatum; niet ter beurze genoteerde beleggingen worden gewaardeerd tegen benaderde marktwaarde. Deze worden veelal ontleend aan opgaven van externe managers.
47
Derivaten Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. De positieve derivatenposities zijn opgenomen als een afzonderlijke categorie van beleggingen en de negatieve posities zijn opgenomen onder de schulden. De posities zijn gewaardeerd tegen benaderde marktwaarde. De op de balans weergegeven derivaten betreffen enkel valutatermijncontracten. Valutatermijncontracten worden gewaardeerd op basis van valutakoersen en referentierentes per balansdatum. Zowel de gerealiseerde als de niet-gerealiseerde waardeverminderingen en -vermeerderingen inclusief transactiekosten bij aan- en verkoop, worden ten gunste dan wel ten laste van de staat van baten en lasten gebracht. Liquide middelen Liquide middelen, kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd hebben van korter dan twaalf maanden. Voorziening voor pensioenverplichting De voorziening is gewaardeerd op actuele waarde en is gelijk aan de contante waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken. De voorziening pensioenverplichtingen is berekend met de volgende grondslagen en veronderstellingen. Daarbij is voor de bepaling van de voorziening pensioenverplichting ultimo 2014 rekening gehouden met de sterftekansen die zijn ontleend aan de door het Actuarieel Genootschap (AG) gepubliceerde prognosetafels 2014. Provisum corrigeert de prognosetafels op basis van sterftekansen van haar specifieke bestand. Dit leidt tot een hogere voorziening. In 2014 heeft een aanpassing van deze sterftekansen op basis van ervaringscijfers plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot een verlaging van de voorziening ten opzichte van 2013. Deze correctie is bepaald door AonHewitt in een rapport van 11 februari 2015, en vastgesteld door het bestuur in de vergadering van 6 maart 2015. De leeftijden per de balansdatum zijn in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld. Daarbij wordt een overblijvend gedeelte van een maand gezien als een hele maand. Voor de berekening van het nabestaandenpensioen is uitgegaan van een leeftijdsverschil tussen mannen en vrouwen van drie jaar en van de volgende gehuwdheidsfrequenties. Mannen: • •
leeftijd tussen 18 en 54 jaar 95% leeftijd tussen 55 en 65 jaar 100%
Vrouwen: • •
leeftijd tussen 18 en 54 jaar 90% leeftijd tussen 55 en 65 jaar 100%.
Bij de vaststelling van de voorziening arbeidsongeschikte deelnemers zijn, voor zover de arbeidsongeschiktheid is aangevangen na 31-12-2000, de te bereiken pensioenaanspraken in de voorziening opgenomen. Op pensioenaanspraken en –rechten opgebouwd tot en met het jaar 2000 rust een indexatiegarantie tot maximaal 3% na ingang van het pensioen. Bij de bepaling van de voorziening wordt ervan uitgegaan dat de pensioenen waarop de indexatiegarantie rust, na ingang jaarlijks met het maximum garantiepercentage van 3% worden verhoogd. Bij de vaststelling van de voorzieningen is rekening gehouden met toekomstige uitvoeringskosten van 2% (krachtens een recent bestuursbesluit worden deze uitvoeringskosten in de toekomst jaarlijks aangepast). De volledige jaarlijkse uitvoeringskosten behoren wel tot de kostendekkende premie. Verondersteld wordt dat de pensioenuitkeringen continu geschieden. De waardering van de voorziening voor risico deelnemers is gelijk aan de tegenover de voorzieningen aangehouden beleggingen. Resultaatbepaling Algemeen De resultaten op transacties worden verantwoord in het jaar waarin zij zijn gerealiseerd; verliezen reeds zodra zij voorzienbaar zijn.
48
Beleggingsopbrengsten Onder directe beleggingsopbrengsten worden begrepen de aan het verslagjaar toe te rekenen inkomsten uit beleggingen zoals dividenden, coupons, interest, (netto-)huur en dergelijke. Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen. Beide waardewijzigingen worden ten gunste dan wel ten laste van de staat van baten en lasten gebracht. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen. Onder de kosten van vermogensbeheer (beleggingskosten) worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. De kosten van het vermogensbeheer, zoals transactiekosten, provisies en custodians en externe vermogensbeheerders zijn verrekend met de desbetreffende directe en indirecte beleggingsopbrengsten. Vergoedingen voor het uitlenen van effecten worden ten gunste van de betreffende aandelen- en obligatieportefeuille gebracht. Premiebijdragen Onder premiebijdragen wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op basis van actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten Dit betreft de aan het verslagjaar toe te rekenen kosten van het pensioenbeheer (voor zover niet in mindering gebracht op de beleggingsopbrengsten) en overige kosten welke verband houden met het besturen van het pensioenfonds. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld op basis van de directe methode.
49
Toelichting op de balans (x € 1.000) [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds (boekjaar 2014)
01-01-2014
aankopen
Onroerend goed
118.691
1.279
-4.379
waardewijzigingen -1.131
Aandelen
384.229
245.532
-314.020
60.406
376.147
Obligaties
574.390
412.382
-446.463
114.814
655.123
84.362
106.534
-60.747
20.889
151.038
Hedgefondsen
verkopen
31-12-2014 114.460
Participaties in beleggingsmaatschappijen
1.051
0
0
-280
771
Derivaten
2.159
40.414
-5.191
-37.382
0
34.374
45.608
-12.114
-4.490
63.378
1.199.256
851.749
-842.914
152.826
1.360.917
0
0
0
-5.496
-5.496
1.199.256
851.749
-842.914
147.330
1.355.421
Grondstoffen Totaal beleggingen risico pensioenfonds Schuldenpositie derivaten Totaal beleggingen risico pensioenfonds incl. schuldenpositie derivaten
01-01-2013
Onroerend goed
125.078
84
-919
Aandelen
321.346
208.199
-211.099
65.783
384.229
Obligaties
637.894
251.264
-268.242
-46.526
574.390
64.230
73.261
-55.081
1.952
84.362
Hedgefondsen Participaties in beleggingsmaatschappijen Derivaten Grondstoffen Totaal beleggingen risico pensioenfonds Schuldenpositie derivaten Totaal beleggingen risico pensioenfonds incl. schuldenpositie derivaten
aankopen
verkopen
waardewijzigingen -5.552
(boekjaar 2013)
31-12-2013 118.691
1.130
-
-
-79
1.051
0
12.010
-26.257
16.406
2.159
45.472
8.507
-14.609
-4.996
34.374
1.195.150
553.325
-576.207
26.988
1.199.256
-1.251
0
0
1.251
0
1.193.899
553.325
-576.207
28.239
1.199.256
50
Bij de beleggingen kan onderscheid worden gemaakt in de ‘hardheid’ van de waardering en de inzichtelijkheid van de beleggingen. De beleggingen kunnen op basis van de Richtlijn voor de Jaarverslaggeving als volgt worden ingedeeld: genoteerde marktprijzen
31-12-2014 (x € 1.000)
afgeleid van marktnotering
Vastgoedbeleggingen
onafhankelijke taxaties 114.460
andere methode
Totaal 114.460
Aandelen
376.147
376.147
Vastrentende waarden
655.123
655.123 0
Derivaten Hedgefondsen
5.735
Grondstoffen
145.303
151.038
63.378
63.378
Overige beleggingen Totaal
31-12-2013 (x € 1.000)
1.037.005
208.681
114.460
genoteerde marktprijzen
afgeleid van marktnotering
onafhankelijke taxaties 118.691
Vastgoedbeleggingen Aandelen
384.229
Vastrentende waarden
574.390 22.871
Grondstoffen
1.360.917
andere methode
118.691 574.390 2.159
61.491
84.362
34.374 981.490
Totaal
2.159
34.374
Overige beleggingen Totaal
771
771
384.229
Derivaten Hedgefondsen
771
98.024
118.691
1.051
1.051
1.051
1.199.256
Derivaten Derivaten worden ingezet ten behoeve van risicobeheer of efficiënt portefeuillebeheer. De volgende tabel geeft inzicht in de derivatenpositie. Per 31 december 2014: Type contract:
expiratiedatum
contractomvang (notional)
actuele waarde activa
actuele waarde passiva
Valutatermijncontracten
1 april 2015
325.713.006
€ 4.904.704
Valutatermijncontracten
1 april 2015
21.620.247
€ 271.535
Valutatermijncontracten
1 april 2015
23.815.194
€ 319.535 € 5.495.983
Per 31 december 2013: Type contract:
expiratiedatum
contractomvang (notional)
Valutatermijncontracten
3 februari 2014
85.443.223
Valutatermijncontracten
3 februari 2014
17.030.067
Valutatermijncontracten
1 april 2014
209.510.913
Valutatermijncontracten
1 april 2014
22.716.404
actuele waarde activa € 598.977
€ 311.237 € 1.978.167 € 107.054 € 2.158.853
51
actuele waarde passiva
Uitlening van effecten Het pensioenfonds neemt deel aan een zogenaamd securities lending programma, waarbij effecten, onder strikte voorwaarden, voor een vastgestelde periode aan derden worden uitgeleend in ruil voor een geldende vergoeding. Ultimo 2014 bedroeg de waarde van de uitgeleende effecten € 59,5 miljoen (2013: € 89,5 miljoen). Dit betreft voor het overgrote merendeel (€ 58,7 miljoen) obligaties en voor € 0,8 miljoen aandelen. Er was onderpand verkregen ten bedrage van € 60,8 miljoen (2013: € 97,8 miljoen). [2] Beleggingen voor risico deelnemers 2014
2013
Stand einde voorgaande boekjaar
9.786
7.964
Overname en premies
1.506
1.469
-184
39
Overdracht en onttrekkingen Waardewijzigingen Stand einde boekjaar
1.274
314
12.382
9.786
5.709
4.256
917
716
5.756
4.814
waarvan: * aandelen * grondstoffen * obligaties
[3] Vorderingen en overlopende activa 2014
2013 4
5.679
7.567
9.090
Vorderingen op werkgevers
405
282
Terug te vorderen belasting
115
184
Vorderingen in verband met effectentransacties Lopende interest, huren, etc.
Overige, waaronder vooruitbetaling hedgefunds Totaal vorderingen en overlopende activa
905
2.149
8.996
17.384
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan een jaar. [4] Liquide middelen 2014 Liquide middelen ter beschikking beleggingen Liquide middelen ter vrije beschikking Totaal liquide middelen
2013
21.146
27.003
974
865
22.120
27.868
Onder de liquide middelen worden opgenomen de kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn.
[5] Reserve 2014
2013 0
0
Algemene reserve
267.266
251.360
Totaal reserve
267.266
251.360
Stichtingskapitaal
52
Verloop algemene reserve
2014
2013
Stand einde vorig boekjaar
251.360
174.433
15.906
76.927
267.266
251.360
Toevoeging/onttrekking (-) van het saldo Staat van baten- en lasten Stand einde boekjaar
Het stichtingskapitaal bedraagt € 450,- Het minimum vereist vermogen ultimo 2014 bedroeg € 45,1 miljoen (2013: € 40,6 miljoen) en het vereist eigen vermogen conform de Pensioenwet bedroeg ultimo 2014 192,8 miljoen (2013: € 162,5 miljoen). De bijbehorende dekkingsgraden zijn respectievelijk 104,1% en 117,6%. (2013 104,1 resp.116,5%). De werkelijke dekkingsgraad van 124,4% (pensioenvermogen gedeeld door de pensioenverplichtingen) is hoger, waarmee wordt voldaan aan de wettelijke eisen.
[6] Voorziening pensioenverplichting voor risico pensioenfonds 2014 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Overige technische voorzieningen voor risico pensioenfonds Totaal voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
1.094.994
2013 982.499
1.070
1.047
1.096.064
983.546
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 2,2% (2013 2,7%). Voor een verklaring van de mutatie wordt verwezen naar de toelichting mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds in de staat van baten en lasten. In het verslagjaar heeft een schattingswijziging plaatsgevonden en zijn de grondslagen voor de voorziening pensioenverplichtingen aangepast. In verband met de invoering van de nieuwe Prognosetafel 2014 en ervaringssterfte per 31 december 2014 is de voorziening pensioenverplichtingen verlaagd met € 18,8 miljoen. Deze effecten zijn in de staat van baten en lasten van 2014 verwerkt. De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds kan als volgt worden gesplitst: 2014
2013
Actieve deelnemers
264.292
222.456
Gewezen deelnemers
134.467
111.007
Pensioengerechtigden
696.235
649.036
1.094.994
982.499
Totaal
De overige technische voorzieningen hebben betrekking op een voorziening voor niet-reglementaire pensioenlasten ter grootte van € 33.647,- (2013: € 47.200,-) van inmiddels niet meer bestaande vennootschappen. Daarnaast is per 31 december 2014 een aanvullende voorziening opgenomen voor latente arbeidsongeschiktheid (€ 538.630,-) alsmede een voorziening voor latent wezenpensioen (€ 497.903,-). [7] Voorziening pensioenverplichting voor risico deelnemers 2014 Vrijwillige aanvullende regeling Excedentregeling Totaal voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
2013
5.991
5.079
6.391
4.707
12.382
9.786
Voor een verklaring van de mutatie wordt verwezen naar de toelichting mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers in de staat van baten en lasten.
53
[8] Schulden en overlopende passiva 2014
2013
Schuldenpositie derivaten
5.496
0
Schulden aan werkgevers
44
98
8
18
Schulden aan herverzekeraar
14.673
1.265
Overige schulden en overlopende passiva
1.206
1.256
Nog te verlenen premiekorting
7.276
6.965
28.703
9.602
Schulden uit hoofde van beleggingen
Totaal schulden en overlopende passiva Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan een jaar.
Niet in de balans opgenomen regelingen en verplichtingen Ontvangen of verstrekte zekerheden en garanties Er zijn ten aanzien van de huurverplichtingen van direct onroerend goed door de huurders bankgaranties verstrekt ten behoeve van Provisum, voor een bedrag van € 959.494,- (2013: € 959.180,-). Voorwaardelijke verplichtingen Per jaareinde lopen er geen juridische procedures tegen het pensioenfonds en heeft het pensioenfonds geen juridische procedures aangespannen tegenover derden.
Verbonden partijen Transacties met bestuurders Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders. Voor zover bestuurders deelnemen aan de pensioenregeling, gebeurt dit onder reguliere condities. Voor informatie over de beloning van bestuurders wordt verwezen naar de betreffende passage in het bestuursverslag. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds houdt geen beleggingen in de bijdragende ondernemingen. De bestuurders, medewerkers van het pensioenbureau, medewerkers van de vermogensbeheerder AAM, de compliance officer en leden van het Verantwoordingsorgaan nemen deel aan de pensioenregeling van het pensioenfonds onder reguliere condities.
54
Toelichting op de staat van baten en lasten (x € 1.000) [9] Premies voor risico pensioenfonds A. In rekening gebracht aan vennootschappen:
2014
2013
Periodieke stortingskoopsommen A2006-regeling coming service
1.968
2.486
Periodieke stortingskoopsommen A2006-regeling backservice
1.107
1.389
Periodieke stortingskoopsommen B-regeling coming service
4.638
5.428
Risicopremies B excedent Solvabiliteitsopslag
178
153
1.152
1.338
534
532
1.517
1.619
332
20
Totaal in rekening gebracht aan vennootschappen (vóór verminderingen)
11.426
12.965
Af: Verleende premiekorting
-6.907
0
4.519
12.965
Uitvoeringskosten betaald door het pensioenfonds Uitvoeringskosten betaald door de vennootschappen Eenmalige stortingskoopsommen
Totaal in rekening gebracht aan vennootschappen B. Niet door de vennootschappen verschuldigde koopsommen
1.376
1.675
Overdracht van derden
608
1.430
Opslag uitvoeringskosten gefinancierd door vrijval uitvoeringskosten
136
167
Verhoging ingegane pensioenen (voorwaardelijk geïndexeerd)
775
924
Inkoop van pensioenrechten gefinancierd door vrijval uit schadevoorziening
278
0
3.173
4.196
14.599
17.161
Verhoging slapersaanspraken
Totaal niet in rekening gebracht aan vennootschappen Totaal premies en koopsommen voor risico pensioenfonds (vóór verminderingen)
Of en in welke mate premies en koopsommen in rekening worden gebracht aan de vennootschappen, is geregeld in de uitvoeringsovereenkomst. Een groot deel van de uitvoeringskosten van het pensioenfonds wordt rechtstreeks betaald door de vennootschappen, die deze kosten onderling verrekenen naar rato van aantallen deelnemers. Dit gedeelte van de uitvoeringskosten behoort wel tot de kostendekkende premie, genoemd in de uitvoeringsovereenkomst, maar wordt niet door het pensioenfonds in rekening gebracht. In de voor 2014 van toepassing zijnde overeenkomst zijn vier mogelijke vormen van vermindering op de bruto premies en koopsommen opgenomen. Het betreft: een vrijval in de voorziening pensioenverplichtingen, die het gevolg is van een lagere aanpassing van de ingegane pensioenen dan 3%, een vrijval van de opslag voor (toekomstige) uitvoeringskosten ter grootte van 2% van de uitgekeerde pensioenen, een solvabiliteitskorting die maximaal gelijk is aan de verschuldigde solvabiliteitsopslag en overige premiekorting. Deze verminderingen worden slechts verleend indien en voor zover de dekkingsgraad een bepaald niveau overschrijdt. De eerste vermindering bedraagt, gezien de dekkingsgraad ultimo 2014, 74% van de vrijval. De vrijval bedraagt € 11.980.000 en de vermindering derhalve € 8.821.000. Minimaal zijn echter altijd de uitvoeringskosten verschuldigd en viermaal de eigen bijdrage van de deelnemers op grond van pensioenregeling B Deze systematiek leidt tot een premiekorting die op de premie van 2015 in mindering wordt gebracht: - Totaal begrote premielasten 2015 vennootschappen: € 11.240.000,- Minimaal af te dragen premie (begroot): € 3.964.000,- Maximale premiekorting: € 7.276.000,Aangezien deze maximale korting lager is dan de 74% van de vrijval (€ 8.821.000,-) komt € 7.276.000,- voor korting in aanmerking. Dit bedrag is in de balans van 2014 opgenomen als overlopende passiva.
55
[10] Premies voor risico deelnemers 2014
2013
Beschikbare premie B excedent
948
Beschikbare premie vrijwillig aanvullende regeling
558
607
1.506
1.469
Totaal premies voor risico deelnemers
862
Het pensioenfonds kent een vrijwillige beschikbare premieregeling. De deelnemer kan hierin pensioen opbouwen voor eigen risico. Daarnaast kent het pensioenfonds sinds 2011 een excedentregeling op het B-reglement in de vorm van een beschikbare premieregeling (ook in de vorm van 'Flexioen'). [11] Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten
2014 7.477
Inkomsten uit onroerend goedbeleggingen Ontvangen dividenden op aandelen Ontvangen interest op obligaties Overige interest Totaal directe beleggingsopbrengsten
2013 7.203
1.480
1.999
12.524
13.088
199
221
21.680
22.511
-1.130
-5.552
-280
-79
Indirecte beleggingsopbrengsten Waardeveranderingen onroerend goed Waardeveranderingen participaties Waardeveranderingen aandelen
60.406
65.783
Waardeveranderingen obligaties
114.814
-46.526
Waardeveranderingen grondstoffen
-4.490
-4.996
Waardeveranderingen hedgefondsen
20.889
1.952
-42.878
17.657
Waardeveranderingen derivaten Waardeveranderingen valuta Totaal indirecte beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
-124
-609
147.208
27.630
-835
-704
Af: beleggingskosten Exploitatiekosten onroerend goedbeleggingen
-390
-702
Beheerkosten effecten
-1.827
-2.399
Totaal beleggingskosten voor risico pensioenfonds
-3.052
-3.805
165.836
46.336
Beheerkosten onroerend goedbeleggingen
Beleggingsopbrengsten minus beleggingskosten voor risico pensioenfonds
56
De totale kosten van het vermogensbeheer bedroegen € 10.206.000,- (2013: € 10.071.000,-) en kunnen als volgt worden gespecificeerd. 2014 % in gemiddeld belegd vermogen
Directe beheerkosten effecten (AAM, externe managers en bewaarinstelling
2013 % in gemiddeld belegd vermogen
Aandelen
1.277
1.440
Obligaties
613
774
Hedgefondsen
271
378
Grondstoffen
335
230
2.496
0,19%
2.822
0,22%
Beheerkosten onroerend goed
390
0,03%
702
0,06%
Exploitatiekosten onroerend goed
835
0,06%
704
0,06%
1.378
0,11%
Totaal directe beheerkosten effecten
Transactiekosten Aandelen
133
154
Obligaties
994
1.221
Onroerend goed
5
3
Totaal transactiekosten
1.132
0,09%
Overige kosten verwerkt in het resultaat Aandelen Obligaties credits + high income Indirect onroerend goed Hedgefondsen Grondstoffen Private equity participaties
1.168
1.348
622
452
404
179
2.928
2.255
199
201
32
Totaal kosten in verband met beleggingen
30
5.353
0,41%
4.465
0,36%
10.206
0,78%
10.071
0,81%
Totaal overige kosten verwerkt in het resultaat
57
[12] Beleggingsresultaten voor risico deelnemers Indirecte beleggingsopbrengsten Waardeverandering beleggingsfondsen (beleggingskosten zijn verwerkt in de koersen van de beleggingsfondsen) Totaal beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers
2014
2013
1.274
314
1.274
314
[13] Mutaties voorziening pensioenverplichting voor risico pensioenfonds 2014
2013
14.599
17.161
*uitvoeringskosten
2.051
2.151
*solvabiliteitsopslag
1.152
1.338
178
153
Premies en koopsommen voor risico pensioenfonds (vóór verminderingen) Af: in premies begrepen:
*risicopremies B-Excedent Premies voor pensioenopbouw Vrijval voorziening pensioenverplichtingen i.v.m. lagere indexatie dan 3% Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Vrijval opslag voor toekomstige uitvoeringskosten Wijziging marktrente
11.218
13.817
-11.980
-8.288
3.747
3.629
-39.729
-40.123
-794
-802
171.694
-27.982
-442
-120
Overige mutaties technische voorzieningen (waaronder aanpassing overlevingstafels)
-21.196
-5.489
Totaal mutaties voorziening pensioenverplichting voor risico pensioenfonds
112.518
-65.656
Wijzigingen uit hoofde uitgaande waardeoverdrachten
[14] Saldo overdrachten 2014
2013
T.a.v. voorziening voor risico pensioenfonds -361
-103
709
1.337
-368
-291
Ontvangen van derden
184
330
Totaal saldo overdrachten
164
1.273
Overgedragen aan derden Ontvangen van derden T.a.v. voorziening voor risico deelnemers Overgedragen aan derden of aan pensioenregelingen A2006 of B
[15] Overige baten 2014
2013
Ontvangen WAO-uitkeringen
89
271
Ingehouden uitkeringen
12
25
101
296
Totaal overige baten
58
[16] Pensioenuitkeringen 2014
2013
39.715
Pensioenen
15
39.729
40.123
Uitgekeerde niet-reglementaire aanspraken Totaal pensioenuitkeringen
40.108
14
[17] Pensioenuitvoeringskosten 2014
2013 105
167
DNB/ AFM
67
69
Accountant
76
75
Bestuur
1
4
72
24
Advieskosten
375
341
Personeelskosten
890
896
Kosten IT
207
278
Huur & facility
176
225
Overige kosten
82
72
2.051
2.151
Honoraria externe accountant voor andere controle-opdrachten Controle en toezicht overig
Totaal pensioenuitvoeringskosten
[18] Mutaties voorziening voor risico deelnemers 2014 Premies Saldo waardeoverdrachten en onttrekkingen
2013
1.506
1.469
-184
39
Waardeveranderingen
1.274
314
Totaal mutaties voorziening voor risico deelnemers
2.596
1.822
[19] Nog te verlenen premiekorting 2014 Verwachte premiekorting
2013
7.276
Vrijval voorziening premiekorting Totaal nog te verlenen premiekorting
6.965
-57
0
7.219
6.965
[20] Premies herverzekering minus uitkeringen 2014 Totaal premies herverzekering minus uitkeringen
265
2013 262
Voor de risico's per persoon, zowel bij overlijden als bij invaliditeit, zijn risicoherverzekeringscontracten gesloten bij Nationale Nederlanden voor zover bij overlijden of arbeidsongeschiktheid het risicokapitaal de € 400.000,- overschrijdt. Daarnaast is er sprake van stop loss dekkingen op portefeuille niveau voor overlijden en arbeidsongeschiktheid.
59
[21] Overige lasten 2014
2013 21
Gerestitueerd aan werkgever Overige lasten Totaal overige lasten
60
57
2
2
23
59
OVERIGE GEGEVENS
61
Gebeurtenissen na balansdatum Consequenties nFTK voor Provisum Dit jaarverslag en de beslissingen inzake de premie en indexatie voor 2015 zijn nog gebaseerd op het ‘oude’ FTK, zoals deze gold in 2014. Wanneer bij de berekening van de financiële situatie per eind 2014 het nFTK wordt toegepast bedraagt de aanwezige dekkingsgraad 119,8% en de beleidsdekkingsgraad 124,6% (eind april 2015: 123,1%). De vereiste dekkingsgraad bedraagt onder het nFTK 121,2% eind 2014. Dit betekent dat naar de stand primo 2015 ook onder het nFTK geen sprake is van een tekort.
62
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Algemeen Pensioenfonds Provisum Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2014 van de Stichting Algemeen Pensioenfonds Provisum te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de Stichting Algemeen Pensioenfonds Provisum per 31 december 2014 en van het resultaat over 2014 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 12 juni 2015 Ernst & Young Accountants LLP
w.g. N.M. Pul RA
63
Actuariële verklaring Financieel oordeel en actuariële verklaring De vermogenspositie van Stichting Algemeen Pensioenfonds Provisum is naar onze mening voldoende. Dit oordeel is mede gebaseerd op het financieel toetsingskader zoals dat op balansdatum van toepassing was. Wij geven dit jaar geen oordeel inzake de mogelijkheid tot het verlenen van toeslagen, aangezien het nieuw Financieel toetsingskader stringenter is dan het huidige financieel toetsingskader en er door het pensioenfonds dit jaar een haalbaarheidstoets uitgevoerd dient te worden. In onze verklaring vermelden wij dat wij ons ervan hebben overtuigd dat voldaan is aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Amsterdam, 12 juni 2015 Drs. A.C. Herlaar AAG verbonden aan Aon Consulting Nederland CV
64
Verklaring gehanteerde begrippen Abtn De actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) geeft de centrale criteria aan op basis waarvan het (financieel) beleid van een pensioenfonds wordt gevoerd. AFM De Autoriteit Financiële Markten, door de wet aangewezen voor gedragstoezicht op pensioenfondsen. De AFM houdt ook toezicht op de communicatie door pensioenfondsen naar de deelnemers en gepensioneerden. ALM Asset Liability Management [ALM] is een onderzoekstechniek om bij verschillende scenario’s en uitgangspunten op het gebied van de beleggingen en de verplichtingen het effect op de financiële positie van het pensioenfonds te kunnen voorspellen. De uitgangspunten hebben betrekking op het beleggings-, indexatie- en premiebeleid in samenhang met de economische omstandigheden en de risicohouding van het pensioenfonds. Asset-mix De verhouding tussen de te onderscheiden beleggingscategorieën zoals aandelen, hedgefondsen, obligaties en onroerende zaken. Beleggingsstatuut In het beleggingsstatuut zet het bestuur van het pensioenfonds haar beleggingsbeleid uiteen. Benchmark Een objectieve maatstaf waaraan de performance van het belegde vermogen kan worden getoetst. De benchmark wordt gebaseerd op een in beginsel vaste samenstelling van beleggingen; fluctuaties in de waarde van de benchmark worden veroorzaakt door de koersfluctuaties van de in de benchmark opgenomen beleggingen. Credits Bedrijfsobligaties. Custodian Bank die de stukken in bewaring neemt. Defined benefitregeling Een pensioenregeling waarbij de uitkering vast staat en de premie zich daaraan aanpast. De defined benefitregeling is gebaseerd op een zogenaamde ‘uitkeringsovereenkomst’. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een maat voor de financiële positie van pensioenfondsen. Deze wordt bepaald door het pensioenvermogen (het balanstotaal minus de schulden) te delen door de (contante waarde van) de pensioenverplichtingen (VPV). Hierbij zijn in het verslag de volgende varianten onderscheiden: FTK dekkingsgraad (of ‘dekkingsgraad’): Hierbij zijn de verplichtingen bepaald als de (contante waarde van de) nominale en onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen, contant gemaakt tegen de door DNB gepubliceerde (swap)rentetermijnstructuur. Provisum stuurdekkingsgraad (of ‘stuurdekkingsgraad’): Hierbij zijn de verplichtingen bepaald als bij de FTK dekkingsgraad, zij het dat ook de voorwaardelijke pensioenrechten na ingang zijn vastgesteld met een jaarlijkse verhoging van 3% na ingang. Als de op lange termijn verwachte prijsinflatie hoger is dan 3%, wordt hierbij zowel voor de onvoorwaardelijk als voor de voorwaardelijke rechten een jaarlijkse verhoging toegepast van boven de 3% na ingang. Binnen het nFTK wordt deze dekkingsgraad niet meer gebruikt. Vereiste dekkingsgraad (toetsnorm): het vereist eigen vermogen volgens de Pensioenwet gedeeld door de VPV uitgedrukt in een percentage, vermeerderd met 100%. Bij de bepaling van het vereist eigen vermogen wordt uitgegaan van de feitelijke beleggingsportefeuille en de feitelijke financiële positie van het moment van vaststelling. Vereiste dekkingsgraad (evenwichtssituatie): het vereist eigen vermogen volgens de Pensioenwet gedeeld door de VPV uitgedrukt in een percentage, vermeerderd met 100%. Bij de bepaling van het vereist eigen vermogen wordt uitgegaan van de strategische beleggingsmix voor de lange termijn en een financiële positie die juist voldoet aan de eisen van de Pensioenwet. Beleidsdekkingsgraad is geïntroduceerd vanaf 2015 en is het 12-maands gemiddelde van de dekkingsgraad. Alle beleidsmaatregelen moeten worden gebaseerd op deze beleidsdekkingsgraad. DNB De Nederlandsche Bank N.V., door de wet aangewezen als toezichthouder op de solvabiliteitspositie van pensioenfondsen. 65
Duration De duration van vastrentende waarden of van de pensioenverplichtingen geeft de gewogen gemiddelde looptijd weer, waarbij weging plaatsvindt op basis van de contante waarden van iedere kasstroom. De duration is een maatstaf voor de rentegevoeligheid van vastrentende waarden of van de pensioenverplichtingen. Zo geeft een duration van 5 jaar aan dat bij een stijging [c.q. daling] van de rentestand met 1%-punt, de koers van de vastrentende waarde met ongeveer 5%-punten daalt [of stijgt]. Opkomende markten/ Emerging markets Een opkomende markt is een financiële markt van een ontwikkelingsland (opkomende landen). ETF Exchange Traded Funds (ETF) oftewel indexfondsen zijn mandjes aandelen gebaseerd op de toonaangevende index voor een (deel)markt. Door de aankoop van een ETF profiteert een belegger van de algemene ontwikkeling van een (deel)markt, zonder daadwerkelijk de onderliggende aandelen die tot de (deel)marktindex behoren te hoeven bezitten. ETFs zijn goed verhandelbare, beursgenoteerde instrumenten. Fte Fte staat voor fulltime-equivalent. Het is een rekeneenheid waarmee de omvang van een functie of de personeelssterkte kan worden uitgedrukt. Eén fte is een medewerker met een volledige werkweek. Een functie van 0,6 fte bijvoorbeeld is – uitgaande van een werkweek van 38 uur – een medewerker met een deeltijdsverband van 0,6 x 38 = 22,8 uur. Financieel toetsingskader [FTK] Benaming van het toezichtregime dat van toepassing is op de financiële positie en het financiële beleid van pensioenfondsen. Het FTK is opgenomen in de pensioenwet. Als er gesproken wordt over nFTK wordt gedoeld op het FTK zoals dat gaat luiden vanaf 2015. FIRM/ FOCUS Financiële Instellingen Risicoanalyse Methodiek. Een risicoanalyse-methodiek van De Nederlandsche Bank. Grondstoffen Onbewerkte basismaterialen die worden gebruikt bij het produceren van goederen, zoals olie, ruwe metalen, katoen, koffie etc. Overlevingstafel Een overlevingstafel geeft aan wat de levens- en sterftekansen van mannen en vrouwen zijn afhankelijk van de bereikte leeftijd. De overlevingstafels worden door actuarissen gebruikt bij hun berekeningen van de voorziening pensioenverplichtingen [VPV] en de pensioenpremies. Premievrije aanspraak Pensioenaanspraken van voormalige deelnemers van wie het actieve deelnemerschap aan de pensioenregeling is beëindigd en waarvoor geen premies meer behoeven te worden afgedragen. Performance De performance van het belegd vermogen is het totale directe en indirecte rendement van de beleggingen uitgaande van de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen. Rekenrente De te hanteren disconteringsvoet bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen. Renterisico Het renterisico is het risico dat verband houdt met een verandering van de rente. Zowel de beleggingen als de verplichtingen en in mindere mate de overige activa en passiva zijn gevoelig voor fluctuaties in de rente. Reservetekort Pensioenfondsen verkeren in reservetekort indien zij niet beschikken over het vereiste eigen vermogen. Dat wil zeggen dat er onvoldoende solvabiliteitsbuffers zijn die het pensioenfonds moet aanhouden in verband met de vereiste zekerheid dat de onvoorwaardelijke pensioenen ook daadwerkelijk worden uitgekeerd. Solvabiliteit Het vermogen van het pensioenfonds om op langere termijn aan de pensioenverplichtingen te kunnen voldoen.
66
Strategische Asset Allocatie (SAA) De door het Bestuur van het Pensioenfonds op basis van ALM-studies en adviezen van de beleggingscommissie en eventueel overige adviseurs vastgestelde beleggingsmix voor de langere termijn. Voorziening Pensioen Verplichtingen (VPV) Een voorziening die nodig is om aan de reeds bestaande pensioenverplichtingen jegens de verzekerden te voldoen. Tracking error Een statistische maatstaf die weergeeft hoe groot de kans is dat het resultaat van de portefeuille zal afwijken van het resultaat van de benchmark. Het is een goede maatstaf voor het meten van het extra risico dat in de portefeuille is opgenomen ten opzichte van de benchmark. Een hoge tracking error betekent veel kans op een rendement ver onder of boven de benchmark; veel extra risico ten opzichte van de benchmark. Uitvoeringsovereenkomst Een overeenkomst tussen de werkgever en het pensioenfonds met betrekking tot onder meer de financiering van de pensioenverplichtingen. Vastrentende waarden/ obligaties Beleggingen in obligaties en leningen op schuldbekentenis. Vereist eigen vermogen Het vereiste vermogen op basis van de systematiek van het financieel toetsingskader (FTK) die het pensioenfonds moet aanhouden in verband met de vereiste zekerheid dat de onvoorwaardelijke pensioenen ook daadwerkelijk worden uitgekeerd. Volatiliteit Maatstaf voor de afwijking van de individuele waarden in een prijs- dan wel koersreeks ten opzichte van het gemiddelde van deze reeks. Zakelijke waarden Beleggingen in aandelen, hedgefondsen en onroerend goed.
67