STICHTING ALGEMEEN PENSIOENFONDS
PROVISUM AMSTERDAM
JAARVERSLAG
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
2011
PROVISUM AMSTERDAM JACHTHAVENWEG 111 - 1081 KM AMSTERDAM POSTBUS 7873 - 1008 AB AMSTERDAM Telefoon: 020 - 6213 891 Fax: 020 - 6213 893 Email:
[email protected] Website: www.provisum.nl
2
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
INHOUD Profiel
4
Personalia
4
Kerngegevens
5
Verslag van het bestuur
6
♦ personalia
6
♦ vergaderingen en besluitvorming
7
♦ financiële positie en financiële opzet
7
♦ pensioenregelingen ♦ verzekerdenadministratie
9 10
♦ toezicht door De Nederlandsche Bank
13
♦ toezicht door de Autoriteit Financiële Markten ♦ goed pensioenfondsbestuur
13 13
♦ risicobeheersing
16
♦ toelichting op het beleggingsbeleid
17
♦ jaarbeleggingsplan 2012
27
♦ overige ontwikkelingen
29 29
♦ slotopmerking
Jaarrekening ♦ balans per 31 december 2011
33
♦ staat van baten & lasten over 2011 ♦ kasstroomoverzicht
34 35
♦ toelichting op de balans
36
♦ toelichting op de staat van baten & lasten
43
♦ analyse saldo staat van baten & lasten
48
Overige gegevens ♦ controleverklaring accountant
51
♦ actuariële verklaring
52
♦ oordeel verantwoordingsorgaan
53
♦ korte samenvatting pensioenregelingen
54
♦ weergave bepalingen reglementen over indexatie ingegaan pensioen ♦ samenvatting overige financiële regelingen
56 57
♦ verklaring gehanteerde begrippen
59
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
3
PROFIEL Stichting Algemeen Pensioenfonds Provisum heeft als doel de verzekering van pensioenen van (oud-) werknemers en hun nagelaten betrekkingen van C&A Nederland en enige daarmee verbonden onroerend goed- en dienstenvennootschappen. De stichting is gevestigd te Amsterdam. Aan de stichting is een pensioenbureau verbonden. De directeur en de medewerkers daarvan zijn in dienst bij één der aangesloten vennootschappen. De stichting zelf heeft geen personeel in dienst.
PERSONALIA Bestuur:
Verantwoordingsorgaan:
namens de vennootschappen:
namens de vennootschappen:
P. Brust
Mevrouw J. Dröge (tot 1 december 2011)
R. Deen
E.J.M. Schrauwen
R. Mol
Mevrouw mr. C.L.J. Hagers (vanaf 1 december 2011)
Mr. A.J.S.M. Tervoort, voorzitter
namens de deelnemers:
D. van der Windt
Mevrouw drs. M. van Groningen (vanaf 1 december 2011)
namens de deelnemers of de gepensioneerden:
F.C.T.M.M. Reijven
Drs. F.A.M. ten Brink (namens gepensioneerden)
Drs. R.P.F. Verwoerd (tot 1 december 2011)
W.H. Bruins
namens de gepensioneerden:
Mr. J.H.M. Duindam (namens gepensioneerden;
A.B.J. Ophof, voorzitter
vanaf 26 juni 2011)
P.H.A. de Haan
J.P.M. van Engers R.J. van der Tol
Compliance-officer:
Mevrouw L.G.H. Zwaal-Hulst (tot 26 juni 2011)
Mr. drs. J.B.D. Trimpe Burger MBM
Pensioenbureau:
Actuaris:
Mevrouw R.M. Bakker-Vreeburg
Aon Consulting: Drs. A.C. Herlaar,
Mevrouw M. Onrust
Actuaris AG
Mr. E.A.F.J.M. Linthorst (directeur) Mevrouw D.E.M. Roodt H.C.A. Spitteler H. van Unen H.J. Vogelzang
Accountant: Ernst & Young Accountants LLP: J.C. Besters RA
Beleggingsmanagement: Anthos Asset Management B.V.
4
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
KERNGEGEVENS (geldbedragen x € 1.000) Aantallen verzekerden per einde jaar deelnemers met nog niet ingegaan pensioen gewezen deelnemers met premievrije aanspraken gepensioneerden Totaal
2011
2010
2009
2008
3.848 3.366 2.641 9.855
3.831 3.526 2.595 9.952
3.871 3.562 2.596 10.029
4.030 3.609 2.563 10.202
39.923
39.875
40.071
39.013
2,61%
1,57%
0,71%
2,78%
0,00%
1,00%
0,00%
3,00%
1.912
1.962
1.942
2.101
12.895
10.563
19.596
14.167
Premiekorting i.v.m.lagere aanpassing ingegane pensioenen dan 3%
0
5.951
1.080
6.225
Premiekorting en korting solvabiliteitsopslag
0
0
0
3.876
Premies betaald door de vennootschappen exclusief rechtstreeks door vennootschappen betaalde uitvoeringskosten
11.197
2.937
16.914
2.472
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
975.734
877.641
810.220
796.012
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van de deelnemers
6.164
0
0
0
1.119.811 6,0% 2,1%
1.030.975 9,6% 2,4%
1.025.829 12,3% 3,3%
937.054 -18,1% 2,5%
6.164
0
0
0
Totaal reserves per einde jaar
172.969
233.599
237.998
157.517
Vereiste reserves volgens FTK (evenwichtswaarde)
145.104
136.631
152.358
179.192
Dekkingsgraad
117,7%
126,6%
129,4%
119,8%
Vereiste dekkingsgraad volgens FTK (evenwichtswaarde)
114,7%
115,6%
118,8%
122,0%
Pensioenuitkeringen Indexatie ingegane en premievrije pensioenen per 1-1 volgend boekjaar Indexatie opgebouwde aanspraken in de middelloonregeling per 1-1 volgend boekjaar Uitvoeringskosten pensioenen Kostendekkende premie
Beleggingen voor risico pensioenfonds balanswaarde rendement gemiddeld rendement laatste vijf jaar Beleggingen voor risico deelnemers balanswaarde
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
5
VERSLAG VAN HET BESTUUR Personalia Mevrouw L.G.H. Zwaal-Hulst heeft in het jaar 2011 wegens beëindiging van haar tweede termijn, het bestuurslidmaatschap van Provisum beëindigd. In de statuten is vastgelegd dat de bestuursleden namens de deelnemers en namens de gepensioneerden een afspiegeling vormen van de aantallen verzekerden van die categorieën. Gezien dit standpunt is de zetel van mevrouw Zwaal (bestuurslid deelnemers) ingevuld door een tweede vertegenwoordiger van de gepensioneerden. De heer mr. J.H.M. Duindam is per 26 juni 2011 benoemd als bestuurslid. Vanaf december 2010 nam de heer Duindam als gast deel aan de bestuursvergaderingen. Wij danken mevrouw Zwaal voor haar bestuurlijke bijdrage aan het fonds en wensen haar opvolger veel succes in zijn bestuursfunctie. Bestuursleden worden steeds benoemd voor een termijn van vijf jaar, met de mogelijkheid van herbenoeming voor een tweede en laatste termijn van vijf jaar. Ten aanzien van het eind 2011 zittende bestuur geldt het volgende schema voor aftreden/herbenoeming. Drs. F.A.M. ten Brink (gepensioneerden)
01-05-2015
01-05-2020
n.v.t.
01-02-2012
P. Brust (vennootschappen)
15-12-2014
15-12-2019
R. Deen (vennootschappen)
17-12-2013
17-12-2018
Mr. J.H.M. Duindam (gepensioneerden)
26-06-2016
26-06-2021
J.P.M. van Engers (deelnemers)
01-01-2015
01-01-2020
R. Mol (vennootschappen)
01-05-2015
01-05-2020
Mr. A.J.S.M. Tervoort (vennootschappen)
n.v.t.
15-11-2012
R.J. van der Tol (deelnemers)
n.v.t.
01-04-2012
D. van der Windt (vennootschappen)
n.v.t.
10-12-2013
W.H. Bruins (deelnemers)
In verband met de continuïteit kent Provisum de procedure om de invulling van een voorzienbare vacature geruime tijd tevoren te initiëren. De toekomstig bestuurder kan dan alvast als gast de bestuursvergaderingen bijwonen. In dat kader is voor drie bestuursleden die in 2012 voor opvolging in aanmerking komen, de opvolgingsprocedure in 2011 gestart. Het bestuur heeft de procedure voor bestuursbenoemingen aangepast door te gaan werken met een vooraf opgestelde profielschets. Deze werkwijze moet bijdragen aan het verkrijgen van bestuursleden met voldoende competenties voor de bestuurstaken. De profielschets voor vertegenwoordigers van de deelnemers gaf daarnaast aan dat er, gezien de huidige samenstelling van het bestuur, een voorkeur bestond voor jongere en vrouwelijke kandidaten. De profielschets is kenbaar gemaakt aan de voordragende instanties. Bovendien heeft een gesprek plaats gevonden van een delegatie van het bestuur met kandidaten om te bezien of deze in voldoende mate aan de profielschets voldoen. Een en ander heeft geleid tot drie aspirantbestuursleden die vanaf december 2011 als gast de bestuursvergaderingen hebben bijgewoond: mevrouw drs C. Steegman-Bahlman en de heer drs. J.K.F. Grizell namens de werknemers en de heer mr. Th.M. van den Bosch namens de vennootschappen. Inmiddels is voor betrokkenen goedkeuring voor benoeming van De Nederlandsche Bank (DNB) ontvangen en zijn zij allen benoemd. De bestuursleden ontvangen een beloning voor de door hen bestede tijd. De totale beloning voor het gehele bestuur over 2011 bedroeg € 58.504,- (2010: € 58.659,-).
6
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
Vergaderingen en besluitvorming Het voltallige bestuur is het afgelopen jaar vier maal in vergadering bijeen geweest. Daarnaast heeft in verband met de onrustige financiële markten telefonisch overleg plaatsgevonden tussen leden van de beleggingscommissie en heeft één extra bestuursvergadering via ‘conference call’ plaatsgevonden. In mei 2011 heeft een tweedaagse bijeenkomst plaatsgehad waarin het bestuur specifieke onderwerpen heeft behandeld en waarin een zelfevaluatie heeft plaats gevonden. In de vergaderingen is vooral aandacht besteed aan de risicobeheersing met betrekking tot het vermogensbeheer, de wijze van beslissen in crisissituaties, de deskundigheid van het bestuur en een profielschets voor het bestuur
Financiële positie en financiële opzet Financiële positie Provisum startte het jaar met een dekkingsgraad van 126,6%. Ultimo 2011 bedroeg de dekkingsgraad 117,7%, een daling van 8,9 procentpunt. Voor wat betreft de beleggingen was 2011 een min of meer ’gemiddeld’ jaar met een rendement van 6,0%, waarbij de zakelijke waarden een negatief rendement opleverden. De daling van de dekkingsgraad wordt met name veroorzaakt door de gedaalde rente waartegen de verplichtingen moeten worden berekend. De rente daalde fors in het derde kwartaal, vooral in september 2011. Hierdoor bereikte de dekkingsgraad ultimo september 2011 een dieptepunt van 113,6%. Het fonds verkeerde daarmee in een reservetekort van 1,1 procentpunt. Het bestuur heeft het (goedgekeurde) langetermijnherstelplan van 2009 weer laten herleven. Dat herstelplan hield in feite in dat het reguliere beleid werd voortgezet. Daarmee werd een herstel binnen één jaar voorzien. Ook bij de situatie van reserveterkort die zich in 2011 voordeed, is een herstel binnen één jaar voorzien bij toepassing van het reguliere beleid. De Nederlandsche Bank heeft inmiddels te kennen gegeven dat het tegen deze werkwijze geen bezwaar heeft. Deelnemers en pensioengerechtigden zijn door middel van een ‘pensioenbericht’ op de hoogte gesteld. Provisum is sinds oktober 2011 weer uit de tekortsituatie en is dat tot nu toe gebleven. Het resultaat van Provisum bedraagt - € 60,6 miljoen (2010: - € 4,4 miljoen). De algemene reserve ( = eigen vermogen) nam daarmee af van € 233,6 miljoen (eind 2010) tot € 173,0 miljoen ultimo 2011. Het vereist eigen vermogen bedraagt € 143,2 miljoen, zodat een ‘evenwichtsituatie’ bestaat bij een dekkingsgraad van 114,7%. Met een dekkingsgraad van 117,7% ultimo 2011, is er dus geen sprake van een reservetekort.
Provisum verloop dekkingsgraad 2011 135,0% 130,0% 125,0% 120,0% 115,0% 110,0% 105,0% 100,0% 31-12 31-01 28-02 31-03 30-04 31-05 30-06 31-07 31-08 30-09 31-10 30-11 31-12 Dekkingsgraad Provisum in %
Vereiste dekkingsgraad
De stijging van de dekkingsgraad in december is enkel te wijten aan de gewijzigde vaststelling van de rekenrente, waarbij De Nederlandsche Bank een driemaandsvoortschrijdend gemiddelde is gaan hanteren.
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
7
M1 premie
-0,1
M2 vrijval op uitkeringen
1,3
M3 indexatie M4 renteontwikkeling
-0,6 -15,0
M5 rendement
5,9
M6 1 vrijval indexatie
0,2 -0,6
M6 2 overig
Mutatie Dekkingsgraad
M3 M4 M5 M6.1 M6.2
-8,9
Betreft enkel de voorwaardelijke indexatie (2,61% per 1-1-2012); Betreft het effect van de renteontwikkeling op de verplichtingen; Rendement inclusief het effect van renteontwikkeling op de bezittingen; Betreft de vrijval op de onvoorwaardelijke indexatie tot 3% (0,39%); Overige bestaat uit: - 0,7% kruiseffecten + 0,1% overige effecten.
Indexatie pensioenaanspraken en pensioenrechten per 1-1-2012 Provisum verhoogt de ingegane pensioenen en de aanspraken van gewezen deelnemers (slapers) in beginsel jaarlijks met het niet-afgeleide prijsindexcijfer van het CBS voor alle huishoudens (ultimo oktober 2011). De indexatie van een gedeelte van de pensioenrechten en aanspraken is daarbij voorwaardelijk en een gedeelte is gegarandeerd tot een hoogte van 3%. Per 1 januari 2012 bedroeg de verhoging 2,61%. Deze verhoging is ook toegekend zowel voor het voorwaardelijke als voor het gegarandeerde gedeelte. Per 1 januari 2011 was de verhoging 1,57%. Bij deze beslissing maakte het bestuur gebruik van een staffel, waarbij de situatie ultimo oktober als peildatum wordt gehanteerd. De staffel en de procedures hieromtrent zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. Naast de indexatie van gepensioneerden en slapers worden ook de al opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers aan pensioenregeling B jaarlijks geïndexeerd. Dit geschiedt met de loonindex, en wel op basis van de salarisontwikkeling van het winkelpersoneel van C&A Nederland. In april 2011 heeft met terugwerkende kracht een verhoging van 1% op het salaris plaatsgevonden. Deze aanpassing is per 1 januari 2011 in de pensioenaanspraken verwerkt. Voor deze indexatie is aan de vennootschappen een premie van € 1,9 miljoen in rekening gebracht. Op 1 januari 2012 heeft geen verhoging van de aanspraken van de actieven plaatsgevonden. Deelnemers en gepensioneerden van Provisum kennen nog geen indexatieachterstand. Premie 2011 De kostendekkende premie bedroeg in 2011 € 14,1 miljoen, waarvan € 12,9 miljoen voor de defined benefitregelingen (2010: € 10,6 miljoen). De feitelijk door de vennootschappen betaalde premie was € 14,2 miljoen (2010: € 4,6 miljoen). Hiervan is € 0,4 miljoen bijgedragen door de deelnemers (2010: € 0,4 miljoen). Over 2011 is geen premiekorting verstrekt. Het bestuur heeft in zijn vergadering van december 2011 besloten over het jaar 2012 evenmin premiekorting toe te kennen. Daarbij heeft het zich, evenals bij de indexatie, gebaseerd op de financiële opzet zoals vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst.
8
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
Pensioenregelingen In 2011 voerde de stichting vier pensioenregelingen uit, te weten: Pensioenregeling A2001 De ‘Pensioenregeling A2001’ is een eindloonregeling met een pensioenleeftijd van 60 jaar. Deze regeling kent uitsluitend nog gepensioneerden en premievrije deelnemers (slapers). Sinds 2009 kent deze regeling geen actieve deelnemers meer. Pensioenregeling A2006 In de regeling participeren deelnemers die voorheen in de pensioenregeling A2001 deelnamen. De ‘Pensioenregeling A2006’ is een eindloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Het opbouw percentage bedraagt 2% per jaar. Deze regeling kent een nabestaandenpensioen op opbouwbasis. De pensioenregeling kent een WIA excedent pensioen en premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. Vanaf 1 januari 2006 wordt aan nieuwe deelnemers alleen nog de B regeling aangeboden. Sindsdien zijn enkel nog de werknemers tot pensioenregeling A2006 toegetreden die op die datum al in dienst waren bij deze vennootschappen, maar nog niet de opnameleeftijd van 25 jaar hadden bereikt. Vanaf 1 januari 2008 treden geen nieuwe deelnemers meer toe. Door de deelnemers wordt niet bijgedragen in de premie. Bij de overgang van Pensioenregeling A2001 naar Pensioenregeling A2006 is het tijdelijk ouderdomspensioen komen te vervallen. Daarvoor en voor de omzetting van het levenslang ouderdomspensioen ingaande op 60 jaar in levenslang ouderdomspensioen ingaande op 65 jaar zijn extra pensioenaanspraken verkregen. Omdat pensioenregeling A2006 tot het maximum loon voor de sociale verzekeringen vanaf 1 januari 2006 een lagere jaarlijkse pensioenopbouw heeft dan pensioenregeling B, heeft C&A Nederland een eenmalig aanbod gedaan aan alle deelnemers met een pensioengevend jaarsalaris lager dan dat maximum loon om per 1 januari 2007 over te stappen naar pensioenregeling B. Pensioenregeling B Vanaf 1 januari 2006 komen nieuwe deelnemers in ‘Pensioenregeling B’ . Dit is een middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Het opbouwpercentage is 1,85% en de toetredingsleeftijd is 18 jaar. Er geldt geen drempeltijd. Naast ouderdomspensioen wordt ook nabestaandenpensioen opgebouwd (70% van het ouderdomspensioen). De pensioenregeling kent een premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. Deze regeling biedt (enkel) pensioenopbouw over een pensioengevend jaarsalaris tot het maximum loon voor de sociale verzekeringen (in 2011 € 49.297). Door de deelnemer is een eigen bijdrage verschuldigd van 2% van de pensioengrondslag. Pensioenregeling B excedent De B excedent regeling is een beschikbare premieregeling die van toepassing is voorzover deelnemers in de B regeling een hoger pensioengevend jaarsalaris verdienen dan het maximum loon voor de sociale verzekeringen (2011: € 49.297,-). De B regeling is daarmee de basisregeling voor deze excedent regeling en beide vormen samen een zogenaamde hybride regeling (gedeeltelijk op basis van een uitkeringsovereenkomst, gedeeltelijk op basis van een premieovereenkomst). De regeling kent een nabestaandenpensioen op risicobasis. Tevens is een WIA excedent pensioen en premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid verzekerd. De werkgever betaalt hiervoor separaat de premies en de uitvoeringskosten aan Provisum. De bedragen van de beschikbare premiestaffel komen daarmee direct ten goede aan het beleggingstegoed (een zogenaamde ‘nettostaffel’). De beleggingen zijn ondergebracht bij Robeco waar een rekening op naam van Provisum is geopend voor elke deelnemer in de excedentregeling. De deelnemer draagt het volledige beleggingsrisico. Het bestuur heeft in het kader van zijn zorgplicht een life cycle systematiek vastgelegd waarbij het risico van de beleggingen afneemt naarmate de pensioendatum dichterbij komt. De deelnemer heeft bij de beleggingen desgewenst een beperkte mogelijkheid van ‘eigen beheer’. De deelnemer kan op pensioendatum van het kapitaal pensioen aankopen in de B regeling bij Provisum (‘de basisregeling’) of bij een verzekeraar naar keuze.
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
9
Aanvullende vrijwillige pensioenregelingen In het A reglement en het B reglement is met ingang van 1 januari 2011 de mogelijkheid opgenomen van een vrijwillig aanvullend pensioen. Voorheen was hiervoor een separate verzekerde regeling afgesloten bij Interpolis. Deze vrijwillige aanvullende regelingen kennen evenals de excedentregeling als basis een premieovereenkomst. Provisum geeft daarbij een indicatie van de maximale fiscale ruimte voor vrijwillig aanvullend pensioen. Voor het verschil tussen de fiscaal toegestane pensioenopbouw en de pensioenopbouw onder de regeling van de stichting, wordt per deelnemer de maximale vrijwillige premiebijdrage berekend. De beleggingen zijn ondergebracht bij Robeco waar een rekening op naam van Provisum is geopend voor elke deelnemer in de vrijwillige aanvullende regeling. Voor de beleggingen geldt hetzelfde als is uiteengezet bij de B excedentregeling. De deelnemer moet op pensioendatum of bij eerder ontslag van het kapitaal pensioen aankopen bij Provisum. Hier geldt niet de mogelijkheid tot ‘shoppen’ bij andere pensioenverzekeraars die bij de excedentregeling geldt. Wijzigingen in de pensioenreglementen Er hebben in 2011 geen wijzigingen in de reglementen plaatsgevonden.
Verzekerdenadministratie Overzicht aantallen (ex-)deelnemers: Aantallen deelnemers
Actieven A2001
4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0
Actieven A2006 Actieven B Slapers A2001 Slapers A2006 Slapers B Gepens. A2001 Gepens. A2006 2011
2010
2009
2008
Gepens. B
Ex-partners van deelnemers, slapers of gepensioneerden met recht op bijzonder nabestaandenpensioen en/ of verevend levenslang en/of tijdelijk ouderdomspensioen, worden gerekend tot de categorie waartoe ook de hoofdverzekerde behoort. Verzekerden met een arbeidsongeschiktheidspensioen zijn, indien eveneens sprake is van actieve opbouw, aangemerkt als actieve deelnemer, dan wel als slaper indien er geen actieve opbouw van aanspraken plaatsvindt.
10
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
Verloop alle verzekerden per categorie: Hieronder is het verloop in de jaren 2008 tot en met 2011 weergegeven in de verschillende te onderscheiden categorieën van verzekerden. Verloop verzekerden 3500 3000
Vrouwen actief
2500
Vrouwen gepens.
2000
Vrouwen slaper
1500
Mannen actief
1000
Mannen gepens. Mannen slaper
500 0 2008
2009
2010
2011
Vanaf medio 2007 is gebruik gemaakt van de mogelijkheid onder de Pensioenwet om nog niet ingegane premievrije pensioenen die minder bedragen dan € 427,29 (2011) per jaar af te kopen na twee jaar na de ontslagdatum. Ook aan slapers met premievrije aanspraken waarvan het ontslag medio 2007 al langer dan 2,5 jaar was verstreken is afkoop aangeboden. Door het actieve afkoopbeleid is het aantal slapers in 2009 voor het eerst afgenomen. Deze daling zet zich ook in 2011 voort. Leeftijdsopbouw (ex-)deelnemers: Leeftijdsopbouw verzekerden 1400 Actieven A2006 1200
Actieven B
1000
Slapers A2001
800
Slapers A2006
600
Slapers B Gepens. A2001
400
Gepens. A2006
200
Gepens. B
0 < 30 jr
Leeftijd per 31 december 2011
30-40 jr
40-50 jr
50-60 jr
60-70 jr
Actieven A2001
A2006
70-80 jr
> 80 jr
Slapers B
A2001
A2006
Gepensioneerden B
A2001
A2006
B
tot 30 jaar
0
3
1.153
0
2
682
3
2
6
30-40 jaar
0
60
344
99
38
393
0
1
0
40-50 jaar
0
151
901
906
70
325
5
1
4
50-60 jaar
0
152
852
589
45
142
34
2
18
60-70 jaar
0
27
204
8
17
47
950
36
84
70-80 jaar
0
0
1
3
0
0
981
2
0
80 jaar en ouder
0
0
0
0
0
0
512
0
0
Totaal
0
393
3.455
1.605
172
1.589
2.485
44
112
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
11
Mutatieoverzicht (ex-)deelnemers Van het verloop binnen de diverse categorieën belanghebbenden is per regeling het volgende overzicht te geven.
Regeling A2001 Stand per 31 december 2010 Waardeoverdracht Ingang pensioen Overlijden Bijzonder NP Afkoop/afloop Mutatie per saldo Stand per 31 december 2011
Regeling A2006 Stand per 31 december 2010 Vertrek met premievrije aanspraak Waardeoverdracht Ingang pensioen Overlijden Bijzonder NP Afkoop/afloop Mutatie per saldo Stand per 31 december 2011
Regeling B Stand per 31 december 2010 Nieuwe deelnemers Vertrek met premievrije aanspraak Vertrek zonder rechten Waardeoverdracht Ingang pensioen Overlijden Bijzonder NP Afkoop/afloop Mutatie per saldo Stand per 31 december 2011
Gepensioneerden Actieven Slapers deeldeelnemers ouderdoms- nabestaanden- wezennemers premievrij pensioen pensioen pensioen 0 1.661 2.155 265 4 -11 -28 32 18 -1 -1 -52 -11 12 -28 0 -56 -20 7 -1 0 1.605 2.135 272 3
Gepensioneerden Actieven Slapers deeldeelnemers ouderdoms- nabestaanden- wezennemers premievrij pensioen pensioen pensioen 405 176 20 3 0 -6 6 -9 4 -1 -12 393
-6 -1 2 -5 -4 172
expartner 75 0
0 75
expartner 3
13
1
2
2
13 33
1 4
2 2
2 5
Gepensioneerden Actieven Slapers deeldeelnemers ouderdoms- nabestaanden- wezennemers premievrij pensioen pensioen pensioen 3.426 1.689 58 5 5 793 -452 452 -272 -46 -36 -7 31 4 1 -8 14 15 -10 -514 29 -100 31 4 1 3.455 1.589 89 9 6
expartner 2
6
6 8
Kosten pensioenuitvoering De kosten per deelnemer van het pensioenbeheer bedragen € 295,-. (2010: € 305,-). Gewezen deelnemers worden hierbij niet als deelnemer geteld.
12
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
Toezicht door De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) In de Pensioenwet is geregeld dat DNB belast is met het prudentieel toezicht, waaronder het toezicht op de financiële gang van zaken en met materieel toezicht. In het verslagjaar heeft verder geen onderzoek of overleg plaatsgevonden. In oktober heeft Provisum een reservetekort ultimo september 2011 gemeld aan DNB en daarbij aangegeven dat het herstelplan van 2009 (dat inmiddels niet meer van toepassing was) herleefde. In november 2011 heeft Provisum nadere toelichting gegeven ten aanzien van de implicaties daarvan. In het verslagjaar heeft enige emailcorrespondentie plaatsgevonden naar aanleiding van de ingediende verslagstaten bij DNB. In december 2011 ontving Provisum een brief van DNB naar aanleiding van de in verband met de geïntroduceerde ‘B excedent’ regeling en de vrijwillige aanvullende regeling, aangepaste fondsdocumenten (pensioenregelingen, statuten en uitvoeringsovereenkomst). De opmerkingen hadden echter geen betrekking op voornoemde regelingen, maar op andere, reeds langer bestaande aspecten. In december 2011 heeft Provisum hierover enkele nadere vragen gesteld en mogelijke misverstanden aan de orde gesteld. Bepalingen die aangepast dienden te worden, heeft Provisum in het eerste kwartaal van 2012 aangepast. De kosten van het toezicht door DNB worden door de pensioenfondsen gedragen. Voor het jaar 2011 is € 45.653,- in rekening gebracht (in 2010: € 41.807,-), welke kosten zijn opgenomen in de kostendekkende premie. In het verslagjaar zijn door DNB geen boetes of dwangsommen opgelegd. Evenmin is een aanwijzing gegeven als bedoeld in artikel 171 van de Pensioenwet of een bewindvoerder aangesteld als bedoeld in artikel 173 van de Pensioenwet.
Toezicht door de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) Op grond van de Pensioenwet is AFM belast met het gedragstoezicht, waaronder te verstaan is het toezicht gericht op de naleving van normen ten aanzien van de voorlichting en ten aanzien van het begrenzen van beleggingsvrijheid bij eigen beleggingskeuzes voor de deelnemers. Daarnaast is AFM op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) belast met het effectentypisch gedragstoezicht. In 2011 heeft geen overleg met AFM plaatsgevonden en is er geen sprake geweest van correspondentie tussen AFM en Provisum. De kosten van het toezicht door AFM worden door de pensioenfondsen gedragen. Voor het jaar 2011 is € 10.560,- in rekening gebracht (2010: € 6.800,-). In het verslagjaar zijn door AFM geen boetes of dwangsommen opgelegd.
Goed Pensioenfondsbestuur Deskundigheidsbevordering In 2011 is bij de vervanging van bestuursleden voor het eerst gewerkt met een opgemaakte profielschets waarin rekening is gehouden met de gewenste deskundigheid en competenties van de nieuwe bestuursleden, mede gezien de mogelijke lacunes die ontstaan door vertrekkende bestuursleden. In 2011 zijn tevens criteria verwoord voor door het bestuur te volgen opleidingen op zogenaamd 1 en 2 niveau als bedoeld in de ‘Beleidsregel Deskundigheid’. Het bestuur acht het voor de uitoefening van zijn taak van groot belang dat voldoende kennis en ervaring op het gebied van risicomanagement voorhanden is. In dat kader is besloten tot versteviging van dit kennsigebied binnen de beleggingscommissie. Onder ‘Risicobeheersing’ wordt hierop nader ingegaan. Klachten en geschillenregeling De door de stichting uitgevoerde pensioenregelingen bieden de mogelijkheid om over een werkwijze of een besluit van de stichting een klacht in te dienen bij de directeur en tegen de afhandeling van een klacht door de directeur bij het bestuur. In 2011 is één klacht ingediend. Het betrof de wijze van afhandeling van een
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
13
door de onderneming gedane bovenreglementaire pensioentoezegging, waarbij sprake was van anticumulatie van een bij een ander pensioenfonds opgebouwd pensioen. De klacht werd niet gegrond bevonden. Er hebben zich in 2011 geen deelnemers tot de rechter of de ombudsman gewend. In één geval is een beroep gedaan op de hardheidsclausule. Het betrof een nabestaande in een samenlevingsrelatie die naar de letter van de pensioenregeling geen recht had op nabestaandenpensioen omdat het samenlevingsverband niet notarieel was bevestigd en bij het fonds was aangemeld. In de specifieke omstandigheden van het geval zag het bestuur aanleiding om met toepassing van de hardheidsclausule toch een nabestaandenpensioen toe te kennen. Communicatiebeleid In 2011 heeft een update plaatsgevonden van het communicatieplan van Provisum. Besloten is om het jaarlijkse informele (‘populair’) jaarverslag voor deelnemers en gepensioneerden te vervangen door ten minste twee jaarlijks pensioenberichten. Deze pensioenberichten zijn specifiek op deelnemers of gepensioneerden gericht. Het is de bedoeling dat deze berichten ook korter en meer toegankelijk zijn dan het oorspronkelijke ‘populaire jaarverslag’. In juli, oktober en december zijn pensioenberichten aan zowel deelnemers als gepensioneerden toegezonden onder andere in verband met de financiële ontwikkelingen in 2011. Daarnaast is besloten om deelnemers en gepensioneerden die frequenter geïnformeerd willen worden de mogelijkheid te geven zich in te schrijven voor digitale pensioenberichten. In december 2011 is deze mogelijkheid op de website van Provisum geopend. Daarvan hebben inmiddels 136 deelnemers en 318 gepensioneerden gebruik gemaakt. Het bestuur heeft besloten in hogere mate gebruik te gaan maken van de communicatiespecialist die in 2011 bij Anthos Amsterdam in dienst is getreden Website In 2011 zijn er 5.653 (2010: 4.738) bezoekers geteld. Een opvallende piek vond plaats in december 2011. Door deze bezoekers zijn in totaal 36.736 (2010: 30.485) websitepagina's bekeken. Het website-bezoek is ten opzichte van 2010 dus weer gestegen. Hieronder is de verdeling daarvan over de maanden van het verslagjaar opgenomen. De lichte piek in oktober en de forse piek in december vallen wellicht samen met het uitbrengen van een pensioenbericht. Bezoekers website per maand
1000 800 600 400 200 0 jan
febr
mrt
apr
mei
juni
juli
aug
sept
okt
nov
dec
Pensioenopgaven Begin 2011 is aan gepensioneerden een opgave verstrekt van hun pensioenrechten na de indexatie per 1 januari 2011. In mei 2011 is aan de deelnemers het uniform pensioenoverzicht verstrekt met de pensioenaanspraken ultimo 2010, gecombineerd met een aangepast eigen overzicht met aanvullende informatie, zoals bruto en netto maandbedragen.
14
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
Provisum verstrekt het indexatielabel nog bij alle informatie die specifiek gerelateerd is aan reseveovername of reserveoverdracht. Bij de afweging omtrent reserveoverdracht of -overname heeft dit label naar ons inzien nog toegevoegde waarde. Op het UPO wordt het label niet meer weergegeven. Verantwoordingsorgaan Mevrouw drs. J. Dröge heeft het verantwoordingsorgaan verlaten. Zij is opgevolgd door mevrouw mr. L Hagers, die werkzaam is als bedrijfsjurist bij C&A Nederland en door de onderneming benoemd in het verantwoordingsorgaan. De heer drs. R. Verwoerd heeft het verantwoordingsorgaan verlaten wegens vertrek naar het buitenland. Hij is in eerste instantie opgevolgd door mevrouw drs. M. van Groningen, maar zij heeft zich vanwege gewijzigde werkzaamheden vrijwel direct weer moeten terugtrekken. Inmiddels is de heer R.J. van der Tol, die op 1 april 2012 is afgetreden als bestuurslid, op deze positie benoemd. Het verantwoordingsorgaan heeft er dit jaar voor gekozen om te participeren in de vergadering van het bestuur bij het vaststellen van het jaarverslag. Er heeft daarnaast geen separaat overleg met (een delegatie van) het bestuur plaatsgevonden omdat er geen kwesties speelden waarover nadere discussie gewenst was. Het verantwoordingsorgaan is direct geïnformeerd over de tijdelijke situatie van reservetekort in september en de reactie daarop van het bestuur. Het verantwoordingsorgaan heeft in 2011 positieve adviezen afgegeven ten aanzien van de wijziging van het communicatieplan en de profielschets van het bestuur. Het verantwoordingsorgaan is ook gestart met de opzet van een profiel voor de leden van dat orgaan. Ten aanzien van de invoering van een profielschets worden echter eerst de ontwikkelingen met betrekking tot de toekomstige positie van het verantwoordingsorgaan afgewacht. Intern toezicht Ter waarborging van goed bestuur moet Provisum op grond van de Pensioenwet zorgdragen voor intern toezicht. In de statuten is vastgelegd dat het intern toezicht bij de stichting zal plaatsvinden door middel van een periodiek in te stellen visitatiecommissie van drie onafhankelijke deskundigen (verder ‘de commissie’). Zoals blijkt uit de statuten heeft het intern toezicht betrekking op het kritisch bezien van het functioneren van (het bestuur van) de stichting en omvat het ten minste de volgende taken: ♦ het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de ‘checks and balances’ binnen het fonds; ♦ het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; ♦ het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Het bestuur heeft inmiddels tevens beslist de Internal Audit afdeling van Anthos Amsterdam C.V. (een van de aangesloten ondernemingen) een rol te geven bij het intern toezicht. Met name ziet het een rol voor deze afdeling bij het beoordelen van de opzet en de werking van het risicobeheersplan. De afdeling Internal Audit van Anthos heeft in het verslagjaar overleg gevoerd met de visitatiecommissie. Beide organen denken dat ze aanvullend op elkaar kunnen werken. De voornoemde taken van de visitatiecommissie bestrijken de hoofdlijnen van het functioneren van bestuur en uitvoeringsorganisatie, terwijl de afdeling Internal Audit zich eerder zal richten op de processen op detailniveau. De Internal Audit afdeling van Anthos Amsterdam C.V. heeft in 2011 een rapport uitgebracht betreffende diverse aspecten van het risicobeheersplan en zal dat ook in 2012 doen. In de jaren 2008 tot en met 2010 heeft de visitatiecommissie op basis van een drie jarenplan gefunctioneerd. In 2011 heeft het bestuur de gang van zaken met betrekking tot het intern toezicht geëvalueerd. Het bestuur heeft daarbij aangegeven dat het hecht aan een voortzetting van intern toezicht door onafhankelijke externe deskundigen via een visitatiecommissie. Daarbij heeft het overwogen dat enerzijds een ‘frisse blik’ op de gang van zaken van belang is en anderzijds continuïteit van belang is. Het heeft één van de gewezen leden van de visitatiecommissie bereid gevonden om ook in de toekomst te participeren in de visitatiecommissie. De volgende commissie zal opereren vanaf 2013.
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
15
Gedragscode In de gedragscode wordt binnen de onder de code vallende personen slechts onderscheid gemaakt tussen insiders en overige verbonden personen. Als insiders zijn, gelet op hun taken en bevoegdheden, de bestuursvoorzitter en de directeur van de stichting alsmede de compliance officer aangewezen. Voor hen gelden aanvullende gedragsbepalingen, waaronder de meldplicht betreffende hun privé-beleggingstransacties. Hierop wordt toegezien door de afdeling Compliance & Integrity van Ernst & Young, die daarover rapporteert aan de compliance-officer. In de vergadering van mei 2011 is een verslag van de compliance-officer over 2010 met als bijlage het rapport van bevindingen van Ernst & Young, besproken.
Risicobeheersing In de Pensioenwet is bepaald dat een pensioenfonds zijn organisatie zodanig dient in te richten dat een beheerste en integere bedrijfsvoering gewaarborgd is. In het ‘Besluit FTK’ zijn enige aanvullende regels gegeven, zoals de verplichting beleid op te stellen ten aanzien van de beheersing van de te lopen risico’s en ervoor zorg te dragen dat het beleid ook wordt uitgevoerd. Om hieraan te kunnen voldoen is een risicobeheersingsplan opgesteld met de onderkende risico’s. Het risicobeheersingsplan geeft een goed beeld van de gehele organisatie en vormt een belangrijk aanknopingspunt voor de verdere uitwerking van de procedures en werkprocessen binnen de organisatie van de stichting. Het risicobeheersingsplan is geënt op de FIRM methodiek zoals gehanteerd door DNB. In 2011 heeft op de tweedaagse bijeenkomst van het bestuur in mei een workshop plaatsgevonden waarbij het bestuur de risico-inschattingen op FIRM basis bij de diverse categorieën nog eens heeft doorgenomen. De naleving en effectiviteit van de beheersingsmaatregelen vormen een belangrijk deel van de interne controle van het fonds. In 2010 is besloten dit aspect van de externe accountant over te dragen aan de Internal Audit afdeling van Anthos Amsterdam C.V. Deze heeft in 2011 en 2012 rapportages aan het bestuur afgegeven over onderzoek in het voorafgaande jaar. Hierbij is geen sprake geweest van bevindingen met een ‘hoog-risico-karakter‘. Een nadere uitsplitsing van de risico’s en een nadere kwantificering van de financiele risico’s is weergegeven onder de ‘Toelichting op de balans’. Verzekeringstechnisch risico Ten aanzien van de verzekeringstechnische risico's voert de stichting een conservatief beleid, waarbij steeds de meest actuele grondslagen worden gehanteerd rekening houdend met een mogelijk ongunstiger ontwikkeling ten aanzien van het 'eigen' bestand aan verzekerden, dan het bestand waarop de gehanteerde grondslagen zijn gebaseerd. Daarnaast is er sprake van een risicoherverzekering bij een verzekeraar. Beleggingsrisico’s Provisum kende tot medio 2010 een specifieke wijze van dynamisch beleggingsbeleid. Dit hield in dat door middel van een tabel de strategische beleggingsmix werd aangepast op basis van de vigerende dekkingsgraad in combinatie met de rentestand. Besloten is deze tabel niet meer toe te passen. In plaats daarvan wordt het driejaarlijkse ALM onderzoek aangevuld met een jaarlijkse update. Zodoende kan ook op andere wijze op de actuele financiële situatie/risicopositie worden ingespeeld dan enkel via de beleggingsmix. Zo kan het risico van de portefeuille worden bijgesteld door middel van het meer of minder afdekken van bijvoorbeeld rente of valuta. Bovendien kunnen zo de uitgangspunten van de laatste ALM studie nog eens beoordeeld worden en eventueel worden bijgesteld. In 2011 heeft een eerste tussentijdse ALM studie plaatsgevonden. Hierbij is met name gekeken naar stagflatiescenario’s (hoge inflatie en negatieve risicopremie op zakelijke waarden) en ‘financial repression scenario’s’ (stagflatie met lage rente, waarbij sprake is van negatieve reële rente). Dit laatste is het meest ‘schadelijke’ scenario voor het fonds. Uitwerking van deze scenario’s hebben vooralsnog niet geleid tot een aanpassing van het strategisch beleggingsbeleid. Het bestuur en het (beleggings)management is zich bewust van de diverse risico’s die zich nog voordoen bij een verantwoord gekozen startegische asset mix en treft voortdurend maatregelen om de mogelijke negatieve gevolgen ervan te beperken. Zo worden de beleggingen over diverse categorieën (regio’s, sectoren, strategieën e.d.) en tegenpartijen gespreid. Daarnaast beoordeelt de Head of Financial Risk, onafhankelijk van het beleggingsmanagement, zowel achteraf gemeten (ex post) als vooraf ingeschatte (ex ante) risico’s en adviseert hij hoe deze waar nodig of gewenst te verkleinen. De risicomaatstaven worden daarbij met be-
16
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
hulp van een risicomanagementsysteem gemeten en tegen vooraf vastgestelde limieten beoordeeld. Tevens verricht het (beleggings)management jaarlijks, onder meer ten behoeve van externe toezichthouders, een risico-analyse die, daar waar nodig, kan resulteren in de aanpassing van het stelsel van risicobeheersingsmaatregelen. Daarnaast worden de risico’s samenhangend met de dagelijkse beleggingsprocessen beheerst door middel van een stelsel van dagelijkse dan wel periodieke controlemaatregelen, waaronder het vier-ogen-principe, controletechnische functiescheiding, geautomatiseerde plausibiliteits-, materialiteits-, consistentie- en verbands-controles. Zo worden onder meer de valutaposities binnen de beleggingen op continue basis door het beleggingsmanagement gevolgd, wekelijks doorgesproken en indien nodig bijgesteld. De uitstaande liquiditeits- en derivatenposities bij externe financiële instellingen worden op maandelijkse basis ten opzichte van vooraf bepaalde grenzen geanalyseerd en zo nodig aangepast. Het beleggingsmanagement ziet op dagelijkse basis erop toe dat het beleggingsbeleid binnen de daarvoor geldende kaders blijft en bespreekt op maandelijkse basis in een zogenaamd asset allocatie overleg de consistentie van het beleid over de diverse beleggingscategorieën en de invloed van de economische ontwikkelingen op de beleggingen en tactische asset allocatie. De goede werking van de dagelijkse beleggingsprocessen wordt eveneens op regelmatige basis getoetst door de, van het (beleggings)management onafhankelijke, afdeling Internal Audit van Anthos Amsterdam. In het boekjaar zijn in het kader van de reguliere planning door de interne accountantsdienst onderzoeken verricht bij de beleggingsmanager met betrekking tot een aantal kernprocessen, waaronder in 2011 het proces rondom de waardering van het onroerend goed. Hieruit zijn geen materiële bevindingen naar voren gekomen. Ten slotte, als onderdeel van de jaarlijkse controle van de jaarrekening, beoordeelt ook de externe accountant de processen rondom de geautomatiseerde gegevensverwerking en de financiële verantwoording. De juridische en fiscale risico’s worden beheerst door regelmatige afstemming met de specialisten van de interne juridische en fiscale afdeling, alsmede door regelmatig overleg met externe fiscale en juridische adviseurs. Het bestuur heeft in het verslagjaar besloten dat de Head of Financial Risk van Anthos Amsterdam C.V., die geen onderdeel uitmaakt van Anthos Asset Management B.V., een meer centrale plaats zou moeten innemen in de risicobeheersing. Hij zou vast lid of adviseur van de commissie moeten zijn en zijn inbreng zou meer structureel in het beleggingsproces moeten worden ingebed. Hij zou tevens verantwoordelijkheid moeten nemen met betrekking tot de driemaandelijkse risicorapportage aan beleggingscommissie en bestuur. In 2012 zal hieraan nader invulling worden gegeven. Tevens heeft het bestuur besloten dat er een tweede adviseur aan de beleggingscommissie wordt toegevoegd. Deze zal voornamelijk vergaande kennis moeten hebben op het gebied van risicomanagement en zijn adviezen met name vanuit dit oogpunt moeten afgeven. Tenslotte heeft het bestuur in een evaluatie van het beleggingsproces besloten dat de verslaglegging van risico- en vermogensbeheer op een nog inzichtelijker wijze moet plaatsvinden. Wat betreft de beleggingen vindt beheersing van de risico's plaats door middel van een gedetailleerd beschreven beleggingsproces waarop nauwlettend wordt toegezien. Verwezen wordt naar de hierna volgende toelichting op het beleggingsbeleid.
Toelichting op het beleggingsbeleid Met het beleggingsbeleid wordt beoogd de pensioenaanspraken en -rechten, inclusief de onvoorwaardelijke indexatie daarvan na ingang, veilig te stellen door het behalen van een langetermijnrendement dat minimaal gelijk is aan de rente die gemiddeld bij de berekening van de technische voorzieningen in aanmerking is genomen. Daarboven wordt gestreefd naar een additioneel rendement om alle ingegane pensioenen jaarlijks te kunnen verhogen met de prijsindex zoals bepaald in de pensioenreglementen, en om andere door het bestuur gestelde doelen te kunnen verwezenlijken. Op basis van ALM-studies wordt door het bestuur vastgesteld welke beleggingsmix voor de langere termijn wenselijk is, gelet op de pensioenverplichtingen. De uitkomsten van de meest recente ALM-studie zijn in het voorjaar van 2010 door het bestuur bevestigd door de vaststelling van een nieuwe strategische asset mix en een nieuw jaarbeleggingsplan. De obligaties matching portefeuille is daarop onverwijld vorm gegeven. Hierbij is op verzoek van het bestuur geen gebruik
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
17
gemaakt van rentederivaten maar betreft de portefeuille enkel langlopende obligaties en strips van de Duitse, Franse en Nederlandse overheid. Ook de op grond van de ALM studie gewenste positie in de grondstoffen (gerelateerde) beleggingen (hierna te noemen “Commodities”) is in de eerste helft van 2010 gerealiseerd. De strategische weging van de bedrijfsobligaties is begin 2011 geëffectueerd. Na de hiervoor genoemde stappen is de actuele Strategische Asset Allocatie (SAA), met ter vergelijking de actuele positie ultimo boekjaar, als volgt: Strategische bandbreedtes Beleggingscategorieën
positie per
minimum %
neutraal %
maximum %
5,0
15,0
25,0
31-122011
31-122010
25,0
14,0
19,5
30,0
35,0
35,2
28,5
2,5
5,0
7,5
5,4
0,0
Aandelen
17,5
27,5
37,5
23,4
25,9
Onroerend goed
10,0
12,5
15,0
11,4
13,4
Commodities (vanaf 1 april 2010)
2,5
5,0
7,5
4,0
5,4
Hedgefondsen
2,5
5,0
7,5
5,7
6,9
Liquiditeiten
0,0
0,0
5,0
0,9
0,4
Obligaties return portefeuille Obligaties matching portefeuille (vanaf 1 april 2010) Obligaties credits (vanaf 1 januari 2011)
Binnen de kaders van het lange-termijn strategisch beleggingsbeleid zoals hierboven beschreven wordt jaarlijks in het jaarbeleggingsplan het korte-termijn beleggingsbeleid vastgelegd, waarbij rekening wordt gehouden met de actuele economische vooruitzichten. Het jaarbeleggingsplan wordt door Anthos Asset Management B.V. voorgesteld en door het bestuur goedgekeurd. De bestuursbeslissingen ten aanzien van de beleggingen worden voorbereid door een beleggingscommissie, bestaande uit een extern adviseur, een vertegenwoordiging uit het bestuur en de directeur van het pensioenfonds. Door deze commissie wordt ten minste driemaal per jaar overleg gevoerd met de beleggingsmanagers van Anthos Asset Management B.V. In de bestuursvergaderingen wordt hierover gerapporteerd, een en ander overeenkomstig de gang van zaken rond de beleggingen zoals is vastgelegd in het jaarlijks geactualiseerde beleggingsstatuut. Het beleggingsstatuut bevat een uitgebreid schema met signaleringsmomenten en beslissingsbevoegdheden. Maandelijks zijn er overzichten beschikbaar die de positie van de beleggingen vergelijken met de strategische grenzen (ALM-studie) én de tactische grenzen als bepaald in het jaarbeleggingsplan. Gerapporteerde onder- en overschrijdingen worden toegelicht door de beleggingsmanagers, waarna, al dan niet na overleg met de externe beleggingsadviseur, door de bevoegde perso(o)n(en) aan de beleggingsmanagers wordt medegedeeld hoe te handelen. Het beleggingsstatuut maakt integraal deel uit van de ABTN. Aan de ABTN is een zogenaamde verklaring inzake de beleggingsbeginselen toegevoegd. Op de website is deze verklaring integraal opgenomen. Uitvoeringskosten beleggingen Op basis van een overeenkomst verzorgt Anthos Asset Management B.V de effecten- en onroerendgoedbeleggingen alsmede het fiduciair beheer. De voor deze diensten verschuldigde fee hangt enerzijds af van de ten behoeve van de stichting gemaakte kosten en anderzijds van het vermogen ten aanzien waarvan beheer en/of advisering plaatsvindt. In totaal was in 2011 € 3,0 miljoen (2010: € 3,2 miljoen) aan fees verschuldigd aan Anthos Asset Management B.V. Dit komt overeen met 27 basispunten (2010: 27 bp.) van het gemiddeld belegd vermogen (1 basispunt = 0,01%). Voorzover sprake is van beleggingen in indirect onroerend goed, hedgefondsen, gespecialiseerde aandelenen obligatiefondsen zijn ook beheer- en performance fees (voor zover van toepassing; afhankelijk van de behaalde rendementen en individuele afspraken met externe managers) verschuldigd. Deze zijn impliciet
18
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
begrepen in de beleggingsopbrengsten, aangezien deze fees reeds in mindering zijn gebracht op de door de externe managers verstrekte waarderingen. Voor 2011 bedragen deze kosten 28 bp. op fondsniveau (2010: 32 bp.). De kosten van de bewaarinstelling waren in het afgelopen boekjaar 1 bp (2010: idem), terwijl tot slot de exploitatielasten van het directe onroerend goed in 2011 6 bp hebben bedragen (2010: 7 bp.). De totale kosten in verband met de beleggingen bedroegen in 2011 dus 62 basispunten (2010: 67 bp.) van het gemiddeld belegd vermogen. De gerapporteerde rendementen van Provisum zijn na aftrek van transactiekosten. In de Nederlandse pensioenfonds sector is een discussie opgestart om ook de transactiekosten transparant te maken en expliciet te kwantificeren. Gezien het vooralsnog ontbreken van betrouwbare data in de financiële markten is het nog niet mogelijk om op dit punt een betrouwbare schatting af te geven. Provisum volgt deze sectorbrede discussie nauwgezet. Terugblik 2011 In het verslagjaar werden financiële markten gedomineerd door het onvermogen van politici om adequaat fundamentele problemen aan te pakken. Meest in het oog springend en met de meest negatieve gevolgen was dit het geval in de EU, maar op dit gebied was de ontwikkeling in de VS niet veel beter. De situatie in Griekenland werd van kwaad tot erger. De noodlening van EUR 110 miljard van mei 2010 bleek onvoldoende. De financiële problemen van Griekenland namen toe door zowel een verder in het slop rakende economie als te weinig hervormingen. In juli 2011 volgde een volgend steunpakket van EUR 109 miljard, waarbij afgesproken werd dat banken “vrijwillig” 21% zouden moeten afschrijven op Griekse staatsleningen. Ondertussen had ook Portugal zich genoodzaakt gezien een noodlening aan te vragen. De onrust over de Europese schuldencrisis nam in de zomer verder toe. In toenemende mate werd gesproken over een mogelijk vertrek van Griekenland uit de euro. Het besmettingsgevaar steeg, met groeiende twijfels over de houdbaarheid van schulden en tekorten van Italië en Spanje. Dit leidde tot fors oplopende rentes in de periferielanden en tot een ingrijpen van de ECB begin augustus, met het herstarten van het opkoopprogramma voor Italiaanse en Spaanse staatsobligaties. Dit had een kalmerend effect op de markten, maar slechts van korte duur. Griekenland kende nieuwe tegenvallers en twijfels over de omvang van het noodfonds en hervormingsmaatregelen leidden opnieuw tot oplopende spanningen. In oktober besloten Europese beleidsmakers tot een herziening van het tweede steunpakket voor Griekenland: de lening werd verhoogd naar EUR 130 miljard en banken zouden 50% op hun Griekse staatsobligaties moeten afschrijven. Het Europese noodfonds, het EFSF, zou worden uitgebreid en banken zouden hun vermogenspositie moeten versterken. De gedwongen afschrijving op Griekse leningen voedde een angst dat ook voor andere landen gedwongen zou moeten worden afgeschreven, en, ondanks dat in Griekenland en Italië incompetente regeringen waren vervangen door meer vertrouwenwekkende technocraten, liepen de spanningen weer op. De volgende top van 9 december, aangekondigd als “de top der toppen”, wist in ieder geval tijdelijk weer wat rust te brengen, met nieuwe afspraken voor het vastleggen van fiscale regels en een expliciete beperking van afschrijvingen tot Griekenland. Al snel bleken echter ook de afspraken van deze top niet eenduidig en vooral te beperkt. De economische ontwikkeling van 2011 was wereldwijd gematigd positief begonnen, met een voortgaand herstel na de recessie in 2008/09. Dit was voor de ECB zelfs aanleiding in april en juni de rente met tweemaal 25 basispunten te verhogen naar 1,50%. Het optimisme werd ook nog gevoed door de Arabische lente. In maart was er wel een tegenslag met de zware aardbeving (gevolgd door een tsunami) bij Fukushima in Japan. In de loop van het eerste kwartaal kwamen de eerste tekenen van een groeivertraging. Deze vertraging was op zich al onvermijdelijk gezien het wegvallen van de positieve cyclische factoren (zoals de inhaalvraag van consumenten en het aanvullen van de voorraden) en fiscale verkrappingen die in de plaats kwamen van fiscale verruimingen. De onrust rond de Europese schuldencrisis leidde daarnaast tot een scherpe daling van het vertrouwen van consumenten en producenten, met name in Europa. Dit had als gevolg dat de economische groei in de Eurozone terugviel. In het vierde kwartaal leek de eurozone als geheel zelfs in een recessie te zijn beland (waar probleemlanden Griekenland en Portugal zich al in bevonden). Grote uitzondering was Duitsland, dat dankzij een sterke concurrentiepositie bleef profiteren van een buitenlandse vraag naar Duitse producten en een daarmee gepaard gaande verbetering van de werkgelegenheid. Met het oog op de verslechterde economische vooruitzichten maakte de ECB – ondanks een inflatie die nog boven de 2% doelstelling lag – in december de eerdere renteverhogingen ongedaan. Daarnaast verleende de ECB in december voor EUR 489 miljard
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
19
liquiditeitssteun aan het bankwezen in de vorm van driejaarsleningen. Daarmee leek eind december de rust op de financiële markten terug te keren. In de VS leek de economische groei in het derde kwartaal te vertragen. De gematigde verbetering van de arbeidsmarkt kwam tot stilstand, Hierbij speelde de ramp van Japan ook een negatieve rol omdat er hierdoor een tekort aan Japanse onderdelen ontstond. Na een neerwaartse herziening in de zomer van de groeicijfers van voorafgaande kwartalen ontstond er zelfs een vrees voor een “double dip”, ofwel een tweede recessie na de val van Lehman. Deze angst verminderde in het laatste kwartaal sterk dankzij meevallende cijfers over consumentenbestedingen (weliswaar voornamelijk door afnemende besparingen) en de arbeidsmarkt. Daarmee leek de Amerikaanse economie, in tegenstelling tot de Europese economie, weliswaar niet uitbundig maar wel gestaag door te groeien. Japan raakte in een recessie door de aardbeving bij Fukushima. De stroomvoorziening kwam door het uitvallen van geraakte kerncentrales onder druk te staan, waardoor de industriële productie en daarmee ook de export werden geraakt. In de tweede helft van het jaar herstelde de industriële productie geleidelijk. De Japanse export vond echter tegenwind van de afnemende vraag uit de regio en een sterke yen. De economische groei in China vertraagde. Enerzijds door genomen maatregelen om de enorme kredietgroei af te remmen en inflatie en bubbels op (delen van) de onroerendgoedmarkt tegen te gaan. Daarnaast leed de exportgroei onder de groeivertraging in de rest van de wereld. Er werd hier en daar zelfs al gespeculeerd op een harde landing van China. Tegen de achtergrond van een dalende inflatie werd aan het eind van het jaar weer gestart met het versoepelen van het monetaire beleid. Het groeicijfer voor het laatste kwartaal was weliswaar lager dan voorafgaande kwartalen, maar leek eerder te duiden op een zachte landing. Gezien de onrust in de eurozone is het eigenlijk opmerkelijk dat de euro in 2011 niet sterk wegzakte ten opzichte van de dollar. De euro bleef ver boven het laagste punt ooit (USD/EUR 0,85 in 2001) en ook boven de gemiddelde koers sinds de introductie (USD/EUR 1,22). De euro steeg zelfs in de eerste maanden van 2011. De economische ontwikkeling was nog positief en de ECB verhoogde de rente terwijl de Fed daartoe geen aanstalten maakte. Vanaf de zomer verzwakte de euro geleidelijk door de toegenomen onrust rond de schuldencrisis. Daarnaast werkte de sneller afnemende economische groei in de eurozone in het voordeel van de dollar. Maar de daling bleef beperkt, waarschijnlijk omdat beleggers ervan uitgingen dat, mochten er landen uit de euro stappen, de overblijvende landen gezonder zouden zijn en dus een hogere euro zouden rechtvaardigen. Per saldo steeg de dollar 3,3% in het verslagjaar ten opzichte van de euro. Nadere toelichting op de beleggingsportefeuille Naar marktwaarde was de samenstelling van de beleggingsportefeuille per 31 december 2011, met vergelijkende cijfers per 31 december 2010, als volgt (in miljoenen euro’s): Beleggingscategorieën
2011
2010
Obligaties (excl. opgelopen rente) return + matching + credits portefeuille
615,7
460,9
Aandelen
261,9
286,9
Onroerend goed
130,7
148,8
Hedgefondsen (incl. private placements € 1,2 miljoen)
65,7
71,9
Commodities
45,8
60,0
28,6
82,2
1.148,4
1.110,7
Liquiditeiten, derivaten, vorderingen/schulden TOTAAL
20
marktwaarde per 31-12
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
Het verloop van de beleggingscategorieën was in de periode 2007 tot en met 2011 als volgt: Verloop asset mix 2007 - 2011 50
48,0
45,6 40,7 40 32,8
35,2
29,7 30
26,8
28,5 25,9
17,1 15,1
10
14,4
13,4
14,0 11,4
7,3 2,2
7,4
6,9 7,7
2,2
0,2 0
23,4
19,5
20
1,9
31-12-2007
0,9 31-12-2008
31-12-2009
5,4 0,4 0,0 31-12-2010
5,7 5,4 4,0 0,9 31-12-2011
Obligaties return portefeuille Onroerend goed Tactische liquiditeit
Aandelen Hedgefondsen GTAA
Obligaties matching portefeuille (v.a. 01/04/'10) Commodities (v.a. 01/04/'10)
Obligaties credits portefeuille (v.a. 01/01/'11)
Derivaten De stichting heeft in 2011 derivatenposities aangehouden in de vorm van valutatermijncontracten (€ 17,6 miljoen). Hiermee is in het verslagjaar per saldo een negatief resultaat behaald van € 8,9 miljoen. Het ongerealiseerde verlies ultimo 2011 ad € 6,3 miljoen is opgenomen onder “Schuldpositie derivaten”. Eind 2011 staan valutatermijncontracten open voor de verkoop van USD 288,7 miljoen (€ 217,6 miljoen), GBP 14,0 miljoen (€ 16,3 miljoen) en JPY 2.075,0 miljoen (€ 20,0 miljoen).
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
21
Performancevergelijking 2011 was wederom een turbulent beleggingsjaar met vele onzekerheden en hoge volatiliteit. De totale portefeuille realiseerde in het afgelopen beleggingsjaar uiteindelijk een positief rendement van 6,0%. De best presterende beleggingscategorie in 2011, in termen van absoluut positief rendement, bleken obligaties te zijn (zowel de matching als de return als de creditportefeuilles behaalden rendementen over geheel 2011 van resp. 23,0%, 5,5% en 3,4%). Rendement 2011
Bijdrage aan totaal rendement
Benchmark
Bijdrage aan totale benchmark rendement
-4,1
-1,1
-3,0
-0,9
Obligaties return
5,5
0,8
4,1
0,6
Obligaties credits
3,4
0,2
1,5
0,1
% Aandelen
Onroerend goed
3,5
0,4
5,6
0,7
Hedgefondsen
-3,9
-0,2
-5,9
-0,3
Commodities
-6,5
-0,3
-10,4
-0,5
Resultaat o.b.v. tactisch beleid (gewogen) Obligaties matching
-0,2 23,0
Strategische valuta-afdekking
1)
-0,3
6,9
6,9
-0,7
-0,7
1)
Resultaat o.b.v. strategisch beleid
6,2
6,2
Totaal Provisum
6,0
5,9
Voor obligaties matching en de strategische valuta afdekking is geen benchmark beschikbaar; voor berekeningsdoeleinden van de benchmark zijn de rendementen gelijkgesteld aan het portefeuille rendement.
Het verloop van het cumulatieve rendement in 2011 van de totale portefeuille van Provisum was als volgt, met ter vergelijking het cumulatieve rendement van de interne benchmark (o.b.v. de SAA): Verloop (cumulatieve) rendement Provisum versus interne benchmark 2011 (%) 7,0
6,0
6,0
5,9
5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 Provisum
Interne benchmark
In de vergelijking met de interne benchmark (op basis van de wegingen uit de Strategische Asset Allocatie) is voor geheel 2011 sprake van een lichte outperformance (6,0% versus 5,9%). Op de rendementen per individuele beleggingscategorie wordt later meer in detail ingegaan. Het belegd vermogen van Provisum is in de loop van het boekjaar 2011 toegenomen van EUR 1.111 miljoen per begin van boekjaar 2011 naar EUR 1.148 miljoen per eind december 2011. Gedurende 2011 daalde de dekkingsgraad (berekend op basis van de actuele DNB rentetermijnstructuur en volgens de FTk) van 126,6% (31 december 2010) naar 117,7% per 31 december 2011 voornamelijk als gevolg van een sterk gedaalde rentetermijnstructuur (met een sterk gestegen Voorziening Pensioen Verplichtingen van afgerond EUR 98 miljoen tot gevolg). De stuurdekkingsgraad komt per 31 december 2011 uit op 108,4% (van 117,9% per 31 december 2010).
22
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
Het totale rendement (6,0%) is inclusief de impact van strategische valuta-afdekking en de strategische afdekking van het renterisico. De strategische afdekking van 75% van de posities in vreemde valuta, in casu de US-dollar, de Japanse Yen en het Engelse Pond heeft het fondsrendement van de stichting met afgerond 0,7% negatief beïnvloed (2010: afgerond 1,1% negatief). Eind 2011 bedroeg de niet-afgedekte positie in vreemde valuta 6,9% van het totaal aan beleggingen. De strategische afdekking van het renterisico (door middel van de obligaties matching portefeuille) heeft in 2011 een positieve bijdrage van liefst 6,9% geleverd aan het fondsrendement (rendement op de matching portefeuille van 23,0% tegen een gemiddelde weging in de portefeuille van 30%). Resultaten aandelen (-4,1%) 2011 kenmerkte zich voor aandelenmarkten als onzeker, hetgeen tot uiting kwam in een verhoogde volatiliteit. In dat klimaat werden in de eerste drie kwartalen per saldo negatieve rendementen door Provisum behaald (per 30 september -12,8%). Deze waardedaling werd echter als gevolg van een rally in het 4e kwartaal (+9,9%) voor een groot deel gecompenseerd. Uiteindelijk behaalde de aandelenportefeuille van Provisum over geheel 2011 een negatief rendement van 4,1% tegenover een negatief rendement voor de benchmark van 3,0%. Deze underperformance (1,1%) is met name toe te schrijven aan het feit dat vele managers die wereldwijd beleggen een underperformance realiseerden. Zo ook de managers in de Provisumaandelenportefeuille, waarbij vooral Sparinvest, GLG en Carmignac teleurstellend presteerden. Daarnaast droeg de weging in de portefeuille van opkomende markten (waarvan de resultaten in 2011 sterk achterbleven bij de resultaten van de ontwikkelde markten) negatief bij. Deze twee voor Provisum negatieve ontwikkelingen werden grotendeels goedgemaakt door een actief en defensief beleid binnen de portefeuille (verlaging weging in opkomende markten, het aanhouden van defensieve sectoren - met name in de VS - en de timing gedurende het jaar van het vergroten resp. verkleinen van de liquiditeitspositie). De opbrengsten uit securities lending over geheel 2011 bedroegen EUR 5.000. De omvang van deze aandelenbeleggingen is per saldo ingekrompen van EUR 288 miljoen per 31 december 2010 naar EUR 268 miljoen per 31 december 2011. Resultaten obligaties return portefeuille (+5,5%) Net als voor aandelen was ook voor obligaties, vooral als gevolg van de voortdurende onzekerheid rondom de Europese schuldenproblematiek, sprake van een grillig jaar. Zo waren er 7 maanden met een negatief rendement maar waren er ook maanden met sterk positieve rendementen (vooral augustus, 3,5%, en december, 3,0%). Uiteindelijk behaalde de obligaties return portefeuille over geheel 2011 een positief rendement van 5,5% tegenover een rendement voor de benchmark van 4,1%. Sinds 12 september is sprake van een aangepaste, meer defensieve, benchmark met uitsluitend obligaties van Nederland, Duitsland en Frankrijk. De overweging in Nederland en de duidelijke onderweging in Frankrijk, naast het gevoerde durationbeleid, verklaren voor een belangrijk deel de positieve relatieve performance ten opzichte van de benchmark. De opbrengsten uit securities lending over geheel 2011 bedroegen EUR 90.000. Het in de returnportefeuille obligaties belegde vermogen is per saldo ingekrompen van EUR 217 miljoen per 31 december 2010 naar EUR 161 miljoen per 31 december 2011. Resultaten obligaties matching portefeuille (+ 23,0%) De obligaties matching portefeuille heeft de belangrijkste bijdrage geleverd aan het totale rendement voor het pensioenfonds over geheel 2011. Met een rendement van liefst 23,0% was de bijdrage aan het totale Provisum-rendement 6,9%. De rentetermijnstructuur (zero-coupon volgens de DNB) kende het volgende verloop gedurende het jaar: 31/12/10: 3,72%, 31/03/11: 3,99%, 30/06/11: 3,83%, 30/09/11: 2,83% en 31/12/11: 2,89%. Hieruit blijkt dat vooral in het 3e kwartaal van 2011 de rente significant daalde. De obligaties matching portefeuille beoogt een bescherming te bieden tegen rentedalingen en heeft die functie in 2011 bewezen met sterk positieve rendementen in juli, september en december. De opbrengsten uit securities lending over geheel 2011 bedroegen EUR 238.000. Het vermogen in deze categorie is per saldo toegenomen van EUR 317 miljoen per 31 december 2010 naar EUR 404 miljoen per 31 december 2011.
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
23
Resultaten obligaties creditportefeuille (+ 3,4%) Door positieve rendementen in het 4e kwartaal (2,5%), voor alle credit managers in portefeuille, is ook voor geheel 2011 door de creditportefeuille (wederom voor alle credit managers) een positief rendement behaald van 3,4%. De benchmark (Barclays Euro Investment Grade Corporate index) kwam over 2011 uit op 1,5%. Naast het al genoemde positieve absolute rendement heeft deze beleggingscategorie derhalve ook in relatieve zin een goed resultaat behaald met een outperformance van 1,9%. Het vermogen bedroeg EUR 62 miljoen per 31 december 2011. Resultaten onroerend goed (+ 3,5%) In het onzekere beleggingsklimaat van 2011 bleek de onroerendgoedportefeuille van Provisum wederom een stabiele factor te zijn. Het cumulatieve resultaat, na aftrek van alle kosten, kwam uit op 3,5%. Gedurende het gehele jaar was er sprake van een continue stroom van huuropbrengsten uit het direct gehouden onroerend goed. Onder aftrek van exploitatiekosten, en rekening houdend met een per saldo geringe afwaardering op het direct onroerend goed (0,2% op portefeuilleniveau), was het rendement op direct onroerend goed circa 5,5% wat, rekening houdend met een gemiddelde weging van afgerond 76%, overeenkomt met een bijdrage van het direct onroerend goed aan het Provisum rendement van 4,2%. Het indirect gehouden onroerend goed kende over geheel 2011 per saldo negatieve herwaarderingen (1,2% op portefeuilleniveau) (met name de deelnemingen in de kantorenfondsen van Morgan Stanley en AXA) maar daartegenover stond 0,9% ontvangen dividend (ook op fondsniveau). Daarmee was de totale bijdrage van het indirect onroerend goed aan het Provisum rendement -0,2%. Deze bijdrage van indirect onroerend goed is een resultante van het rendement op indirect onroerend goed van circa -1% tegen een gemiddelde weging van ongeveer 24%. Het totale rendement van de onroerendgoedportefeuille van Provisum vóór kosten kwam daarmee op 4,0%; na aftrek van (beheer)kosten (0,5%) resteert een netto resultaat, ná aftrek van alle kosten, van 3,5%. De interne benchmark (IPD Nederland) heeft rendementen gepubliceerd over 2011. Rekening houdend met de strategische wegingen (winkels 60%, kantoren 20%, bedrijfsruimten 15% en woningen 5%) komt het samengestelde benchmarkcijfer uit op 5,6%. Dit benchmarkcijfer wordt voornamelijk verklaard door de goede performance van winkels in de benchmark (7,6%). De omvang van deze beleggingscategorie is per saldo ingekrompen van EUR 149 miljoen per 31 december 2010 naar EUR 132 miljoen per 31 december 2011. Resultaten hedgefondsen (- 3,9%) In 2011 bleek dat de hedgefondsenportefeuille van Provisum in de totale portefeuille per saldo een geringe diversifiërende werking had waarbij het rendement (-3,9%) net als voorgaande jaren lag tussen het rendement van de aandelenportefeuille (-4,1%) en de portefeuille in (staats)obligaties (5,5%). Hoewel gedurende het jaar het rendement van hedgefondsen wel diversifiërend werkte (per 30/09 aandelen -12,8%, obligaties return +4,4%, hedgefondsen -3,3%) is vooral als gevolg van de aandelenrally in het laatste kwartaal (+10%) het jaarrendement op aandelen uiteindelijk nagenoeg gelijk aan het jaarrendement op hedgefondsen. Binnen de hedgefondsenportefeuille bleek de spreiding over de diverse managers en substrategieën eveneens een positieve bijdrage te leveren in de vergelijking met de benchmark. Het sterkst wordt dit geïllustreerd door de onderweging in de substrategie “Equity hedged”; deze substrategie had veruit het minste rendement in 2011 (een verlies van bijna 20%) waardoor de onderweging een deel van de outperformance verklaart. De outperformance, over geheel 2011 2%, wordt verder verklaard door de hedgepositie op koersdalingen en de prestaties van de managers in de portefeuille die markneutraal beleggen of heel actief dagelijks handelend de portefeuilles hebben beheerd. In onderstaande tabel is te zien hoe de absolute én relatieve performance zich in 2011 ontwikkelden. Provisum hedgefondsen Benchmark Relatieve performance
Q1 1,1 1,5 -0,4
Q2 -0,3 -1,5 1,2
Q3 -4,0 -5,7 1,7
Q4 -0,6 -0,2 -0,4
2011 -3,9 -5,9 2,0
De HF beleggingen zijn per saldo ingekrompen van EUR 75 miljoen per 31 december 2010 naar EUR 65 miljoen per 31 december 2011.
24
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
Resultaten commodities (-6,5%) De commodities portefeuille van Provisum heeft over het laatste kwartaal van 2011 een sterk positief rendement behaald (4,4%). Hiermee is het rendement (na aftrek van 36 basispunten beheerkosten) over het gehele jaar uitgekomen op -6,5% , zodat een deel van het verlies per 30 september (-10,4%) is goedgemaakt. Beide fondsen in de portefeuille behaalden weliswaar een negatief rendement over 2011 (in USD, resp. 7,2% en 11,0%) maar presteerden wel aanmerkelijk minder negatief dan de benchmark (DJ-UBS Future Commodity Index: -13,3%). Het eurorendement had daarbij nog wat ondersteuning van de, per saldo over 2011, zwakker geworden euro ten opzichte van de dollar. Hoewel de commodities portefeuille van Provisum dus een negatief rendement over 2011 behaalde van 6,5% is het wel de beleggingscategorie met de grootste outperformance: 3,9%. Het in deze categorie belegde vermogen is per saldo ingekrompen van EUR 60 miljoen per 31 december 2010 naar EUR 46 miljoen per 31 december 2011. De ontwikkeling van de rendementen van de belangrijkste beleggingscategorieën van de totale portefeuille was in 2011 als volgt: 25,0
obligaties matching; 23,0
20,0
Cumulatief resultaat (in %)
15,0 10,0 5,0
obligaties return; 5,5 obligaties credits; 3,4 onroerend goed; 3,5
0,0 -5,0
hedgefondsen; -3,9 aandelen; -4,1 commodities; -6,5
-10,0 -15,0
Vooruitzichten 2012 De ECB acties in december 2011 en recent dit jaar met het verstrekken van een tweede driejarige steunoperatie van in totaal EUR 1.000 miljard aan banken, hebben in ieder geval gewerkt om markten te kalmeren en het risico van een crisis in het Europese financiële systeem te verkleinen. Op deze manier is ook meer tijd voor politici gecreëerd om verder tot fundamentele oplossingen voor de schuldencrisis te komen. Toch lijkt ook in 2012 de eurocrisis de wereldeconomie en de financiële markten te gaan beheersen. De belangrijkste uitdagingen waarvoor Europese politici staan zijn een voldoende vergroten van het vangnet voor landen in problemen, geloofwaardige bezuinigingsmaatregelen om tekorten en schulden te reduceren, het verbeteren van de concurrentiekracht en groeipotentieel van de economie en het herkapitaliseren van het bankwezen. De problemen zijn dus nog verre van over, en daarmee blijven ook met name politieke risico’s boven de markt zweven. Daartegenover staat dat inmiddels wel duidelijk is geworden dat de ECB - in navolging van de Fed, de BoJ en de BoE – heel ver zal gaan om markten te stabiliseren. Het gevaar dat de euro uit elkaar zal vallen is daarmee verminderd. Mocht Griekenland echter de euro verlaten, dan lijkt dit meer en meer als een geïsoleerd geval te worden gezien, wat niet wil zeggen dat het ook in 2012 niet tot tijdelijk onrustige markten zal leiden. Mocht de Griekse exit echter op een wanordelijke manier plaatsvinden, dan vergroot dit een besmettingsgevaar voor landen als Portugal, Spanje en Italië. Voor 2012 is een lage economische groei te verwachten. Daarbij zijn één of meerdere kwartalen met negatieve kwartaal-op-kwartaal groei in de OESO-landen niet ondenkbaar. In deze landen worden zowel consumenten, producenten en overheden – in verschillende mate- gedwongen om orde op zaken te stellen. De positieve effecten van fiscale en monetaire stimuli na de crisis van 2008/09 zijn weggevallen of zelfs negatief geworden in het geval van de fiscale politiek, terwijl de positieve effecten van het voorraadherstel na 2009 zijn weggeëbd. De onzekerheden door de Europese schuldencrisis zullen het sentiment blijven drukken.
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
25
De VS staan er wat beter voor dan Europa. De Amerikaanse arbeidsmarkt vertoont een voorzichtig herstel. Dit herstel is positief voor de economie, maar nog te gering om een substantieel hogere economische groei te genereren. De werkloosheid lijkt dan ook een belangrijk thema in de presidentsverkiezingen te worden. Bovendien is de Amerikaanse huizenmarkt weliswaar gestabiliseerd, maar zijn er weinig tekenen van verbetering. Binnen Europa zal Duitsland het naar verwachting ook in 2012 beter doen dan de overige eurolanden vanwege een betere arbeidsmarktontwikkeling en export. Dit dankzij de goede concurrentiepositie en de vraag uit China. Deze laatste kan wel afnemen door de afzwakking van de Chinese economie. China lijkt genoeg middelen te hebben om een harde landing van de economie te voorkomen. Een belangrijk risico blijft de oververhitting van een deel van de Chinese onroerendgoedmarkt. Japan zal profiteren van de heropbouw na de tsunami van 2011, waar ook de rest van de regio via exporten van kan profiteren. Er blijft een gevaar dat een doormodderen in Europa een negatieve weerslag heeft op de economieën van de VS en China. Ondertussen zijn de geopolitieke risico’s in het Midden Oosten toegenomen, met name rond Iran. Dat er belangrijke presidentsverkiezingen zijn in de VS en Frankrijk en China zich opmaakt voor een leiderschapswisseling kan de onzekerheden nog vergroten. Griekenland is niet een geval op zich, maar slechts een symptoom van een groter probleem in de Westerse wereld. Met de val van Lehman is duidelijk geworden dat in het Westen de schulden veel te hoog waren opgelopen. Sinds 2008 is daarop een schuldafbouw proces ofwel “deleveraging process” ingezet, dat jaren zal duren en pijnlijk zal zijn. We bevinden ons nog slechts in de beginfase van dit proces. In de grootste economieën van de wereld is de totale schuld sinds de financiële crisis van 2008-09 zelfs nog toegenomen, met name door de gestegen overheidsschulden. De samenstelling van de totale schuld – en daarmee de aanpak van de schuld – verschilt van land tot land. Zo vormen de schulden van huishoudens in de VS de grootste component, terwijl dit in Japan de overheid is en in het Verenigd Koninkrijk de financiële sector. In de VS is de totale schuld als percentage van het BBP al wel gedaald. Dit is te danken aan een vermindering van de schuld van huishoudens (echter voornamelijk door het in gebreke blijven op hypotheekschulden) en het verminderen van de schulden van de financiële sector. Naast het deleveragingprocess zullen ook de onevenwichtige handelsbalansen aangepakt moeten worden. Binnen Europa is er daarbij de tegenstelling tussen de overschotlanden in het Noorden, die de interne vraag zouden moeten stimuleren, en de Zuidelijke tekortlanden die moeten hervormen. Op wereldschaal zou China haar overschot moeten aanpakken (appreciatie munt en stimulering binnenlandse vraag) en de VS minder op krediet moeten kopen om hun tekort te verlagen. Onze visie voor de lange termijn is niet veranderd. Dat wil zeggen dat de wereldeconomie zich in een overgangssituatie bevindt, met een relatief lage structurele groei door de vele structurele problemen in de OESO-landen als de schuldenafbouw, de onevenwichtige betalingsbalansen en de vergrijzing. Het zal nog enige jaren duren alvorens opkomende landen als China en India volledig als nieuwe locomotief – in opvolging van de VS - van de wereldeconomie kunnen fungeren en de groei van de wereldeconomie structureel kan toenemen. Hiervoor zijn in deze landen verdergaande hervormingen nodig om van een exportgedreven economie over te schakelen naar een economie die meer door de consument wordt gedragen. Dit wil niet zeggen dat de middellange termijnvooruitzichten louter negatief zijn. Weliswaar zal de groei in de ontwikkelde landen structureel laag zijn, maar wel gemiddeld bezien positief. Daarnaast zal de groei in opkomende landen relatief hoog blijven, hoewel deze wel zal worden getemperd door de lage groei in de ontwikkelde landen. Het bedrijfsleven in het Westen staat er naar verhouding goed voor. De wereldhandel zal verder groeien, ondanks licht toenemende protectionistische tendensen. De technologische innovatie (op gebieden als energie, biotechnologie, telecommunicatie en media) zal een positieve impact op de economische groei behouden in ontwikkelde landen en in toenemende mate in opkomende markten. Als laatste positief element valt te vermelden dat de inflatie in ieder geval de komende jaren nog beperkt zal blijven, met relatief lage rentes als bijkomend effect.
26
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
Jaarbeleggingsplan 2012 Op basis van de hiervoor geschetste vooruitzichten en rekening houdend met de ontwikkeling van de dekkingsgraad en de stand van zaken op de financiële markten in de loop van de laatste maanden van 2011 heeft het bestuur van de stichting het jaarbeleggingsplan voor 2012 volgens het schema hieronder vastgesteld, rekening houdend met verschillende economische scenario’s. Beleggingscategorieën
minimum %
Obligaties return
Centraal scenario %
maximum %
5,0
10,0
25,0
27,5
30,0
35,0
Obligaties credits
2,5
7,5
7,5
Inflation linked bonds
0,0
0,0
0,0
Aandelen
17,5
27,5
37,5
Onroerend goed
10,0
15,0
15,0
Hedgefondsen
2,5
7,5
7,5
Commodities
2,5
2,5
7,5
Liquiditeiten
0,0
0,0
0,0
Obligaties matching
Voor afwijkende scenario’s zijn alternatieve beleggingsmixen samengesteld.
Beleggingen voor risico deelnemers De B excedent regeling en de vrijwillig aanvullende regeling betreffen beschikbare premieregelingen. Deze regelingen zijn tot 2011 ondergebracht bij verzekeringsmaatschappij Interpolis. In 2011 heeft Provisum deze regelingen overgenomen en daarbij de beleggingen ondergebracht bij Robeco binnen het ‘flexioen’ product. Voor iedere deelnemer aan een van beide regelingen is een rekening op naam van Provisum geopend bij Robeco. Ultimo 2011 was er sprake van 577 rekeningen van 523 deelnemers. De op deze rekeningen gestorte bedragen uit premie of waardeoverdracht worden belegd in een van de 10 onderstaande beleggingsmixen. Daarbij geldt een zogenaamd life cycle beginsel. Naarmate de deelnemer dichter bij de pensioendatum komt, wordt er een minder risicovolle beleggingsmix belegd. Het oogmerk is daarbij om de kans dat het bedrag aan pensioen dat van het kapitaal ingekocht kan worden, niet aan de verwachtingen voldoet, te verkleinen. Leeftijd <25 25-34 35-44 45-49 50-54 55-56 57-58 59-60 61-62 63-64 7-8 5-6 3-4 1-2 Horizon >40 31-40 21-30 16-20 11-15 9-10 Mix 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Beleggingsfondsen Robeco Aandelen Emerging Markets 15% 15% 15% 10% 5% 5% Property Equities 5% 5% 5% 5% 5% Robeco 40% 35% 25% 20% 15% 10% 10% 5% 5% Robeco. Eur. Cons. Eq. 15% 15% 15% 15% 15% 15% 10% 10% 5% 5% Alternatief Robeco Commodities 10% 10% 10% 10% 10% 5% 5% Obligaties Rorento 5% 10% 20% 10% Rorento High Yield Bonds 10% 10% 10% 10% 10% 5% Euro Bonds Inflation Hedged 5% 5% 10% 10% 10% Euro Bonds 10 D 20% 40% 50% 65% 70% 75% 80% 5% 5% 5% 5% 5% Euro Bonds 40 D 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Totaal Rekeningen Totaal 577 Kapitaal Totaal 6.164 x € 1.000
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
3 90
50 140
165 1500
109 1488
118 1231
33 447
34 532
42 337
19 356
4 43
27
De deelnemer heeft in beperkte mate de mogelijkheid om af te wijken van de mix die hoort bij zijn of haar ‘horizon’ (tijd tot de geplande pensioendatum). De deelnemer kan twee mixen afwijken van die mix. Slechts 12 deelnemers hebben hiervoor gekozen. Deze vertegenwoordigen wel ruim 11% van het kapitaal. In deze gevallen maakt Robeco een beleggersprofiel op en adviseert betrokkene met betrekking tot de adviesmix. Zorgplicht Het pensioenfonds kent een zorgplicht ten aanzien van de beleggingen voor risico van de deelnemers. Het bestuur vult deze zorgplicht onder meer in door: ♦ selectie en evaluatie van de mixen en de fondsen die daarvan deel uitmaken; ♦ vormgeven aan de mogelijkheden van eigen beheer; ♦ toezien op de navolging van de procedures bij eigen beheer door Robeco; ♦ toezien op het volgen van het service level agreement door Robeco. Beleggingsresultaten kapitaal Emerging Markets Property Equities Robeco Robeco. Eur. Cons. Eq. Robeco Commodities Rorento Rorento High Yield Bonds Euro Bonds Inflation Hedged Euro Bonds 10 D Euro Bonds 40 D Totaal
x 1.000 € 447 228 835 1.066 461 485 501 111 1.924 106 6.164
rendement % -16,8 -2,5 -5,6 -1,6 -8,3 5,0 3,5 3,2 6,0 41,7
benchmark % -15,7 -2,4 -1,8 n.v.t. n.v.t. 6,0 3,9 n.v.t. n.v.t. n.v.t.
beheersvergoeding % 1,50 1,50 1,00 1,00 1,50 0,70 0,90 0,75 0,75 0,75
service fee % 0,12 0,12 0,12 0,12 0,12 0,07 0,12 0,12 0,12 0,12
In hoofdcategorieën betekent deze verdeling: Aandelen Grondstoffen Obligaties Totaal
2.576 461 3.127 6.164
41,8% 7,5% 50,7% 100,0%
In het verslagjaar hebben de obligatiefondsen, met name de fondsen met een lange looptijd, een goed resultaat gehad vanwege de rentedaling in 2011. De beleggingsfondsen in zakelijke waarden hadden een negatief resultaat (ook ten opzichte van de benchmark). De deelnemers in de lagere mixen hadden derhalve per saldo een negatief resultaat terwijl de deelnemers in de hogere mixen een positief resultaat kenden. Gemiddeld was het resultaat ongeveer 0,8% negatief (resultaat: - € 46.375). Kosten De deelnemers betalen geen directe kosten voor de beleggingen, ook niet bij wisseling van beleggingsfondsen. Beheersvergoeding en service zijn inbegrepen in de koersen van de beleggingsfondsen en hierboven per fonds weergegeven. Voor de pensioenadministratie betaalt Provisum een som die is inbegrepen in de kostendekkende premie. Deze kosten zijn hiervoor in dit verslag weergegeven in de kosten van de pensioenuitvoering. Vooruitblik 2012 In 2012 zal het bestuur nader overleg voeren met Robeco over de invulling van de mixen en het kostenniveau van de beleggingsfondsen.
28
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
Overige ontwikkelingen Maatschappelijk verantwoord beleggen Binnen de aandelenportefeuille was voorheen sprake van mandaten waarbinnen het pensioenfonds nadere eisen kon stellen aan het maatschappelijk verantwoord gehalte van de beleggingen. In steeds grotere mate wordt in beleggingsfondsen belegd waarbij het fonds geen (directe) invloed heeft op de onderliggende titels. Het bestuur heeft zich voorgenomen om tezamen met andere klanten van Anthos Asset Management B.V. een consistent beleid inzake maatschappelijk verantwoord beleggen vorm te geven waarbij de aandacht de volle breedte van de beleggingen bestrijkt en niet meer zo sterk op de aandelenbeleggingen is geconcentreerd. Jaarlijkse evaluatie vermogensbeheerder Uit hoofde van zijn overall verantwoordelijkheid verricht het bestuur van Provisum een jaarlijkse review op de kwaliteit van het aan Anthos Asset management gedelegeerde vermogensbeheer. Met behulp van een checklist wordt op gestructureerde wijze door middel van een rating op een aantal aandachtsgebieden aangegeven hoe door de vermogensbeheerder op de betreffende gebieden (waaronder resultaten korte- en middellange termijn, kosten, risicomanagement, advisering, rapportages en uitvoering procedures) wordt gepresteerd. De uitkomsten van deze review worden met de directie van Anthos Asset Management B.V. besproken, waarbij geïdentificeerde verbetermogelijkheden aanleiding zijn tot vervolgacties. Zo is naar aanleiding van de review over 2011 een projectgroep bestaande uit vertegenwoordigers van zowel Provisum als Anthos Asset Management B.V. samengesteld, die zich buigt over het actualiseren en toegankelijker maken van de tussentijdse rapportering over de beleggingen. Stembeleid Het belang van Provisum in de ondernemingen waarvoor gebruik gemaakt wordt van het stemrecht bedroeg per het einde van 2011 afgerond € 21 miljoen, ofwel afgerond 8% van de totale waarde van de aandelenbeleggingen. Voor de overige aandelenbeleggingen kan niet door of namens Provisum worden gestemd (belangen in beleggingsfondsen). In 2011 is op 172 aandeelhoudersvergaderingen namens Provisum gestemd. Wij laten onze stem uitbrengen door de internationale serviceprovider International Shareholder Services (ISS). Op de bewuste aandeelhoudersvergaderingen dienden de aandeelhouders zich uit te spreken over 1.141 agendapunten. Ten aanzien van 116 daarvan heeft Provisum tegen gestemd en bij 35 agendapunten heeft Provisum zich van stemming onthouden. De belangrijkste punten waarbij Provisum tegen heeft gestemd of zich heeft onthouden van stemming betroffen die punten waar belangen van aandeelhouders geschaad zouden kunnen worden: ♦ excessieve beloningsvoorstellen; ♦ benoemingen van bestuurders en internal audit functionarissen (dat laatste met name in Azië) waarbij vooral de deskundigheid en onafhankelijkheid in het geding zijn.
Slotopmerking Tot slot richt het bestuur graag een woord van dank aan de directeur en de medewerkers van het pensioenbureau die ook in dit verslagjaar aanzienlijke inspanningen hebben verricht om alle belanghebbenden tijdig en volledig te kunnen informeren over hun pensioensituatie. Amsterdam, 11 mei 2012 Het bestuur
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
29
30
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
JAARREKENING
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
31
32
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
BALANS (x € 1.000) (Romeinse cijfers verwijzen naar de toelichting) Beleggingen voor risico pensioenfonds Onroerend goed Aandelen Obligaties Hedge funds Participaties in beleggingsmaatschappijen Derivaten Grondstoffen
31 december 2011
31 december 2010
I 130.680 261.930 615.731 64.507 1.162 0 45.801
148.784 286.940 460.883 70.696 1.197 2.483 59.992
Beleggingen voor risico deelnemers
II
1.119.811 6.164
Vorderingen en overlopende activa
III
10.455
73.262
29.323 1.165.753
14.291 1.118.528
Liquide middelen
Schulden en overlopende passiva Schuldenpositie derivaten Overige schulden en overlopende passiva
1.030.975 0
IV 6.328 4.558
0 7.288 10.886 1.154.867
7.288 1.111.240
Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds
V
975.734
877.641
Technische voorzieningen voor risico deelnemers
VI
6.164
0
Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal Algemene reserve
VII
0 172.969
0 233.599 172.969
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
233.599
33
STAAT VAN BATEN & LASTEN (x € 1.000) (Romeinse cijfers verwijzen naar de toelichting) Premies en koopsommen voor risico pensioenfonds * In rekening gebrachte premies en koopsommen (kostendekkende premie) * Restitutie aan vennootschappen in verband met lagere indexatie ingegane pensioenen dan 3%
2011 VIII
* Verleende solvabiliteitskorting * Verleende premiekorting Betaalde premies door vennootschappen Premies voor risico deelnemers
IX
Beleggingsopbrengsten * Directe beleggingsopbrengsten * Indirecte beleggingsopbrengsten
X
12.895
10.563
0 12.895 0 0
5.951 4.612 0 0
XI
Beschikbaar voor uitvoering pensioenregelingen
4.612
1.297
0
31.459 71.347 102.806 -3.914 65.713
98.892
-46
0
79.859
103.504
Mutatie voorziening pensioenverplichting voor risico pensioenfonds
XII
-98.093 -18.234
-67.421 36.083
Mutatie voorziening voor risico deelnemers
XIII
-6.164
o
Pensioenuitkeringen
XIV
-39.923
-39.875
Pensioenuitvoeringskosten
XV
-1.912
-1.962
Premies herverzekering minus uitkeringen
XVI
-223
-116
Saldo overdrachten t.a.v. voorziening voor risico pensioenfonds t.a.v. voorziening voor risico deelnemers
XVII
Overige baten en lasten Winst/Verlies (-) saldo
34
12.895
25.452 44.204 69.656 -3.943
Af: beleggingskosten
Beleggingsresultaten voor risico deelnemers
2010
307 4.913
XVIII
713 0 5.220 -61.236
713 -5.157
607
758
-60.629
-4.399
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
KASSTROOMOVERZICHT (x € 1.000) 2011
2010
Ontvangsten * Betaalde premies door vennootschappen * Uitkeringen herverzekering * Overgenomen verplichtingen * Directe beleggingsopbrengsten * Verkopen en aflossingen beleggingen * Overige ontvangsten Totaal ontvangsten
11.197 0 693 25.453 759.600 727 797.670
2.937 0 833 31.459 1.427.279 915 1.463.423
Uitgaven * Pensioenuitkeringen * Premies herverzekering * Overgedragen verplichtingen * Aankopen beleggingen * Kosten vermogensbeheer * Kosten gepensioneerdengroepen * Administratieve kosten *) * Overige uitgaven Totaal uitgaven
39.923 223 386 797.917 3.943 0 216 120 842.728
39.875 116 120 1.365.600 3.914 54 233 157 1.410.069
-45.058 13 62.807
53.354 157 -60.583
-2.730 15.032
4.430 -2.642
Saldo liquide middelen 1-1
14.291
16.933
Saldo liquide middelen 31-12
29.323
14.291
Ontvangsten minus uitgaven * Resultaat op liquide middelen * Mutatie vorderingen en overlopende activa * Mutatie schulden en overlopende passiva excl. schuldenpositie derivaten Mutatie liquide middelen
*) De rechtstreeks door de vennootschappen betaalde uitvoeringskosten, die wel tot de kostendekkende premie behoren, zijn buiten dit overzicht gehouden omdat de geldmiddelen van de stichting hierdoor niet zijn beïnvloed.
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
35
TOELICHTING OP DE BALANS Waarderingsgrondslagen Onroerend goed De onroerende goederen worden gewaardeerd op de courante verkoopwaarde. Taxatie geschiedt jaarlijks door Anthos Asset Management B.V. en periodiek door externe taxateurs. Afschrijving vindt niet plaats. Obligaties Niet-converteerbare obligaties worden gewaardeerd tegen de beurskoers per balansdatum. Aandelen, converteerbare obligaties, participaties in beleggingsmaatschappijen en overige beleggingen Ter beurze genoteerde aandelen en converteerbare obligaties worden gewaardeerd tegen de beurskoers per balansdatum; niet ter beurze genoteerde aandelen worden gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde. De overige beleggingen worden gewaardeerd tegen benaderde marktwaarde. Derivaten Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. De positieve derivatenposities zijn opgenomen als een afzonderlijke categorie van beleggingen en de negatieve posities zijn opgenomen onder de schulden. De posities zijn gewaardeerd tegen benaderde marktwaarde. Liquide middelen, vorderingen en schulden Deze worden opgenomen tegen de nominale waarde. Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de beleggingen voor risico deelnemers zijn de beurskoersen van de aangehouden beleggingsfondsen per balansdatum. Technische voorzieningen De voorziening voor pensioenverplichtingen (vpv) is bepaald op basis van de door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur van 31 december 2011, rekening houdend met 3% indexatie na ingang van het pensioen ten aanzien van de tot eind 2000 opgebouwde aanspraken. Daarbij is voor de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen ultimo 2011 rekening gehouden met de sterftekansen die zijn ontleend aan de door het Actuarieel Genootschap (AG) in 2010 gepubliceerde prognosetafels 2010-2060. De verzekerdensterfte is benaderd door toepassing van de correctiefactoren voor de sterftekansen die specifiek zijn vastgesteld voor de populatie van Provisum in een rapport van AON/Hewitt d.d. 3 december 2010, vastgesteld door het bestuur in de vergadering van 16 december 2010. De leeftijden per de balansdatum zijn in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld. Daarbij wordt een overblijvend gedeelte van een maand gezien als een hele maand. Voor de berekening van het nabestaandenpensioen is uitgegaan van een leeftijdsverschil tussen mannen en vrouwen van drie jaar en van de volgende gehuwdheidsfrequenties. Mannen: ♦ leeftijd tussen 18 en 54 jaar 95% ♦ leeftijd tussen 55 en 65 jaar 100% Vrouwen: ♦ leeftijd tussen 18 en 54 jaar 90% ♦ leeftijd tussen 55 en 65 jaar 100% Bij de vaststelling van de voorzieningen is rekening gehouden met toekomstige uitvoeringskosten. De volledige jaarlijkse uitvoeringskosten behoren wel tot de kostendekkende premie. Daarvoor wordt geen korting verleend. Verondersteld wordt dat de pensioenuitkeringen continu geschieden.
36
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
De waardering van de voorzieningen voor risico deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover de voorzieningen aangehouden beleggingen. Waardemutaties beleggingen Gerealiseerde en ongerealiseerde waardemutaties van de beleggingen worden ten gunste dan wel ten laste van de staat van baten en lasten gebracht.
Risicobeheer De Pensioenwet schrijft voor dat een pensioenfonds een systematische analyse maakt van risico’s en deze analyse ook vastlegt. Provisum heeft dit vastgelegd in een risicobeheersingsplan. Het fonds streeft ernaar om deze risico’s zoveel mogelijk in te delen op basis van het risicoanalyse model zoals wordt gehanteerd door De Nederlandsche Bank (FIRM). Als niet ‘financiële risico’s’ onderscheidt het fonds daarbij: ♦ Omgevingsrisico
Het risico als gevolg van buiten het pensioenfonds komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat. ♦ Operationeel risico
Het risico samenhangend met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering. ♦ Uitbestedingsrisico
Het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van aan derden (al dan niet binnen een groep, al dan niet aan de sponsor) uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel, wordt geschaad. ♦ IT-risico
Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continue of onvoldoende beveiligd worden ondersteund door IT. ♦ Intergriteitsrisico
Het risico dat de integriteit van het fonds dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de bij het fonds betrokken personen in het kader van wet- en regelgeving en maatschappelijke en binnen het fonds vastgestelde normen. ♦ Juridisch risico
Het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van de rechtspositie van het fonds met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. ♦ Deskundigheid en infomatierisico
Het risico van ondeskundige/incapabele of niet bemande organen bij het pensioenfonds of het risico dat deze organen niet adequaat van informatie worden voorzien. Deze risico’s heeft het fonds wel naar impact en waarschijnlijkheid gecategoriseerd, maar niet gekwantificeerd. Het belangrijkste risico voor het fonds is het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de aangesloten vennootschappen moet verhogen, het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor indexatie van de pensioenen en/of pensioenaanspraken en het risico van het korten van de pensioenaanspraken. Dit risico is gekwantificeerd.
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
37
Het solvabiliteitsrisico (S) kent de volgende elementen: ♦ Renterisico (S1)
Het risico dat bij een rentedaling de verplichtingen sneller stijgen dan de waarde van de vastrentende beleggingen. Dit wordt veroorzaakt door een verschil in duration tussen beleggingen en verplichtingen [de zogenaamde ‘duration gap’ of ‘duration mismatch’]. Bij Provisum is sprake van een zogenaamde matching portefeuille van langlopende obligaties. Deze matching portefeuille is er op gericht om, tezamen met de overige vastrentende portefeuilles, het renterisico bij aanhouding van de strategische portefeuille voor 60% af te dekken. Bij de tactische portefeuille moet de mate van afdekking zich tussen de 50% en de 70% bevinden. Bij de afdekking van het renterisico worden geen rentederivaten gehanteerd. ♦ Prijsrisico (zakelijke waarden) (S2)
Het risico dat de waarde van de beleggingen zich negatief ontwikkelt door bewegingen in de financiële markten; bij genoteerde beleggingen ook wel koersrisico genoemd. De keuze van de strategische asset mix is de belangrijkste beslissing in het kader van dit prijsrisico. De strategische asset mix is tot stand gekomen op basis van de ALM-studie die driejaarlijks wordt uitgevoerd. Het fonds wijkt slechts in beperkte mate van deze mix af. Het kent tracking errors op de diverse beleggingscategorieën (aandelen 4%, hedge funds 3%) maar ook een maximale tracking error van 3% op de volledige portefeuille en 2% op de tactische asset-allocatie. ♦ Valutarisico (S3)
Het risico dat wordt veroorzaakt als de beleggingen in een andere valuta zijn gedenomineerd dan de verplichtingen die volledig in euro luiden. Het risico ten aanzien van beleggingen in Britse ponden, US dollars of Japanse yen wordt strategisch voor 75% afgedekt. ♦ Grondstoffen risico (S4)
Het risico dat de waarde van de grondstoffen zich negatief ontwikkelt door bewegingen in de markt. De keuze voor grondstoffen in de strategische asset mix is gedaan op basis van de ALM studie 2009. De toevoeging van grondstoffen leidt tot een groter diversificatievoordeel en het leidt tot betere resultaten in inflatie scenario’s. Het aandeel in de strategische asset mix bedraagt 5%. Daar wordt slechts beperkt van afgeweken. De tracking error op deze categorie bedraagt 5,5%. ♦ Kredietrisico (S5)
Het risico dat een debiteur van het fonds zijn verplichtingen niet nakomt. Ten aanzien van beleggingen in vastrentende waarden zijn hiervoor nadere voorwaarden gesteld. Er geldt een maximale tracking error van 2% ten opzichte van de benchmark. Tevens geldt de eis dat 87,5% van de vastrentende beleggingen ‘investment grade’ is (een rating kennen van triple B of hoger). Binnen het contingent ‘investment grade’ zijn ook nadere criteria gesteld aan de creditrating. Zo moet bijvoorbeeld 70% daarvan een rating hebben van A of hoger. ♦ Verzekeringstechnisch risico (S6)
Dit betreft de actuariële risico’s van lang leven, kort leven en arbeidsongeschiktheid. Het bestuur heeft gekozen voor het hanteren van de generatietafel 2010-2060 met een op de specifieke, populatie gerichte correctie. Het fonds houdt zodoende rekening met een in de toekomst stijgende levensverwachting. Bij het kwantificeren van het verzekeringstechnisch risico wordt rekening gehouden met het foutief inschatten van de sterftetrend en met een afwijking van sterfteverwachting vanwege een beperkte bestandsomvang. Het fonds kent een herverzekering voor kort leven en arbeidsongeschiktheidsrisico. Nadere gegevens hierover staan in het bestuursverslag. Gekwantificeerd volgens de FTK standaard methodiek van de toezichthouder, leidt dat tot de volgende totale solvabiliteitseis (vereist eigen vermogen): ♦ bij de solvabiliteitspositie ultimo 2011 en 2010 en de beleggingsportefeuille zoals gold op dat moment, weergegeven in het eerste rijtje (de ‘toetsnorm’); ♦ bij een solvabiliteitspositie die ‘juist voldoende’ is volgens normen van de Pensioenwet bij toepassing van de strategische beleggingsmix (evenwichtssituatie):
38
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
2011 Toetsnorm (€ miljoen)
2011 Evenwichtssituatie (€ miljoen)
2010 Toetsnorm (€ miljoen)
2010 Evenwichtssituatie (€ miljoen)
S1 Renterisico
30,2
38,4
40,4
42,8
S2 Koersrisico
108,7
121,3
112,9
102,7
S3 Valutarisico
16,1
16,8
24,7
24,3
S4 Grondstoffenrisico
13,7
16,8
18,0
15,2
S5 Kredietrisico
8,6
2,7
2,9
4,5
35,5
35,5
32,5
32,5
Diversificatie-effect (./.)
-86,3
-88,3
-86,7
-85,4
Totaal
126,5
143,2
144,7
136,6
113,0%
114,7%
116,5%
115,6%
S6 Verzekeringstechnisch
Bijbehorende dekkingsgraad Aanwezig Surplus
173,0
233,6
29,8
97,0*
* Bij een positief getal is er geen reservetekort. ♦ In de evenwichtssituatie is bij de vaststelling van de S2 een strategische portefeuille aandelen emer-
ging markets verondersteld van 8% van de aandelenportefeuille. Dit is geschied ten behoeve van de gewenste prudentie van de modeluitkomsten. ♦ Het verschil in de toetsnorm 2011 ten opzichte van de evenwichtssituatie 2011 wordt verklaard door de defensieve positie van de actuele asset mix ten opzichte van de strategische asset mix. Derivaten Derivaten worden ingezet ten behoeve van risicobeheer of efficiënt portefeuillebeheer. Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenpositie. Per 31 december 2010: expiratiedatum
contractomvang (notional)
actuele waarde activa
Valutatermijncontracten
1 april 2011
58.605.581
€ 887.867
Valutatermijncontract en
1 juli 2011
193.729.596
€ 1.595.864
expiratiedatum
contractomvang (notional)
actuele waarde activa
Valutatermijncontracten
1 februari 2012
56.770.914
€ 181.420
Valutatermijncontracten
1 maart 2012
203.149.302
Type contract:
actuele waarde passiva
Per 31 december 2011: Type contract:
actuele waarde passiva
€ 6.509.580 € 6.328.161
Uitlening van effecten Het pensioenfonds neemt deel aan een zogenaamd securities lending programma, waarbij effecten, onder strikte voorwaarden, voor een vastgestelde periode aan derden worden uitgeleend in ruil voor een geldelijke vergoeding. Ultimo 2011 bedroeg de waarde van de uitgeleende effecten € 163,2 miljoen (2010: € 197,1 miljoen). Er was onderpand verstrekt ten bedrage van € 166,6 miljoen (2010: € 201,3 miljoen).
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
39
TOELICHTING OP DE BALANS (vervolg) I. Beleggingen voor risico pensioenfonds Onroerend goed Stand einde vorig boekjaar Aankopen Verkopen Waardewijzigingen Stand einde boekjaar
2011 148.784 183 -16.594 -1.693 130.680
2010 150.372 0 -4.423 2.835 148.784
De beleggingen in onroerend goed betreffen met name kantoor- en winkelpanden en enkele bedrijfsgebouwen; verder zijn onder deze post participaties in onroerend goed fondsen opgenomen. Aandelen Stand einde vorig boekjaar Aankopen Verkopen Waardewijzigingen Stand einde boekjaar
286.940 149.590 -161.477 -13.123 261.930
310.241 82.838 -156.407 50.268 286.940
Obligaties (niet-converteerbaar) Stand einde vorig boekjaar Aankopen Verkopen Waardewijzigingen Stand einde boekjaar
460.883 545.843 -462.689 71.694 615.731
481.071 1.158.375 -1.195.292 16.729 460.883
70.696 47.711 -53.421 -479 64.507
83.012 38.932 -60.391 9.143 70.696
1.197 0 0 -35 1.162
1.133 0 0 64 1.197
2.483 0 2.483 24.794 -24.744 -8.861 6.328 0
0 -4.365 -4.365 35.217 -10.766 -17.603 0 2.483
59.992 29.796 -40.675 -3.312 45.801 1.119.811
0 50.238 0 9.754 59.992 1.030.975
Hedge funds Stand einde vorig boekjaar Aankopen Verkopen/aflossingen Waardewijzigingen Stand einde boekjaar Participaties in beleggingsmaatschappijen Stand einde vorig boekjaar Aankopen Verkopen Waardewijzigingen Stand einde boekjaar Derivaten Stand einde vorig jaar opgenomen onder de beleggingen Stand einde vorig jaar opgenomen onder de schulden Totale stand einde vorig jaar Aankopen Verkopen Waardewijzigingen Stand einde boekjaar opgenomen onder de schulden Stand einde boekjaar Grondstoffen Stand einde vorig boekjaar Aankopen Verkopen Waardewijzigingen Stand einde boekjaar Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds
40
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
TOELICHTING OP DE BALANS (vervolg) II. Beleggingen voor risico deelnemers Stand einde vorig boekjaar Overname en premies Overdracht en onttrekkingen Waardewijzigingen Stand einde boekjaar
2011
2010
0 6.382 -172 -46 6.164
0
2.576 461 3.127 6.164
0 0 0 0
III. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen in verband met effectentransacties Lopende intrest, huren, etc. Vorderingen op werkgevers Terug te vorderen belasting Vordering op herverzekeringsmaatschappij Overige Totaal vorderingen en overlopende activa
522 8.837 484 0 261 351 10.455
63.677 8.657 0 0 471 457 73.262
IV. Schulden en overlopende passiva Schuldenpositie derivaten Schulden in verband met effectentransacties Schulden aan werkgevers Overige schulden en overlopende passiva Totaal schulden en overlopende passiva
6.328 0 36 4.522 10.886
0 4.018 118 3.152 7.288
975.653 81 975.734
877.520 121 877.641
Bovenstaande positie is als volgt onder te verdelen: Aandelen Grondstoffen Obligaties Totaal
V. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds 1) Overige technische voorzieningen voor risico pensioenfonds 2) Totaal technische voorzieningen voor risico pensioenfonds
0
1) Bij de vaststelling van de voorziening voor pensioenverplichtingen wordt uitgegaan van de per balansdatum door DNB vastgestelde rentetermijnstructuur. Tevens wordt rekening gehouden met de generatietafels van het Actuarieel Genootschap voor de periode 2010-2060. 2) De overige technische voorzieningen hebben betrekking op een voorziening voor niet-reglementaire pensioenlasten, die door inmiddels niet meer bestaande vennootschappen zijn afgefinancierd, ter grootte van € 80.536. VI. Technische voorzieningen voor risico deelnemers Vrijwillige aanvullende regeling Excedent regeling Totaal voorziening voor risico deelnemers Stand einde vorig boekjaar Opname en premies Onttrekkingen Waardeverandering Stand einde boekjaar VII. Algemene reserve (eigen vermogen) Stand einde vorig boekjaar Toevoeging/onttrekking (-) van het saldo winst en verliesrekening Stand einde boekjaar
2011 2.218 3.946 6.164
2010 0 0 0
0 6.382 -172 -46 6.164
0 0 0 0 0
233.599 -60.630 172.969
237.998 -4.399 233.599
Deze reserve is ingevoerd per 1 januari 2001. Aan de reserve wordt jaarlijks het saldo van de staat van baten en lasten gevoegd. Het minimaal vereiste eigen vermogen bedraagt € 40.623.688. Er is dus geen sprake van een dekkingstekort. Het vereiste eigen vermogen bedraagt € 143.169.000. Dit komt overeen met 114,7% van de voorziening pensioenverplichtingen.
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
41
TOELICHTING OP DE BALANS (vervolg) Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Ontvangen of verstrekte zekerheden en garanties Er zijn geen zekerheden en garanties bekend, die niet in de jaarrekening zijn opgenomen. Voorwaardelijke verplichtingen Per jaareinde lopen er geen juridische procedures tegen het fonds en heeft het fonds geen juridische procedures aangespannen tegenover derden.
42
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN & LASTEN VIII. Premies en koopsommen voor risico pensioenfonds A. In rekening gebracht aan vennootschappen Periodieke stortingskoopsommen A2006-regeling coming service Periodieke stortingskoopsommen A2006-regeling backservice Periodieke stortingskoopsommen B-regeling coming service Periodieke stortingskoopsommen B-regeling backservice Risicopremies B excedent Solvabiliteitsopslag Uitvoeringskosten betaald door de stichting Uitvoeringskosten betaald door de vennootschappen Eénmalige stortingskoopsommen Totaal in rekening gebracht aan vennootschappen/ kostendekkende premie voor risico pensioenfonds B. Niet aan vennootschappen in rekening gebracht Verhoging slapersaanspraken Overdrachten van derden Aanpassing aanspraken u.h.v. verleende premievrijstelling Aanpassing grondslagen en overige aanpassingen Aanpassing ingegane pensioenen Totaal niet in rekening gebracht aan vennootschappen Totaal premies en koopsommen voor risico pensioenfonds
2011
2010
2.362 1.401 4.639 1.062 129 1.284 216 1.697 105
2.228 452 3.867 0 0 1.318 287 1.675 736
12.895
10.563
2.671 914 119 0 1.269 4.973
1.787 985 4 0 935 3.711
17.868
14.274
Of en in welke mate premies en koopsommen in rekening worden gebracht aan de vennootschappen, is geregeld in de uitvoeringsovereenkomst. Een groot deel van de uitvoeringskosten van de stichting wordt rechtstreeks betaald door de vennootschappen, die deze kosten onderling verrekenen naar rato van aantallen deelnemers. Dit gedeelte van de uitvoeringskosten behoort wel tot de kostendekkende premie, genoemd in de uitvoeringsovereenkomst, maar wordt niet door de stichting in rekening gebracht. In de voor 2011 van toepassing zijnde overeenkomst is voorzien in vier verminderingen op de bruto premies en koopsommen. Het betreft een vrijval in de voorziening pensioenverplichtingen, die het gevolg is van een lagere aanpassing van de ingegane pensioenen dan 3%, een vrijval van de opslag voor (toekomstige) uitvoeringskosten ter grootte van 2% van de uitgekeerde pensioenen, een solvabiliteitskorting die maximaal gelijk aan de verschuldigde solvabiliteitsopslag en een premiekorting. Minimaal zijn de uitvoeringskosten verschuldigd en de premies en koopsommen op grond van pensioenregeling B tot een bedrag van viermaal de eigen bijdrage van de deelnemers. Deze verminderingen worden slechts verleend indien en voorzover de dekkingsgraad, gegeven de rentestand aan het eind van het voorgaande jaar, een bepaald niveau overschrijdt. Bij de bepaling van de relevante dekkingsgraad voor de solvabiliteitskorting en de premiekorting wordt de stuurdekkingsgraad per 31 oktober 2011 gehanteerd van 106,7% (eind oktober 2010: 112,4%). IX. Premies voor risico deelnemers Beschikbare premie B excedent Beschikbare premie vrijwillig aanvullende regeling Totaal premie voor risico deelnemers
2011 744 553 1.297
2010 0 0 0
Het pensioenfonds kent met ingang van 2011 een vrijwillige beschikbare premieregeling (Flexioen). De deelnemer kan hierin pensioen opbouwen voor eigen risico. Daarnaast kent het pensioenfonds sinds 2011 een excedentregeling op het B reglement in de vorm van een beschikbare premieregeling (ook in de vorm van 'Flexioen'. Beide regelingen waren voorheen bij een verzekeraar ondergebracht. In januari 2011 heeft een collectieve overdracht plaatsgevonden van die regelingen.
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
43
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN & LASTEN (vervolg) X. Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten Inkomsten uit onroerend-goedbeleggingen Winstuitkeringen en dividenden op participaties in beleggingsmaatschappijen Ontvangen dividenden op aandelen Ontvangen intrest op obligaties Inkomsten uit hedge funds Overige intrest Totaal directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Waardeveranderingen onroerend-goed Waardeveranderingen participaties Waardeveranderingen aandelen Waardeveranderingen obligaties Waardeveranderingen grondstoffen Waardeveranderingen hedge funds Waardeveranderingen derivaten Waardeveranderingen valuta Totaal indirecte beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds AF: Beleggingskosten Exploitatiekosten onroerend-goedbeleggingen Beheerskosten onroerend-goedbeleggingen Beheerskosten effecten Totaal beleggingskosten voor risico pensioenfonds Beleggingsopbrengsten minus beleggingskosten voor risico pensioenfonds XI. Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers Directe beleggingsopbrengsten Ontvangen dividenden Indirecte beleggingsopbrengsten Waardeverandering beleggingsfondsen Robeco Totaal beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers
2011
2010
7.825 0 1.432 15.703 0 492 25.452
9.237 0 1.054 17.915 2.902 351 31.459
-1.693 -35 -13.123 71.694 -3.312 -479 -8.861 13 44.204
2.835 64 50.268 16.729 9.754 9.143 -17.603 157 71.347
796 679 2.468 3.943
722 888 2.304 3.914
65.713
98.892
81 -127 -46
0 0 0 0 0
De beleggingskosten zijn verwerkt in de koersen van de beleggingsfondsen.
44
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN & LASTEN (vervolg) XII. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenopbouw Totaal premies en koopsommen Af: in premies begrepen: * uitvoeringskosten * overdrachten van derden * solvabiliteitsopslag * premies voor indexering en overige toeslagen * risicopremies B excedent Totaal premies voor pensioenopbouw
2011
2010
17.868
14.274
1.912 914 1.284 4.059 129 9.570
1.962 985 1.335 2.722
Indexering en overige toeslagen Indexering en overige toeslagen Vrijval voorziening pensioenverplichtingen i.v.m. lagere indexatie dan 3% *) Totaal indexering en overige toeslagen
4.059 -2.161 1.898
2.722 -18.881 -16.159
Rentetoevoeging
11.199
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
-39.923
Vrijval opslag voor toekomstige uitvoeringskosten Wijziging marktrente
-798 117.931
Wijzigingen uit hoofde overdrachten Toevoegingen wegens inkomende waardeoverdrachten Onttrekkingen wegens uitgaande waardeoverdrachten Totaal wijzigingen uit hoofde overdrachten Overige mutaties technische voorzieningen Grondslagwijzigingen Overig Technisch resultaat exclusief waardeoverdrachten Totaal overige mutaties technische voorzieningen Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen risico pensioenfonds
7.270
10.229 **) -39.875 -795 70.087 **)
914 -495 419
985 -179 806
0 26 -2.229 -2.203
35.476 0 383 35.859
98.093
67.422
*) De vennootschappen betaalden t/m 2000 premies, waarin een 3% stijging van de pensioenen na ingang was opgenomen. Vanaf 2001 wordt bij de in rekening te brengen premies geen rekening gehouden met een stijging na ingang. De pensioenaanspraken en –rechten waarop deze gegarandeerde stijging tot 3% rust, worden afzonderlijk geadministreerd en jaarlijks verhoogd met de loonindex (actieven) of de prijsindex (gepensioneerden en slapers). Indien de stijging van de pensioenaanspraken en –rechten waarop deze garantie rust in enig jaar lager is dan 3%, valt een deel van de technische voorziening vrij ten gunste van de premiebetalende vennootschappen. Deze vrijval komt bij een voldoende financiële positie van het fonds in mindering op de kostendekkende premie. Omdat deze financiële positie op het peilmoment onvoldoende was, heeft er geen compensatie plaatsgevonden (2010: € 5.950.990). **) In de vergelijkende cijfers over 2010 heeft een verschuiving plaatsgevonden van € 21.093 van rentetoevoeging naar wijziging marktrente.
XIII. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Overname en premies Overdrachten Waardewijzigingen Totaal mutatie voorzieningen pensioenverplichtingen risico deelnemers
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
2011 6.382 -172 -46 6.164
2010 0 0 0 0
45
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN & LASTEN (vervolg) XIV. Pensioenuitkeringen Pensioenen Uitgekeerde niet-reglementaire aanspraken Totaal pensioenuitkeringen XV. Pensioenuitvoeringskosten Uitvoeringskosten betaald door de vennootschappen Overige uitvoeringskosten Totaal pensioenuitvoeringskosten
2011 39.881 42 39.923
2010 39.828 47 39.875
1.696 216 1.912
1.675 287 1.962
Het betreft hier de kosten die aan de stichting in rekening zijn gebracht. De salaris-, huisvestings- en andere kosten van de medewerkers van het pensioenbureau worden rechtstreeks gedragen door de vennootschappen.
De ten laste van het boekjaar gebrachte kosten voor de externe accountant en de accountantsorganisatie, genoemd in artikel 1 eerste lid onder a en e, van de Wet Toezicht Accountantsorganisaties, zijnde Ernst & Young Accountants LLP zijn als volgt: 2011 Totale honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening Totale honoraria voor andere controle-opdrachten Totale kosten externe accountant en accountantsorganisatie XVI. Premies herverzekering minus uitkeringen Premies herverzekering Premies herverzekering minus uitkering
2010 73 9 82
66 9 75
223 223
116 116
Voor de risico's per persoon, zowel bij overlijden als bij invaliditeit, zijn risicoherverzekeringscontracten gesloten bij Nationale Nederlanden. Vanaf 2010 is geen technische winstdeling meer van toepassing. XVII. Overdracht van rechten T.a.v. voorziening voor risico pensioenfonds Overgedragen aan derden Ontvangen van derden
2011
2010 386 -693
120 -833
-307
-713
172 -5.085 -4.913
0 0 0
-5.220
-713
XVIII. Overige baten en lasten Ontvangen WAO-uitkeringen Waarvan gerestitueerd aan werkgever
679 -120
841 -157
Ingehouden uitkeringen Totaal overige baten en lasten
48 607
74 758
T.a.v. voorziening voor risico deelnemers Overgedragen aan derden of aan pensioenregelingen A2006 of B Ontvangen van derden
Totaal overdracht van rechten
Aangezien de pensioenen op grond van regeling A2001 uiterlijk op 60-jarige leeftijd ingaan en de eventuele WAO-uitkeringen doorlopen tot de 65-jarige leeftijd, ontvangt de stichting van het UWV een aantal WAO-uitkeringen. Voor zover de vennootschappen via de stichting aan betrokkenen nog aanvullingen op het pensioen geven, worden deze aanvullingen, voor zover deze bekostigd kunnen worden uit de ontvangen WAO-uitkeringen, aan de betreffende vennootschappen gerestitueerd.
46
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN & LASTEN (vervolg) Netto pensioenlast vennootschappen In rekening gebrachte premies en koopsommen/kostendekkende premie Vrijval voorziening ingegane pensioenen i.v.m. indexatie lager dan 3% Verleende solvabiliteitskorting Verleende premiekorting Door vennootschappen betaalde uitvoeringskosten Premies betaald door vennootschappen Bijdrage werknemers Totaal netto pensioenlast vennootschappen
2011 12.895 0 0 0 -1.696 11.199 -438 10.761
2010 10.563 -5.951 0 0 -1.675 2.937 -426 2.511
Wisselkoersen ten opzichte van de euro: per 31-12-2011
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
per 31-12-2010
AUD
1,2662
1,3088
CAD
1,3219
1,3330
CHF
1,2139
1,2505
DKK
7,4324
7,4521
GBP
0,8553
0,85685
HKD
10,0822
10,4288
JPY
99,88
108,81
NZD
1,6641
1,7173
SEK
8,893
9,019
SGD
1,6833
1,7186
USD
1,2982
1,3416
47
ANALYSE SALDO BATEN & LASTEN bedragen x € 1.000
2011
Inkomsten uit beleggingen Indirect beleggingsresultaat
21.509 44.204 65.713
Intrest benodigd voor opbouw pensioenverplichtingen Vermindering/vermeerdering voorziening i.v.m. wijziging rentetermijnstructuur Resultaat op beleggingen en intrest Technisch resultaat: sterfte arbeidsongeschiktheid overdrachten afkoop en vrijval ontslagrechten ingang pensioen, uitruil en variatie
Risico herverzekering Risicopremie B excedent Extra baten, waaronder WAO-uitkeringen Vrijval voorziening i.v.m. indexatie (t.g.v. resultaat) Vrijval opslag voor toekomstige uitvoeringskosten Solvabiliteitsopslag en opslag langlevenrisico Vermeerdering voorziening pensioenverplichtingen voor eigen rekening *)
Saldo staat van baten en lasten *) Ten laste van het fonds: Verleende premiekorting Toevoeging voor aanpassing premievrije aanspraken Toevoeging voor aanpassing ingegane pensioenen boven 3% en ingegane niet gegarandeerde pensioenen Toevoeging u.h.v. verleende premievrijstelling Toevoeging voor aanpassing grondslagen en overige aanpassingen
Totaal
2010 27.545 71.347 98.892
-11.199
-10.229 *)
-117.931 -63.417
-70.086 *) 18.577
1.107 311 -112 33 777
-716 77 -93 18 238 2.116
-476
-223 129 607 2.162 798 1.284
-116 0 758 12.930 795 1.335
-4.085 -60.629
-38.202 -4.399
0 2.671
0 1.787
1.269 119
935 4
26 4.085
35.476 38.202
*) In de vergelijkende cijfers over 2010 heeft een verschuiving plaatsgevonden van € 21.093 van rentetoevoeging naar wijziging marktrente.
Amsterdam, 11 mei 2012 Het bestuur
48
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
OVERIGE GEGEVENS
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
49
50
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Algemeen Pensioenfonds Provisum Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2011 Stichting Algemeen Pensioenfonds Provisum te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Algemeen Pensioenfonds Provisum per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 11 mei 2012
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
Ernst & Young Accountants LLP namens deze: w.g. J.C. Besters RA
51
ACTUARIËLE VERKLARING Opdracht Door Stichting Algemeen Pensioenfonds Provisum te Amsterdam is aan Aon Hewitt de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2011. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: ♦ heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en ♦ heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Algemeen Pensioenfonds Provisum is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen toereikend zijn. Amsterdam, 11 mei 2012 Drs. A.C. Herlaar, Actuaris AG verbonden aan Aon Consulting CV
52
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
OORDEEL VERANTWOORDINGSORGAAN Oordeel betreffende het jaar 2011 Op 19 april 2012 hebben de leden van het verantwoordingsorgaan van de stichting hun reactie gegeven op het handelen van het bestuur in 2011. Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van de inhoud van dit jaarverslag, van de hem verstrekte notulen van de in het verslagjaar gehouden bestuursvergaderingen waaruit het handelen van het bestuur, het door het bestuur gevoerde beleid en de door het bestuur gemaakte beleidskeuzes blijken. Op basis hiervan is het verantwoordingsorgaan als geheel van oordeel dat, na een toelichting van de directeur op vragen van leden van het verantwoordingsorgaan op voornoemde datum en de heldere uitleg betreffende het beleggingsbeleid in het verslagjaar, alsmede de toelichting op het risicobeheersplan, in 2011 door het bestuur een evenwichtig beleid is gevoerd waarbij op juiste wijze rekening is gehouden met de belangen van de verzekerden en van de vennootschappen. Het verantwoordingsorgaan zag derhalve geen noodzaak dit verslag of onderdelen hiervan met een delegatie van het bestuur in een aparte bijeenkomst te bespreken. Namens het verantwoordingsorgaan, Ton Ophof voorzitter ___________________________________________________________________________________________
Bestuursreactie op oordeel verantwoordingsorgaan In de bestuursvergadering op 11 mei 2012 heeft het bestuur aangegeven dat met instemming is kennis genomen van het oordeel van het verantwoordingsorgaan over het door het bestuur in 2011 uitgevoerde beleid.
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
53
Korte samenvatting pensioenregelingen op basis van een uitkeringsovereenkomst (onder vermelding van variabele bedragen en percentages) Opnameleeftijd A2006-regeling 25 jaar en B-regeling 18 jaar. Pensioenleeftijd A2006 en B-regeling 65 jaar. Keuzemogelijkheden Vervroeging pensioeningang vanaf 55 jaar; deeltijdpensioen vanaf 55 jaar; omruil NP in OP of OP in NP op de (vervroegde) pensioendatum; variabel levenslang ouderdomspensioen op de (vervroegde) pensioendatum met (regelingen A2006 en B) een tijdelijke verhoging tot 65 jaar, aankoop extra pensioen op de pensioeningangsdatum voor deelnemers met aanwending van een tegoed op een levenslooprekening of een tegoed op grond van de deelname aan een vrijwillige aanvullende pensioenregeling of aan de pensioenexcedentregeling (alleen regeling B). Pensioenbepalend salaris 12 x (of 13 x ;B-regeling) het vaste maandsalaris inclusief vakantietoeslag gedeeld door het parttime percentage, c.q. 52 x 35 x het uurloon inclusief vakantietoeslag. In het geval van een langere werkweek dan 35 uur wordt bij deelnemers op uurloonbasis 35 vervangen door het gebruikelijke aantal uren bij de betreffende afdeling/vennootschap. Franchises Regeling A2006: levenslang ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen: € 17.256 (2010: € 17.085); Regeling B: € 11.972 (2010: € 11.853). Pensioengrondslag Regeling A2006: pensioengevend jaarsalaris minus franchise; Regeling B: pensioengevend jaarsalaris tot maximum loon voor de sociale verzekeringen minus franchise. Tot en met 2005 gehele pensioengevend jaarsalaris, met boven de basisgrondslag opbouw volgens eindloon. Parttimepercentage De verhouding tussen het aantal gewerkte uren en het aantal uren bij een volledig dienstverband. Jaarlijkse opbouw levenslang ouderdomspensioen Regeling A2006: 2% van de pensioengrondslag x het parttimepercentage. Regeling B: 1,85% van de pensioengrondslag x het parttimepercentage. Tot en met 2005 0,54% van het pensioengevend jaarsalaris tot de basisgrondslag x het parttimepercentage plus 1,75% van het pensioengevend jaarsalaris boven de basisgrondslag x het parttimepercentage. Jaarlijkse opbouw nabestaandenpensioen 70% van het levenslange ouderdomspensioen. Loonindex Aanpassing franchises en opgebouwde pensioenaanspraken regeling B per begin volgende jaar: 1,0% (1-12010: 0,00%). Tot en met 2005 betrof deze aanpassing de pensioenopbouw tot het niveau van de basisgrondslag. Verhoging ingegane pensioenen Aanpassing per begin volgende jaar: 2,61% (1-1-2011: 1,57%; 1-1-2010: 0,71%).
54
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
Korte samenvatting pensioenregeling op basis van een premieovereenkomst Staffel B excedentregeling Leeftijd deelnemer 18 tot en met 19 jaar 20 tot en met 24 jaar 25 tot en met 29 jaar 30 tot en met 34 jaar 35 tot en met 39 jaar 40 tot en met 44 jaar 45 tot en met 49 jaar 50 tot en met 54 jaar 55 tot en met 59 jaar 60 tot en met 64 jaar
Jaarlijkse beschikbare premie (percentage van de excedentgrondslag) 4,7% 5,4% 6,5% 7,7% 9,4% 11,3% 13,7% 16,6% 20,1% 24,6%
Franchise B excedent: € 49.297,-. Inkoopmoment B excedentregeling: bij pensionering inkoop in de B-regeling. Vrijwillig aanvullende regeling: bij ontslag inkoop in B-regeling of A2006-regeling.
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
55
Weergave bepalingen pensioenreglementen inzake aanpassing ingegane pensioenen (tekst eind 2011) Artikel 1 en 32 regeling A2001, resp. 1 en 34 regeling A2006 en resp. 1 en 33 regeling B: Voorzover de middelen van de stichting het naar het oordeel van het bestuur toelaten, worden -Regeling A2001, resp. A2006: met inachtneming van het bepaalde in artikel 35, resp. 37 (overgangsbepalingen)- jaarlijks per 1 januari met de prijsindex verhoogd: de ingegane pensioenen, zoals bedoeld in artikel 31, resp. artikel 33 en 32 (pensioenuitkeringen), met uitzondering van het Anw-hiaatpensioen. Onder prijsindex wordt verstaan de Consumentenprijsindex (CPI), alle huishoudens, zoals die wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De overgangsbepalingen in de regeling A2001 en A2006 hebben betrekking op de tot en met 2000 opgebouwde rechten, ten aanzien waarvan blijft gelden dat deze na ingang bij een inflatie van 3% of meer in ieder geval met 3% zullen worden verhoogd. Het gedeelte van het pensioen waarvoor deze ‘garantie’ geldt wordt jaarlijks aangepast met de loonindex (nog niet ingegane pensioenen) of de prijsindex (ingegane pensioenen en premievrije aanspraken). Artikel 32 regeling A2001, resp. 34 regeling A2006, leden 4 en 5 4. Voorzover sprake is van ingegane pensioenaanspraken met indexatie-garantie als bedoeld in artikel 35, resp. artikel 37 lid 4 is met een jaarlijkse verhoging tot 3% rekening gehouden bij de vaststelling van de verplichtingen van de stichting. Bij een prijsindex tot 3% worden deze ingegane pensioenrechten jaarlijks verhoogd met de prijsindex. Hierop kan slechts uitzondering plaatsvinden in geval van onderdekking als bedoeld in artikel 134 lid 1 onder a van de Pensioenwet. 5. Het bestuur kan jaarlijks - wanneer zich bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan of voordoen in de ontwikkeling van lonen en prijzen - het verhogingspercentage anders vaststellen dan hiervoor is bepaald. Zulks doet zich in ieder geval voor indien in enig jaar een negatieve prijs- of loonontwikkeling heeft plaatsgevonden. De indexatie over dat jaar bedraagt dan nihil, maar daarbij geldt het uitgangspunt dat in opvolgende jaren enkel indexatie kan plaatsvinden indien en voorzover de voornoemde negatieve waarden zijn gecompenseerd. Regeling B, artikel 33 lid 4 4. Voorzover pensioen- en aanspraakgerechtigden op grond van overgangsbepalingen recht hebben op de garantieregeling als bedoeld in artikel 36 lid 5 van dit pensioenreglement is met een jaarlijkse verhoging tot 3% na ingang pensioen rekening gehouden bij de vaststelling van de verplichtingen van de stichting. Tot een maximum van 3% worden deze ingegane pensioenrechten jaarlijks verhoogd met de prijsindex . Hierop kan slechts uitzondering plaatsvinden in geval van onderdekking als bedoeld in artikel 134 lid 1 onder a van de Pensioenwet. Boven 3% geldt de voorwaardelijke indexatie als bedoeld in lid 3.
56
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
Samenvatting overige vanaf eind 2011 van toepassing zijnde financiële regelingen met de premiebetalende vennootschappen De premiebetalende vennootschappen zijn jaarlijks een kostendekkende premie verschuldigd bestaande uit: ♦ de koopsommen als bedoeld in de reglementen A en B van de stichting; ♦ de eventuele indexatiekosten van actieve deelnemers in de B-regeling; ♦ een solvabiliteitsopslag, afgeleid van het vereist eigen vermogen; ♦ een opslag van 2% vanwege toekomstige excassokosten; ♦ de kosten die zijn verbonden aan een goede uitvoering van de administratie van de stichting, waaronder de kosten van de bij de uitvoering betrokken medewerkers, de kosten van toezicht, controle, deelname aan belangenorganisaties. Op de kostendekkende premie komen onder voorwaarden in mindering: 1. de vrijval in de voorziening pensioenverplichtingen, die het gevolg is van het feit, dat de aanpassing van de ingegane pensioenen in het betreffende jaar minder bedraagt dan 3%; 2. de jaarlijkse vrijval op de VPV ten aanzien van toekomstige excassokosten; 3. een solvabiliteitskorting; 4. een premiekorting. De vermindering van de vrijval is afhankelijk van de FTK-dekkingsgraad van het fonds. De vermindering van de vrijval van de toekomstige excassokosten is afhankelijk van de FTK-dekkingsgraad van het fonds en is nooit hoger dan de uitvoeringskosten zelf. De solvabiliteitskorting en de premiekorting zijn afhankelijk van de stuurdekkingsgraad. Er vindt geen restitutie plaats. De mogelijkheden tot vermindering van de premie zijn, in samenhang met de uitgangspunten met betrekking tot indexatie, samengevat in bijgaande tabel op de volgende pagina.
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
57
Financiële opzet
Tabel dekkingsgraadafhankelijke premie en indexatie Premie
Dekkingsgraad FTK
Minimum: B-regeling 4x wn.pr.
Stuur *
Indexatie Leidraad idem, zie onder
100%
idem, zie onder
100%
idem, zie onder
100%
Onvoorw. Voorw. <3% Voorw. >3%
100% 100% 100%
Onvoorw. Voorw. <3% Voorw. >3%
100% 100% 100% +inh.
Onvoorw. Voorw. <3% Voorw. >3%
100% 100% 100%
Onvoorw. Voorw. <3% Voorw. >3%
100% 100% 50%
110%
Onvoorw. Voorw. <3% Voorw. >3%
100% 100% +inh. 0%
105%
Onvoorw. Voorw. <3% Voorw. >3%
100% +inh. 50% 0%
170%
1.+2.+3.+4. Premiekorting voor 80%
160%
1.+2.+3.+4. Premiekorting voor 60%
150%
4. Premiekorting voor 40% 1.+2.+3. (I+V+S)
140%
4. Premiekorting voor 20% 3. Korting solvabiliteitsopslag (S) 1.+2. (I+V)
130%
2. Vrijval voorziening excassokosten (V) 1. Indexatievrijval (I) Vereist** +7% (ult. 2011: ± 122%) 2. Vrijval voorziening excassokosten 1. Indexatievrijval (proportioneel) Vereist** +5% (ult. 2011: ± 120%) 1. Indexatievrijval (proportioneel) Vereist** +2% (ult. 2011: ± 117%)
Kostendekkende premie
Kostendekkende premie
Kostendekkende premie
Geen indexatie
- Binnen één dekkingsgraad-segment eerst indexatie dan (indien ruimte) premiekorting; - Binnen één dekkingsgraad-segment eerst onvoorwaardelijke indexering, dan voorwaardelijke indexering < 3%, dan voorwaardelijke indexering > 3%. * de stuurdekkingsgraden zijn bepaald bij 10-jaars rente van 4%, bij afwijkende rentepercentages aanpassing volgens de tabel in de uitvoeringsovereenkomst. ** vereist betreft de hoogste waarde bij vergelijking van de toetswaarde en de evenwichtswaarde.
58
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
Verklaring gehanteerde begrippen AFM De Autoriteit Financiële Markten, door de wet aangewezen voor gedragstoezicht op pensioenfondsen. De AFM houdt ook toezicht op de communicatie door pensioenfondsen naar de deelnemers en gepensioneerden. ALM Asset Liability Management [ALM] is een onderzoekstechniek om bij verschillende scenario’s en uitgangspunten op het gebied van de beleggingen en de verplichtingen het effect op de financiële positie van het pensioenfonds te kunnen voorspellen. De uitgangspunten hebben betrekking op het beleggings-, indexatieen premiebeleid in samenhang met de economische omstandigheden en de risicohouding van het pensioenfonds. Asset-mix De verhouding van te onderscheiden beleggingscategorieën zoals aandelen, obligaties en onroerende zaken. Benchmark Een objectieve maatstaf waaraan de performance van het belegde vermogen kan worden getoetst. De benchmark wordt gebaseerd op een in beginsel vaste samenstelling van beleggingen; fluctuaties in de waarde van de benchmark worden veroorzaakt door de koersfluctuaties van de in de benchmark opgenomen beleggingen. Commodities Grondstoffen. Contante waarde De waarde op dit moment van een toekomstige geldstroom, rekening houdend met een bepaalde rentevoet en actuariële grondslagen. Credits Bedrijfsobligaties. Custodian Bank die de stukken in bewaring neemt. Defined benefitregeling Een pensioenregeling waarbij de uitkering vast staat en de premie zich daaraan aanpast. De defined benefitregeling is gebaseerd op een zogenaamde ‘uitkeringsovereenkomst’. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een maat voor de financiële positie van pensioenfondsen. Deze wordt bepaald door het pensioenvermogen (het balanstotaal minus de schulden) te delen door de (contante waarde van) de pensioenverplichtingen (VPV). Hierbij zijn in het verslag de volgende varianten onderscheiden: ♦ FTK dekkingsgraad (of ‘dekkingsgraad’): Hierbij zijn de verplichtingen bepaald als de (contante waarde van de) nominale en onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen, contant gemaakt tegen de door DNB gepubliceerde (swap)rentetermijnstructuur. ♦ Provisum stuurdekkingsgraad (of ‘stuurdekkingsgraad’): Hierbij zijn de verplichtingen bepaald als bij de FTK dekkingsgraad, zij het dat ook de voorwaardelijke pensioenrechten na ingang zijn vastgesteld met een jaarlijkse verhoging van 3% na ingang. Als de op lange termijn verwachte prijsinflatie hoger is dan 3%, wordt hierbij zowel voor de onvoorwaardelijk als voor de voorwaardelijke rechten een jaarlijkse verhoging toegepast van boven de 3% na ingang. ♦ Vereiste dekkingsgraad (toetsnorm): het vereist eigen vermogen volgens de Pensioenwet gedeeld door de VPV uitgedrukt in een percentage, vermeerderd met 100%. Bij de bepaling van het vereist eigen vermogen wordt uitgegaan van de feitelijke beleggingsportefeuille en de feitelijke financiële positie van het moment van vaststelling.
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
59
♦ Vereiste dekkingsgraad (evenwichtssituatie): het vereist eigen vermogen volgens de Pensioenwet ge-
deeld door de VPV uitgedrukt in een percentage, vermeerderd met 100%. Bij de bepaling van het vereist eigen vermogen wordt uitgegaan van de strategische beleggingsmix voor de lange termijn en een financiele positie die juist voldoet aan de eisen van de Pensioenwet. DNB De Nederlandsche Bank N.V., door de wet aangewezen als toezichthouder op de solvabiliteitspositie van pensioenfondsen. Duration De duration van vastrentende waarden of van de pensioenverplichtingen geeft de gewogen gemiddelde looptijd weer, waarbij weging plaatsvindt op basis van de contante waarden van iedere kasstroom. De duration is een maatstaf voor de rentegevoeligheid van vastrentende waarden of van de pensioenverplichtingen. Zo geeft een duration van 5 jaar aan dat bij een stijging [c.q. daling] van de rentestand met 1%-punt, de koers van de vastrentende waarde met 5%-punten daalt [of stijgt]. Emerging Markets Een opkomende markt is een financiële markt van een ontwikkelingsland (opkomende landen). Exposure Bedrag waarover prijs/koersrisico wordt gelopen. Voor beleggingen kunnen deze risico’s gelegen zijn in onder meer valuta-, rente- en koersfluctuaties. Financieel toetsingskader [FTK] Benaming van het nieuwe toezichtregime dat van toepassing is op de financiële positie en het financiële beleid van pensioenfondsen. De nieuwe waarderingsmethoden vervangen de Actuariële Principes Pensioenfondsen [APP]. Het FTK is opgenomen in de pensioenwet. FIRM Financiële Instellingen Risicoanalyse Methodiek. Een risicoanalyse-methodiek van De Nederlandsche Bank. GTAA fonds Global Tactical Asset Allocation [GTAA] fonds is een beleggingsfonds dat als doel heeft het genereren van rendement door gebruik te maken van relatieve verschillen tussen diverse markten. Langetermijnherstelplan Een plan waarin het pensioenfonds laat zien hoe het binnen 15 jaar een bestaand reservetekort oplost. Overlevingstafel Een overlevingstafel geeft aan wat de levens- en sterftekansen van mannen en vrouwen zijn afhankelijk van de bereikte leeftijd. De overlevingstafels worden door actuarissen gebruikt bij hun berekeningen van de voorziening pensioenverplichtingen [VPV] en de pensioenpremies. Premievrije aanspraak Pensioenaanspraken van voormalige deelnemers van wie het actieve deelnemerschap aan de pensioenregeling is beëindigd en waarvoor geen premies meer behoeven te worden afgedragen. Performance De performance van het belegd vermogen is het totale directe en indirecte rendement van de beleggingen uitgaande van marktwaarde. Rekenrente De te hanteren disconteringsvoet bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen. Renterisico Het renterisico is het risico dat verband houdt met een verandering van de rente. Zowel de beleggingen als
60
2011 JAARVERSLAG PROVISUM
de verplichtingen en in mindere mate de overige activa en passiva zijn gevoelig voor fluctuaties in de marktrente. Reservetekort Pensioenfondsen verkeren in reservetekort indien zij niet beschikken over het vereiste eigen vermogen. Dat wil zeggen dat er onvoldoende solvabiliteitsbuffers zijn die het pensioenfonds moet aanhouden in verband met de vereiste zekerheid dat de onvoorwaardelijke pensioenen ook daadwerkelijk worden uitgekeerd. Solvabiliteit Het vermogen van het pensioenfonds om op langere termijn aan de pensioenverplichtingen te kunnen voldoen. Strategische beleggingsmix De door het Bestuur van het Pensioenfonds op basis van ALM-studies en adviezen van de beleggingscommissie en eventueel overige adviseurs vastgestelde beleggingsmix voor de langere termijn. Dynamische strategische beleggingsmix: Met de dynamische strategische beleggingsmix wordt bedoeld dat de strategische beleggingsmix afhankelijk is van de dekkingsgraad van het fonds. Strips Los verhandelbaar recht op de hoofdsom van een obligatie (zonder rentecoupon). Technische voorziening Een voorziening die nodig is om aan de reeds bestaande pensioenverplichtingen jegens de verzekerden te voldoen. Toereikendheidstoets De toets die door de actuaris in het kader van de actuariële verslaglegging ten behoeve van een pensioenfonds wordt opgesteld over de toereikendheid van de aangehouden activa om de aangegane pensioenverplichtingen op de langere termijn, dus ook in tijden van tegenspoed, te kunnen nakomen. Tracking error Een statistische maatstaf die weergeeft hoe groot de kans is dat het resultaat van de portefeuille zal afwijken van het resultaat van de benchmark. Het is een goede maatstaf voor het meten van het extra risico dat in de portefeuille is opgenomen ten opzichte van de benchmark. Een hoge tracking error betekent veel kans op een rendement ver onder of boven de benchmark; veel extra risico ten opzichte van de benchmark. Uitvoeringsovereenkomst Een overeenkomst tussen de werkgever en het pensioenfonds met betrekking tot onder meer de financiering van de pensioenverplichtingen. Vastrentende waarden Beleggingen in obligaties en leningen op schuldbekentenis. Vereist eigen vermogen De solvabiliteitsbuffer die het pensioenfonds moet aanhouden in verband met de vereiste zekerheid dat de onvoorwaardelijke pensioenen ook daadwerkelijk worden uitgekeerd. Volatiliteit Maatstaf voor de afwijking naar boven of beneden van een berekende prijs- dan wel koersreeks ten opzichte van het gemiddelde. Zakelijke waarden Beleggingen in aandelen en onroerend goed.
PROVISUM JAARVERSLAG 2011
61
STICHTING ALGEMEEN PENSIOENFONDS
PROVISUM AMSTERDAM
62
2011 JAARVERSLAG PROVISUM