Standpunt en bemerkingen VVSG ivm winkelnota Vrijdag 10 september
1.
Algemeen Globaal evalueert de VVSG de startnota “Winkelen” positief: het is positief dat de winkelnota een kernversterkend beleid centraal stelt. Het voorgestelde tweesporenbeleid (via ruimtelijk beleid en economisch beleid) draagt de goedkeuring van de VVSG. Zoals ook vermeld in de startnota is een geïntegreerde, globale aanpak een kritische succesfactor. Van belang is dan ook dat ook met andere (beleids)aspecten rekening wordt gehouden (zoals parkeren, mobiliteit, stedelijke distributie, …). In deze zin wenst de VVSG op te merken dat bij de beleidskaders in de nota de MER-wetgeving vergeten is (grote detailhandelprojecten (>5000m²) zijn onderworpen aan een ontheffingsrapport en in specifieke gevallen aan een project-MER). De VVSG is tevreden dat de nota een belangrijk luik over versterking van de lokale besturen bevat en dat er rekening is gehouden met de verzuchtingen en behoeften van de lokale besturen. Via Overlegtafel Economie bracht de VVSG gemeentelijke experts samen, zodat ze een voorafgaande en gecoördineerde gemeentelijke input aan de Vlaamse regering kon bezorgen. De VVSG vraagt dan ook om bij de verdere uitwerking nauw betrokken te blijven (zoals trouwens ook vermeld in de nota) Ook vraagt de VVSG uitdrukkelijk dat er blijvende aandacht is voor volgende principes en uitgangspunten van de nota: -
Globale aanpak: kernversterkend beleid én aanbodbeleid in de rand. Het heeft geen zin om een kernversterkend beleid te voeren zonder een beleid in de rand. Wanneer er voor de rand geen beleid kan/mag gevoerd worden, loopt men het risico dat de kernversterkende maatregelen een maat voor niets zijn (dweilen met de kraan open)
-
Geïntegreerde benadering: bij het uitwerken van een winkelbeleid moet er rekening gehouden met alle andere relevante beleidsdomeinen en -aspecten (in de eerste plaats ruimtelijke ordening en mobiliteit, maar ook aandacht voor stedelijke distributie, parkeerbeleid, milieubeleid).
-
Subsidiariteit: de Vlaamse regering bevestigt in de nota de cruciale rol van steden en gemeenten bij het voeren van een economisch beleid en erkent de inspanningen die hiervoor al gedaan werden (o.a. centrummanagement, leegstandsbestrijding, commercieel-strategische plannen). Qua bevoegdheidsverdeling verwacht de VVSG dan ook dat bij de verdere uitwerking van het winkelbeleid rekening zal gehouden worden met de principes van het groenboek (opgemaakt in het kader van de interne staatshervorming): een sterk Vlaanderen en sterke gemeenten.
20100910_st_winkelnota_bemerkingen_vvsg - 14 september 2010 - 1/6
Aandachtspunten/bemerkingen
2.
-
Secundaire centra / wijkcentra: in de nota wordt aangehaald dat deze het steeds moeilijker krijgen. De steden bevestigen dit en hebben in hun dagelijkse werking de meeste problemen met deze centra (de voormalige ‘winkelstraten’). Een binnenstedelijk centrum en een perifeer baanwinkelcentrum trekken overduidelijk de meeste bezoekers aan (polarisering). De lokale wijkcentra zijn enerzijds niet historisch, gezellig of cultureel aantrekkelijk genoeg voor funshoppers (die dit wel vinden in een binnenstedelijk centrum) en anderzijds zijn zij ook veel slechter bereikbaar en hebben een veel beperkter aanbod dan baanwinkelgebieden. Dus ook de runshopper vindt er zijn weg niet naar. Daarom moet worden nagedacht over tools/maatregelen om deze centra opnieuw aan aantrekkelijkheid te laten winnen.
-
Onderzocht moet worden of er een juridisch kader nodig is voor business improvement districts (BIDs) (naar analogie met Nederland). De VVSG wil zich alvast engageren voor deze onderzoeksvraag. In het verlengde hiervan kan ook de “promotaks” onder de loep genomen worden.
-
Het begrippenkader en de gebruikte terminologie dient verder verduidelijkt te worden: bijvoorbeeld kernwinkelgebied, periferie, stadsrand, grootschalige detailhandel, verweving.
-
Wat met de huidige situatie? Hoe gaat de Vlaamse overheid omgaan met “fouten” uit het verleden?
-
Belangrijk is ook om de projectontwikkelaars er bij te betrekken. Een overleg van in het begin biedt onder meer mogelijkheden om brancheringsafspraken te maken. (zie bijvoorbeeld Vaartkom Leuven waar het stadsbestuur, het centrummanagement, het Autonoom Gemeentebedrijf Stadsontwikkeling Leuven (AGSL) en de projectontwikkelaars een officële overeenkomst gesloten dat er alleen alles dat met wonen, slapen, koken en baden te maken kan komen)
-
De VVSG vraagt dat de Vlaamse overheid ook zelf deze filosofie van kernversterkend beleid consequent toepast. Het toelaten van projecten zoals Uplace in Machelen lijkt bijvoorbeeld geen goed voorbeeld te zijn van kernversterkend beleid.
Ruimtelijke economie De startnota biedt een duidelijke basis in afwachting van de regionalisering van de wet op de handelsvestigingen. De VVSG is alvast vragende partij voor regionalisering aangezien de huidige wet en de bijhorende criteria uitgehold zijn en steden en gemeenten nauwelijks mogelijkheid bieden om sturend op te treden met betrekking tot de inplanting van grootschalige detailhandel. Door de regionalisering zal er een duidelijker koppeling met en/of inbedding in de ruimtelijke ordening kunnen gemaakt worden. De VVSG pleit inderdaad uitdrukkelijk voor een integratie in de ruimtelijke ordening, waarbij geenszins aan de principes van de ontvoogding mag geraakt worden. Hierbij moet ook rekening gehouden worden met de Europese dienstenrichtlijn. Daar inzake ruimtelijke ordening een belangrijke en toenemende taak is weggelegd voor gemeenten (cfr. zelfstandig vergunnen) zullen gemeenten ook de nodige instrumenten moeten ontwikkelen om de aftoetsing inzake detailhandel te kunnen maken. Ondersteuning inzake opmaak detailhandelsplannen en het beschikbaar stellen van databestanden aan gemeenten zijn
20100910_st_winkelnota_bemerkingen_vvsg - 14 september 2010 - 2/6
hierbij aangewezen. De VVSG vraagt bovendien dat een stedenbouwkundige vergunning ook noodzakelijk is bij wijziging van de aard van de handelsactiviteit (zoals dit nu ook voorzien is bij de sociaal-economische vergunning). Momenteel is enkel een stedenbouwkundige vergunning noodzakelijk wanneer de functie van een gebouw van ‘hoofdcategorie’ wijzigt (bijv. van wonen naar handel..). De aftoetsing inzake mobiliteit en ruimtelijke inplanting voor grootschalige kleinhandel kan enkel gebeuren wanneer hiervoor een stedenbouwkundige vergunning noodzakelijk is. Bij wijziging van de aard van een handelsactiviteit (bijv. van kleding naar woningsbranche) is er geen stedenbouwkundige vergunning noodzakelijk en kan er dus geen aftoetsing met betrekking tot de ruimtelijke gevolgen van de nieuwe activiteiten gebeuren. Dit betekent dat eens een activiteit is vergund als kleinhandel er geen verdere instrumenten bestaan om sturend op te treden bij wijziging van de aard van de kleinhandel of de samenvoeging/splitsing van handelszaken, wanneer er verder geen andere vergunningsplichtige werken tegelijkertijd worden uitgevoerd. Toch is deze aftoetsing meer dan wenselijk. De ruimtelijke en mobiliteitseffecten en de effecten t.a.v. het handelscentrum zullen volledig verschillend zijn voor een grootschalige kleinhandel in de kledingssector dan voor een grootschalige kleinhandel uit de woningbranche. Daarom wordt sterk gepleit om ook bij de wijziging van de aard van een handelsactiviteit bijkomende aftoetsing mogelijk te maken. Dit zou bijv. mogelijk zijn wanneer een stedenbouwkundige vergunning in kader van een functiewijziging ook noodzakelijk wordt bij wijziging van de aard van de handelsactiviteit. Dit kan door art. 2§1 van het Vrijstellingenbesluit van 14 april 2000 aan te passen of door gemeenten via een aanpassing van art. 4.2.5 Vlaamse Codex RO, de mogelijkheid (weer) te geven vrijgestelde handelingen vergunningsplichtig te maken. als zij dat nodig achten. Afbakening kernwinkelgebieden (pagina 14): -
-
Bevoegdheidsverdeling: van belang dat gemeenten de (eerste) keuze hebben om al dan niet een kernwinkelgebied af te bakenen Dit moet gekoppeld zijn aan het hebben van een visie (in een commercieel-strategisch plan of in een ruimtelijk structuurplan). Wil Vlaanderen dat strategische planning op het vlak van kleinhandel daadwerkelijk ingang vindt bij gemeenten, dan moet er de nodige ondersteuning zijn, niet enkel financieel maar ook inhoudelijk en methodologisch (zoals opgenomen in de startnota p. 20) Afbakening van kernwinkelgebieden dient voldoende flexibel te zijn. Rekening houden met grensgebieden: belangrijk om te voorzien in afstemming met de andere gewesten en met de buurlanden. Gezien een aantal maatregelen ter ondersteuning van besturen en handelaars (bijvoorbeeld verminderde onroerende voorheffing, handelspandenbeleid) verbonden zijn met het kernwinkelgebied is het van belang dat deze afbakening prioriteit moet krijgen.
De ontwrichtingstoets De VVSG blijft het belang benadrukken van voldoende zekerheid over de conformiteit van deze toets met de Europese dienstenrichtlijn, teneinde te vermijden dat dit leidt tot een waterval aan procedures, deels tegen de gemeentebesturen. Op zich staan we positief bij het eerder aangereikte kader om de afweging voldoende te objectiveren. Verder kunnen we niet genoeg herhalen dat het aangewezen is om deze ontwrichtingstoets ook te kunnen toepassen bij wijziging van de aard van de handelsactiviteit.
20100910_st_winkelnota_bemerkingen_vvsg - 14 september 2010 - 3/6
Ontwrichtingsbeperkende maatregelen op planniveau in plaats van op het individuele niveau (p.13): de VVSG onderschrijft deze optie.
De VVSG staat achter een wijziging van het functiewijzigingenbesluit (zoals aangekondigd in de Winkelnota op p. 12), omdat we menen dat hierdoor handel op KMO-zones wordt tegengegaan. We pleiten er wel voor dat in de uitwerking overgangsmaatregelen worden voorzien zodat bestaande zonevreemde handelszaken ontwikkelingsmogelijkheden behouden.
3.
Versterking lokale besturen en handelaars Algemeen De startnota bevat een omvangrijk hoofdstuk rond de versterking van de lokale besturen. De VVSG is hiermee tevreden. De Vlaamse regering bevestigt immers uitdrukkelijk de cruciale rol van steden en gemeenten bij het voeren van een economisch beleid en erkent de inspanningen die hiervoor al gedaan werden (o.a. centrummanagement, leegstandsbestrijding, commercieel-strategische plannen). De VVSG verwacht dan ook dat bij de verdere uitwerking van het Vlaamse winkelbeleid de principes van de interne staatshervorming gerespecteerd worden. Aanpak leegstaande handelspanden Deze is onderbelicht in de startnota. Het betreft nochtans een problematiek waarmee heel wat steden geconfronteerd worden. Ervaringsuitwisseling, kennisdeling over bestaande maatregelen/instrument in het kader van bestrijding leegstand of innovatie nieuwe maatregelen/instrumenten zijn aangewezen. Niet alleen dienen de directe maatregelen ter bestrijding van leegstand voldoende ruim ingevuld worden, ook moet er aandacht zijn voor indirecte, flankerende maatregelen (mobiliteit, inrichting publieke ruimte, handelspandenfonds, stimuleren van starters, centrummanagement etc.) Verminderde onroerende voorheffing: de VVSG kan zich scharen achter de maatregel om een extra vrijstelling onroerende voorheffing bij verbouwing in kernwinkelgebieden tot nieuwe handelszaken. De VVSG pleit ervoor dat voldoende onderzocht wordt wat de impact is om de voorwaarde van leegstand niet op te nemen bij de voorgestelde maatregel. Het niet opnemen van deze voorwaarde dreigt immers geen bijdrage te leveren aan het wegwerken van de leegstand. De beoogde vrijstelling mag niet enkel gelden voor zelfstandige handelaars maar voor alle handelszaken. Het onderzoeken van de budgettaire impact is inderdaad van belang. Ten slotte dient geëvalueerd te worden of de huidige vrijstelling van onroerende voorheffing bij verbouwing van leegstaande winkelpanden tot woningen moet blijven gelden in kernwinkelgebieden. Het actieplan Ondernemingsvriendelijke Gemeente is een goede aanzet maar onvoldoende. De VVSG bepleit meer ondersteuning van steden en gemeente door de provinciale afdelingen van het Agentschap Ondernemen (vierde pijler van OVG). Dit maakt een gecoördineerde aanpak mogelijk. Ook dient het Agentschap Ondernemen een grotere regierol te krijgen om de bestaande versnippering te stroomlijnen. Bij het toekennen van subsidies (via EFRO of via ondernemingsvriendelijke gemeente) moet er extra aandacht zijn voor het hefboomeffect en disseminatie naar alle gemeenten.
20100910_st_winkelnota_bemerkingen_vvsg - 14 september 2010 - 4/6
Handelspandenbeleid: De VVSG vraagt vooral een duidelijk kader en ondersteuning zodat steden een pandenbeleid kunnen voeren en tegelijk de marktwerking niet verstoren (bv. sterk stijgende prijzen n.a.v. interesse vanuit de overheid). Een opkoopbeleid, een voorkooprecht, een aantrekkelijk instrument voor wonen boven winkelen, … verschillende opties zijn mogelijk. Zulke projecten geven kansen voor sturing aanbod, aantrekken nieuw publiek indien combinatie met wonen, wonen boven winkelen in praktijk brengen, maar ook ontpitten, meer open ruimte in de wijk brengen, … Wanneer er EFRO-call komt rond handelspandenbeleid dient grondig nagegaan te worden wat mogelijk en haalbaar is voor steden en gemeenten. Interieurverfraaiing: is zinvol maar minstens even belangrijk is gevelverfraaiing. Voor de interieurverfraaiing verwijst de nota naar de KMO-portefeuille. Opvallend is wel dat op 18 augustus in de pers verscheen dat het plafond voor deze portefeuille daalt (zie http://www.graydon.be/publicnew/Default.aspx?i=57&vugdates=20100818 (p. 15)) Kennisopbouw: de VVSG erkent dat er momenteel een versnippering van informatie is en is dan ook sterk vragende partij om deze kennis te centraliseren zodat alle gemeenten op een gelijke manier op een centrale plaats toegang hebben tot relevante informatie. Deze centralisering van informatie voor lokale besturen kan best gebeuren door het Agentschap Ondernemen in nauwe samenwerking met de VVSG. Ivm concrete initiatieven voor versterking van de lokale besturen: -
Nieuwe projectoproep ondernemingsvriendelijke gemeente: belangrijk is om het hefboomeffect mee te nemen.
-
Vierde spoor OVG: persoonlijke contacten AO en gemeenten. De VVSG staat hier achter. Belangrijk is dat er van overheid tot overheid overleg bestaat. Belangenorganisaties kunnen input geven maar zeker geen regierol opnemen.
-
Lerende netwerken: zoals vermeld is de VVSG hiervoor vragende partij. Belangrijk is dat het een netwerk van en voor gemeenten is. De agendabepaling dient dus te gebeuren door steden en gemeenten (in samenspraak met Agentschap Ondernemen). Het platform binnenstadsmanagement in Nederland kan hiervoor de nodige inspiratie bieden: ook dit platform is van en voor de steden en gemeenten. Andere partijen kunnen en moeten hierbij betrokken worden maar mogen niet de rol van trekker krijgen. Het is ook niet wenselijk dat belangenorganisaties netwerken voor gemeenten oprichten.
-
De gezamenlijke aankoop van data wordt zeer positief onthaald door de gemeenten. De huidige situatie is dat sommige provincies de data aankopen (bij Locatus) en beschikbaar stellen aan de gemeenten. De VVSG vraagt dat dit op Vlaams niveau gebeurt zodat alle gemeenten op een gelijke manier over dezelfde data beschikken. Er dient hierbij wel een gedifferentieerd beleid gevoerd te worden: centrumsteden behoeven meer informatie dan agrarische gemeente.
-
Format voor de opmaak commercieel-strategisch plan: is ook een vraag van de VVSG. In plaats van enkel financiële ondersteuning te geven (zoals bijvoorbeeld Antwerpen en Vlaams-Brabant nu doen,) moeten de steden en gemeenten meer inhoudelijke ondersteuning krijgen (van bv. AO). De VVSG vraagt dat ook hier een gedifferentieerd beleid mogelijk moet zijn: bijvoorbeeld een commercieel-strategisch plan in een “light”versie voor kleinere steden en gemeenten. Ook waakzaam zijn dat er niet te veel verplichtingen/rapporteringen aan verbonden zijn. De administratieve overlast moet binnen de perken gehouden worden.
20100910_st_winkelnota_bemerkingen_vvsg - 14 september 2010 - 5/6
De VVSG wil zich alleszins engageren om de steden en gemeenten waar mogelijk mee te ondersteunen bij het voeren van en het uitwerken van een detailhandelsbeleid en dit steeds in nauwe samenspraak met Vlaanderen.
20100910_st_winkelnota_bemerkingen_vvsg - 14 september 2010 - 6/6