Stageopdracht: Coördinatie en continuïteit van zorg Stageafdeling: Psychiatrische Medische Unit AMC Werkbegeleiders: Donita de Haas en Paul Doedens Stagebegeleider: Yvonne van Wijdeven Opleiding: HBO Verpleegkunde Studentnummer: 500638055 Student: Pleun Lammerse
Inhoudsopgave Inleiding Visie op eerst verantwoordelijke verpleegkundige Anamnese Verpleegplan Ontslag gesprek Reflectie op functioneren als eerst verantwoordelijke verpleegkundige Bronnen
3 5 6 10 20 20 22
2
Inleiding Op de afdeling worden regelmatig patiënten opgenomen. Dit maakt dat er steeds verschillende eerst verantwoordelijke verpleegkundigen (EVV) aangewezen worden voor deze patiënten. Voor deze stageperiode heb ik als opdracht het EVV'er zijn van ten minste één patiënt gedurende een bepaalde periode. De opdracht was een patiënt te kiezen die niet complex zou zijn. Niet complex houdt in een patiënt met een enkele diagnose. Aangezien bij ons op de afdeling alle patiënten meerder diagnoses hebben, is elke patiënt complex. Hierdoor was het niet mogelijk EVV’ er te zijn van een patiënt die niet complex is. Ik heb in overleg met mijn begeleiders een patiënt gekozen die alleen psychiatrische problematiek heeft en geen somatische problematiek. Casus Dhr. Jansen is een 54 jarige alleenstaande man met een depressieve stoornis en paniekstoornis met agorafobie, ook is dhr. bekend met een psychotisch toestand beeld. In het verleden heeft dhr. een manische episode gehad en er wordt vermoed dat dhr. op dit moment in zijn depressieve episode verkeerd. De depressieve stoornis wordt behandeld met elektro convulsie therapie (ECT). Dhr. is overgenomen van de IC Psychiatrie in verband met hoge beddendruk aldaar en de onrust op de afdeling die voor dhr. voor stressvolle situaties zorgen. De reden van opname op de IC psychiatrie was een tentamen suïcide. Dhr. heeft geen kinderen. Wel heeft dhr. een broer en een zus die regelmatig langskomen en dan dhr. proberen te helpen en te verzorgen. Dhr. is niet gelovig. Bij overplaatsing naar de PMU had dhr. veel last van paniek. Dhr. kon niet goed vertellen waar hij was en vond het een te grote verandering om overgeplaatst te worden. Na een paar dagen is dhr. rustig onder de overplaatsing. Echter, dhr. zegt de afdeling net een gevangenis te vinden en geeft hij regelmatig aan zich te vervelen. Wanneer er voorstellen gedaan worden om iets te gaan doen, gaat dhr. hier niet op in. Dhr. is de afgelopen 6 maanden 5 kg in gewicht verloren. Door het gewichtsverlies van dhr. past zijn gebitsprothese niet meer. Dit zorgt ervoor dat het eten bemoeilijkt wordt. Het ontlastingspatroon van dhr. is goed. Ook denkt dhr. door zijn psychotische toestandsbeeld erg weinig te eten, terwijl dhr. in werkelijkheid juist grote hoeveelheden eet. Zo eet dhr. regelmatig tien boterhammen. Vanwege geluidsoverlast zegt dhr. niet goed te kunnen slapen. Hier heeft hij nu al enkele maanden last van. Ook is dhr. vaak onrustig en loopt dat heen en weer over de afdeling. Dhr. kan zich niet lang concentreren, hierdoor heeft hij niet de concentratie om een boek te lezen. Dhr. houdt erg van lezen, hij vindt het dan ook erg vervelend dat dit nu niet meer lukt. Vanwege dhr. zijn paniekstoornis heeft dhr. erg vaak last van stress. Zo gaat hij regelmatig eerder van tafel vanwege het ervaren van stress en onrust. Ook heeft dhr. regelmatig paniekaanvallen waarbij hij de verpleging niet begrijpt en geagiteerd wordt bij pogingen tot hulp. Dhr. weet niet goed wat hij moet doen tijdens zo een paniekaanval. Ook ervaart dhr. erg veel stress omtrent de ECT. Dhr. vindt het erg eng om naar de ECT toe te gaan en zegt meerdere keren niet te gaan omdat hij het niet aan zal kunnen.
3
Dhr. reageert geagiteerd wanneer hij zijn zin niet krijgt. Ook wanneer dhr. in paniek is reageert hij geagiteerd op de verpleging wanneer zij niet doen wat hij van hen vraagt. Dhr. zegt een wens te hebben dood te willen. Als dhr. hiernaar gevraagd wordt zegt hij zichzelf niet iets aan te zullen doen. Dhr. zegt dood te willen om van zijn problemen af te zijn, maar niet omdat hij niet meer wil leven. Dhr. overziet zijn problemen niet op dit moment en denkt dat het makkelijker zal zijn om daardoor te stoppen met leven. In dit verslag ga ik verschillende punten uitwerken: − Mijn visie op EVV-‐schap; − Anamnese gesprek; − Verpleegplan; − Ontslag gesprek; − Reflectie op mijn functioneren als EVV'er.
4
Mijn visie op eerst verantwoordelijke verpleegkundige De EVV'er is het eerste aanspreekpunt voor de patiënt. De EVV’er zorgt voor een ononderbroken en samenhangend geheel van zorgactiviteiten. Deze zijn gericht op de leefwereld en zorgbehoefte van de zorgvrager gedurende het zorgverlegingsproces. De zorg wordt dus afgestemd op elke patiënt individueel. Hierbij wordt gekeken naar de problemen van de patiënt. Ook wordt gedacht aan de best werkende behandelmethode en benaderingswijze. Ook zorgt de EVV’er voor een samenhangend geheel. Zo zorgt de EVV’er bijvoorbeeld dat de behandeling van verschillende zorgverleners op elkaar afgestemd zijn. Op deze manier zal de patiënt de zorg als een geheel ervaren. De EVV'er is verantwoordelijk voor de continuïteit van de zorgverlening. Hiermee bedoel ik dat de kwaliteit van de zorg bewaakt wordt. Het doel van EVV’er zijn is dus betrokken op kwaliteit. Kwaliteit van het leven van de patiënt, maar ook de kwaliteit van de verpleegkundige zorg. Zo waarborgt de EVV'er het verpleegplan en de uitvoering hiervan. Om de functie van EVV'er te kunnen volbrengen moeten er verschillende taken uitgevoerd worden. Zo moet er een anamnese gesprek afgenomen worden, het verpleegplan moet opgesteld worden, verschillende disciplines dienen ingeschakeld te worden en het ontslag dient geregeld te worden. Kortom als EVV’er ben je niet alleen bezig met patiëntencontact, je regelt ook zaken daaromtrent. Tijdens deze stage periode ben ik voor het eerst EVV’er van een patiënt. Het doel hiervan is dat ik mij bewust word van alle taken die een EVV’er heeft. Ik ga bijvoorbeeld zelf een verpleegplan opstellen. Na deze periode zal ik reflecteren op mijn functioneren als EVV’er, ik zal dan beter weten wat behoort tot de taken van een EVV’er.
5
Anamnese gesprek De patiënt waar ik EVV'er van was werd overgeplaatst vanaf de IC psychiatrie naar de Psychiatrisch Medische Unit (PMU). Tijdens deze overplaatsing had dhr. veel last van zijn paniekstoornis. Dhr. was niet in staat coöperatief te reageren op deze overplaatsing. Ik heb het anamnese formulier ingevuld met de informatie die ik op dat moment tot mijn beschikking had. Informatie die ontbrak heb ik later nagevraagd bij dhr. Patroon van gezondheidsbeleving en instandhouding Is dit gezondheidspatroon disfunctioneel? Nee Hoe is uw gezondheid in het algemeen? Dhr. heeft een bipolaire stoornis. Dhr. verkeert nu in zijn depressieve episode. Ook heeft dhr. een paniekstoornis. Bij somatische klachten, wat zijn deze en bent u hiervoor al in behandeling? Er zijn geen somatische klachten. Rookt u? Ja Gebruikt u nog onder andere drugs of andere genotsmiddelen? Nee Slikt u medicijnen? Ja Bent u ergens allergisch voor (bijv. medicatie)? Nee Heeft u prothesen (contactlenzen, gebitsprothesen)? Dhr. heeft een gebitsprothese. Dhr. vindt het moeilijk deze zelf te verzorgen. Wat zijn uw huidige problemen? Depressieve episode en paniekstoornis. Wat betekenen de huidige problemen voor uw functioneren? Dhr. heeft vaak last van paniekaanvallen. Vooral wanneer hij ECT moet krijgen, dit ervaart hij als stressvol. Welk probleem of problemen wilt u als eerste aanpakken? Depressieve episode. Heeft u wel eens nagedacht en/of getracht om een eind aan uw leven te maken? Ja. Dhr. heeft een TS gepleegd.
6
Hoe ziet u de toekomst voor uzelf tegemoet? Dhr. denkt dat als de ECT niet lukt hij de rest van zijn leven op een psychiatrische afdeling moet verblijven. Voedings-‐ en stofwisselingspatroon Volgt u een bepaald dieet? Dhr. volgt geen dieet. Zijn er bepaalde voedingsmiddelen die u absoluut niet gebruikt? Nee Bent u in de laatste tijd afgevallen of aangekomen in gewicht? Dhr. is afgevallen in gewicht. Uitscheidingspatroon Hoe is uw ontlasting en patroon van urineren? Goed patroon van ontlasting en urineren. Heeft u wel eens last van incontinentie? Nee Activiteitenpatroon Wat is uw hoogst voltooide opleiding? Nederlandse letterkunde. Wat zijn u hobby’s? Lezen en voetbal kijken Slaap-‐ en rustpatroon Is dit gezondheidspatroon disfunctioneel? Ja Hoe lang slaapt u gemiddeld per nacht? 8 uur Heeft u slaapproblemen? Dhr. sliep slecht op de IC in verband met onrustige patiënten. Dhr. verwacht hier ook slecht te zullen slapen. Zo ja, is dit iets van de laatste tijd? Dhr. had hier thuis geen last van.
7
Gebruikt u slaapmedicatie? Ja Kunt u zich makkelijk ontspannen? Nee Waarnemings-‐ en denkpatroon Hoe is uw concentratievermogen? Dhr. zijn concentratievermogen is slecht. Dhr. is niet in staat een boek te lezen. Heeft u ergens pijn? Nee Zelfbelevingspatroon Heeft u meestal een negatief of positief gevoel van eigenwaarde? Een matig gevoel van eigenwaarde. Hoe voelt u zich? Dhr. voelt zich somber en bekijkt dingen vanuit een negatief oogpunt. Rol-‐ en relatiepatroon Hoe is uw huidige gezinssituatie? Alleenstaand Heeft u kinderen? Zo ja, hoe gaat het met hen? Dhr. heeft geen kinderen. Hoe is de band met uw evt. partner en/of kinderen? Geen partner en kinderen Heeft u contact met ouders/broers/zussen? Het contact met broers en zus is goed. Hoe is uw burgerlijke staat? Ongehuwd. Coping-‐ en stresstolerantiepatroon Is dit gezondheidspatroon disfunctioneel? Ja Hoe bent u over het algemeen gestemd? Dhr. is over het algemeen somber gestemd.
8
Hoe gaat u om met (grote) problemen in uw leven? Is dat succesvol? Bij overplaatsing naar de PMU was dhr. in paniek. Dhr. vertelde dat dit een grote verandering was en dat het te onverwachts gekomen was. Heeft u voldoende controle over uzelf en de situatie tijdens een crisis? Geen controle over zichzelf tijdens crisis. Dhr. raakt in paniek. Bent u wel een angstig of in paniek, zo ja wat doet u dan? Dhr. heeft last van paniekaanvallen. Valt dan op de grond en durft niet meer van zijn kamer af. Dhr. vraagt dan rustgevende medicatie. Waarden-‐ en levensovertuigingenpatroon Bent u tevreden met uw leven? Dhr. heeft erg veel last van zijn paniekstoornis. Ook zegt dhr. alles van de negatieve kant te bekijken
9
Verpleegplan Aan de hand van de informatie die ik gehaald heb uit de anamnese ben ik een verpleegplan gaan opstellen. Functionele gezondheidspatronen. Aan de hand van de casus heb ik een indeling gemaakt in de 11 functionele gezondheidspatronen. 1. Patroon van Gezondheidsbeleving en –instandhouding. -‐ Dhr. weigert zijn ECT en medicatie regelmatig. 2. Voedings-‐ en stofwisselingspatroon. -‐ Dhr. heeft een niet goed passende gebitsprothese waardoor kauwen moeilijk is. Dit is een waan, dhr. kan met gemak meerdere boterhammen eten. -‐ Dhr. is de afgelopen 6 maanden 5 kilo gewicht verloren. -‐ Dhr. vergeet dat hij gegeten heeft door zijn psychotisch toestandsbeeld. -‐ Dhr. eet in werkelijkheid grote hoeveelheden. -‐ Dhr. denkt dat er niet genoeg eten is in het ziekenhuis. 3. Uitscheidingspatroon -‐ Niet van toepassing. 4. Activiteitenpatroon -‐ Dhr. zegt zich vaak te vervelen. -‐ Dhr. reageert afkeurend op voorstellen voor activiteiten. -‐ Dhr. kan geen afleiding vinden wanneer hij stress ervaart. 5. Slaap-‐ rustpatroon -‐ Dhr. zegt de laatste tijd slecht te slapen in verband met geluiden om zich heen. -‐ Dhr. is vaak onrustig en loopt dan heen en weer. -‐ Gevoelens van angst en paniek. 6. Cognitie-‐ en waarnemingspatroon -‐ Dhr. voelt zich erg ongemakkelijk wanneer hij last heeft van een paniekaanval. -‐ Dhr. kan zich niet lang genoeg concentreren om een boek te lezen. -‐ Dhr. is verward wanneer hij een paniekaanval heeft en is dan gedesoriënteerd in trias. 7. Zelfbelevingspatroon -‐ Dhr. is bang om naar de ECT te gaan. -‐ Dhr. weet niet wat hij moet doen wanneer hij een paniekaanval krijgt. -‐ Dhr. zegt erg vermoeid te zijn door de paniek die hij ervaart. -‐ Paniekstoornis met agorafobie. -‐ Depressieve stoornis.
10
8. Rollen-‐ en relatiepatroon -‐ Dhr. wil graag dat het gaat op zijn manier. Wordt geagiteerd wanneer dit niet mogelijk is. -‐ Dhr. is geagiteerd wanneer hij in paniek is. -‐ Dhr. heeft een broer en een zus die regelmatig langskomen. -‐ Dhr. is alleenstaand en heeft geen kinderen 9. Seksualiteit-‐ en voortplantingspatroon -‐ Niet van toepassing. 10. Stressverwerkingspatroon -‐ Zijn zus komt vaak op bezoek en zorgt dan voor dhr. -‐ Dhr. ervaart veel stress bij het overplaatsen naar de PMU. -‐ Dhr. is opgenomen na een TS. -‐ Dhr. zegt af en toe de wens te hebben dood te willen, maar zegt zichzelf niks aan te zullen doen. -‐ Dhr. zegt dood te willen om van de problemen af te zijn en niet om van het leven af te zijn. -‐ Paniekstoornis met agorafobie -‐ Depressieve stoornis -‐ Dhr. gaat regelmatig eerder van tafel omdat hij stress ervaart. -‐ Dhr. zegt de afdeling net een gevangenis te vinden. -‐ Dhr. wil graag dat het gaat op zijn manier. Wordt geagiteerd wanneer dit niet mogelijk is. 11. Waarde-‐ en levensovertuiging -‐ Dhr. is niet gelovig.
Clusters en hypothetische diagnoses. Ik heb drie clusters samengesteld en hieronder verschillende hypothetische diagnoses gezet. De clusters die ik heb gekozen zijn coping, paniek en rust. Coping, omdat dhr. hier veel problemen mee heeft. Hij vindt het lastig om te gaan met stressvolle situaties en raakt hierbij in paniek. Dit is een inadequaat coping mechanisme van dhr. Onder de cluster coping heb ik de hypothetische diagnoses: inadequate coping, overplaatsingsstress en risico op zelfdoding. Risico op zelfdoding heb ik hierbij gezet omdat dhr. angstiger wordt door zijn inadequate coping. Doordat dhr. niet goed in staat is om problemen te hanteren is zelfdoding voor hem de enige uitweg. Wanneer dhr. een beter coping mechanisme ontwikkelt zal het risico op zelfdoding waarschijnlijk afnemen. Dhr. heeft vaak paniekaanvallen en zegt dan dood te willen. Dit is niet omdat dhr. niet wil leven maar omdat dhr. van de problemen af wil zijn. Dit geeft een verhoogd risico op suïcide omdat dhr. wel denkt aan de dood. Ook heeft dhr. al eerder een TS gedaan, wat het risico op een herhaalde poging vergroot.
11
Het tweede cluster is paniek. Dit omdat dhr. vaak paniekaanvallen heeft. Onder dit cluster vallen de hypothetische diagnoses: angst, machteloosheid en acute verwardheid. Acute verwardheid valt onder dit cluster omdat de verwardheid van dhr. een gevolg is van de paniek. Wanneer dhr. een paniekaanval heeft raakt hij vaak gedesoriënteerd in plaats. Het derde cluster is rust. Dhr. geeft aan slechter te slapen door onrust op de afdeling. Onder dit cluster vallen de hypothetische diagnose: verstoorde slaap. Dit komt onder andere door zijn paniekstoornis en depressieve stoornis. Ook heeft dhr. een psychotisch toestandsbeeld, wat ook onrust kan veroorzaken. Cluster 1: Coping -‐ Inadequate coping -‐ Overplaatsingsstress -‐ Risico op zelfdoding Cluster 2: Paniek -‐ Angst -‐ Machteloosheid -‐ Acute verwardheid Cluster 3: Rust -‐ Verstoorde slaap
12
Hypothetische diagnosen toetsen Ik heb bovenstaande hypothetische diagnoses getoetst met behulp van Carpenito 1. Ik heb gekeken naar verschillende factoren die omschreven zijn in Carpenito namelijk: -‐ Moet aanwezig zijn; -‐ Kan aanwezig zijn; -‐ Definitie; -‐ Toelichting van de auteur. Plusjes betekent dat het aanwezig is en minnetjes dat het niet aanwezig is. Ook heb ik de PES uitgewerkt bij elke hypothetische diagnose. Inadequate Coping Moet aanwezig zijn Kan aanwezig zijn definitie Toelichting van de auteur ++ +++-‐-‐-‐+++++ klopt klopt P E S Inadequate Coping ü Paniekstoornis met ü Reageert geagiteerd agorafobie wanneer iets niet ü Depressieve stoornis gaat zoals hij dat wil ü Durft niet naar de ECT in verband met het door het ziekenhuis moeten ü Wil dat de verpleging oplossing voor hem bedenkt, is niet in staat dit op een normale manier te vragen. ü Eerder van tafel opstaan door te veel stress Overplaatsingsstress Moet aanwezig zijn Kan aanwezig zijn definitie Toelichting van de auteur -‐+++ -‐-‐+++-‐++-‐-‐+-‐-‐-‐-‐ Klopt klopt P E S Overplaatsingsstress ü Paniekstoornis met ü Dhr. was bij de agorafobie overplaatsing in paniek ü Dhr. zegt de afdeling net een gevangenis te vinden 13
Risico op zelfdoding Moet aanwezig zijn -‐+ P Risico op zelfdoding
Angst Moet aanwezig zijn ++++-‐-‐+-‐-‐-‐-‐++-‐-‐-‐+-‐-‐-‐-‐ ++-‐+-‐-‐+-‐+++-‐-‐++-‐-‐-‐ +++-‐-‐-‐-‐-‐+ P Angst
Machteloosheid Moet aanwezig zijn + P Machteloosheid
Kan aanwezig zijn
definitie
++-‐+++++-‐-‐-‐
klopt
E
Toelichting van de auteur Klopt niet S
ü Paniekstoornis met agorafobie ü Depressieve stoornis
Kan aanwezig zijn
definitie
klopt
E
ü Dhr. zegt dood te willen om van de gekkigheid af te zijn ü Dhr. is opgenomen na een Tentamen Suïcide
Toelichting van de auteur klopt
S ü Paniekstoornis met agorafobie
Kan aanwezig zijn
definitie
-‐+-‐++-‐-‐++
klopt
E
ü Dhr. heeft vaak last van paniekaanvallen ü Dhr. zegt bang te zijn voor de ECT en dan vooral de weg erheen
Toelichting van de auteur Klopt niet S
ü Depressieve stoornis ü Paniekstoornis met agorafobie
ü Dhr. zegt vaak niet te weten wat hij moet doen ü Dhr. zegt dood te willen om van zijn “gekkigheid” af te zijn ü Dhr. vraagt constant om hulp en/of aandacht van de verpleegkundigen.
14
Acute verwardheid Moet aanwezig zijn ++-‐-‐+-‐-‐ P Acute verwardheid
-‐-‐-‐
klopt
Toelichting van de auteur Niet aanwezig S
ü Paniekstoornis met agorafobie
+ P Verstoorde slaap
definitie
E
Verstoorde slaap Moet aanwezig zijn
Kan aanwezig zijn
Kan aanwezig zijn
definitie
+-‐++
klopt E
Toelichting van de auteur Niet aanwezig S
ü Paniekstoornis met agorafobie
ü Als dhr. een paniekstoornis heeft vraagt hij meerdere keren waar hij is ü Dhr. weet niet wat hij moet doen wanneer hij een paniekstoornis heeft
ü Dhr. zegt slecht te slapen en wordt veel wakker ü Dhr. gaat elke dag erg vroeg naar bed en wordt dan ’s nachts wakker ü Dhr. is overdag vermoeid.
15
Definitieve diagnose Inadequate Coping Moet aanwezig zijn ++ P Inadequate Coping
Kan aanwezig zijn
definitie
+++-‐-‐-‐+++++
klopt
E
Toelichting van de auteur klopt S
ü Paniekstoornis met agorafobie ü Depressieve stoornis
ü Reageert geagiteerd wanneer iets niet gaat zoals hij dat wil ü Durft niet naar de ECT in verband met het door het ziekenhuis moeten ü Wil dat de verpleging oplossing voor hem bedenkt, is niet in staat dit op een normale manier te vragen. ü Eerder van tafel opstaan door te veel stress
De definitieve diagnose is inadequate coping omdat deze het meest overeenkomt met de diagnose zoals in Carpenito 1 omschreven is. Ook is inadequate coping de oorzaak van verschillende hypothetische diagnoses die hierboven beschreven staan. De hypothetische diagnose overplaatsingsstress en risico op zelfdoding zijn een gevolg van een inadequate coping. Als dhr. in staat zou zijn op een goede manier coping toe te passen, zou hij geen of minder overplaatsingsstress ervaren. Ook zou hij niet als coping mechanisme zelfdoding plegen of overwegen. Dit is een coping mechanisme van dhr. aangezien dhr. zegt dood te willen om van zijn problemen af te zijn en dus niet omdat hij niet meer wil leven. Dat geeft aan dat dit coping is, hij weet niet hoe hij meet zijn problemen om moet gaan en bedenkt als oplossing het beëindigen van zijn leven. Prognose Fysieke factoren -‐ Dhr. heeft geen fysieke problemen. (positief) Psychische factoren -‐ Dhr. heeft een depressieve stoornis. (negatief) -‐ Dhr. heeft een paniekstoornis met agorafobie. (negatief) -‐ Dhr. is bekend met een psychotisch toestandbeeld. (negatief) -‐ Dhr. krijgt ECT als behandeling voor de depressieve stoornis. (positief) -‐ Dhr. krijgt medicatie om de paniek te verminderen. (positief)
16
Omgevingsfactoren -‐ Dhr. heeft een broer en zus die vaak langskomen. (positief) -‐ Dhr. ligt op de PMU. (positief) -‐ Dhr. moet met de rolstoel door het ziekenhuis naar de ECT gebracht worden. (negatief) Resultaatklasse: Uitstel of beperking van het gezondheidsprobleem. Ik heb deze resultaatklasse gekozen omdat ik denk dat het niet mogelijk is om het gezondheidsprobleem helemaal op te lossen. Ik denk dat dhr. het altijd moeilijk zal hebben met adequaat reageren op moeilijke situaties. Zo zal dhr. altijd moeite hebben met stressvolle situaties en hier niet altijd goed op kunnen reageren omdat paniek dan een te grote rol speelt. Wel denk ik dat er uitstel of beperking van het gezondheidsprobleem kan worden bereikt. Wat ik hiermee bedoel is dat de inadequate coping beperkt is, dus minder heftig dan op dit moment. Of dat de reactie wordt uitgesteld waardoor hier beter over nagedacht kan worden. Beoogd resultaat Binnen 15 weken is dhr. in staat op een rustige manier te reageren op stress. Dhr. is in staat naar de ECT te gaan zonder hierbij een paniekaanval te krijgen. Indicatoren: -‐ Dhr. geeft uiting aan zijn gevoelens; -‐ Dhr. benoemt eigen sterke en zwakke punten en aanvaardt ondersteuning. Interventies Domein 3: Gedrag Klasse R: Ondersteuning bij probleemhantering Interventies: -‐ Verbetering van de probleemhantering -‐ Bevordering van het gevoel van veiligheid Ik heb deze interventies gekozen aan de hand van Bulechek 2. Dit lijkt mij de meest passende interventies aangezien deze goed passen bij de coping. Probleemhantering is in feite coping. De manier waarop je om gaat met problemen en/of stress. Bevordering van het gevoel van veiligheid vind ik erg toepasselijk bij deze patiënt. Aangezien hij vaak aangeeft bang te zijn. Wanneer dhr. zich veilig voelt op de afdeling zal de coping waarschijnlijk ook beter gaan. Angst zorgt er waarschijnlijk voor dat de coping in de weg gestaan wordt. Wat ook een mogelijkheid kan zijn is dat de angst veroorzaakt wordt door de inadequate coping. In dat geval zal de angst afnemen wanneer de heer een beter coping mechanisme ontwikkelt.
17
Activiteiten Interventie: Verbetering van de probleemhantering. Definitie: De patiënt helpen zich aan te passen aan vermeende stressoren, veranderingen of bedreigingen die hem belemmeren in de vervulling van zijn taken en rollen. Activiteiten: -‐ Ga na hoeveel inzicht de patiënt heeft in het ziekteproces; -‐ Ga na welke andere reacties op de situatie mogelijk zijn en bespreek deze; -‐ Volg een kalme, geruststellende benadering; -‐ Help de patiënt zich een objectief beeld te vormen van de gebeurtenis; -‐ Moedig de patiënt aan tot een realistisch hoopvolle houding om hem te helpen zijn gevoelens van machteloosheid te overwinnen; -‐ Raad de patiënt af beslissingen te nemen op momenten van grote stress; -‐ Schep situaties die de autonomie van de patiënt bevorderen; -‐ Moedig het gebruik van gepaste afweermechanismen aan; -‐ Moedig de patiënt aan zijn mening, gevoelens en angsten te verwoorden; -‐ Ga na in hoeverre er een risico bestaat dat de patiënt zichzelf schade toebrengt; -‐ Geef de patiënt zo nodig instructies over ontspanningstechnieken. Interventie: Bevordering van het gevoel van veiligheid. Definitie: Versterken van het gevoel van lichamelijke en psychische veiligheid van de patiënt. Activiteiten: -‐ Voer veranderingen geleidelijk door; -‐ Luister naar de angsten van de patiënt/familie; -‐ Help de patiënt na te gaan welke probleemhantering mechanismen hij normaal gesproken hanteert; -‐ Help de patiënt probleemhantering mechanismen toe te passen die in het verleden succesvol zijn gebleken. Evaluatie Met behulp van de hieronder opgestelde evaluatiepunten kan na gegaan worden of het beoogd resultaat gehaald is. Ik heb de evaluatiepunten onderverdeeld in drie categorieën: -‐ Productevaluatie; -‐ Structuurevaluatie: -‐ Procesevaluatie. Aan de hand van deze categorieën heb ik vragen opgesteld. Productevaluatie. -‐ Heeft dhr. zich aan de gemaakte afspraken gehouden? -‐ Is het beoogd resultaat behaald? Structuurevaluatie. -‐ Was er genoeg begeleiding in het omgaan met spanningen? -‐ Was de afdeling geschikt voor het verbeteren van de coping?
18
Procesevaluatie. -‐ Zijn de activiteiten daadwerkelijk uitgevoerd? -‐ Is er voorlichting gegeven over het doel? -‐ Is er met de patiënt gesproken over de verbetering van de coping? -‐ Is er genoeg voorlichting gegeven aan de patiënt?
19
Ontslag gesprek Het ontslag gesprek heb ik helaas niet kunnen houden met dhr. Aangezien dhr. een terugval had waardoor een normaal gesprek met dhr. niet meer mogelijk was. Dhr. werd door deze terugval overgeplaatst naar de IC psychiatrie. Er hoefde dus geen ontslag geregeld te worden en een ontslag gesprek heb ik niet gehouden in verband met de toestand van dhr. Reflectie op functioneren als eerst verantwoordelijke verpleegkundige Het reflecteren op mijn functioneren als eerst verantwoordelijke verpleegkundige ga ik doen per activiteit. Ik ga per activiteit reflecteren met behulp van de volgende punten: wat wilde ik bereiken, wat heb ik gedaan, hoe kan ik het de volgende keer anders aanpakken. Allereerst het anamnese gesprek. Zoals hierboven omschreven heb ik niet het volledig anamnese gesprek gehouden in verband met de toestand waarin dhr. verkeerde bij opname. Voordat dhr. op de afdeling kwam had ik mij voorgenomen om met dhr. in gesprek te gaan en het anamnese gesprek met hem te voeren. Op deze manier konden we alle stappen rustig af gaan en zou ik dhr. gelijk wat beter kennen. Wellicht zou er al een begin gemaakt kunnen worden aan een vertrouwensrelatie op deze manier. Wat ik gedaan heb is de informatie gehaald uit vorige anamneses en uit gesprekken met de arts. Informatie die ontbrak heb ik gevraagd aan dhr. Ik heb hiervoor gekozen omdat ik wilde voorkomen dat dhr. nog meer in paniek zou raken door alle vragen die ik zou stellen. Ik wilde graag dat dhr. rustig een beetje kon wennen aan de afdeling. Wat ik hiervan geleerd heb is dat een anamnese gesprek heel anders kan gaan dan verwacht. Voordat ik hieraan begon dacht ik dat ik gewoon in gesprek kon gaan met de patiënt en hem vragen kon stellen. Dit blijkt echter niet altijd mogelijk. De volgende keer kan ik mij misschien iets beter voorbereiden door van te voren te bedenken wat mogelijke reacties kunnen zijn van de patiënt. Op deze manier kan ik alvast bedenken hoe ik hierop ga reageren en kom ik minder voor verassingen te staan. Vervolgens heb ik het verpleegplan opgesteld. Dit is gebeurd aan de hand van de informatie uit de anamnese. Het verpleegplan opstellen gaat op de afdeling anders dan de methode die ik op school had geleerd. Ik heb hierom twee verpleegplannen opgesteld. Een voor op de afdeling en een volgens de methode van school. De verpleegproblemen komen wel met elkaar overeen. Ik vond het erg leerzaam om een verpleegplan op te stellen voor een “echte” patiënt. Normaal gesproken maak ik verpleegplannen bij een casus, deze zullen vervolgens niet uitgevoerd worden. Nu werd mijn verpleegplan uitgevoerd, dit is leuk om te doen. Ik merkte wel dat er nadat het verpleegplan opgesteld was niet erg veel mee gedaan werd. Mijn volgende EVV-‐schap zou ik wellicht kunnen proberen meer interventies uit te voeren die goed aansluiten bij het verpleegplan. Daar ben ik nu minder mee bezig geweest. Het ontslaggesprek was helaas niet mogelijk met dhr. aangezien hij in zo’n verslechterde toestand verkeerde dat er geen normaal gesprek meer met hem te voeren was. Hierop kan ik niet reflecteren.
20
Verder heb ik de patiënt zo veel mogelijk geprobeerd te begeleiden. Ik merkte dat dit in het begin erg goed ging. Dhr. was toen nog erg onrustig aanwezig op de afdeling. Ik was een van de weinige die een goed gesprek met dhr. kon voeren. Dit werd ook opgemerkt door collega’s en andere patiënten. Dit voelde erg goed. Ik kon rustig met dhr. praten en merkte dat dhr. dit ook prettig vond. Vervolgens was er een periode waarin het beter leek te gaan met dhr. In deze periode heb ik dhr. ook veel begeleid en veel gesproken met dhr. Hierna verslechterde het beeld dusdanig dat er geen gesprekken met
21
Bronnen 1.
2.
Carpenito LJ. Zakboek verpleegkundige diagnosen. Mobiliteit. Groningen: Wolters-Noordhoff; 2008 p. 258 Bulechek G M, Butcher H K, McCloskey Dochterman J. Verpleegkundige interventies. Amsterdam: Elsevier gezondheidszorg; 2010.
22