14|9
2008
13|9
Een cultuurhistorische auto- en fietsroute in Heerlen
Door: Roelof Braad en Jo Jamar
‘Sporen van het mijnverleden’ Een speurtocht naar monumentaal mijnbouwhistorisch erfgoed
U aangeboden door: Van Hooren drukkerij en repro bv
Open Monumentendag 2008 staat in het teken van ‘Sporen’. De Heerlense commissie koos ervoor om het hele weekend 13 en 14 september een aantal activiteiten te ontwikkelen en vooral te kijken naar de sporen die het mijnverleden in de stad heeft achtergelaten. Na de sluiting van de steenkolenmijnen zijn in de operatie van zwart naar groen vrijwel alle industriële complexen rigoureus afgebroken en is vrijwel niet meer zichtbaar waar deze gelegen waren en welke impact ze op het landschap hadden. Toch zijn er voor wie zijn ogen de kost geeft nog genoeg sporen in het landschap achtergebleven. Vooral de buurten waar de mijnwerkers woonden, zijn nog markant aanwezig, met ook nu nog achter de vensters en voor de deuren attributen, als mijnlampen en kolenwagens die aan het mijnverleden herinneren. Dat alles is een ontdekkingstocht waard. Daarom is deze route ontwikkeld om te verkennen wat nog rest in het noordelijk deel van de stad,
Oranje Nassau I
in het gebied waar drie Heerlense mijnen lagen, de Staatsmijn Emma en de particuliere Oranje Nassaumijnen III en I. De buurt Treebeek is daarbij inbegrepen omdat deze voor de gemeentelijke herindeling van 1982 bij Heerlen hoorde.
Steenkolenmijnen en mijnwerkersbuurten Opkomst van de mijnindustrie Eeuwenlang zag het Zuid-Limburgse landschap er uit zoals het bezongen wordt in het Limburgs volkslied. Dat veranderde in de 19de eeuw door de ontginning van de steenkool in Limburg. Tot het einde van de 19de eeuw was er slechts één mijn actief op Nederlands grondgebied, de Domaniale Mijn te Kerkrade. Deze was oorspronkelijk eigendom van de abdij Kloosterrade (Rolduc), in 1796 door de Fransen onteigend en na het vertrek van de Fransen in 1813 in handen van de Nederlandse staat gekomen. De exploitatie verpachtte de Staat aan een particuliere onderneming. In het laatste kwart van de 19de eeuw steeg de vraag naar steenkolen ten behoeve van de ijzer- en staalindustrie. Het Ruhrgebied in Duitsland ontwikkelde zich sterk, maar het was te verwachten dat ook naar Zuid-Limburg gekeken werd, waar immers steenkolenlagen aanwezig waren. En dus werden er tussen 1872 en 1880 liefst 30 concessieaanvragen ingediend. Door aller-
lei omstandigheden waren er in 1891 nog slechts drie over, maar daar kwam in dat jaar verandering in door de aanvraag van ir. Henri Sarolea. Per Koninklijk Besluit van 2 mei 1893 kreeg hij de gevraagde concessie onder de naam ‘Oranje Nassau’. Sarolea was in 1887 in Heerlen gekomen en had geconstateerd dat het dorpje volledig geïsoleerd lag en voor verbindingen met andere plaatsen nog was aangewezen op de postkoets. Wilde een exploitatie van de steenkool succesvol zijn, dan was een goede spoorwegverbinding noodzakelijk voor het transport van mensen en goederen. En dus kwam er dankzij Sarolea, met hulp van de gebroeders Carl en Friedrich Honigmann en nog enkele andere investeerders, een spoorlijn die Heerlen met Sittard en Herzogenrath verbond. Vandaar waren en kwamen er aansluitingen op andere lijnen. Op 30 april 1896 werd de lijn geopend. In 1899 werd de eerste steenkool naar boven gebracht uit de eerste Heerlense mijn, de Oranje Nassau I. Op 31 december 1974 kwam er de laatste Nederlandse naar boven. De Oranje Nassau
Oranje Nassau III
Oranje Nassau 1
exploiteerde uiteindelijk vier mijnen. Naast de ON I lagen ook de ON III en IV op Heerlens grondgebied. Deze kwamen in exploitatie in 1917 en 1927. Slechts 75 jaar heeft de exploitatie van de steenkool geduurd maar de gevolgen waren immens, niet alleen op economisch vlak maar ook op sociaal en cultureel gebied. Staatsmijnen Begin 20ste eeuw begon ook de staat met de exploitatie van steenkolen en kwamen er staatsmijnen. Dit werd mogelijk gemaakt door de wet van 1902 (Ir. Lely). De aanzet tot exploitatie van staatswege is gegeven door Mgr. Nolens, de Venlose afgevaardigde in de Tweede Kamer, die in 1897 in de Tweede Kamer een rede gehouden heeft,
Emma
Oranje Nassau IV
die als volgt begon: “Een land dat zijne natuurlijke hulpbronnen van rijkdom niet weet te gebruiken, bewijst dat het deze niet waard is”. Dat hij hierbij de Limburgse kolen op het oog had, was voor iedereen duidelijk. Ook de regering, met name minister Lely, was er van overtuigd dat de staat zich ook met mijnbouw moest bezig houden en dus kwamen er staatsmijnen (1902). Het hoofdkantoor kwam uiteindelijk in Heerlen te staan. In totaal kwamen er vier staatsmijnen, alle genoemd naar leden van het koningshuis: de mijn Wilhelmina (1909), de mijn Emma (1911), de mijn Hendrik (1918) en de mijn Maurits (1926). Later kwam er nog de mijn Beatrix bij Vlodrop, maar die is nooit in exploitatie genomen.
Er waren mijnwerkers nodig, die uit de eigen omgeving gehaald werden, maar ook uit verre streken. Niet alleen uit eigen land (Friesland bijvoorbeeld), maar ook uit andere landen van Europa, met name uit Polen. Daar waren velen bij die al werkervaring in het Ruhrgebied hadden opgedaan. Voor al die mijnwerkers en hun gezinnen was huisvesting noodzakelijk. Om enige getallen te noemen voor Heerlen: woonden er rond 1900 slechts 6000 mensen in Heerlen, in 1910 waren dit er al 12.000, in 1920 woonden er reeds 32.000 mensen (door de Eerste Wereldoorlog was de grens met Duitsland gesloten en konden er geen kolen uit dat land worden ingevoerd en dus moest de eigen productie opgeschroefd worden en dus waren er veel mijnwerkers nodig), in
1930 waren er rond de 50.000 inwoners in Heerlen. Woningbouw Al die mensen moesten wonen. Vanuit het oogpunt van de directies van de mijnen liefst niet te ver van de mijn en liefst bij elkaar. Zo kon men zijn mensen ook na de werktijd in het oog houden. Ook kwamen deze nieuwe buurten (kolonieën – zo gespeld omdat in de regio bij het uitspreken van ‘kolonìe’ de klemtoon altijd op de laatste lettergreep valt) buiten de bebouwde kom en hadden ze grote tuinen. De schone lucht zou de mijnwerker goed doen en in de tuin kon hij zijn eigen groenten verbouwen. Zo ontstonden als eerste de door de Oranje
Nassaumijnen gebouwde kolonieën Morgenster, Musschemig, Husken en Vrank. Van deze buurten bestaan alleen nog de woningen van het tussen 1900 en 1918 gebouwde Musschemig. De eind 19de eeuw gebouwde kolonie Morgenster sloopte men in de jaren 1960. Ook de andere twee kolonieën (Husken met 242 woningen en De Vrank met 100 woningen, gebouwd tussen 1920 en 1925) zijn inmiddels gesloopt. Wel staat aan de Beersdalweg de St. Antonius van Padua-kerk met aanpalend klooster, gebouwd in 1930 naar een ontwerp van architect F. Peutz nog fier overeind. Peutz nam bekende Limburgse kunstenaars als Charles Vos en Charles Eyck in de arm voor de verfraaiing van het interieur. Al te groot mochten de kolonieën ook weer niet worden, want grote concentraties arbeiders zouden tot stakingen en opstand kunnen leiden. Het samenspel tussen kerk en mijndirecties zorgde er voor dat de rust gehandhaafd bleef. In die nieuwe buurten kwamen kerken, verenigingsgebouwen en verenigingen die door de directies ondersteund werden. Een mooi voorbeeld van die samenwerking is zichtbaar in de kerk aan de Laanderstraat. In het gebouw is het familiewapen van de familie De Wendel te zien, de Franse eigenaren van de Oranje Nassaumijnen die in 1908 de aandelen van de familie Honigmann hadden overgenomen. Dat de eigenaren Fransen waren, kwam tot uiting in de vanaf 1908 gebouwde mijnwerkerswoningen. Zo bestaat de buurt Beersdal, die gebouwd is voor het personeel van de Oranje Nassaumijnen I en III, uit woningen die gebouwd zijn in de Lotharingse
Rennemig bij de ON III
stijl. Die had De Wendel uit Lotharingen (Frankrijk) meegebracht, waar de familie oorspronkelijk vandaan kwam. Deze bouwstijl (opvallend door hun siermetselwerk en gepleisterde gevelvelden) treft men in Nederland alleen in de mijnwerkerskolonieën van de Oranje Nassaumijnen aan. De verantwoordelijk architect die de Oranje Nassaumijnen daarvoor hadden aangetrokken, was ir. A. Lugten. Bij Beersdal ziet men een strak rechtlijnig stratenpatroon. In het centrum ligt een groot langwerpig plein en de woningen zijn twee onder één kap of vier onder één kap, waarbij de achterzijdes tegen elkaar zijn geplaatst. Ook de Staatsmijnen ontwikkelden bouwactiviteiten voor zijn arbeiders. Liever had de directie dat overgelaten aan de sinds de Woningwet van 1901 tot stand gekomen woningbouwcorporaties, maar die waren rond de Eerste Wereldoorlog te weinig financieel draagkrachtig om aan de grote vraag naar woningen te voldoen. Door het in exploitatie komen van de staatsmijnen Emma en Hendrik verrezen op het grondgebied tussen deze mijnen twee grote arbeidersbuurten, Treebeek en Haansberg. Treebeek Ongeveer 1913 begon het bouwbureau van de Staatsmijnen met de aanleg van de mijnwerkerskolonie Treebeek. De mijndirectie had nog geen vertrouwen in de aanpak van de woningnood door de koepelorganisatie ‘Ons Limburg’ en besloot daarom het stedenbouwkundige plan van Treebeek, gelegen op grondgebied van drie toenmalige gemeenten Heerlen, Brunssum en Amstenrade en grenzend aan dat van Hoensbroek,
Beersdal
sino werd in 1924 gebouwd; eerst veel later, in 1938, bouwde Staatsmijnen het al eerder geplande openbare badhuis aan de Maanstraat.
Treebeekplein
Treebeek
te baseren op de Tuinstadgedachte van Howard. Echter voldeed het ontwerp dat onder leiding van mijndirecteur ir. A.E. Dinger met zijn staf voor het ‘tuindorp’ – zoals ze het zelf noemden - niet aan de ideeën van Howard. In de opzet was het toch meer een industriedorp, wel met fraaiere en betere woningen in een meer afwisselender omgeving en meer groen dan bij de andere mijnwerkerskolonieën. Om economische redenen had men besloten de buurt niet ten westen én op ruime afstand van de mijnzetel te leggen, waardoor de mijnwerkers geen overlast zouden hebben van stof, rook, stank en lawaai in verband met de meestal aanwezige zuidwestenwind, maar ten noorden van de mijn en voor de mijnwerkers op loopafstand van hun werk. Staatsmijnen wilde duidelijk een buurt neerzetten met ruim aangelegde woningen met moderne faciliteiten als riolering, een wc binnenshuis, elektriciteit, water en een goede levensmiddelenvoorziening, zodat “de mijnwerkers langer bleven en de mijn kon beschikken over de ‘keurtroepen’ van
de mijnwerkers”, zoals mijndirecteur Van Iterson ooit zei. In recordtempo werden straten aangelegd en woningen gebouwd, want de mijn zou al spoedig de exploitatie moeten opvoeren. Bij Passart-Nieuwenhagen, de Wenckebachstraat en de Verlengde Treebeekstraat verrezen grote barakkenkampen (houten, maar ook asbestwoningen) om de eerste stroom mijnwerkers te kunnen opvangen. De echte woningbouw in opdracht van het bouwbureau getekend door architect J.H.W. (Willem) Leliman B.I. uit Den Haag vond plaats in de periode 1913-1919 (Wenckebachstraat, Treebeekstraat, Treebeekplein, Engerstraat, Engerplein, Sterrenstraat, Spoorstraat, Maanstraat, etc.). In het gedeelte Treebeek werden toen 634 woningen gebouwd. In de woningbouw werden rangen en standen zeer zichtbaar gemaakt: er waren woningen voor ingenieurs, voor opzichters, voor beambten en voor arbeiders, steeds in status en grootte afnemend. Tevens kwam er een winkelvoorziening en later werd er een aantal scholen gebouwd. Het beambtenca-
Sociale controle en kerken Het gebied Treebeek was lange tijd voorzien van bordjes ‘Eigen Weg der Staatsmijnen’, en ‘Verboden toegang voor motorrijtuigen met ijzeren of stalen wielbanden en voor personen wier de toegang tot de Staatsmijnen is ontzegd’. Soortgelijke bordjes waren ook bij de ingangen van de mijnwerkersbuurten van de Oranje Nassaumijnen te vinden. Het eigen gebied van de Staatsmijnen werd gecontroleerd door de mijnpolitie en sociaal werkers, woninginspectrices, –zowel protestants als katholiek- in dienst van de mijn. Sociale wantoestanden, zoals die in de eerste Heerlense mijnwerkerskolonieën Morgenster en Musschemig voorkwamen, wilde de Staatsmijndirectie voorkomen. Maar helemaal lukte dat niet. Door de woningnood in de beginperiode was het hebben van een kostganger heel gewoon. In 1919 was er dan ook in bijna elke Staatsmijnwoning minimaal één kostganger en vaak zelfs meer dan één, tot wel vier toe. Ir. Dinger vertelt in een artikel over de buurt dat de Staatsmijnen weinig vertrouwen hadden in de confessionele bouwverenigingen, omdat men dan geloofsgenoten zou gaan groeperen in een buurt. Men wilde een buurt voor alle mijnwerkers. Maar dat heeft de mijn niet waargemaakt. Uit het toewijzingsbeleid blijkt dat men socialisten en zeker communisten zoveel mogelijk uit de buurt weerde en dat niet-Nederlanders alleen noodgedwongen werden toegelaten. Door de immigratie van mijnwerkers met meerdere geloofsovertuigingen ontstonden er ook verschillende speciale scholen en kerken, deels met steun van de Staatsmijnen. In 1987 stonden er nog twaalf kerken van elf kerkgenootschappen. Speciaal in Treebeek ontstond deze situatie, doordat het de eerste grote mijnwerkersbuurt was van aanvankelijk alleen Nederlanders – vooral Hollanders, Friezen, Drenten, Brabanders – omdat de Staatsmijnen Nederlanders in dienst nam, die veelal een diverse protestantse achtergrond hadden. Staatsmijnen subsidieerden de kerkenbouw, omdat ook vanuit de kerken een goede sociale controle te verwachten viel. Daarbij maakte de (protestantse) directie geen onderscheid tussen protestants of katholiek; wel moesten de kerken ingeschreven zijn als officieel kerkgenootschap in de zin van de Nederlandse wet.
Heerlen 1896
Heerlen 1925
Zo ontstonden rond 1920 het rectoraat de paters Conventuelen (1920) dat later de St. Barbara-parochie zou worden, de Gereformeerde Kerk (1919), het Leger des Heils (1920), de Baptistengemeente (1925) en andere kerken. Pas na de Tweede Wereldoorlog, in 1955, ontstond de Hervormde Gemeente (Immanuëlkerk). Van zwart naar groen Na de aankondiging van de afbouw van de mijnen in de Heerlense Stadsschouwburg door de minister van Economische Zaken, Joop den Uyl, op 17 december 1965 kwam binnen tien jaar aan de mijnindustrie een einde. In Heerlen haalden achtereenvolgens de Oranje Nassau IV op 18 september 1967, de Oranje Nassau III op 3 augustus 1973, de Staatsmijn Emma op 30 november 1973 en de Oranje Nassau I op 31 december 1974 als laatste Limburgse mijn de laatste steenkool boven. Hoewel den Uyl had beloofd dat er geen mijnsluiting zou zijn zonder vervangende werkgelegenheid, ging de mijnsluiting zo rap dat er toch grote werkloosheid ontstond.
Heerlen 1973
Het Samenwerkingsverband Sanering Mijnterreinen Oostelijk Zuid-Limburg zorgde er voor dat de gebouwen van de mijnzetels werden afgebroken, dat de meeste steenbergen werden afgegraven en dat de mijnterreinen werden heringericht tot park, industrieterrein of woonbuurt. De afbraak gebeurde in hoog tempo in de operatie van ‘Zwart naar Groen’ volgens de ‘Studie Mijnterreinen’ van ir. A.L.G. Hoefnagels uit 1974. Markante gebeurtenis in deze operatie vormde het omverschieten van de Lange Jan, de beroemde schoorsteenpijp van de elektriciteitscentrale van de Oranje Nassau I, op 21 augustus 1976. Na een ludieke begrafenisstoet viel de schoorsteen ook nog eens in de verkeerde richting. Het omschieten van de beroemde Schacht III van de Staatsmijn Emma op 28 oktober 1983 markeert zo ongeveer de laatste fase van de sloopwerkzaamheden in Heerlen, die toch nog tien jaar duurde. Als laatste werd het proefstation van de Emma omvergeschoten. Niet alle terreinen hebben nog hun eindbestemming bereikt en ook niet zonder pro-
Het omschieten van Schacht III van Staatsmijn Emma in 1983
blemen, zeker waar vervuilde ondergrond op de plekken waar woningen verrezen de gezondheid van bewoners bedreigde. Ook de vestiging van nieuwe industrie vlotte niet zoals men had gehoopt, waardoor er nu nog steeds wordt gebouwd op de terreinen van Emma en ON I. Bij de ON IV wordt nog steeds zand afgegraven en moet de laatste steenberg waarschijnlijk wijken. Herinneringen aan het mijnverleden Lange tijd is de herinnering aan het mijnverleden – mogelijk door het schokeffect van de grote metamorfose die de mijnstreek onderging en de grote werkloosheid en de daaruit ontstane problemen – weggedrukt. De laatste decennia komt echter de herinnering weer boven en verschijnen er vele publicaties, fotoboeken en wetenschappelijke literatuur, en wordt er van alles ondernomen om het Nederlands Mijnmuseum in het enige in Heerlen resterende mijnindustriële monument, het schachtgebouw van de Oranje Nassau I, (verder) vorm te geven en te exploiteren. Actueel is het mijnwaterproject, een proef-
Literatuur Voor wie verder zich verder verdiepen wil in het mijnverleden (o.a. te raadplegen in de studiezaal van Rijckheyt, centrum voor regionale geschiedenis in Heerlen):
De laatste kolen gedolven op 31-12-1974 in de ON I
project, waarbij met succes water uit de oude mijngangen onder Heerlen wordt gebruikt voor verwarming en koeling van circa 200 huizen, winkels, een supermarkt, een bibliotheek en grote kantoorgebouwen. De eerste mijnwater energiecentrale ter wereld van Woningstichting Weller in ‘Gen Coel’ wordt op 1 oktober 2008 geopend tijdens de internationale conferentie ‘Minewater08’ in Heerlen en Aken. En verder… Ook Sint Barbaradag voor de (oud-)kompels (4 december) is enkele jaren geleden weer in ere hersteld. Er worden oud-mijnwerkers geïnterviewd en hun verhalen worden op video vastgelegd door leerlingen van het middelbaar onderwijs en door professionals. De geschiedenis van de Nederlandse mijnbouw wordt herschreven en er komt steeds meer informatie over de Nederlandse mijnbouw beschikbaar op internet. Daarbij blazen bij activiteiten, die refereren aan het mijnverleden, nog steeds de schalmeien van het Mijnwerkerskorps ‘Glück Auf’.
Literatuur: • Bart Gielen, “‘Onze Upon a Time in the South’ – De herstructurering van de Mijnstreek na de mijnsluitingen: hoop verwachtingen en deceptie”, in: Zestig jaar vorsen in de geschiedenis van Parkstad Limburg; jubileumboek Het Land van Herle 1945-2005 [Heerlen 2006]. • Ben Gales, Delven en slepen, steenkolemijnbouw in Limburg: techniek, winning en markt gedurende de achttiende en negentiende eeuw [Hilversum 2004]. • Weet je nog koempel, de mijnen in Limburg [Zwolle 2003-2005]. • Marcel M.J. Put en Mark van Dijk, 2000 jaar Heerlen, van Romeinse nederzetting tot moderne stad [Heerlen 1998] • Ach Lieve Tijd, twintig eeuwen mijnstreek [Zwolle 1993-1995] • L.H.M. Kreukels, Kolen en kompels, de geschiedenis van de Nederlandse mijnwerkers [Amsterdam 1986] Video: De Staatsmijnen in beeld, Mijn Verleden. 3 delen op DVD (zie www.L1shop.nl) Websites: www.demijnen.nl www.limburgsemijnen.nl http://members.home.nl/wimschoenmaekers www.nederlandsmijnmuseum.eu www.minewaterproject.info www.rijckheyt.nl www.industrion.nl
Sporen van het mijnverleden – bezienswaardigheden op de route
1. Cultuurcluster ‘Gen Coel’…
Van Iterson koeltorens
1. Gen Coel - Groeët Genhei Een markante herinnering aan het mijnverleden is het nieuwe cultuurcluster ‘Gen Coel’ van Heerlerheide. De architect, Bart Wauben uit Geleen, heeft het representatieve glazen gebouw de vorm van een Van Iterson-koeltoren gegeven. Het cultuurcluster bestaat uit het Corneliushuis (met zalen en podium/gemeenschapshuis), het Grand Café, de stadsdeelwinkel van de gemeente Heerlen en het filiaal Heerlerheide van de Openbare Bibliotheek Heerlen. Het cultuurcluster heeft met het verwarming- en koelingsysteem van het Mijnwaterproject een internationale primeur. Op de bovenste etage in de koeltoren is een energiecentrale waar het mijnwater uit de voormalige Oranje Nassaumijn III omhoog wordt gepompt en van waaruit het warme en koude water via resp. rode en blauwe buizen wordt verspreid. Bij de cultuurcluster zijn de Plusmarkt, 6 andere winkels, 50 woningen en een ondergrondse parkeergarage voor ongeveer 270 auto’s gerealiseerd.
2. Ganzeweide
2. Opzichters/ingenieurswoningen – Ganzeweide 31-41 Voor opzichters en mijningenieurs bouwden de Oranje Nassaumijnen woningen met meer luxe en leefruimte. Bij de ingenieurswoningen waren zelfs aparte ingangen voor dienstboden. De woningen aan de Ganzeweide zijn gebouwd in opdracht van het bouw bureau van de Oranje Nassaumijnen, dat de woningen ontwierp naar het idee van de mijnwerkerswoningen in Lotharingen. Ze zijn kort na de aanleg van de Oranje Nassau III gebouwd in de periode 1912-1923: 1 ingenieurswoning (inmiddels gesloopt), 2 adjunct-opzichterwoningen (1920), 4 opzichterswoningen (1914) en 4 beambtenwoningen (1914). Ze zijn een ontwerp van architect A. Lugten. 3. Droomkasteel- Ganzeweide 113-115 Droomkasteel ‘Fantastico’ is het eerste attractiepark van Heerlen. Bovengronds mijnwerker N. Schoonbroodt zei in 1954 het mijnbedrijf vaarwel om met de ervaring opgedaan in het mijnbedrijf als zelfstandig schilder te gaan werken en zich te kunnen wijden aan zijn hobby, het maken van tuinfiguren. Al in de jaren zestig was de vraag zo groot dat hij aan de Ganzeweide een winkel begon in zelfgemaakte fonteinen en tuinkabouters. De tuin werd steeds meer volgebouwd met bouwwerkjes die als entourage en etalage voor de beelden fungeerde en steeds meer op een echt kasteel gingen lijken. De kosten waren echter zo hoog dat men gedwongen
3. Droomkasteel
… dezelfde plek rond 1933.
werd entreegeld te vragen. Zo werd het Droomkasteel geboren, dat op 27 mei 1966 zijn poorten opende voor het publiek. Bij de ingang staat een levensgrote olifant (15.000 kilo zwaar), waker over de duizenden beelden uit de sprookjeswereld. De 21 meter hoge uitkijktoren van het kasteel geeft een prachtig uitzicht op de omgeving. Het was zo’n succes dat het een echt bedrijf werd, een galerie voor tuinfiguren en een attractiepark, dat jaarlijks volle bussen aan bezoekers trok. Zijn zoon werkte mee in het bedrijf en zette het na het overlijden van zijn vader voort. Momenteel is het attractiepark gesloten door ziekte van de eigenaar. Het wacht op een nieuwe eigenaar om de zaak weer open te stellen. 4. Voormalig terrein Staatsmijn Emma – Emmaweg (links en rechts) Links en rechts van de weg ligt het voormalige mijnterrein van de Staatsmijn Emma. In 1904 liet de regering een aantal proefboringen uitvoeren om na te gaan of het zin had ‘Op de Kroeselen’ of bij de ‘Heisterberg’ een tweede Staatsmijn te vestigen. En jawel: de boringen voldeden aan de verwachtingen, zodat in 1906 werd besloten de steenkoollagen in het agrarische noorden van de gemeente Hoensbroek te gaan exploiteren. Weldra gonsde het er van de bedrijvigheid. Tussen 1908 en 1911 verrees de Staatsmijn Emma op Heerlens grondgebied, vernoemd naar de moeder van de toenmalige koningin Wilhelmina. Ook werd een spoorlijn aangelegd voor de afvoer van het zwarte goud; een spoorlijn die werd doorgetrokken naar de derde staatsmijn (de Staatsmijn Hendrik), die in Brunssum-Rumpen werd gevestigd en die tegelijk de scheiding markeerde tussen de nieuwe mijnzetel en de in rap tempo door Staatsmijnen gebouwde mijnwerkerskolonie. De steenkolenmijn was in bedrijf van 1911 tot 1973. De Emma was de op een na grootste mijn van Nederland. Het ondergrondse gebied besloeg een oppervlakte van 7.235 hectare. Op het hoogtepunt werkten er 10.000 mensen in de mijn, waarvan 6.000 ondergronds. Het voormalige mijnterrein is vandaag de dag een moderne woonbuurt, gelegen tussen een park aan de oostzijde en het verzorgingshuis Emmastaete aan de westzijde. Aan de rand van het park is bij de Wenckebachstraat een deel van de muur die het mijn terrein aan de kant van de woonbuurt begrensde bewaard. In het park (tegenover het tankstation; te zien verderop op weg naar 9.) liggen nog betondelen die herinneren aan de gigantische bouwsels van de mijn. Tussen 1983 en 1993 gingen de gebouwen van de mijn tegen de vlakte. Dankzij particulier initiatief is de gevelsteen met de tekst ‘Staatsmijn Emma anno 1911’ bewaard gebleven. Vanaf het begin van de weg zijn glimpen op te vangen van de steenbergen van de Oranje Nassau IV (Heksenberg) en Staatsmijn Wilhelmina met nu de skibaan van Snowworld. 5. Staatsmijnenbuurt Treebeek – Spoorstraat – Uranusstraat – Pleinstraat en later Treebeekstraat, Wenckebachstraat. Treebeek is een plaats waar nog tot zo’n honderd jaar geleden het vee graasde, boeren zaaiden en oogsten en de graaf De Marchant et d’Ansembourg uit Amstenrade zijn ‘speelveld voor hazen’, zijn jachtgebied, had. De wandelaar kon in stilte genieten van het natuurschoon en de imposante vergezichten. Bij gebrek aan verharde wegen moest hij stevige schoenen aantrekken. De vestiging van de
4. Staatsmijn Emma
5. Staatsmijnbuurt Treebeek
Staatsmijn Emma zorgde echter in snel tempo voor een complete metamorfose. Treebeek is door Staatsmijnen aangelegd als een echt tuindorp naar Engels voorbeeld. Met de aanleg van de buurt, die vroeger deel uitmaakte van de gemeenten Heerlen, Brunssum en Amstenrade, werd begonnen toen de Staatsmijn Emma werd aangelegd (1908-1913). De verschillende woningtypen werden ontworpen door medewerkers van de Bouwafdeling van de Staatsmijnen dat onder leiding stond van ir. A.E. Dinger. Ir. J.H.W. Leliman ontwierp het eerste bebouwingsplan (1918) voor deze eerste tuinstad van Nederland, het grondplan voor de grote buurt (inclusief Haansberg) tussen de Staatsmijnen Emma en Hendrik. Treebeek omvatte opzichters-, beambten- en arbeiderswoningen, gebouwd tussen 1913 en 1921.
6. Beambtencasino Treebeek
6. Beambtencasino – Uranusstraat 17 Het huidige Wellnescentrum is gebouwd in 1919-1920 als ontmoetingsruimte voor beambten van Staatsmijnen en is vermaard door zijn vele belangrijke evenementen. Beambten moesten lid worden van een beambtenbond. Speciaal voor het hogere personeel werden casino’s gebouwd waar ze vertier vonden, een toneelvoorstelling konden bijwonen, konden eten of een borrel konden drinken. De casino’s (en naaste omgeving) waren verboden terrein voor de eenvoudige mijnwerkers. Na de mijnsluiting is het casino bijna 20 jaar in gebruik geweest als ontspanningsruimte voor de Navo-officieren van AFCENT/AFNORTH. 7. Badhuis – Maanstraat 13-15 Het Fonds voor Sociale Instellingen van de Staatsmijnen bouwde in 1938 het al in 1918 geplande badhuis voor hun mijnwerkers in Treebeek. De mijnwerkerswoningen in de buurt waren gebouwd zonder badvoorziening. De mijnwerkers zelf gebruikten vooral de badvoorziening op de mijn zelf. Hun gezinsleden waren aangewezen op de ‘tobbe’ of dit soort openbare voorzieningen, waar men voor een paar cent een bad kon nemen. In het gebouw waren 12 douches en 2 kuipbaden voor degenen die het wat breder hadden. Een douche koste in de begintijd 8 cent en een bad 23 cent. Met zeep en handdoek erbij moest men 2 cent meer betalen. Douches en badkamers zijn gesloopt toen het gebouw na de sluiting in 1965 als ambulancepost door de GGD in gebruik is genomen. De voormalige badzaal is nu kerkzaal geworden en de droogzolder voor de handdoeken is getransformeerd tot jeugdruimte. De woning voor de toenmalige badmeester is intact gebleven.
7. Badhuis
8. Protestants Jeugdhuis – Maanstraat 6 Staatsmijnen ronselden voor de mijnarbeid vele kompels uit het noorden van Nederland, die een protestantse achtergrond hadden. De Nederlands Hervormden van Treebeek kerkten lange tijd in de kerk aan de Kastanjelaan in Hoensbroek, die was gebouwd met subsidie van de mijnen. Om de verschillende verenigingen, die er in de Hervormde Gemeente Hoensbroek-Treebeek werden opgericht, een ontmoetingsplaats te geven, werd een Vereniging Hervormd Jeugdhuis opgericht. Deze realiseerde in 1928 het jeugdhuis, nu Trefcentrum, aan de Maanstraat. Het is vanaf het begin van de Protestants Christelijke Harmonie (nu: Harmonie Orkest) ‘Concordia’ in 1934 de vaste repetitieruimte van deze nog florerende vereniging. 8. Protestants Jeugdhuis
9. Mijnwerkerswoningen – Treebeekstraat De Treebeekstraat is één van de eerste straten in het woningbouwplan van Treebeek van ir. Leliman. De woningen zijn gebouwd rond 1918. 10. Tijdvenster ‘Staatsmijn Emma’ – hoek Wenckebachstraat/ Ringstraat Ter herinnering aan het mijnverleden plaatste de Gemeente Brunssum in 2007 hier een metalen frame met daarin een oude mijnfoto. Het tijdvenster roept het beeld op van de vroegere situatie. Door de transparante achtergrond van de foto, ziet men als het ware twee situaties tegelijk. De oude op de foto en daar doorheen de huidige.
9. Mijwerkerswoningen
11. Beambten- en opzichterswoningen – Wenckebachstraat/ Treebeekstraat Voor (hoofd)opzichters en beambten werden statige huizen het dichtst bij de ingang van de mijn gebouwd. In geval van een mijnramp konden deze leidinggevende medewerkers dan snel op de mijn zijn. Deze woningen zijn uit de begintijd van de aanleg van de buurt Treebeek, kort nadat de mijn in volle exploitatie kwam. 10. Tijdvenster
12. Emmastaete met in de tuin gevelstenen van de Staatsmijn Emma – Akerstraat Noord Waar vroeger de schachtbok van de Staatsmijn Emma het beeld domineerde, herinnert nu bijna niets meer aan het mijnverleden. In plaats daarvan zien we nu ‘Emmastaete’, een vrij nieuw zorgcentrum aan de Akerstraat Noord in Brunssum, dat tot stand kwam na een fusie tussen de protestantse bejaardenzorgcentra ‘De Schutse’ in Hoensbroek en ‘De Kruisberg’ in Brunssum. Het nieuwe Woonzorgcomplex met aanleun- en zorgwoningen is gerealiseerd door Woningstichting ‘De Voorzorg’. De bouw startte in 2003 naar een ontwerp van Satijn Architecten. Op 19 mei 2006 was de officiële opening. Op St. Barbaradag (4 december) 2006, de feestag van de mijnwerkers, werden de oude gevelstenen van de Staatsmijn Emma uit 1911 in het plantsoen voor ‘Emmastaete’ geplaatst op de plaats van de vroegere hoofdschacht. De gevelstenen, vier in totaal met het opschrift ‘Staatsmijn Emma anno 1911’, sierden sinds de sloop van de Emma in 1983 de voortuin van het DSM-hoofdkantoor in Heerlen. Op initiatief van Henk Has, Jan van der Zwaard en Hans Mantelaers, en met medewerking van DSM en de gemeenten Brunssum en Heerlen, keerden de gevelstenen terug naar de oorspronkelijke locatie. Ze werden onthuld door wethouder Richard de Boer van de gemeente Brunssum en wethouder Cor Duijf van de gemeente Heerlen.
12. Emmastaete
13. Gezellenhuis – Heisterberg 4-8 Het gezellenhuis van de Emma aan de Heisterberg is gebouwd in 1920 en was een initiatief van de Vereniging ‘Het Goede Kosthuis’ dat in 1915 door hoofdaalmoezenier van Sociale Werken, dr. Henri Poels, werd opgericht. Het was bestemd als woonplaats voor ongehuwde (katholieke) mijnwerkers. De geestelijkheid heeft altijd een groot stempel gedrukt op dit soort gezellenhuizen, die veel weg hadden van een klooster. De huishoudelijke dienst werd ingevuld door religieuzen die toezagen op strenge huisregels: geen alcohol, niet vloeken, geen vrouwelijk bezoek en voor 23.00 u. binnen zijn. Vanuit de middagdienst die om 22.00 u. eindigde was dat voor de kompels net te halen. Van het gezellenhuis rest alleen een deel van de voorgevel. In de jaren negentig van de 20ste eeuw is het gehele achterdeel gesloopt en zijn er moderne appartementen voor in de plaats gekomen. 13. Gezellenhuis
11. Beambten- en opzichterswoningen
14. Lomahuis – Buttingstraat 24 ‘Het Lomahuis’ is in 1928 gebouwd als gezellenhuis voor protestantse vrijgezelle mijnwerkers door het Amsterdams Jongelings Verbond. Voor het bouwplan werd de gereformeerde architect Arnoldus Ingwersen uit Amsterdam in de arm genomen. Het gebouw heeft dan ook alle karakteristieken van de Amsterdamse school en is een van de weinige gebouwen in deze stijl in Hoensbroek. Het beheer en verhuren van de circa dertig kamers werd na de opening overgedragen aan de Limburgse Organisatie voor jonge Mannen (LOMA). Na de Tweede Wereldoorlog was er nog nauwelijks belangstelling voor deze woonvorm en werd het pand verkocht aan Stichting ‘Avondvrede’, die het gebouw tot april 1972 exploiteerde als bejaardentehuis voor ca 35 bejaarden. In april 1972 verhuisden de bejaarden naar een nieuw onderkomen aan de Professor Asserstraat 2, Bejaardentehuis ‘De Schutse’, dat tot 2005 in gebruik was. Toen verhuisde men naar Emmastaete en werd het gebouw gesloopt. Na 1972 is het Lomahuis in gebruik als appartementencomplex voor alleenstaande mannen. 15. Mijnwerkerswoningen – Nieuwenhofstraat / Buttingstraat Bijzondere mijnwerkerwoningen van het rug-aan-rugtype vinden we aan de Buttingstraat. Er staat zelfs een woning met een kolenkar (Nieuwenhofstr 16) in de tuin. De woningen staan op de monumentenlijst en zijn door Staatsmijnen gebouwd tussen 1908 en 1910 (ontwerp: Bouwbureau Staatsmijnen) en zijn daarmee de eerste woningen, die door dit bureau bij de Emma gebouwd zijn.
14. Lomahuis
15. Mijnwerkerswoningen
16. St. Jozefkerk – Verlengde Wilhelminastraat Door de grote toename van de bevolking was een nieuwe parochie nodig voor de mensen in Treebeek en Passart. Daarom werd in 1930 een nieuwe parochie gesticht en kwam er meteen een noodkerk. In 1939 kreeg architect Alfons Boosten opdracht een kerkgebouw te ontwerpen, maar door de Tweede Wereldoorlog kwam er niets van bouwen. In 1948 werd de opdracht hernieuwd en op 23 december 1951 kon de kerk in gebruik genomen worden. Wij zien hier typische kenmerken van de architectuur van Boosten: rondboogconstructies, in hoogte verspringende daken en een open dakstoel.
16. St. Jozefkerk
17. Mijnwaterproject en Steenberg Oranje Nassau III De Koumen – Terhoevenderweg De steenberg van de Oranje Nassaumijn III, gelegen langs de Caumerbeek, is na de sluiting van de mijnen in de ‘Operatie Van Zwart naar Groen’ omgevormd tot het stads park ‘In de Koumen’. Een paar honderd meter voor de rotonde is voor het Mijnwaterproject de afgelopen jaren met succes geboord naar de mijngangen om met het mijnwater een ‘groen’ verwarmings/koelingssysteem te ontwikkelen. 17. mijnwaterproject
18. Mijnwerkerswoningen – Rennemigstraat De buurt Rennemig is ontstaan bij de aanleg van de mijn Oranje Nassau III. Het Bouwbureau van de Oranje Nassau tekende voor het ontwerp van deze karakteristieke en oerdegelijke 74 woningen die in de periode 1914-1918 rechts van de Rennemigstraat werden gebouwd. Aan de linkerkant (nummers 24 t/m 54) liggen 16 beambtenwoningen. Ook deze zijn gebouwd door Oranje Nassaumijnen en ontworpen door architect Lugten in 1918, 1920 en 1923. Foto’s: Twee type woningen aan de Eerste Oosterstraat in oud Rennemig 18. Mijnwerkerswoningen
19. Mijnwaterproject - Kettingschaaf (schaafploeg) – Rotonde Ganzeweide Bij deze rotonde stond lange tijd (2006/7) een boortoren die veel bekijks van oud-mijnwerkers kreeg. Ook hier werd met succes de door de mijnmeters ondergronds nauwkeurig in kaart gebrachte mijngang aangeboord voor de aanvoer van het warme water naar de verwarmingscentrale in Gen Coel. Nu is alleen nog een groene bak te zien waar de leidingen beginnen. Toen de rotonde werd gemaakt is ervoor gekozen een herinnering aan de mijnindustrie als beeldvanger te plaatsen: een schaafploeg. De schaafploeg staat voor de modernisering van de kolenwinning na de Tweede Wereldoorlog. De ploeg schoof langs de kolenlaag waardoor de kool in transportgoten viel en naar de gereedstaande kolenwagens kon worden afgevoerd. De schaafploeg was niet direct een succes, omdat de kolenlagen van wisselende dikte waren. Al in 1955 werden meer kolen handmatig gewonnen dan (half)mechanisch. 20. Muurresten Mijnspoorbrug – Begin Schelsberg Muurresten links en rechts van de weg na het eerste huis rechts markeren de dijk waarover de brug van het mijnspoor tussen de ON IV en III heeft gelegen. De spoorlijn is aangelegd in 1926 bij de aanleg van de Oranje Nassau IV. De markante witte stalen brug werd gesloopt eind jaren 1980 toen de sanering van de terreinen van ON I en III grotendeels voltooid was. Lange tijd reden vrachtwagens over deze brug om een overschot van het steenafval van de steenbergen van beide mijnen in het gat te storten dat door de zilverzandwinning nabij de Heideveldweg (Heksenberg) was ontstaan. 21. Beersdal – Mijnwerkerswoningen Oranje Nassau - Schelsberg 61-109 (Beersdal) (met kolenwagen op nr. 75) Rond de Oranje Nassaumijn I verrezen meerdere mijnwerkers buurten (kolonieën). Door de toename van de productie moest de mijndirectie veel personeel ronselen en bouwde men voor hun huisvesting de grote kolonie Beersdal met 280 woningen tussen 1911 en 1918. Bij de eerste bewoners van de buurt waren veel voormalige Belgische soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog naar Nederland waren gevlucht en door de toenemende vraag naar steenkool vooral bij het werken in de mijnen werden ingezet. 22. Oudste mijnwerkerswoningen Musschemig - Saffierstraat – Granaatstraat - Diamantstraat De buurt Musschemig is in Heerlen de oudst nog overgebleven mijnwerkerskolonie. De directie van de Oranje Nassaumijnen liet er oorspronkelijk 137 woningen bouwen tussen 1900 en 1918. De eerste kolonieën met mijnwerkers waren in die tijd niet zo geliefd bij de Heerlenaren. Doordat er woningkrapte was, hadden vele mijnwerkers kostgangers. In de krant werd regelmatig melding gemaakt van vechtpartijen en drinkgelagen, een doorn in het oog van de autochtone katholieke Heerlenaren en vooral de geestelijkheid. 23. Patronaat – Sittarderweg 143 Architect Wielders uit Sittard tekende voor het ontwerp van het patronaat aan de Sittarderweg dat in 1920 werd gebouwd voor het rectoraat van de Minderbroeders H.H Martelaren van Gorcum. In het bestek werd een bepaling opgenomen dat de aannemer zijn mensen niet minder mocht betalen dan “door de plaatselijke loonstandaard is aangegeven”. Ook over overwerk (tijd langer dan de maximale werktijd van 10 uur per dag) waren bepalingen opgenomen. De benodigde grond werd geschonken door de Oranje
19. Mijnwaterproject
20. Muurresten
21. Beersdal
22. Oudste mijnwerkerswoningen
23. Patronaat
Nassaumijnen, hoewel aan de schenking de bepaling verbonden was dat een bedrag van 14.405 gulden overgemaakt moest worden. Desondanks wordt het een schenking genoemd. De Stichting Rooms Katholiek Patronaat Sint Antonius, die op 28 augustus 1950 opgericht werd, verkocht in 1958 het Patronaat aan Brand’s Bierbrouwerij voor 85.000 gulden. Inmiddels heeft het monument na een grote verbouwing een nieuwe bestemming. 24. Mijnwerkerswoningen – Sittarderweg 112d-112h en Grasbroek Al in 1909 werd door het bouwbureau van de Oranje Nassaumijnen begonnen met de bouw van woningen voor mijnwerkers, opzichters en ingenieurswoningen in Grasbroek en aan de Sittarderweg. De woonblokken zijn rug-aan-rugwoningen en herbergen vier wooneenheden voor arbeiders. Deze zijn gebouwd in de periode 1909-1915. Door de woningen rug-aan-rug te formeren werden de percelen optimaal ingedeeld om een zo groot mogelijke tuin te creëren. 25. Opzichters- en beambtenwoningen – Sittarderweg Aan de Sittarderweg zijn acht opzichterswoningen door de Oranje Nassaumijnen gebouwd in 1909. Deze zijn inmiddels gesloopt. Wat rest zijn nog twee adjunct-opzichterswoningen (nrs. 70-72) en twintig beambtenwoningen (nrs. 74-112), die naar ontwerp van architect Lugten gebouwd werden tussen 1909 en 1915. De huizen staan tegenwoordig op de rijksmonumentenlijst. 26. Nederlands Mijnmuseum – CBS-weg / Kloosterweg 1 Schacht en ophaalgebouw van de steenkolenmijn Oranje Nassau I zijn een ontwerp van A. Mehler en gebouwd in 1899. De Oranje Nassaumijn I heeft 75 jaar dienst gedaan, tussen 1899 en 1974. Het bakstenen schachtgebouw heeft gevelarchitectuur met rondbogen, kantelen en hoektorentjes. Dit gebouw is ontworpen in neo-romaanse stijl. De schachttoren behoort tot het ‘Malakowtype’. Deze vorm vond zijn oorsprong in het Ruhrgebied en in het steenkoolbekken van Aken. De open stalen schachtbok behoort tot het soort dat omstreeks 1900 in het Saarland is ontwikkeld. Het materiaal en de constructie hiervan zijn belangrijk, omdat de betonnen schachtbokken van alle andere mijnen zijn gesloopt. In het ophaalgebouw is de nagenoeg oorspronkelijke, door stroomkracht aangedreven, ophaalmachine nog aanwezig.
24. Mijnwerkerswoningen
25. Opzichters- en beambtenwoningen
Routebeschrijving ‘MijnSporen’ De route start op het Corneliusplein in Heerlerheide bij het Cultuurcluster Gen Coel. De route is goed te doen op de fiets, maar kan ook met de auto worden gereden (ca. 15 km). Wilt u terug naar het uitgangspunt dan moet u daar 6 km bijtellen. De vetgedrukte nummers verwijzen naar de omschrijvingen van de bezienswaardigheden, de ‘MijnSporen’, op de route.
Start: 1. G en Coel – Corneliushuis Heerlen, Groeët Gen Hei Corneliusplein.
9. Mijnwerkerswoningen. Eerste links - Ringstraat, eerste rechts – Wenckebachstraat.
Vanaf Corneliusplein via Geitstraat. Rechts en daarna links Lokerstraat, naar Ganzeweide. Daar rechstaf. 2. Opzichters/ingenieurswoningen (Ganzeweide 31-41, te zien links vanaf de afslag naar de Ganzeweide) en verderop 3. Droomkasteel (Ganzeweide 113-115, links).
10. Tijdvenster Staatsmijn Emma – hoek Ringstraat / Wenckebachstraat. Wenckebachstraat vervolgen, gaat over in Treebeekstraat. 11. Beambten- opzichterswoningen.
Rotonde links en volgende rotonde rechts - Terhoevenderweg, rechtdoor - Akerstraat Noord. Bij tweede rotonde rechtsaf - Emmaweg.
Einde links – Akerstraat Noord. 12. Emmastaete met in de tuin gevelstenen Staatmijn Emma.
4. Voormalig terrein Staatsmijn Emma Links van de rotonde Emmastaete. Bij helder weer rechts (meteen aan het begin van de Emmaweg) zicht op steenbergen van andere mijnen (vooral ON IV).
Rotonde rechtdoor, daarna 1e rechts - Heisterberg. 13. Gezellenhuis – Heisterberg 4-8. Onderaan de afdaling bij rotonde (Buttingstraat):
Bij de rotonde links - Koolweg, derde afslag, en meteen links - Spoorstraat.
14. Lomahuis – Buttingstraat 24.
5. Staatsmijnenbuurt Treebeek.
Rotonde rechtdoor en eerste links - Nieuwenhofstraat.
Einde rechts - Uranusstraat.
15. M ijnwerkerswoningen Staatsmijnen – Nieuwenhofstraat / Buttingstraat (Nieuwenhofstraat 16 met kolenkar).
6. Beambtencasino – Uranusstraat 17. Eerste straat links - Pleinstraat, daarna linksaf - Maanstraat. 7. Voormalig Badhuis – Maanstraat 13-15 en 8. Protestants Jeugdhuis – Maanstraat 6 Eerste links - eerste rechts Wenckebachstraat Links van de weg in het park: mijnrelicten + rest van de muur om het Emmacomplex.
Einde links - Wilhelminastraat, rechtdoor - Verlengde Wilhelminastraat. 16. St. Jozefkerk (links aan de Verlengde Wilhelminastraat). Einde (rotonde) rechts - Akerstraat Noord, steeds rechtdoor – Terhoevenderweg, na tankstation: 17. Mijnwaterproject (rechts net voor de rotonde, het waterbekken) en Steenberg ON III, park De Koumen.
Eerste rechts - Treebeekstraat, dan eerste links - Treebeekstraat Bij verkeerslichten links - Rennemigstraat.
18. Mijnwerkerswoningen Rennemig.
23. Patronaat – Sittarderweg 143.
Einde net voor rotonde links in het plantsoen:
24. Mijnwerkerswoningen – Sittarderweg 112d-h (links) en Grasbroek.
19. M ijnwaterproject en (op de rotonde:) Kettingschaaf (schaafploeg). Bij rotonde rechtsaf - Ganzeweide. Bij volgende rotonde rechts - Bokstraat en rechtdoor – Bokstraat, gaat over in Schelsberg. 20. Muurresten Mijnspoorbrug (naast Bokstraat 1 en 2). 21. M ijnwerkerswoningen ON Schelsberg 109 t/m 61 (Beersdal) - met kolenwagen op nr. 75. Einde Schelsberg, links - Wickraderweg, daarna rechts - Palemigerboord, en weer rechts - Sittarderweg. Dan 1e rechts – Saffierstraat, aan het einde linksaf buigen - Granaatstraat, aan het einde links - Diamantstraat.
Weg vervolgen - Sittarderweg. 25. Opzichters- en beambtenwoningen – Sittarderweg 112-70. Met de bus: Over bussluis naar Beersdalweg, rechts CBS-weg. Met de auto: rechtdoor Sittarderweg vervolgen, 1e rechts - Kempkensweg, 1e rechts - Spoorsingel, rotonde 1e rechts – Kloosterweg, dan linksaf - CBS-weg. Met de fiets: Na dierenkliniek en voor de school: fietspad rechtsaf. Bij verkeerslichten recht oversteken - CBS-weg. Links bij ingang CBS (voor slagboom melden bij portier voor bestemming Nederlands Mijnmuseum). Meteen rechts naar parkeerplaats. Links is het 26. Nederlands Mijnmuseum
22. Oudste mijnwerkerswoningen Musschemig. Aan het einde van de Diamantstraat rechtsaf - Sittarderweg.
Neem vooral tijd om het museum (in opbouw) en het schachtgebouw eens goed te bekijken. De openingstijden vindt u op www.nederlandsmijnmuseum.eu.
Colofon Uitgave: Open Monumentendag Heerlen, 2008 Samenstelling: Roelof Braad en Jo Jamar Fotografie: Jo Mantel Roelof Braad, Rijckheyt, centrum voor regionale geschiedenis, Heerlen Lay-out: T-Force Communicatieburo, Heerlen Druk: Van Hooren drukkerij en repro bv, Heerlen ©2 008 Rijckheyt, centrum voor regionale geschiedenis, Heerlen / Gemeente Heerlen