SPECIFIEK ONDERZOEK MBO NCOI Logistiek Medewerker Crebo 90255 – bbl – niveau 2 Logistiek Teamleider Crebo 90202– bbl - niveau 3 Logistiek Supervisor Crebo 90217 – bbl – niveau 4
Oktober 2014
Plaats: BRIN: Onderzoeksnummer: Onderzoeksperiode: Conceptrapport verzonden op: Rapport vastgesteld te Utrecht op:
Hilversum 24KB 277910 20 mei – 22 juli 2014 12 september 2014 15 oktober 2014
Inhoudsopgave 1 Inleiding ....................................................................................... 1 2 Conclusie en vervolgtoezicht ........................................................... 3 2.1 Conclusie ............................................................................ 3 2.2 Vervolgtoezicht .................................................................... 6 3 Bevindingen .................................................................................. 9 3.1 Algemeen voor alle onderzochte opleidingen............................ 9 3.2 Specifieke opleidingsinformatie en -oordelen ......................... 14 Bijlage zienswijze ........................................................................... 19
1 Inleiding In de periode mei – juli 2014 heeft de inspectie een specifiek onderzoek uitgevoerd naar bedrijfsgerichte trajecten bij de niet bekostigde instelling (hierna nbi) NCOI. In dit hoofdstuk beschrijven wij de aanleiding, de doelstelling en de uitvoering van het onderzoek. De aanleiding voor dit onderzoek Dit specifiek onderzoek werd uitgevoerd vanwege wisselende signalen over de leerlingaantallen. Meer specifiek: De bij de Inspectie van het Onderwijs beschikbare informatie over de deelnemersaantallen per opleiding uit de vragenlijsten 2012 en 2013 zijn niet in overeenstemming met andere informatiebronnen, waaronder die van de Belastingdienst. De door de instelling opgegeven aantallen lagen beduidend lager dan de aantallen die we ontvingen van de Belastingdienst. De aantallen uit andere bronnen wijken dermate sterk af van de door de instelling opgegeven aantallen uit de vragenlijst dat het onderzoek naar de reguliere uitvoering van deze opleiding tijdens de Staat van de Instelling mogelijk geen goed beeld gaf van de kwaliteit van de uitvoering van deze opleiding. In het reguliere onderzoek is een variant van de opleiding onderzocht met weinig deelnemers; de informatie over de variant met veel deelnemers was niet beschikbaar. Eén van de opleidingen is ook onderzocht tijdens de de Staat van de Instelling, bij deze opleiding zou een onderzoek naar kwaliteitsverbetering (hierna okv) plaatsvinden. Dit onderzoek is uitgesteld, in afwachting van de conclusies van dit specifiek onderzoek. De aard en de doelstelling van het onderzoek Het onderzoek betreft een specifiek onderzoek in de zin van artikel 15 van de Wet op het Onderwijstoezicht. Het onderzoek spitst zich toe op de uitvoering van het onderwijs bij één leerbedrijf, gezien de omvang van het aantal deelnemers (totaal 756) dat door dit bedrijf is ingeschreven. De doelstelling van het onderzoek spitst zich toe op de naleving van de wet en regelgeving volgend uit de WEB en de kwaliteit van de opleiding. Het betreft de binnen een bedrijf aangeboden crebo-opleidingen: • Crebo 90255 Logistiek medewerker (Logistiek medewerker)– bbl – niveau 2 • Crebo 90202 Logistiek teamleider (Logistiek teamleider)– bbl niveau 3 • Crebo 90217 Logistiek supervisor (Logistiek supervisor VTL)– bbl – niveau 4 Het onderzoek betreft de drie geselecteerde logistieke opleidingen die NCOI bij dit bedrijf (hierna: leerbedrijf) verzorgt. De niveau 2 opleiding is afgerond bij dit leerbedrijf en de diploma’s zijn verstrekt; bij de niveau 3 en 4 opleiding is nog niet geëxamineerd bij het afsluiten van de uitvoering van het inspectieonderzoek. De uitvoering van deze laatste twee opleidingen bij dit leerbedijf loopt nog door tot 1 juli 2015.
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
pagina 18 van 19
Uitvoering van het onderzoek Het onderzoek heeft plaatsgevonden bij NCOI en op de locatie van het leerbedrijf waar de opleidingen worden uitgevoerd, respectievelijk op 20 mei en 16 juni 2014. Het leerbedrijf houdt zich bezig met het vervoer van waardepapieren. Ook is een examenonderzoek uitgevoerd in de periode tussen 16 juni en 22 juli 2014. Op 22 juli zijn de resultaten van het totale onderzoek besproken met de directie van NCOI. NCOI is gevraagd om inzage te geven in de opleidingen en de deelnemersaantallen in de bedrijfsgerichte trajecten sinds 1 januari 2010. Daarnaast is gestart met een documentenonderzoek van de genoemde opleidingen zoals die zijn uitgevoerd bij het betreffende leerbedrijf. Naar aanleiding van het documentenonderzoek en de gevoerde gesprekken op 20 mei 2014 is besloten om het onderzoek uit te breiden op de locatie van het leerbedrijf en een examenonderzoek uit te voeren om te kunnen bepalen of het kwalificatiedossier wordt gedekt met de opzet van deze opleiding. Op 16 juni 2014 heeft het onderzoek op de locatie van het leerbedrijf plaatsgevonden. Daarna is het examenmateriaal nader onderzocht. Bij het onderzoek is steeds naar het zittende cohort gekeken. Voor de opleidingen op het leerbedrijf is gesproken met de deelnemers van de drie afzonderlijke opleidingen, met de praktijkopleiders van het leerbedrijf, met het management van de locatie van het leerbedrijf en met de HR functionaris die verantwoordelijk is voor het uitzetten van de opleiding binnen het totale leerbedrijf. Bij de onderwijsinstelling is gesproken met de salesmanager, de programmamanager, met de trainer en ontwikkelaar van de trainingen van de opleidingen, de begeleider van de bpv-begeleiders/opleiders van de opleidingen, met een docent en assessor. Daarnaast zijn er gesprekken gevoerd met de beide verantwoordelijke directeuren voor het mbo onderwijs, waaronder de bedrijfsgerichte trajecten. De terugkoppeling heeft ook aan de directeuren plaatsgevonden. Er zijn verschillende documenten bekeken, zoals de onderwijs- en praktijkovereenkomsten, deelnemersportfolio’s, praktijkwerkboeken en ingevulde werkopdrachten van de deelnemers, informatie over de onderwijsprogramma’s, opleidingsprogramma’s, studiegidsen, aanwezigheidsregistraties en overeenkomsten tussen de onderwijsinstelling en het leerbedrijf, evaluaties, Best People gesprekken, onderwijs- en examenplan en deelnemerslijsten. Aan de hand van de deelnemerslijsten zijn voor niveau 2 ad random zesendertig ingevulde portfolio’s opgevraagd en bestudeerd. Voor niveau 3 ging het om zes en voor niveau 4 om vier portfolio’s. De instelling heeft aan de levering van materialen voor het onderzoek en de organisatie van de diverse onderzoeksactiviteiten volledige medewerking verleend. Dit vanuit de intentie dat men de kwaliteit van het onderwijs op orde wil hebben. De resultaten van het onderzoek leiden tot het bepalen van het vervolgtoezicht. In hoofdstuk 2 leest u de conclusies. Een nadere toelichting op de conclusies vindt u in hoofdstuk 3.
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
pagina 2 van 19
2 Conclusie en vervolgtoezicht In dit hoofdstuk geven we aan welke conclusie we trekken uit het onderzoek en wat het vervolgtoezicht is. 2.1
Conclusie
Algemene conclusie De kwaliteit van de crebo-opleidingen 90255 Logistiek medewerker (Logistiek medewerker) – bbl – niveau 2, 90202 Logistiek teamleider (Logistiek teamleider)– bbl - niveau 3 en 90217 Logistiek supervisor (Logistiek supervisor VTL) – bbl – niveau 4, voldoet niet. De opleidingen voldoen niet aan de wettelijke vereisten met betrekking tot de beroepspraktijkvorming (hierna bpv), artikel 7.2.8 lid 1 en 3 van de WEB en niet aan de kwaliteit van examinering en diplomering zoals vastgesteld in de regeling standaarden examenkwaliteit mbo 2012. Daarmee wordt niet voldaan aan artikel 7.4.4. van de WEB. Tevens zijn diverse uitvoeringsaspecten van de opleidingen onder de maat, zoals de intake en plaatsing en de begeleiding en voortgang van de deelnemers. De inrichting, begeleiding en beoordeling van de bpv is onvoldoende. NCOI is gevraagd om inzage te geven in de opleidingen en de deelnemersaantallen in de bedrijfsgerichte trajecten sinds 1 januari 2010. Gebleken is namelijk dat de instelling de gegevens van de bedrijfsgerichte trajecten niet aan de inspectie had verstrekt. Daarmee werd niet aan de informatieplicht voldaan. Dit had volgens NCOI te maken met het feit dat er twee gescheiden systemen operationeel zijn. Een voor de bedrijfsgerichte trajecten waarbij het bedrijf een groep tegelijk inschrijft en één voor de open lijn inschrijvingen waarbij de individuele deelnemer zichzelf inschrijft. De instelling geeft aan nu wel volledige inzage te hebben verstrekt. Als we kijken naar de relatie met het onderzoek naar de Staat van de Instelling concluderen wij het volgende. De uitvoering van de onderzochte opleiding crebo 90202 Logistiek Teamleider (Logistiek teamleider) in dit bedrijfsgerichte traject wijkt in uitvoering en werkwijze sterk af van de variant van dezelfde opleiding in de open lijn zoals deze onderzocht is tijdens de Staat van de Instelling. Tijdens de Staat van de Instelling was niet bekend dat de opleiding ook in de nu onderzochte bedrijfsgerichte variant werd uitgevoerd en dat het om een behoorlijk groter aantal deelnemers ging. De instelling heeft de inspectie op dat punt onvolledig en dus onjuist geïnformeerd. De instelling handelde daarmee in strijd met de Algemene Wet Bestuursrecht (artikel 5:20 AWB, artikel 11.1 eerste en tweede lid van de WEB). Tijdens het onderzoek naar de Staat van de Insteling is de opleiding onderzocht in een uitvoering met zeer weinig deelnemers. Daarmee is overigens de in het rapport naar aanleiding van de Staat van de Instelling getrokken conclusie voor die opleiding niet in het geding. De onjuist verstrekte informatie heeft er echter wel toe geleid dat het onderzoek zich nu richtte op een andere variant van de opleiding dan gekozen zou zijn als de juiste informatie was verstrekt. De inspectie let namelijk bij de bepaling van de onderzoeksopzet op het aantal deelnemers dat een bepaalde variant van een opleiding volgt. De inspectie kiest bij voorkeur een variant of een locatie met veel deelnemers. Met een andere onderzoeksopzet zou
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
pagina 3 van 19
de uitkomst van het onderzoek naar de Staat van de instelling mogelijk ook anders zijn geweest. Tijdens het onderzoek hebben we geconstateerd dat de instelling de conclusies van de inspectie meteen oppakt om verbeteringen aan te brengen en deze ook breed door te voeren. De bedrijfsopleidingen krijgen nu dezelfde benadering als de open lijn inschrijvingen, zowel administratief als inhoudelijk, inclusief de bijbehorende kwaliteitsborging. Deelconclusies Hieronder wordt de hoofdconclusie in een aantal deelconclusies uitgewerkt. De onderwijs- en praktijkovereenkomsten zijn maanden eerder afgesloten dan de periode waarin de opleiding daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De duur van de overeenkomsten is hiermee onnodig opgerekt en er wordt niet voldaan aan artikel 7.2.4. lid 8 en artikel 7.4.8. lid 1 van de WEB. De inhoud van onderwijs- en praktijkovereenkomsten, alsmede die van studiegidsen is niet consistent en niet in overeenstemming met de wijze waarop de opleiding daadwerkelijk wordt vormgegeven. Zo vindt de in het examenplan opgenomen beoordeling op de leerwerkplek niet plaats. Intake en plaatsing gebeurt door het leerbedrijf, maar deelnemers worden geplaatst op basis van de functie die ze in het bedrijf vervullen. NCOI heeft geen invloed gehad op deze procedure. De niveau 2 deelnemers hebben meestal al een diploma beveiliger op hetzelfde niveau. Dit is verplicht om bij het bedrijf te mogen werken. Op de andere niveaus hebben veel deelnemers al een opleiding afgerond, waar echter geen rekening mee wordt gehouden bij de plaatsing en bij de inrichting van het programma voor de betreffende deelnemer. Het maatwerk is geleverd op bedrijfsniveau en is niet afgestemd op de deelnemer. Daarnaast is onduidelijk of aan de voorpleidingseisen wordt voldaan. Hiermee word t niet voldaan aan artikel 8.2.1. van de WEB. Bij de onderzochte opleidingen waren deelnemers ingeschreven die niet als beginnend beroepsbeoefenaar gekenmerkt konden worden. De meeste werkten immers al jaren in deze functie. Daarnaast konden veel logistieke werkzaamheden die in het kwalificatiedossier genoemd zijn in dit bedrijf niet plaatsvinden. Het leerbedrijf is erkend door het Kenniscentrum Transport en Logistiek (VTL). Het aantal door de instelling aangeboden begeleide onderwijsactiviteiten is minimaal, volgens het addendum bij de offerte voor de niveau 2 opleiding twee maal één bijeenkomst per jaar. Het gaat dan om een dag onderwijs en een dag begeleiding op de werkplek. De studieloopbaanbegeleidng ontbreekt. NCOI heeft geen inzicht in de vorderingen van de deelnemer en kan daar niet actief op begeleiden. De begeleiding van de beroepspraktijk door NCOI is onvoldoende. De deelnemers zijn met een gemiddelde werkervaring van 8 jaar aan het werk en worden begeleid door de direct leidinggevenden van de deelnemers, die overigens zelf ook in de niveau 3 opleiding zitten en een verkorte cursus module niveau 2 hebben gehad in één bijeenkomst. Dit
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
pagina 4 van 19
laatste geldt niet voor de deelnemers in de niveau 4 opleiding die door de vestigingsmanager worden begeleid. NCOI heeft onvoldoende zicht op de kwaliteit van de begeleiding en de voortgang van de deelnemers. De examinering en diplomering is onder de maat. De bpv-opdrachten zijn tevens de examenopdrachten. Daarmee worden het onderwijsproces en de examinering niet van elkaar gescheiden en is er geen sprake van een objectieve en herkenbare examinering. Daarnaast vindt geen expliciete beoordeling van de bpv plaats door het bevoegd gezag met betrokkenheid van het leerbedrijf (artikel 7.2.8 lid 3 van de WEB). NCOI vertrouwt volledig op het oordeel van de praktijkopleiders van het leerbedrijf. De assessor van NCOI voert geen beoordelende observaties ten behoeve van de examinering op de werkplek uit. De leidinggevende is de beoordelaar van het functioneren in het werk en nu ook van de opleiding, inclusief de examinering. Het leerproces is daarmee geen eigenstandig onderdeel van de opleiding. Voor de deelnemer is niet duidelijk wanneer nu sprake is van leren in de beroepspraktijk of van examineren dan wel van reguliere werkzaamheden. De validiteit en betrouwbaarheid van het examen is hiermee in het geding en daarmee de waarde van het diploma. De aan praktijkopleiders verzorgde starttraining is niet toereikend om als examinator op te kunnen treden, wel als begeleider/beoordelaar van de bpv en de daarbij behorende onderliggende opdrachten. Deze zijn nu echter (tevens) examenopdrachten. Aan het einde van de opleiding wordt een criteriumgericht interview gehouden, maar een dergelijk gesprek is niet passend om een volledig praktijkgerichte opleiding te toetsen. Zeker voor een niveau 4 opleiding is dit onder de maat. Te meer daar voor het criteriumgericht interview zowel de richtlijnen voor de wijze van afname als beoordelingscriteria ontbreken. Daarnaast worden vaardigheden in een gesprek getoetst die feitelijk door observaties op de werkplek getoetst zouden moeten worden. Hier mist dan ook het werkplekonderzoek door de assessor, zoals dat in de andere open lijn uitvoering van de opleiding door NCOI wel gebeurt. Ook voor de mondelinge taalonderdelen van het examen ontbreken afname richtlijnen en beoordelingscriteria. De opdrachten voor Loopbaan en Burgerschap zijn mager te noemen. De examencommissie van NCOI heeft in bovenstaande situatie onvoldoende zicht op de kwaliteit van de beoordelingen van de bpvopdrachten en het criteriumgericht interview. De toekenning van het diploma heeft daarmee een onvoldoende basis. Bij de examinering wordt niet voldaan aan de ministeriële regeling Standaarden examenkwaliteit mbo 2012, en daarmee aan artikel 7.4.4. lid a en b van de WEB. Het betreft dan het instrumentarium (standaard 1), het afnameproces (standaard 2) en de diplomering (standaard 3). NCOI heeft in een eigen nader onderzoek ook deze constatering gedaan en heeft de genoemde onderdelen zoals observaties op de werkplek en een bredere opzet dan alleen een criterium gericht interview van het examen opgepakt om te verbeteren. De conclusies worden nader toegelicht in hoofdstuk 3.
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
pagina 5 van 19
2.2
Vervolgtoezicht
Er wordt niet voldaan aan de wettelijke eisen, aan de eisen voor examinering en aan de kwaliteit van het onderwijs. In het vervolgtoezicht zal dit opnieuw worden onderzocht. Bij NCOI zal vervolgtoezicht plaatsvinden naar de wettelijke vereisten en de kwaliteit van het onderwijs en de examinering van de opleidingen: • Crebo 90255 Logistiek medewerker (Logistiek medewerker)– bbl – niveau 2. • Crebo 90202 Logistiek teamleider (Logistiek teamleider)– bbl niveau 3. • Crebo 90217 Logistiek supervisor (Logistiek supervisor VTL)– bbl – niveau 4. Dit onderzoek naar kwaliteitsverbetering kan ook worden uitgevoerd bij andere locaties van het leerbedrijf waar de opleiding wordt uitgevoerd en/of bij andere leerbedrijven waar deze opleiding door de instelling wordt verzorgd. Het onderzoek kan zich ook richten op andere leerwegen. Beoordeling
Toezichtvorm
Vervolgtoezicht
Kwaliteit onderwijsproces is onvoldoende (zwak onderwijs)
Aangepast toezicht vanwege zwak onderwijs. Het onderwijsproces is onder andere onvoldoende op de gebieden intake en plaatsing, bpv, begeleiding en onderwijsaanbod.
Beoordeling
Toezichtvorm
Vervolgtoezicht
Niet naleven wet- en regelgeving
Aangepast toezicht vanwege niet naleving wettelijke vereisten WEB: Art. 7.2.8. derde lid van de WEB; er vindt een beoordeling van de bpv plaats met betrokkenheid bevoegd gezag Art. 7.2.8. eerste lid van de WEB; Er vindt onderwijs in de praktijk plaats. 8.2.1 van de WEB; vooropleidingseisen. Art. 7.4.8 eerste lid zorgplicht jo 7.2.7 eerste lid van de WEB; zorgdragen voor een goede organisatie en kwaliteit van het onderwijsprogramma en de examinering. Art 7.2.4. lid 8 van de WEB; deelnemers worden opgeleid overeenkomstig het
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
De instelling herstelt de tekortkomingen. Tenminste 1 jaar na de datum van het definitieve rapport onderzoekt de inspectie het herstel.
De inspectie meldt het oordeel aan de minister De instelling ontvangt een waarschuwing o.g.v. art 6.1.5. tweede lid jo 6.1.4. eerste lid onder b van de WEB Tenminste drie maanden na de datum van de waarschuwingsbrief volgt een onderzoek naar kwaliteitsverbetering.
pagina 6 van 19
-
kwalificatiedossier en het bevoegd gezag stelt de studieduur vast met in achtneming van de studielast en de eigenschappen van de deelnemers waaronder de bpv. Art. 7.4.3. van de WEB jo 7.2.8 derde lid van de WEB; Het examen van een beroepsopleiding is eerst dan met goed gevolg afgesloten wanneer zowel de beroepspraktijkvorming als het overige deel van de beroepsopleiding met goed gevolg is afgesloten.
Beoordeling
Toezichtvorm
Vervolgtoezicht
Kwaliteit van de examinering is onvoldoende
Aangepast toezicht vanwege niet voldoen aan de standaarden examenkwaliteit mbo 2012 (art. 7.4.4. lid a en b van de WEB.
De inspectie meldt het oordeel aan de minister. De instelling ontvangt een waarschuwing o.g.v. artikel 6.1.5.b tweede lid jo 6.1.5.b eerste lid. Tenminste een jaar na de datum van de waarschuwingsbrief volgt een onderzoek naar kwaliteitsverbetering.
Het onderzoek naar kwaliteitsverbetering voor de onderdelen onderwijsproces, examinering/diplomering en naleving wettelijke eisen wordt gelijktijdig uitgevoerd. De in de waarschuwingsbrief voor examinering en diplomering genoemde datum is derhalve leidend voor het moment waarop het onderzoek naar kwaliteitsverbetering plaatsvindt voor alle genoemde kwaliteitsgebieden. Het onderzoek naar kwaliteitsverbetering voor de opleiding Logistiek Teamleider dat voortvloeit uit het rapport van de Staat van de instelling (reguliere variant) wordt uitgesteld. Dat onderzoek wordt eind 2015 uitgevoerd, tezamen met het onderzoek naar kwaliteitsverbetering in de bedrijfsgerichte variant dat voortvloeit uit dit specifiek onderzoek.
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
pagina 7 van 19
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
pagina 8 van 19
3 Bevindingen In dit hoofdstuk geven we een nadere onderbouwing van de conclusies uit het vorige hoofdstuk weer. Daarbij geven we een aantal algemene bevindingen weer die voor alle opledingen geldend zijn en vervolgens in paragraaf 3.2 de noodzakelijke informatie per opleiding. We doen dit aan de hand van de volgende vragen: Is de kwaliteit van het onderwijs voldoende? Voldoet de opleiding aan de wettelijke vereisten? Is de kwaliteit van examinering en diplomering voldoende? 3.1
Algemeen voor alle onderzochte opleidingen
De opleidingen zijn op één locatie van het leerbedrijf onderzocht. De onderzochte situatie is representatief voor de andere locaties van het leerbedrijf omdat de opleiding volgens NCOI overal op dezelfde wijze is vormgegeven en wordt uitgevoerd. Onderwijsovereenkomst en praktijkovereenkomst Alle praktijk- en onderwijsovereenkomsten zijn gedateerd op 1 juli 2012 als startdatum. De feitelijke ondertekening heeft echter plaatsgevonden in oktober en november 2012. Op dat moment in oktober/november zijn ook de feitelijke onderwijsactiviteiten voor de deelnemers aan de opleiding op niveau 3 en 4 gestart. Deze onderwijsactiviteiten bestonden echter grotendeels uit het traject Train-de-Trainer. De deelnemers aan de opleiding op niveau 3 waren de praktijkbegeleiders voor de deelnemers aan de opleiding op niveau 2; de de deelnemers aan de opleiding op niveau 4 waren de praktijkbegeleiders van de deelnemers aan de opleiding op niveau 3. Dit gedeelte Train-de-Trainer liep door tot in 2013 maar vormt geen onderdeel van de opleidingen op niveau 3 en 4, het is immers geen onderdeel van de kwalificatiedossiers. Bij de Train-de-Trainer bijeenkomsten kregen de aanwezigen een werkinstructie aangeboden en een workshop praktijkopleiden. Vervolgens werden zij in een dagdeel getraind om als praktijkopleider en beoordelaar op te treden. Daarnaast heeft er per groep één bijeenkomst in oktober of november 2012 plaatsgevonden voor niveau 3 en niveau 4. Dit had de naam Logistiek management, maar was eerder de versnelde module voor de begeleiding van de niveau 2 deelnemer. De opleiding op niveau 2 is feitelijk pas in januari 2013 gestart. Samenvattend is de conclusie dat de overeenkomsten gedateerd zijn op 1 juli 2012, maar dat de feitelijke start van het onderwijs pas in 2013 plaatsvond. Onderwijsprogramma Er is gekozen voor crebo-opleidingen op het gebied van de logistiek. De opleidingen zijn op basis van de wensen van het leerbedrijf vormgegeven, waarbij niet alleen naar de inhoud van de opleiding maar ook naar de begeleidingswijze is gekeken. Tevens heeft het bedrijf zelf bepaald welke functiegroep in welke opleiding moest worden ingeschreven. Er is een inventarisatie van de ontwikkelbehoefte van het leerbedrijf gemaakt waar vervolgens de opleiding op is aangepast, waardoor het programma echter
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
pagina 9 van 19
niet meer geheel aansloot op het kwalficatiedossier. Daarnaast is gebleken dat de beroepscontext van het leerbedrijf niet aansluit bij deze logistieke opleidingen zoals beschreven in het kwalificatiedossier. De logistieke processen in dit bedrijf zijn beperkt en bieden onvoldoende inhoud voor de kerntaken en werkprocessen van deze crebo-opleiding op het gebied van de logistiek. De kerntaken uit het kwalificatiedossier kunnen dan ook onvoldoende op de werkplek worden aangeleerd. Wel waren de deelnemers te spreken over de aanpak en toonzetting van de docent tijdens de modules. De geplande uren voor de opleidingen, met name die van de niveau 2 opleiding, zijn minimaal. Alhoewel NCOI heeft aangegeven dat er uitbreiding heeft plaatsgevonden is dit onvoldoende onderbouwd om te kunnen bepalen of het ook onderdeel van de opleiding is geweest. Doordat de bpv gericht is op de dagelijkse werkzaamheden, is er geen gelegenheid om in het beperkte aantal begeleide onderwijsuren een programma te verzorgen dat ook de rest van het kwalificatiedossier behandelt. Deelnemers geven dan ook aan dat zij de bpv-opdrachten niet in hun werk herkennen. Overigens kunnen deze opleidingen bij NCOI ook gevolgd worden in de “open lijn”. Dat betekent dat de deelnemers zich individueel inschrijven en niet namens een leerbedrijf. De werkwijze van NCOI bij deze open lijn opleidingen wijkt af van de onderzochte opleidingen met name omdat bij het leerbedrijf geen werkplekonderzoek door de assessor heeft plaatsgevonden. Samenvattend voldoet de inrichting van de opleidingen waaronder de bpv niet aan de eisen die gesteld mogen worden en wordt niet voldaan aan de vereiste kwaliteit van de opleiding zoals bedoeld in de wet (artikel 7.4.8 lid 1 van de WEB, artikel 7.2.8 lid 1 van de WEB, artikel 7.2.7. lid 1 van de WEB). Beroepspraktijkvorming en bpv-begeleiding De deelnemers werken veelal al jaren bij het leerbedrijf (gemiddeld 8 jaar werkervaring). Uit de uitgewerkte opdrachten van de niveau 2 opleiding is te lezen dat de deelnemers vinden dat er weinig geleerd is en dat de relevantie voor het werk ontbreekt. De bpv is onvoldoende vormgegeven omdat er maar zeer beperkt begeleiding op de werkplek is gerealiseerd. Tevens is er onvoldoende sprake van leeractiviteiten die zijn gericht op de ontwikkeling van de competenties, kennis en beroepsvaardigheden van de individuele deelnemer op de werkplek. Onderricht in de beroepspraktijk houdt in dat sprake is van gestructureerde en gerichte leeractiviteiten, waarop begeleiding plaatsvindt. De leerdoelen, die afgeleid zijn van het deel van de kwalificatie dat in de bpv behaald moet worden, moeten het uitgangspunt zijn en de daaraan gerelateerde leeractiviteiten worden dan door de deelnemer op de werkvloer uitgevoerd. Daarvan is hier in onvoldoende mate sprake. De bpv-opdrachten zijn in samenspraak met het leerbedrijf opgesteld en aangepast aan de werkprocessen in het leerbedrijf. De bpv-opdrachten zijn op zich wel gericht op de inhoud van het kwalificatiedossier, maar sluiten niet aan op de werkzaamheden van de deelnemers. Zoals eerder aangegeven ontbreekt het aan extra leeractiviteiten om deelnemers hier wel in te scholen.
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
pagina 10 van 19
De beroepspraktijkvorming bestaat volgens de offerte uit 3 maal per jaar een praktijksessie van een uur. De deelnemer moet dan aantonen welke werkprocessen beheerst worden en wat en hoe er verbetering gerealiseerd gaat worden of wat nog geleerd moet worden. Dit zijn de Best People gesprekken. Deze hebben echter slechts eenmaal plaatsgevonden zoals wij hebben gezien in de deelnemersdossiers en duurden ongeveer 10 minuten. De relatie met het feitelijke werk ontbreekt voor met name de niveau 2 opleiding, maar ook bij de niveau 3 en 4 opleiding zijn de werkzaamheden niet te matchen met het kwalificatiedossier. Vanuit NCOI zijn er spreekuren ingericht om de praktijkbegeleiders en/of de deelnemer te ondersteunen. Hier is echter nauwelijks gebruik van gemaakt door de deelnemers en/of de praktijkopleiders. De uitwerkingen van de opdrachten worden door de deelnemers als zelfstudie gemaakt. Deze uitwerking wordt ingeleverd en door de praktijkopleiders beoordeeld, maar hier ontbreekt het aan duidelijke richtlijnen en beoordelingscriteria. De door de inspectie bekeken deelnemersdossiers bevatten uitwerkingen die veel te mager zijn voor het niveau van de opleiding maar wel goedgekeurd zijn door de praktijkopleider. Gezien het feit dat de beoordeling van de bpv-opdrachten ook als examen wordt beschouwd is de kwaliteit van de beoordeling onvoldoende door NCOI gewaarborgd. Daarmee is het onderscheid tussen de opleiding (en de daarin voorkomende opdrachten en toetsen) en de examinering onvoldoende helder (standaard 1.1 van de regeling standaarden examenkwaliteit mbo 2012). Samenvattend is de conclusie dat de feitelijke inrichting en uitvoering van de bpv onvoldoende is vormgegeven. De combinatie van bpv-opdrachten die tegelijkertijd examenopdrachten zijn, is onvoldoende onderscheidend voor het leerproces en voor het examenproces. Daarnaast vindt er geen expliciete beoordeling van de bpv plaats door het bevoegd gezag met betrokkenheid van het leerbedrijf (artikel 7.4.2. van de WEB, artikel 7.2.8 lid 3 van de WEB). Intake en begeleiding door de onderwijsinstelling Het leerbedrijf heeft beslist welke deelnemer in welke opleiding wordt ingeschreven, dit gebeurde op basis van de functie in het bedrijf. In de niveau 2 opleiding zijn vier type functies geplaatst. In de niveau 3 en 4 opleiding zijn respectievelijk assistent hoofden en hoofden geplaatst. NCOI heeft niet zelf de intake uitgevoerd en is niet betrokken geweest bij de plaatsing. Daarnaast is onduidelijk of aan de vooropleidingseisen wordt voldaan. Hiermee word t niet voldaan aan artikel 8.2.1. lid 1 van de WEB. NCOI heeft niet de regie op het leren en de voortgang van de deelnemers in de opleiding. Hiermee heeft NCOI niet de verantwoordelijkheid kunnen nemen over de plaatsing van de deelnemer op de juiste opleiding. Ook is het programma niet afgestemd op de behoeften van de deelnemers. Om te kunnen werken in het leerbedrijf zijn alle medewerkers verplicht het diploma beveiliger te behalen. Dat wil zeggen dat iedereen minstens een niveau 2 diploma heeft. Verder blijkt uit de deelnemersdossiers dat de variatie in vooropleiding groot is en geen basis is geweest voor intake en plaatsing in de opleidingen. Ook is er geen zicht op de voortgang van de
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
pagina 11 van 19
opleiding door de onderwijsinstelling. Zoals hierboven aangegeven vindt de begeleiding met name plaats door de leidinggevende die zelf ook in een opleiding zit. Er zijn evaluatie formulieren bij de bpv-opdrachten en er is een formulier dat wordt ingevuld bij een Best People gesprek, een soort voortgangsgesprek. De status van deze formulieren, die overigens vaak niet of met antwoorden van lage kwaliteit ingevuld worden, is echter in relatie tot het leerproces of het examen onduidelijk. Termen als ‘leuk’, ‘iedereen maakt fouten’, ‘weet door zijn jarenlange ervaring’ etc. zijn geen gerichte en goed onderbouwde teksten in begeleidingsdocumenten of summatieve examenbeoordelingen. Pas als de deelnemer zijn portfolio inlevert controleert NCOI of het compleet is en stelt vast of er voor het assessement kan worden opgegaan. Er wordt in de offerte gesproken over een digitale leeromgeving. Deze leeromgeving wordt echter door de deelnemers niet gebruikt en is dan ook niet operationeel behalve met betrekking tot de taaltoetsen en het checken van de beoordelingen van de moduletoetsen. Dat laatste wordt veelal door de leidinggevende gedaan. Ook de reflectie door de onderwijsinstelling op de opdrachten die de deelnemers maken en de vertaalslag naar leermomenten ontbreekt in de opleiding. Samenvattend is de conclusie dat de intake en de begeleiding onvoldoende zijn vormgegeven. Examinering en diplomering De examinering van de opleidingen verloopt als volgt. De deelnemers maken uitwerkingen van bpv-opdrachten, die door de praktijkopleider van het leerbedrijf worden beoordeeld. NCOI neemt de beoordeling van de praktijkopleiders rechtstreeks en in alle gevallen over. De assessor van NCOI controleert of alle opdrachten zijn gemaakt en het portfolio volledig is. De kandidaat kan dan opgaan voor het assessment. Dat is het afleggen van een criteriumgericht interview bij de assessor van NCOI op de locatie van het leerbedrijf, maar niet op de leerwerkplek. De examensystematiek, de uitvoering van de examinering en het bepalen of het diploma terecht wordt verstrekt zijn onvoldoende. Er is geen onderscheid tussen de examinering en het onderwijsproces (standaard 1.1). Bpv-opdrachten worden voor beide doeleinden gebruikt. Als examinering zijn de bpv-opdrachten en de beoordeling daarvan volstrekt onvoldoende. Er zijn geen beoordelingscriteria en er zijn geen duidelijke examenmomenten gecreëerd. Er zijn geen aparte beoordelingscriteria opgesteld voor de afzonderlijke werkprocessen, waardoor onduidelijk is hoe aan de diverse werkprocessen uiteindelijk wordt voldaan. De status van het criteriumgerichte interview is onduidelijk, ook ontbreekt het hierbij aan beoordelingscriteria. De grote hoeveelheid praktijk in de kwalificatiedossiers van deze opleidingen is niet te beoordelen met een criterium gericht interview, want dit vereist observatie door de assesor op de werkplek of in een laboratorium situatie. Er wordt derhalve niet voldaan aan standaard 1 (deugdelijk exameninstrumentarium). In een aantal gevallen zijn de bpv-opdrachten ontoereikend voor het werkproces. Ook zijn er geen observatieformulieren in het examendossier opgenomen. Wij hebben nergens aangetroffen dat opdrachten in eerste instantie niet voldeden en verbetering behoefden. Daarnaast blijkt uit de
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
pagina 12 van 19
beoordeling van de door de inspectie ontvangen examendossiers dat deze vaak niet volledig zijn. De praktijkopleider gaat 1 dag tijdens de opleiding met de deelnemer mee en daarmee is dat de enige mogelijkheid om de praktijk te beoordelen. Er zijn geen instructies over hoe de praktijk beoordeeld moet worden. Ook is niet duidelijk welke activiteteiten op die dag zijn uitgevoerd. De assessor vult het beoordelingsformulier al deels in op basis van het portfolio en het beoordelingsformulier dat achter iedere bpv-opdracht zit. Dit beoordelingsformulier (feedbackformulier) wordt eerst ingevuld door de praktijkbegeleider. Het is onduidelijk wat de rol van het assessment is en hoe de beoordeling van de assessor tot stand komt. Er wordt derhalve niet voldaan aan standaard 2 (deugdelijke afname en beoordeling). De examencommissie van NCOI kan geen oordeel geven over de examinering. Enerzijds omdat zij voornamelijk een papieren excercitie uitvoert, daarbij volledig afgaat op het oordeel van de praktijkopleiders en geen eigen check uitvoert of deze oordelen terecht zijn. Gezien deze constatering is het voor de examencommissie dan ook onmogelijk om op juiste gronden een oordeel te vormen over de beoordeling. Daarnaast kan de examencommissie geen oordeel geven over de uitvoering en het niveau van de praktijk in de opleiding omdat er geen observaties hebben plaatsgevonden, hetgeen noodzakelijk is omdat de bpv opdrachten ook het examen zijn. Er wordt derhalve evenmin voldaan aan standaard 3 voor wat betreft het besluitvormingsproces (de diplomering is deugdelijk). Samenvattend kan geconcludeerd worden dat de examinering niet voldoet aan de eisen gesteld in de wet (artikel 7.4.4 lid a en b van de WEB). Er wordt voor de opleiding crebo 90255 Logistiek medewerker (Logistiek medewerker) niet voldaan aan de examenstandaarden 1, 2 en 3. De examinering is daarmee van slechte kwaliteit. De opleidingen crebo 90202 Logistiek teamleider (Logistiek teamleider) en crebo 90217 Logistiek supervisor (Logistiek supervisor VTL) voldoen niet aan de standaarden 1 en 2. De examenkwaliteit is daarmee onvoldoende. Omdat de diplomering nog niet heeft plaatsgevonden kan de conclusie over standaard 3 nog niet volledig getrokken worden. Verbetermaatregelen Wij hebben gemerkt dat er bij NCOI sprake is van een verbetercultuur waarbij alle opleidingen moeten voldoen aan wet- en regelgeving alsmede de vereiste kwaliteit. Tijdens het onderzoek zijn dan ook al verbetermaatregelen ingezet voor de onderzochte opleidingen. Tevens werden de geconstateerde onvolkomenheden ook onderzocht voor andere opleidingen en waar wenselijk verbetermaatregelen breed ingezet. Het oordeel van de deelnemers over de docenten was overigens zeer positief.
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
pagina 13 van 19
3.2 Specifieke opleidingsinformatie en -oordelen Naast de in de vorige paragraaf voor alle onderzochte opleidingen geldende constateringen zijn er per opleiding verschillen in de aangetroffen situatie en de oordelen van de inspectie daarover. Deze oordelen worden in deze paragraaf per opleiding aangegeven. De opmerkingen die voor alle opleidingen gelijk zijn en zijn beschreven in paragraaf 3.1 worden hier niet herhaald. 3.2.1 Crebo 90255 Logistiek Medewerker (Logistiek medewerker)bbl -niveau 2 Crebo Niveau Leerweg Opleidingsduur (OO, POK) Aantal deelnemers Datum onderzoek
90255 2 bbl 1 juli 2012 – 1 juli 2014 480 uur bpv 662 20 mei en 16 juni 2014
Het gaat hier om een opleiding voor beginnend beroepsbeoefenaren waarbij specifieke logistieke werkzaamheden aan de orde komen. De logistiek medewerker werkt volgens de tekst van het kwalificatiedossier in het warehouse/magazijn van verschillende type bedrijven. De deelnemers van de opleiding werken in casu echter vooral op transportauto’s. Bij de onderzochte opleidingen waren deelnemers ingeschreven die niet als beginnend beroepsbeoefenaar gekenmerkt konden worden. De meeste werkten immers al jaren in deze functie. Daarnaast konden veel logistieke werkzaamheden die genoemd zijn in het kwalificatiedossier, zoals de ontvangst, controle en opslag van goederen, goederen verzamelen en verzendklaar maken, de voorraad inventariseren en daarover rapporteren en de gegevens invoeren in de digitale systemen, in dit bedrijf niet plaatsvinden. Het dagelijks werk is daartoe te beperkt en afwijkend. Het leerbedrijf is erkend door het Kenniscentrum Transport en Logistiek (VTL). Programmering en uitvoering van de opleiding. Deelnemers aan deze tweejarige opleiding hebben allen verplicht al een diploma beveiliging. Bij de opleiding worden twee modules aangeboden met een minimum aan onderwijsactiviteiten. In de afspraken die met het leerbedrijf in het addendum zijn gemaakt wordt gesproken over één dag per jaar klassikaal en één dag op de wagen. De rest van de opleidingsduur wordt door de deelnemer besteed aan de opbouw van een portfolio en het schrijven van reflectieverslagen. Hiervan is één reflectieverslag en één Best People gesprek in het deelnemersdossier aangetroffen. De door de instelling verstrekte opgave van studieduur en studiebelasting uit de studiegids is niet terug te vinden in de uitvoering van dit bedrijfsgerichte traject. Hierin staat dat er portfolio begeleidingsbijeenkomsten (13 bijeenkomsten van 3 uur), kick-off en kick-out (4 uur) en beroepspraktijklessen (12 uur) plaatsvinden voor de duur van in totaal 55 uur. De aangegeven meester-gezel praktijkbegeleidingsuren (80 x 0,5 uur) worden door NCOI als lessen gerekend maar vallen onder de beoogde bpv-begeleiding. In de studiegids staat dat er 640 uur stage wordt verzorgd, in de praktijkovereenkomst wordt 480 uur genoemd. Feitelijk is er nauwelijks sprake van bpv op de leerwerkplek. Ook zouden er thema’s
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
pagina 14 van 19
met een podcast of cd worden aangeleverd. Dat laatste is niet gebeurd, hiervoor in de plaats zijn volgens NCOI extra activiteiten aangeboden. Dit is echter niet met inhoudelijke documenten onderbouwd zodat niet te bepalen is of dit uitgevoerd is en of het daadwerkelijk onderdeel van de opleiding heeft uitgemaakt. Op diverse punten zijn de bpv-opdrachten niet goed te koppelen aan de werkzaamheden die in het bedrijf zijn uitgevoerd. Dat geldt met name voor de modules bij de afdeling transport (CIT). Verder blijkt dat op de beoordelingsformulieren Logistiek Medewerker niveau 2 alleen maar de beoordeling ‘voldoende’ is aan te geven. Samenvattend is de conclusie dat de inrichting en uitvoering van de opleiding Logistiek Medewerker onvoldoende is vormgegeven. Dit betreft zowel de onderwijsinhoud als de bpv. 3.2.2. Crebo 90202 Logistiek Teamleider (Logistiek teamleider)– bbl - niveau 3 Crebo Niveau Leerweg Opleidingsduur (OO,POK) Aantal deelnemers Datum onderzoek
90202 3 bbl 1 juli 2012 – 1 juli 2015 640 uur bpv 58 20 mei en 16 juni 2014
Context van de opleiding in relatie tot het kwalificatiedossier. De Logistiek Teamleider voert coördinerende taken uit en is een meewerkend voorman op kantoor en in het magazijn, aldus het kwalificatiedossier. Hij heeft een uitvoerende en aansturende rol en een signalerende functie naar zijn leidinggevende. De deelnemers aan de opleiding Logistiek teamleider zijn tevens de praktijkbegeleider en beoordelaar van de deelnemers die in de opleiding Logistiek Medewerker zijn geplaatst. De dagelijkse werkzaamheden binnen het leerberdrijf van de deelnemers die zijn ingeschreven voor de opleiding Logistiek teamleider liggen in het verlengde van die van de deelnemers aan de niveau 2 opleiding en sluiten derhalve eveneens maar beperkt aan bij het kwalificatiedossier. Programmering en uitvoering van de opleiding Het programma van deze driejarige opleiding omvat oorspronkelijk 12 dagbijeenkomsten van ieder 6 uur (voor elk van de 4 modules drie bijeenkomsten). Dit is vervolgens in het addendum op de offerte door het leerbedrijf teruggebracht tot 8 bijeenkomsten van een dag en twee trainde-trainer bijeenkomsten voor de hele opleiding verspreid over drie jaar. Deze twee train de trainer dagen maken echter geen deel uit van de opleiding. Voor eventuele extra opdrachten wordt 14 uur per jaar berekend aldus het addendum. Dit komt echter niet overeen met de door de instelling verstrekte opgave van studieduur en studiebelasting. Hierin staat dat er portfolio begeleidingsbijeenkomsten (13 bijeenkomsten van 3 uur), kick off en kick out (4 uur) en lessen beroepsmodules (48 uur) plaatsvinden voor de duur van totaal 91 uur. NCOI geeft totaal 169 uur begeleide onderwijstijd op als studiebelasting. Voor de BPV wordt 960 uur
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
pagina 15 van 19
voor drie jaar opgegeven terwijl in de pok wordt gesproken over 640 uur. De feitelijke planning van NCOI laat aanzienlijk minder uren zien. Uit het geanalyseerde materiaal blijkt dat niet alle bpv opdrachten zijn gemaakt. Bij een aantal opdrachten had dat al wel verwacht mogen worden omdat dat deel van de opleiding al behandeld is, de opleiding is immers al voor tweederde afgerond. Van die opdrachten ontbreekt soms de uitwerking en soms de beoordeling. Samenvattend is de conclusie dat de inrichting en uitvoering van de opleiding Logistiek Teamleider onvoldoende is vormgegeven. Dit betreft zowel de onderwijsinhoud als de bpv. 3.2.3 Crebo 90217 Logistiek Supervisor (Logistiek supervisor VTL)– bbl – niveau 4 Crebo Niveau Leerweg Opleidingsduur (OO,POK) Aantal deelnemers Datum onderzoek
90217 4 bbl 1 juli 2012 – 1 juli 2015 960 uur bpv 36 20 mei en 16 juni 2014
Context van de opleiding in relatie tot het kwalificatiedossier. De Logistiek supervisor werkt eveneens in een warehouse en kent dezelfde context als de Logistiek medewerker en Logistiek Teamleider, met dit verschil dat de Logistiek supervisor ook beleid ontwikkelt en met verbetervoorstellen komt. Voorts voert hij actief personeelsgesprekken en is hij mede verantwoordelijk voor de werving en selectie. Daarnaast onderhoudt hij klantcontacten. Vanwege dezelfde reden als bij de opleiding Logistiek teamleider is de context van het onderzochte leerbedrijf niet vergelijkbaar met een warehouse waar dergelijke logistieke processen plaatsvinden. Derhalve isde aansluiting met het kwalificatiedossier beperkt. Hoewel de aspecten die op het terrein van Personeel en Organisatie liggen wel in de context van het onderzochte leerbedrijf uitgevoerd kunnen worden missen deze toch de logistieke context. Programmering en uitvoering van de opleiding Het programma van deze drie-jarige opleiding omvat volgens de offerte 24 dagbijeenkomsten van ieder 6 uur (voor elk van de 8 modules gaat het om drie bijeenkomsten). Voor eventuele extra BPV opdrachten wordt 14 uur per jaar berekend aldus het addendum. De 24 dagbijeenkomsten zijn vervolgens in het addendum teruggebracht tot 12 bijeenkomsten voor de totale opleiding. Dat is 4 bijeenkomsten per jaar. Voor een niveau 4 opleiding is dit volstrekt onvoldoende. Dit komt echter niet overeen met door de instelling verstrekte opgave van studieduur en studiebelasting in de studiegids. Daarin zijn 248 begeleide uren aangegeven, omdat onder andere ook mentortaken zijn meegeekend. Opvallend is dat voor deze niveau 4 opleiding, die over hetzelfde aantal jaren is gespreid als de niveau 3 opleiding, wel een aanzienlijk hoger aantal uren bpv uren op de bpv overeenkomst staat vermeld en ook in het door NCOI verstrekte overzicht van de studiebelasting is opgenomen. Onduidelijk is hoe dit is vormgegeven, tijdens het onderzoek is geen overtuigend verschil tussen de twee opleidingen aangetroffen.
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
pagina 16 van 19
De eigen werkzaamheden doen dienst als bewijs voor het portfolio. De extra tijdsbesteding voor de opleiding buiten het werk is beperkt. De bpv opdrachten zijn in principe passend bij het kwalificatiedossier. In de uitwerking komt het logistieke karakter van de opleiding echter onvoldoende tot uiting. Het is opvallend dat de opdracht voor werkproces 1.4 hetzelfde is als voor de niveau 3 opleiding. Ook hier zien we dat bpvopdrachten waarvan verwacht zou mogen worden dat zij ingevuld zouden zijn niet zijn uitgewerkt. Gezien het beperkte aantal contacturen en de beperkte leeractiviteiten is de inhoud van de opleiding onvoldoende op het juiste niveau geënt en is de dekking van het kwalificatiedossier niet compleet. Samenvattend is de conclusie dat de inrichting en uitvoering van de opleiding Logistiek Supervisor onvoldoende is vormgegeven. Dit betreft zowel de onderwijsinhoud als de bpv.
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
pagina 17 van 19
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
pagina 18 van 19
Bijlage zienswijze Bij brief van 12 november 2014 heeft de directie van NCOI aan de Inspectie van het Onderwijs de volgende zienswijze op bovenstaand rapport kenbaar gemaakt: MBO College NCOI is blij met de samenwerking en betrokkenheid van desbetreffende inspecteurs van de Inspectie van het Onderwijs. Het inspectieoordeel heeft ons een goede spiegel geboden en verbeteracties zijn reeds ingezet. Graag maken wij van de gelegenheid gebruik om op het gebied van ‘intake en plaatsing’ onze visie duidelijk te maken. Onderdeel van de intake en plaatsing van studenten binnen alle opleidingen van NCOI opleidingsgroep is de check of er aan de minimale vooropleidingseisen wordt voldaan, zoals omschreven in de wet (art. 8.2.1 van de WEB). Daarnaast vindt een check plaats of een student de opleiding of aanverwante opleiding reeds eerder heeft gevolgd dan wel een diploma voor heeft behaald. Studenten met een reeds eerder behaald diploma uit een andere sector, ongeacht op welk niveau, kan een erkende opleiding volgen, mits aan de minimale vooropleidingseisen wordt voldaan. Vanuit de gedachte dat voor ieder specifieke erkende mbo opleiding andere kennis en vaardigheden nodig zijn om dat beroep uit te kunnen oefenen, is het mogelijk om een erkende mbo opleiding te volgen van hetzelfde of van een lager niveau dan de reeds eerder gevolgde opleiding of reeds eerder behaald diploma. In het kader van leven lang leren is het volgens ons van belang om studenten de mogelijkheid te bieden zich bij-, om- en/of op- te kunnen scholen, ongeacht welke voorkennis en reeds behaald diploma’s. Het behalen van door de overheid erkende diploma’s voor beroepsopleidingen is volgens ons van belang om bij te dragen aan het versterken van de kenniseconomie en werkgevers en werknemers de mogelijkheid te bieden om zich verder binnen een vakgebied te bekwamen of om te scholen.
Rapport specifiek onderzoek mbo NCOI
pagina 19 van 19