Spanning Het Zenuwslopende Museum VMBO HAVO Leergebied Kunst en Cultuur VWO Docentenhandleiding
Marlies de Jongh Saskia van der Linden Ruud van der Meer Rieks Veenker
Inhoudsopgave 1
De projectkaternen van ThiemeMeulenhoff 1.1 1.2 1.3
2
Het projectkatern Spanning: Het Zenuwslopende Museum 2.1 2.2 2.3 2.4
3
7
Flexibel inzetbaar Inhoud en studielasten Organisatie Logboek Fotoverslag Terugblik
Lessuggesties en aanwijzingen 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
5
Het thema Spanning, doel en eindproduct Het materiaal Aansluiting bij kerndoelen en karakteristieken van de nieuwe onderbouw De relatie van Spanning met de huidige kerndoelen voor de basisvorming
Voorbereiding en organisatie van het project 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
4
3
Aanleiding voor deze serie projectkaternen Welke projecten zijn er? Wat kenmerkt deze projecten?
9
Wat ga je doen? Hoe ga je het doen? Doen! Laten zien! Terugblik
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs. Dit is de docentenhandleiding bij het lespakket Spanning: Het Zenuwslopende Museum. Deze handleiding is niet los verkrijgbaar. Het complete lespakket (ISBN 90-06-48257-9) bestaat uit 30 projectkaternen voor leerlingen en docentenmateriaal. Neem voor meer informatie en bestellingen contact op met ThiemeMeulenhoff (0575-594880) of kijk op www.thiememeulenhoff.nl Eerste druk / eerste oplage © ThiemeMeulenhoff, Utrecht / Zutphen 2005 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
2
Spanning Docentenhandleiding
1
De projectkaternen van ThiemeMeulenhoff
1.1
Aanleiding voor deze serie projectkaternen
Projecten vormen een prima mogelijkheid om het onderwijs te vernieuwen. Ze bieden een concrete en werkbare, veilige en inspirerende vorm voor het werken aan onderwijskundige doelen. In het kader van de nieuwe onderbouw maken scholen nieuwe keuzes ten aanzien van positionering, organisatie, didactische uitgangspunten en de daarbij passende werkvormen. Een van de opties om eens af te wijken van de traditionele werkwijze is het inzetten van projecten. In de nieuwe onderbouw zal ook sprake zijn van het werken in leergebieden. In de kerndoelen voor de nieuwe onderbouw is deze clustering al doorgevoerd. En vanuit dat kader ontstaat de vraag naar materiaal waarmee in samenhang in een leergebied kan worden gewerkt. De ThiemeMeulenhoff projectkaternen zetten hier op in. En daarmee kan op school nuttige ervaring worden opgedaan als basis voor de toekomst: samenwerking tussen docenten, afstemming van vakken onderling of eventueel zelfs een stap naar volledig vakoverstijgend werken waarbij de traditionele vakinhouden in elkaar schuiven. Om tegemoet te komen aan de vraag naar concreet en werkbaar materiaal binnen de kaders van de nieuwe onderbouw, biedt ThiemeMeulenhoff vanaf voorjaar 2005 een groot aantal projecten voor alle leergebieden en alle vakken.
1.2
Welke projecten zijn er? Projecten per leergebied / vak
Projecten rond het thema ‘Spanning’
vmbo
havo / vwo
vmbo
havo / vwo
Mens en Maatschappij
De Indianen van het Amazonegebied
De Indianen van het Amazonegebied
Israël en de Palestijnen
Israël en de Palestijnen
NaSk / Techniek
Luid en duidelijk
Luid en duidelijk
Wek het zelf op!
Wek het zelf op!
Biologie / Verzorging
Mooi van buiten
Mooi van buiten
In- en ontspanning
In- en ontspanning
Wiskunde
ROTOR: spiegelen en draaien
ROTOR: spiegelen en draaien
Strikt geheim!
Strikt geheim!
Kunst en Cultuur Nederlands Engels
Theater, muziek en stijl
Het Zenuwslopende Museum
Maak reclame!
Maak reclame!
Rillingen over de rug
Rillingen over de rug
Talenquest: Streetwise
Talenquest: Streetwise
First Time Ever ...
First Time Ever ...
Duits
Talenquest: Käfer-Tour
Comicgalerie
Frans
Talenquest: Perdu à Paris
Attention Danger!
Materiaal voor een complete projectweek vmbo
havo / vwo
Circus in nood!
Circus in nood!
Kijk voor meer informatie op www.projecten-online.nl en/of www.thiememeulenhoff.nl
Spanning Docentenhandleiding
3
1.3
Wat kenmerkt deze projecten?
In algemene zin hebben de projectkaternen van ThiemeMeulenhoff de volgende kenmerken: Een project is een opdracht of een serie opdrachten, • opgebouwd rond een thema • leerlingnabij en probleemstellend • met een duidelijk omschreven eindresultaat (dat per groep of per leerling kan verschillen) • met een beperkte keuzemogelijkheid voor de leerling • waarin elke leerling een individuele, zichtbare bijdrage levert aan het eindproduct • waarin leerlingen samenwerken • met een duidelijke tijdsafbakening (een studielast variërend van 8-16 studielasturen) • inzetbaar naast élke methode. Samenwerken op maat
Voor de projecten wordt al uitgegaan van de geïntegreerde leergebieden voor de nieuwe onderbouw. Daarbinnen zijn per school nog steeds keuzes mogelijk: leergebiedoverstijgend, vakoverstijgend geïntegreerd, op elkaar afgestemd of bijvoorbeeld alleen met elkaar in verband gebracht. Samenwerken kan dus, maar hoeft niet! Om aan deze keuzes tegemoet te komen zijn er meerdere mogelijkheden: • projecten per vak/leergebied met elk een eigen thema (zoals Theater, muziek en stijl voor Kunst en Cultuur, en Maak reclame ! voor Nederlands); • projecten per vak/leergebied rond hetzelfde thema: Spanning (zoals In- en ontspanning voor Biologie/Verzorging, en Strikt geheim voor Wiskunde), waarmee elke school kan kiezen of en zo ja welke vakken ze met elkaar in verband wil brengen; • materiaal voor een complete projectweek: Circus in nood, waarmee schoolbreed en vakoverstijgend geïntegreerd kan worden gewerkt (ca. 40 slu). Eenduidige didactische opzet en structuur
De projecten vertonen samenhang in het projectmatig werken als onderwijsvorm. Didactisch uitgangspunt voor al deze projecten is het actief en in toenemende mate zelfstandig ‘ervaringsleren’. Leerlingen werken aan realistische opdrachten waarin samenwerking en inzicht in samenhang gestimuleerd worden. Een concreet eindproduct is steeds het resultaat. De fasering binnen de projecten is met opzet eenvoudig gehouden. De structuur (vijf fasen) is voor alle projecten dezelfde. • De start bestaat steeds uit een leerlinggerichte introductie onder het kopje Wat ga je doen? Hierin worden thema, werkwijze en eindproduct geïntroduceerd. • De volgende fase heet Hoe ga je het doen? Deze bevat aanwijzingen en opdrachten over werkwijze, planning en organisatie van het vervolgtraject. • Fase 3 is Doen! Nu gaat de leerling aan de slag en wordt het werkplan uitgevoerd. • Daarna volgt de presentatie: Laten zien. De leerlingen laten elkaar en hun docent zien wat ze hebben gedaan, gemaakt, ontworpen, ingestudeerd e.d. Dit eindproduct kan de vorm hebben van een werkstuk, een tentoonstelling, een videobrief, een talkshow, een plan, een uitvoering, een mondelinge presentatie, een performance, etc. • De laatste fase is steeds de Terugblik. Hierin evalueren leerlingen zelf het proces dat zij hebben doorlopen en het product dat is ontstaan. De docent kan deze evaluatie meenemen in de totale beoordeling van het project. Tussendoor zijn er momenten waarop de docent akkoord moet geven op inhoud en voortgang. Door middel van afvinkmogelijkheden wordt daar in het materiaal in voorzien.
4
Spanning Docentenhandleiding
2
Het projectkatern Spanning: Het Zenuwslopende Museum
2.1
Het thema Spanning, doel en eindproduct
Dit katern gaat over de vele gezichten van spanning. Anders dan veel methodes gaat het hier in eerste instantie om de inhoud van de boodschap. Leerlingen worden uitgedaagd om vorm te geven aan hun eigen idee over dit begrip. Dat spanning vele gezichten kent is voor iedereen duidelijk. Door deze veelzijdigheid ligt het voor de hand om bij de verbeelding ervan vakoverstijgend te werken. Welke disciplines aangeboden worden hangt grotendeels af van de mogelijkheden bij u op school. Bij het schrijven is van beeldend vormgeven en muziek uitgegaan. Binnen beeldend vormgeven denken we aan tweedimensionaal, driedimensionaal en audiovisuele technieken. Het is altijd mogelijk om beperkingen aan te brengen maar ook om uit te breiden met bijvoorbeeld drama en dans. (Het katern geeft geen aanwijzingen voor deze laatste twee disciplines.) De technische vaardigheden staan bij de opdrachten niet op de eerste plaats. In het project Spanning: Het Zenuwslopende Museum voor het leergebied Kunst en Cultuur verbeelden de leerlingen hun eigen opvatting van wat ze spannend vinden, aan spanning ervaren of een ander willen laten ervaren. Iedereen heeft wel een idee of een ervaring van iets engs, spannends, angstaanjagends of iets waar verwachting en realiteit met elkaar op gespannen voet staan. Maar wat is spanning en wat maakt iets spannend? Na een oriëntatie rond het thema aan de hand van veel beeldmateriaal, moet dit thema aan inhoud winnen. Het doel is het bedenken, maken en presenteren van eigen werk in een tentoonstelling. Dit project biedt ervaringsgerichte onderdelen (beschouwen, bedenken, maken, organiseren, presenteren en reflecteren) in combinatie met vakinhoudelijke onderdelen (handenarbeid, tekenen, textiel, audiovisuele vormgeving, muziek, dans en/of drama) binnen een betekenisvolle context. Onderweg naar het eindproduct maken leerlingen kennis met de fasen die doorlopen moeten worden om zover te komen: beschouwen, bedenken, schetsen, plannen, uitvoeren, presenteren en reflecteren. Het uiteindelijke doel is om de leerlingen in deze context een tentoonstelling van eigen werk rond het thema te laten inrichten. Hun eigen expositie in het Zenuwslopende Museum. NB: Voor alle andere vakken in leerjaar 2 is eveneens een project rond het thema Spanning ontwikkeld. Om vak/leergebiedoverstijgend te werken kunt u dus naar believen aansluiten bij Mens en Maatschappij, NaSk/Techniek, Biologie/Verzorging, Wiskunde, Nederlands, Engels, Duits en Frans (zie voor een compleet overzicht het schema op pagina 3).
2.2
Het materiaal
Het project Spanning: Het Zenuwslopende Museum bestaat uit de volgende onderdelen: • een fullcolour leerlingenkatern van 24 bladzijden, • een geprinte docentenhandleiding per pakket van 30 leerlingenkaternen, • extra ondersteuning en informatie via www.projecten-online.nl en/of www.thiememeulenhoff.nl
2.3
Aansluiting bij kerndoelen en karakteristiek van de nieuwe onderbouw
Vanuit de algemene karakteristiek van het onderwijs in de onderbouw van het voortgezet onderwijs liggen er enkele zeer directe verbanden met het projectkatern Spanning. Als belangrijkste kenmerken worden genoemd: de leerling leert actief en in toenemende mate zelfstandig, samen met anderen, in samenhang, oriënteert zich, de leerling leert in een uitdagende, veilige en gezonde leeromgeving en in een doorlopende leerlijn. Aspecten die juist ook aan de basis staan van de projectmatige opzet (zie ook paragraaf 1.3). Vanuit de karakteristiek van het leergebied Kunst en Cultuur in de nieuwe onderbouw en vanuit de kerndoelen zijn er vele raakvlakken met het project Spanning: Het Zenuwslopende Museum.
Spanning Docentenhandleiding
5
Kerndoelen leergebied Kunst en Cultuur in de nieuwe onderbouw (2004) 48 De leerling leert door het gebruik van elementaire vaardigheden de zeggingskracht van verschillende kunstzinnige disciplines te onderzoeken en toe te passen om eigen gevoelens uit te drukken, ervaringen vast te leggen, verbeelding vorm te geven en communicatie te bewerkstellingen. 49 De leerling leert eigen kunstzinnig werk, alleen of als deelnemer van een groep, aan derden te presenteren. 50 De leerling leert op basis van enige achtergrondkennis te kijken naar beeldende kunst, te luisteren naar muziek en te kijken en luisteren naar theater-, dans- en filmvoorstellingen. 51 De leerling leert met behulp van visuele of auditieve middelen verslag te doen van deelname aan kunstzinnige activiteiten, als toeschouwer en als deelnemer. 52 De leerling leert mondeling of schriftelijk te reflecteren op eigen werk en werk van anderen, waaronder dat van kunstenaars.
De aansluiting van de nieuwe kerndoelen op het project is als volgt verzorgd: (48) Na een oriëntatie op het begrip spanning volgt een korte beschouwelijke opdracht rond dit begrip in combinatie met enkele beeldende aspecten en vormkenmerken. In het vervolg van het project is de leerling bezig met het uitdrukken van de eigen ideeën en gevoelens. Daarbij is de keuze voor de discipline waarin hij zich wil uiten in eerste instantie vrij. De leerling kiest de middelen die de verbeelding de meeste ruimte geeft en waarbij de communicatie optimaal is. Er is gekozen voor een procesmatige invulling: na de oriëntatie volgen ideevorming en het vastleggen van bepaalde keuzes. Vervolgens wordt er gewerkt aan een werkplan. Daarna volgt de uitvoeringsfase en het geheel sluit af met evaluatie en reflectie op product en proces door zowel leerling als docent. (49) De presentatie van het kunstzinnige werk aan elkaar en het publiek krijgt hier de vorm van een tentoonstelling die door de leerlingen zelf wordt ingericht. (50) Na de totstandkoming van de tentoonstelling kan leerling ook zelf als bezoeker en beschouwer door ‘het museum’. Vanuit de achtergrondkennis die rond het thema is opgebouwd is hij in staat om ook over de kwaliteit van werk van anderen (leerlingen of professionele kunstenaars) relevante uitspraken te doen. Deze ervaring legt een basis voor onder andere het beschouwen en ervaren van exposities en musea in het kader van CKV1 in de bovenbouw. Het vormt daarmee een stapje binnen een doorlopende leerlijn op kunstzinnig en cultureel gebied. (51, 52) Via de logboekpagina’s kan de leerling tussendoor verslag uitbrengen rond de voortgang. Foto’s kunnen daarbij tussenliggende fasen in het wordingsproces vastleggen. Uiteindelijk kan ook de tentoonstelling zelf worden gefotografeerd of gefilmd. Dat geeft ook de kans om naderhand te reflecteren op inhoud en uitvoering. Gedurende het project wordt enkele malen stilgestaan bij het proces. Aan de ene kant om een akkoord van de docent op voortgang en richting te krijgen, maar ook om de leerling te laten reflecteren op het eigen proces en het eindproduct. Expliciet wordt hier aandacht aan besteed in het hoofdstuk Terugblik (evaluatie en beoordeling). Tussendoor krijgt de leerling af en toe de opdracht iets aan verslaglegging te doen via aangeboden vragen in een logboek. Dit zijn elementen die goed een plaats kunnen krijgen in het kunstdossier.
2.4
De relatie van Spanning met de huidige kerndoelen voor de basisvorming
De kerndoelen 1998-2003/4 zijn vakspecifiek. Het project Spanning: Het Zenuwslopende Museum is leergebiedbreed maar komt ook tegemoet aan deze kerndoelen. Voor de beeldende vakken wordt er met name via het maken van een werkstuk aandacht besteedt aan domein A (beeldende problemen). Domein B (het werkproces) speelt in het project een grote rol. Voor wat betreft domein C (de middelen) is de keuze vrij en zal deze vooral voortvloeien uit de communicatieve en de functionele eisen die er vanuit de opdrachten aan het werk worden gesteld. Het staat de leerling vrij om in het werk of bij de presentatie muzikale, theatrale of dansante elementen te gebruiken. Spelen, vormgeven en presenteren kunnen voor die disciplines dus ook aan bod komen (de domeinen A, B en C). Voor alle kunstvakken geldt dat er in de begin- (oriëntatie) en eindfase (presenteren en reflecteren) tijd wordt ingeruimd voor de beschouwelijke kant (domein D). Zowel beschouwing van eigen en elkaars werk als reflectie op de daarmee gemoeid zijnde processen en het eindproduct komen aan bod.
6
Spanning Docentenhandleiding
3
Voorbereiding en organisatie van het project
3.1
Flexibel inzetbaar
De opzet van dit project garandeert dat het op verschillende manieren kan worden ingezet. Het is zowel inpasbaar in het normale lesprogramma (enkele uren of blokuren) als in een opzet die uitgaat van verlengde blokuren of dagdelen én het project is uitvoerbaar in een projectweek. Los van het lesprogramma kan Spanning: Het Zenuwslopende Museum ook in groepen van verschillende grootte worden uitgevoerd. De opdrachten zijn zo geformuleerd dat de docent naar eigen inzicht de werkvorm kan bepalen. Individueel werken en werken in kleine of grotere groepen is binnen dit project zeer goed mogelijk. De nadruk ligt op het doorlopen van het beeldende proces: brainstormen rond het thema en kiezen voor wat je wilt gaan doen, een werkplan maken en dat uitvoeren, presenteren en evalueren.
3.2
Inhoud en studielasturen
De verdeling van de ca. 16 slu over de inhoud en de lessen is als volgt: Fase Oriëntatie Wat ga je doen?
Hoe kun je spanning bereiken?
Plan van aanpak Hoe ga je het doen?
Inhoud - inleiding op het project - brainstorm en oriëntatie op het thema Spanning (betekenissen) - oriëntatie op het begrip spanning - oriëntatie op het begrip spanning in kunst en cultuur (in combinatie met begrippen) - experimenten: hoe wordt spanning verbeeld? - vingeroefeningen zelf spanning verbeelden - zelf een kleine tentoonstelling inrichten - oriënteren op de mogelijkheden voor een grotere expositie - kunstbeschouwelijke opdrachten: verbinding tussen vormgeving en inhoud - vaststellen werkwijze project aan de hand van het stappenplan: ideeën genereren, keuzes maken
- keuze bepalen - werkwijze vaststellen - schetsen, voorbereiden, plannen
Lesuren / katern 1 les / p. 3-5 (opdracht 1)
2 lessen / p. 6-10 (opdrachten 2 t/m 4) incl. huiswerkopdracht 5 1 les / uitvoeren huiswerkopdracht 5/6 + opdracht 7 t/m 9 (keuze) en logboekopdracht p. 12 1 les / p. 13-14 opdracht 10 t/m 13 + akkoord docent 2 à 3 lessen / p. 15-17 opdracht 14 + logboekopdracht p. 16-17 + akkoord docent 5 à 6 lessen / p. 18
Uitwerken plan Doen !
- uitvoeren werkplan - maken werkstuk/kunstwerk
Presentatie Laten zien ! Hoe presenteer je spannend? Evaluatie Terugblik
- presenteren werkstukken - inrichten expositie - evt. een happening organiseren
2 lessen / p. 19-21 + logboekopdracht p. 21
- evaluatie proces en product - beoordeling
1 les / p. 22-23
Spanning Docentenhandleiding
7
3.3
Organisatie
Uitgaande van het maximale aantal uren (16 slu) zijn er uiteraard diverse mogelijkheden om deze in te roosteren. Daarmee kunnen er dus meerdere organisatievormen worden toegepast: • een verdeling over blokuren. Daarmee kan dit project in 8 blokuren worden opgedeeld. Het is aan de school om deze blokuren in te roosteren. Die keuze zal de looptijd in weken van het project bepalen. • een indeling in verlengde blokuren of dagdelen (zoals op enkele cultuurprofielscholen wel wordt toegepast). Het project kan dan in 4 à 5 weken worden afgerond. • Als meerdere dagdelen per week kunnen worden ingezet, kan aan dit project in een corridor van 2 tot 3 lesuren gewerkt worden. In dat geval kan het geheel binnen twee weken worden afgerond. • Het totale project kan goed binnen een (lesvrije project)week of zelfs binnen drie dagen worden gerealiseerd. Het legt dan een zwaardere claim op het rooster.
3.4
Logboek
Een logboek is een manier om van leerlingen een verslaglegging van het proces te eisen. In het katern zijn op verschillende plaatsen logboekachtige opdrachten opgenomen. In het logboek houden leerlingen hun proces bij. Het is enerzijds bedoeld als leiddraad: nemen zij wel alle stappen? Anderzijds is het een instrument voor de docent. Door regelmatig het logboek van een leerling te bekijken, kunt u als docent zien waar de leerling tegenaan loopt en hoever hij/zij is. Om de voortgang te controleren zijn er voor u als docent ‘check’-momenten ingebouwd. U zet een paraaf in de daarvoor opgenomen ruimte als de leerling het voorgaande naar behoren heeft uitgevoerd.
3.5
Fotoverslag
Verslaglegging gaat meestal in de vorm van geschreven tekst. Het kan ook in de vorm van een fotoreportage. Van deze foto’s kan, op aparte vellen, een fotocollage (A4) worden gemaakt. In het leerlingenkatern worden daarvoor tips gegeven op pagina 18. Zo ervaren de leerlingen dat een verslag niet altijd talig hoeft te zijn én hebben ze een zichtbare herinnering aan een bijzonder project. Het totaal (leerlingenkatern + verslag of foto’s) kan als een onderdeel van het kunstdossier of portfolio worden bewaard.
3.6
Terugblik
Tegen positieve feedback van het publiek kan geen cijfer voor een verslag op. Toch is het zinvol leerlingen te laten nadenken over hun verwachtingen vooraf en de al dan niet bereikte doelen achteraf. Zo’n evaluatie kan een geschreven tekst zijn. Bijvoorbeeld in de vorm van een juryrapport, waarbij leerlingen zowel hun eigen werk als dat van anderen beoordelen op sterke en zwakke punten. De reflectie zoals die in dit project op pagina 22 en 23 wordt geregeld heeft twee invalshoeken: de evaluatie op het proces en het product door de leerling zelf en een evaluatie én beoordeling door de docent waarbij ook de mogelijkheid van becijfering wordt aangeboden. Beoordelingscriteria die de docent hanteert moeten wel van tevoren kenbaar worden gemaakt aan de leerlingen. Als het bijv. een eis is om in het werkstuk meerdere kunstdisciplines met elkaar te combineren, dan moet dat van tevoren duidelijk zijn. Voor leerlingen kan het ook zinnig zijn om te weten dat bijvoorbeeld proces en product/werkstuk even zwaar worden gewogen.
8
Spanning Docentenhandleiding
4
Lessuggesties en aanwijzingen
4.1
Wat ga je doen ?
Leerdoelen
De leerling • oriënteert zich op het thema Spanning • zoekt/vindt andere associaties met spanning dan de hem bekende • wijst spanningwekkende beeldaspecten aan het beeldmateriaal toe • onderzoekt het spanningwekkende effect van muziek en geluid • combineert twee disciplines in een onderzoekswerkstuk • classificeert objecten en beeldmateriaal • onderzoekt het spanningswekkende effect van kleur, vorm en standpunt • verwerkt de opgedane ervaringen in logboek en tentoonstelling. Introductie Om de leerling het thema Spanning als het ware te laten voelen kan het project op een van de volgende manieren in de klas geïntroduceerd worden: • blaas een ballon heel langzaam op, totdat ‘ie knalt • lees een (fragment van een) spannend verhaal voor • laat een spannend stukje video zien (de cliffhanger van een populaire soap, griezelspanning, een thriller) • speel een act: een leerling wordt met enige bombarie uit de les gehaald omdat hij/zij ‘iets’ gedaan heeft (of een andere, grotere, act waarbij meer mensen (politie?) betrokken kunnen worden). Klassengesprek
Lok een klassengesprek uit. Leidraad voor gesprek: dromen, kermis, pretpark, liefde, verkeer, relaties, proefwerken, ziekte, examens, wedstrijden, nachtmerries, film, boeken, geuren, (volks)verhalen, conflicten, politiek, religie. • Leg bij het gesprek de verbinding tussen inhoud en vormgeving. (Het plaatje van de situatie en hoe het eruit ziet, geluid, geur, etc.) • Wat vind jij spannend? Wat is het spannendste dat je ooit meemaakte? Welke herinnering heb je daaraan? Was er geluid, geur, kleur? In welke omgeving was dat? Welke personen waren er? Door hier nu al over te praten worden de leerlingen zich ervan bewust dat spanning méér is dan alleen een plaatje in hun hoofd. Dit kunnen ze later gebruiken om hun werkstuk completer te maken. • Nét niet is vaak heel spannend. Wanneer een gebeurtenis anders verloopt dan het verwachtingspatroon, levert dat ook spanning op. Mindmap
In de oriëntatiefase kan het maken van een ‘mindmap’ of ‘begrippennetwerk’ een actieve manier zijn om leerlingen op ideeën te brengen. Een landkaart van ideeën en gedachten kan op de volgende manier ontstaan: Neem een groot vel papier voor je. Teken in het midden een cirkel. Schrijf in die cirkel het thema: Spanning. Laat je gedachten de vrije loop en spreek je fantasie aan. Wat roept het thema allemaal bij je op? Werp geen beperkingen op en accepteer alle invallen. Schrijf, teken, kleur en plak alles wat in je opkomt om de cirkel heen. Probeer woorden of afbeeldingen die met elkaar te maken hebben bij elkaar te zetten. Verbind die groepjes door middel van een lijn met de cirkel op je vel. Die aandachtsvelden of groepen woorden kunnen weer nieuwe ideeën oproepen. Geef met kleuren en lijndiktes de onderlinge verbanden aan. Hoe minder belangrijk het woord, des te kleiner de letters bijvoorbeeld. Uiteindelijk heb je een levendige en kleurrijke landkaart van je ideeën. Die kan je voldoende inspiratie geven voor het verder uitvoeren van de opdrachten. Tip: laat deze begrippennetwerken gedurende het project in de klas hangen. Dan kan een leerling altijd even ‘bijtanken’ als dat nodig is.
Spanning Docentenhandleiding
9
Van slappe hap tot nagelbijters - pagina 4-5 Op dit sfeerblad is een aantal mogelijk spannende voorbeelden samengebracht. Bij een klassen- of groepsgesprek kunnen deze pagina’s als onderwerp of uitgangspunt dienen. Extra vragen hierbij kunnen zijn: • Waar zit spanning? • Waar of hoe voel je spanning? En waarom? (Splits dit uit in het verhaaltje in je hoofd en hoe het eruit ziet: inhoud en vormgeving.) • Hoe weet je of je iets spannend vindt? De sfeerpagina’s zijn een begin om kennis te maken met het thema Spanning. Maar het zijn allemaal afbeeldingen en dat is meteen ook de beperking. Een aantal afbeeldingen brengt associaties van geluid, tastzin, smaak en tijd met zich mee. Allemaal zaken die moeilijk in beeld te brengen zijn. Aan de andere kant liggen hier ook uitdagingen tot experiment. In de volgende fase, Hoe ga je het doen?, is ruimte om het een en ander uit te proberen. Opdracht 1 Afbeeldingen: 1 Vogelspin 2 Shelly Duval in The Shining. 3 Breakdancer 4 Michael Boogerd 5 De intocht van Christus in Brussel, James Ensor (1888, detail). 6 Bergbeklimmer 7 J. D. Wilkes, zanger van Th’Legendary Shack*Shakers. 8 Barong- en Ranga-dans, Bali, Batubulan. 9 Een aan drugs verslaafd straatkind in Bogotá, Colombia. Foto Eddy Posthuma de Boer. 10 Gisele Bundchen, Braziliaans supermodel. 11 Your Talk May Kill Your Comrades, Abram Games (1942, 74 x 48 cm). (‘One of the most successful of the posters produced by Abram Games for the War Office.’) Waar zit hier de spanning? - pagina 6-7 Afbeeldingen: 1 Object, Meret Oppenheim (1936, schotel en lepel bekleed met bont, 7,5 cm. hoog) – voelen, vervreemding 2 Pansy Metal covered Hoof, Mike Kelley (1989, detail. Het geheel bestaat uit tien zijden doeken met een oplage van elk 40 exemplaren, 134 x 96 cm) – vorm, betekenis 3 Snijden aan gras, Co Westerik (1966, olieverf en tempera op panel, 60 x 75 cm) – voelen 4 Bi-oet, Victor Vasarely (1908) – kleur, vorm 5 Headphones, Joyce Hinterberg – vervreemding 6 Unhappy, Gilbert & George (1980, 181 x 300 cm) – licht 7 Untitled, Francesco Clemente (1983, olieverf op doek, 78 x 93 ”) – kleur/betekenis 8 Nijntje, Sandra Oom (2001) – betekenis, vervreemding 9 Tamanoir, Alexander Calder (1963, geverfd staal, geïnstalleerd in Rotterdam in 1964) – vorm 10 Townshipkinderen op de trampoline, James Nachtwey (1992) – compositie 11 Eiffeltoren, Gustave Eiffel (1889, 300 m. hoog) – standpunt 12 Wie immer, Jeroen Henneman (1980, olieverf op doek) – licht, vervreemding Opdracht 2 Opdracht 2 is geschikt om in tweetallen te laten doen. Bespreek in de klas: wat klopt wel/niet/meer/minder? Opdracht 3 en 4 De opdrachten zijn bedoeld als experiment. Begeleid de leerlingen hierin door duidelijk te maken dat wat ze maken geen afgerond product moet zijn maar een proef waarin ze iets leren. Het leren en ontdekken komt voorop. Dit komt ook terug in het logboek. Eventueel kunt u de leerlingen laten kiezen voor een van deze opdrachten. Beide opdrachten zijn geschikt om in tweetallen te laten maken.
10
Spanning Docentenhandleiding
Leerlingen kunnen veel meer dan u vermoed. De gemiddelde leerling zal de opdrachten zonder probleem uit kunnen voeren en in geval van vastlopen de hulp van een klasgenoot inroepen. Wanneer u twijfelt aan de capaciteiten van uw leerlingen kunt u op de volgende websites ondersteuning vinden: • Het gebruik van PowerPoint: http://www.microsoft.com/netherlands/thuisgebruikers/tipstrucs/powerpoint/fotoalbum.aspx • Digitaal opnemen van geluid: http://www.microsoft.com/netherlands/ondernemers/tips_trucs_windows/tips_en_trucs_window sxp_10.aspx#2 • Wanneer bovenstaande links niet werken, probeer het dan met: http://www.microsoft.com/netherlands/ en zoeken naar tips. • Zoek videofragmenten bijvoorbeeld via www.google.nl, zoekwoord ‘video’. Via www.altavista.com/video/default, en zoekwoord ‘spanning’ heeft u snel een grote selectie fragmenten. • Zoek afbeeldingen bijvoorbeeld via www.google.nl, Afbeeldingen. De PowerPointpresentatie (opdracht 3) kan als huiswerk opgegeven worden en als introductie op de les met de groepsopdracht (opdracht 4) gepresenteerd. Het kan echter een lange, saaie presentatie worden als u alles laat zien. Maak een selectie of presenteer de resultaten op een website. Variant op opdracht 3: zonder computer Lees eerst opdracht 3 a t/m d door. Verdeel de werkzaamheden. Zoek een filmfragment op video of dvd. Bekijk en beluister het fragment een keer met het geluid uit en een keer met het beeld uit. Zoek nu een afbeelding van een ruimte of landschap, liefst zo groot mogelijk. Eventueel kun je hem op een kopieerapparaat vergroten. Je mag hem inkleuren. Plak de afbeelding op een vel zwart papier dat net zo groot is als een televisiescherm. Maak het papier vast aan het televisiescherm en speel het filmfragment af. Je ziet nu dus jouw afbeelding en je hoort daarbij de filmmuziek. Is het resultaat spannend geworden? Waardoor komt dat? Hoe zou je het resultaat nóg spannender kunnen maken? Opdracht 5 Huiswerkopdracht. Uitleg aan het eind van les 3, behandeling in les 4. In dit stadium mag van de leerlingen verwacht worden dat er een behoorlijk breed begrip van het thema is. Bij het opgeven van het huiswerk moet dit ook benadrukt worden. Echt zoeken naar iets bijzonders, eigens of anders een situatiebeschrijving maken. Niets meebrengen mag geen optie zijn! U zult op een of andere manier de veiligheid van meegebrachte voorwerpen moeten kunnen garanderen. Opdracht 6 Aandachtspunten bij het inrichten van de tentoonstelling: • Denk aan licht/belichting. • Kun je muziek afspelen? Stel dan een cd- of cassettespeler een beetje verdekt op in de sfeerruimte. Zet de speler op zo’n plaats dat hij gemakkelijk aan en uit kan worden gezet. Een afstandsbediening werkt ook prima. Misschien kun je een mp3-speler of diskman erbij leggen met een koptelefoon, dan heb je geen last van andere geluiden. Deze opdracht kan ook per groepje uitgewerkt worden. Of beperk de opdracht tot het maken van een etalage of het inrichten van een vitrine, dat geeft minder praktische (ruimte)problemen. Opdracht 7 t/m 9 Afbeeldingen: Opdracht 7: Uit: Vrouwe Gerfaut, De klaagzang van de verloren gewesten, Rosinski Dufaux. Opdracht 8: Masker, Kalabari Ijo, Nigeria, hout (47 cm). Opdracht 9: Balzac, Rodin (1895, detail).
Spanning Docentenhandleiding
11
Drie kunstbeschouwelijke opdrachten, waarbij een verbinding gemaakt wordt tussen vormgeving en inhoud. Eventueel kan een keuze gemaakt worden uit de opdrachten. De opdrachten zijn bedoeld om de leerling bewust te maken van mogelijke keuzes ten aanzien van beeldaspecten, vóór hij met z’n eigen kunstwerk aan de gang gaat. In principe is hij daar al mee geconfronteerd bij eerdere opdrachten waarbij hij bepaalde beeldaspecten als spanningwekkend moest herkennen. In dit geval ervaart hij wat het effect is van een bepaalde keuze. De vragen bij elke opdracht kunt u eventueel klassikaal bespreken. Tot slot van deze experimenten maakt de leerling de logboekopdracht op bladzijde 12.
4.2
Hoe ga je het doen ?
Leerdoelen
De leerling • selecteert en maakt keuzes ten aanzien van zijn eigen werk • maakt een ontwerp voor een werk dat visueel of auditief spanning opwekt • maakt een eigen werkplan • doet onderzoek naar materiaal waarmee zijn ontwerp uitgevoerd kan worden • doet onderzoek naar de beste wijze waarop zijn ontwerp uitgevoerd kan worden. Fotoverslag Kijk op dit punt in het project even vooruit naar pagina 18. Voor een volledig fotoverslag is het aan te raden al tijdens de brainstormfase te beginnen met fotograferen. Opdracht 10 Brainstorm Maak van tevoren een keuze tussen individueel, in tweetallen of groepen werken en op welke momenten dat eventueel kan veranderen. Wanneer de inleiding minder uitgebreid is geweest kan een brainstorm in een groep of in tweetallen veel resultaat opleveren. Wanneer de inleiding een complete happening is geweest, kan individueel werk volstaan. De basis voor het kunstwerk, waaraan de komende tijd gewerkt gaat worden, wordt hier gelegd. U heeft een sterk begeleidende rol. U kunt stimuleren om andere kleuren te gebruiken of andere vormen, ander materiaal, vergroten of juist verkleinen, combineren, etc. Het gebruik van tweedimensionaal, driedimensionaal, licht, geluid, etc. worden hier bedacht. U bepaalt welke factoren u toelaat in het proces (tijd is bijvoorbeeld lastig). Hou in dit stadium het aantal mogelijkheden waaruit gekozen kan worden nog even open. Vaak wordt er nog van idee veranderd wanneer er aan iets gewerkt wordt. Ideeën roepen ideeën op. Hoe worden de beeldaspecten gebruikt? Wat is de bijdrage van materiaal en techniek in dit proces?. Als een leerling een beeld in zijn hoofd heeft maar dat slecht kan verbeelden, zijn er verschillende opties om toch tot een beeld te komen. Wanneer een digitale camera aanwezig is, ligt het voor de hand om een foto te ensceneren, uit te printen, op een kopieerapparaat te vergroten en daarop verder te werken. Dit laatste kan natuurlijk ook met meegebracht beeldmateriaal. Uitdagingen aan de leerlingen: • Let op afmetingen; héél klein of héél groot kan verrassend werken. • Voeg geluid of geur toe aan je beeld. • Laat je beeld afwisselend wel en niet zien. • Geef je beeld een onverwachte of spannende textuur. • Maak je beeld van eetbare zaken, met onverwachte kleur, geur of smaak. We willen duidelijk niets uitsluiten. De enige beperkende factor is wat u of de school voor mogelijkheden wilt/kunt geven. Let op: voorkom dat leerlingen de krachtige beelden van de inleiding gaan reproduceren. Opdracht 12 Deze opdracht kan ook als huiswerkopdracht worden gegeven.
12
Spanning Docentenhandleiding
Tips - pagina 16 Tips voor het werken in het platte vlak
• Schetsen mag je ook in kleur doen. • Wanneer je niet precies weet hoe iets eruit ziet, kijk dan naar je meegebrachte beeldmateriaal, naar de tentoonstelling of naar het beeldmateriaal van iemand anders. Mocht dat allemaal niet helpen, vraag dan je docent hoe je dit kunt oplossen (digitale camera, internet, printen, kopiëren, vergroten, overtrekken, overschilderen, etc.). • Bespreek met je docent in welke materialen je verder kunt werken en probeer dat. Tips voor het ruimtelijk werken
• Maak met papier, karton, ijzerdraad, schaar en lijm eerst een voorlopige opzet in het klein (maximaal 20 cm hoogte). Let goed op de lichtwerking. • Bedenk wat jouw standpunt moet gaan worden en hoe dichtbij je staat (inzoomen, afsnijding). • Bespreek met je docent in welke materialen je verder kunt werken en probeer dat. Tips voor het werken met muziek
• Ga je met een groepje leerlingen muziek maken? Stel iemand aan als leider. De leider is niet de bedenker van de muziek maar neemt wel letterlijk de leiding als de muziek wordt ingestudeerd. • Wat wil je met de muziek vertellen? Maak een verhaaltje waar het muziekstuk over gaat. • Kies de instrumenten waarmee je de muziek wilt maken. Dit kunnen ook allerlei voorwerpen zijn waarmee je geluid kunt maken zoals: stokken, potten, krukken, bakken, deksels, etc. • Maak voor jezelf een schema waarin staat hoelang verschillende onderdelen duren. In dit schema zet je met een teken ook of de muziek zacht (Z) of hard (H) is. Of als de muziek van zacht naar hard (<) of van hard naar zacht (>) gaat. • Neem de muziek tijdens het instuderen ook eens op en vertel elkaar wat je er goed en minder goed aan vindt. Tips voor het werken met rap / een gedicht
De volgende tips zijn geschreven voor het maken van een rap. Maak je een gedicht? Sla dan de gedeeltes die met muziek te maken hebben over. • Kies een onderwerp en bedenk welke boodschap je wilt uitdragen. Het onderwerp van een rap bepaalt vaak de stijl van een rap. • Je mag als voorbeeld de muziek van een bestaande rap gebruiken. • Bedenk hoe je de raptekst wilt opbouwen. • Gaat de tekst over jezelf of over een ander? Schrijf je in de ik-vorm of niet? • Schrijf je een algemeen verhaaltje of ben je heel persoonlijk? Voor wie is de tekst bedoeld? • Schrijf alvast een aantal steekwoorden op. Bijvoorbeeld per couplet. • Kies een rapvorm. Vaak is de rap een rijmende tekst die je uitspreekt op het ritme van muziek. Je kunt ook ritmes maken met behulp van geluiden die je met je eigen stem maakt (human beatbox). Rijmen hoeft niet persé maar werkt vaak wel het gemakkelijkst. • Gebruik een rapslang- of rijmwoordenboek (die je vaak op internetsites kunt vinden onder ‘rijmwoordenboek’ of ‘rhyming dictionary’) om zoveel mogelijk rijmwoorden te bedenken. Bedenk ook welk rijmschema je wilt gaan toepassen. • Is de raptekst klaar? Je kunt ’m rappen op de voorbeeldmuziek, maar je kunt ook nieuwe muziek bij de tekst bedenken. Tips voor het werken met dans
• Stel iemand aan als leider van de groep. De leider is niet de bedenker van de bewegingen en de choreografie maar neemt wel letterlijk de leiding als de bewegingen worden ingestudeerd. • Wat wil je vertellen met de dans? Kies muziek uit die daarbij past. • Maak een schema van het verloop van de muziek. • Hoeveel tellen heeft één maat? • Hoeveel maten hebben de coupletten en het refrein? • Geef de bewegingen een naam; dat werkt lekkerder. • Schrijf op in hoeveel tellen de beweging wordt gemaakt.
Spanning Docentenhandleiding
13
• Teken een plattegrond van de ruimte die je voor de dans gebruikt. Teken daarin met cirkels en pijlen waar elke danser staat en (eventueel) heengaat. • Bedenk welke bewegingen de groep op het toneel gaat maken. Tips: - iedere danser kan hetzelfde doen - je kunt twee groepen dansers tegenover elkaar zetten - je kunt een danser in een kring zetten - houd het vooral eenvoudig. • Teken pijlen en cirkels op je plattegrond om een pad aan te geven waar jij zelf zult gaan dansen: gebruik dit als geheugensteun bij het repeteren. Tips voor het werken met video / film
• Kies alleen voor video/film als je zeker weet dat iemand met filmervaring je wil helpen als dat nodig is. Dat kan een leraar zijn maar ook een klasgenoot die veel verstand van opnemen heeft. • Film maak je een groepje leerlingen. Beslis samen wiens idee het beste is. • Maak van dit idee een filmscript. Dit is een boekje waarin staat: • de dialogen: datgene wat iedereen zegt • aanwijzingen voor de regisseur: Wat en hoe moet iedereen doen? Wanneer komt wie • op? Hoe moet je kijken? Wat voor kleren moet je aanhebben? Waar speelt een scène • zich af? • Gebruik, als dat enigszins kan, een digitale camera. • Maak het niet te ingewikkeld. Speel bijvoorbeeld alleen binnen of alleen buiten. Als je toch binnen én buiten wilt spelen, neem dan bijvoorbeeld eerst alle buitenopnames op en daarna alle binnenopnames. Later kun je deze dan weer op de computer knippen en in de goede volgorde monteren. • Let goed op dat er binnen genoeg licht is om te filmen. Logboekopdracht pagina 16-17 Bij het toestaan van tweetallen: controleer de actieve deelname van beiden.
4.3
Doen !
Leerdoelen
De leerling • maakt een werkstuk waarin hij spanningswekkende beeldaspecten verwerkt heeft • maakt een fotoverslag van zijn werkproces. Logboekopdracht fotoverslag - pagina 18 Het fotoverslag is bedoeld ter vervanging van het gewone procesverslag dat normaal gesproken bij de evaluatie gevraagd wordt: in plaats van schrijven, fotograferen. Om de opdracht serieus te kunnen maken moet deze in een vroeg stadium, vlak voor de leerlingen met hun eigen werk starten (opdracht 10) geïntroduceerd worden. Om zo weinig mogelijk woorden en tijd aan de introductie kwijt te zijn (de leerlingen willen op dat moment aan de gang) kunt u twee voorbeelden ophangen: • een serie foto’s van bijvoorbeeld een schoolreisje: een serie die ‘serie is’ omdat er duidelijk verschillende momenten vastgelegd zijn. • twee foto’s: een foute waarbij het te verbeelden object van veel te ver genomen is en eentje waarbij het object vol in beeld is. Organisatorisch is het aan te raden om elke les te eindigen met het maken van foto’s. De foto’s kunnen met eigen camera’s gemaakt worden; beter is al het fotomateriaal te verzamelen op de school (digitale) camera. U kunt dan zorgen voor de afdrukken. Wanneer de leerlingen regelmatig de fotoresultaten zien, krijgen ze de kans om een betere foto te maken als dat nodig is. In geval van nood kunnen een paar weggooicamera’s aangeschaft worden. Indien gewenst kunnen de foto’s van een analoog camera bij de fotograaf op een cd-rom gezet worden.
14
Spanning Docentenhandleiding
4.4
Laten zien !
Leerdoelen
De leerling • presenteert zijn werk • uit de wijze van presenteren blijkt inzicht in de samenhang tussen product en omgeving waarin gepresenteerd wordt. Presenteren is ook een kunst - pagina 19-21 Afbeeldingen: 4 Mobile sur deux plans, Alexander Calder (1955, metaal, draad , verf, 200 x 120 x 110 cm). 6 Project voor de beeldentuin met Drijvende Sculptuur, Marta Pan (1960-61, Kröller-Müller Museum) Dit onderdeel van het project moet een spannende afsluiting worden. De leerlingen hebben hard gewerkt en bij het presenteren van hun werkstuk kunnen ze ‘oogsten’. Daarom is dit onderdeel van groot belang. Wat zijn de mogelijkheden op school? Kan de tentoonstelling een écht Zenuwslopend Museum worden met een rondleiding voor ouders en andere genodigden? Of blijft het beperkt tot een intieme expositie in het lokaal of bijvoorbeeld de aula? Het inrichten van de tentoonstelling moet samen bekeken en voorbereid worden. Wie wil waar zijn werkstuk neerzetten en wat vinden de anderen ervan. Zijn er nog spannender suggesties? Kan een combinatie van een paar werkstukken elkaar versterken? Moet een heel lokaal verduisterd worden? Kan de hal als expositieruimte gebruikt worden? Hoe zit het dan met de veiligheid van de werkstukken? Is er ondersteunende muziek of geluid nodig? Hoe wordt dat technisch geregeld? Stimuleer de leerlingen met de juiste keuze van tentoonstellen, zodat hun werkstukken door de manier van exposeren nog beter tot hun recht komen en dat dit met recht een goede afsluiting wordt van een fantastisch project.
4.5
Terugblik
Leerdoelen
De leerling • evalueert zijn eindproduct en werkproces schriftelijk en verbaal • spreekt een waardering uit voor dit product en proces en voor zijn rol hierin. Pagina 22-23 In feite kan de evaluatie door de leerling zelfstandig worden gedaan. In deze evaluatie kan de leerling terugkijken op het eigen werkproces en het eindproduct. In de beoordeling daarna (met een grotere rol voor de docent) zal bijvoorbeeld een vraag kunnen zijn aan de leerling: Hoe kijk je zelf op het project terug? In zijn antwoord kan de leerling dan terugvallen op dit evaluatiemoment. Proces • Zijn alle stappen van het proces doorlopen? • Was alles op tijd af? • Zijn alle vastgestelde hoeveelheden schetsen, ideeën, plaatmateriaal, materiaalstudies, eindwerkstuk(en) aanwezig? • Zijn er beoordelingscriteria vastgesteld? Product Vormgeving: • Zijn de beoordelingscriteria toegepast? Zijn de beeldaspecten effectief/bewust gehanteerd? • Maak duidelijk dat er meerdere manieren zijn om naar een werk te kijken (discussie mooi/lelijk). Inhoud: • Is de inhoud duidelijk?
Spanning Docentenhandleiding
15