Socio-economische schets van de provincie Limburg Vergeleken met doelstellingen van Limburgplan
Studiedienst van de Vlaamse Regering Juni 2008
Socio-economische schets van de provincie Limburg binnen Vlaanderen, vergeleken met de doelstellingen van het Limburgplan Synthese Op economisch vlak ging het Limburg sinds 2006 terug beter. Tijdens de periode 2001 – 2006 bedroeg de reële economische groei gemiddeld 1,2% in Limburg. In 2006 presteerde Limburg met een groei van +3,7% heel goed en beter dan de meeste andere provincies. Het groeicijfer voor 2006 kwam voornamelijk tot stand door de reële groei van de arbeidsproductiviteit, eerder dan door de aanwas van de werkgelegenheid. De globale synthetische conjunctuurcurve voor Limburg piekte in augustus 2007. Nadien zette zich een dalende beweging in. Dit is in lijn met de situatie voor heel het land. In de industrie was de Limburgse conjunctuur tot april 2008 opwaarts gericht. In het Vlaamse Gewest daalde deze. Samen met Vlaams-Brabant was Limburg in 2007 de enige provincie met een daling van het aantal faillissementen. Het aantal oprichtingen van nieuwe bedrijven (zowel bij de firma’s als de eenmanszaken) nam in 2007 ook sneller toe in Limburg. Het lijkt hierbij dan ook niet te verbazen dat sinds 2007 de stijging van het aantal vacatures bij VDAB Limburg erg hoog was en op hetzelfde niveau komt als het aangroeicijfer voor het Vlaamse Gewest. Sinds 2007 overtreft het aanbod van bediendefuncties in de vacaturedatabank van de VDAB ook deze van het aantal arbeiders. Het aantal vacatures in de bouw- en de metaalsector blijft hoog en kampt met lagere vervullingspercentages (indicator die weergeeft in welke mate de beschikbare jobs ingevuld worden). Maar ook in de sector van de informatica, zakelijke dienstverlening en maatschappelijke diensten, is het vervullingspercentage lager dan in het Vlaamse Gewest. Dit alles lijkt er op te wijzen dat de doelstelling van het Limburgplan, nl. het substantieel verminderen van de werkloosheid gehaald is. Eind mei 2008 kan inderdaad worden gesteld dat dit het geval is : de werkloosheidsgraad van Limburg is niet langer meer de hoogste van gans Vlaanderen. De gemiddelde werkloosheidsgraad verbergt echter het gegeven dat de werkloosheidsgraad bij de mannen onder het cijfer voor Vlaanderen is gedaald (wat aanleiding geeft tot lage vervullingspercentages), en dat de werkloosheidsgraad bij de vrouwen de hoogste blijft van alle provincies. Oorzaak hiervan is de demografische evolutie bij de 50plussers die ook meer beroepsactief worden. Ook is het zo dat een deel van de vrouwelijke schoolverlaters in Limburg hun aansluiting op de arbeidsmarkt missen. Het blijft immers zo dat van de vrouwelijke groep schoolverlaters in Limburg gemiddeld 4 procentpunt meer dan in Vlaanderen na 1 jaar nog werkzoekend is. Voor schoolverlaters in Limburg biedt het bezit van een diploma hoger onderwijs - net zoals in de rest van Vlaanderen - betere tewerkstellingsperspectieven. Naar participatie in het hoger onderwijs blijkt dat meer Limburgers zich inschrijven aan een hogeschool of universiteit. Het academiejaar 2007-2008 is de toename volledig toe te schrijven aan het universitair onderwijs. De inschrijvingsratio voor het hoger onderwijs van jongeren voor gans het Vlaamse Gewest blijft evenwel hoger liggen (40,5% in Limburg t.o.v. 43,9% in het Vlaamse Gewest in 2006-2007). Het Limburgplan beoogt ook de ruimte om te werken en te ondernemen, te verbeteren. Uitbreiding van de beschermde oppervlakte natuur en o.a. de overnachtingscapaciteit in hotels hebben wellicht bijgedragen tot de sterke verhoging van het aantal toeristen en het verblijfstoerisme. De groente- en fruitteelt is in herstructurering : de groenteteelt in openlucht neemt recent terug toe, er komen nieuwe aanplantingen appelaars ofschoon het aantal bedrijven in deze sector jaar na jaar daalt. In de ouderenvoorzieningen is de korte termijndoelstelling inzake creatie van bijkomende rustoordbedden gehaald. Het objectief voor de lange termijn (+ 1.900 rustoordbedden) is in uitvoering. Anders is het gesteld met de uitbreiding van het aanbod inzake sociale huisvesting. De bouw van nieuwe sociale koopwoningen sluit wat dichter aan bij de vooropgestelde doelstelling doch het extra-aanbod aan huurwoningen blijft onder niveau. Toch moet hierbij opgemerkt dat de provincie Limburg tussen 2005 en 2007 een veel kleinere toename van kandidaat-huurders kende dan wat in de andere Vlaamse provincies te noteren viel.
2
1. Werkloosheid verminderen 1.1 Evolutie werkloosheid: jaargemiddelde 2007 vergeleken met jaargemiddelde 2006 Zoals in 2006 al het geval was, kende de provincie Limburg ook voor het jaar 2007 de meest gunstige evolutie van Vlaanderen. Procentueel daalde het aantal werklozen voor de provincie in zijn geheel met 20% (jaargemiddelde 2007 t.o.v. jaargemiddelde 2006), terwijl voor Vlaanderen het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) met 16,8% daalde. Opvallend is dat deze gunstige ontwikkeling zich nu over gans de provincie uitstrekt, terwijl de daling van de werkloosheid in 2006 sterker was in Noord- en Midden-Limburg dan in het zuidelijk deel van de provincie. Evolutie van het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) in de provincie Limburg
Bron: VDAB databank Arvastat, juni 2008. Niet-werkende werkzoekenden (NWWZ), naar geslacht, jaargemiddelde
Aantal Vlaams Gewest Mannen Vrouwen Totaal Limburg Mannen Vrouwen Totaal Aandeel (in %) Vlaams Gewest Mannen Vrouwen Limburg Mannen Vrouwen
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
70.956 98.691 169.647
74.848 86.461 97.632 105.422 108.781 100.754 83.994 94.803 100.562 110.174 120.211 126.563 116.008 96.402 169.651 187.023 207.806 225.633 235.344 216.762 180.396
9.373 17.482 26.855
9.914 16.375 26.289
11.825 16.981 28.806
14.351 18.959 33.310
16.314 21.053 37.367
16.541 22.196 38.737
14.287 19.934 34.221
11.499 15.861 27.360
41,8 58,2
44,1 55,9
46,2 53,8
47,0 53,0
46,7 53,3
46,2 53,8
46,5 53,5
46,6 53,4
34,9 65,1
37,7 62,3
41,1 58,9
43,1 56,9
43,7 56,3
42,7 57,3
41,7 58,3
42,0 58,0
Bron: VDAB.
3
Evolutie binnen de categorieën werkzoekenden (cijfers gemiddeld 2007 t.o.v. gemiddeld 2006) : Naar leeftijd: vergeleken met het cijfer voor Vlaanderen, is de daling van de werkloosheid in de leeftijdsgroepen <50 jaar in Limburg sterker, de daling voor de jongeren (-26%) en voor de middengroep (-25%) is telkens ongeveer 4 procentpunten beter dan het cijfer voor Vlaanderen. Het aantal werkloze 50plussers, kende in Vlaanderen in die periode een lichte daling (0,8%), in Limburg nam het aantal werklozen in deze leeftijdsgroep daarentegen toe met 1,3%. Dit is toe te wijzen aan de groep +55jarigen. 25 procent van de werklozen zijn in 2007 - zowel in Limburg als over gans Vlaanderen bekeken – ouder dan 50 jaar. Naar geslacht: zoals in Vlaanderen het geval is, daalt de werkloosheid bij de vrouwen nu ook in Limburg relatief sterker dan deze bij de mannen (dit was het jaar voordien nog niet het geval). Hun aandeel in de werkloosheid blijft evenwel nog relatief hoog. In Limburg is 58% van de werklozen van het vrouwelijke geslacht; het aandeel voor Vlaanderen is 53,4%. Naar afkomst: in Limburg daalt de werkloosheid op een jaar tijd sterk bij de groep mannen van Turkse of Maghrebijnse afkomst: -26,3% (Vlaanderen: -18,3%). Werkloosheidsgraden: de daling van het aantal werkzoekenden zorgt er voor dat de werkloosheidsgraden sterker gaan dalen in de provincie Limburg dan elders. Gemiddeld voor 2007 is de werkloosheidsgraad in Vlaanderen 6,4%. De provincie Limburg had een werkloosheidsgraad van 7,3%. Met dit cijfer is Limburg niet langer de provincie met de hoogste werkloosheidsgraad, daar deze voor de provincie Antwerpen in 2007 gemiddeld 7,6% bedroeg. Indien wordt gekeken naar de werkloosheidsgraad bij de mannen, benadert het cijfer van Limburg de werkloosheidsgraad van Vlaanderen, waar 5,4% van de mannelijke beroepsbevolking werkloos was.
Werkloosheidsgraad naar geslacht, jaargemiddelde
Vlaams Gewest Mannen Vrouwen Totaal Limburg Mannen Vrouwen Totaal
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
4,7 8,8 6,4
5,0 8,4 6,4
5,7 8,8 7,0
6,4 9,5 7,7
6,9 10,2 8,3
7,0 10,5 8,5
6,5 9,4 7,8
5,4 7,6 6,4
4,6 12,2 7,8
4,9 11,4 7,6
5,8 11,7 8,3
7,0 12,8 9,4
7,9 14,0 10,5
7,9 14,2 10,6
6,9 12,4 9,3
5,5 9,6 7,3
Bron: VDAB (werkloosheidsgraad hier bepaald door de verhouding tussen het aantal nwwz tussen 18 en 65 jaar en de beroepsbevolking tussen 18 en 65 jaar).
4
1.2 Evolutie werkloosheid: recente cijfers (toestand eind mei 2008, vergeleken met mei 2007) Aantal werkzoekenden Uit de werkloosheidsstatistieken voor de maand mei blijkt dat de gunstige evolutie zich doorzet in de provincie Limburg. Indien mei 2008 wordt vergeleken met mei 2007 kan worden vastgesteld dat: • de werkloosheid er veel sterker daalt dan in al de andere provincies (-15% t.o.v. -7 à -10% in de andere provincies), • deze daling zich in alle leeftijdscategorieën voordoet, enkel de groep werklozen ≥55 jaar kent nog een toename. Deze evolutie geldt trouwens voor gans Vlaanderen, • de werkloosheidsgraad bij de mannen onder het cijfer voor Vlaanderen zakt terwijl de werkloosheidsgraad bij de vrouwen nog steeds het hoogste is van alle provincies, • de vermindering van de werkloosheid bij de kansengroepen (langdurig werkzoekenden, etnisch niet-EU, arbeidsgehandicapten) opvallend sterker is in Limburg dan in Vlaanderen in zijn geheel, • intern binnen Limburg de daling van de werkloosheid uniform verspreid is binnen de 3 arrondissementen.
NWWZ mei 2007 Vlaams Gewest Mannen Vrouwen Totaal Limburg Mannen Vrouwen Totaal
NWWZ mei 2008
Evolutie %
Werkloosheidsgraad mei 2008 %
77.550 89.752 167.302
71.415 79.586 151.001
- 7,9 % - 11,3 % - 9,7 %
4,55 % 6,20 % 5,29 %
10.814 14.933 25.747
9.244 12.602 21.846
- 14,5 % - 15,6 % - 15,2 %
4,34 % 7,45 % 5,72 %
Bron: VDAB.
NWWZ naar origine : mei 2008 vergeleken met mei 2007
Bron: VDAB, Arvastat.
5
Werkloosheidsgraden Regionale werkloosheidsgraden, mei 2008
Bron: VDAB, Arvastat , gemiddelde Vlaams Gewest = 5,29 %.
De werkloosheidsgraden op gemeentelijk vlak dalen verder in Noord- en Midden Limburg. Ze zijn nog hoger in enkele mijngemeenten met vooral Genk en Maasmechelen en daarnaast ook in Hasselt en Tongeren. Noord-Limburg en een aantal gemeenten rond Hasselt kennen werkloosheidsgraden die lager zijn dan het cijfer voor Vlaanderen.
Regionale werkloosheidsgraden per gemeente, mei 2008
Bron: VDAB, Arvastat :, gemiddelde Limburg = 5,72 %
6
1.3
Evolutie van het aantal vacatures •
In 2007 steeg het totaal ontvangen vacatures bij de VDAB Limburg met 19% ten opzichte van 2006 (in het normaal economisch circuit, zonder interim). Deze stijging was sterker dan het jaar voordien en sloot ook beter aan bij het groeiritme voor gans Vlaanderen (+22,4% vacatures in 2007). Deze positieve evolutie in aantal werkaanbiedingen strekte zich over gans de provincie uit, met uitzondering van de stad Sint-Truiden waar er een daling van het werkaanbod te constateren viel.
•
Uit de ontvangen vacatures bij de VDAB voor de eerste 5 maanden van 2008 blijkt dat deze trend zich doorzet en versterkt : in Limburg stijgt het aantal vacatures met 9,8% indien het aanbod wordt vergeleken met dezelfde periode in 2007, terwijl de toename in het Vlaamse Gewest ‘slechts’ 1,9% bedroeg. Deze toename van vacatures is in Limburg vrij uniform verspreid, ook in het zuiden van de provincie neemt het werkaanbod toe. Enkel voor Genk kan er worden gesproken over een verminderd aanbod aan vacatures.
•
In 2007 overtrof de vraag naar bedienden ook lichtjes de vraag naar arbeiders. Dit was een trendbreuk t.o.v. het verleden. Uit de analyse van het werkaanbod van de eerste 5 maanden van 2008 blijkt dat ook deze tendens wordt versterkt : 54% van het werkaanbiedingen waren bediendefuncties. Daarbij steeg ook de vraag naar hooggeschoolden sterk, nl. met 33,6% vergeleken t.o.v. de eerste 5 maanden van 2007. Toch gaat het in aantal nog over niet zo’n groot aandeel in jobs t.o.v. het Vlaamse Gewest.
•
In de metaalsector lijkt het werkaanbod in te krimpen, dit rekening houdend met de cijfers van de laatste 5 maanden. Dit is trouwens een tendens die zich ook in Vlaanderen voordoet. Anders is het evenwel gesteld met de bouwsector in Limburg, waar terug meer vacatures worden genoteerd.
•
Het vervullingspercentage is de indicator die weergeeft in welke mate de beschikbare jobs ingevuld worden. Dit wordt berekend door de verhouding te nemen van de vervulde en de afgehandelde jobs (waarbij het aantal afgehandelde jobs = aantal vervuld + aantal geannuleerd). Deze is sinds 2007 in Limburg lager dan in de andere Vlaamse provincies en bedraagt voor mei 2008 74,6% t.o.v. 80,3% voor het Vlaamse Gewest. Dit hangt samen met de relatieve aanwezigheid binnen Limburg van sectoren met een laag vervullingspercentage zoals de bouw- en metaalsector. Maar ook in de sector van de informatica en de zakelijke dienstverlening en deze van de maatschappelijke dienstverlening (o.a. rust- en verzorgingssector) is het vervullingspercentage laag in vergelijking met Vlaanderen. Het zijn dan ook sectoren die in Limburg sterk in opmars zijn voor wat het werkaanbod betreft.
7
Vacatures VDAB naar regio : procentueel verschil aantal vacatures: cumulatief jan t/m mei 2008 t.o.v. cumulatief jan t.o.v. mei 2007, normaal economisch circuit, zonder interim
Bron: VDAB, Arvastat : Evolutie Vlaams Gewest : +1,9%, evolutie provincie Limburg : +9,8%.
Door de NWWZ te delen door de openstaande vacatures bekomt men de “spanningsindicator” : het aantal niet-werkende werkzoekenden per openstaande vacature.
Spanningsgraad per regio, in 2007
Bron: VDAB ontcijfert, nr.10, 2008.
In VDAB ontcijfert, nr.10, 2008, staat hieromtrent het volgende : “Doorgaans loopt de spanningsindicator parallel met de werkloosheid in de regio’s. De regio’s met de laagste werkloosheid zoals Kortrijk-Roeselare en Brugge worden gekenmerkt door de grootste krapte terwijl de Limburgse regio’s, waar de werkloosheid nog relatief hoog is, de minst krappe arbeidsmarkt hebben. Er zijn echter uitzonderingen: zo kampt Antwerpen in 2007, nochtans de regio met de hoogste werkloosheidsgraad van Vlaanderen, toch met een krappe arbeidsmarkt. De
8
mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt is in grootstedelijke regio’s zoals Antwerpen het grootst. (…) Voor mei 2006 moesten werkgevers uit de fruitsector die buitenlandse arbeidskrachten wensten aan te trekken eerst hun vacatures melden aan de VDAB vooraleer zij naar de dienst Migratie konden stappen. Sinds mei 2006 is de aanwerving van werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten voor een aantal knelpuntberoepen versoepeld. Werkgevers kunnen vanaf dan rechtstreeks de dienst Migratie contacteren indien zij bijvoorbeeld Polen als fruitplukker wilden tewerkstellen. Bijgevolg is het aantal ontvangen en openstaande vacatures in Tongeren sinds mei 2006 sterk gedaald. De spanningsindicator onderschat het aantal openstaande vacatures en bijgevolg ook de krapte op de Tongerse arbeidsmarkt in 2007.”
1.4 Recente evolutie van de werkgelegenheid: snelle ramingen RSZ over de loontrekkende tewerkstelling 2007 Het gaat hierbij om indicaties. Bovendien gaat het om tellingen volgens woonplaats, niet om tellingen van het daadwerkelijke aantal banen in het gebied. In het laatste kwartaal van 2007 evolueert het aantal arbeidsplaatsen op jaarbasis zowel in het Vlaamse Gewest als in Limburg in positieve zin met een aangroei van respectievelijk 2,3% en 3,1%. Aantal arbeidsplaatsen naar hoofdverblijfplaats van de werknemer
2004/4 2005/4 2006/1 2006/2 2006/3 2006/4 2007/1 2007/2 2007/3 2007/4
Vlaams Gewest 2.008.605 2.025.723 2.052.184 2.060.017 2.075.291 2.060.531 2.088.006 2.091.581 2.113.442 2.107.000
Limburg 251.503 253.783 258.764 261.209 264.592 260.653 264.671 266.660 270.797 268.800
aandeel Limburg 12,5% 12,5% 12,6% 12,7% 12,7% 12,6% 12,7% 12,7% 12,8% 12,8%
Bron: RSZ.
SD Worx becijferde dat de structurele tewerkstelling in KMO’s (dit is zonder interim-arbeid en jobstudenten) in 2006 en 2007 het sterkst toegenomen is in Limburg. Over deze twee jaren noteerde SD Worx een aangroei in Limburg met 9,1%. Dit is veruit beter dan in de overige provincies (van + 3,4% in West-Vlaanderen tot + 5,8% in Oost-Vlaanderen), wat zonder meer een goede prestatie mag genoemd worden.
9
1.5 Evolutie beroepsbevolking 2005 – 2006 (activiteitsgraad, werkzaamheidsgraad, werkloosheidsgraad) Het Steunpunt voor Werk en Sociale Economie (SWSE) maakt de arbeidsrekening op waarbij een statistisch nauwkeurig zicht wordt verkregen op de totale beroepsbevolking (aantal werklozen en totale werkende bevolking : loontrekkenden en zelfstandigen) versus de totale bevolking. Zo wordt ook zicht gekregen op de werkzaamheidsgraad. Laatst beschikbare reeks is deze van 2006. De groep op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar) kende tussen 2005 en 2006 (jaargemiddelden, berekening SWSE) in de provincie Limburg een iets kleinere aangroei dan in het Vlaamse Gewest (index 100,74 t.o.v. 100,81). De beroepsbevolking steeg in Limburg daarentegen sterker dan in het Vlaamse Gewest (index 101,52 t.o.v. 100,53). De activiteitsgraad kende in Limburg dan ook een gunstiger verloop dan in het Vlaamse Gewest, waar die zelfs zeer lichtjes daalde naar 70,5%. In deze is het van belang om te duiden dat de werkzaamheidsgraad in Limburg tussen 2005 en 2006 sterker toenam dan in het Vlaamse Gewest, waar deze slechts lichtjes steeg op één jaar tijd, terwijl in Limburg een stijging te noteren viel van 60,7% naar 62,1%. Op zich blijven activiteits- en werkzaamheidsgraden in Limburg echter lager dan het cijfer voor het Vlaamse Gewest en is de werkloosheidsgraad hoger. Tussen 2005 en 2006 evolueren werkzaamheids- en werkloosheidsgraden van Limburg naar deze van het Vlaamse Gewest, vooral voor de mannelijke bevolking, waar het verschil in werkloosheidsgraad maar 0,4 procentpunten meer bedraagt (mannelijke werkloosheidsgraad in 2006 Limburg : 6,8%, Vlaams Gewest : 6,5%).
Werkzaamheidsgraad en activiteitsgraad (15-64 jaar) in Limburg en het Vlaams Gewest, 2005 - 2006 werkzaamheidsgraad
80
60
60,7
70,7
68,2
67,7
70
activiteitsgraad
62,1
64,8
70,5 65,1
50 40 30 20 10 0 2005
2006 Limburg
Bron : SWSE.
10
2005
2006
Vlaams Gewest
•
Detaillering naar leeftijdsgroepen :
Verdeeld over de kritiekste leeftijdsgroepen (18-19 jaar, 20-24 jaar en 50-64 jaar) liggen de werkloosheidsgraden in 2006 voor de mannelijke bevolking in Limburg nagenoeg op hetzelfde niveau als dat van het Vlaamse Gewest. Het grootste verschil is te noteren bij de leeftijdsgroep +50 jaar, waar de mannelijke werkloosheidsgraad in Limburg 5,8% bedraagt terwijl deze in het Vlaamse Gewest iets lager ligt, nl. op 5,5%. Een ander verhaal is dat van de werkloosheid bij de vrouwen, waar deze in Limburg voor bovenstaande leeftijdsgroepen in 2006 steeds minstens 3 procent hoger ligt dan in het Vlaamse Gewest en de werkloosheidsgraad van de vrouwelijke 50-plussers tussen 2005 en 2006 in Limburg toch merkelijk meer stijgt dan in het Vlaamse Gewest. Deze leeftijdsgroep kende in Limburg ook een sterkere toename dan het cijfer voor het Vlaamse Gewest. Deze situatie verschilt evenwel bij de groep 18-19 jarige vrouwen die in Limburg in aantal relatief minder sterk toenam dan in het Vlaamse Gewest, doch waarvan de werkloosheidsgraad in Limburg steeg, terwijl deze daalde voor deze leeftijdsgroep in het Vlaamse Gewest. •
Werkzaamheidsgraden binnen Limburg, evolutie 2004 – 2006 :
Binnen Limburg is de werkzaamheidsgraad groter in het zuiden en het noorden van Limburg. Het Maasland kende in 2006 een gunstige evolutie (zie grafische voorstelling hieronder).
Werkzaamheidsgraden binnen Limburg, evolutie 2004 – 2006 70
60
20
Zuid-Limburg
West-Limburg
Noord-Limburg
Midden-Limburg
Maasland
30
Provincie Limburg
40
Vlaams Gewest
50
2006 2005 2004
10
0
Bron : SWSE.
11
2. Ruimte creëren om te werken en te ondernemen 2004 Bedrijventerreinen – bron: dep. EWI / VLAO aantal ha bedrijventerreinen Natuur – bron: INBO aantal ha natuur- en bosreservaten op 31/12 Landbouw – bron: FOD Economie, ADS aantal ha groenten in openlucht (mei) aantal bedrijven met groenten in openlucht (mei) aantal ha appelaars (mei) aantal bedrijven met appelaars (mei) aantal ha nieuwe aanplantingen appelaars (mei) Mobiliteit – bron: De Lijn, NMBS aantal reizigers De Lijn (X 1 miljoen) aantal voertuigkm De Lijn, incl. leerlingenvervoer (X 1 miljoen) aantal instappende reizigers NMBS op een weekdag Toerisme aantal aankomsten toeristen exclusief verhuring (X 1.000) – bron: FOD Economie, ADS aantal overnachtingen toeristen, exclusief verhuring (X 1.000) – bron: FOD Economie, ADS aantal overnachtingen toeristen in hotels (X 1.000) – bron: FOD Economie, ADS aantal actieve hotels (in augustus) – bron: FOD Economie, ADS capaciteit hotels (in augustus) – bron: FOD Economie, ADS
2005
(9.872) (9.872)
2006
2007 evolutie evolutie 06/07 04/07
n.b. 9.896*
n.b.*
n.b.*
10.121 10.734 11.317 11.809
492
1.688
2.489
2.296
2.500
2.686
186
197
280
266
267
275
8
-5
4.612 584
4.331 559
4.138 531
3.961 505
-177 -26
-651 -79
183
175
229
246
17
63
38,9
42,5
45,0
46,5
1,5
7,6
31,6
31,4
31,7
n.b.
n.b.
n.b.
11.623 12.742 13.101
n.b.
n.b.
n.b.
973
989
1.039
1.073
34
100
3.694
3.685
3.884
3.846
-38
152
524
577
641
n.b.
n.b.
n.b.
151
158
179
n.b.
n.b.
n.b.
5.200
5.366
5.641
n.b.
n.b.
n.b.
* : breuk in de statistische reeks omwille van andere rapportering (zie hieronder)
2.1
Bedrijven
Limburgplan: extra bedrijventerreinen De totale oppervlakte bedrijventerreinen werd in 2004 en 2007 op een andere manier berekend, er is m.a.w. een breuk in de historische reeks. Het cijfer voor 2004 geeft de toestand op 31/12 zoals doorgegeven door het departement EWI, het cijfer voor 2007 is de toestand voor de maand november 2007. In de tussenperiode werd de reeks opnieuw opgebouwd via een GIS-rapportering door het Vlaams Agentschap Ondernemen (VLAO). Dit impliceert het volgende : • uniforme meting voor alle provincies, vroeger: resultaat van elke GOM afzonderlijk, 12
•
juiste toerekening perceel per gemeente (in voorkomend geval); vroeger voor 100% toewijzing aan een gemeente in grensgeval.
Er kan m.a.w. enkel een situatieschets voor november 2007 worden doorgegeven omtrent totale oppervlakte en bezettingsgraad (zie diagram hieronder) : BEZETTING BEDRIJVENTERREINEN 100%
90%
80%
70%
60%
Niet-realiseerbare oppervlakte Niet-ingenomen oppervlakte
50%
Ingenomen oppervlakte 40%
30%
20%
10%
0% Antwerpen
2.2
Limburg
Oost-Vlaanderen
Vlaams-Brabant
West-Vlaanderen
Natuur
Limburgplan: uitbreiding gronden voor natuur Ten opzichte van het jaar 2004 werden 1.688 ha bijkomend aangeduid als natuur- of bosreservaat.
2.3
Landbouw
Limburgplan: uitbreiden grove groenteteelt op bedrijfsniveau verhogen van gemiddelde perceelsoppervlakte creëren van nieuw appelassortiment en inschakelen in vernieuwing appelareaal Wat de groenteteelt in open lucht betreft, neemt het teeltareaal voor het tweede opeenvolgende jaar sterk toe. Tussen mei 2004 en mei 2005 was er nog een daling van het teeltareaal. De daling van het aantal bedrijven was stopgezet in 2006 ; tegen mei 2007 nam het aantal bedrijven ook wat toe. Vermits in 2007 minder bedrijven dan in 2004 wel een grotere oppervlakte bewerkten, kan worden gesteld dat de gemiddelde bedrijfsoppervlakte toenam in deze periode. Het aantal ha appelaars in Limburg vermindert van jaar tot jaar. Toch worden er wel in de landbouwtellingen verhoudingsgewijze steeds meer nieuwe aanplantingen appelbomen genoteerd. In het recentste teljaar bleek 6,2% van het areaal nieuw te zijn aangeplant of vernieuwd, het jaar daarvoor was dat 5,5%. Of dit ook een uitbreiding van het assortiment betekent, komt niet tot uiting 13
in de statistieken. Deze houden het bij de variëteiten Golden, Boskoop, Cox, Jonagold, Jonagored en Elstar. Er is daarnaast een groep “andere” die de laatste twee jaar zo’n 17% van het teeltareaal bedraagt terwijl dit nog 13% was in 2004. In deze restgroep zijn wellicht nieuwe appelsoorten zoals de Kanzi opgenomen.
2.4
Mobiliteit
Limburgplan: wegwerken knelpunten in de verkeersdoorstroming aanleg fietspaden (ook in kader van toeristische infrastructuur) openbaar vervoer bevorderen; reizigersgroei De Lijn Enkel m.b.t. het openbaar vervoer zijn recente cijferreeksen beschikbaar die als indicator kunnen worden aangewend. Het aantal reizigers van De Lijn in Limburg groeit van jaar tot jaar, wat ook het geval is in de rest van Vlaanderen.
2.5
Toerisme
Limburgplan: meer toeristen aantrekken verhoging overnachtingcapaciteit hotelkamers In 2006 was er een merkbare verhoging van het aantal hotels en de overnachtingscapaciteit in de hotelsector. Zowel het aantal aankomsten van toeristen als het aantal overnachtingen steeg sterk t.o.v. het voorgaande jaar. Ook in 2007 steeg het aantal toeristen doch het verblijf werd korter : het aantal overnachtingen daalde met 1% tegenover 2006 (in het Vlaamse Gewest werd nog een verhoging genoteerd van 1,5%). De daling was vooral te wijten door een vermindering van Duitse toeristen en een kortere verblijfsduur van Nederlanders in de provincie, want het aantal aankomsten en overnachtingen van Belgen in Limburg steeg nog met respectievelijk 5,1% en 0,8%. Opmerking : Het aantal aankomsten komt grosso modo overeen met het aantal verblijfstoeristen. Met dat verschil dat elke toerist als een ‘aankomst’ wordt geteld telkens hij of zij een nieuwe logiesaccommodatie benut. In die zin komt het aantal aankomsten niet overeen met het aantal vakanties of zakenreizen in ons land. Een voorbeeld: trekkers kunnen meerdere aankomsten genereren tijdens één vakantie, door te verblijven in verschillende logiesinrichtingen. Het volume aan overnachtingen is de optelsom van alle verblijfsnachten die met de geregistreerde aankomsten gepaard gaan. Er werden nog geen cijfers voor 2007 ter beschikking gesteld i.v.m. de overnachtingscapaciteit hotelkamers.
14
3. Versterken van de economie 3.1
Geproduceerde welvaart
Het BBP bedroeg in 2006 24.577 euro per inwoner in Limburg. Als de waarde voor het Vlaamse Gewest gelijk gesteld wordt aan 100 bereikt Limburg een index van 81,9. Daarmee bevindt Limburg zich nog steeds achteraan de rangschikking van de vijf Vlaamse provincies. In vergelijking met 1995 (start van de regionale rekeningen volgens het ESR95-stelsel) verloor Limburg terrein t.o.v. het Vlaamse gemiddelde. De index noteerde in 1995 immers nog 87,0. Wel trad een lichte verbetering op in vergelijking met 2005 (index 81,1). Deze relatief zwakke prestatie komt zowel door een lagere arbeidsproductiviteit als door een lagere werkgelegenheidsgraad. De Limburgse arbeidsproductiviteit scoort met index 88,1 in 2006 net onder deze van WestVlaanderen. Tien jaar eerder stond West-Vlaanderen achteraan. De lagere arbeidsproductiviteit is merkbaar doorheen de meeste bedrijfstakken. De lage globale waarde voor deze indicator heeft te maken met de relatief grotere aanwezigheid van KMO’s in Limburg. Antwerpen en VlaamsBrabant halen hogere waarden mede dankzij filialen van (grotere) multinationals waar de productiviteit gewoonlijk hoger is dan in (kleinere) autochtone bedrijven. De werkgelegenheidsgraad bereikt een index van 89,8 anno 2006. De positie van Limburg op beide indicatoren verslechterde in vergelijking met tien jaren geleden. Wel is er verbetering merkbaar tegenover 2005. Limburg heeft een demografische troef. Het aandeel van de bevolking op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar) is er het hoogste van alle provincies. Wel volstaat dit op zich niet om het BBP per inwoner op het niveau van het Vlaamse Gewest te tillen. BBP PER INWONER EN COMPONENTEN ERVAN LIMBURG (Indices, Vlaamse Gewest = 100) 110
105
100
95
90
85
80 1995
1996
1997
BBP per inwoner
1998
1999
Arbeidsproductiviteit
2000
2001
2002
Werkgelegenheidsgraad
2003
2004
2005
2006
Aandeel bevolking 15-64 jaar
Bron : INR, verwerking SVR.
15
In de periode 1995-2000 deed Limburg het globaal goed. Het gemiddelde reële groeicijfer beliep toen 2,8%. Enkel Vlaams-Brabant presteerde beter. Tijdens de daarop volgende periode 2001-2006 bedroeg de reële economische groei gemiddeld 1,2% in Limburg. Dit is het laagste cijfer van alle provincies. Het Vlaamse gemiddelde was 1,8%. In 2006 presteerde Limburg met een groei van + 3,7% heel goed en liet het enkel Oost-Vlaanderen voor. Deze goede prestatie in 2006 staat in contrast met de lage groeicijfers tijdens de jaren daarvoor. In 2005 was er zelfs een lichte recessie (-0,2%). REËLE ECONOMISCHE GROEI IN LIMBURG EN HET VLAAMSE GEWEST 6
5
4
3
2
1
0 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
-1
-2 Vlaams Gewest
Bron: INR, verwerking: SVR.
16
Limburg
2003
2004
2005
2006
Door middel van een groeiboekhouding wordt de economische groei in twee termen verklaard. De reële groei van het BBP is immers gelijk aan de som van de reële groei van de arbeidsproductiviteit en de werkgelegenheidsgroei. Door de economische groei aldus te ontbinden krijgt men zicht op wat die economische groei juist bepaalt. Wordt Limburg productiever dan wel zet Limburg meer arbeid in, of is het een combinatie van beiden ? GROEIBOEKHOUDING Bijdrage arbeidsproductiviteit en werkgelegenheid tot de economische groei (in %) 3,0
2,5
2,0
1,5
1,0
0,5
0,0 Vlaams Gewest 1996-2000
Limburg 1996-2000 Reële groei arbeidsproductiviteit
Vlaams Gewest 2001-2006
Limburg 2001-2006
Groei werkgelegenheid
Bron: INR, verwerking SVR.
De reële groei van de arbeidsproductiviteit zowel als de werkgelegenheidstoename dragen in dezelfde mate bij tot de Limburgse economische groei in 2001-2006. Beide componenten zijn hoger in het Vlaamse Gewest als geheel, waarbij het verschil voor de arbeidsproductiviteit meer uitgesproken is. Er zij vermeld dat het gunstige Limburgse groeicijfer voor 2006 voornamelijk tot stand kwam door de reële groei van de arbeidsproductiviteit (+ 2,1 procentpunt), eerder dan door de aanwas van de werkgelegenheid (+ 1,6 procentpunt).
3.2
Verdiende welvaart
Het gemiddelde beschikbare inkomen bedroeg in Limburg 15.282 euro per inwoner in 2005. Limburg bekleedt daarmee de laatste positie onder de Vlaamse provincies. Bij vergelijking met het Vlaamse Gewest = 100 scoort Limburg 91,2. Dit is dezelfde score als het jaar daarvoor. In tegenstelling tot het BBP verbeterde de positie van Limburg lichtjes op tien jaar tijd: in 1995 noteerde Limburg 90,7.
17
GEPRODUCEERDE EN VERDIENDE WELVAART IN DE VLAAMSE PROVINCIES IN 2005 (Indices, Vlaamse Gewest = 100) 120
Gemiddeld inkomen per inwoner
Vlaams-Brabant
110
Oost-Vlaanderen 80
90
100 100
110
Antwerpen 120
West-Vlaanderen Limburg
90
80 BBP per inwoner
Bron : INR, verwerking : SVR.
3.3
Euregio Maas-Rijn
De provincie Limburg maakt samen met Luik, de Oostkantons (als deel van de provincie Luik), de regio Aken en Nederlands Zuid-Limburg deel uit van de Euregio Maas-Rijn. De bedoeling van de Euregio’s is de relaties (niet enkel op economisch vlak) tussen de grensgebieden van de Europese landen aan te halen en zo de grens als mentale en culturele barrière te slopen. Hier komt enkel het bruto binnenlands product aan bod. Om zinvol te vergelijken tussen Europese gebieden met uiteenlopende prijsniveaus worden de waarden uitgedrukt in eenheden koopkrachtpariteit (KKP). Limburg noteerde in 2005 een BBP van 21.808 euro KKP per inwoner. Dat is op het niveau van de Euregio Maas-Rijn en onder het gemiddelde van de EU-27. Binnen de Euregio Maas-Rijn is de geproduceerde welvaart het hoogst in Nederlands Zuid-Limburg. Luik (excl. de Duitstalige Gemeenschap), de Duitstalige Gemeenschap en de regio Aken doen het evenwel slechter dan Limburg. Op tien jaar tijd veranderde de positie van de deelgebieden van de Euregio Maas-Rijn nogal. In 1995 scoorde Limburg boven het gemiddelde van de Euregio en moest het in dit gebied enkel de regio Aken laten voorgaan. Nederlands Zuid-Limburg daarentegen deed het toen minder goed.
18
BBP PER INWONER IN HET VLAAMS GEWEST EN DE EUREGIO MAAS-RIJN EN DE DEELGEBIEDEN ERVAN IN 1995 EN 2005 (Indices, EU-27 = 100) Vlaams Gewest Euregio Maas-Rijn Limburg (B)
1995
Zuid-Limburg (Nl) Luik (excl, Duitst. G.) Duitstalige Gemeenschap Regio Aken
Vlaams Gewest Euregio Maas-Rijn Limburg (B)
2005
Zuid-Limburg (Nl) Luik (excl, Duitst. G.) Duitstalige Gemeenschap Regio Aken
80
90
100
110
120
130
Bron: Eurostat, AD Statistiek, bewerkingen: SVR. (NB : voor 1995 zijn geen gegevens bekend voor regio Luik (excl. Duitstalige Gemeenschap) en Duitstalige Gemeenschap)
3.4
Sectoren
Specialisatie-indices geven de verhouding weer tussen het aandeel van een bedrijfstak in de totale Limburgse economie ten opzichte van het analoge aandeel voor de Vlaamse economie als geheel. Een waarde groter dan 100 duidt erop dat de bedrijfstak in kwestie relatief belangrijker is in de Limburgse toegevoegde waarde en vice versa voor waarden kleiner dan 100. De industriële sectoren waar Limburg in gespecialiseerd is, zijn de transportmiddelen, de bouwmaterialen en de metaalproducten, afgezien van de delfstofwinning die in absolute waarde niet zo belangrijk is. De bedrijfstakken die door de OESO als (medium)-hoogtechnologisch beschouwd worden zijn eveneens relatief sterker vertegenwoordigd in Limburg (index 127 in 2006, d.w.z. dat deze bedrijfstakken 1,27 X zo belangrijk zijn in de Limburgse toegevoegde waarde dan in de Vlaamse). In de tertiaire sector is het opvallend dat Limburg naar verhouding sterker vertegenwoordigd is in de niet-marktdiensten: openbaar bestuur, onderwijs en gezondheidszorg & maatschappelijke dienstverlening. De kennisintensieve diensten, zoals door Eurostat omschreven, zijn geen Limburgse specialisatie (index 85 in 2006). Nu is het zo dat een aantal bedrijfstakken die daaronder ressorteren eerder gedijen in grootstedelijke gebieden, bijvoorbeeld de financiële instellingen en zakelijke diensten (in het Brusselse Gewest of de rand rond Brussel).
19
Tabel: Specialisatie-indices van de Limburgse sectoren in 1995 en 2006
1995
2006
Primaire sector
150
118
Delfstoffen Voeding Textiel en confectie Houtindustrie Papier, drukkerijen Aardolieraffinage, kernenergie Chemie en kunststof Bouwmaterialen Metaalproducten Machines en apparaten Elektrische apparaten en instrumenten Transportmiddelen Overige industrie Nutsindustrie Bouw
305 60 41 106 125 10 92 212 182 45 91 291 105 66 121
406 82 57 80 103 0 83 257 160 64 108 263 137 82 124
Handel en reparatie Horeca Vervoer en communicatie Banken en verzekeringen Zakelijke diensten en onroerend goed Openbaar bestuur Onderwijs Gezondheidszorg en maatschappelijke diensten Sociaal-culturele en persoonlijke diensten Huishoudpersoneel
75 100 67 73 87 133 118 103 78 96
81 107 77 73 88 133 119 113 74 126
Totale Limburgse toegevoegde waarde (*)
100
100
High-tech en medium high-tech industrie Kennisintensieve diensten
129 86
127 85
Bron: INR, verwerking SVR. * : Totaal gelijk aan 100 gesteld, de indices van de bedrijfstakken >100 wijzen op een oververtegenwoordiging in vergelijking met het Vlaamse Gewest en vice versa voor indices <100.
3.5
Conjunctuur
De globale synthetische conjunctuurcurve voor Limburg piekte in augustus 2007. Nadien zette zich een dalende beweging in. Dit is in lijn met de verslechterende conjunctuur in heel ons land en de wereld. De recentste brutowaarde voor april 2008 was echter niet goed (er bestaat geen synthetische Vlaamse curve). In de industrie is de Limburgse conjunctuur opwaarts gericht, zij het dat de recentste brutowaarde voor april 2008 veel minder goed is. In het Vlaamse Gewest daarentegen is de conjunctuur dalende.
20
In de ruwbouw kende de conjunctuur in Limburg een quasi neutraal verloop in 2007. De recentere brutowaarden voor 2008 wijzen wel op een verslechtering. In het Vlaamse Gewest kende de conjunctuur een duidelijker dalende beweging in 2007, maar lijkt ze zich te herpakken in 2008. In de handel is er zowel in Limburg als in het Vlaamse Gewest sprake van een duidelijke conjunctuurverslechtering sedert de tweede helft van 2007. GLOBALE SYNTHETISCHE CONJUNCTUURCURVE (ongewogen) LIMBURG 0 2007
2008
-1 -2
getalwaarde
-3 -4 -5 -6 -7 -8 -9 -10 Trend
Bruto
Bron: NBB.
Het aantal faillissementen nam in Limburg met 12,2% af in 2007. Samen met Vlaams-Brabant was Limburg de enige provincie met een daling van het aantal falingen. Het Vlaamse Gewest als geheel noteerde een toename met 2,5%. In 2005 en 2006 was de groei van het totaal aantal oprichtingen iets zwakker in Limburg dan in heel het Vlaamse Gewest. Het jaar 2007 bracht verandering: het aantal oprichtingen nam dan sneller toe in Limburg, zowel bij firma’s als bij eenmanszaken. In 2007 grepen 14,1% van de Vlaamse oprichtingen in Limburg plaats, meer dan het Limburgse aandeel in het aantal bestaande Vlaamse bedrijven.
3.6
Concluderend
Limburg is structureel niet zo welvarend als geheel Vlaanderen. Vooral na 2000 verloor deze provincie terrein. Uit de gegevens blijkt dat Limburg zich herpakte in 2006 en – op basis van de beschikbare gegevens – een eind in 2007. Dat neemt niet weg dat de recente algehele conjunctuurvertraging ook Limburg in zijn greep begint te krijgen. Deze provincie is daar kwetsbaarder voor door de relatief sterkere aanwezigheid van een aantal industrietakken.
21
4. Meer ruimte voor talent Limburgplan: verhogen van deelname hoger onderwijs begeleiding van werkzoekenden, specifieke opleidingen voor werknemers bijkomende ondersteuning van startende ondernemers verhogen aantal schoolverlaters in technische richtingen, instroom in bouwsector bevorderen vormingsaanbod ouderenzorg verruimen
4.1
Hoger onderwijs
De cijfers voor het hoger onderwijs laten het volgende zien :
22
•
In het academiejaar 2006-2007 volgden iets meer Limburgse jongeren hoger onderwijs dan het academiejaar daarvoor, namelijk 40,5% ten opzichte van 39,4% (de percentages houden rekening met het dalend aantal jongeren in de leeftijdsgroep 20-24j). De deelname van Vlaamse jongeren ligt echter hoger (43,9% in 2006-2007).
•
Het aantal Limburgers dat tijdens het academiejaar 2007-2008 hoger onderwijs volgt, stijgt verder tot 20.817. Dat academiejaar kende ook de deelname aan het universitair onderwijs een sterke aangroei, namelijk tot 7.109.
•
De aangroei in het aantal Limburgse studenten hoger onderwijs bedroeg +1,5% in 20072008, tegenover +0,8% in 2006-2007, telkens ten opzichte van het voorgaande academiejaar. Deze cijfers zijn echter lager dan in het Vlaamse Gewest. Vooral de universiteiten winnen aan Limburgse studenten. Voor het academiejaar 2007-2008 was de toename er 2,9%, terwijl het aantal hogeschoolstudenten gelijk bleef.
•
Het aandeel Limburgers dat in Limburg hoger onderwijs volgde, daalde opnieuw tijdens het academiejaar 2007-2008 tot 55,1 % tegenover 57,1 % het jaar voordien. In het hogescholenonderwijs is dit aandeel 73,1%, aan de universiteiten 20,5%.
•
Het aandeel van de studenten uit het Vlaamse Gewest in het hoger onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (dit is inclusief HO in het Brusselse HG) dat in Limburgse onderwijsinstellingen onderwijs volgt, is gedaald tot 8,2% tegenover 8,6 % in 2006-2007.
Tabel : Participatie aan hoger onderwijs Studenten met woonplaats in Limburg Academiejaar : aantal studenten die in een Vlaamse hogeschool studeren (inclusief Vlaamse instellingen Brussels Hoofdstedelijk Gewest) aantal studenten die aan een Vlaamse universiteit studeren (inclusief Vlaamse instellingen Brussels Hoofdstedelijk Gewest) aantal studenten die in Vlaanderen (inclusief Vlaamse instellingen Brussels Hoofdstedelijk Gewest) hoger onderwijs volgen aantal studenten die in een Limburgse hogeschool studeren aantal studenten die in Limburg universitair onderwijs volgen
2004 - 2005
2005 - 2006
Studenten met woonplaats in Vlaams Gewest
2006 - 2007
2007 - 2008
2004 - 2005
2005 - 2006
2006 - 2007
2007 - 2008
13.555
13.645
13.705
13.708
98.658
99.568
99.550
100.994
6.537
6.703
6.907
7.109
54.454
56.391
57.786
61.138
20.092
20.348
20.512
20.817
153.112
155.959
157.336
162.132
10.132
10.213
10.241
10.021
11.484
11.624
11.718
11.526
1.434
1.425
1.480
1.458
1.776
1.761
1.835
1.806
11.566
11.638
11.721
11.479
13.260
13.385
13.553
13.332
% studenten die in een Limburgse hogeschool studeren tov studenten aan een Vlaamse hogeschool (inclusief Vlaamse instellingen Brussels Hoofdstedelijk Gewest)
74,7
74,8
74,7
73,1
11,6
11,7
11,8
11,4
% studenten die in Limburg universitair onderwijs volgen tov studenten aan een Vlaamse universiteit (inclusief Vlaamse instellingen Brussels Hoofdstedelijk Gewest)
21,9
21,3
21,4
20,5
3,3
3,1
3,2
3,0
% studenten die in Limburg hoger onderwijs volgen tov studenten hoger onderwijs aan Vlaamse instellingen (inclusief Vlaamse instellingen Brussels Hoofdstedelijk Gewest)
57,6
57,2
57,1
55,1
8,7
8,6
8,6
8,2
aantal studenten die in Vlaanderen (inclusief Vlaamse instellingen Brussels Hoofdstedelijk Gewest) hoger onderwijs volgen
20.092
20.348
20.512
20.817
153.112
155.959
157.336
162.132
aantal inwoners 20 - 24 jaar
52.749
51.674
50.595
*
366.210
361.485
358.716
*
38,1
39,4
40,5
*
41,8
43,1
43,9
*
aantal studenten die in Limburg hoger onderwijs volgen
inschrijvingsratio * aantal (op 1/1/2008) nog niet gekend
2004 - 2005 aantal studenten (ongeacht woonplaats) die in een Limburgse hogeschool studeren aantal studenten (ongeacht woonplaats) die in Limburg universitair onderwijs volgen aantal studenten (ongeacht woonplaats) die in Limburg hoger onderwijs volgen
2005 - 2006
2006 - 2007
2007 - 2008
11.595
11.745
11.824
11.662
1.800
1.815
1.916
1.967
13.395
13.560
13.740
13.629
Noot: Het gaat om hoofdinschrijvingen in de basisopleidingen en initiële lerarenopleidingen. Bron : departement Onderwijs.
23
4.2
Beroepsopleidingen VDAB
Sinds 2004 stijgt het aantal uren opleiding sterker in Limburg dan het cijfer voor het Vlaamse Gewest laat zien. In 2007 waren er minder opleidingsuren VDAB. Het aandeel van Limburg bleef hierbij nagenoeg constant en op een hoger peil dan in 2004. Naar aantal beëindigde opleidingen is de ontwikkeling anders : hier is de evolutie binnen Limburg positief doch minder gunstig dan het cijfer voor Vlaanderen. VDAB opleidingen: aantal beëindigde opleidingen voor werknemers en werkzoekenden 2004 LIM aantal 15.084 % van 11,3 TOT
VL 133.849
2005 LIM 16.005
2006 LIM 17.297
VL 147.970
10,8
VL 141.803
12,2
2007 LIM 16.098
VL 144.819
evolutie 2004/2007 LIM VL 6,7% 8,2%
11,1%
VDAB opleidingen: opleidingen voor werknemers en werkzoekenden: aantal uren evolutie 2004/2007 VL VL VL VL LIM VL aantal 2.130.788 14.475.319 2.304.567 15.011.856 2.414.319 15.091.814 2.261.412 14.192.553 6,1% 2,0% % 14,7 15,4 16,0 15,9% van TOT 2004 LIM
2005 LIM
2006 LIM
2007 LIM
Bron: VDAB.
4.3
Ondernemersopleidingen Syntra
Indien het cursusjaar 2006-2007 wordt vergeleken met het cursusjaar 2004-2005, dan blijkt dat het aantal deelnemers aan de cursisten beroepskennis bij Syntra Limburg wel gestegen is, doch het aantal cursisten bedrijfsbeheer bij Syntra Limburg daalt. Dit laatste volgt de evolutie in Vlaanderen. Het is wel zo dat de relatieve evolutie telkens beneden het cijfer voor het Vlaams Gewest ligt. Er werden nog geen telgegevens voor het werkingsjaar 2007-2008 ter beschikking gesteld.
Syntra: ondernemersopleiding : aantal cursisten bedrijfsbeheer 2004-2005 LIM 1.662
2005-2006 VL 6.904
LIM 1.550
2006-2007 VL 7.741
LIM 1.427
VL 6.513
Evolutie 2006/2007 2004/2005 LIM VL 85,9 94,3
Syntra: ondernemersopleiding : aantal cursisten beroepskennis 2004-2005 LIM 5.779
2005-2006 VL 20.913
Bron: Syntra.
24
LIM 5.876
2006-2007 VL 23.369
LIM 6.312
VL 24.295
Stijging 2006/2007 2004/2005 LIM VL 109,2 116,2
4.4
Werkzoekende schoolverlaters 2006 in 2007 : analyse VDAB
VDAB ontleedt elk jaar de situatie van de schoolverlaters in Vlaanderen, namelijk welke groepen met welke opleidingen meer of minder nog werkzoekend zijn na 1 jaar. Methodologie : voor het bepalen van het aantal schoolverlaters van 2006 wordt de telling van 2006 door het departement Onderwijs vergeleken met deze van 2007. VDAB houdt eveneens een bestand bij van de schoolverlaters die zich als werkzoekende inschrijven in de periode februari 2006 tot en met januari 2007. Door het departement Onderwijs werd dit VDAB-bestand vergeleken met het onderwijsbestand. Van alle schoolverlaters die in het VDAB-schoolverlatersbestand voorkomen wordt nagegaan wie 1 jaar na het verlaten van de school nog als werkzoekende staat ingeschreven. Het is wel zo dat schoolverlaters die één of meerdere jaren in het buitenland gestudeerd hebben of studies volgden in een niet erkende onderwijsinstelling of in een onderwijsinstelling die niet onder de bevoegdheid valt van het departement Onderwijs, niet in de bestanden voorkomen. Omtrent de geografische spreiding van de schoolverlaters, schrijft VDAB in haar rapport “23ste studie 2006-2007. Werkzoekende schoolverlaters in Vlaanderen” zelf het volgende : “Hoewel Limburg het kleinste aantal schoolverlaters telt, blijft het in deze provincie het moeilijkst voor schoolverlaters om hun plaats op de arbeidsmarkt te veroveren. 13,6% is nog werkzoekend na 1 jaar en 4,1% van hen kon geen werkervaring opdoen gedurende dat jaar. T.o.v. de vorige editie is de toestand merkbaar verbeterd in alle provincies maar de onderlinge verhoudingen blijven ongewijzigd. Uitgesplitst naar geslacht blijkt dat de mannelijke schoolverlaters in Limburg beter aan de bak komen. Met een rest% van 12,6% zitten ze dicht in de buurt van dat van de provincie Oost-Vlaanderen terwijl Antwerpen zelfs onder 12% zakt. In tegenstelling tot de mannen kunnen de vrouwelijke schoolverlaters in Limburg de kloof met hun seksegenoten in de andere provincies niet dichten. Met een rest% van 14,6% presteren zij bijna volle 4%punt slechter dan Antwerpen. In de andere Vlaamse provincies ligt het rest% telkens onder het gemiddelde voor Vlaanderen. “(p.10) Op zich is deze analyse nagenoeg gelijklopend met deze van de voorgaande studie 2005-2006; het percentage schoolverlaters dat een jaar eerder nog werkzoekend was, lag toen hoger, nl. op 15,7% in Limburg (12,9% voor Vlaams Gewest). Onderstaande grafiek illustreert de positie van de schoolverlaters in Limburg t.o.v. het Vlaamse Gewest.
25
% schoolverlaters in 2006 en nog werkzoekend 1 jaar later
Bron:VDAB,“23ste studie 2006-2007. Werkzoekende schoolverlaters in Vlaanderen”, april 2008, p. 10.
Bijkomende ontleding van de schoolverlaters van 2006 in vergelijking met deze van 2004, en naar aandachtpunten in het Limburgplan, leert het volgende : • De groep schoolverlaters verkleint tussen 2004 en 2006 in Vlaanderen en in de provincie Limburg, alhoewel dient opgemerkt dat tussen 2005 en 2006 er terug een lichte toename te noteren viel. Deze toename was dat jaar groter in Limburg dan in het Vlaamse Gewest (het jaar voordien werd net het omgekeerde genoteerd). • Ingedeeld naar studieniveau blijft de groep BSO toenemen (in Limburg al sterker vertegenwoordigd) en daalt relatief gezien de groep TSO tussen 2004 en 2006. Hierbij dient vermeld dat er in Limburg tussen 2005 en 2006 wél terug een stijging van het aantal schoolverlaters uit de technische richtingen was, terwijl de groep voor Vlaanderen in zijn geheel verkleint. • Het aantal schoolverlaters in bouwopleidingen, neemt op 1 jaar tijd zeer lichtjes af : - 5 (totaal Vlaams Gewest: - 41). Het valt hierbij op dat vooral de 3e graad TSO Bouw minder schoolverlaters telt en het deeltijds beroepssecundair Bouw meer. Voor de schoolverlaters DBSO is in Limburg de tewerkstellingssituatie vergeleken met de voorgaande studie schoolverlaters erg verbeterd : 13,9% is nog werkzoekend na 1 jaar, voor Vlaanderen is dit 22,3%. • Bekeken naar de samenstelling van de groep schoolverlaters met “afgeronde opleiding” (voor SO enkel TSO3, ASO3 en BSO3+ BSO4) valt het op dat tussen 2004 en 2006 de groep ‘overige’ in Limburg vergroot naar 16,8% terwijl deze in Vlaanderen verkleint naar 16,1%. In deze groep zitten schoolverlaters uit een studierichting met minder gunstige tewerkstellingsperpectieven en/of zonder einddiploma. • Het aantal schoolverlaters in het hoger onderwijs geriatrische verpleegkunde en sociale verpleegkunde neemt in Limburg toe tussen 2005 en 2006 (niet voor Vlaanderen in zijn geheel) hoewel een aantal van 36 schoolverlaters niet erg hoog is : de helft van deze schoolverlaters is blijkbaar al zeker van werk want schrijft zich zelfs niet in bij de VDAB. • Bij de hogere opleidingen zijn het vooral deze van 1 cyclus die in Limburg relatief veel schoolverlaters tellen ; het aantal universitaire schoolverlaters dat zich in Limburg op de arbeidsmarkt aanbiedt, daalt met 8,2% tussen 2005 en 2006, terwijl deze groep lichtjes toeneemt in Vlaanderen. • Ook in 2006 bleef het aandeel hoogopgeleide schoolverlaters in Limburg lager in vergelijking met het cijfer voor Vlaanderen. 26
Schoolverlaters in de provincie Limburg en het Vlaamse Gewest, naar studieniveau in 2004 en 2006
Bron : VDAB, 21e en 23e studie schoolverlaters, bewerking SVR.
27
5. Uitbreidingsmogelijkheden voor zorg en werk Limburgplan: 1.900 bijkomende rustoordbedden versneld creëren; waarvan 400 op korte termijn extra jobs in ouderensector, thuiszorg
5.1
Ouderenvoorzieningen Limburg 2004
Aantal bestaande plaatsen in rusthuizen op 31/12/ Aantal geplande plaatsen in rusthuizen op 31/12/ Aantal bestaande en geplande plaatsen in rusthuizen op 31/12 Aantal bestaande plaatsen in serviceflats op 31/12/ Aantal geplande plaatsen in serviceflats op 31/12/ Aantal bestaande en geplande plaatsen in serviceflats op 31/12
Limburg 2005
Limburg 2006
Limburg 2007
Evolutie 2006-2007 Limburg
Evolutie 2004-2007 Limburg
Aantal gepresteerde uren gezinszorg per jaar* Gepresteerde gezinshulp (uren per huishouden) * Vlaams Gewest Gepresteerde gezinshulp (uren per huishouden) *
5.167
5.400
5.618
218
606
12,1
3,5
1.416
1.866
2.413
2.779
366
1.363
96,3
44,6
6.428
7.033
7.813
8.397
584
1.969
30,6
8,1
986
1.026
1.031
1.186
155
200
20,3
9,2
396
445
898
1.196
298
800
202,0
66,0
1.382
1.471
1.929
2.382
453
1.000
72,4
25,3
Vl. Gew. 2007
40,98
41,09
42,04
43,08
1,04
2,10
58,97
8,06
8,16
8,03
9,09
1,06
1,03
12,31
52,55
55,93
60,82
64,39
3,57
11,84
69,52
11,30
11,70
15,02
18,27
3,25
6,97
19,74
1.693.005
1.716.968
1.693.432*
n.b.
5,44
5,52
5,25*
n.b.
5,64
5,58
5,37*
n.b.
Bron: departement WVG.(* : wijziging in telmethode in 2006). 28
Evolutie 2004-2007 Vlaams Gewest In %
5.012
Limburg Aantal bestaande rusthuisbedden per 1.000 inwoners >65 jaar Aantal bestaande plaatsen serviceflats per 1.000 inwoners >65 jaar Aantal bestaande en geplande plaatsen rusthuizen per 1.000 inw. >65 jaar Aantal bestaande en geplande plaatsen serviceflats per 1.000 inw. >65 jaar
Evolutie 2004-2007 Limburg in %
In 2007 zijn er 218 effectieve plaatsen bijgekomen in de Limburgse rusthuizen. Dit impliceert een totaal van 606 extra plaatsen in 3 jaar tijd, hetgeen een toename is van 12,1% ten opzichte van 2004. Hiermede is ook de doelstelling van 400 extra rustoordbedden op korte termijn gerealiseerd. Voor gans het Vlaamse Gewest bedroeg de toename sinds 2004 2.146 plaatsen. Dit wil dus zeggen dat 28,2% van de creatie van bijkomende rusthuisbedden, in Limburg werd gerealiseerd. In 2007 waren in Limburg nog eens 2.779 rusthuisplaatsen gepland en/of in uitvoering. Dit zijn er 1.363 meer dan in 2004, zodat ook de langere termijndoelstelling (1.900 extra rustoordbedden) in uitvoering is. Het aantal plaatsen in serviceflats is vooral het laatste jaar toegenomen, namelijk met 155 eenheden (200 eenheden sinds 2004). Voor gans het Vlaamse Gewest bedroeg de toename sinds 2004 1.124 plaatsen. Dit wil dus zeggen dat 17,8% van de creatie van bijkomende serviceflats, in Limburg werd gerealiseerd. De groeicijfers liggen in Limburg opmerkelijk hoger dan in het Vlaamse Gewest. De toename van het aantal rusthuisbedden en serviceflatwoongelegenheden komt ook tot uitdrukking als die uitgedrukt wordt per 1000 inwoners ouder dan 65 jaar en m.a.w. rekening wordt gehouden met de vergrijzing van de bevolking. Op 31/12/2007 was het aantal bestaande en geplande plaatsen in rusthuizen per 1.000 inwoners >65 jaar gestegen tot 64,4 terwijl dit 52,6 was in 2004 (cijfers voor het Vlaamse Gewest : 69,5 in 2007 t.o.v. 66,3 in 2004). Voor de serviceflats waren er toen 18,3 plaatsen bestaand of gepland per 1.000 inwoners >65 jaar ; voor het Vlaamse Gewest was dit cijfer 19,7. Residentiële ouderenvoorzieningen : aantal bestaande en geplande eenheden per 1.000 inw >65 jaar
80 70 60
rusthuisbedden Vlaams Gewest
50
rusthuisbedden Limburg
40
serviceflats Vlaams Gewest
30 serviceflats Limburg
20 10 0 2004
2005
2006
2007
Bron: departement WVG, bewerking SVR.
Thuiszorg Het betreft hier een update enkel voor het jaar 2006. De statistiek is echter niet meer vergelijkbaar met de voorbije periode : 2006 bevat enkel de effectief gepresteerde en gesubsidieerde uren gezinszorg, 2005 bevat de gepresteerde (inclusief gelijkgestelde) uren en ook niet-gesubsidieerde uren gezinszorg. De uren van 2005 liggen dan ook hoger dan deze van 2006. Voor 2006 komt het aantal uren gepresteerde gezinshulp per huishouden op 5,25 te liggen. Het cijfer voor het Vlaamse Gewest is 5,37. 29
5.2
Sociale huisvesting
Uitbreiding aanbod sociale huurwoningen : Patrimonium huurwoningen VMSW * Aantal nieuw opgeleverde sociale koopwoningen* Kandidaat-huurders sociale woning op 31/12 bij de VMSW Mediaan wachttijd sociale woning in dagen bij de VMSW
Limburgplan
2004
2005
2006
2007
+ 500 sociale huurwoningen jaarlijks
+ 151
+ 325
+ 280
+ 214
220 jaarlijks
226
177
229
166
13.578
12.003
13.834
n.b.
637
674
1.121
1.206
Bron: VMSW
(*): voor deze cijferreeksen werd de uitbreiding van het aanbod in aanmerking genomen, deze wijkt enigszins af van de reeks oplevering van nieuwe woningen. Voor huurwoningen gaat het om de optelsom van sociaal verhuurde woningen + leegstand + verhuurd buiten het sociaal huurstelsel VMSW door bv. CAW’s (telkens verschil tussen toestand 31/12) Ook in 2007 werd de in het Limburgplan vooropgestelde norm van bijkomende sociale woningen niet gehaald. De bouw van nieuwe koopwoningen sluit dichter aan bij de vooropgestelde doelstelling (in 2006 werd deze gerealiseerd). Daarenboven ligt het aandeel van Limburg in de realisatie van nieuwe koopwoningen in Vlaanderen de laatste jaren steeds boven de 20% (in 2006 : 33%). Voor wat de huurwoningen betreft, is het aandeel van Limburg in 2007 gedaald naar 13,8% (de 2 voorgaande jaren nog 18 à 19%). De nieuwe sociale huurwoningen zijn de laatste jaren overwegend appartementen. Toch blijft er in de sector van de sociale huisvesting in Limburg nog een groot aanbod van huurhuizen (61%) terwijl er over gans Vlaanderen bekeken het aandeel van de appartementen in de sociale huisvesting groter is (51%). De mediaan wachttijd voor een sociale woning en het aantal kandidaat-huurders kent een sterke toename. Relatief bekeken, is de toename 2004 – 2006 van het aantal kandidaat-huurders evenwel kleiner dan het cijfer voor het Vlaams Gewest in zijn geheel, nl. + 1,89 % in Limburg t.o.v. + 4,86 % voor het Vlaamse Gewest. Indien rekening wordt gehouden met het aantal uniek geïdentificeerde kandidaat-huurders (een uitzuivering van de statistiek die om de 2 jaar wordt doorgevoerd) is het zo dat het aantal kandidaat-huurders op 2 jaar tijd – namelijk tussen midden 2005 en midden 2007 – met 195 kandidaten is toegenomen terwijl er in de andere provincies schommelde tussen de 1.500 en 2.500 kandidaten bijkwamen. Hierdoor vermindert ook het aandeel van de provincie in de wachtlijsten voor een sociale woning tot 14,5%. Aantal kandidaat-huurders per provincie van voorkeur : Provincie
Antwerpen Limburg OostVlaanderen VlaamsBrabant WestVlaanderen totaal
Midden 2007 Aantal Aandeel 25.175 32,28% 11.292 14,48%
2006 Aantal Aandeel 31.261 33,27% 13.834 14,72%
Kandidaat-huurders 2005 Aantal Aandeel 26.153 33,25% 12.003 15,26%
Midden 2005 Aantal Aandeel 22.635 32,67% 11.097 16,02%
Aantal 29.036 13.578
2004 Aandeel 32,41% 15,15%
17.302
22,18%
21.076
22,43%
17.264
21,95%
15.239
21,99%
19.827
22,13%
9.502
12,18%
10.846
11,54%
9.299
11,82%
8.044
11,61%
10.525
11,75%
14.730
18,88%
16.938
18,03%
13.948
17,73%
12.272
17,71%
16.637
18,57%
78.001
100%
93.955
100%
78.667
100%
69.287
100%
89.603
100%
Bron: VMSW. 30
5.3
Sociale economie
Limburgplan: werkplaatsen creëren in: ouderensector, energiesector, buurt- en nabijheiddiensten in de thuiszorg en groendiensten: +250 bijkomende jobs. > Er is geen update voor 2007 beschikbaar. Hieronder volgen de cijfers reeds eerder opgenomen in een vorig rapport. Aantal initiatieven en het gemiddeld aantal gesubsidieerde VTE doelgroepwerknemers en VTE omkaderingspersoneel voor de verschillende werkvormen van de sociale economie in de provincie Limburg en het Vlaams Gewest, in 2006
Initiatieven: Provincie Limburg Vlaams Gewest Doelgroepwerknemers: Provincie Limburg Vlaams Gewest Omkaderingspersoneel: Provincie Limburg Vlaams Gewest * **
Beschutte werkplaatsen
Sociale werkplaatsen
Invoegbedrijven Lokale dienstenecon.
8 68
20 101
22 154
36 123
1.014 12.718
433 2.321
84 1.211
** 590
151 1.842
83 451
* *
** 64
omkaderingspersoneel in invoegbedrijven wordt niet gesubsidieerd voorziene VTE doelgroepwerknemers en omkaderingspersoneel: 169
Bron: Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie (VSAWSE)
In geheel Vlaanderen werden in 2006 in de beschutte en sociale werkplaatsen en de invoegbedrijven in totaal gemiddeld 16.250 VTE doelgroepwerknemers tewerk gesteld. De provincie Limburg is goed voor 9,4% van deze werknemers. Het zwaartepunt van de tewerkstelling in de sociale economie in Vlaanderen ligt duidelijk bij de beschutte werkplaatsen. Zij stellen goed drie kwart van de VTE doelgroepwerknemers te werk (zonder de lokale diensteneconomie). In de provincie Limburg ligt dat aandeel lager (66%). Daartegenover staat dat hoewel in absolute aantallen ook in de provincie Limburg de beschutte werkplaatsen het meeste aantal doelgroepwerknemers te werk stellen, het relatieve aandeel van de sociale werkplaatsen in Limburg (28%) duidelijk hoger ligt dan in het Vlaamse Gewest (14%).
************************
31
Bijlagen: 1. NWWZ naar regio – Vlaanderen mei 2008, bron: VDAB. 2. Werkloosheidsgraden – Vlaanderen mei 2008, bron: VDAB. 3. Kengetallen werkloosheid – Provincie Limburg mei 2008, bron: VDAB. 4. Vacatures normaal economisch circuit (zonder interim) – indeling naar regio – Vlaanderen mei 2008, bron: VDAB. 5. Aantal schoolverlaters 2006 Limburg – Vlaams Gewest, nog werkzoekend na 1 jaar 6. Evolutie 2005 – 2006 van de beroepsbevolking en bevolking op beroepsactieve leeftijd, in de provincie Limburg en Vlaams Gewest, bron: SWSE, bewerking SVR. 7. Evolutie van activiteitsgraad, werkzaamheidsgraad en werkloosheidsgraad in de provincie Limburg en Vlaams Gewest voor de jaren 2005 en 2006
32
1.
NWWZ naar regio – Vlaanderen mei 2008 (bron VDAB)
33
2.
34
Werkloosheidsgraden – Vlaanderen mei 2008 (bron : VDAB)
3.
Kengetallen werkloosheid – Provincie Limburg mei 2008 (bron : VDAB)
35
4.
36
Vacatures normaal economisch circuit (zonder interim) – Indeling naar regio Vlaanderen mei 2008 (bron : VDAB)
5. Aantal schoolverlaters 2006, nog werkzoekend na 1 jaar – Limburg, Vlaams Gewest (bron : VDAB) Aantal schoolverlaters 2006 Limburg ingeschr. % aantal schoolverl. VDAB
alle schoolverlaters Limburg TSO 2e graad TSO 3e graad totaal TSO DBSO - Bouw BSO - 2e graad - Bouw BSO - 3e en 4e graad - Bouw TSO - 2e graad - Bouw TSO - 3e graad - Bouw totaal Bouw HO - geriatrische verpleegkunde HO - sociale verpleegkunde totaal totaal HO 1 cyclus totaal HO 2 cycli universitair onderwijs totaal hoger onderwijs
nog % werkzoek. na 1 j
zonder % werkerv.
10.890
7.458 68,5
1.482
13,6
443
4,1
150 1.955 2.105
98 65,3 1.257 64,3 1.355 64,4
36 256 292
24,0 13,1 13,9
7 90 97
4,7 4,6 4,6
94,4 91,4 88,6 50,0 57,1 87,0
5 14 5 0 0 24
13,9 40,0 11,4 0,0 0,0 18,3
1 3 0 0 0 4
2,8 8,6 0,0 0,0 0,0 3,1
12
3 25,0
0
0,0
0
0,0
24 36
17 70,8 20 55,6
0 0
0,0 0,0
0 0
0,0 0,0
183 36 64 283
7,5 7,4 5,7 7,0
35 9 19 63
1,4 1,8 1,7 1,6
36 35 44 2 14 131
2.435 487 1.127 4.049
34 32 39 1 8 114
1.863 333 577 2.773
76,5 68,4 51,2 68,5
Aantal schoolverlaters 2006 Vlaams Gewest aantal ingeschr. % schoolverl. VDAB
nog % werkzoek. na 1 j
zonder % werkerv.
alle schoolverlaters Vlaams Gewest
77.766
49.874 64,1
8.515
10,9
2.332
3,0
TSO 2e graad TSO 3e graad totaal TSO
1.184 13.017 14.201
734 62,0 8.326 64,0 9.060 63,8
229 1.316 1.545
19,3 10,1 10,9
68 412 480
5,7 3,2 3,4
92,3 91,4 73,8 46,7 61,9 79,0
55 66 45 1 10 177
22,3 25,8 8,0 6,7 5,5 14,0
14 16 7 1 1 39
5,7 6,3 1,2 6,7 0,6 3,1
73
16 21,9
0
0,0
0
0,0
151 224
79 52,3 95 42,4
2 2
1,3 0,9
0 0
0,0 0,0
918 310 582 1.810
5,6 6,6 5,4 5,7
172 78 166 416
1,0 1,7 1,5 1,3
DBSO - Bouw BSO - 2e graad - Bouw BSO - 3e en 4e graad - Bouw TSO - 2e graad - Bouw TSO - 3e graad - Bouw totaal Bouw HO - geriatrische verpleegkunde HO - sociale verpleegkunde totaal totaal HO 1 cyclus totaal HO 2 cycli universitair onderwijs totaal hoger onderwijs
247 256 562 15 181 1.261
16.534 4.702 10.799 32.035
228 234 415 7 112 996
11.601 2.942 5.362 19.905
70,2 62,6 49,7 62,1
37
Bijlage 6: evolutie 2005 – 2006 van de beroepsbevolking en bevolking op beroepsactieve leeftijd, in de provincie Limburg en Vlaams Gewest Regio
Gesl.
Leeftijd
Jaar
Prov. Limburg Prov. Limburg Prov. Limburg
man vrouw totaal
15-64 15-64 15-64
2005 2005 2005
281.430 272.109 553.539
209.279 165.484 374.763
2006 2006 2006
283.378 274.270 557.648
Vlaams Gewest Vlaams Gewest Vlaams Gewest
man vrouw totaal
15-64 15-64 15-64
2005 2005 2005
2.017.205 1.969.171 3.986.376
1.552.747 1.264.279 2.817.026
2006 2006 2006
Prov. Limburg Prov. Limburg Prov. Limburg Prov. Limburg Prov. Limburg Prov. Limburg
man man man man man man
18-19 20-24 50-54 55-59 60-64 50-64
2005 2005 2005 2005 2005 2005
9.901 26.446 30.046 26.529 20.226 76.801
3.609 19.984 23.813 15.072 4.919 43.804
Vlaams Gewest Vlaams Gewest Vlaams Gewest Vlaams Gewest Vlaams Gewest Vlaams Gewest
man man man man man man
18-19 20-24 50-54 55-59 60-64 50-64
2005 2005 2005 2005 2005 2005
70.650 184.355 210.315 195.330 152.965 558.610
Prov. Limburg Prov. Limburg Prov. Limburg Prov. Limburg Prov. Limburg Prov. Limburg
vrouw vrouw vrouw vrouw vrouw vrouw
18-19 20-24 50-54 55-59 60-64 50-64
2005 2005 2005 2005 2005 2005
Vlaams Gewest Vlaams Gewest Vlaams Gewest Vlaams Gewest Vlaams Gewest Vlaams Gewest
vrouw vrouw vrouw vrouw vrouw vrouw
18-19 20-24 50-54 55-59 60-64 50-64
Prov. Limburg Prov. Limburg Prov. Limburg Prov. Limburg Prov. Limburg Prov. Limburg
totaal totaal totaal totaal totaal totaal
Vlaams Gewest Vlaams Gewest Vlaams Gewest Vlaams Gewest Vlaams Gewest Vlaams Gewest
totaal totaal totaal totaal totaal totaal
38
op leeftijd beroepsactief
beroepsbevolking
Jaar
op leeftijd beroepsactief
beroepsbevolking
Leeftijdsgroep index 2005=100
Beroepsbevolking index 2005=100
211.210 169.266 380.475
100,69 100,79 100,74
100,92 102,29 101,52
2.033.003 1.985.644 4.018.647
1.551.433 1.280.532 2.831.965
100,78 100,84 100,81
99,92 101,29 100,53
2006 2006 2006 2006 2006 2006
9.964 25.868 30.725 27.279 21.215 79.219
3.425 18.977 24.886 16.096 5.552 46.534
100,64 97,81 102,26 102,83 104,89 103,15
94,88 94,96 104,51 106,79 112,87 106,23
24.949 133.333 186.633 126.500 42.099 355.232
2006 2006 2006 2006 2006 2006
71.737 182.188 214.762 196.819 162.002 573.583
23.193 126.867 192.098 131.594 46.723 370.415
101,54 98,82 102,11 100,76 105,91 102,68
92,96 95,15 102,93 104,03 110,98 104,27
9.421 25.766 28.932 25.438 20.137 74.506
2.740 17.472 16.215 8.277 1.984 26.477
2006 2006 2006 2006 2006 2006
9.542 25.288 29.632 26.188 20.936 76.756
2.458 16.685 17.977 9.349 2.343 29.669
101,29 98,14 102,42 102,95 103,97 103,02
89,71 95,50 110,86 112,95 118,07 112,05
2005 2005 2005 2005 2005 2005
67.514 179.493 204.331 191.780 155.745 551.855
21.166 120.402 131.555 75.274 18.115 224.944
2006 2006 2006 2006 2006 2006
68.612 178.062 209.155 193.409 163.926 566.490
18.803 115.763 142.516 82.127 21.008 245.651
101,63 99,20 102,36 100,85 105,25 102,65
88,83 96,15 108,33 109,10 115,97 109,21
18-19 20-24 50-54 55-59 60-64 50-64
2005 2005 2005 2005 2005 2005
19.322 52.212 58.978 51.966 40.363 151.306
6.350 37.456 40.028 23.350 6.904 70.281
2006 2006 2006 2006 2006 2006
19.506 51.155 60.357 53.467 42.152 155.976
5.883 35.662 42.862 25.446 7.895 76.203
100,95 97,98 102,34 102,89 104,43 103,09
92,65 95,21 107,08 108,98 114,36 108,43
18-19 20-24 50-54 55-59 60-64 50-64
2005 2005 2005 2005 2005 2005
138.164 363.848 414.646 387.110 308.709 1.110.465
46.116 253.735 318.188 201.774 60.214 580.176
2006 2006 2006 2006 2006 2006
140.349 360.249 423.917 390.228 325.928 1.140.073
41.996 242.630 334.613 213.721 67.731 616.066
101,58 99,01 102,24 100,81 105,58 102,67
91,07 95,62 105,16 105,92 112,48 106,19
Bijlage 7: activiteitsgraad, werkzaamheidsgraad en werkloosheidsgraad in de provincie Limburg en Vlaams Gewest voor de jaren 2005 en 2006 Jaar
Regio
Gesl.
Leeftijd
Activiteitsgraad
Werkzaamheidsgraad
Werkloosheidsgraad
2005
Prov. Limburg
man
15-64
74,4
68,5
7,9
52,7
13,4
2006
Prov. Limburg
10,3
2006
Prov. Limburg
2006
Vlaams Gewest
Jaar
Regio
Gesl.
Leeftijd
Activiteitsgraad
2006
Prov. Limburg
man
15-64
74,5
69,5
6,8
vrouw
15-64
61,7
54,4
11,8
totaal
15-64
68,2
62,1
9,0
man
15-64
76,3
71,4
6,5
58,6
9,1
2005
Prov. Limburg
vrouw
15-64
60,8
2005
Prov. Limburg
totaal
15-64
67,7
60,7
2005
Vlaams Gewest
man
15-64
77,0
71,6
7,0
57,8
10,0
2006
Vlaams Gewest
vrouw
15-64
64,5
Werkzaamheidsgraad
Werkloosheidsgraad
2005
Vlaams Gewest
vrouw
15-64
64,2
2005
Vlaams Gewest
totaal
15-64
70,7
64,8
8,3
2006
Vlaams Gewest
totaal
15-64
70,5
65,1
7,7
2005
Prov. Limburg
man
18-19
36,5
25,1
31,0
2006
Prov. Limburg
man
18-19
34,4
26,2
23,8
2005
Prov. Limburg
man
20-24
75,6
62,4
17,4
2006
Prov. Limburg
man
20-24
73,4
63,3
13,7
2005
Prov. Limburg
man
50-64
57,0
54,1
5,2
2006
Prov. Limburg
man
50-64
58,7
55,3
5,8
2005
Vlaams Gewest
man
18-19
35,3
25,7
27,3
2006
Vlaams Gewest
man
18-19
32,3
24,6
24,0
61,1
15,5
2006
Vlaams Gewest
man
20-24
69,6
60,1
13,6
2005
Vlaams Gewest
man
20-24
72,3
2005
Vlaams Gewest
man
50-64
63,6
60,4
5,0
2006
Vlaams Gewest
man
50-64
64,6
61,0
5,5
2005
Prov. Limburg
vrouw
18-19
29,1
20,7
29,0
2006
Prov. Limburg
vrouw
18-19
25,8
18,1
29,6
20-24
67,8
53,4
21,3
20-24
66,0
53,7
18,6
31,1
12,5
2006
Provincie Limburg vrouw
50-64
38,7
33,4
13,6
2006
Vlaams Gewest
18-19
27,4
20,9
23,6
20-24
65,0
55,0
15,4
38,9
10,4
2005
Prov. Limburg
vrouw
2006
Provincie Limburg vrouw
2005
Prov. Limburg
vrouw
50-64
35,5
2005
Vlaams Gewest
vrouw
18-19
31,4
23,7
24,4
20-24
67,1
55,5
17,2
36,8
9,8
2006
Vlaams Gewest
vrouw
50-64
43,4
2005
Vlaams Gewest
vrouw
2006
Vlaams Gewest
vrouw vrouw
2005
Vlaams Gewest
vrouw
50-64
40,8
2005
Prov. Limburg
totaal
18-19
32,9
23,0
30,1
2006
Prov. Limburg
totaal
18-19
30,2
22,3
26,2
2005
Prov. Limburg
totaal
20-24
71,7
58,0
19,2
2006
Prov. Limburg
totaal
20-24
69,7
58,6
16,0
42,8
7,9
2006
Prov. Limburg
totaal
50-64
48,9
44,5
8,8
2005
Prov. Limburg
totaal
50-64
46,4
2005
Vlaams Gewest
totaal
18-19
33,4
24,7
25,9
2006
Vlaams Gewest
totaal
18-19
29,9
22,8
23,8
2005
Vlaams Gewest
totaal
20-24
69,7
58,3
16,3
2006
Vlaams Gewest
totaal
20-24
67,4
57,6
14,5
50-64
52,2
48,7
6,9
50-64
54,0
50,0
7,5
2005
Vlaams Gewest
totaal
2006
Vlaams Gewest
totaal
39