Seizoen 2: 1956-'57: DE MACHT DER MADRIDISTAS 1. De weg naar de finale Real Madrid kreeg als bekerhouder in de eerste ronde een beurt respijt. De loting spaarde Bernabeu vervolgens niet. In de achtste finale botste het op het gereputeerde Rapid Wenen, met de as van het tweede Oostenrijkse Wunderteam rondom Gerhard Hanappi en Ernst Happel. Dankzij Di Stefano stevende Real, na een propagandapartij, af op gewonnen spel: 4-2. Schijn bedroog want met een meesterlijke Weense wals en drie doelpunten van de vermaarde Ernst Happel concentreerde Rapid zich op een onvervalste stunt. Een tegengoal van Di Stefano in het zicht van het eindsignaal redde Reals meubels. De dubbeltelregel van buitenshuis gescoorde goals was nog niet bedacht. Bernabeu bedisselde met de peseta's onder tafel dat de beslissing in het eigen stadion zou vallen. Kopa leidde Real naar een 2-0 overwicht. Ernst Happel vloog het veld uit. Sporting Anderlecht leed een even smadelijke als onwaarschijnlijke 10-0 nederlaag bij Manchester United en Rapid Heerlen verloor van verdienstelijk van Rode Ster Belgrado met 3-4 en 2-0. In de kwartfinale ontbond spits Mateos zijn duivels tegen OGC Nice en na de 3-0 thuis won Real ook uit met 2-3, dankzij Di Stefano. De Franse coach Luis Carniglia maakte indruk en Bernabeu overtuigde hem om zijn succestrainer José Villalonga op te volgen. El Presidente versaagde nooit in zijn gulzige drang naar meer. Fiorentina sloop op kousenvoeten naar de finale. Zonder één glanzende prestatie dwongen de Florentijnen IFK Norrköping uit Zweden (1-1, 0-1), Grasshopper Zürich (3-1, 2-2) en Rode Ster Belgrado (0-0, 0-1) tot overgave.
Fiorentina voetbalde gecontroleerder uit dan thuis maar dat liet zich niet gevoelen in het slotstuk. Real beet zich bijna de tanden stuk op het ultra-negatieve concept van de Italianen. Toch kon het niet blind blijven voor de eigen beperkingen. In zeven wedstrijden tikte het doelgemiddelde aan tot 18-10. Liefst tien tegendoelpunten voor een dominant elftal, dat in Di Stefano een prinselijke schutter van zeven goals begroette. Bernabeu lijmde José Santamaria als rots in de branding. En bewees eens te meer zijn geoefend oog. Saporta overtuigde door het verleggen der financiële grenzen de beste achterspeler van het spectaculaire WK 1954. De Uruguayaan introduceerde de moderne verdediger. Hij verzorgde de opbouw vanuit het defensieve compartiment. Veel Realgoals startten bij Santamaria, de eerste 'libero', een uniek gegeven voor die tijd. 2. Het verhaal De witte tornado! De reputatie snelde voor Real uit. Het Engelse dagblad The Manchester Evening News toonde in de lente van 1957 een voor die tijd uniek staaltje mediatechnologie. Op de voorpagina een foto: een alleenstaande man in het centrum van Manchester leest de krant. Real Madrid were coming to town! John Motson, de levende BBC-legende, beschreef in zijn History of the European Cup (1980) de impact van Di Stefano en co op het individu. Niet enkel de massa stond in bewondering voor Real, maar vooral de mens met een eigen mening. Real verontrustte en demonstreerde, bovenmenselijk en onaards, onwezenlijk. 'Unhuman', verklaarde de piepjonge Bobby Charlton die het eerste duel van Manchester United in Madrid hoog op de tribune gadesloeg. Het leken witte engelen die over het veld dansten. En in de halve finale Manchester United met 3-1 overvleugelden. Op het
uitverkochte Old Trafford kregen de Busby Babes in de return geen voet aan de grond. Met sluwe ballen stuurde Di Stefano Kopa en Rial naar een snelle 0-2. Late treffers van Charlton en Taylor zorgden voor bescheiden evenwicht. Pas dan rukten de Red Devils naar hun eigen ritmiek. Het duel ontsteeg de banaliteit en verwierf zijn eigen aureool: tot diep in de jaren tachtig omschreven als de mooiste clubmatch op Britse bodem. Real keek uit naar een tweede opeenvolgende finale. Tegen het Italiaanse Fiorentina, in het eigen Chamartinstadion. In de roes van de eerste overwinning tegen Stade de Reims berekende Bernabeu in de zomer van 1956 zijn kansen en sloeg zijn slag. Hij liet in cryptische zinsneden omschrijven dat het land van de titelhouder een tweede deelnemer mocht leveren indien een andere club het plaatselijke kampioenschap had gewonnen. Als eerbetoon organiseerde de UEFA op zijn voorstel de tweede finale in Madrid. Bernabeu sloot met andere woorden het toeval uit: Real had de internationale krachttoer in 1956 met het verlies van de landstitel aan Athletic Bilbao bekocht. Tegelijk versterkte hij zijn elftal, de ondernemersdrift hamerde voortdurend door zijn hoofd. De als zakenman hoogebaafde en onverzadigbare president snuffelde al een tijd aan een niet te versmaden prooi: Raymond Kopa, de ontwerper van het het zogenaamde artistieke Franse football champagne. Bernabeu deed het op zijn manier. Naar aanleiding van een interland tussen Spanje en Frankrijk in het Realstadion offreerde hij het koppel Kopa de meest luxueze suite van het duurste hotel van de stad. Bernabeu charmeerde mevrouw Kopa bovendien met een diamanten ring van de hoogste karaatsgraad. De Franse strateeg liet zich graag verleiden, in de wetenschap dat zijn contract hem tot aan zijn levensavond financieel gezond maakte. Kopa bood waar voor zijn geld. Hij ontregelde in
duet met Di Stefano de taaie defensie van AC Fiorentina. Vanaf het eerste fluitsignaal van de Nederlandse ref Leo Horn bedreven de Florentijnen de kunst van hun beroemdste historische stadsgenoot: Macchiavelli. Ze weefden een ondoordringbaar web voor eigen doel. Op het loopgravenvoetbal paste voorlopig geen wit antwoord. Tot de ondoorgrondelijke rondo's van Kopa tot moedeloosheid leidde bij de Florentijnen. Na een Di Stefanostrafschop in geschenkverpakking. Een furieuze en wervelende tegenbeweging van Gento dikte de eindstand aan tot 2-0. Volgens de Nederlandse Europacupchroniceur Ed van Opzeeland betichtte de Italiaanse pers Leo Horn van partijdigheid. Real Madrid demonstreerde opnieuw het meest attractieve voetbal van Europa. Elke speler ontving 200.000 peseta's winstpremie, destijds een absoluut wereldrecord. De 125.000 witte fans genoten met volle teugen en bezongen het koninklijke machtsvertoon. De macht der Madridistas, de macht van het Madridismo. Bernabeu teerde op deze filosofie. De oude droom van de Madrileen: zijn stad als centrum van de wereld. Een terugkeer naar de zestiende eeuw, ten tijde van Filips II, de man achter de Inquisitie en de Reconquista. Gepaard met vervolging en marteling van andersdenkenden. Het Madridismo voedde de oude machoretoriek. Dictator Franco overhandigde de Cup aan kapitein Munoz. De witte panolada op het einde van de wedstrijd – de ceremonie met zakdoekjes die het verdicht velt over de spelers – dreef Bernabeu tot tranen. Ook José Santamaria raakte als toeschouwer diep onder de indruk van de atmosfeer. De Uruguayaanse international van Nacional was geboren uit Spaanse immigrantenouders die hun geluk beproefden in Montevideo. Hij was de nieuwe topaankoop en de bedenker van de defensieve opbouwcultuur: 'De verdedigers moeten alle aspecten van het spel onder de knie krijgen. Denk na
over je spel en tracht te verdelen.', trakteerde hij zijn toehoorders. Santamaria droeg met trots de eretitel 'technicus'. Bernabeu investeerde het binnenstromende geld, via het eigen uitverkochte stadion en internationale invitaties – in de versterking van het elftal. Het behoud van de toppositie vereiste koelbloedig handelen. 3. Het portret Alfredo di Stefano. De Argentijn Alfredo di Stefano (4 juni 1926) ruilde in 1953 het nietige Colombiaanse Millionarios uit Bogota voor het prestigieuze Real uit Madri. Hij bezorgde in 1954 het witte keurkorps de eerste Spaanse kampioenstitel sinds 1933. Een fonkelende succesreeks, die een tijdperk van elf jaar omvatte, volgde. Het indrukwekkende palmares vermeldt: acht landstitels, één Copa del Rey, vijf Europacups, één Wereldbeker voor Clubs. Di Stefano wordt omschreven als de superieurste voetballer van de jaren vijftig. Hij combineerde een voor die tijd wonderbaarlijke tempoversnelling met fluwelen techniek, een verschroeiend schot en een zeer doeltreffend kopspel. Hij scoorde liefst acht van Reals achttien finaletreffers en was goed voor minstens een doelpunt in elke eindstrijd. Di Stefano bouwde zich een reputatie op van balsturige driftkikker met een hele eigenwijze kijk op het leven. Hij schroomde zich niet om zijn directe tegenstander ongezouten de waarheid in te peperen met...zijn vuisten. Ook het complot schuwde hij niet. Hij veegde in 1959 de vloer aan met de fijnzinnige Braziliaanse spelmaker Didi, de ster van het WK van 1958, omdat hij vreesde dat zijn invloed in het elftal zou tanen. Hij maakte en kraakte carrières. Di Stefano genoot ruime 'vermaardheid' in de gokwereld. Zelfs tijdens de avonden voor de belangrijkste Europese wedstrijden verkoos hij vaak het gezelschap van luxe
callgirls in rokerige casino's boven de rust van zijn hotelkamer. Hij wist precies wat hij wilde: succes op het veld, geld op de bankrekening, whisky en mooie vrouwen in luxebordelen. In 1963 haalde hij de headlines van het politieke wereldnieuws toen hij tijdens een toernooi met Real in de Venezolaanse hoofdstad Caracas door de communistische verzetsgroep FALN werd gekidnapt en na één dag vrijgelaten. In 1964 nam hij afscheid van het Europese bekergebeuren tijdens de door Real met 3-1 verloren finale tegen Inter Milaan. Don Alfredo schitterde tussen 1953 en 1964 en dicteerde Real Madrid volgens de wetten van de macht naar de wereldtop. Zijn bijnaam luidde de blonde pijl, la saeta rubia. Di Stefano's grootvader was een Italiaanse inwijkeling die in 1888 Capri verruilde voor Buenos Aires. Een kind van rijke ouders dat, na enkele jaren hard labeur in de haven, via een erfenis grootgrondbezit in de pampa vergaarde. De jonge Alfredo kreeg weelde in de schoot geworpen. Hij blonk uit in schermen en dansen en hield van de elegantie der Argentijnse burgerij. Die gratie stopte hij ook in zijn voetbalspel. Di Stefano danste als een meester op het floret. Hij liep geen meter te veel, liet de anderen voor hem de mouwen oprollen en zorgde met een sublieme efficiëntie voor het slotakkoord. In zijn lange loopbaan tekende hij voor 829 doelpunten. 'Onder Franco is Madrid een stad van één miljoen lijken,' noteerde de Spaanse schrijver Damaso Alonso in de jaren vijftig met enige bitterheid. Behalve dan als Di Stefano speelde, die oogde als een heer van stand en aan de basis lag van het witte ballet. De beroemde BBC-commentator Jimmy Hill stelde met Brits flegma vast: 'It's the finest clubteam of all time.'