De NSDAP aan de macht Vanaf het einde van de Eerste Wereldoorlog tot het einde van de verkiezingen in januari 1933, heeft de Duitse politiek geprobeerd om als een democratie te functioneren. Dat resulteerde in vele Duitse landen in een sterke opkomst van socialistische en communistische partijen en groeperingen, dit zeer tot verdriet van die elementen in het verslagen rijk die terug wilden naar de tijd van vóór de oorlog. Die elementen vonden ook dat hun tegenstanders de nederlaag hadden helpen veroorzaken en dus als verraders en volksvijand moesten worden gezien. In principe kwam het er op neer dat 'rechts' vond dat die vijand aan de linker kant van het politieke spectrum vernie-tigd diende te worden, wilde men het volk van de totale ondergang bewaren. Dat heeft men met revolutionair geweld geprobeerd maar na het debacle van 1923 en eerdere pogingen, was duidelijk geworden dat een ommezwaai op die manier niet werkte en dus verlegde Hitler zijn strategie naar het legale vlak. Omdat het volk niet met geweld tot het juiste inzicht kon worden bewogen, moesten propaganda, leugens en intimidatie het werk doen. Voor de propaganda en de leugens zorgden Goebbels, Streicher en consorten met toespraken en geschriften, uitgedragen door SA en SS die vervolgens ook voor de intimidatie zorgden. Tegenstanders en anders denkende werden opgepakt, gemolesteerd, opgesloten, gemarteld en vaak en net zo makkelijk vermoord. De machtsovername geschiedde uiteindelijk op een bijna legale manier, hoewel tegenstanders liever het woord 'machtsgreep' gebruikten, een term die men in het nationaalsocialistische spraakgebruik nooit en mogelijk expres niet tegen kwam. Maar alhoewel het woord machtsgreep suggereert dat dit alleen met illegale pressiemiddelen heeft kunnen gebeuren, moet worden gezegd dat een groot deel van volk en politiek vrijwillig aan dit proces hebben mee gewerkt. In de zomerverkiezingen van 1932 was de NSDAP met 37,4 % van de stemmen, de grootste partij in Duitsland. De democratie stond op instorten. Na de rijksdagsverkiezingen van 6 November 1932, was de NSDAP met 33,1 % wel iets terug gevallen, maar nog steeds de grootste partij in de rijksdag. Er werden nog pogingen ondernomen, de partij op te splitsen en te verzwakken, maar het volk had gesproken en er was geen houden meer aan.
"Werk, vrijheid en brood! Kiest Nationaal-Socialisten! Lijst 8" ... en de tegenstanders: "Ik beloof van alles maar maak niets waar! Die mag niet regeren Kiest Sociaal-Democraten lijst 1"
Op 30 januari 1933 werd Hitler tot rijkskanselier benoemd, nadat kanselier Schleicher was afgetreden omdat zijn pogingen, de democratie te redden, waren mislukt en Hindenburg, de zittende president, Schleichers reddingsplan had afgekeurd. Nog had men de hoop dat Hitler door het politieke apparaat in toom zou kunnen worden gehouden. In het eerste kabinet Hitler zaten slechts twee Nazi's: Minister van Binnenlandsezaken Dr. Rudolf Frick en Hermann Göring, minister zonder portefeuille. Zo waren dus in Duitsland de Nazi's door op een haast legale manier aan de macht gekomen. Van buiten de organisatie zag het eruit alsof de Duitse staat was overgenomen door een totalitair systeem dat nu zijn wil en norm opdrong aan het volk. Maar in werkelijkheid was het systeem helemaal geen homogeen apparaat maar een min of meer levend organisme waarin de cellen en ledematen onderling in een voortdurende machtsstrijd om heerschappij en persoonlijke privileges verwikkeld waren.
Bovenaan deze rommelige piramide heerste Adolf Hitler als de onomstreden Führer die het zootje ongeregeld met charisma en manipulatie bij elkaar en in bedwang hield. In zijn onmiddellijke omgeving schaarde zich een groepje oudstrijders van het eerste uur, de kern van de nazi-beweging, de overlevenden van de machtstrijd. In hun kielzog voer een groep racistisch radicale individualisten die in de tijd tussen 1925 en 1929 tot de partij waren toegetreden, toen men er nog op aan werd gekeken als men lid was van dat 'Nazi-schorem'. Een derde groep werd gevormd door nationalistisch georiënteerde burgers, kleine middenstand, arbeiders (met en zonder werk) en boeren die in tijden van depressie rond 1930 hun heil bij de partij hadden gezocht in de hoop op betere tijden. En als hekkensluiter waren de betere kringen van de burgerij naar de partij overgelopen in de hoop dat de man uit Braunau de tijden van vóór de Eerste Wereldoorlog zou doen herleven. Wat vóór de machtsovername als oppositiepartij bijna niet bijeen te houden was, dat zwermde nu uit op landsniveau. Of zoals de Duitse journalist, schrijver en historicus Heinz Höhne het stelt: "De veelbesproken totalitaire staat ontaardde in een groteske toestand, temeer omdat Hitler door de machtsovername werd gedwongen, vooralsnog met politici van burgerlijke rechtse partijen en conservatieve regeringsambtenaren samen te werken." Naast de traditionele overheidsinstellingen, begonnen schaduwplanten in de vorm van bruine imitaties te woekeren. Overheidsbureaus en ministeries werden opgezadeld met een controlerend nazi-equivalent. Zo ontstond naast het bestaande Ministerie van Buitenlandsezaken het Buitenlands Bureau van de NSDAP, waar later nog het Bureau Ribbentrop bij kwam. Daarnaast pikten NS-functionarissen en organisatieleiders staatsfuncties in die zij als machtspotentieel en zelfs als luxe hobby naar zich toe trokken. Kenmerkend en voorbeeld gevend was de actie van Göring, toch al Minister van Binnenlandse Zaken van Pruisen en Rijksminister van Luchtvaart, toen hij de afdeling Bosbeheer in zijn zak stak omdat hij gepassioneerd jager was. En wat te denken van Goebbels voor wie het Ministerie van Propaganda was uitgevonden en die voor zijn eigen plezier ook nog een 'Reichskulturkammer' bedacht. Naast het voortdurende geruzie om de macht tussen de diverse organisaties onderling, was er ook nog de heibel om de absolute macht. Hiernaast: Aflossing van de wacht; president Hindenburg accepteert Hitler als nieuw rijkskanselier. Hij had geen idee wat hij er in huis had gehaald.
Terwijl Rijksminister van Binnenlandsezaken, Dr. Wilhelm Frick, een centralisering van de staat rond zijn ministerie nastreefde, werd hij dwars gezeten door functionarissen van de partij die vonden dat de staat alleen door de partij zelf kon worden geregeerd. Göring was ook niet zo blij met de activiteiten van de Minster van Binnenlandsezaken en zag met lede ogen delen van zijn persoonlijke macht opgaan in de centraliseringsbeweging van Frick. Daarom splitste de nieuwe 'koning' van Pruisen werkgebieden van zijn ministerie af en plaatste die onder zijn persoonlijk bevel en maakte ze zo onbereikbaar voor Frick, terwijl in andere landen binnen het Rijk de gouwleiders hun eigen machtsspel speelden en zich vaak gedroegen als autonome warlords.
Schultze-Naumburg (1896-1960), de voormalige echtgenote van Paul Schultze-Naumburg. Met Margarete kreeg hij een zoon en een dochter. Wilhem Frick trad in September 1922 tot de NSDAP toe en was fanatiek supporter van Adolf Hitler; daarnaast werkte hij nog als jurist voor een verzekeringsmaatschappij. In 1923 nam hij actief deel aan de 'Bierhalcouppoging' van Adolf Hitler en de NSDAP, terwijl hij tegelijkertijd chef was van de politieke politie in München, wat hem in April 1924 op een proces wegens verraad te staan kwam. Hij werd tot 15 maanden voorwaardelijke hechtenis veroordeeld en uit de politiedienst ontslagen. Een maand later werd hij echter als afgevaardigde van de NSDAP in de Rijksdag gekozen. Daar hanteerde men blijkbaar andere rechtsnormen. In zijn nieuwe functie sloot hij zich aan bij Gregor Straßer, die we al op een andere plek revue zagen passeren. In 1928 werd Frick tot fractievoorzitter van de NSDAP in diezelfde Rijksdag gekozen. Daarmee had zijn carrière echter nog niet haar hoogtepunt bereikt. In 1930 werd hij benoemd tot Minister van Binnenlandse Zaken en Onderwijs in de deelstaatsregering van Thüringen en was daarmee de eerste Nazi met een ministerpost vóór 1933. Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam, viel de post van rijksminister van Binnenlandse Zaken hem toe, als één van de drie Nazi's in het originele kabinet van Hitler. Vanuit Europees zicht was zijn macht beperkt. Zo had hij bijvoorbeeld geen macht over de politie die traditiegetrouw vooralsnog onder bevel stond van de betreffende deelstaatregering. Zijn macht nam echter toe, naarmate de centralisering van het regeringsapparaat vorderde. Tegen 1935 mocht hij de burgemeesters benoemen in plaatsen groter dan 100.000 inwoners, behalve in Berlijn en Hamburg, waar dit recht aan Hitler zelf bleef voorbehouden. Frick ondertekende in 1935 wetten tegen de Joodse bevolking van Duitsland, zoals de beroemde wetten van Neurenberg. Hij had ook een doorslaggevend aandeel in de herbewapening van het land, geheel tegen de verdragen van Versaille in. Hij maakte wetten op die de algemene dienstplicht in Duitsland invoerden en regelde naleving daarvan later ook in de geannexeerde gebieden.
Wilhelm Frick werd op 12 maart 1877 als het laatste van vier kinderen van de onderwijzer Wilhelm Frick en diens echtgenote Henriette (geb. Schmidt) in Alsenz, Beieren, geboren. Hij ging in Kaiserslautern op school en studeerde rechten onder andere in Heidelberg, waar hij in 1901 promoveerde. Hij ging in 1903 in overheidsdienst en werkte als advocaat op het hoofdbureau van politie in München. Hij werd in 1907 Bezirksamtassessor (districtsbureauadviseur (chef-assistent)) en promoveerde tot regeringsrechtsambtenaar in 1917. In 1910 trouwde hij met Elisabeth Emilie Nagel (18901978) in Pirmasens. Ze kregen twee zonen en een dochter. Het huwelijk eindigde in een lelijke echtscheiding in 1934. Later dat jaar hertrouwde Frick met Margarete
In de tweede helft van de dertiger jaren verloor Frick aan populariteit in de machtsstrijd om de coördinering van het staatsapparaat. In zijn strijd om de willekeur rond SAconcentratiekampen, was hij afhankelijk van de goodwill van Himmler. Zijn macht werd verder gereduceerd, toen Hitler in 1936 SS-Reichsführer Heinrich Himmler tot chef van de landelijke politie benoemde. En Himmler was alleen verantwoording schuldig tegenover Hitler waardoor Frick op dit punt buiten spel was gezet. De strijd tussen de twee interne machthebbers duurde tot 1943, toen Himmler Frick verving als Minister van Binnenlandse Zaken. Hoewel Frick als minister was weg gesaneerd, bleef de heibel en chaos in het rijk niet alleen dezelfde, maar nam in hevigheid alleen maar toe. Frick werd afgescheept met een erebaantje als 'rijksprotector' van Bohemen en Moravië (Tsjecho-Slowakije) en was daar een tijdje in naam de baas van Heydrich tot aan diens dood. Hij bleef op zijn post tot Praag door de geallieerden werd bevrijd. Wilhelm Frick werd gearresteerd en tijdens de
Frick in begeleiding van politiechef Adolf von Bomhardt en Gauleiter Henlein, functionarissen van de Sudetenland Nazipartij en officieren van de Arbeitsdienst RAD, Sudetenland 1938 processen van Neurenberg ter dood veroordeeld. Hij was 69 jaar oud, toen hij op 16 Oktober 1946 werd opgehangen, zes minuten nadat zijn voorganger, Alfred Rosenberg, dood was verklaard.
Terwijl her en der om de macht of stukjes ervan werd gevochten en gesjoemeld, deed de, buiten de algemene buitverdeling gevallen, Himmler wat hij altijd al had gedaan, namelijk zijn Führer beschermen. Om het belang van die activiteit wat te onderstrepen en meer naar de voorgrond te duwen, werden een aantal geplande en verijdelde aanslagen bij elkaar verzonnen
die de, van nature al lichtelijk paranoïde Hitler stof gaven tot de meest lugubere dagdromen. Er moest dus iets worden bedacht ter versteviging van de persoonlijke veiligheid van de Führer en daarom bedacht Hitler een nieuwe SSeenheid die speciaal alleen voor zijn eigen persoonlijke veiligheid verantwoordelijk was - de «Leibstandarte Adolf Hitler», waarmee in feite en ongewild de basis werd gelegd voor de latere Waffen-SS. Dat bracht Himmler op het idee voor de organisatie van speciale SS-eenheden met politie-achtige functies die voortaan werden gebruikt om her en der politieke tegenstanders te terroriseren. Langs de kleine omweg via de politieke politie, lukte het Himmler toch uiteindelijk, over de ladder van de macht omhoog te klauteren. Op 1 April 1933 kreeg Himmler het beheer over de gehele Beierse Politie toegewezen en organiseerde hij een speciale afdeling in het Ministerie van Binnenlandse Zaken van Beieren. Hier vandaan demonstreerde hij de nieuwe staat met verve hoe hij zich wet en gezag in het nieuwe Duitsland voorstelde. Met doelgerichte precisie spoorde hij de tegenstanders van het regime op maar maakte tegelijkertijd een einde aan de wilde en ongecontrolleerde acties van de SA. Op het terrein van de voormalige buskruidfabriek bij Dachau liet hij rond een aantal steenbarakken een kamp inrichten, waar hij het aantal gevangen genomen communisten en sociaaldemocraten liet samen brengen - concentreren. Op deze manier kwam de wereldgeschiedenis aan een nieuw woord voor het idee van onderdrukking en massamoord - het Concentratiekamp. Het idee was trouwens niet helemaal nieuw, de Engelsen hadden het dertig jaar eerder al bedacht tijdens de boerenoorlog in Zuid-Afrika als middel om Nederlands sprekende inwoners te kunnen interneren.
Dachau-poort: "Arbeid maakt vrij", al kon in de regel van een mogelijke vrijheid geen sprake zijn; voorbeeld van nazicynisme.
normenpakket hanteerde. Onmiddellijk na de machtsovername in Berlijn, had Göring zich als Minister van Binnenlandse Zaken van Pruisen aan het hoofd van de Pruisische Landspolitie gesteld, organiseerde zich een persoonlijke lijfwacht en ontsloeg alle ambtenaren van het politie-apparaat die niet lid van de partij waren. Met hulp van de hoofdambtenaar en mede-levensgenieter, de geslepen Dr. Rudolf Diels, hoofd van de politieke politie binnen het Ministerie van Binnenlandse Zaken, creëerde de naïef hebberige Göring een nieuwe politieke politie met speciale vrijstelling van de wetsparagraaf 14 van het Pruisisch politie-gedragswetboek, namelijk de paragraaf die de algemene bezits- en mensenrechte moest garanderen. Daarmee had hij dus een wetshandhavingsapparaat geschapen dat willekeurig en ongestraft goederen in beslag kon nemen en mensen op kon sluiten. Eind April van datzelfde jaar, bedacht Göring een wet die van deze organisatie die inmiddels afscheid had genomen van het 'gewone' politie-apparaat, een landelijk geheim statelijk politiebureau maakte, het «Geheime StaatspolizeiAmt», later afgekort tot «Gestapo». Het elektrische prikkeldraadhekwerk van Dachau.
Zicht vanuit één van de bewakingstorens van Dachau in 1933. We zien hier nog het oude, watergekoelde Maxim-machinegeweer 08 uit de eerste wereldoorlog. Ook de helm komt nog uit die tijd. Dit soort foto's werd gebruikt om de voorkant van aanzichtkaarten mee te versieren. Men was blijkbaar trots op deze inrichtingen.
Himmler was in zijn element en de politiechefs van het land keken met ontzag naar de bureaucratische precisie waarmee de SS-Führer zijn idee van een nieuwe rijkspolitie wist te verwezenlijken. De enige die zijn voet dwars zette in het pad dat Himmler naar de heerschappij over de gehele Duitse politiemacht moest leiden, was Göring die als minister van Pruisens Binnenlandse Zaken tegelijk commandant van de Pruisische Politie was, zoals we al weten. Ook hij had het idee opgevat dat er een uniform landelijk politieapparaat moest komen in plaats van de versplinterde bende waarin elke provincie haar eigen
Rudolf Diels werd op 16 december 1900 in Berghausen, Taunus, als zoon van een boer geboren. Hij deed gedurende de Eerste Wereldoorlog dienst in het Duitse leger en studeerde vanaf 1919 rechten aan de universiteit van Mar-
burg. Hij kreeg een baan in het Pruisische Ministerie van Binnenlandsezaken en promoveerde in 1932 tot adviseur van de Pruisische politie met nadruk op de bestrijding van politiek radicale elementen in de Pruisische samenleving, toen nog geldend voor zowel communisten als Nazi's. Toen Adolf Hitler in 1933 aan de macht kwam, was Diels chef van de Pruisische politieke politie in Berlijn. Toen Göring in 1933 tot minister van Binnenlandse Zaken van Pruisen werd benoemd en daarmee Karl Severing verving die nog thuis hoorde in de regering van de Republiek van Weimar, kwam hij Diels als politie-chef tegen en was onder de indruk van diens vaardigheden en toewijding voor het nieuwe bewind. Göring benoemde hem in April 1933 tot chef van de nieuwe Pruisische statelijke politieafdeling 1A, dat polititieke misdaden vervolgde. Afdeling 1A werd even later hernoemd tot Geheimes StaatspolizeiAmt, Gestapa, dat door een foutje van een postsorteerder als 'Gestapo' de geschiedenis in ging. Diels was hoofdondervrager van Marinus van de Lubbe na de rijksdagbrand van 27 februari 1933. In de pogingen van Heydrich en de SS om de Gestapo onder hun controle te krijgen, stond Diels hinderlijk in de weg. Hij was een lastpost en wist ternauwernood aan de moordenaars van de SS en Politie tijdens de 'nacht van de lange messen' te ontsnappen en bleef vijf weken van zijn werkplaats weg, ondergedoken bij vrienden. Toen de Gestapo op 1 april 1934 onder het bevel van Himmler en Heydrich kwam te staan, werd Diels uit zijn post ontheven. Hij werd voor een korte periode benoemd tot plaatsvervangend politiepresident van Berlijn tot hij werd weg gepromoveerd tot plaatselijk regeringspresident van Keulen. Hij bleef bevriend met Göring en trouwde zelfs met diens nicht. Göring bleef hem beschermen en wist hem zelfs meerdere malen uit de gevangenis te houden, vooral toen hij in 1940 weigerde, het bevel te geven, een aantal Joden te arresteren en - belangrijker - na de aanslag op Hitler op de 20ste Juli 1944. Tijdens de processen van Neurenberg, gaf hij een beëdigde verklaring voor de aanklager af maar was ook door de verdedigende advocaat van Göring opgeroepen om voor diens verdediging te getuigen. Na de oorlog, in 1950, nam Diels dienst in de landsregering van Nedersachsen en later, tot aan zijn pensionering in 1953 in het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij overleed op 18 november 1957 aan de volgen van een jachtongeval. Zijn memoires, «Lucifer ante Portas: Von Severing bis Heydrich» werden in 1950 gepubliceerd. Na zijn pensionering kwam er nog een wat minder voorzichtig boekwerk uit: «Der Fall Otto Johns» (1954).
Nu hij het nodige wapen in handen had, verklaarde Göring de totale oorlog aan iedereen die nog meende, als tegenstander van het regime, een deel van leven te hebben. De taak die hij zich hiermee had gesteld, bleek echter te groot en te grof om alleen door politiemensen te worden vervuld en daarom greep hij terug op de hordes van de SA die na de machtsovername toch niets zinnigs meer te doen leken te hebben. Hij ontke-
tende met deze bendes de absolute terreur. Overal werden mensen, verdacht of niet, opgepakt om aan minder in het oog en oor springende oorden te worden neer geknuppeld. Overal in Pruisen verrezen zogenaamde 'wilde' concentratiekampen, 50 alleen al in en om Berlijn. Göring was een verbond met de duivel aangegaan en die dreigde hem nu de controle te ontfutselen.
Poort van het concentratiekamp Oranienburg bij Berlijn.
De dag na Hitlers benoeming tot Reichskanzler (rijks-kanselier), op 1 Februari 1933 dus, werd de rijksdag door rijkspresident Paul von Hindenburg ontbonden. In de avond van dezelfde dag hield Hitler, in de functie van rijkskanselier, een toespraak over de radio aan het Duitse volk waarin hij zijn overwinning vierde. Twee dagen later al maakte hij zijn toekomstplannen omtrent gebiedsuitbreiding en 'Germanisering' van het Oosten bekend aan leidende officieren van de Reichswehr. Op 4 Februari kwam de rijkspresident Hindenburg met een order ter bescherming van het Duitse volk waarin er al ingrepen werden gepleegd in de vrijheid van de pers en het recht tot samenscholing. Nog dezelfde dag kwam Göring in zijn functie als Pruisisch minister van Binnenlandse Zaken met een order voor de gedwongen ontbinding van alle gemeentevertegenwoordigingen in Pruisen en de aankondiging van nieuwe verkiezingen. Tegelijkertijd werden landelijk gemeentelijke organen ontbonden en burgemeesters ontslagen en dat allemaal onder dreiging van geweld. Maar het hek ging pas echt van de dam na de beroemde en mysterieuze brand van het rijksdaggebouw op 27 februari 1933.
anders denkende legaliseerde. Er doen verhalen de ronde over betrokkenheid van de Nazi's bij de brand en zelfs de organisatie ervan, maar duidelijke bewijzen daarvoor zijn nooit gevonden, al is het idee nog zo aantrekkelijk en past het wel in de strategie van de Nazi's. Op 5 maart 1933 werden nieuwe verkiezingen uitgeschreven die door de combinatie van NSDAP en de conservatieven met een krappe meerderheid van stemmen werd gewonnen. Intussen maakten leden van SA en SS jacht op praktiserende communisten en leden van de SPD. De linkse fracties in de rijksdag werd opgeheven omdat de leden volgens de nieuwe wetgeving als staatsvijanden mochten worden gezien en behandeld. De ene wet na de andere moest elke politieke oppositie onmogelijk maken. Daarnaast gingen de wilde acties van de SA maar door en door. Hierbij kwam een man in beeld die in diverse instanties de revue passeerde en bijzonder onaangenaam opviel. Ik heb het over de SA-chef van Berlijn-Brandenburg, Karl Ernst. Brand van de Rijksdag op 27 februari 1933, gehanteerd als een actie van de communisten waarmee moest worden aangegeven dat een regering die alleen nog maar uit één enkele partij bestond, geen rijksdagsgebouw meer nodig had. Göring was verdacht snel ter plaatse; hij arriveerde samen met de brandweer, waardoor werd gespeculeerd dat hij van tevoren over de ophanden zijnde gebeurtenis was ingelicht of in ieder geval op de hoogte was. Maar het is net zo goed mogelijk dat hij, na de brandmelding, door de Politie op de hoogte was gebracht. Hij was immers als Minister van Binnenlandse Zaken van Pruisen, hoofd van de Politie in die staat en werd dus automatisch van een dergelijke gebeurtenis op de hoogte gebracht.
De Nederlander Marinus van de Lubbe werd in het gebouw met ontbloot bovenlijf aangetroffen en gearresteerd en van brandstichting beschuldigd. In een proces dat men liever niet had gevoerd, werd van de Lubbe schuldig bevonden en ter dood veroordeeld volgens een wetsaanpassing waarvan de inkt nog niet eens droog was. Zijn schuld en zelf betrokkenheid is nooit met zekerheid vast komen te staan. Het kwam de nazi's echter erg goed uit dat hij lid was van de communistische partij, al had hij al een tijd geen contact met de partij gehad. Göring was samen met de brandweer bij de brand aanwezig en riep gelijk dat dit het begin was van een communistische revolutie. En daarmee had hij de toon gezet voor de reacties van de Nazi's op het gebeuren. Onmiddellijk volgend op de brand, werd een nieuwe wet van kracht die in principe alle belangrijke grondrechten opschortte en de vervolging van tegenstanders van de partij en
Karl Ernst, is naast de veel onschuldiger Horst Wessel, een typisch plaatje van een gedreven SA-leider met al zijn arrogantie, botte brutaliteit, sadisme en dommigheid. Hij werd op 1 september 1904 als zoon van een conciërge in Wilmersdorf geboren. Voordat hij tot de SA toetrad, was hij een vaag figuur die als hotelportier, liftboy en ober in homo-etablissementen zijn brood verdiende. In 1923 werd hij lid van de NSDAP. Aan het eind van de
twintiger jaren was hij in de Berlijnse homobar «ELDORADO» de kolonel Paul Röhrbein, de eerste Berlijnse SA-chef, meer of minder letterlijk tegen het lijf gelopen. Röhrbein had Röhm al ten tijde van de Frontbann geholpen door in Berlijn uit oude Freikorps-soldaten Frontbanngroepen samen te stellen. Vlak na de kennismaking, was Ernst lid geworden van de SA en werd alleen nog maar "Frau Röhrbein" genoemd. Ernst moest zich onmiddellijk aan een intern onderzoek onderwerpen, waarin zijn relatie met Röhrbein uit de doeken werd gedaan. Een deel van de SA-leden zag hem voor een ordinaire ploert aan die het niet waard was om het bruine uniform te dragen. Maar redding kwam van Röhrbein die hem in 1931 aan Röhm voorstelde die hem onmiddellijk in bescherming nam. SA-boekverbrandingen in Berlijn op 10 mei 1933, waarbij zogenaamd on-Duitse boeken , d.w.z. boeken van Joodse auteurs of boeken die tegen de oorlog waren gericht, moesten worden vernietigd om te voorkomen dat de kwetsbare Duitse ziel van het volk zou worden vergiftigd met on-Duitse ideeën. —————
Ernst Röhm en Karl Ernst, de meester en zijn knecht of dienstmaagd. ————— Sinds april 1931 gold Karl Ernst in het centrum van de beweging als de lieveling van Röhm, want die maakte hem met aangepaste spoed tot SA-chef van Berlijn en in 1932 tot lid van de rijksdag. Nadat graaf von Helldorf in 1932 zijn leidinggevende commissarispost bij de SA-afdeling Berlijn-Brandenburg opgaf, wilde Hitler Gruppenführer Kasche tot SA-Obergruppenführer opwaarderen. Toen de inmiddels als Sastafchef van Berlijn optredende Ernst er lucht van kreeg, belde hij onmiddellijk Röhm, die daarop zijn bevordering tot Obergruppenführer bewerkstelligde. Göring, op zijn beurt, benoemde hem ook tot Pruisische staatsraad. Deze gang van zaken gaf Karl Ernst het gevoel dat hij via zijn supporters macht over Hitler en diens beslissingen had. Een dergelijke gedachte was in die tijd zeer gevaarlijk, zoals hij nog zou leren toen het eigenlijk te laat was.Ernst regeerde in Berlijn als een soort koning. Hij stal uit de partijkas om daarmee luxe homo-orgiën te organiseren, waar Röhm een graag en vaak geziene gast was. Hij bezat een dozijn dure auto's en paarden, waarmee hij graag voor zijn manschappen uit, Potsdam in reed. Er zijn vage bewijzen, voornamelijk woordelijk overleverd, dat hij in opdracht van Göring, samen met Röhrbein de rijksdagsbrand heeft geënsceneerd, waarvoor van de Lubbe later werd veroordeeld. De helderziende en magiër Erik-Jan Hanussen, die als occultist tijdelijk hoge Nazileiders heeft weten te boeien, werd op 24 maart 1933 op bevel van Ernst gearresteerd en door een SA-knokploeg dood geschoten. Zijn lijk werd bijna twee weken later in een dennenaanplant in de buurt van Berlijn gevonden.
Toen de SA in 1931 geweld plegend de straat op ging, deed Ernst graag persoonlijk aan de mishandelingen mee. Zijn aanvaring met Diels, die het zich tot taak had gemaakt, de SA-terreur in te dammen, is al genoemd. In Berlijn opende Ernst zijn eigen concentratiekampen. Tijdens de machtsgreep van Hitler telde de Berlijn-Brandenburgse afdeling van de SA 60 000 man; dat aantal groeide tot in de herfst van datzelfde jaar uit tot 220 000. Dat is ook het jaar waarin de SA-Standarte 12 de Pankower gevangenis in de Borkumstraße bezette, die van toen af »Karl-Ernst-Haus« werd genoemd en waar in de cellen de meest afschuwelijke martelingen plaats vonden.
We zagen het weleens eerder: SA-wachtposten bij de poort van een Berlijns concentratiekamp, een symbool voor de nazi-willekeur.
zesenveertigjarige sociaaldemocrate, mevrouw Jankowski, in de ochtenduren van 21 maart vanuit haar woning naar een nazi-kaserne gesleept, volledig uitgekleed en met zweepslagen afgeranzeld. Sinds de dertigjarige oorlog had Duitsland dit soort taferelen niet meer gezien.
SA-mannen nemen gearresteerde leden van de SPD in ontvangst in het concentratiekamp Oraniënburg. De gevangenen hebben vermoedelijk nog geen idee wat hen te wachten staat. —————— Vanaf februari van dat jaar liet Ernst speciale arrestatieteams door Berlijn jagen op zoek naar communisten, SPDleden en burgers waar ze gewoon zomaar een hekel aan hadden, die dan in die illegale kampen werden gesleept. De SA beschikte in deze tijd tussen vijftig en honderd van deze martelplaatsen. Schattingen geven aan dat over 100.000 mensen door de SA werden opgepakt en minstens 1000 daarvan werden vermoord. Over een sluiting van een dergelijk oord, berichtte Diels in zijn memoires: "De slachtoffers die wij aantroffen, waren bijna verhongerd. Zij hadden dagenlang in krappe kleerkasten opgesloten gestaan om hen een bekentenis af te dwingen. De verhoren waren met stokslagen begonnen en geëindigd; daarbij hadden een dozijn SA-figuren in afstanden van uren met ijzeren staven, gummiknuppels en zwepen op de gevangen in geslagen. Toen wij aankwamen, lagen deze levende skeletten in rijen met etterende wonden op vuil stro." Het toenmalig commentaar van Ernst was: "Wij zijn geen beulen, zoals gemene leugenaars beweren, maar Duitse, militair geharde mannen van de bruine Stormafdeling die misleidde burgers tegen hun wens maar voor hun eigen bestwil tot het politiek juiste inzicht en een gezonde arbeidsinstelling terug hebben geholpen." En in deze geest waren de brullende bruine hordes in vrachtwagens door de straten van de Duitse steden geraasd, waren willekeurig of doelgericht huizen binnen gedrongen, hadden toevallig passerende mensen in elkaar geslagen, om vervolgens weer op de vrachtwagen te klauteren teneinde de volgende wijk te gaan terroriseren. Elke mogelijke tegenstand moest in de kiem worden gesmoord. In principe was je alleen nog veilig als je zelf tot het schorem behoorde. De ziekenhuizen vulden zich met slachtoffers, zo erg dat er Nazi's opstonden en bezwaar maakten tegen deze verloedering. Maar de terreur duurde voort. In Spandau bij Berlijn haalde de SA de leider van de sociaaldemocratische arbeidersjeugd, Erich Meyer, uit een volkstuin. Zijn verminkte lichaam werd de volgende ochtend gevonden. In Keulen werd de sociaaldemocratische rijksdag-gedelegeerde Sollmann van SA-mannen bewusteloos geslagen, door de straten van de stad gesleurd en na vreselijke martelingen in een kolenkelder gesmeten. In Köpenick bij Berlijn, werd de
Huwelijksceremonie van Karl Ernst met kersverse echtgenote. Aanwezig zijn o.a. Ernst Röhm en Hermann Göring. Ernst maakte zijn huwelijksbelofte sneller waar dan hij kon vermoeden. Een sinistere gebeurtenis, kenmerkend voor het nog betrekkelijk jonge regime. —————— Wat Karl Ernst in zijn grenzeloze arrogantie niet wist, was dat Hitler hem en zijn eveneens homofiele vriend Heines absoluut niet mocht. Zijn ster verbleekte snel. Misschien had het te maken met het feit dat hij ineens biseksueel werd en ging trouwen of dat hij teveel wist of dat men de escapades van de man zat was. In ieder geval werd hij op 30 Juni 1934 door SS-Sturmbannführer Kurt Gildisch in opdracht van Reinhardt Heydrich in Bremen gearresteerd, toen hij net aan zijn huwelijksreis naar Tenerife wilde beginnen. Hij werd naar Berlijn gevlogen en eerst naar het Gestapo-hoofdkwartier in de Prinz-Albrecht-Straße gebracht, maar later naar Lichterfelde gesleept, waar hij, zonder enig proces, tegen de muur van de lijkenhal werd gesteld en gefusilleerd. Er wordt verteld dat hij met zijn gebonden handen zijn hemd zou hebben open gescheurd en geroepen: "Schiet raak, makkers!"
Voormalig kadetten-opleidingsinstituut Lichterfelde bij Berlijn, later door SS en Gestapo gebruikt als gevangenis voor politieke tegenstanders. Hier eindigden in 1934 velen uit de SA-top maar ook andere ongewenste personen, onder andere de laatste verblijfplaats van Ernst Röhm en vriendje Karl Ernst.
Hitler op bezoek bij de SS-Leibstandarte «Adolf Hitler», gelegerd in de voormalige kadettenschool Lichterfelde bij Berlijn. De SS-Leibstandarte was ooit opgezet als Hitlers persoonlijke lijfwacht en garde en zo ervoeren de leden zichzelf ook. Gedurende de oorlog werd de Leibstandarte opgenomen als eenheid in de Waffen-SS en later uitgebreid tot een tankdivisie. De Leibstandarte gold als één van de meest fanatieke eenheden van die toch al - in elk denkbaar opzicht – spraakmakende militaire organisatie. Hun eerste wapenfeit werd de landelijke actie tegen leiders van de SA en andere ongewenste personen. ——————— In verband met Karl Ernst, is de naam Horst Wessel gevallen. Horst Wessel was, net als Karl Ernst, een plaag voor alles wat links was in het politieke Berlijn. Hij was zoon van een dominee en had een degelijke schoolopleiding genoten, dus echt achterlijk was hij niet, maar het semi-politieke toneel interesseerde hem meer dan een gedegen opleiding en in 1926 werd hij, na wat avonturen in politiek rechtse militante organisaties, lid van de NSDAP en trad onmiddellijk tot de SA toe, waar hij zijn eigen knokploegen oprichtte. Maar veel verder ging zijn verhaal eigenlijk niet want zowel in politiek als landspolitiek opzicht was hij van geen betekenis. Zijn betekenis voor de partij was puur emotioneel, want hij werd op 24 januari 1930 door ene Albrecht Höhler vermoord. Höhler belde bij hem aan en schoot hem met een pistool door zijn
Horst Wessel en zijn ploeg politiek wervend op stap in de late 20tiger jaren. —————— hoofd toen hij de deur open deed. De reden voor de moord is nooit helemaal duidelijk geworden. Hoewel Höhler communist was, heeft de partij nooit de verantwoordelijkheid voor de moord op zich genomen. Er schijnen ook persoonlijke motieven een rol hebben gespeeld. Wat maakt Horst Wessel alsnog belangrijk voor de NSDAP en het naziregime? Wessel heeft in 1929 een gedicht in een partijkrantje gepubliceerd dat tot het sentiment van de opkomende nazi's sprak. Het gedicht werd later, na zijn dood, iets aangepast en van de melodie van een zeemanslied voorzien en werd het lied van de partij en na de machtswisseling het alternatieve volkslied dat bij evenementen altijd na het officiële volkslied werd gezongen en gespeeld. De dood van Horst Wessel schijnt op Hitler enorme indruk te hebben gemaakt, want hij schijnt bij zijn doodsbed zelfs een traantje te hebben gepinkt. In principe was Horst Wessel voor Hitler en de partij het symbool geworden voor de politieke strijd. Tot 1945 droegen vele straten, pleinen en openbare gebouwen zijn naam. In Berlijn hield na de oorlog de ironie ruimschoots huis want alles wat nog zijn naam droeg, werd hernoemd en kreeg de namen van communistische strijders zoals Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg.
In het 'BRAUNBUCH GEGEN REICHSTAGSBRAND UND NAZITERROR' (Bruinboek tegen rijksdagsbrand en naziterreur), het eerste zogenaamde bruinboek, uitgegeven door de Duitse communistische partij in exil in Parijs, werd een link gelegd tussen de opvallend perverse martelingen van SA-mannen en de eigenaardige homoseksualiteit binnen de 'Sturmabteilung'. Speciaal melding werd gemaakt van de Berlijnse SA-leider Graaf Helldorf die onmiddellijk na de machtsovername tot politiepresident van Potsdam werd gebombardeerd en de SA als hulppolitie op het volk losliet om te martelen en moorden. Samen met Ernst had hij de Kurfürstendammrellen georganiseerd, waarbij veel Joods uitziende burgers meer of minder willekeurig door de SA-benden het ziekenhuis in werden geslagen.
Hulp in deze benarde situatie van wildgroei van de terreur, kwam van Gestapo-chef Diels die aanbood om een einde te maken aan de SA-plaag. Göring had aanvankelijk zijn bedenkingen maar ging uiteindelijk aarzelend akkoord. Wat de politiemannen van Diels in de martelkamers van de SA aan gruwelen aantroffen, was ronduit misselijkmakend en stemde Diels dermate grimmig, dat hij alle bekende wilde SA-concentratiekampen achter elkaar oprolde, gevangenen op vrije voeten zette en de SA-beulen oppakte en, inzover mogelijk, voor gerecht sleepte. Over het sadisme van de barbaren in het bruine hemd maakte Rudolf Diels meermaals melding in zijn memoires. De Gestapo-chef die de taak op zich had genomen, de illegale SA-concentratiekampen te sluiten, beschreef de onderaardse gevangenissen in de vesting Wuppertal: "Hieronymus Bosch en Pieter Breughel hadden zich deze verschrikkingen niet voor kunnen stellen. De gevangenen waren levende skeletten... met etterende verwondingen... Er was niemand wiens lichaam niet van boven tot onder was bezaaid met blauwe, gele en groene tekenen van onmenselijke aftuiging." Als Diels zich met één van de gevangenen wilde bemoeien, verschenen "in keurig uniform, aan hals en borst oude en nieuwe onderscheidingen, Ernst, één van de Berlijnse SA-leiders en zijn gevolg... Lachend en kletsend betraden zij de catacombe. 'Wat denkt u wel?! Heb niet het lef ons tegen te werken', brulde Ernst." Over datzelfde kamp schreef ook een andere getuige: "In Wuppertal werd door de tot politiepresident benoemde plaatselijke SA-chef een kamp in de voormalige poetskatoenfabriek Kemna ingericht. In het drie verdiepingen tellende gebouw werden soms meer dan 1000 gevangenen gehuisvest. Getuigen vermelden speciale mishandelingsmethoden die de daar gestationeerde SA bedacht: Zo werden bij voorbeeld gevangenen in veel te kleine kleerkasten geperst, waar zij het urenlang moesten uitzingen en waar als extraatje sigarettenrook naar binnen werd geblazen. Ze moesten met petroleum, stront en andere viezigheid ingesmeerde zoute haringen consumeren zonder te mogen drinken en werden voor het nodig 'bad' in het ijskoude water van de aan het terrein voorbij stromende Wupper (-rivier) gedreven. Wuppertal is slechts een simpel en bijna tam voorbeeld van de gruwelcampagne die de SA in geheel Duitsland op de bevolking los liet. Met de acties en sancties van Gestapochef Diels was de macht en willekeur van de SA in Pruisen weliswaar enigszins onder controle maar intus-
sen dreigde een nieuw gevaar, want heimelijk en hardnekkig sloop de SS van Himmler dichterbij. Er was één gevangene die de SS dolgraag in handen had willen krijgen en die door Diels werd beschermd: de toenmalige SA-opstandeling Walther Stennes. Diels wist Stennes echter onder bescherming van Göring te stellen en deze gaf uiteindelijk opdracht om Stennes uit de handen van de SS te houden. Met hulp van diens echtgenote en een Duitse instructie-officier in Chinese dienst, wist hij Stennes naar Nederland te laten vluchten. Er wordt gezegd dat Stennes moest beloven, nooit meer een voet op Duitse bodem te zetten. Zoals wij weten, vertrok Stennes uiteindelijk naar China waar hij tot chef van de lijfwacht van de Chinese staatsman Tsjang Kai-sjek promoveerde. Dat soort successen van Diels over de SS waren zeldzaam. Meestal moest hij het onderspit delven. De Berlijnse SS-martelbunker Columbiahaus heeft hij nooit ontmanteld weten te krijgen en het illegale SS-kamp Papenburg werd eerst opgegeven nadat Hitler, na een indringende toespraak van Diels, had bevolen dat de artillerie van het leger het gebouw moest omsingelen en het, samen met de weerbarstige SSbemanning medogenloos aan puin schieten. De SS en met name de jaloerse commissaris Arthur Nebe, een van de weinige Nazi's bij de Gestapo, bleven tegen Diels intrigeren en samenzweren. Het kwam zelfs tot een inval in de woning van Diels tijdens diens afwezigheid. Hij wist deze actie nog te torpederen maar hij zag ook dat Göring een openlijke oorlog tegen de SS niet aandurfde en vluchtte naar het buitenland en wachtte daar de verdere gang van zaken af.
SS-Standartenführer Arthur Nebe in 1939 in zijn functie van hoofd van de recherche in Berlijn.
Oberführer Arthur Nebe in 1939. Hij is inmiddels dus een rang opgeklommen, al heeft hij nu al twijfels over de gemaakte keuzes. ——————— Arthuir Nebe werd op 13 November 1894 in Berlijn als zoon van een basisschool-onderwijzer geboren. Gedurende de eerste wereldoorlog diende hij als vrijwilliger bij het 17de genie-bataljon, waar hij tweemaal gasverwondingen opliep. In 1920 nam Arthur Nebe dienst bij de Berlijnse recherche (Kriminalpolizei, kort: Kripo), waar hij in 1924 promoveerde tot politiecommissaris. Hij trad tot de NSDAP toe op 1 Juli 1931 en werd op dezelfde dag lid van de SS. Nebe werd contactman van de Nazi's binnen de recherche met relatie tot de SS-afdeling onder leiding van Kurt Daluege. In de eerste maanden van 1932 vormden Nebe en andere Nazidetectiven het NS-ambtenaren-genootschap binnen het Berijnse Politiekorps. Na de machtsovername van de Nazi's in 1933, beval Daluege Nebe aan als hoofdambtenaar van de staatspolitie.
Arthur Nebe in 1942 in het uniform van Obergruppenführer van de SS.
In Oktober 1933 kreeg Nebe van Rudolf Diels, toenmalig chef van de Gestapo, opdracht, de liquidatie van Hitlers tegenstrever Gregor Straßer te organiseren. Op dit tijdstip begon Nebe zich langzaam van de Nazi's af te keren. Op het moment dat de Gestapo door de Sicherheitspolizei van Heydrich werd opgeslokt, werd Nebe opgewaardeerd tot SS-Gruppenführer. Terwijl Nebe nog regelmatig met de heren Heydrich en Himmler lunchte, groeide zijn aversie tegen het koppel. In 1933 maakte Nebe kennis met Hans Bernd Gisevius, toen ambtenaar in het Berlijnse Politie-hoofdkwartier. Gisevius introduceerde Nebe bij Hans Oster, een felle tegenstander van Hitler en zijn horde, meermalen door de Nazi's gearresteerd en weer vrij gelaten vanwege gebrek aan bewijzen, maar na de aanslag op Hitler in 1944 werd hij weer opgepakt en in het concentratiekamp Flossenburg gewurgd, net voordat de Amerikanen het kamp gingen bevrijden.
Kurt Daluege in het zwarte SS-uniform van een SSObergruppenführer uit 1936
ook een ontmoeting met Allen Dulles van de Amerikaanse Geheime Dienst in 1943. Na zijn terugkeer in Duitsland, werd hij door de Gestapo gearresteerd en ondervraagd maar weer vrij gelaten. Na de bewuste aanslag op Hitler in de Wolfsschanze in 1944, vluchtte Gisevius via zijn toenmalige Zwitserse vriendin en latere echtgenote naar Zwitserland, waar hij zich aan de Zwitserse autoriteiten uitleverde. Hij is auteur van een aantal boeken: «Bis zum bitteren Ende» (1946), «Adolf Hitler: Versuch einer Deutung» (1963) en «Der Anfang vom Ende: Wie es mit Wilhelm II begann» (1971).
Hans Bernd Gisevius, op de achtergrond Göring en officieren van de SS in de ontplofte bunker van Hitler in 1944. —————— Hans Bernd Gisevius (14 juli 1904 in Arnsberg, Westfalen – 23 februari 1974 in Müllheim, Baden -Württenberg) studeerde rechten en nam na zijn studie als jurist dienst bij het Pruisische Ministerie van Binnenlandse Zaken en werd in 1933 bij de Geheime Staatspolizei (Gestapo) aan het werk gezet. Na de machtsovername van de NSDAP in datzelfde jaar, begon hij zich in toenemende maten zorgen te maken over het onwetmatige optreden van Politie en partij en het voortdurende geknoei met de wet als zodanig. Na een aanvaring met Diels over de Duitse rechtsstaat en partij- orders, werd hij uit zijn functie gezet maar bleef in politiedienst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Pas toen het Duitse politie-apparaat geheel onder controle van Himmler en de SS kwam te vallen, werd Gisevius ook uit die functie ontheven. Maar al tijdens zijn werkzaamheden voor het Ministerie hield hij contact tot Arthur Nebe en speelde informaties door naar mensen als Hans Oster en Hjalmar Schacht, in 1933 presidentdirecteur van de Reichsbank, een functie die hij al tijdens de Republiek had vervuld, in 1934 minister van Economische Zaken en na de aanslag op Hitler in juli 1944 opgepakt en in een concentratiekamp gesmeten, waar hij de rest van de oorlog uit mocht zitten. Vanaf het begin van de oorlog was Gisevius in dienst van de Duitse militaire veiligheidsdienst van admiraal Wilhelm Canaris die zich had omgeven met leger-officieren die allemaal geen heil in Adolf Hitler zagen. Vanuit een post bij de Duitse ambassade in Zürich, Zwitserland, regelde Gisevius contacten tussen het Vaticaan en het Duitse verzet en had
Colonel Hans Oster, de man achter diverse mislukte aanslagen op Hitler, de laatste in juli 1944. Hans Oster (geboren op 9 augustus 1887 in Dresden – door de nazi's vermoord op 9 april 1945 in Flossenbürg) was beroepsofficier in het Duitse leger en een centrale figuur in het verzet van officieren tegen Hitler. Na beroepssoldaat te zijn geweest tijdens de Eerste Wereldoorlog, werd hij in 1929 vanwege een privé-affaire ontslagen maar in 1935 in dienst genomen door Wilhelm Canaris. Vanuit deze positie speelde Oster de aanvalgegevens van de Duitsers op Nederland door aan de Nederlandse militaire attaché in Berlijn, majoor Bert Sas. Oster werd gearresteerd maar bewijzen voor zijn verraad werden niet gevonden. In 1943 werd hij verdacht van hulpverlening aan Joden en uit de dienst ontslagen. Na de aanslag op Hitler in 1944, werd hij opnieuw gearresteerd en enkele dagen vóór het arriveren van de Amerikaanse troepen in het concentratiekamp Flossenbürg, door de SS gewurgd. In Juli 1936 werd de recherche tot rijksambt op landelijk niveau opgestuwd en samen met de Gestapo opgeslokt door de Sicherheitspolizei. Heydrich was op dat moment
algemeen chef van de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst SD. Nebe werd tot hoofd van de rijksrecherche benoemd. Als hoofd van de Kripo was hij verantwoording schuldig aan Heydrich. Deze constructie bleef bestaan tot 1939, toen de Kripo (recherche) tot Kriminalpolizei van Afdeling V in het RSHA – Reichssicherheitshauptamt (hoofdambt voor staatsveiligheid) werd gereconstrueerd. Nebe spande in 1938 met Dr. Karl Sack (Rechter-AdvocaatGeneraal van het leger) samen om het complot van Hitler tegen generaal Werner von Fritsch te verijdelen. In datzelfde jaar nam Hans Oster contact op met Arthur Nebe voor de samenzwering tegen Hitler en de couppoging van september 1938 om de inval in Tsjecho-Slowakije te voorkomen. Nebe zorgde voor informatie over SS-troepensterkte, logistiek en schuilplaatsen in en om Berlijn. In 1941, even vóór het begin van Operatie Barbarossa, werd Nebe door Heinrich Himmler aangewezen om het bevel te voeren over 'Einsatzgruppe' (commando-groep) B achter de legergroep 'Midden' in het Oosten. Over deze opdracht had historicus Gerald Reitlinger het volgende te melden "... Het hoofdkwartier van Nebes vernietigingsgroep was in Minsk gevestigd, later in Smolensk, waar hij contact had met een oude vriend, colonel Hans Oster, die verbonden was aan het hoofdkwartier van legergroep 'Midden'. Er wordt beweerd dat Nebe zich tegen Heydrichs bevelen heeft weten te verzetten door ze openbaar te maken tegenover de Oster-verzetskring die hem de afgelopen vier jaar al als spion had gebruikt." In feite was de executiescore van Nebe slechts een bescheiden percentage van wat er gemiddeld werd gemoord door anderen in dezelfde tijd en op dezelfde plek. Omdat hij zich niet gelukkig voelde met zijn werkkring en pakket van opdrachten, die in zijn ogen puur misdadig waren, wilde hij overplaatsing naar de Internationale Politie-Commissie, maar er wordt verteld, dat Ludwig Beck en Hans Oster hem hebben overgehaald, zijn plek te accepteren, om zo informatie te kunnen blijven verstrekken over interne gegevens van SS en Gestapo. Hij werkte samen met Henning von Tresckow en Fabian von Schlabrendorff om de oorlogsmisdaden in zijn gebied tot een minimum te beperken zonder dat het teveel in de gaten liep bij zijn meerderen. Toen hij uit Rusland terugkeerde, was hij al overtuigd van het feit dat Duitsland militair verslagen zou worden.
Omdat men begreep, dat de troepen dit soort taferelen niet graag zagen, gaf Himmler opdracht aan Nebe om met een andere methode te komen. Nebe besloot om experimenten met explosieven op 100 Russische psychische patiënten in Minsk uit te voeren en toen dat geen doorslaggevend succes bleek te zijn, over te gaan op uitlaatgasvergiftiging bij Mogilev. Nebe had het niet zo op zigeuners en in het boven genoemde boek wordt hij meermaals in verband gebracht met misdaden tegen deze groep van de bevolking. Er wordt zelfs gesuggereerd dat hij ooit tegen Bernd Wehner van het RKPA (Reichskriminalpolizeiamt, rijksrecherchebureau) dat hij alleen maar aan de samenzwering tegen Hitler had mee gedaan omdat hij bang was om anders voor zijn oorlogsmisdaden door de geallieerde overwinnaar te worden gestraft. Zijn deel aan de aanslagen op Hitler en met name de bomaanslag in 1944, was dubieus. Hij had opdracht om met een ploeg betrouwbare politiemannen Himmler te vermoorden, maar het signaal bleef uit doordat de aanslag mislukte. Hij vluchtte naar een eiland op de Wannsee bij Berlijn maar werd opgespoord en gearresteerd door verraad van een versmaadde minnares. Hij werd ter dood veroordeeld door het beruchte Volksgerichtshof en in de Plötzenseegevangenis aan een pianosnaar opgehangen die aan een vleeshaak was bevestigd, een straf die door Hitler persoonlijk was bedacht, omdat hij vond dat de samenzweerders als vee moesten worden opgehangen.
De vergaderzaal van de Wolfsschanze na de aanslag in 1944.
In het najaar van 1942, na de Wannsee-conferentie, waarbij over het lot van de Joden in Duitsland en de bezette gebieden werd onderhandeld en beslist, informeerde Nebe zijn mede-samenzweerders over de bedoelingen rond de zogeheten eind-oplossing. Na de grote ontsnapping uit het Stalag Luft III POW-kamp, kreeg Nebe van Heinrich Müller, toenmalig chef van de Gestapo (Amt IV, of afdeling 4 van het Reichssicherheitshauptamt RSHA) bevel om 50 van de 73 gepakte gevangenen aan te wijzen voor executie waar hij last mee schijnt gehad te hebben. Maar er doen ook andere verhalen over Nebe de ronde, zoals in het boek «The Nazi Persecution of the Gypsies» van Guenter Lewy. Die beschrijft een demonstratie van een massa-executie in opdracht van Himmler, waarbij 100 mensen in Minsk werden vermoord.
Het beruchte 'Volksgerichtshof' waar men elke vorm van recht vaarwel had gezegd en waar nauwelijks verdedigde aangeklaagden werden uitgescholden en vernederd. President van deze dubieuze rechtbank was Roland Freisler die aan het einde van de oorlog tijdens een bombardement om het leven kwam.
'Moordkamer', de executieruimte van de Plötzenseegevangenis met in de voorgrond een guillotine voor onthoofding en verderop de balk met vleeshaken voor de ophanging van de ter dood veroordeelden.
Nu is er van de executieruimte een herdenkingsplaats gemaakt omdat degene die hier aan zijn einde kwam, een erkende tegenstander van het nazi-regime was.
De gevreesde en eigenlijk niet onlogische overname van de Gestapo door de SS en de verhuizing van het SS-hoofdkwartier naar Berlijn bleef voorlopig uit. Wèl mocht Himmler een afdeling van de SD in Berlijn opzetten. Göring bleef baas in Pruisen en zijn Gestapo zou tot het einde van het regime blijven bestaan, naast en later onder de hoede van de SD van Heydrich en Himmler. Tot op dit moment hadden de landen van het Duitse Rijk nog autonomie en zeggenschap over hun Politie. Maar de rijksminister van Binnenlandse Zaken, Dr. Wilhelm Frick, streefde naar een gecentraliseerd Duits Rijk en dat kon niet zonder dat ook de Politie onder centraal gezag kwam te staan. Ondanks het verweer van Göring, kwamen steeds meer Duitse landen (de meer of minder autonome provincies) onder centraal gezag en promoveerde Himmler tot algemeen commandant van de politieke politie op landelijk niveau. Voor de verhoudingen tussen de Duitse landen en het Rijk, moeten we iets goed begrijpen: Traditioneel waren de Duitse landen stuk voor
stuk autonome gebieden binnen het Rijk met hun eigen gezag en hun eigen regering en politieke voorkeur. Bismarck had de vrede van 1848 angegrepen om van de Duitstalige landen één Rijk onder centraal bestuur te maken. Dat was slechts ten dele gelukt. De totale centralisatie van het Rijk werd pas na 1934 een feit. Tot dan toe was men landelijk nog voor een deel afhankelijk van de politieke instelling van de afzonderlijke landen binnen het Rijk. Je zou bijna kunnen zeggen dat de Nazi's het levenswerk van Bismarck voortzetten en voltooiden, ware het met andere doelstellingen en op een andere manier dan de oude graaf voor ogen had kunnen hebben. In dit machtspel kwam één groep absoluut niet aan bod en dat was de steeds overbodiger geworden SA. En zo kon het niet uitblijven dat de SD en de Gestapo berichten bereikten over onrust en onvrede in de rijen van de Stormafdeling van manschappen en leiders die het niet eens waren met de koers die de partij na de overwinning van 1933 had ingeslagen. Er trokken zich dus wolken samen boven het land en de pas regerende partij ging als zodanig haar eerste grote confrontatie tegemoet. Op 12 november 1933 waren er weer Rijksdagsverkiezingen, een schijnvertoning met enkel een NSDAP-kieslijst die was gekoppeld aan een referendum over de uittreding van Duitsland uit de Volkerenbond. Van nu af aan werd met elke nieuwe wet de Duitse rechtstaat, in zover hij nog enigszins bestond, systematisch afgebroken. Er gold nog slechts één recht: de absolute willekeur van de partij.
Zogenaamde Einsatzkommandos van de Sicherheitspolizei bij hun dagelijks werk in Rusland, het vermoorden van Joden, Zigeuners en verdachte personen en wat er zo nog meer voor hun voeten kwam.