Schoolgids Basisschool De Kleine Wereld
Schooljaar 2009-2010
Beste ouders/verzorgers, Dit is de schoolgids van basisschool De Kleine Wereld. Deze gids bevat informatie over de belangrijkste uitgangspunten van het onderwijs op de school. Met het plaatsen van uw kind op onze school heeft u hopelijk een bewuste keuze gemaakt. Wij hopen dat uw kind en u een plezierige periode op onze school zult hebben. De leerkrachten zullen in ieder geval trachten ieder kind welgemeende aandacht te geven, opdat uw kind niet alleen kennis en vaardigheden verwerft, maar zich ook ontwikkelt in een sfeer van warmte en geborgenheid. Naast de schoolgids ontvangt u de kalender met praktische informatie over de school. De Nieuwsbrief “ Het Kleine Wereldnieuws” verschijnt eenmaal per maand. Hierin kunt u actuele informatie over de school lezen. Deze informatie is zeer uiteenlopend: van activiteiten in de verschillende groepen tot organisatorische mededelingen. De school probeert door de uitgave van de nieuwsbrief te voorkomen dat de kinderen met allerlei losse briefjes thuiskomen. Wij adviseren u deze nieuwsbrieven goed door te nemen, omdat u anders de kans loopt om van bepaalde zaken niet op de hoogte te zijn. Wilt u een tweede exemplaar van de kalender, schoolgids of nieuwsbrief ontvangen dan kunt u dit bij de directie van de school kenbaar maken. Gaan er onverhoopt toch “losse” brieven mee dan is het goed te weten dat deze in principe op de woensdag aan uw kind worden meegegeven. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van de kalender, de schoolgids en de nieuwsbrief ligt bij de directeur van de school. Mocht u suggesties hebben, waardoor de schoolgids en de kalender van grotere waarde voor u kunnen zijn, dan vernemen wij dit graag. Met vriendelijke groeten, namens het team, Herman van Assen directeur
Pagina 2
1 Korte geschiedenis van de school Het schoolgebouw aan de Marie Curiestraat is in 1959 gebouwd. Oorspronkelijk waren er twee scholen gevestigd: de Constantijn de Grote school en de St. Helena school. De Constantijn de Grote school was een jongensschool. De St. Helenaschool was een meisjesschool. In hetzelfde jaar werd aan de Nieuwe Mollenhutseweg een protestantschristelijke school gesticht: de Prins Bernhardschool. In 1971 vond de eerste fusie plaats. De jongens- en meisjesschool werden bij elkaar gevoegd tot een school die de Constantijn de Groteschool bleef heten. Een volgende fusie was met de St. Josephschool in de Citroenvlinderstraat. Het aantal leerlingen liep terug, waardoor lokalen leeg kwamen te staan. Vandaar dat kleuterschool De Parelschelp onderdak kreeg in het gebouw aan de Marie Curiestraat. In 1985 werden De Parelschelp en de Constantijn de Groteschool samengevoegd tot basisschool Constantijn de Grote. Een verdere afname van het aantal leerlingen in de wijk leidde in 1992 tot het samenvoegen van de Constantijn de Groteschool en de Prins Bernhardschool. De samenvoeging werd gevierd met een groot feest en gaf ook aanleiding tot het zoeken naar een nieuwe naam, waarin iedereen zich kon vinden. Zo ontstond in 1995 basisschool De Kleine Wereld. In het schooljaar 2009-2010 is een deel van de school tijdelijk terug in het gebouw van de oorspronkelijke Prins Bernardschool. Als alles volgens plan verloopt, hebben we met ingang van het schooljaar 2010-2011 een nieuw gebouw op de plek van het oude. In ons logo ziet u de drie bouwen van de school, waarbij we streven naar een doorgaande lijn in de ontwikkeling van de kinderen. We willen recht doen aan het hele kind: hart, hoofd en hand zijn voor ons belangrijk. 2. Waar staat onze school voor? VEILIGHEID Ons belangrijkste uitgangspunt is dat kinderen zich op school veilig moeten kunnen voelen. Immers, pas wanneer je jezelf veilig voelt, kun je tot ontwikkeling komen. Dit streven komt onder meer tot uitdrukking in de regels die wij als school hanteren:
Ga met anderen om, zoals je wilt dat ze met jou omgaan. We helpen elkaar waar het kan en mag. Iedereen mag anders zijn. We luisteren goed naar elkaar. Kleine problemen leren we zelf op te lossen.
HART We steken veel tijd en energie in een goede sfeer in de school. We luisteren naar de kinderen: in de bovenbouw is een leerlingenraad geformeerd, die elke maand onder schooltijd bijeen komt. Pesten komt helaas op elke school voor. Ook bij ons. Het is een probleem dat wij onder ogen zien en serieus aanpakken. Op De Kleine Wereld willen we pesten voorkomen door het aanleren en handhaven van bovenstaande regels. Wij maken gebruik van ons vernieuwde pestprotocol om een goede sfeer te scheppen, te houden of te herstellen.
Pagina 3
HOOFD Doordat wij werken met een zeer diverse schoolbevolking, hebben wij ervaring met de zorg en het onderwijs voor al deze kinderen. Dit laten we o.a. zien door met niveaugroepen te werken. We hebben een uitgebreide aanpak van zorgleerlingen, die zoveel mogelijk in de groepen worden opgevangen. HAND Naast de bevordering van een positieve sfeer en het werken met niveaugroepen zijn wij ook een voorhoedeschool op het gebied van techniek. Kinderen leren niet alleen met hun hoofd, maar ook door te doen. Dit geven we vorm door kinderen met elkaar samen te laten ontdekken wat ze kunnen maken met bijvoorbeeld blokken, elektriciteit en bouwsels van papier. De kinderen gaan hier telkens heel enthousiast mee aan de slag. En zoals we in de klassen met niveaugroepen werken, kunnen de kinderen ook hier op hun eigen niveau opdrachten maken. De school wordt bezocht door kinderen met verschillende culturele achtergronden. Om deze verschillen inhoud te geven, organiseren we tweejaarlijks een intercultureel project. Dit project heeft telkens een ander thema en wordt afgesloten met een feestelijke avond waarop de kinderen aan alle ouders laten zien wat we hebben gedaan en geleerd. 3 De organisatie 3.1 Het gebouw In het schooljaar 2009-2010 zitten we in twee gebouwen. Een deel van het gebouw aan de Marie Curiestraat blijft staan om de kleuters op te vangen. De groepen 3 tot en met 8 zitten voor de duur van een schooljaar in de oude Prins Bernardschool, aan de Nieuwe Mollenhutseweg. 3.2 Het team In het schoolmanagementteam (smt) zitten de directeur en drie bouwcoördinatoren. Kort en simpel gesteld is hun taak ervoor te zorgen dat de leerkrachten hun aandacht en energie zo veel mogelijk aan de kinderen kunnen besteden en dat de school zich als één geheel ontwikkelt. Het team bestaat uit een goede mix van ervaren en minder ervaren leerkrachten. De coördinator leerlingenzorg begeleidt leerkrachten om kinderen extra hulp te bieden. De ICTer onderhoudt de programma‟s op alle computers en zorgt voor alle overige aspecten die bij het gebruik van de computers komt kijken. Ook beschikken we over een onderwijsassistent die kleine groepjes kinderen ondersteunt. Daarnaast zouden we niet zonder de hulp van onze conciërges kunnen. Zij nemen ons veel taken uit handen. Veel leerkrachten werken tegenwoordig in deeltijd. Een aantal leerkrachten heeft ook recht op compensatieverlof (de huidige term voor arbeidsduurverkorting of ADV) of ouderschapsverlof. Binnen de organisatie van de school wordt hiermee rekening gehouden en zal een leerkracht die verlof heeft vervangen worden door iemand uit het team, zodat de leerlingen bijna altijd met een hun bekende leerkracht te maken krijgen. Bij ziekte of buitenwoon verlof wordt gezocht naar een invalkracht. Er komt dus iemand van buitenaf de groep
Pagina 4
waarnemen. Helaas is het soms moeilijk aan invalkrachten te komen. Ook kan het wel eens voorkomen dat er van invalkracht gewisseld moet worden, als iemand maar een beperkte periode beschikbaar is. Als er geen invalkracht beschikbaar is, proberen we het op te lossen binnen het team. Lukt dit niet, dan wordt de groep verdeeld over de andere groepen. 3.3 Samenstelling van de groepen Bij de kleuters werken kinderen van 4, 5 en 6 jaar door en met elkaar en werken en leren op hun eigen niveau, in 3 groepen 1/2. In de middenbouw (groep 3 t/m 5) en bovenbouw (groep 6 t/m 8) zitten kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd bij elkaar in zogeheten jaarklassen. 4 Aspecten van ons onderwijs 4.1 Sociaal emotionele ontwikkeling Zoals al eerder gesteld: het belangrijkste uitgangspunt van de school is dat kinderen zich pas goed ontwikkelen als zij zich veilig te voelen. Sinds het schooljaar 2004 – 2005 is er een pestprotocol op de school van kracht. Hiermee willen we iedereen duidelijk maken waar we als school voor staan en welke sfeer we nastreven. Ieder schooljaar begint de leerkracht met het bespreken van afspraken en regels die in de klas worden gehanteerd. Deze regels worden kracht bijgezet door het plaatsen van de handtekeningen van de kinderen en de leerkracht(en) van de groep. Omdat we het belangrijk vinden, dat u daar als ouders eveneens van op de hoogte bent, krijgt uw kind een kopie van deze regels mee naar huis. Wij besteden veel aandacht aan de manier waarop we met elkaar omgaan. De groepen starten elk jaar met de methode Klets. Zo leren we kinderen kennis en vaardigheden om zich in het sociale verkeer te kunnen handhaven. Na deze 12 lessen, waar ook huiswerk bij hoort, vervolgen we de sociaal-emotionele ontwikkeling met de lessen drama uit onze methode (Moet je doen!). 4.2 Verschillen in ontwikkeling De verschillen tussen kinderen van ongeveer gelijke leeftijd zijn groot op onze school. In de kleutergroepen worden in de kring, die elke dag plaatsvindt, korte werkvormen met de kinderen gedaan op het gebied van taal, rekenen en wereldoriëntatie. Na een periode van werken, tijdens het eten en drinken en aan het einde van de dag, zitten de kleuters weer in de kring. In de hogere groepen geven wij korte instructies aan de groep of verschillende groepjes en mogen de kinderen zo veel mogelijk zelfstandig werken aan hun taken. Hierdoor creëren wij mogelijkheden om de kinderen op hun eigen niveau leerstof aan te bieden. We werken met 3 niveaugroepen per groep. Op deze wijze is het mogelijk kinderen die extra hulp nodig hebben bij de basisstof, deze hulp te bieden. Kinderen voor wie de basislessen te makkelijk zijn, krijgen extra stof aangeboden. Zo zorgen we dat de kinderen zoveel mogelijk worden aangesproken op hun eigen niveau. 4.3 Zelfstandig werken We werken inmiddels al een aantal jaren met dag- en weektaken. Op het planbord wordt door middel van stippen van een bepaalde kleur aangegeven welke taken de kinderen moeten maken. Rode taken moeten vandaag af, gele morgen en blauwe nog later die week. Groene taken zijn keuzetaken. Kinderen kunnen deze laatste taken maken wanneer ze daar zin in of tijd voor hebben.
Pagina 5
In groep 1 tot en met 3 zijn de taken aangegeven op het visuele planbord. Kinderen zien aan de plaatjes welke taak zij kunnen maken. In de kleutergroepen kunnen de kinderen hun naamkaartje bij een taak hangen. De taken die gemaakt moeten worden, beperken zich in groep 1 tot één taak per week (of per twee weken) tot meerdere taken per week in groep 2. Daarnaast kunnen de kinderen (beperkt) kiezen uit de overige taken op het kiesbord. De keuzewerkjes variëren van spelen in een hoek (speelhoek, zandtafel, verven, krijtbord, bouwhoek, computerhoek, knutselhoek) tot het werken met ontwikkelingsmaterialen. In groep 3 hangen onder de plaatjes van het planbord kaartjes met daarop de bladzijden van de werkboekjes die gemaakt moeten worden. Het aantal taken dat gemaakt moet worden, wordt geleidelijk verhoogd. De taken hebben betrekking op taal, rekenen, schrijven, maar ook op expressievakken als tekenen en handvaardigheid. Ook wordt in groep 3 gebruik gemaakt van hoeken, zoals de bouw-, verkleed-, lees- of verfhoek. Vanaf groep 4 staan de dag- en weektaken op een abstracter planbord. De kinderen leren hierdoor verder vooruit te kijken en mogen in hun eigen tempo de taken maken, mits er geen uitleg nodig is. Indien een uitleg van de leerkracht noodzakelijk is, staat er een uitroepteken voor de taak en moeten de kinderen wachten tot deze uitleg gegeven is. In groep 8 krijgt deze planning een vervolg door het werken met een planboekje/agenda. De taken van de week worden niet langer op het planbord gezet, maar door de leerkracht in een boekje geschreven. Kinderen worden hiermee voorbereid op het werken in het voortgezet onderwijs. 4.4 Hulpmiddelen We maken gebruik van aanvullend ontwikkelingsmateriaal voor rekenen en spelling. De kinderen kunnen hierdoor op een ervaringsgerichte manier hun taken maken. Daarnaast maken we al jaren gebruik van de computer in de klas als hulpmiddel. Dit gebeurt echter niet uitsluitend als extra oefening voor kinderen die uitvallen. Kinderen die meer dan het gemiddelde aankunnen, kunnen op de computer uitdagende stof aangeboden krijgen. In de bovenbouw oefenen kinderen hun vaardigheden met het programma Basisbits. Daarnaast maken ze gebruik van de computer bij het maken van een spreekbeurt of werkstuk. Verder biedt de computer de leerkrachten de mogelijkheid om de voortgang van kinderen te volgen en heeft deze een ondersteunende functie bij allerlei vakken. De computer kan naast de individuele hulp ook ingezet worden als “groene stip”, als keuzetaak. 4.5 De basisvakken Tot de basisvakken van de basisschool behoren taal, lezen, schrijven en rekenen. Deze vakken krijgen bij ons veel aandacht. De onderbouw werkt met de methode Schatkist, die aandacht besteedt aan mondelinge taal, woordenschat, beginnend rekenen en sociaal-emotionele ontwikkeling. De kleuters werken hierbij aan de hand van thema‟s. Zij worden voorbereid op het leren lezen en luisteren door bijvoorbeeld te luisteren naar verhalen, te oefenen in het rijmen, het uitbreiden van de woordenschat en het horen van de eerste of laatste letter van een woord. In groep 3 wordt aan de hand van de methode Veilig leren lezen en vanaf groep 4 met Zin in taal aandacht besteed aan diverse aspecten van taal: spreken/luisteren, spelling, woordenschat, woordbouw, zinsbouw en creatief schrijven. Pagina 6
LEZEN Lezen bestaat uit verschillende onderdelen. Kinderen ervaren allereerst dat lezen leuk is. Ze worden voorgelezen, waardoor hun fantasie geprikkeld wordt. Vanaf groep 3 – een aantal kinderen leest al in groep 2 – leren de kinderen technisch lezen via de methode Veilig Leren Lezen (VLL): ze begrijpen welke letters er zijn en kunnen daarmee woorden, zinnen en verhalen vormen. In de loop van groep 3 komt daar begrijpend lezen (Feestneus) bij. Met behulp van korte verhaaltjes wordt hun begrip getoetst. Naar aanleiding van de verhaaltjes worden vragen gesteld en besproken. In groep 4 en hoger breidt het leesproces zich verder uit. De methode „Lekker Lezen‟ gaat verder met het technisch lezen. We werken 4 ochtenden per week groepsdoorbrekend met deze methode. Kinderen lezen op hun eigen AVI-niveau en krijgen daarbij instructie van één van de leerkrachten. Ze zitten gedurende 6 weken in een vaste groep. Daarna worden de groepjes aangepast naar de ontwikkelingen van de kinderen en start het proces opnieuw. Kinderen lezen in principe in 12 weken tijd op een AVI-niveau hoger. Er zijn uitzonderingen aan de onder- en bovenkant: sommigen zijn na 6 weken toe aan een nieuw niveau, anderen na 18 weken leesonderwijs. Onze methode voor begrijpend en studerend lezen heet „Leeshuis‟. Met behulp van diverse leesstrategieën leren kinderen een tekst te begrijpen, doorgronden en de hoofdzaken van de bijzaken te onderscheiden. Ook komen ze in aanraking met verschillende soorten teksten. Om te zorgen voor de doorgaande lijn van groep 4 t/m groep 8 en ondersteuning van de leerkracht, maken we gebruik van klassenconsultatie. Hierdoor kunnen we ons onderwijs naar een hoger plan tillen. SCHRIJVEN Het schrijven krijgt bij ons aandacht door het gebruik van Schrijfdans en Pennenstreken. Schrijfdans baseert zich op het werken vanuit de grove naar de fijne motoriek. Grote bewegingen in de lucht worden kleine bewegingen op papier. We starten met muziek en voeren daarop bewegingen uit die we later op papier zetten. Daarna volgen het schrijven van schrijfpatronen (voorbereidende oefeningen voor het „echte‟ schrijven bij de kleuters) en de cijfers en letters. De kinderen starten in groep 3 met losse letters, die licht hellen. Ze bereiden de kinderen voor op het schrijven aan elkaar. Wanneer ze alle letters hebben gehad, leren ze aan elkaar schrijven. In groep 4 komen daar de hoofdletters bij. Vanaf groep 4 wordt het schrijven geautomatiseerd en het tempo verhoogd. In de bovenbouw ontwikkelen de kinderen – naast een vlot schrijftempo – een eigen leesbaar handschrift. REKENEN In de onderbouw wordt gewerkt met Schatkist. Rekenen doen we vanaf groep 3 aan de hand van de methode Pluspunt. De methode bestaat uit verschillende onderdelen: getallen en bewerkingen (denk aan optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, werken met kommagetallen, breuken, een getallenlijn enzovoorts) en meten, tijd en geld. Bij al deze onderdelen wordt de dagelijkse praktijk als voorbeeld genomen. Ook maken we gebruik van aanvullend materiaal en de computer om sommen te automatiseren en de kinderen te brengen van inzichtelijk naar abstract rekenen. We werken structureel met niveaugroepen bij rekenen. De kinderen komen hierbij beter aan hun trekken. 4.6 Wereldoriëntatie Onder wereldoriëntatie vallen alle vakken die te maken hebben met de wereld om ons heen. We onderscheiden daarbij aardrijkskunde, geschiedenis, verkeer en natuur & techniek. Pagina 7
Al in de onderbouw werken de kleuters via bepaalde thema‟s aan wereldoriëntatie. Deze thema‟s sluiten aan bij de belevingswereld van de kinderen. Denk daarbij aan de seizoenen of de buurt. Vaak hebben projecten (die door de hele school plaatsvinden) te maken met wereldoriëntatie. Vanaf groep 3 besteden we aandacht aan wereldoriëntatie door gebruik te maken van leskisten van het Milieu Educatie Centrum (MEC). De kinderen doen mee aan natuurpaden, gaan in de bovenbouw naar de waterzuiveringsinstallatie en de dierenambulance komt op school. Daarbij werken de kinderen met leskisten om zelf diverse aspecten van natuur & techniek te ontdekken. De schooltuin hebben we (als gevolg van de nieuwbouw) niet meer in gebruik. Wanneer we in het nieuwe gebouw plaatsnemen, zullen we weer de mogelijkheid hebben er gebruik van te maken. In groep 5 t/m 8 streven we bij geschiedenis naar het aanbieden van interessante opdrachten, die we hebben gebaseerd op de stof uit Wijzer door de tijd. We merken dat de kinderen deze opdrachten erg leuk vinden. Ze kiezen een opdracht die hen aanspreekt, leren zelf informatie te verzamelen en deze te presenteren aan de andere kinderen van de groep. Op deze manier leren ze niet alleen met, maar ook van elkaar. Voor aardrijkskunde werken we met de methode Wijzer door de Wereld. De stof wordt thematisch aangeboden. Voor zowel aardrijkskunde, geschiedenis als natuur & techniek maken we tevens gebruik van schooltelevisieprogramma‟s. Bij verkeer gebruiken we door de hele school de methode Klaar over. In groep 7 doen de kinderen mee aan het theoretisch- en het praktisch verkeersexamen. De afgelopen jaren hebben we veel aandacht besteed aan het vak Techniek. Techniek heeft binnen ons onderwijs een bijzondere plaats. De materialen en lessen kunnen op twee momenten per week worden geleend bij de techniekuitleen. De leerlingen van de midden- en bovenbouw halen in de techniekhoek van de aula zelfgekozen opdrachtkaarten en de benodigde materialen, nemen deze mee naar de klas en hebben dan een week de tijd om hun opdrachten uit te voeren. We stimuleren daarbij het samenwerken van kinderen. Als de opdracht klaar is, schrijven zij er een verslagje over en maken een digitale foto. Een afdruk van de foto wordt bij het verslagje in een schrift geplakt. Zo ontstaat een werkschrift techniek, waarin in de loop van de tijd een groot aantal verschillende techniekopdrachten worden vastgelegd. De kinderen nemen dit schrift namelijk mee naar de volgende groep. Bij het lenen van materialen hebben de kinderen een grote vrijheid van kiezen. Ze zoeken opdrachten die hen aanspreken. Dit verhoogt de motivatie in sterke mate. 4.7 Expressie en cultuur EXPRESSIEVAKKEN Onder expressievakken verstaan we muziek, dans, drama, handvaardigheid en tekenen. Voor al deze disciplines gebruiken we de methode Moet je doen! De kinderen leren – naast liedjes zingen – bewegen op muziek, het verschil tussen maat en ritme, dansen met behulp van een vastgelegde dans of vrij te bewegen. We doen rollenspelen en andere toneelactiviteiten. Het doel van dit alles is de kinderen te leren dat zij zich vrij kunnen en mogen bewegen en zich daarvoor niet hoeven te schamen. Ze leren dat ze zich op meerdere manieren kunnen uiten (niet alleen door te praten). Tevens verwachten we dat ze daardoor op een prettige manier met elkaar zullen omgaan. Daarnaast ontdekken ze dat het leuk is om creatief bezig te zijn en te fantaseren. Als gevolg van de tijdelijke huisvesting kunnen de theatervoorstellingen dit jaar niet plaatsvinden. In Pagina 8
verschillende groepen wordt gekeken naar alternatieve mogelijkheden, om ouders toch regelmatig uitvoeringen te kunnen laten zien. Bij tekenen en handvaardigheid leren de kinderen om te gaan met verschillende materialen. Ze leren diverse technieken te gebruiken. CULTUUREDUCATIE De school neemt deel aan een samenwerkingsverband van culturele instellingen en scholen in Nijmegen en omgeving. Iedere schooljaar staat een bepaald thema centraal, bijvoorbeeld theater. Het samenwerkingsverband selecteert voorstellingen en organiseert met en voor de school activiteiten voor de kinderen in en buiten de school. De Kleine Wereld heeft een kunstcoördinator die de school in het samenwerkingsverband vertegenwoordigt en het programma voor de school bepaalt. De oudercommissie draagt een deel van de ouderbijdrage t.b.v. deze culturele activiteiten af. Hierdoor kan de school af en toe ook zelf activiteiten organiseren, een museum of een voorstelling bezoeken. 4.8 Bewegingsonderwijs Bij bewegingsonderwijs gaat het om bewegingsonderwijs (voor groep 1-2), gymnastiek (groepen 3 t/m 8) en zwemmen (groep 4). Onze gymlessen zijn voor een deel gebaseerd op de methode Basislessen. De vakleerkracht geeft sport in brede zin, de lessen van de leerkrachten zijn voornamelijk gericht op spelactiviteiten. Door de methode is er sprake van een doorgaande lijn in de ontwikkeling van het bewegen van de kinderen. Daarbij horen ook samenspelen, competitie, tegen je verlies kunnen en op een veilige manier stoeien. Bij mooi weer wordt regelmatig buiten gegymd. Het doel van het zwemonderwijs is dat kinderen het zwemdiploma halen. Kinderen die al in het bezit zijn van 1 of meer diploma‟s, krijgen tijdens de zwemles zgn. „natte gym‟. Zij krijgen elke week diverse vormen van watersporten aangeboden, zoals bijvoorbeeld waterpolo. 4.9 Engels Kinderen krijgen al op jonge leeftijd te maken met de Engelse taal. Onze methode Bubbles, gebruikt in groep 7 en 8, sluit aan bij de al aanwezige kennis bij de kinderen. Ze leren spelenderwijs omgaan met Engels door middel van onder andere puzzels, spreek-, en luisteroefeningen, „games‟ en rollenspelen, maar ook door het zingen van Engelse songs. Plezier in het leren van een taal staat in Bubbles voorop. Het leren van Engels is in de eerste plaats gericht op luisteren en het opbouwen van een woordenschat. In een later stadium wordt de opgedane kennis toegepast in allerlei situaties. 4.10 Actief burgerschap en sociale integratie Een onderwerp dat binnen ons gehele onderwijs aandacht krijgt, is actief burgerschap en sociale integratie. We geven dit onderwerp vorm door gebruik te maken van een pestprotocol. In lessen sociale vaardigheden oefenen we met kinderen hoe zij het beste op elkaar kunnen reageren. Dit krijgt na de eerste 6 weken van het jaar een vervolg middels de lessen drama en dans. Daarnaast is de leerlingenraad actief. Op deze manier willen we kinderen een stem geven in de school en ze betrekken bij processen, die rechtstreeks op het onderwijs aan hen van invloed zijn. De bovenbouwleerlingen presenteren zich aan het begin van het jaar en worden gekozen door de overige bovenbouwleerlingen tijdens de verkiezing. Bij de start in augustus/september 2008 zal een deel van de leerlingenraad blijven bestaan en zullen de Pagina 9
lege plekken van groep 8-leerlingen worden opgevuld met nieuwe leden. In de loop van het jaar vindt nog een verkiezing plaats, ter vervanging van een deel van de raad. 4.11 Het infocentrum We beschikken over een infocentrum, waar kinderen op zoek gaan naar informatie voor een spreekbeurt of werkstuk. Kinderen kunnen de boeken lenen en meenemen naar de klas, waar ze aan hun spreekbeurt of werkstuk werken. Ze mogen hierbij ook gebruik maken van internet op de computers in de klas. De kinderen leren naast het verwerven van informatie ook hun weg te zoeken in het grote aanbod van gegevens, onderscheid te maken tussen hoofd- en bijzaken, de gevonden informatie te ordenen, informatie met anderen te delen en samen te werken. Het werken met het infocentrum gebeurt vooral in de midden- en bovenbouw. 4.12 De school in ontwikkeling In de hele school is taal een belangrijk speerpunt. De methode Schatkist omvat diverse thema‟s die elke twee jaar worden aangepakt. Schatkist biedt ook ideeën voor rekenen en wereldoriëntatie. In groep 4 t/m 8 werken we inmiddels met spellingpakketten, die gehaald zijn uit de methode. De kinderen werken hiermee om extra te oefenen voor het dictee. En dus het automatiseren van de schrijfwijze van de woorden. Daarnaast werken we sinds 2007-2008 met stelkaarten, die gebaseerd zijn op de methode Zin in Taal. Deze werkwijze moet nog worden geëvalueerd en verfijnd. Het werken met de methode „Lekker Lezen‟ wordt het komende jaar geborgd. Naast deze methode handhaven we de extra leesmomenten voor de zeer zwakke lezers. We streven ernaar alle leerlingen met minimaal AVI 9 van school te laten gaan. Dat wil zeggen dat kinderen als vaardige lezers de basisschool verlaten. We de methode „Leeshuis- begrijpend lezen‟ ingevoerd vanaf groep 4. Deze methode wordt geborgd. Leerkrachten hebben nu een jaar met de methode gewerkt. We pakken de knelpunten aan met behulp van evaluatie en klassenconsultatie. Ook in groep 3 is voor lezen een nieuwe methode ingevoerd. Veilig Leren Lezen heeft al niveaugroepen in de methode toegepast. Daardoor sluit deze naadloos aan bij onze wensen. Kinderen die al kunnen lezen, krijgen vanaf het begin materialen aangeboden die passen bij hun leesvoorsprong. Desondanks doen ze wel „gewoon‟ mee met het thema van de groep. Verder stemmen we “het zelfstandig werken” als werkvorm meer en meer op elkaar af. 5 De leerlingenzorg We besteden in onze school systematisch aandacht aan de voortgang van het leer- en ontwikkelingsproces van de leerlingen. We maken twee à drie trendanalyses per jaar om hiaten en knelpunten vroegtijdig te onderkennen. Zo kunnen we tijdig aangepaste voorzieningen treffen voor leerlingen die belemmeringen ondervinden in hun ontwikkeling. 5.1 Het aanleggen van een leerlingendossier Gegevens van de leerlingen worden vastgelegd in het leerlingendossier. Hierin worden alle gegevens van het kind (die van belang zijn voor zijn of haar ontwikkeling) bewaard: uitslagen van toetsen en proefwerken, verslagen van observaties, afschriften van rapporten, samenvattingen van gesprekken met de ouders, enzovoort. Met deze dossiers wordt, in het kader van de privacywet, zorgvuldig omgegaan.
Pagina 10
5.2 Rapportage Zes tot acht weken na de start van het schooljaar worden de ouders uitgenodigd voor een gesprek over het sociaalemotionele functioneren van hun kind. Zit het kind goed in zijn/haar vel? Hoe is de overgang naar de nieuwe groep verlopen? Het accent van het gesprek ligt nadrukkelijk op dit aspect omdat er nog niet veel gegevens over de leerprestaties bekend zijn. De ouders ontvangen deze gespreksronde een rapport, met alleen deze sociale aspecten en de algemene indruk van de leerkracht over de werkhouding en interesses van het kind. In januari/februari ontvangen de ouders van de kinderen in groep 2 t/m 8 een rapport waarin de vorderingen van hun kind vermeld worden. Voor de bespreking van dit rapport worden alle ouders nadrukkelijk uitgenodigd voor een tienminutengesprek. De ouders ontvangen het rapport minimaal twee dagen voor het gesprek. Ongeveer vier weken voor het einde van het schooljaar ontvangen de ouders het laatste rapport en een uitnodiging voor een gesprek. De kinderen van groep 1 krijgen aan het einde van het jaar een woordrapport mee. In groep 2 krijgen de kinderen aan het eind van het schooljaar een „plakboek‟ mee, waarin de ontwikkeling van het kind goed te volgen is. Groep 8 krijgt het laatste rapport in de laatste week van het schooljaar mee naar huis. 5.3 Het CITO-leerlingvolgsysteem Een manier om de ontwikkeling van ieder kind te kunnen volgen is het zogenaamde CITOleerlingvolgsysteem. Wij gebruiken dit leerlingvolgsysteem om te kunnen bijhouden wat de kinderen (in vergelijking met kinderen in het hele land, in dezelfde groep) al wel en nog niet kennen en kunnen. Elk half jaar wordt voor een aantal vakken/ vakonderdelen een toets afgenomen. Het gaat (onder meer) om de vakgebieden begrijpend lezen, woordenschat, spelling en rekenen & wiskunde. Kinderen met een score van A of B hebben een ruim voldoende score om verder te kunnen. Bij een score van C is hulp in een aantal gevallen nodig. Dit kan betekenen, dat in de klas extra hulp wordt geboden voor dat specifieke vak of onderdeel. Heeft een kind een score van D of E, dan worden de prestaties van het kind nader bekeken. Mogelijk is extra begeleiding/ hulp nodig. Er wordt dan nagegaan of en hoe extra begeleiding kan worden vormgegeven. 5.4 De leerlingenzorg in het kort 1. De leerkracht signaleert een leer- of gedragsprobleem bij een kind. 2. De leerkracht onderneemt actie, al dan niet na overleg met collega‟s of de Coördinator Leerlingenzorg (CLZ). 3. Wordt het probleem opgelost, dan is geen verdere hulp nodig. 4. Wordt het probleem niet opgelost, dan volgt een gesprek met de coördinator leerlingenzorg en wordt er een handelingsplan gemaakt. Na tussentijdse evaluatie wordt besloten of er voldoende vooruitgang is en wordt het handelingsplan aangepast of stopgezet. 5. Is dit niet het geval, dan wordt een leerlingbegeleider van Marant (de schooladviesdienst) ingeschakeld. In alle fasen wordt overleg gevoerd met de ouders. In het kader van Weer Samen Naar School is het streven om zoveel mogelijk kinderen op de basisschool te houden. Om leerlingen met leer- en/of gedragsproblemen op de juiste manier Pagina 11
onderwijs te geven in het basisonderwijs, kunnen leerkrachten begeleiding krijgen van een leerkracht van een school voor Speciaal Onderwijs (ambulant begeleider). Hieraan gaat vooraf, dat een onderwijskundig rapport wordt opgesteld, waarin wordt aangegeven wat het kind kan, waar het moeite mee heeft, wat zijn of haar toetsresultaten zijn en welke acties de school zelf heeft ondernomen met betrekking tot het probleem. Dit rapport wordt door het zorgadviesteam (ZAT) getoetst op noodzaak. Mochten wij van mening zijn dat het kind toch naar het Speciaal Basisonderwijs zou moeten gaan, dan wordt deze leerling door middel van het onderwijskundige rapport wederom aangemeld bij het ZAT. Na een psychologisch onderzoek, een positief advies en het onderwijskundige rapport wordt bij de PCL (Permanente Commissie Leerlingenzorg) toestemming voor plaatsing op een school voor Speciaal Basisonderwijs gevraagd. Kinderen die meer lesstof aankunnen dan de gemiddelde leerling, krijgen andere uitdagingen in de leerstof aangeboden. In eerste instantie wordt in de klas extra stof aangeboden. Deze extra stof kan op diverse leer- of ontwikkelingsgebieden betrekking hebben. Het kan gaan om verdiepingsstof of stof op een vlak dat in het gemiddelde onderwijs niet wordt aangeboden. Eventueel gaat het om het versneld verwerken van de lesstof, waarna bij hoge uitzondering volgt dat een kind een groep mag overslaan. 5.5 Leerlinggebonden financiering (het „rugzakje‟) Als er sprake is van leerproblemen, die veroorzaakt worden door een beperking (autisme, slechtziendheid, etc.), dan kan op verzoek van ouders een persoonsgebonden budget („rugzakje‟) worden aangevraagd. De aanvraag verloopt via het Regionaal Expertisecentrum (REC). Wanneer deze rugzak wordt toegekend, wordt in overleg met de school een plan van aanpak opgesteld, om aan de behoefte van het kind te kunnen voldoen. De school krijgt (een gedeelte van) het budget om personeel en materiaal te kunnen bekostigen. 5.6 Hulp van externe deskundigen op initiatief van ouders Soms kiezen ouders ervoor om een particuliere hulpverlener of hulpverlenende instantie in te schakelen. Wanneer school en ouders het samen eens zijn over deze vorm van externe samenwerking, worden er tevoren afspraken gemaakt over het samenwerkingstraject. Anders is het wanneer ouders op volledig eigen initiatief hulp zoeken bij particuliere instellingen. Het verzoek tot medewerking van de school dient dan mondeling of schriftelijk bij de schoolleiding te worden ingediend. De schoolleiding beslist aan de hand van de concrete hulpvraag of de school medewerking verleent. Wanneer overeenstemming wordt bereikt over een vorm van samenwerking en er verslagen worden gemaakt door de extern deskundige waarbij sprake is van een schoolaandeel, dient het verslag, voordat het naar buiten gaat, eerst door de Coördinator Leerlingenzorg (CLZ) te worden gelezen en voor akkoord verklaard te worden. Een kopie van het verslag gaat in het leerlingdossier. Indien er handelingssuggesties worden aangereikt, dient de leerkracht in samenspraak met de CLZ te bekijken wat de consequenties zijn en in hoeverre deze realiseerbaar zijn. Is er sprake van een verschil van inzicht over de gewenste begeleiding, dan dient deze door beide parijen aan de schoolleiding kenbaar te worden gemaakt. De schoolleiding neemt een voor alle partijen bindende beslissing en deelt deze schriftelijk mee aan de ouders. 5.7 Overgang naar het voortgezet onderwijs In groep 7 wordt in de maanden april en mei de CITO Entreetoets afgenomen. Naar aanleiding van het resultaat van de toets wordt, in combinatie met de eigen ervaringen van Pagina 12
de leerkracht, in een individueel gesprek een voorlopig advies voor het vervolg onderwijs uitgebracht. Uit deze toets wordt tevens duidelijk welke aspecten van de leerstof het kind in groep 8 nog extra moet oefenen. In groep 8 worden enkele scholen voor voortgezet onderwijs bezocht. Ook vinden informatiedagen en -avonden plaats op de scholen voor voortgezet onderwijs. Wij raden u aan al in groep 7 enkele scholen met uw kind te bezoeken. Vóór de herfstvakantie in groep 8 worden de eerste adviesgesprekken gevoerd met leerlingen (en hun ouders) die naar het leerwegondersteunend (LWOO) of praktijkonderwijs (PRO) gaan. Na de kerstvakantie voeren de leerkrachten adviesgesprekken met de ouders en kinderen die naar de overige vormen van het voortgezet onderwijs gaan. Dat de kinderen hierbij aanwezig zijn, vinden wij belangrijk. Het gaat immers om hun toekomst. Tot slot vinden in juni kennismakingsmiddagen plaats op de scholen voor voortgezet onderwijs, waar de kinderen zijn aangenomen. Wanneer de leerlingen van school zijn, spreken de mentoren van de scholen nog een keer met de leerkrachten van groep 8. Ook ontvangen wij jaarlijks de rapporten van onze oudleerlingen tot zij de middelbare school verlaten. Zo kunnen wij de resultaten van de kinderen een paar jaar blijven volgen. Op de Onderwijsinformatiemarkt wordt door scholen voor voortgezet onderwijs uitgelegd hoe bij hen gewerkt wordt. Overdag werken alle kinderen aan opdrachten om meer inzicht in het systeem te krijgen. ‟s Avonds is er informatie voor zowel de leerlingen als hun ouders. De CITO Eindtoets vindt op drie ochtenden in februari plaats. Het resultaat van de toets en het persoonlijke advies van de leerkracht(en) zijn nodig voor het aanmelden van uw kind bij de geschikte school voor voortgezet onderwijs van uw keuze. Voor meer informatie over de overgang naar het voortgezet onderwijs, verwijzen wij de ouders van groep 8 naar de informatieve ouderavond in november. 5.8 Jeugdzorg GGD De afdeling Jeugdzorg van de GGD volgt de ontwikkeling (sociaal, lichamelijk, motoriek, spraak-taal) van kinderen van 0 tot 19 jaar. Daardoor is het mogelijk gezondheidsrisico‟s op te sporen en gezondheidsproblemen vast te stellen. Om gezondheidsproblemen te voorkómen richt de GGD haar aandacht op individuele én groepen kinderen. Schoolarts en assistente: De schoolarts voert een totaal onderzoek uit bij kinderen die 5 jaar zijn of dit in het lopende kalenderjaar worden. Hierbij zijn de ouders, of één van hen, aanwezig. Daarnaast verricht de assistente onderzoek naar visuele en auditieve mogelijkheden, beweging en motoriek. Op verzoek van de leerkracht of de ouders kunnen kinderen eveneens worden onderzocht. De ouders moeten hier wel mee akkoord gaan.
Pagina 13
Logopediste: De logopedist van de GGD onderzoekt op school alle kinderen van vijf jaar op hun spraaktaalontwikkeling, stemgebruik, mondgewoonten en gehoor. U wordt vooraf schriftelijk over dit onderzoek geïnformeerd. In principe hoeft u niet bij deze „screening‟ van uw kinderen aanwezig te zijn. Het kan zijn dat de logopedist u naar aanleiding van de screening uitnodigt voor een gesprek of voor een meer uitgebreid onderzoek bij de GGD. Een enkele maal vindt de logopedist dat het raadzaam is uw kind na enkele maanden nog een keer te zien. Dan krijgt u hierover via uw kind schriftelijk bericht. De logopedist behandelt zelf geen logopedische problemen. Daarvoor wordt u doorverwezen naar logopedisten met een particuliere praktijk in uw omgeving. Als u zelf vragen heeft of een probleem met de logopedist wilt bespreken, geef dit dan door aan de leerkracht van uw kind. Deze kan de boodschap aan de logopedist doorgeven die dan contact met u opneemt of u voor een gesprek uitnodigt. Sociaal verpleegkundige: In groep 7 wordt een standaardonderzoek uitgevoerd voor ogen, houding, groei en welzijn, door middel van een gesprek met het kind en een vragenlijst voor ouders. Daarnaast wordt geadviseerd bij problemen in de leefwijze en/ of opvoedingsproblemen. Soms verwijst de verpleegkundige naar de schoolarts (of, bij haast, naar de huisarts). Eventueel komt de verpleegkundige op huisbezoek. Gegevens en rapportage: Ouders moeten toestemming geven om relevante informatie door te geven aan de leerkrachten, i.v.m. beroepsgeheim (bij een standaard en een specifiek onderzoek). In de nabespreking met de schoolarts wordt hierover verslag gedaan in het leerlingendossier. Bureau Leerplicht: Het werk van Bureau Leerplicht gaat naast het toezicht op de leerplicht ook steeds meer om de zorg voor leerlingen in samenwerking met de GGD en de politie. De leerplichtambtenaar voert gesprekken met ouders, leerlingen en school, op kantoor of tijdens een huisbezoek. Soms gaat ze mee naar Bureau Jeugdzorg, wanneer een ouder dit als een hoge drempel ervaart. Bij drie aaneengesloten dagen van vermoedelijk schoolverzuim, is de school verplicht dit te melden. Meldingen komen ook van de schoolarts, politie, ouders (bijvoorbeeld bij pestgedrag: het kind wil niet meer naar school). In enkele gevallen worden processen verbaal opgemaakt (in Nijmegen zo'n 50 tot 60 per jaar). Bij kinderen tot 12 jaar worden de ouders bekeurd, leerlingen vanaf 12 jaar kunnen zelf bekeurd worden als blijkt dat de ouders er alles aan hebben gedaan om hun kind naar school te krijgen. De Raad voor de Kinderbescherming wordt er dan bij betrokken. Melding kan meerwaarde hebben om vervroegd schoolverlaten te voorkomen. De schoolbegeleidingsdienst (Marant) kan bij langdurig schoolverzuim door ziekte begeleiding en advies bieden. Soms is er sprake van een grijs gebied. Dan kan de leerkracht naar de ouders de zorg voor het vele verzuim uitspreken en in tweede instantie meedelen dat de leerplichtambtenaar of de schoolarts kan worden ingeschakeld. Bij leerlingen van 4 jaar (deze zijn nog niet leerplichtig) die vaak afwezig zijn, kan een preventief gesprek met de leerplichtambtenaar helpen. Leerlingen van 5 jaar mogen in overleg met de directie af en toe afwezig zijn.
Pagina 14
6 Scholing en begeleiding 6.1. Scholing van leerkrachten Nascholing van personeel is van essentieel belang om de laatste ontwikkelingen van het onderwijs gestalte te geven. Daarom heeft ons nascholingsbeleid de volgende doelstellingen: Het bevorderen van de beroepsmatige ontplooiing van onze leraren (wet Beroepen in ontwikkeling). Het promoten van vitaal leraarschap (voorkomen van burn-out). Het bevorderen en op peil houden van de kwaliteit van ons onderwijs en van de ondersteunende activiteiten binnen ons onderwijs. Het bevorderen van de mogelijkheden tot functie- en taakontwikkeling . De cursussen vinden meestal plaats na schooltijd of in de avonduren. Het kan echter ook voorkomen dat een leerkracht naar een dagcursus moet. In dat geval wordt er voor vervanging gezorgd. 6.2. Begeleiding en inzet van stagiaires van PABO en ROC Jaarlijks bieden wij op onze school plaats aan een aantal stagiaires van de PABO (lerarenopleiding) en het ROC (opleiding tot onderwijsassistent). Wij vinden het tot onze taak horen om mensen wegwijs te maken in het vak en hen te begeleiden bij het opdoen van ervaring in de praktijk. Hun inbreng houdt ons vers en brengt ons op nieuwe ideeën. De eindverantwoordelijkheid ligt hierbij bij de betreffende leerkracht, ook als studenten soms voor langere tijd voor de groep staan. Dit geldt met name voor vierdejaars studenten, die kort voor het afronden van hun opleiding staan. 7 De Oudercommissie (OC) De oudercommissie bestaat uit ongeveer 10 leden, die na aanmelding door de oudercommissie gekozen worden. De commissie vergadert gemiddeld acht keer per jaar, waarbij een lid van het smt aanwezig is. De bijeenkomsten zijn openbaar en de vergaderdata staan in de jaarkalender. Eén van de belangrijkste taken van de OC is het contact tussen de ouders en de school bevorderen. Er zijn ook contacten met de medezeggenschapsraad, door onder meer twee gemeenschappelijke vergaderingen per schooljaar. In samenwerking met het team worden door het jaar heen de diverse activiteiten georganiseerd. 7.1 De ouderbijdrage De oudercommissie int en beheert de ouderbijdrage. Van dit geld worden zaken bekostigd waarvoor het ministerie geen vergoeding geeft, maar die voor de sfeer van de school belangrijk zijn. Zoals al jarenlang blijkt, willen ouders hun kinderen graag laten deelnemen aan de extra activiteiten zoals: uitstapjes, excursies, sportdag, museumbezoek, Sinterklaasviering op school, etc. De ouderbijdrage is niet wettelijk verplicht. Ouders die geen ouderbijdrage betalen, betalen per activiteit. De oudercommissie en/of de school kan leerlingen – voor wie geen ouderbijdrage werd betaald – uitsluiten van activiteiten, welke volledig vanuit die ouderbijdrage gefinancierd worden. U bent als ouder zelf verantwoordelijk voor de communicatie naar uw kind, wanneer het niet mee kan doen met activiteiten. Voor de leden van de oudercommissie en de jaarlijkse ouderbijdrage verwijzen wij u naar de jaarkalender.
Pagina 15
8 De Medezeggenschapsraad (MR) De MR bestaat uit 3 ouders en 3 teamleden. Ouders worden geworven via verkiezingen. Het team bepaalt zelf, wie het team gaat vertegenwoordigen in de MR. In principe treden MRleden na drie jaar af. De hoofdtaak van de MR is invloed uitoefenen op het beleid van de school. Het gaat in de MR om met name het behartigen van de belangen van ouders, leerkrachten en leerlingen. Hierbij heeft de MR in sommige gevallen instemmingsrecht en in andere gevallen adviesrecht. Los van de zaken waarover de MR wettelijk advies of instemming mag geven, kan de MR gevraagd of ongevraagd reageren op alle zaken die met de school als geheel te maken hebben. Er is een aantal beleidszaken waar de MR ieder jaar mee te maken krijgt. Voorbeeld hiervan zijn de schoolgids en het ARBO-beleid. De MR vergadert gemiddeld 8 keer per jaar. In de kalender staan de data vermeld. Deze vergaderingen zijn openbaar. Mocht u van plan zijn een vergadering bij te wonen, meldt u zich dan bij de secretaris van de MR (
[email protected]). De agenda en verslagen van vergaderingen zijn te lezen op het prikbord bij de personeelskamer. Een teamlid en een lid van de oudergeleding maken deel uit van de GMR (de gemeenschappelijke MR van de scholen die zijn aangesloten bij de Stichting Josephscholen Nijmegen). In de jaarkalender vindt u welke ouders en teamleden in de MR zitten. 9 Het aannamebeleid 9.1 Aanmeldingsprocedure voor 4- en 5-jarigen Een kind wordt aangemeld bij de directeur. Hiervoor wordt door de ouders een formulier ingevuld. In een intake-gesprek zullen de ontwikkelingen van het kind besproken worden, om hierop te kunnen inspelen gedurende het schoolproces. Naast het intake-gesprek krijgen de ouders eveneens een rondleiding door de school. Kort voor het kind naar school gaat, mag het tien dagdelen komen „wennen‟ om kennis te maken met de leerkracht en de groep. We proberen door het zo klein mogelijk houden van deze groepen een goede basis te leggen voor de verdere ontwikkeling van de kinderen. 9.2 Aanmeldingsprocedure bij tussentijdse aanmelding Een kind wordt aangemeld bij de directeur. Er wordt door de ouders een aanmeldingsformulier ingevuld. De coördinator leerlingenzorg voert met de ouders een intake-gesprek en geeft een rondleiding door de school. De directeur of de coördinator leerlingenzorg vraagt inlichtingen op bij de vorige school. De aannamecommissie, die bestaat uit de directeur en de coördinator leerlingenzorg, bekijkt de verzamelde gegevens, overlegt eventueel met de groepsleerkracht en neemt een beslissing. In deze beslissing wordt meegenomen of er voldoende plaats is in de betreffende groep en of of de school het kind voldoende ontwikkelingsmogelijkheden kan bieden. Bij de volgorde van plaatsing van kinderen wordt gehouden met: Broertjes of zusjes van al aanwezige leerlingen. Kinderen die woonachtig in onze wijk zijn.
rekening
De schoolbesturen en de gemeente Nijmegen hebben afgesproken met een centraal aanmeldingspunt voor de kinderen te werken. U kunt uw kind aanmelden via www.schoolwijzer.nl. Pagina 16
9.3 Groepsgrootte Voor de groepen 1-2 is in principe het maximale aantal leerlingen per klas 28 leerlingen. Door deze klassen zo klein mogelijk te houden proberen we een zo gunstig mogelijke basis te leggen voor de verdere ontwikkeling van de kinderen. Als dit aantal voor een klas is bereikt, worden er geen nieuwe leerlingen in deze klas geplaatst. Er wordt dan gekeken of er nog ruimte is in één van de andere klassen. Is dit niet het geval dan komt de leerling op een wachtlijst te staan. Plaatsing volgt dan in principe bij de start van het nieuwe schooljaar. Ouders kunnen een voorkeur opgeven voor de groep waarin zij hun kind geplaatst willen zien, zolang het maximale aantal kinderen voor een groep nog niet is bereikt. In principe is 35 het maximale aantal leerlingen per klas voor de groepen 3 t/m 8. Als in een groep 32 leerlingen zitten, worden voor deze groep geen nieuwe leerlingen meer aangenomen. De drie “restplaatsen” zijn bestemd voor leerlingen in de volgende situaties: Voorbeeldsituatie: In groep 5 zitten 32 leerlingen, in groep 4: 28 en in groep 7: 30. Er worden drie kinderen uit één gezin aangemeld voor bovengenoemde groepen. De leerling in groep 5 wordt toch aangenomen. 10 Sponsoring in het onderwijs Bij sponsoring gaat het om geld, goederen of diensten die een sponsor verstrekt aan een bevoegd gezag, directie, leraren, niet-onderwijzend personeel of leerlingen. De sponsor verwacht hiervoor een tegenprestatie, waarmee leerlingen of hun ouders in schoolverband worden geconfronteerd. Bij sponsoring kan b.v. worden gedacht aan: Gesponsorde lesmaterialen, zoals lesboekjes, video‟s, posters en spellen Sponsoren van activiteiten, zoals schoolfeesten, sportdagen of schoolreisjes Sponsoren van gebouw/inrichting/computerapparatuur Het doel van sponsoring in het onderwijs is om financiële middelen of diensten te verwerven die de school ten goede komen. Het mag echter absoluut geen inbreuk op de kwaliteit van de school maken of de kwaliteit van de school van sponsoring afhankelijk maken. De Kleine Wereld kent geen structurele sponsoring. Incidenteel kan de school aan sponsoring doen, mits dit niet tegen het convenant indruist. Alle landelijke onderwijsorganisaties hebben binnen een zogeheten convenant afspraken gemaakt over sponsoring. Enkele belangrijke onderdelen uit het convenant zijn: Scholen gaan zorgvuldig om met sponsoring. Sponsoring moet verenigbaar zijn met de pedagogische en onderwijskundige taak en doelstelling van de school. Sponsoring moet in overeenstemming zijn met de goede smaak en het fatsoen en er mag geen geestelijke en lichamelijke schade berokkend worden aan de leerlingen. De objectiviteit, geloofwaardigheid, betrouwbaarheid en onafhankelijkheid van de school mogen niet in gevaar gebracht worden. Sponsoring mag de continuïteit en inhoud van het onderwijs niet beïnvloeden. Klachten kunnen gericht worden aan de klachtencommissie en voor inhoudelijke concrete gevallen naar de Reclame Code Commissie.
Pagina 17
11 Calamiteitenplan In school zijn wij goed voorbereid op eventuele ongelukken en calamiteiten. Verschillende leerkrachten zijn opgeleid als BHV-er (Bedrijfshulpverlener) en kunnen de kinderen adequaat hulp verlenen of beoordelen of het kind moet worden doorverwezen naar de huisarts of het ziekenhuis. Het gebouw wordt jaarlijks gekeurd door brandweer. Indien het gebouw aan de eisen voldoet, ontvangt de school een gebruikersvergunning. Deze vergunning is voor de laatste maal in 2006 afgegeven. De school heeft een alarminstallatie tegen inbraak en brand. We houden drie keer per jaar ontruimingsoefeningen aan de hand van een vastgesteld en beproefd vluchtplan. Veiligheid staat hoog in het vaandel van de school. Momenteel is een werkgroep met dit thema belast om alle aspecten die hieronder vallen in beeld te brengen en tevens maatregelen te treffen om de veiligheid te vergroten. Alle zaken die betrekking hebben op veiligheid, zijn in het schoolveiligheidsplan gebundeld. 12 Klachten en ordemaatregelen Per 1 augustus 2001 is de kwaliteitswet voor het onderwijs in werking getreden. In het kader van die wet dient iedere school een regeling te hebben voor de behandeling van alle klachten die op een school kunnen afkomen. Voor afhandeling van klachten is de school aangesloten bij de LKC (Landelijke Klachten Commissie) in Woerden. 12.1 De eerste stap Klachten kunnen onder anderen gaan over begeleiding van de leerlingen, toepassing van strafmaatregelen, beoordeling van leerlingen, de schoolorganisatie, het schoolklimaat. Voor deze klachten kan men in laatste instantie terecht bij het bestuur, die een klachtencommissie benoemd heeft, bestaande uit drie personen: een ouder, een bestuurslid en een deskundige op het gebied van de klacht. De klacht is gericht aan de leerkracht A. De klacht wordt in een gesprek aan de leerkracht gemeld en gezamenlijk komt men tot een oplossing. De afspraken worden schriftelijk vastgelegd op een overlegformulier. B. Mocht het gesprek geen oplossing bieden, dan wordt de klacht bij de directie gemeld en komt men gezamenlijk tot een oplossing. De afspraken worden schriftelijk vastgelegd. C. Pas in laatste instantie wendt men zich tot het bestuur. De klachtencommissie zal dan bemiddelen. De conclusies en/of afspraken worden schriftelijk vastgelegd. De klacht is gericht aan de ouder(s) A. Degene die een klacht heeft, legt deze in een gesprek voor aan de ouders. Gezamenlijk komt men tot een oplossing. De afspraken worden schriftelijk vastgelegd. De directeur wordt geïnformeerd over het te houden gesprek. B. Levert het gesprek niet de gewenste resultaten op, dan wordt de klacht bij de directeur gemeld. In gezamenlijk overleg zal de directeur tot een oplossing komen. De afspraken worden schriftelijk vastgelegd. C. Pas in laatste instantie wendt men zich tot het bestuur. De klachtencommissie zal dan bemiddelen. De conclusies en/of afspraken worden schriftelijk vastgelegd. De klacht is gericht aan de directie A. Degene die een klacht heeft, legt deze in een gesprek aan de directie voor. Gezamenlijk komt men tot een oplossing. De afspraken worden schriftelijk vastgelegd. B. Pas in laatste instantie wendt men zich tot het bestuur. De klachtencommissie zal dan bemiddelen. De conclusies en/of
Pagina 18
afspraken worden schriftelijk vastgelegd. Het beheer over de schriftelijke weerslag valt onder de verantwoordelijkheid van de direct betrokkenen en dient met de grootst mogelijke zorgvuldigheid te geschieden. 12.2 Machtsmisbruik ten behoeve van leerlingen Hieronder vallen alle vormen van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie, geweld en pesten, die zich voordoen binnen of in samenhang met de onderwijssituatie. In de volgende paragrafen wordt beschreven hoe men dient te handelen bij geconstateerd machtsmisbruik. 12.3 Interne contactpersoon (ICP‟er) Binnen de school zijn personen aangewezen, waar men terecht kan met een klacht over machtsmisbruik door iemand van de school (personeel, leerlingen, ouders, vrijwilligers). De contactpersoon zal naar het verhaal luisteren en de indiener van de klacht adviseren hoe hij/zij het beste kan handelen. Het is niet de bedoeling, dat de contactpersoon zelf met de klacht aan de slag gaat. 12.4 Externe vertrouwenspersoon (ECP‟er) De externe vertrouwenspersoon is deskundig op het terrein van machtsmisbruik en de gevolgen daarvan. Hij/ zij zal met de indiener van de klacht praten en kijken welke volgende stappen wenselijk zijn. Dat kan in de vorm van hulpverlening zijn en/ of het indienen van een klacht en/ of aangifte doen bij de politie. Wil men liever niet eerst naar de interne contactpersoon, dan kan men rechtstreeks contact opnemen met de externe vertrouwenspersoon. Voor telefoonnummer en adres verwijzen wij u naar de adressenlijst achterin de jaarkalender. 12.4.1 Meldpunt vertrouwensinspecteurs De Onderwijsinspectie wil graag een steun zijn voor ouders, kinderen, leerkrachten en andere betrokkenen in het onderwijs. Om die reden heeft de Inspectie een telefonisch meldpunt in het leven geroepen. U kunt hier terecht voor klachtmeldingen over seksueel misbruik, seksuele intimidatie, fysiek geweld en psychisch geweld (zoals grove pesterijen). Hieraan zijn toegevoegd: discriminatie, onverdraagzaamheid, fundamentalisme, radicalisering, extremisme e.d. De inspectie staat garant voor een zorgvuldige behandeling van uw klacht en zal op zoek gaan naar de meest wenselijke aanpak. 12.5 De klachtencommissie Mocht men besluiten officieel een klacht in te dienen, dan komt men terecht bij de onafhankelijke klachtencommissie van de LKC. Het bestuur heeft zich bij deze stichting aangesloten. Het adres van deze stichting vindt u in de jaarkalender. Als de klachtencommissie haar onderzoek heeft afgerond, doet ze uitspraak of de gegeven worden over de te nemen maatregelen. Het bestuur beslist wat ze met het advies doet. NB. Op school ligt de regeling ter inzage. 12.6 Ordemaatregelen Ondanks alle afspraken en regels die we op school hanteren, zijn er soms kinderen die niet gevoelig zijn voor de consequenties die we naar aanleiding van negatief gedrag nemen. Als een kind zich erg negatief opstelt binnen de school en geen positief gedrag vertoont als we met een passende straf hebben geprobeerd dit gedrag te veranderen, dan kan de directie (in overleg met de leerkracht) besluiten het kind te schorsen. Dit is echter een noodmaatregel die nauwelijks wordt toegepast.
Pagina 19