Scholierencolleges Griekse en Latijnse Taal en Cultuur 2013, RUG
De Droom van Constantijn (Dr J.W. Drijvers) Op 28 oktober 312 versloeg de Romeinse keizer Constantijn (306-337) zijn tegenstander Maxentius bij de Pons Milvius, een brug over de Tiber net even buiten Rome. Voorafgaande aan de slag zou hij een kruisteken aan de hemel hebben gezien waarna hij een droom had dat hij met behulp van het kruisteken de overwinning zou behalen. In 313 kondigde Constantijn het Edict van Milaan af waarbij de christenen voor het eerst in hun geschiedenis godsdienstvrijheid kregen. Dit college gaat over de christianisering van het Romeinse rijk als gevolg van Constantijns keuze voor het christendom. De focus zal liggen op de stad Rome en verandering van het stedelijke landschap (o.a. kerkbouw) als gevolg van Constantijns christianiseringsbeleid. Het college kan dienen als voorbereiding op een Rome reis.
Romeinen, Bataven en de Nederlandse identiteit (Dr J.W. Drijvers) Een belangrijk moment in de Nederlandse Geschiedenis was de opstand van de Bataven tegen de Romeinen in 69 n.Chr. Deze Batavenopstand stond onder leiding van Julius Civilis. Later, vooral tijdens de Tachtigjarige Oorlog, zou deze opstand worden gezien als het eerste “nationale” verzet tegen een onderdrukker. Dit college gaat over hoe de Batavenopstand en Julius Civilis werden gebruikt in de context van de vorming van een Nederlandse identiteit.
Medea: manwijf of echte vrouw? (Dr E.H. van Emde Boas) Medea, zoals neergezet in Euripides’ gelijknamige tragedie, is een van de meest fascinerende figuren uit de Griekse en Romeinse literatuur: een machtige, betoverende vrouw, die een verschrikkelijke en gruwelijke misdaad pleegt door haar kinderen te vermoorden. Moderne geleerden hebben zich regelmatig afgevraagd of Medea’s gedrag op de een of andere manier moet worden gekoppeld aan haar geslacht — een thema dat Euripides zelf ook vaak centraal stelt. Gedraagt Medea zich als een man, en overschrijdt ze daarmee op gevaarlijke wijze de normen van de Atheense samenleving? Of is Medea juist een typische vrouw, en schuilt daarin het gevaar? In dit college gaan we in op de vraag hoe vrouwen op het Griekse toneel werden voorgesteld, hoe er in de Atheense samenleving tegen vrouwen werd aangekeken, en hoe we het Medea-personage tegen deze achtergronden moeten beoordelen. Bij het bespreken van passages uit de Medea (in vertaling) wordt van de deelnemende leerlingen actieve deelname verwacht.
Griekse accenten (Dr E.H. van Emde Boas) In alle moderne Griekse teksten staat er op (bijna) ieder woord een accentteken. Maar toen de werken van auteurs als Herodotus, Euripides en Plato voor het eerst op schrift werden gesteld bestonden deze accenten nog helemaal niet. Waar komen de accenten vandaan? Wat betekenen ze? Is het zinvol om ze te leren? Tijdens dit college gaan we in op dit soort vragen: we besteden daarbij 1
Scholierencolleges Griekse en Latijnse Taal en Cultuur 2013, RUG aandacht aan zowel de theorie en de praktijk van de Griekse accentleer. In de tweede helft van het college maken leerlingen zelf meerdere opdrachten, waarbij ze oefenen met het benoemen en plaatsen van accenten.
Historische taalkunde (Dr E.H. van Emde Boas) Het Grieks en het Latijn gaan, net als het Nederlands, Engels, Duits, Frans, en de meeste andere Europese talen, terug op een gemeenschappelijke voorouder, een taal die wordt gereconstrueerd als het ‘Proto-Indoeuropees’. Door het bestuderen van de overeenkomsten en verschillen tussen de verschillende talen (vergelijkende taalwetenschap), kunnen we iets zeggen over de aard van die taal, en zelfs over de cultuur van de mensen die duizenden jaren geleden Europa introkken en de Indoeuropese taal met zich meebrachten. Deze vorm van taalwetenschap helpt bovendien bij het begrijpen van allerlei ‘onregelmatige’ verschijnselen uit de Griekse en Latijnse grammatica. In dit college maken leerlingen kennis met een paar basisbegrippen uit de historische vergelijkende taalwetenschap, aan de hand van enkele duidelijke voorbeelden uit het Grieks en Latijn. Aan het eind van het college gaan leerlingen zelf aan de slag met het ‘reconstrueren’ van klankwetten.
Medea en Dido (Prof Dr M.A. Harder) De figuur van Medea speelt niet alleen een rol in de Medea van Euripides, maar ook in het epos van de Alexandrijnse dichter Apollonius Rhodius. Hij beschrijft hoe zij als jong meisje verliefd wordt op de held Jason en geeft daarmee de “voorgeschiedenis” van het verhaal bij Euripides. Na Apollonius neemt Vergilius met de figuur van Dido het thema van de vrouw die verliefd wordt op een vreemdeling en heftig reageert als hij haar in de steek laat weer op in zijn Aeneis. Hij combineert op die manier de thema’s van Euripides en Apollonius. Na een inleiding analyseren we in deze lezing een paar belangrijke passages die een goed beeld geven van de manier waarop latere dichters de figuur van Medea verwerken en steeds weer vernieuwen.
Griekse papyri: de herontdekking van verloren teksten (Prof Dr M.A. Harder) Sinds het einde van de 19e eeuw zijn in het zand van Egypte veel fragmenten van Griekse teksten teruggevonden. Dat zijn enerzijds literaire werken die eeuwenlang als verloren beschouwd werden, anderzijds allerlei documenten over het dagelijks leven. We hebben nu bijvoorbeeld fragmenten van Sappho, een van de weinige vrouwelijke dichters uit de oudheid, en grote fragmenten van een aantal verloren tragedies van Euripides. Daarnaast hebben we allerlei brieven, contracten, lijsten en andere documenten die ons een uniek beeld geven van de Griekstalige samenleving in Egypte vanaf ca. 300 v.Chr. Het ontcijferen van deze teksten is een spannende bezigheid. Na een inleiding mogen de leerlingen zelf aan de hand van een Nederlandse namaak-papyrus ervaren hoe dat in zijn werk gaat.
2
Scholierencolleges Griekse en Latijnse Taal en Cultuur 2013, RUG De retorische behandeling van een filosofische kwestie in Seneca’s Phaedra (Dr Z.W.R.M. von Martels) Alle jonge Romeinen met enig talent werden op school doorkneed in de regels van de retorica en er werd veel tijd besteed aan de oefening daarin. Deze training heeft overal in de Latijnse literatuur zijn sporen nagelaten. Mooie voorbeelden daarvan zijn ook te vinden in de tragedies van Seneca. Zo werkt Seneca in zijn Phaedra een filosofische stelling op retorische wijze uit: het leven in de natuur is te verkiezen boven dat in de stad (Ph. 483-564). Deze tekst is het onderwerp van deze les. Daarin staan de volgende twee vragen centraal: 1. Waaruit blijkt het retorisch karakter van deze tekst? En welke middelen gebruikt Seneca om de lezer te overtuigen? 2. Welke betekenis moet worden gehecht aan het retorische antwoord op de in wezen filosofische vraag? Van de leerlingen wordt tijdens de les een actieve rol verwacht bij de behandeling van deelvragen en in de discussies n.a.v. de bespreking van de tekst Er wordt in de eerste plaats gewerkt met een vertaling, maar op gezette tijden zal ook worden gewezen op bijzonderheden in het Latijn, voor zover van belang voor de beantwoording van de vragen.
Een Latijns reisverslag van het eerste Japanse gezantschap aan Rome (1584-86) (Dr Z.W.R.M. von Martels) Het Latijn vervulde ook na de ondergang van het Romeinse rijk nog vele eeuwen lang een rol die vergelijkbaar is met die van het Engels nu. Het was bij uitstek de taal waarmee je overal terecht kon. Maar dat dit ‘overal’ zich ook heeft uitgestrekt tot aan China en Japan, zal verbazing wekken. Het in het Latijn opgestelde verdrag van Nerchinsk tussen China en Rusland in uit 1689 is een beroemd voorbeeld van die praktijk. Van een iets andere aard is het Latijnse reisverslag vaneen Japanse gezantschap dat van 1584 tot 1586 Portugal, Spanje en Italië bezocht. Het ging om vier Japanse jongemannen die waren opgeleid door de Jezuïeten en zo ook al wat Latijn hadden leren spreken. Zij werden hierheen gestuurd om de Europese vorsten, de paus en andere hoge geestelijken een goede indruk te geven van de mogelijkheden die het Verre Oosten bood. Maar de tweede reden was om toekomstige, aan de Jezuïetenscholen opgeleide Japanners een verslag in handen te geven, waarmee ze zich een indruk van de grootsheid van de Europese cultuur konden vormen.. Tijdens de les wordt ingegaan op de betekenis, achtergronden en avonturen van het gezantschap en ook worden uit het reisverslag enige korte teksten gelezen over het bezoek aan Rome. Aan het begin van de les zal de leerlingen een aantal deelvragen worden voorgelegd die ze door een actieve deelname en door het stellen van de juiste tegenvragen moeten zien te beantwoorden in de loop van de les.
Saxa Loquuntur. Griekse en Latijnse teksten op steen (Prof Dr O.M. van Nijf) In deze les maken de leerlingen kennis met Griekse en Latijnse teksten op steen. Het was een opvallend kenmerk van Griekse en Romeinse steden dat er niet alleen veel te zien was , maar ook veel te lezen. Overal vond je inscripties: officiële inscripties op standbeeldbases, besluiten en wetten, bouwinscripties, wij-inscripties voor de goden, keizerlijke brieven, grafschriften en ook graffiti. Je komt ze op vakantie of tijdens je Romereis nu nog tegen, in musea, op ruïnes of hergebruikt in latere gebouwen, maar het gaat slechts om een fractie van wat er ooit was. 3
Scholierencolleges Griekse en Latijnse Taal en Cultuur 2013, RUG De les omvat een korte algemene inleiding op de praktijk van de epigrafie (waar vind je inscripties? hoe moet je die lezen? En waar vind je informatie?) In de les wordt ook een aantal epigrafische teksten gelezen, waarvan een deel direct van foto of ‘Abklatsch.’ Hierbij wordt een eigen inbreng gevraagd van de leerlingen. Deze les is het meest geschikt voor de hogere klassen (5 of 6) en wordt het beste gegeven als blokuur.
Machtige lichamen: cultuur en sport in de Griekse steden van de keizertijd (Prof Dr O.M. van Nijf) Sport stond centraal in de Griekse wereld – of het nu ging om training in het gymnasium of om atletische competitie op lokaal niveau of in wedstrijden met een regionaal of internationaal karakter, zoals bijv. In Olympia. Ook de Griekse kunst en literatuur speelde sport een belangrijke rol. Het valt misschien te verwachten dat er aan deze sportcultuur een einde kwam toen de Griekse steden hun zelfstandigheid verloren in de Hellenistische en Romeinse periode. Niets is echter minder waar: in de keizertijd kwam de Griekse sportcultuur tot de grootste bloei. In deze les zullen we onderzoeken wat precies de rol was van deze traditionele sportcultuur aan de hand van een aantal epigrafische, (en literaire en archeologische) bronnen, waarbij we een aantal teksten in het origineel zullen lezen.
Opnieuw leren lezen (Dr R. Regtuit) We denken er nauwelijks bij na als we een Griekse tekst openslaan, maar Plato zou “onze” Platoteksten niet kunnen lezen en Herodotos de Herodotosteksten ook niet. De teksten zijn gedrukt in een lettertype dat pas eeuwen na hun dood in gebruik is genomen. Plato en Herodotos kennen eenvoudigweg de lettervormen niet. De ontwikkeling van het Griekse schrift begint met de overname van het Fenicische alfabet door de Grieken (rond 1000/900 voor Christus) en loopt door tot de uitvinding van de boekdrukkunst in de vijftiende eeuw. Maar eigenlijk loopt de ontwikkeling door tot op de dag van vandaag, omdat nu nog steeds nieuwe lettertypes worden ontwikkeld, bijvoorbeeld voor gebruik op het internet. Na een inleiding waarin de ontwikkeling van het Griekse schrift wordt geschetst, gaan de leerlingen zelf aan het werk met handschriften uit verschillende periodes. Zo leren zij als het ware opnieuw lezen.
Het zwaard in de ingewanden: Lucanus over Rome in burgeroorlog (M. van der Schuur) Drie jaar voor de burgeroorlog tussen de keizers Galba, Otho, Vitellius en Vespasianus stierf de jonge dichter Lucanus, gedwongen tot zelfmoord vanwege zijn betrokkenheid bij de Pisonische samenzwering tegen Nero. Hoewel hij de dertig niet heeft gehaald, heeft Lucanus - een neef van de filosoof, staatsman en tragedieschrijver Seneca - toch één van de belangrijkste gedichten uit de Latijnse literatuur op zijn naam staan: het Bellum Civile, een onvoltooid epos over de burgeroorlog tussen Caesar en Pompeius. In dit epos verwijt Lucanus de Romeinen hun neiging om het zwaard in de eigen ingewanden te stoten, in plaats van het te gebruiken tegen hun vijanden. In tegenstelling tot Vergilius, die zingt van het ontstaan van Rome, zingt Lucanus van Romes ondergang. Voor Lucanus' tijdgenoten moet zijn gedicht profetisch zijn geweest, gezien de burgeroorlog die na de dood van Nero in 68nC uitbrak tussen verschillende troonpretendenten, met Italië als slagveld. Het heeft dan ook niet alleen op dichters na hem een enorme 4
Scholierencolleges Griekse en Latijnse Taal en Cultuur 2013, RUG invloed gehad, maar ook op een historicus als Tacitus. In dit college onderzoeken we aan de hand van enkele belangrijke passages hoe Lucanus Romes zelfmoord poëtisch vormgeeft - niet geschikt voor zwakke magen!
De dichter en de filosoof: Seneca over gevaarlijke emoties (M. van der Schuur) Seneca was niet alleen filosoof, maar ook schrijver van tragedies. Deze tragedies gaan over dezelfde tragische helden als de Griekse (bijvoorbeeld Hercules, Oedipus, Medea, Agamemnon), maar zijn in veel opzichten extremer dan de Griekse tragedies, onder andere in de portrettering van heftige emoties. Een emotie die bijzonder veel aandacht krijgt van Seneca, zowel in zijn proza als in zijn tragedies, is de woede. Seneca heeft hier zelfs een grote verhandeling over geschreven, De Ira, waaruit delen zijn opgenomen in het examenpensum. In dit scholierencollege worden passages uit het filosofisch proza en uit de tragedies met elkaar vergeleken, om te ontdekken welke overeenkomsten en verschillen er zijn tussen de manier waarop een dichter en een filosoof emoties beschrijven. En is het van belang dat de dichter en de filosoof in dit geval één en dezelfde persoon zijn?
De kunst van kannibalisme: Tydeus en Melanippus in Statius' Thebais (J. Soerink) In Statius' Thebais, een episch gedicht over de mythe van de Zeven tegen Thebe, vinden we een huiveringwekkende scène: Tydeus, één van de zeven helden die strijden tegen Thebe, zet zijn tanden in het hoofd van zijn vijand Melanippus en slorpt diens brein naar binnen. Kannibalisme dus. In dit college wordt deze duistere passage tegen het licht gehouden. Bestonden er in de oudheid daadwerkelijk zulke kannibalistische praktijken? Of waar haalde Statius zijn inspiratie vandaan? Wat is de symbolische betekenis van kannibalisme? En wil Statius misschien een politiek statement maken tegen keizer Domitianus?
Alma mater? Voedsters in de Romeinse oudheid en literatuur (J. Soerink) Voedsters waren in de oudheid, van Homerus tot Hiëronymus, een normaal verschijnsel. Maar Romeinse intellectuelen als de geschiedschrijver Tacitus en de filosoof Favorinus waren fel gekant tegen borstvoeding door voedsters. Zij pleitten, op zowel medische als morele gronden, voor borstvoeding door de moeder zelf - een pleidooi met interessante echo's in de tijd van de Verlichting. Dit college gaat in op de achtergronden van het gebruik van voedsters en de genoemde discussie onder de Romeinse elite. Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan enkele passages van Statius' Thebais: hoewel het epos over de Zeven tegen Thebe is gesitueerd in een ver mythisch verleden, lijkt de Thebais deze contemporaine discussie te weerspiegelen.
5
Scholierencolleges Griekse en Latijnse Taal en Cultuur 2013, RUG Deiokes: toonbeeld van rechtvaardigheid? (Prof Dr G.C. Wakker) Aan de hand van een van de verhalen bij Herodotus, het verhaal over Deiokes, (Hdt. 1. 95-10) zal getoond worden hoe een nauwkeurige analyse van de taal en de verteltechniek kan leiden tot een nauwkeurigere interpretatie. In de commentaren op deze passage zie je dat het oordeel over Deiokes verschilt: sommigen vinden hem het toonbeeld van rechtvaardigheid, anderen zijn neutraal, weer anderen vinden hem onrechtvaardig. Als je goed kijkt naar de signalen die uitgaan van verteltechniek en woordkeuze kun je deze vraag oplossen. In dit college zullen we dit proberen te doen, waarbij we aandacht besteden aan vooral twee vragen: 1. Kunnen we door het verhaal taalkundig en verteltechnisch te analyseren de vraag naar Herodotus’ waardering voor Deïokes beter beantwoorden? 2. Doen de bestaande (Nederlandse) vertalingen recht aan deze analyse? We zullen de passages gezamenlijk lezen en hierbij wordt veel eigen inbreng verwacht van de leerlingen.
Alle dagen feest: de Panathenaia als festival van alle Atheners? (Dr S. Wijma) De Atheners hielden wel van een feestje; ongeveer 150 dagen van het jaar werd er wel ergens in de polis een festival ter ere van een van de vele goden die de Atheners aanbeden gehouden. Op de meeste van die dagen lag het gewone leven stil – de volksvergadering kwam niet bijeen, de rechtbanken waren gesloten – iedereen moest immers mee kunnen doen om de goden gunstig te stemmen. Tijdens deze festivals toonden de Atheners niet alleen hun welwillendheid aan de goden maar lieten ook een ideaalbeeld van hun samenleving zien. Vooral de grote polisfestivals, gevierd door de gehele of grote delen van de Atheense bevolking, waren een gelegenheid om zo’n ideaalbeeld neer te zetten. Als we kijken naar organisatie van de Panathenaia, letterlijk het festival van alle Atheners voor hun beschermgodheid Athena, hoe zag dat ideaalbeeld er dan uit? En hoe veranderde dit beeld door de tijd heen, toen er stromen immigranten zich in Athene vestigden en Athene een rijk met bondgenoten vergaarde in de 5e eeuw v. Chr.?
Barbaren in de film 300: een Atheense uitvinding? (Dr S. Wijma) In de film 300 van Zack Snyder uit 2006 worden de Perzische tegenstanders van de Spartanen bij Thermopylai op extreem negatieve wijze neergezet: de soldaten zijn monsterlijk, laf en alleen sterk door hun grote aantallen terwijl hun aanvoerder, Xerxes, als verwijfde en irrationele opperdespoot vol piercings en goud wordt neergezet. Direct na de première werd enorme kritiek geuit op dit beeld van de Perzen als barbaarse monsters, niet verbazingwekkend met de Iraniërs voorop. Deze beeldvorming is echter niet totaal nieuw. Direct na de triomf over de Perzen in 479, kwam een nieuw (stereo)type op in het wereldbeeld van de Atheners: de barbaar. Tegenover deze barbaar werd de ideale Athener geplaatst: als de Atheners wilde benadrukken dat ze rationeel en vrij waren, dan werden barbaren als emotioneel en slaafs neergezet. In dit college kijken we naar deze historisch wortels van de beeldvorming in de 300. Waar vinden we de barbaar voor het eerst en hoe werd hij afgebeeld? En waar wijkt de 300 af in deze beeldvorming en hoe valt dat te verklaren? 6