SAMENWERKINGSVERBAND VO 30-‐02
HOOFDLIJNENNOTITIE t.b.v. oprichting van het nieuwe VO-‐samenwerkingsverband VO 30-‐02 Mei 2012 1
INLEIDING Het nieuwe VO-‐Samenwerkingsverband(i.o.) heeft de opdracht vóór 1 november 2012 een rechtspersoon in te richten. In de Intentieverklaring is beschreven, dat er in maart/april 2012 een hoofdlijnennotitie wordt vastgesteld. In deze notitie wordt een beschrijving gegeven van de essentiële onderdelen van de juridisch–bestuurlijke vormgeving van deze rechtspersoon. Bij deze keuze spelen twee invalshoeken een essentiële rol. Allereerst gaat het om de keuze tussen de stichting, vereniging of coöperatieve vereniging. Daarnaast verklaart het wetsvoorstel Passend Onderwijs de wettelijke bepalingen die gaan over Goed Bestuur, en dan met name de scheiding tussen bestuur en intern toezicht, van overeenkomstige toepassing op de (toekomstige) samenwerkingsverbanden. Het VO-‐samenwerkingsverband heeft gekozen voor de stichtingsvorm. De argumenten voor deze keuze zijn: • Het aantal aangesloten schoolbesturen bedraagt op dit moment 7; • Er wordt gestreefd naar maximale betrokkenheid van elk bevoegd gezag bij het bestuur; de stichtingsvorm heeft maar één bestuurslaag, waardoor genoemd uitgangspunt optimaal gehonoreerd kan worden; • De genoemde bestuurlijke inrichting heeft –gegeven de context-‐ de hoogste graad aan betrokkenheid en slagvaardigheid in zich. • Daarnaast is gekozen voor een stichting met het “Bestuur/directiemodel”. Bij dit laatste spelen 4 argumenten een doorslaggevende rol: a. In dit model is er sprake van hoge betrokkenheid van de participerende schoolbesturen. b. Er is sprake van grote bestuurlijke slagvaardigheid , gegeven de “vrij platte organisatie”. c. Het bestuur blijft ten alle tijden eindverantwoordelijk. d. Er is sprake van voldoende flexibiliteit in vrijheidsgraden voor directie/management via mandatering. Dit document wordt aan de betrokken medezeggenschapsorganen van de samenwerkende besturen ter informatie aangeboden. Deze organen hebben volgens de Wet Medezeggenschap Scholen (WMS) en de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) 2
instemmingsrecht indien het bevoegd gezag samen met anderen een samenwerkingsverband vormt. Onderhavige hoofdlijnennotitie moet worden opgevat als een informatie-‐document voor de medezeggenschapsorganen. Elk bevoegd gezag bespreekt deze notitie met zijn MR/GMR/OR. Deze besprekingen worden in de maanden mei-‐juni gevoerd. In de vergadering van het samenwerkingsverband (i.o.) van september worden de resultaten van genoemde besprekingen aan de orde gesteld. Hierna worden de concept-‐statuten uitgewerkt. Deze concept-‐statuten worden dan voorgelegd aan de afzonderlijke medezeggenschapsorganen ter instemming. Vervolgens kan in oktober 2012 de akte door een notaris opgemaakt worden. Zoals aangegeven gaat deze hoofdlijnennotitie over de vormgeving van de rechtspersoon. Daarnaast wordt er gewerkt aan een hoofdlijnennotitie betreffende de inhoud van het ondersteuningsplan. Het inspraaktraject van dit thema loopt via de op te richten ondersteuningsplanraad. DEELNEMERS Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs Scholengroep Tongerlo Stichting Markland College Stichting ROC West-‐Brabant Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Roosendaal Stichting Katholiek Primair Onderwijs Roosendaal Stichting R.K.Mytylschool Roosendaal Stichting Het Driespan Etten-‐Leur Zij vormen per 1 november 2012 een samenwerkingsverband Passend Onderwijs op basis van de wetgeving zoals die vanaf 1 augustus 2012 luidt voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet en voortgezet speciaal onderwijs. Krachtens een ministeriële regeling is de regio voor het in deze akte op te richten samenwerkingsverband Passend Onderwijs vastgesteld en loopt in beginsel gelijk met de grenzen van de gemeenten Roosendaal, Halderberge en Moerdijk. 3
NAAM De stichting draagt de naam: Samenwerkingsverband VO 30-‐02. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Roosendaal. DOELSTELLING De stichting heeft ten doel: a. Het vormen en in stand houden van een regionaal samenwerkingsverband in de zin van artikel 17a lid 2 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs; b. Het realiseren van een samenhangend geheel van zorgvoorzieningen binnen en tussen alle binnen de regio gelegen scholen van voormelde besturen; c. Het realiseren dat zo veel als mogelijk van de in de voormelde regio woonachtige leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken; d. Een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs te krijgen voor in voormelde regio woonachtige leerlingen die extra ondersteuning behoeven. De rechtspersoon poogt dat doel te bereiken door: a. Gezamenlijke besluitvorming over de wijze van verdelen en toewijzen van de ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen; b. Het vaststellen van een ondersteuningsplan en (financieel) jaarverslag; c. Het beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het voortgezet speciaal onderwijs, op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of is ingeschreven; d. Het adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een leerling op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven; e. Het in stand houden van een permanente commissie leerlingenzorg; f. Inzetten van andere middelen die aan het doel van de rechtspersoon dienstbaar kunnen zijn. g. Het uitvoeren van de wettelijke taken. De stichting beoogt niet het maken van winst. GELDMIDDELEN De geldmiddelen welke het samenwerkingsverband ter beschikking staan bestaan uit: 1. De bekostiging door de overheid ten behoeve van de wettelijke taken van het samenwerkingsverband; 4
2. 3. 4. 5.
De bijdragen van de leden; “rechtsvormkapitaal”en de inkomsten daaruit; Subsidies, giften, schenkingen en andere baten; Erfstellingen en legaten, welke alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving mogen worden aanvaard.
AANGESLOTENEN 1. Aangesloten kunnen slechts zijn het bevoegd gezag van de scholen voor voortgezet (speciaal) onderwijs, die in de regio gevestigd zijn, dan wel het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorende tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de Expertisecentra, waarvan de vestiging of vestigingen zijn gelegen buiten het gebied van het samenwerkingsverband, doch die wensen deel te nemen aan het onderhavige samenwerkingsverband. 2. Aangeslotene is dat bevoegd gezag dat zich schriftelijk als aangeslotene heeft aangemeld en voldoet aan de in lid 1 van dit artikel genoemde eis, en door het bestuur als aangeslotene is toegelaten. 3. Rechten en plichten van de aangeslotenen ten aanzien van de stichting op basis van het gestelde in deze statuten worden nader geregeld in een aansluitingsovereenkomst. 4. Op de aan de notariële akte gehechte bijlage staan de aangeslotenen van de stichting vermeld. 5. De leden eerbiedigen elkaars identiteit en de stichting houdt daar bij de uitvoering van de taken rekening mee. 6. Eindigen lidmaatschap à nadere technische uitwerking BESTUUR (SAMENSTELLING) 1. De stichting kent een bestuur en een directeur, die belast is met door het bestuur gemandateerde bevoegdheden. 2. Het bestuur bestaat uit zoveel leden als er aangeslotenen zijn. 3. De bestuurders worden benoemd door het bestuur met dien verstande dat slechts één afgevaardigde van een aangeslotene tot bestuurslid kan worden benoemd. 4. Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en een secretaris aan. 5. Tot bestuurslid is niet benoembaar de directeur. 6. Benoemingstermijn, vacatures, ontslag à technische uitwerking 5
TAKEN EN BEVOEGDHEDEN BESTUUR EN DIRECTEUR 1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting 2. Het bestuur, alsmede de voorzitter en secretaris gezamenlijk, zijn bevoegd de stichting te vertegenwoordigen. 3. Het bestuur benoemt een directeur die leiding geeft aan de dagelijkse gang van zaken binnen het samenwerkingsverband en die is belast met de voorbereiding en uitvoering van het beleid en de activiteiten van het samenwerkingsverband en bevoegd alle daarvoor noodzakelijke handelingen te verrichten. 4. Het bestuur, alsmede de voorzitter en secretaris, mandateren het bestuur en beheer over het samenwerkingsverband aan de directeur binnen in het managementstatuut nauwkeurig omschreven grenzen en voor zover het niet betreft bevoegdheden die zijn voorbehouden aan het bestuur (zie hieronder) 5. Voorbehouden aan het bestuur is a. Goedkeuring en vaststelling van de strategische doelstellingen van de stichting; b. Goedkeuring en vaststelling van het ondersteuningsplan en de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband; c. Vaststelling van het jaarverslag van de stichting; d. Vaststellen van het managementstatuut alsmede de eventuele kaders voor de directeur; e. Aanwijzen van de registeraccountant; f. Toezicht op de naleving van de wettelijke verplichtingen en op naleving van de vigerende code voor goed bestuur; g. Het toezicht op de rechtmatige verwerving en doelmatige besteding en aanwending van de middelen van het samenwerkingsverband; h. Benoeming of ontslag en vaststelling of wijziging van de arbeidsvoorwaarden van de directeur van het samenwerkingsverband; i.
Wijziging van de statuten, tot fusie of splitsing van de stichting, waaronder bestemming van een eventueel batig saldo.
6
BESTUURSVERGADERINGEN 1. Het bestuur vergadert, met regelmatige tussenpozen, 10 maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of de meerderheid van de overige bestuursleden dit nodig achten. 2. Procedurele zaken -‐à technische uitwerking BESLUITVORMING 1. Besluiten worden genomen op basis van consensus. 2. Indien dit niet mogelijk is, worden besluiten genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. 3. Stemming geschiedt mondeling, tenzij één of meer bestuursleden een schriftelijke stemming wenst/ wensen. 4. Er wordt gekozen voor een gewogen stemverhouding. Het mag niet zo zijn dat één bevoegd gezag de absolute meerderheid zou hebben. 5. De gewogen stemverhouding wordt geregeld in het huishoudelijk reglement van het bestuur van het samenwerkingsverband. 6. Voor de stemverhouding is het aantal leerlingen per één oktober van het voorafgaande jaar bepalend. GESCHILLENREGELING Het gaat hier over beslechting van besluitvormingsgeschillen. In het wetsvoorstel is bepaald dat als een schoolbestuur zich ernstig aangetast voelt in zijn belang ( omdat door het besluit bijvoorbeeld het voortbestaan van een vso-‐school op het spel komt te staan) dit schoolbestuur zich kan wenden tot een geschillencommissie, waarbij het samenwerkingsverband is aangesloten. Deze commissie oordeelt of het samenwerkingsverband in redelijkheid het besluit kon nemen. De uitspraak is bindend voor alle partijen. Als “voorportaal” van een geschillenregeling is gekozen voor een mediationregeling. In dit geval verplichten de partners binnen het samenwerkingsverband zich om eerst via mediation het geschil op te lossen, voordat de gang naar genoemde geschillencommissie wordt gemaakt. PROCEDURE ONDERSTEUNINGSPLAN 1. Het bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast. 2. De directeur stelt een concept-‐ondersteuningsplan op gebaseerd op de door de aangeslotenen vastgestelde afzonderlijke schoolondersteuningsplannen. De 7
3.
4.
5.
6.
directeur legt het concept ondersteuningsplan vóór 1 februari van het schooljaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft voor aan het bestuur. Het bestuur neemt een voorgenomen besluit aangaande het concept-‐ ondersteuningsplan en zendt vervolgens dit concept-‐ondersteuningsplan, vóór 1 maart van het schooljaar voorafgaande aan de periode, waarop het plan betrekking heeft, ter instemming naar de ondersteuningsplanraad. De ondersteuningsplanraad wordt door het bestuur een wettelijke termijn van 6 weken gesteld waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te worden ten aanzien van het concept-‐ ondersteuningsplan. Het bestuur zendt het concept-‐ondersteuningsplan aan de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende colleges en het bestuur van het samenwerkingsverband stellen hiertoe gezamenlijk een overlegprocedure vast , welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient te bevatten. Het bestuur stelt vóór 1 mei van het schooljaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft het definitieve ondersteuningsplan vast en zendt dit de onderwijsinspectie toe.
INHOUD ONDERSTEUNINGSPLAN Het bestuur draagt er zorg voor dat het ondersteuningsplan voldoet aan de werkwijze, afspraken, procedures en criteria, zoals vermeld in artikel 17a, lid 8 Wet op het Voortgezet Onderwijs. Dit betreft in ieder geval: a. De wijze waarop een samenhangend geheel van voorzieningen voor extra ondersteuning binnen en tussen de scholen wordt georganiseerd met als doel dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. b. Het niveau van de basisondersteuning wordt bepaald door het samenwerkingsverband. De inhoud van het ondersteuningsplan wordt verder geregeld in het Huishoudelijk Reglement. INFORMATIEPLICHT 1. Elke aangeslotene voorziet het bestuur en directeur van alle informatie die benodigd is voor een goede uitvoering van de taken van de rechtspersoon. 2. De aangeslotenen sturen vóór vijftien oktober van elk jaar hun telgegevens van één oktober naar de directeur. 8
MEDEZEGGENSCHAP 1. Het bestuur stelt een medezeggenschapsstatuut vast met inachtneming van de bepalingen in de Wet Medezeggenschap Scholen en de Wet op de Ondernemingsraden. 2. Aan het samenwerkingsverband is een medezeggenschapsraad verbonden. 3. Deze medezeggenschapsraad zal uit ten minste twee leden bestaan, die gekozen worden uit en door het personeel dat in dienst is, dan wel ten minste zes maanden te werk is gesteld zonder benoeming (bijvoorbeeld detachering). 4. Aan het samenwerkingsverband is een ondersteuningsplanraad verbonden. Het bestuur stelt een reglement vast voor deze ondersteuningsplanraad met inachtneming van de bepalingen in de Wet Medezeggenschap Scholen. 5. De ondersteuningsplanraad bestaat uit leden die worden afgevaardigd uit en door de leden van de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen en wel zodanig dat het aantal leden gekozen uit personeel onderscheidenlijk ouders en leerlingen elk de helft van het aantal leden van de ondersteuningsplanraad bedraagt. 6. De ondersteuningsplanraad kan uit een kleiner aantal leden bestaan dan het aantal afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen. 7. Het samenwerkingsverband behoeft de voorafgaande instemming van de ondersteuningsplanraad met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan. PERMANENTE COMMISSIE LEERLINGENZORG 1. Het samenwerkingsverband stelt een permanente commissie leerlingenzorg in die de leden in het samenwerkingsverband adviseert over het aanbod en de invulling van leerwegondersteunend onderwijs en over het aanbieden van dat onderwijs aan leerlingen voor wie de regionale verwijzingscommissie heeft bepaald dat zij toelaatbaar zijn tot het praktijkonderwijs. 2. De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in een reglement. TOELATINGSADVIESCOMMISSIE 1. Het samenwerkingsverband stelt een commissie in waarin deskundigen plaats nemen die het samenwerkingsverband adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het onderwijs op een school voor voortgezet speciaal onderwijs. 2. De samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie is geregeld in het ondersteuningsplan. 3. Het samenwerkingsverband neemt, het advies van de commissie in overweging nemend, een beslissing over de toelaatbaarheid van de leerling en geeft vervolgens al dan niet een toelaatbaarheidsverklaring af aan het bevoegd gezag van de school
9
van de betreffende leerling en verstrekt de ouder/verzorger van de leerling een afschrift van de beslissing. ND.: Optie om pcl te laten fungeren als toelatingsadviescommissie. BEZWAARPROCEDURES Er wordt een landelijke (overigens tijdelijke) geschillencommissie ingericht voor geschillen tussen het bevoegd gezag en de ouders over toelating, verwijdering en het ontwikkelingsperspectief van de leerling. De wet bepaalt dat er tussen bevoegd gezag en ouder(s) een op overeenstemming gericht overleg moet plaatsvinden over het ontwikkelingsperspectief. PRIVACYREGLEMENT Het samenwerkingsverband stelt een privacyreglement vast waarin staat vermeld aan wie en op welke wijze persoonsgegevens mogen worden verstrekt, hoe de beveiliging van de gegevens plaats dient te vinden en welke rechten (inzage, correctie,vernietiging) betrokkenen hebben. Het privacyreglement dient passende waarborgen te bieden ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen onder meer tegen misbruik van de gegevens, tegen het verwerken van onjuiste gegevens en om te voorkomen dat persoonsgegevens worden verwerkt voor een ander doel dan het doel waarvoor ze verzameld zijn. BOEKJAAR EN JAARSTUKKEN 1. Het boekjaar van de rechtspersoon is gelijk aan het kalenderjaar. Het eerste boekjaar betreft een verlengd boekjaar en eindigt derhalve per ultimo december 2013. 2. Het bestuur van de rechtspersoon is verplicht de vermogenstoestand en van al hetgeen verder de financiën betreft op zodanige wijze boek te houden, dat daaruit te allen tijde de rechten en plichten van de rechtspersoon kunnen worden gekend. 3. De jaarrekening wordt ingericht overeenkomstig de wettelijke bepalingen en de richtlijnen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 4. De jaarrekening wordt gecontroleerd door een registeraccountant, die wordt benoemd door het bestuur. Deze registeraccountant brengt over het onderzoek verslag uit aan het bestuur en geeft de uitslag van het onderzoek weer in een verklaring over de getrouwheid van de in de vorige leden bedoelde stukken. 5. Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boekstukken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren. 10
STATUTENWIJZIGING Zal standaardtekst zijn. ONTBINDING EN VEREFFENING Zal standaardtekst zijn.
Docnaam: SWVROOSVO.026 (hoofdlijnennotitie VERSIE 3)
11