Samenlevings problemen in onze buurten Jonge en minder jonge bewoners: hoe kunnen we ze (opnieuw) met elkaar verbinden?
Samenlevings problemen in onze buurten Jonge en minder jonge bewoners: hoe kunnen we ze (opnieuw) met elkaar verbinden?
COLOFON
Samenlevingsproblemen in onze buurten. Jonge en minder jonge bewoners: hoe kunnen we ze (opnieuw) met elkaar verbinden? Deze publicatie bestaat ook in het Frans onder de titel: Difficultés de cohabitation dans les quartiers. Des pistes pour (re)créer des liens entre jeunes et moins jeunes Een uitgave van de Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21 te 1000 Brussel AUTEURS
Naar (nieuwe) banden tussen jongere en minder jonge bewoners van een buurt: de projecten • Laetitia Nolet, project manager, Forum voor Preventie en Veiligheid in de Steden vzw • Hafsa Hannad, assistente, Forum voor Preventie en Veiligheid in de Steden vzw • Jan Naert, medewerker, vzw Jong, assistent bij de Universiteit Gent De blik van twee onderzoekers op de intergenerationele spanningen • Christine Schaut, sociologe, professor aan de Université Saint-Louis in Brussel en docent aan de ULB • Pascal Debruyne, wetenschappelijk medewerker, Vakgroep Conflicten Ontwikkelingsstudies, Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen, Universiteit Gent
VERTALINGEN COÖRDINATIE VOOR DE KONING BOUDEWIJNSTICHTING GRAFISCH CONCEPT VORMGEVING
PRINT ON DEMAND
Michel Teller Patrick De Rynck Françoise Pissart, directeur Anne-Françoise Genel, projectverantwoordelijke Ann Nicoletti, assistente PuPiL Tilt Factory Manufast-ABP vzw, een bedrijf voor aangepaste arbeid Deze uitgave kan gratis worden gedownload van onze website www.kbs-frb.be Een afdruk van deze electronische uitgave kan (gratis) besteld worden: on line via www.kbs-frb.be, per e-mail naar
[email protected] of telefonisch bij het contactcentrum van de Koning Boudewijnstichting, tel +32-70-233 728, fax +32-70-233 727
Wettelijk depot
ISBN-13 EAN BESTELNUMMER
D/2893/2013/23 978-90-5130-823-5 9789051308235 3179 december 2013 Met de steun van de Nationale Loterij
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
4
VOORWOORD In veel Brusselse, Waalse en Vlaamse buurten zijn er tussen jonge en oudere bewoners samenlevingsproblemen. De jongeren ‘storen’ omdat ze op straat rondhangen, lawaai maken, onbeleefd zijn, provoceren of vandalenstreken uithalen... De oudere bewoners, van wie velen geïsoleerd leven, voelen zich onveilig en doen al snel een beroep op de politie. Deze spanningen tussen bewoners, die goeddeels berusten op onbegrip en het niet kennen van elkaar, hebben vaak een interculturele dimensie. Het Luisternetwerk van de Koning Boudewijnstichting heeft een aantal getuigenissen over de problematiek verzameld. Dat is een middel om vormen van sociale onrechtvaardigheid en samenlevingsproblemen waarmee te weinig rekening wordt gehouden, op het spoor te komen en om te proberen er iets aan te doen. Zowat overal zijn er immers ook pogingen om deze fricties te verminderen, tegen vooroordelen in te gaan en de dialoog tussen jonge en minder jonge bewoners te herstellen, maar ze zijn nog te weinig gekend. Daarom beslisten de Koning Boudewijnstichting en het Belgisch Forum voor Preventie en Veiligheid in de Steden (BFPVS) samen te werken om aan de opgedane ervaring meer ruchtbaarheid te geven. De Stichting vertrouwde het Forum de opdracht toe om praktijken op het terrein op te sporen die erin geslaagd zijn het samenleven te verbeteren en (opnieuw) intergenerationele banden te smeden in buurten waar zich spanningen voordoen. Het opsporen van initiatieven bij gemeenten en lokale verenigingen gebeurde in 2012 door onze twee organisaties en het Forum heeft vervolgens meer proactief onderzoek verricht om de waaier aan ervaringen die de revue passeren uit te breiden. Dit rapport brengt het resultaat van dat speurwerk. Het wil concrete actiepistes aanreiken aan de mensen op het terrein die geconfronteerd worden met intergenerationele en interculturele spanningen in de publieke ruimte. Het bevat drie grote onderdelen. Na een inleiding waarin we de problematiek en het proces schetsen dat we hebben doorlopen, presenteren we een dertigtal ervaringen die onze aandacht verdienen, volgens een vast stramien: een algemene voor stelling, het ver trekpunt van het projec t, doelstellingen, activiteiten, resultaten en impact. De lezer vindt hier
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
5
zowel praktische informatie als meer algemene lessen die we kunnen halen uit wat over heel België al is gerealiseerd. Tot slot stellen twee onderzoekers een sociologische lezing voor van deze intergenerationele conflicten. De problematiek is delicaat en de oorzaken zijn veelvoudig. Niemand heeft dé mirakeloplossing en deze publicatie pretendeert dan ook niet een kant-en-klaar recept aan te bieden. Dit betekent anderzijds niet dat we ertoe veroordeeld zijn niets te doen. Integendeel, de ervaringen in deze publicatie laten zien dat het perfect mogelijk is, vaak met beperkte middelen en niet zonder tegenslagen, om tastbare en duurzame resultaten te boeken. We hopen dat iedereen die zich aan een dergelijk project wil zetten, hier denk- en actiepistes zal aantreffen, én een kostbare bron van informatie.
Koning Boudewijnstichting December 2013
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
6
INHOUD COLOFON. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 VOORWOORD. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 INHOUD. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 SAMENVATTING. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 RÉSUMÉ. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 INLEIDING DOOR HET BELGISCH FORUM VOOR PREVENTIE EN VEILIGHEID IN DE STEDEN (BFPVS). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 1. NAAR (NIEUWE) BANDEN TUSSEN JONGERE EN MINDER JONGE BEWONERS VAN EEN BUURT: DE PROJECTEN. . . . . . . . . . 17 1.1. Jeugdclub Beverlo “breng je mama mee”. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 1.2. Respect op het openbaar vervoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 1.3. T-Klub Lokeren: comedy met jongeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 1.4. Intergenerationele film: jeugddienst Middelkerke . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 1.5. Tuupe Tegoare Ledeberg. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 1.6. Op kamp in het woonzorgcentrum. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35 1.7. De Babbelbank in Sledderlo, Genk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39 1.8. Roodkapje in Zeebrugge. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42 1.9. Seniorennamiddagen in “De Drie Hofsteden” in Kortrijk. . . . . . . . . . . . . . . . 45 1.10. Buurtwerking Sint-Bernadette. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 1.11. Bressoux Droixhe is meer dan geluidsoverlast. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52 1.12. Een babbelbank. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 1.13. Buurtbemiddeling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 1.14. Seraing en zijn diverse generaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 1.15. Initiatie in het GSM-gebruik. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63 1.16. Intergenerationeel toneel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 1.17. Généractions. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68 1.18. Festival van het franse chanson. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71 1.19. Vriendenclub Tous Vents . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74 1.20. Scholen en wijken solidair tegen het onveiligheidsgevoel. . . . . . . . . . . . . . 77 1.21. Een solidaire zomer: ik ben partner!. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80 1.22. Weg met stereotypen en vooroordelen!. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82 1.23. Intergenerationeel Comité Speelplein. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85 1.24. Weg met de vooroordelen, iedereen aan tafel! . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87 1.25. Nog andere ideeën…. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89 2. DE BLIK VAN TWEE ONDERZOEKERS OP DE INTERGENERATIONELE SPANNINGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 2.1. A ls ze soms meer verbergen dan ze weten. Een sociologische lezing van de hedendaagse intergenerationele conflicten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 2.2. “Gij zult U gedragen!”
Publieke ruimte: morele disciplinering of democratische hefboom? . . . . . . 104
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
7
SAMENVATTING Aan de ene kant zijn er hangjongeren die de publieke ruimte inpalmen en bij de andere gebruikers zorgen voor minder of meer vervelende en onaangename ervaringen: kabaal, onbeleefdheden, verbale agressie, vandalisme… Aan de andere kant zijn er de grotendeels oudere buurtbewoners wier irritatie goed te begrijpen is, maar die soms een zeker gebrek aan verdraagzaamheid aan de dag leggen en iets te vlug de neiging hebben een label te plakken op de jongeren of de politie erbij te halen. De vraag rijst of deze intergenerationele spanningen, die vaak een intercultureel karakter hebben, een fataliteit zijn in bepaalde buurten die als ‘moeilijk’ bekendstaan. De zowat dertig ervaringen die in deze publicatie worden voorgesteld leveren het bewijs van het tegendeel. Het is mogelijk jongeren te mobiliseren voor opbouwende acties die het herstel van de dialoog met andere bewoners beogen. Het ontbreekt niet aan goede ideeën: een gezellig feest of een fijne maaltijd samen, intergenerationele workshops, een film of poppenspektakel over de geschiedenis van de buurt, een babbelbank… Alles kan dienstig zijn om de banden weer aan te halen. De jongeren zijn bereid om de gelegenheid aan te grijpen als men hen de kans biedt uit de verveling te ontsnappen. En de oudere mensen, die sociaal vaak erg geïsoleerd leven, zijn ook vragende partij voor uitwisselingsmomenten. Enkele voorbeelden: jongeren uit Anderlecht hebben met een groep ouderen een speelplein heringericht. Ze maakten er een ontspanningsen ontmoetingsruimte van voor alle bewoners. In Luik krijgen oudere mensen een initiatie in nieuwe technologieën en maken ze hun eigen blog tijdens intergenerationele workshops die mede door jongeren (vaak uit andere etnisch-culturele groepen) worden begeleid. En een project door leerlingen van de hotelschool in Gent wil de sfeer in het openbaar vervoer verbeteren: de oudste reizigers klagen er vaak over het storende gedrag van adolescenten. Duidelijk is echter ook dat men niet onvoorbereid aan een dergelijke onderneming kan beginnen. Er is tijd nodig om de spanningen te ontmijnen en de vooroordelen weg te werken die zich in de loop van de jaren in de hoofden van de twee partijen hebben genesteld. Alle
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
9
projecten beleefden hoogten en laagtes, en zelfs mislukkingen (toch gedeeltelijk en tijdelijk). Daar maken ze geen geheim van. Er is energie, geduld, tact en creativiteit voor nodig, evenals een intensieve begeleiding. Er zijn valkuilen die je moet vermijden en bepaalde strategieën die beter werken dan andere. Dat is ook het belang van de projectvoorstellingen in dit rapport: ze beschrijven niet alleen het verloop van het project, maar geven ook een massa nuttige lessen voor al wie zich op zijn beurt aan een dergelijk lastig maar enthousiasmerend avontuur wil wagen. In deze publicatie komen ook twee onderzoekers aan het woord die een meer sociologische lezing brengen van de spanningen tussen generaties.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
10
RÉSUMÉ D’un côté des jeunes désœuvrés qui accaparent des espaces publics et qui y provoquent des désagréments plus ou moins gênants pour les autres usagers: tapage, incivilités, agressions verbales, vandalisme… De l’autre, des riverains, en grande partie âgés, dont on peut comprendre l’agacement, mais qui manquent parfois d’une certaine tolérance et qui ont un peu trop vite tendance à étiqueter les jeunes ou à appeler la police. Ces tensions intergénérationnelles, qui prennent souvent un caractère interculturel, sont-elles une fatalité dans certains quartiers réputés ‘difficiles’ ? La trentaine d’expériences présentées dans cette publication apportent la preuve du contraire. Il est possible de mobiliser les jeunes pour qu’ils s’investissent dans une action constructive qui vise à restaurer le dialogue avec d’autres habitants. Ce ne sont pas les idées qui manquent: une fête ou un repas convivial, des ateliers intergénérationnels, un film ou un spectacle de marionnettes sur l’histoire du quartier, un banc à palabres… Tout peut être prétexte à tisser des liens. Les jeunes sont prêts à saisir la perche si on leur donne l’occasion de sortir de leur ennui. Et les plus vieux, qui vivent souvent dans un grand isolement social, sont aussi demandeurs de moments d’échanges. Des exemples ? Des jeunes d’Anderlecht ont réaménagé une plaine de jeux avec un groupe d’aînés et en ont fait un espace de détente et de rencontre ouvert à tous les habitants. À Liège, des personnes âgées s’initient aux nouvelles technologies et créent leur propre blog lors d’ateliers intergénérationnels co-animés par des jeunes, souvent d’origine étrangère. Et un projet mené par des élèves de l’école hôtelière de Gand vise à améliorer le climat dans les transports en commun, où les passagers les plus âgés se plaignent fréquemment du comportement tapageur des adolescents. Ce qui est sûr, cependant, c’est qu’on ne se lance pas dans de telles démarches les yeux fermés ! Il faut du temps pour désamorcer les tensions et déconstruire des préjugés qui se sont incrustés au fil des ans dans la tête des uns et des autres. Tous les projets ont connu des hauts et des bas, voire des échecs, en tout cas partiels ou temporaires, et ils ne s’en cachent pas. Ils demandent de l’énergie, de la patience, du
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
11
tact, de la créativité, un accompagnement intensif. Il y a des pièges à éviter, des stratégies qui marchent mieux que d’autres. D’où l’intérêt de ces fiches, qui ne décrivent pas seulement le déroulement du projet, mais qui en tirent aussi une foule d’enseignements utiles pour tous ceux qui voudraient à leur tour tenter cette aventure difficile mais passionnante. La publication présente aussi le regard de deux chercheurs qui proposent une lecture plus sociologique des frictions entre générations.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
12
INLEIDING DOOR HET BELGISCH FORUM VOOR PREVENTIE EN VEILIGHEID IN DE STEDEN (BFPVS)
De Koning Boudewijnstichting en het Belgisch Forum voor Preventie en Veiligheid in de Steden (BFPVS), waarin 88 Belgische steden en gemeenten werken aan de bevordering van een lokaal preventiebeleid inzake criminaliteit en sociale uitsluiting, wilden lokale ervaringen die hebben geleid tot het afnemen van de intergenerationele spanningen in eenzelfde buurt, een grotere zichtbaarheid geven. Het werk om deze initiatieven op het spoor te komen en hier voor te stellen werd van nabij opgevolgd door een begeleidingscomité waarin de volgende personen met kennis van het gegeven zitting hadden: •
Véronique Ketelaer, preventieambtenaar en directrice van BRAVVO (Bruxelles Avance Brussel Vooruit), voorzitster van het begeleidingscomité;
•
Touria Aziz, jeugdwelzijnswerker, D’BROEJ (De Brusselse Organisatie voor de Emancipatie van Jongeren);
•
Sylviane Bogaerts, adviseur en hoofd van de dienst Strategie en Ontwikkeling van de politiezone Vesdre (arrondissement Verviers);
•
Johan Geldof, dienst Buurtwerk van de Stad Gent;
•
Marianne Koszulap, hoofd van het Plan voor Sociale Cohesie in het raam van het Veiligheids- en Preventiecontract van de Stad Charleroi;
•
Pascal Tuteleers, HoGent, departement Sociaal-agogisch Werk;
•
Laetitia Nolet, projectverantwoordelijke van het Belgisch Forum voor Preventie en Veiligheid in de Steden (BFPVS).
De Koning Boudewijnstichting en het Belgisch Forum voor Preventie en Veiligheid in de Steden hechten eraan deze mensen hartelijk te danken voor hun raadgevend werk. In 2012 werd een oproep gelanceerd bij diverse actoren die gewoonlijk dit type van initiatieven coördineren: gemeenten, preventiediensten, OCMW’s, politiezones, lokale verenigingen, verenigingen van steden en gemeenten, federaties van maatschappelijk werkers en van buurthuizen… Dat gebeurde via de nieuwsbrieven van de BFPVS en de Koning Boudewijnstichting, en door het proactief opzoeken van initiatieven, meer bepaald via de partners van de BFPVS (netwerken van
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
13
professionals, het Europees Forum voor de Veiligheid in de Steden, het Europees Netwerk voor de Preventie van Criminaliteit, het Internationaal Centrum voor de Preventie van de Criminaliteit…). Aan de bestemmelingen van de oproep werd aandacht gevraagd voor het speurwerk en ze werden uitgenodigd een beknopte beschrijving te geven van een initiatief dat in aanmerking kon komen. Het BFPVS kreeg een zestigtal kandidaturen binnen en voerde een eerste selectie door op basis van de volgende criteria: •
de vaststelling dat er sprake was van een problematische beginsituatie tussen generaties;
•
het lokale, overdraagbare en vernieuwende karakter van het initiatief;
•
de positieve impact op de intergenerationele spanningen;
•
de geringe kosten van het initiatief.
De uiteindelijke selectie van de initiatieven vond plaats in 2012 en verliep gelijktijdig met de bekendmaking van de selectie aan de projectverantwoordelijken. De BFPVS vertrouwde de opdracht voor de redactie van de projectvoorstellingen in Vlaanderen toe aan de vzw JONG en zette zich ook aan het maken van een gemeenschappelijk stramien, met daarin de volgende thema’s: •
de gegevens: naam van het project, plaats waar het wordt gerealiseerd, verantwoordelijke, adresgegevens;
•
algemene voorstelling van het project;
•
beschrijving van het project: vertreksituatie, doelstellingen en doelpubliek, activiteiten, resultaten en impact, succes en kritische factoren;
•
raadgevingen om een vergelijkbaar initiatief op te zetten in een andere context: ‘En als je kon herbeginnen...’
De inhoud van de voorstellingen zoals ze in deze publicatie zijn opgenomen werd eind 2012 goedgekeurd door het Begeleidingscomité en begin 2013 door elke projectverantwoordelijke. Drie initiatieven werden vervolgens gekozen om in beeld te worden gebracht. De video’s zijn beschikbaar op de website van de BFPVS (www.urbansecurity.be), net als de integrale inhoud van deze publicatie. De kwestie van de intergenerationele relaties ligt gevoelig en is niet nieuw. De adolescentie is nu eenmaal een delicate fase waarin jongeren graag de confrontatie met volwassenen aangaan. Ze torsen al veel langer het beeld dat ze onrespectvol zijn en dat ze oudere mensen tarten met provocerende en soms ook laakbare woorden en daden. Bovendien leiden de maatschappelijke evolutie en de leefomstandigheden van mensen er nog eens toe dat dit gevoel van onveiligheid, dat voortkomt uit het onbegrip tussen de generaties, nog wordt verscherpt: er is de concentratie van sociaal-economisch kwetsbare bevolkingsgroepen in welomschreven en zelfs gettoachtige zones, er is de woonsituatie van
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
14
veel mensen met steeds kleinere leefruimtes waarin niet elk gezinslid over een eigen plek beschikt... Hierdoor gaan sommige groepen de publieke ruimte exclusief inpalmen, soms zonder dat ze het zelf goed beseffen. De economische crisis die we momenteel beleven versterkt nog de gevoeligheden bij de bewoners van deze buurten. Zij zijn de eersten die getroffen worden door beperkingen in hun fundamentele rechten, zoals het recht op werk, een waardige huisvesting en toegang tot de gezondheidszorg. Sommigen hebben zelfs geen toegang tot voldoende voedsel en andere noodzakelijke goederen. Het beeld wordt vervolledigd door het isolement waarin veel oudere mensen leven, het afhaken op school door jongeren en de moeilijkheden die bepaalde mensen ondervinden om hun plaats te vinden in hun leefomgeving. Met zulke vertrekpunten neemt het gevoel van onveiligheid toe, of dat nu terecht is dan wel gepercipieerd. Zowel de jongeren als de oudere mensen hebben dagelijks te lijden onder het toenemende kwaliteitsverlies van hun leefomstandigheden en worden overgevoelig; sommigen zijn verontwaardigd en revolteren zelfs. Deze revolte komt tot uitdrukking door het afwijzen van alles wat ontregelend kan zijn, maar ook door te provoceren. Zo krijg je in sommige buurten een stigmatisering van de jeugd, waar ook een zweem van racisme mee gepaard kan gaan. Bij de uitsluiting uit de sociale rechten voegt zich dan de uitsluiting van een bevolkingsgroep van een bepaalde leeftijd, op de plaats zelf waar deze mensen wonen. De zoektocht naar initiatieven die ingaan tegen deze intergenerationele samenlevingsproblemen wil alternatieven voorstellen voor het repressieve antwoord dat gewoonlijk wordt gegeven, omdat men ‘snel wil optreden’ en conflicten ‘meteen wil oplossen’. Repressieve methodes kunnen een conflictsituatie misschien tijdelijk verhelpen, maar ze lossen het probleem, waarvan vijandigheid en ruzies de symptomen zijn, niet ten gronde op. Integendeel, dit soort werk heeft mensen nodig die er de nodige tijd aan willen besteden. In de confrontatie met de gewelddadige uitdrukking van de meer algemene malaise die zich kristalliseert in de intergenerationele relaties, staan de steden en hun politieke vertegenwoordigers zeer vaak machteloos. Hun antwoord moet aangepast zijn aan de realiteit zoals ze lokaal wordt beleefd: één ‘unieke’ oplossing kan dus niet tegemoetkomen aan de diversiteit van de situaties die zich voordoen. Oplossingen moeten geval per geval worden gevonden. Deze publicatie en haar inhoud willen aan de beleidsmakers de kans bieden om zich te laten inspireren door concrete instrumenten en praktijken. Uit de geselecteerde initiatieven zal blijken dat de burgers die de ‘schuld’ krijgen, tegelijk een onmisbaar element worden van de oplossing, en dat zij mee schrijven aan de definitie van een nieuw beleid dat berust op een geest van beter samenleven.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
15
We zijn dus positieve antwoorden op het spoor gekomen. In de volgende bladzijden treft u een aantal activiteiten en projecten aan waarin jonge en minder jonge mensen elkaar ontmoeten, met elkaar overleggen, elkaar erkennen en zich zelfs verenigen in gemeenschappelijke projecten in de vorm van een buurtforum, een debat na een film, een experiment om de publieke ruimte in te richten, een culinaire workshop, een toneelstuk... Deze initiatieven hadden als effect dat iedereen zich kon uitspreken over zijn leven ‘zoals het is’. Als dat eenmaal was gebeurd, bleek het leeftijdsverschil te kunnen worden overstegen en, als de boodschap was begrepen, trad er rust in. Iedereen die versterkt wordt in zijn handelingsbekwaamheid, zowel wat zijn individuele situatie betreft als wat de collectieve dimensie aangaat, kan bijdragen aan het vestigen van een nieuwe vertrouwensband tussen de twee groepen en zo aan het verminderen van de spanningen tussen generaties. De hier voorgestelde projecten getuigen van de voordelen die de participatie aan en het uitdrukken van burgerschap binnen een gemeente bieden. Aan burgers de kans geven om zelf te werken aan de oplossing van hun problemen – maar ook de ondersteuning van teams van maatschappelijk werkers die op het terrein actief zijn en die de participatieve methode uitdragen – is een efficiënt en duurzaam middel om de conflicten die zich dagelijks voordoen te ontmijnen. Daarom feliciteer ik graag de mensen die de initiatieven in deze publicatie hebben waargemaakt. Het perspectief waarmee zij werken moet dienen als voorbeeld en als good practice: de participatie aan het openbare leven als vertrekpunt voor het oplossen van intergenerationele conflicten. Ik dank zowel de burgers als de projectbegeleiders voor de essentiële en positieve rol die ze spelen in het maatschappelijk leven en bij het versterken van het wederzijdse begrip tussen de burgers van een gemeente. Voor de vzw BFPSV, Paul Magnette Voorzitter
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
16
1. NAAR (NIEUWE) BANDEN TUSSEN JONGERE EN MINDER JONGE BEWONERS VAN EEN BUURT: DE PROJECTEN
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
17
1.1. Jeugdclub Beverlo “breng je mama mee” Fiche met contactgegevens •
Titel: “Breng je mama mee”
• Naam van de organisatie: Jeugdclub Beverlo • Contactpersoon: Mattijs Nuyts • Mailadres:
[email protected] • Adres: Schansvijverstraat 64 - 3581 Beverlo • Website: http://www.hbvl.be/limburg/beringen/alleen-mama-van-heintje-ontbrak-nog.aspx
Algemene voorstelling van het project Dit project begon met een moeder die haar zoon kwam halen in het jeugdhuis. De jongeren van het jeugdhuis vonden het plezant dat er ook eens een ouder binnenkwam. Het bracht hen op het idee een avond te organiseren voor hun ouders; daar hebben ze de infrastructuur voor. Dit paste ook perfect in de ludieke acties die het jeugdhuis af en toe inricht en dus vond er een fuif plaats voor mama’s van leden. Wat als een eenmalig initiatief begon, wordt nu wegens succes jaarlijks herhaald, en ook de jeugdbewegingen van de buurt doen er intussen aan mee. Het past ook in het bredere plan om te laten zien dat het jeugdhuis van dynamiek is veranderd en ‘goed bezig’ is.
Beschrijving van het project Het uitgangspunt Er was niet echt een probleem en het idee om ouders bij het jeugdhuis te betrekken is meer als een soort grap ontstaan. Toch had het jeugdhuis ook lang een slechte naam: er werden drugs gebruikt en het bestuur was met niets in orde. De groep jongeren die nu het jeugdhuis runnen namen het over met schulden. In die context was het project goed om het ‘nieuwe’ jeugdhuis bij ouders in een beter daglicht te zetten. Doelstellingen Een fuif organiseren voor de ouders van leden van het jeugdhuis zodat ze zelf ervaren hoe het eraan toegaat. Zo kunnen ouders zien waar hun zonen en dochters elkaar ontmoeten in het weekend. Bovendien is hierdoor de slechte naam van het jeugdhuis wat gezuiverd. De ouders-bezoekers ondervinden aan den lijve de vernieuwing en het positieve elan.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
19
Wie wordt/werd beïnvloed door het project? Er komen tussen de dertig en veertig jongeren frequent naar het jeugdhuis. Veel van hun ouders waren aanwezig op de fuif. Vooral zij werden beïnvloed door de actie. Welke acties werden concreet vorm gegeven? Een ouderfuif in het jeugdhuis. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project? Jongeren en ouders in een straal van 3 kilometer rond Beverlo. Het is vooral belangrijk zo’n initiatief goed in te kleden voor het doelpubliek. De jongeren hadden dat aspect goed aangepakt met muziek en drank ‘op maat’: plaatjes uit de oude doos, zware bieren... Volgens de jongeren werd de dorpscultuur binnengebracht in het jeugdhuis. Hoe zou je het project elders implementeren? Belangrijk is de afstemming met andere lokale actoren: zo’n fuif laat je niet plaatsvinden op hetzelfde moment als activiteiten van grote partners, zoals de plaatselijke scouts. Nodig ook de pers uit voor zo’n actie. De plaatselijke krant was aanwezig, waardoor de positieve boodschap van het jeugdhuis werd verspreid. Een jeugdhuis in Ham nam het idee al over en organiseerde een fuif ‘Breng je familie mee’.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
20
1.2. Respect op het openbaar vervoer Fiche met contactgegevens • Titel: “Respect op het openbaar vervoer” •
Naam van de organisatie: Mobiliteitsdienst Stad Gent
• Contactpersoon: Sabine Van Lancker •
Mailadres en telefoon:
[email protected] - 09 266 29 87
• Adres: Ramen 21 - 9000 Gent • Website: www.civitasgent.be - www.hotelschoolgent.be • Filmpje: http://www.youtube.com/watch?v=9YDD2KSuzCA
Algemene voorstelling van het project Dit project is een deelproject van het ruimere Civitas-scholenproject voor een betere mobiliteit. Er was een budget van 10.000 euro. Dit diende enerzijds om de scholen te ondersteunen met een bedrag voor werkingsmiddelen en anderzijds voor het prijzengeld dat scholen konden winnen met de projecten. Het project met de Hotelschool Gent kaapte de derde prijs weg. Tijdens het schooljaar 2011-2012 namen 9 Gentse secundaire scholen deel. Ze startten met een vervoersanalyse; er werd bekeken op welke manier leerlingen naar school komen. Na dit telwerk onderzochten ze welke problemen leerlingen op weg naar school ervaren. Daarna mocht elke school een thema kiezen waar verder op gewerkt werd. Binnen dit grote project beschrijven we hier één projectjaar van de Hotelschool in Gent. Een van de thema’s die leerlingen van het 4de jaar restaurant en keuken (Hotelschool Gent) kozen was het respect op bus en tram. Nogal wat tieners haalden aan dat ze op de bus naar school problemen hadden met oudere mensen. Er werd hierover in discussie gegaan met de leerlingen en samen met hen werd onderzocht wat mogelijke acties waren om rond dit thema aan de slag te gaan. Naar aanleiding van deze signalen vond een debat plaats tussen tieners en ouderen. De partners van het project waren: Civitas, De Lijn, Hotelschool Gent en filmclub De Draak.
Beschrijving van het project Het uitgangspunt De start van het project was een analyse die de tieners zelf maakten van hun problemen op weg naar school. Velen hadden last van oudere mensen op de bus, die volgens hen te weinig rekening hielden
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
21
met hen. Volgens de tieners klaagden de ouderen snel: hun boekentassen staan in de weg, ze maken te luide muziek en ze laten oudere mensen niet zitten op de bus. Doelstellingen Doel was door het opzetten van contacten tussen tieners en oudere mensen het wederzijdse respect op het openbaar vervoer te vergroten. Wie wordt/werd beïnvloed door het project? Vooral de deelnemende leerlingen en oudere mensen die effectief in debat gingen en ook deelnamen aan het maken van het filmpje. Een thema als dit moet je ‘actief maken’, bijvoorbeeld door het project actief voor te stellen aan tieners en oudere mensen. Welke acties werden concreet vorm gegeven? Er werd gestart met een klasdiscussie. Hierbij kwamen leerlingen zelf tot de probleemstelling zoals we die hierboven formuleerden. Vooral de procesgerichte aanpak zorgde voor een langzame opbouw naar het uiteindelijke resultaat. Het project had verschillende fasen: 1. Vergadering met uitleg in de klas over het doel van het ruimere scholenproject. 2. Mobiliteitsanalyse door de leerlingen. 3. Vergadering rond specifieke knelpunten vanuit de klas. 4. Keuze van het thema (dit gebeurde heel open, alles kon i.v.m. mobiliteit). 5. In discussie gaan met de leerlingen over dit thema: hier dus ‘last met ouderen op de bus’. 6. Samen met de leerlingen een mogelijke actie kiezen in een brainstormsessie. De uitkomst was een debat tussen leerlingen en senioren. 7. Via de seniorendienst van de stad en het netwerk van de projectverantwoordelijke werden sterke senioren gezocht (vijf deden mee, van wie twee leden van de seniorenraad) die geïnteresseerd waren in een gesprek met tieners over dit thema. 8. Zowel de tieners als de senioren zetten prangende vragen op papier en wisselden ze uit. Zo konden ze zich voorbereiden op het debat. Er werden van beide kanten enkele moeilijke vragen doorgegeven. 9. Het debat zelf werd georganiseerd, met hapjes die de leerlingen voor de senioren maakten. Iedereen van de klas nam een taakje op zich, waardoor alle leerlingen betrokken waren: de hapjes, het verslag, het opnemen van het debat... Door het samenbrengen van de groepen op het debat ontstond al een eerste mildere opstelling, waardoor de tieners bepaalde vragen niet stelden. De eigen verhalen van de senioren veranderden de beeldvorming over hen. Vooral het actief zijn van de senioren bleef hangen. Stereotypen klopten duidelijk niet. Omgekeerd werd duidelijk voor senioren dat een groep tieners die samen muziek beluisteren geen bedreiging is. 10. Na het debat was nog niet duidelijk wat het vervolg kon zijn. Er waren wel al heel wat ideeën uit de
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
22
brainstorm gekomen: een affiche maken, een filmpje à la Benidorm Bastards, een bezoek aan De Lijn... Er werd ook besloten een filmpje te maken, in samenwerking met De Lijn en filmclub De Draak. 11. Op de vierde bijeenkomst werd een chauffeur van De Lijn in de klas uitgenodigd. 12. De vijfde bijeenkomst besloeg een volledige dag. In de voormiddag kregen de leerlingen uitleg over het Trammelantproject van De Lijn in Gent en in de namiddag werd het filmpje opgenomen.
(http://www.civitasgent.be/nieuws/p/detail/succesvol-trammelant-project-van-de-lijn)
13. Er was nog een evaluatiemoment gepland per project in de verschillende scholen die deelnamen aan het ruimere project. Dat is niet goed gelukt, omdat het wat te laat kwam. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project? Bij de rechtstreeks betrokkenen is de impact groot: er ontstond tijdens het project meer wederzijds respect. Voor de ruimere schoolomgeving of andere ouderen is het effect minder duidelijk. Het materiaal werd wel verspreid binnen de school en via online kanalen. Het concrete resultaat van het maken van het filmpje maakt dat deelnemers fier zijn. Bovendien geeft het herkenbaarheid. Het is ook van groot belang om de deelnemers voldoende inspraak te geven gedurende het proces. Kritische punten? Een kritisch punt kan zijn: hoe houd je zo’n project levendig? Dat vergt opvolgingstijd en energie. Die is er vaak niet of te weinig. Leerkrachten spelen hier een belangrijke rol. Hoe zou je het project elders implementeren? •
Eerst een goed beeld krijgen van het doelpubliek in ruime zin: leerlingen, leerkrachten, senioren…
•
Op de juiste momenten voldoende ondersteuning bieden.
•
Voldoende ‘trekkende kracht’ om zo’n project vorm te geven. Er is veel tijd gegaan in opvolging door de projectverantwoordelijke, bijvoorbeeld in klasbezoeken.
•
Een goede planning en afspraken met de leerkrachten.
•
Een balans tussen een goede planning en flexibiliteit om in te spelen op dingen die leerlingen aanbrengen.
•
Een goede voorbereiding en motivering van de verschillende groepen rond de verschillende acties. Zowel jong als oud moet laagdrempelig gemotiveerd worden om deel te nemen.
•
Alert zijn en blijven voor de verschillende opties van zowel de ruimtes, de organisaties als de deelnemers. Bv. uitspraak van de projectverantwoordelijke aan de leerlingen in de school: “komaan jongens, je hebt hier van alles dat je kan gebruiken, houtatelier, filmatelier, verschillende ruimtes…”. De projectleider moet deze zaken zien en ook goed kunnen overbrengen naar de verschillende deelnemers.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
23
•
Benoem de resultaten, ook voor de deelnemers zelf. Soms zien ze die niet.
•
Het vinden van senioren die bereid zijn om deel te nemen is niet evident. Dat gebeurde vooral via het netwerk van de projectverantwoordelijke.
•
Er is veel engagement nodig van zowel de projectleider als de betrokken leerkrachten.
•
Verbondenheid stimuleren door betrokkenheid: ter plaatse gaan kijken, voldoende aanwezig zijn.
•
Keep it simple!
•
Respect voor de verschillende deelnemers.
•
Timing en verwachtingen goed afstemmen op elkaar.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
24
1.3. T-Klub Lokeren: comedy met jongeren Fiche met contactgegevens • Titel: Yalla Yalla •
Naam van de organisatie: Jeugdhuis T-Klub
• Contactpersoon: Pieter-Jan Van der Bracht (coördinator) of Ward Christens (vindplaatsgerichte jeugdwerker) •
Mailadres en telefoon:
[email protected] - 09 348 20 30
• Adres: Koophandelstraat 23 - 9160 Lokeren • Website: www.vzwjeugdclubs.be
Algemene voorstelling van het project We beschrijven twee projecten van Jeugdhuis T-Klub in Lokeren: het vindplaatsgericht werken en het specifieke project Yalla Yalla. T-Klub Lokeren (1962) richt zich als jeugdhuis tot maatschappelijk kwetsbare jongeren. In de schoot van T-Klub zijn al heel wat initiatieven voor jongeren genomen en het jeugdhuis stond aan de wieg van evenementen zoals de Lokerse Feesten. Er gaat veel aandacht naar het participatief werken met jongeren, op hun maat en tempo, vertrekkend van hun vragen en interesses. Een belangrijk ondersteunend aanbod sinds 2009 is het vindplaatsgericht jeugdwerk. Hierbij worden jongeren op straat aangesproken en worden samen met hen allerlei activiteiten opgezet. Een belangrijk aspect is de opbouw van een vertrouwensband. Binnen de werking van T-Klub maken nogal wat jongeren duidelijk dat ze met veel frustraties zitten. Zij ervaren een groot wantrouwen en tegelijk beseffen zij dat er voor hen weinig te doen is in Lokeren. Bij veel Lokerenaars leeft een negatief beeld over hen. Jongeren willen hierover hun stem laten horen, op een positieve manier. De vindplaatsgerichte jeugdwerker organiseerde eerst tal van activiteiten, zoals een zaalvoetbalmoment, filmen in de stad, een discussie rond de hoofddoek enz. Vervolgens zette hij met een kleine groep jongeren een Koplopersproject op. Dit mondde uit in de jongerenvereniging ‘Actie 9160’, een verwijzing naar de postcode van Lokeren. Na het startmoment van de vereniging brengen de jongeren nu op verschillende fora hun verhaal. Een bijkomende ervaring van de jongeren is dat zij maar moeilijk aansluiting vinden bij de oudere Marokkaanse gemeenschap, waar ze niet echt terecht kunnen met hun interesses. Het culturele aanbod
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
25
is vaak niet op hun maat en speelt niet altijd in op hun leefwereld. Dat doet Yalla Yalla wel. Het project benoemde de kloof tussen jong en oud binnen de Marokkaanse gemeenschap en bracht hierin verandering. Het plaatselijke cultuurcentrum werkt inmiddels gedifferentieerder door het aanbod van de jongeren zelf, en tegelijk laten de jongeren zien wat ze in hun mars hebben. Het centrum zit vol voor hun optreden en het wordt ook duidelijk dat er een doelpubliek is voor zo’n aanbod. De twee acties zijn moeilijk van elkaar los te koppelen. Ze horen samen in een totaalplaatje van projecten en acties die worden uitgewerkt samen met jongeren.
Beschrijving van het project Het uitgangspunt Vanuit het jeugdhuis en het vindplaatsgericht werken worden allerlei initiatieven opgezet voor jongeren. Daarin krijgen zij zelf veel inspraak: ze zijn de eigenaar van hun projecten. Specifiek voor het Yalla Yalla-project stonden ze stil bij de moeilijke toegang van Marokkaanse jongeren tot de oudere gemeenschap. Er is een aanbod, maar dat staat vrij los van hun interesses en leefwereld. Aan de hand van stand-up comedy gingen de jongeren aan de slag met allerlei thema’s: zo konden ze via het comedy-format inspelen op frustraties en clichés. Tegelijk gaven ze in het cultuurcentrum een optreden voor ouderen en andere inwoners van Lokeren. Dit was voor hen een manier om op een positieve manier in beeld te komen en vooroordelen te doorbreken. Doelstellingen •
Vanuit de leefwereld van de bereikte jongeren zelf een proces opzetten voor het versterken van hun positie.
•
Het wantrouwen tussen de jongeren en de oudere inwoners van Lokeren wegnemen en de negatieve dynamiek rond diverse incidenten doorbreken.
Wie wordt/werd beïnvloed door het project? De rechtstreeks betrokken jongeren worden sterk beïnvloed, maar ook hun omgeving en de deelnemers aan de comedy night. De jongeren kregen een forum om hun verhaal op een positieve manier te brengen en het publiek kon zien hoe sterk zij uit de hoek kunnen komen. Welke acties werden concreet vorm gegeven? De verschillende stappen in het Koplopersproces zijn belangrijk. De thema’s zelf komen allemaal van de jongeren, met als belangrijkste: 1. communicatie onderling en extern; 2. identiteit, en vooral bij Marokkaanse jongeren: we worden als buitenlanders bekeken; 3. intergenerationele conflicten binnen de gemeenschap;
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
26
4. wat is politiek? Hoe kan je daar zelf aan deelnemen? Over deze thema’s zette de jeugdwerker acties op met een kleine groep jongeren die zich hierrond wil engageren. Hij organiseerde een startdag waarop de thema’s worden voorgesteld en de verwachtingen bij de jongeren afgetoetst. In het Koplopersproces zoekt men dan een evenwicht tussen leuke activiteiten en werk- of vormingsactiviteiten. De groepsvorming blijft een belangrijk gegeven. Onder meer samen eten werkt heel goed. Er gaat daarom veel aandacht en energie naar het groepsproces, waar ook conflicten bijhoren. Het is vooral belangrijk de jongeren bij alles te betrekken: het geheel moet door hen gedragen zijn. Bij de start loopt alles heel gestructureerd, maar tijdens het traject wordt alles door de aanpak (inbreng en bijsturing van jongeren zelf) vaak helemaal door elkaar gehaald. Dit vraagt flexibiliteit van de begeleider en vooral creativiteit bij het inspelen op de inbreng van jongeren en op de groepsdynamiek. Stand-up comedy maakte deel uit van de activiteiten bij dit Koplopersproject. Hierbij worden de taken zo verdeeld dat iedereen een bijdrage levert. Het hoeven niet allemaal comedians te zijn… Er komt veel meer kijken bij zo’n optreden: er is een podium nodig en er zijn heel wat technische facetten, zoals geluid en licht. Zo krijgt iedereen een aandeel in zo’n optreden. Bij de comedy namen drie vaste stand-uppers, één rapper, twee muzikanten en één stagemanager taken op (naast jongeren die instonden voor licht, geluid enz.). Bij het 9160 project waren zeven jongeren betrokken. Twee jongeren waren bij de twee projecten betrokken. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project? Impact is er vooral bij de rechtstreeks betrokkenen. Dergelijke projecten hebben een groot vormend vermogen. Ook de ruimere omgeving wordt beïnvloed: vooral de perceptie bij oudere bewoners van de stad verandert. Het publiek ziet dat de jongeren op een positieve manier een volledige avond vormgeven. Bovendien worden toeschouwers ook door de inhoud geappelleerd om op een andere manier naar allochtone jongeren te kijken. Zo worden hardnekkige clichés doorbroken. Tegelijk wordt het netwerk van de jongeren verbreed. Ook de betrokken stadsdiensten zijn mee in het verhaal en gaan anders om met de jongeren. Kritische punten? Continuïteit blijkt vaak een probleem. Subsidiebronnen zijn occasioneel en houden meestal na één jaar op. Dat is moeilijk voor de jongeren.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
27
Hoe zou je het project elders implementeren? Er moet een basiswerking zijn met personeel, maar ook een inbedding in een bestaande, stevige structuur (jeugdhuis) die een aantal tools ter beschikking heeft, zoals een locatie, netwerk, ervaring enz. Er volgt het best iemand het hele proces op. Men moet ook in het tempo van de jongeren werken: dit project was succesvol doordat het kon bouwen op een vertrouwensband die eerder met hen was uitgebouwd. Erg belangrijk is je tijd te nemen. Zorg eerst voor een stevige basis: een project als Yalla Yalla vergt heel wat van de deelnemers. Het is dan ook belangrijk hen er niet onvoorbereid in te storten. Bijzondere aandacht voor de groepsdynamiek is een must: hiermee staat of valt het project! Dit aspect is ook een van de grote vormende waarden van zulke projecten. Het gaat over vaardigheden als samenwerken, compromissen sluiten, plannen enz. Je moet ook op maat van de jongeren werken: het project is ontstaan vanuit concrete signalen van hen (we vervelen ons, we willen onze stem laten horen...) en vanuit een interesse voor comedy. Het engagement van de jongeren kwam er in de eerste plaats omdat dit project een invulling was van hun vragen en noden, die samen mét hen zijn gekozen. Het vraaggericht werken is een aanbeveling die we zo veel mogelijk in de verf willen zetten.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
28
1.4. Intergenerationele film: jeugddienst Middelkerke Fiche met contactgegevens • Titel: Intergenerationele film •
Naam van de organisatie: Jeugddienst Middelkerke
• Contactpersoon: Bram Opstaele •
Mailadres en telefoon:
[email protected] -
[email protected] - 059 31 98 10
• Adres: Westendelaan 38 - 8430 Middelkerke • Website: http://www.youtube.com/watch?v=ekr88qaeH2Q
Algemene voorstelling van het project De kustgemeente Middelkerke wil op verschillende domeinen intergenerationeel werken. Aanleidingen zijn de toenemende vergrijzing en de sporadische klachten over jongeren. De keuze houdt in dat verschillende gemeentediensten, zoals de jeugddienst en de seniorendienst, samenwerken. Een stuurgroep binnen het gemeentebestuur werkt een basisidee uit en via de verschillende gemeentelijke adviesraden – de jeugd-, senioren-, cultuur- en sportraad – zoekt men vrijwilligers om dat basisidee mee vorm te geven. Met vrijwilligers van verschillende leeftijden richtte de jeugddienst een intergenerationele werkgroep op met een 15-tal leden van verschillende leeftijden. Deze vrijwilligers werkten mee aan de voorbereiding en realisatie van een kortfilm, waardoor ze over leeftijdsgrenzen heen leerden samenwerken. Ze zetten zich ook in voor nevenprojecten die uit het eerste project voortvloeiden. Het proces van anderhalf jaar resulteerde in een film die een uithangbord moet worden voor het intergenerationeel werken in Middelkerke. Dit project is ingebed binnen de jeugddienst, maar werd gedragen door een werkgroep van ambtenaren uit verschillende diensten.
Beschrijving van het project Het uitgangspunt Eerst formuleerde de gemeente Middelkerke het probleem: er is vrij veel vergrijzing en er bereiken het bestuur nogal wat signalen van ouderen die last hebben met jongeren. Tussen jong en oud botst het nu en dan. Meestal geeft men die signalen door aan de jeugddienst, die de brandjes moet blussen en/of een bemiddelingsrol opnemen. Met dit project wil de jeugddienst banden smeden tussen verschillende leeftijdsgroepen: mensen die anders niet met elkaar in contact komen, vertellen elkaar hun verhaal en luisteren naar elkaar.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
29
Doelstellingen Om ouderen en jongeren dichter bij elkaar te brengen koos de jeugddienst voor een sociaalartistiek project. Het resultaat, een film, wil de dienst gebruiken als katalysator voor het intergenerationeel werken. De film doet dienst als uithangbord om positieve contacten tussen generaties te benadrukken en stereotypen tussen generaties te doorprikken. Bij de filmvoorstellingen streeft de jeugddienst ernaar ruimte voor ontmoeting te creëren tussen jong en oud, en vanuit de inspirerende film wil de jeugddienst andere intergenerationele acties opstarten. Een voorbeeld is de samenwerking tussen het jeugdhuis Paravang en enkele seniorenvrijwilligers (gezelschapspellen, brei- en kookles, gitaarspelen). Wie wordt/werd beïnvloed door het project? De impact bij het grote publiek is nog niet zo groot. Hiervoor moet de film verder verspreid worden. De vrijwilligers zijn alvast erg tevreden over het project. Het is duidelijk dat de rechtstreeks betrokkenen de grootste impact hebben ervaren bij dit proces. Welke acties werden concreet vorm gegeven? Er werd met de bereikte vrijwilligers een filmidee gerealiseerd. De jeugddienst werkte samen met Leentje Vandenbussche om het sociaal-creatieve mee vorm te geven. Zij heeft een totaalconcept uitgewerkt en begeleid. Er werd een diverse groep vrijwilligers samengesteld met jongeren die bereikt werden via het jeugdhuis, en ouderen via de seniorenraad. De groep kwam een tiental keer samen. De eerste samenkomst focuste vooral op de ontmoeting. Bij de verdere samenkomsten werd hard gewerkt aan het script, de rollen en taakverdeling bij de opnames. Doel was ook voldoende aandacht te besteden aan de groepsdynamiek tussen oud en jong. Zo was er telkens ook plaats voor een drankje en een taartje, een lach en een traan. De jeugddienst zorgde voor de praktische en organisatorische opvolging. Uiteindelijk kon gestart worden met het filmen zelf. Als afsluiter werd een intergenerationele dag georganiseerd met de projectgroep. Die had ook als doel een ruimer veld van geïnteresseerden te bereiken. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project Impact was er vooral bij de rechtstreeks betrokken vrijwilligers. Het proces om eerst van twee groepen die elkaar niet kennen één groep te maken die samen voor iets wil gaan, over de ideeënfase tot de uiteindelijke uitwerking van de film, was intens en leerrijk. Bij hen is de boodschap zeker aangekomen.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
30
De vervolgstappen verliepen moeilijker. De toonmomenten van de film werden op prijs gesteld, maar of de boodschap blijft hangen is de vraag. Er waren een aantal toonmomenten, onder meer op de intergenerationele dag, en de film zou ook nog op andere momenten in het jaar gebruikt worden, bijvoorbeeld tijdens een publiek moment in Middelkerke. Het betrekken van een artistiek begeleider met ervaring in het werken met diverse doelgroepen is een meerwaarde. Kritische punten? •
Misschien is er te veel vertrokken van de dualiteit jong/oud. Achteraf gezien was de tweedeling beter niet zo sterk gemaakt.
•
Er is veel energie nodig om mensen te betrekken en te blijven motiveren. Heel veel van de mensen in de raden worden intens bevraagd.
•
Het is niet eenvoudig mensen te werven. Dit werkt niet met folders. Om mensen te werven moet je actief de straat op en mensen persoonlijk aanspreken.
•
In de toekomst wordt dit proces beter in handen gegeven van een externe organisatie die het trekt. De seniorendienst en jeugddienst spelen dan een ondersteunende rol in het proces.
•
Het proces opbouwen met een kleine groep werkt heel goed, maar activiteiten die een groter publiek met dit thema willen aanspreken, zijn niet evident. Vooral het proces blijkt hierbij van belang. Intergenerationeel werken gaat niet met one-shot activiteiten (bv. de intergenerationele dag).
Hoe zou je het project elders implementeren? Het maken van de film is voor de deelnemers een uniek traject, maar ga vooral voor kleine, haalbare projectjes en pak het niet te groots aan. Belangrijk is een goede voorbereiding en motivering van verschillende groepen rond de verschillende acties. Zowel jong als oud moet op een laagdrempelige wijze gemotiveerd worden om deel te nemen. Wees niet bang om doelstellingen en processen tijdens het project bij te sturen op maat van en met inbreng van de groepen die bereikt worden.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
31
1.5. Tuupe Tegoare Ledeberg Fiche met contactgegevens • Titel: “Tuupe Tegoare – samen groeten wij de dingen” •
Naam van de organisatie: vzw Jong
• Contactpersoon: Winny De Prycker, gebiedscoördinator Ledeberg Nieuw Gent •
Mailadres en telefoon:
[email protected] - 0476 37 65 29
• Adres: Antwerpsesteenweg 195 - 9040 Sint-Amandsberg • Website: www.vzwjong.be
Algemene voorstelling van het project Het project ‘Tuupe Tegoare’ begon op het welzijnsplatform en loopt reeds twee jaar. De eerste insteek was het thema ‘doorbreken van eenzaamheid’. Daarrond werd gewerkt met alle partners van het welzijnsoverleg: Woonzorg (dienst van het OCMW), Speltincx (OCMW Gent-Brugge lokaal dienstencentrum), De Vijvers (Rust- en verzorgingstehuis), vzw Jong afdeling Ledeberg, Gebiedsgerichte Werking stad Gent en Buurtwerk stad Gent. Heel veel mensen in de wijk zijn alleen en leven alleen. Dit gegeven werd verder geanalyseerd: hoe komt het en waarop zouden we kunnen werken? Een insteek was het ontbreken van banden tussen groepen mensen in de wijk. De analyse was zelfs negatiever: er leven bij oudere mensen grote vooroordelen over jonge allochtonen in de wijk. Ook jongeren kennen de oudere bewoners niet. Door acties op te zetten die inspelen op dit probleem verminderen de vooroordelen en ontstaan er positieve banden tussen de groepen. Veel mensen vallen ook door de mazen van het net. Organisaties werken vaak sterk doelgroepgericht, wat maakt dat bepaalde kloven vergroten en vooroordelen ook versterkt kunnen worden. De sensibilisering op het welzijnsplatform had dan ook als doel dat de wijkwerkers meer aandacht en voeling gingen krijgen met elkaars doelgroepen.
Beschrijving van het project Het uitgangspunt Er is weinig voeling met elkaar en er leven onderlinge vooroordelen tussen allochtone kinderen en autochtone oudere mensen in de wijk. De angst wordt gevoed door het ‘niet weten of niet kennen van de ander’. In het project wilden we op dat spanningsveld ingrijpen. Doelstellingen De verschillende partners hebben verschillende doelen. We beschrijven hier het luik dat werd
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
32
vormgegeven en getrokken door vzw Jong. Doel was de kinderen die we bereiken in het jeugdwelzijnswerk op een positieve manier in contact brengen met oudere mensen in de wijk. Wie wordt/werd beïnvloed door het project? •
In eerste instantie de wijkwerkers die door het thematiseren van het onderwerp ‘eenzaamheid’, maar ook door onderling visies te delen, een ruimere invalshoek aangereikt krijgen over verschillende doelgroepen.
•
Vooral de kinderen en ouderen die betrokken werden bij de verschillende acties die vzw Jong opzette.
•
Buurtbewoners die betrokken zijn bij verschillende acties op wijkniveau.
Welke acties werden concreet vorm gegeven? Vier keer op het jaar (Nieuwjaar, Valentijn, Pasen en in het najaar in de kinderwerking van vzw Jong) werden acties georganiseerd. •
Pannenkoekenbak met koffie en gebak: de kinderen bakken pannenkoeken en bedienen de oudjes die op bezoek komen. Ze krijgen ook van alles mee dat de kinderen geknutseld hebben in de werking. Deze actie werd al twee keer met groot succes georganiseerd. Er waren een tiental ouderen en een dertigtal kinderen aanwezig. Allemaal waren ze heel positief.
•
Bezoek aan het ouderenhuis: de kinderen brengen bij hun bezoek iets mee voor de oudere mensen, zoals een knutselwerkje. Ze kunnen ook spelen in de tuin van het rusthuis. Hierop wordt in de toekomst verder gewerkt.
•
Bezoek aan mensen thuis: samen met de mensen van Woonzorg bezoeken we oudere mensen. Zo komen kleine groepjes van vijf kinderen op bezoek. Ze bellen aan en lezen een nieuwjaarsbrief voor.
•
Andere acties worden ingekleed in een thema. Zo werd een bijdrage geleverd aan het carnavalfeest in Ledeberg. Zowel de oudere mensen als de kinderen participeerden hieraan. De kinderen liepen in de stoet en de oudere mensen droegen een banner langs de stoet die de kinderen gemaakt hadden.
Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project Er zijn specifieke acties in het kader van Tuupe Tegoare en bestaande grote wijkacties werden ingepast in het thema. De impact bij de rechtstreeks betrokken kinderen en senioren is groot. Aan beide zijden is er grote tevredenheid over de activiteiten. Die zorgen voor verbinding in de wijk, tussen groepen waarvoor dit niet evident is. De inbedding in de wijk en de lage drempel zijn sterktes van dit project. Zonder een wijknetwerk en een degelijke samenwerking is dit niet mogelijk. Begeleiders moeten veel ervaring en ‘goesting’ hebben om dit waar te maken. Ze moeten inzicht
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
33
verwerven in wat beide groepen voor elkaar kunnen betekenen (zingeving), jong en oud weer samenbrengen, de mazen van het sociale net kleiner maken en wederzijds vertrouwen tot stand brengen. Tegelijk moeten ze oog hebben voor het individuele, de zorg voor de vertaling van begrippen, de bevordering van de dialoog en de groepsdynamiek. Kritische punten Communicatie is heel belangrijk: de verwachtingen moeten duidelijk zijn. Dat is ook belangrijk om bruggen te leggen tussen de verhalen van de verschillende betrokkenen. Hoe zou je het project elders implementeren? •
De context is belangrijk. Dit project speelt zich af in de vrijetijdscontext en brengt een grote diversiteit van groepen mensen/kinderen samen. Het vergt veel inzet van partners. Zo is het belangrijk het netwerk steeds opnieuw voldoende te betrekken en te informeren.
•
Inzicht in het buurtweefsel is noodzakelijk: neem dus voldoende tijd voor het voortraject. Het gaat niet alleen om de actie: je moet de buurt, partners, de gemeente, kortom, iedereen meekrijgen.
•
Organiseer een actieve en leuke brainstorm rond mogelijke acties.
•
Zorg voor een goede voorbereiding en motivering van verschillende groepen rond de verschillende acties. Zowel jong als oud moeten laagdrempelig gemotiveerd worden om deel te nemen.
•
Geen zwart-witbenadering: leg voldoende flexibiliteit aan de dag bij de verschillende partners. Leidinggevenden moeten toelaten om ook eens buiten de lijntjes te kleuren.
•
Er moet een voldoende groot budget zijn om basismateriaal aan te kopen (bv. knutselgerief, koffie en koekjes, ingrediënten…) voor de activiteiten.
•
Less is more: zoek het niet te ver en overdrijf niet: beter één goed uitgewerkte en succesvolle actie af en toe herhalen.
•
Leg de nadruk op de positieve insteek.
Zorg dat de kinderen iets doen waar ze trots op kunnen zijn. Laat het hen zelf doen! Werk vraaggericht en neem kinderen serieus in wat ze zelf willen inbrengen.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
34
1.6. Op kamp in het woonzorgcentrum Fiche met contactgegevens • Titel: Kinderen op kamp in het woonzorgcentrum • Naam van de organisatie: Jongerenwerking Foyer, vzw Akapella, woonzorgcentrum te Kapelleop-den-Bos • Contactpersoon: Anne-Sophie Van Der Bracht •
Mailadres en telefoon: A
[email protected] - 02 609 55 63
• Adres: Werkhuizenstraat 25 - 1080 Brussel • Website: www.foyer.be - www.akapella.be
Algemene voorstelling van het project Elk jaar in de paasvakantie gaat de jongerenwerking van de Foyer een week op kamp in het woonzorgcentrum van Kapelle-op-den-Bos: een groep leerlingen krijgt de kans om een intensieve week te beleven samen met de bewoners. Dit is mogelijk dankzij een intense samenwerking tussen Akapella Wzc, De Foyer en de gemeentelijke basisschool. De jongerenwerking van de Foyer werkt niet met de klassieke instuif, maar met projecten én in samenwerking met de scholen (vijfde en zesde leerjaar). Daar komt de instroom vandaan. Een van de scholen waarmee wordt samengewerkt is de gemeentelijke basisschool Sint-Joost-Aan-Zee. Hier wordt een divers publiek van jongeren bereikt, met veel tieners van Turkse en Marokkaanse origine. Door de goede band met de school kan er gemakkelijk gerekruteerd worden voor het kamp. De openheid en flexibiliteit van het ‘bejaardenhuis’ zijn heel belangrijk. Het gaat dan ook niet om een klassiek woonzorgcentrum. Dat uit zich bijvoorbeeld in de sfeer: de ligging in het groen, de vele dieren die er gehouden worden, de huiselijke inrichting. Zo staat er een heel groot aquarium met piranha’s in de eetzaal! Dit is een ‘vooruitstrevend’ woonzorgcentrum. Vooraf brengen de kinderen een bezoek. Er is een zoektocht in het tehuis en door vragen te stellen leren ze verschillende aspecten kennen. Niet iedereen vindt dat leuk. Daarna kunnen de jongeren dan ook kiezen of het iets voor hen is of niet. Ná de week komen de bewoners ook op bezoek in de school van de jongeren.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
35
Beschrijving van het project Het uitgangspunt Het project loopt al vrij lang en is dus een vertrouwd gegeven voor de partnerorganisaties. Het probleem dat wordt aangepakt is vooral het wederzijds niet kennen van de twee doelgroepen. De meeste bejaarden in het woonzorgcentrum komen van het platteland en zijn niet vertrouwd met een divers publiek. De jongeren van de stad hebben weinig voeling met ouderen en koesteren veel vooroordelen. Door het project wordt hun leefwereld verbreed. Doelstellingen Doelen voor kinderen
Dit is ook een informele manier van taalstimulering. De jongeren komen uit een meertalige context. Er wordt op school Nederlands gesproken en Frans op straat. Het Nederlands heeft bij hen vaak een negatieve connotatie door de schoolse striktheid. Dankzij het kamp krijgen ze een andere kijk op Nederlandstaligen. Bovendien krijgen ze een week lang een taalbad Nederlands. Het gaat over Brusselse kinderen van allochtone origine die in een Vlaams woonzorgcentrum belanden. Dat zijn in de Brusselse realiteit twee behoorlijk gescheiden werelden. Ze leren dan ook dat Vlamingen best meevallen: het zijn niet allemaal racisten... De kinderen leren omgaan met ouderen. Voor velen is dit iets nieuws en speciaals. Het respect en het zich aanpassen aan de realiteit van het ouder worden (bv. luider praten omdat vele bejaarden niet goed horen) zijn belangrijke leerkansen. De kinderen verbreden ook hun sociale vaardigheden. Ze krijgen in het centrum een soort extra opa en oma. Doelen voor de bewoners
Bejaarden krijgen een ‘functie’. Ze worden ingeschakeld en krijgen hierdoor opnieuw een verantwoordelijkheid die ze nog kennen ‘van vroeger’. Dat werkt: je ziet mensen openbloeien. De ouderen worden een beetje opvoeders voor de kinderen. Clichés over allochtone jongeren worden doorbroken. Door samen dingen te doen krijgen bejaarden een ander beeld van hen. Wie wordt/werd beïnvloed door het project? In de eerste plaats de bejaarden in het centrum en de rechtstreeks betrokken kinderen. De kinderen bellen ook naar hun ouders vanuit het woonzorgcentrum. En als de ouders komen, heeft het project ook een impact op hen. Het vaak negatieve beeld van woonzorgcentra bij allochtone ouders wordt bijgestuurd.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
36
Welke acties werden concreet vorm gegeven? Ouderen en jongeren wonen voor een stuk samen in het woonzorgcentrum. Een volledig programma zorgt ervoor dat er een band ontstaat tussen individuele jongeren en de ouderen. Er worden vooral veel gesprekken gevoerd. •
Bezoek vooraf: vooraf worden de jongeren door een bezoek vertrouwd gemaakt met het woonzorgcentrum. Daarna kunnen ze zelf kiezen of ze meegaan op kamp. Er wordt gewerkt met een groep van 12/13 jongeren van elf en twaalf jaar.
•
Het kamp zelf, een inleefweek: het kamp begint op dinsdag. De eerste dag staat in het teken van de kennismaking. Het bureau van de directeur en de vergaderzaal van het centrum worden de logementsplekken voor de jongeren. Er is een dagschema om de zaak in goede banen te leiden. De kinderen eten ’s morgens samen met de bewoners. Daarna maken ze samen de krant over het woonzorgcentrum. Iedereen maakt een artikeltje over wat hij/zij gedaan heeft: een gesprek met een bejaarde, een fotoshoot, een interview met een bewoner enz. In de voormiddag is er ook ruimte voor activiteiten. Zo kunnen kinderen proberen met een rolstoel te rijden en ondervinden wat dit betekent. ’s Middags is er een gezamenlijke maaltijd. Twee jongeren eten samen met twee bewoners. In de namiddag nemen de jongeren interviews af van de bejaarde met wie ze gelinkt zijn. Ze worden hierbij geholpen door de verantwoordelijke Vrijetijd in het centrum. De twee leefwerelden worden zo met elkaar verbonden. In de namiddag is er ook een activiteit voor wie wil, op maat van de senioren en hun mogelijkheden. Veelal gaat het om een praat- en doeactiviteit over een thema, zoals spelen vroeger en nu. Om 17 uur is het avondmaal, met opnieuw twee kinderen bij twee bejaarden. Na het avondmaal is er een aparte, ‘actieve’ activiteit voor de kinderen om hen hun energie te laten botvieren. Er wordt ook ingespeeld op de lokale context: zo is donderdag marktdag in het dorp. Iedereen kent er iedereen. De kinderen en ouderen gaan samen naar de markt, wat de ouderen super vinden. Ze krijgen opdrachten en moeten samen inkopen doen. Op de laatste dag (zaterdag) wordt ’s voormiddags de namiddagshow voorbereid. De hele zaal
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
37
wordt ingekleed en er komt veel bezoek. De bejaarden genieten ervan. De jongeren schrijven de avond ervoor een tekstje op basis van de interviews met de bejaarde die ze volgden. De getuigenissen worden tussen de acts voorgelezen. Dat werkt erg belonend voor zowel de kinderen als de ouderen. Ook de ouders van de kinderen worden uitgenodigd: zo komen zij dankzij een positieve activiteit in contact met (Vlaamse) ouderen en met een woonzorgcentrum. •
Bezoek van bewoners aan de school nadien: een maand na het kamp komen de bejaarden op bezoek in de school en zorgt de Foyer voor een activiteit. De ouders komen ook. Ze maken iets klaar voor de ouderen en er wordt samen gegeten.
Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project Het project heeft een ruimere invloed op de kinderen van het zesde leerjaar, bij wie het echt leeft. Er wordt op school gepraat over het kamp en er zijn signalen dat het veel impact kan hebben op bepaalde leerlingen en senioren. Zo was er een meisje dat tot op het einde van haar secundair brieven schreef naar de bejaarde met wie ze tijdens het kamp contact had. Het project vergt een groot engagement en veel openheid van het woonzorgcentrum. Evident is het niet om zo’n diverse groep te laten participeren in een centrum. De goede samenwerking met de school is belangrijk. Via de brugfiguren van de school is er een historische band met de Foyer. Het wederzijdse vertrouwen maakt een goede samenwerking mogelijk. Het is noodzakelijk open te communiceren en op tijd knelpunten aan elkaar door te geven. Deelnemen is niet vrijblijvend. Er vindt bij de jongeren een selectie plaats door het bezoek vooraf: wie het niet ziet zitten gaat niet mee. Voor de anderen blijft het een uitdaging: velen gaan mee zonder te beseffen wat er allemaal aan vasthangt. Het is ook voor de begeleiders een evenwichtsoefening. Hoe zou je het project elders implementeren? Vooral de afstemming en het vertrouwen tussen de partners zijn belangrijk, zeker ook voor de momenten van spanning die tijdens zo’n project ontstaan. Er moet een minimale openheid voor de twee doelgroepen zijn om zo’n project mogelijk te maken, en wederzijds respect. Dat voorkomt het te snel afhaken als er iets fout loopt. Om dit te verwezenlijken zijn er begeleiders nodig die goed ‘op de brug’ kunnen werken. Zij moeten de twee referentiekaders en leefwerelden goed kennen. Ze moeten bijvoorbeeld ook kunnen omgaan met mensen die het niet fijn vinden dat hun routine doorbroken wordt.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
38
1.7. De Babbelbank in Sledderlo, Genk Fiche met contactgegevens • Titel: Babbelbank Sledderlo •
Naam van de organisatie: Wijkontwikkeling Stad Genk
• Contactpersoon: Liesbeth Arits (wijkmanager stadsdeel Genk-Zuid) of Dirk Habils (diensthoofd Wijkontwikkeling Stad Genk) •
Mailadres en telefoon:
[email protected] - 089 65 43 13 -
[email protected] - 089 65 43 10
• Adres: Bijlkensstraat 16, 3600 Genk
Algemene voorstelling van het project Binnen het ruimere masterplan voor Groot Sledderlo loopt het project ‘Groen in de wijk’, dat streeft naar het toegankelijker maken van het groen in de wijk Sledderlo. In het verleden zagen bewoners het vele groen (naaldbos met open plekken) als negatief en onveilig. Het was ontoegankelijk, met aan de rand een hangplek voor jongeren. Samen met buurtbewoners bekeken diensten en organisaties wat een park-bos voor de buurt kan betekenen. Verschillende functies krijgen nu vorm in het nieuwe park-bos: een speelplein, petanquebaan enz. Tegelijk groeide het idee om een babbelbank te maken als symbool voor de openheid van het nieuwe park-bos. Het ontwerpen en maken van de bank is het werk van een heel diverse groep bewoners. De looptijd van het project is één jaar. Het idee voor de babbelbank is ontstaan in het wijkteam, waar veel organisaties bij betrokken zijn, zoals het jeugdwerk, buurtwerk, straathoekwerk, wijkontwikkeling, Nieuw Dak (huisvesting), OCMW, groendienst – en is nadien afgetoetst bij andere wijkorganisaties zoals de scholen, de Marokkaanse en Turkse wijkverenigingen,
Alternatief (arbeidszorg en sociale tewerkstelling)… Vzw Driehoek
verzorgt de technische begeleiding ter plaatse.
Beschrijving van het project Het uitgangspunt In de wijk Sledderlo lag het groen er ongebruikt en weinig functioneel bij. Veel bewoners vonden het vooral vervelend vanwege de hangjongeren. Ook de jongeren zelf vertelden dat ze niet echt een leuke plek hadden om te vertoeven. Doelstellingen Voorop stond het toegankelijk maken van het groen voor alle bewoners van de wijk, door van het bos een park-bos te maken. Er staan nu iets minder bomen en tussen de bomen zijn verschillende functies
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
39
ingepland. Op die manier kwam er open ruimte vrij op maat van de diverse wijkbewoners. Met diverse acties wilde men nu ook de verschillende bewoners, met name jong en oud, dichter bij elkaar brengen. Een van die acties was het ‘mozaïeken’ van een grote bank en later een heel salon. Dit project past binnen een wijkoverschrijdend initiatief van zes mijngemeenten rond Genk om elk op hun manier het babbelbankconcept vorm te geven. De babbelbank in Sledderlo verbeeldt de ontmoeting en de verbinding tussen wijkbewoners over generaties en origines heen. Wie wordt/werd beïnvloed door het project? De deelnemers aan het mozaïekproject en ook de mensen van de wijk die in en rond het park-bos vertoeven. Het concept van de babbelbank is immers een symbool voor de verbondenheid van alle wijkbewoners en een plaats van ontmoeting. Welke acties werden concreet vorm gegeven? Het idee voor de babbelbank ontstond op het wijkteam, dat een lijst opmaakte met de partners die binnen hun netwerk deelnemers gericht konden aanspreken. Op die manier kreeg men toegang tot een breed weefsel en kon men de talenten van een diverse groep, met ook kinderen en jongeren uit de wijk, activeren. Jong en oud gaven vorm aan het babbelbankproject. Zij namen deel aan het ontwerpen van de mozaïektekeningen voor de bank, tijdens drie vrijdagavonden met tien tot vijftien bewoners. De deelnemers kozen zelf om aan de slag te gaan op een levensgroot model van de bank. Er golden enkele basisregels, zoals ‘geen vlaggen’, maar verder kon alles. De concrete ondersteuning kwam vanuit vzw Driehoek, die veel expertise heeft met mozaïeken. Daarna organiseerden wijkontwikkeling en buurtwerk samen met vzw Driehoek mozaïekmomenten. De eerste keer nodigden ze de hele buurt uit om te komen mozaïeken: 30 tot 35 bewoners kwamen proberen. Sindsdien waren er wekelijks op verschillende tijdstippen twee tot drie momenten waarop een kleine groep kon mozaïeken, om zo iedereen de kans te geven mee te werken: dat leverde een heel divers publiek op. Zolang een professionele kracht van het buurtwerk of de gebiedswerking aanwezig was, liepen de momenten prima. Het werken met verschillende kleine groepen vergt heel wat begeleidingskracht en inzet van de professionelen. Op 30 september 2012 zijn de banken geplaatst. Dit was ook een toonmoment met de buurtbewoners. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project Er was een vaste kern van een tiental ‘mozaïekers’. Een aantal groepen, zoals klasjes, de
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
40
meisjeswerking van het jeugdhuis en buurtbewoners, namen meer occasioneel deel. De impact is er vooral bij de rechtstreeks betrokkenen: de bank is echt hun bank geworden. De kadering van het project in het ruimere doel is voor de deelnemers minder belangrijk. Het gaat hen om het maken van de mozaïek zelf en om een gevoel van ‘eigenaarschap’. De bank heeft uiteraard ook impact op de gebruikers van het park. Hij is duidelijk zichtbaar en spreekt erg tot de verbeelding. Het is belangrijk om het initiatief levendig te houden met de verschillende diensten. Om met andere woorden de ontmoetingsplaats te laten leven. Dat kan bijvoorbeeld door er bij andere activiteiten ook een functie aan te geven, zoals: voor de uitstap van het buurthuis verzamelen we aan de babbelbank. Het project schept een band tussen groepen die elkaar anders minder spontaan zouden ontmoeten, zoals jong en oud. Kritische punten Het project zomaar overlaten aan de groepen zelf lukt niet goed. Dit toont het belang van de sociale begeleiding aan, die mensen stimuleert om te komen naar de activiteiten, een tijdrovende bezigheid. Een tijdsinschatting geven is moeilijk. Het resultaat moet op korte termijn zichtbaar zijn, maar het project vergt zowel van de begeleiding als van de deelnemers een langduriger engagement. Dat is niet altijd evident. Niet alle bewoners kunnen het mozaïeken fysiek aan. Hoe zou je het project elders implementeren? Een goed project moet altijd twee componenten omvatten: het proces, hier het samenbrengen van mensen rond een creatief verhaal, en het product, dat mensen ook een resultaat (een bank in het wijkweefsel) aanbiedt. Voor de creatie van de banken en het mozaïeken is een hoogstaande technische begeleiding noodzakelijk. De bank kost ook wat, maar het resultaat overstijgt het gewone knutselen. Dat geeft een extra ‘resultaatsgevoel’ bij de deelnemers.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
41
1.8. Roodkapje in Zeebrugge Fiche met contactgegevens • Titel: Roodkapje in Zeebrugge •
Naam van de organisatie: B uurtwerk d’Oude Stoasie
• Contactpersoon: Geert Pollin, buurtwerker •
Mailadres en telefoon:
[email protected] - 050 55 01 31
• Adres: Venetiëstraat 1 - 8380 Zeebrugge
Algemene voorstelling van het project D’Oude Stoasie is het buurtcentrum in Zeebrugge, in het oude stationsgebouw. De buurt, en eigenlijk heel Zeebrugge, ligt gekneld tussen de uitbreiding van de zeehaven en de infrastructuur voor het veranderende kusttoerisme. Veel oudere bewoners zijn bezorgd over hun toekomst en veel jonge mensen trekken weg omdat ze hier geen toekomst zien. Over dat thema hebben buurtbewoners een jaar lang een poppenkastvoorstelling gemaakt onder impuls van de buurtwerker. Die zorgde er tijdens dit project voor dat verschillende mensen uit de wijk meer met elkaar in contact kwamen. Bij de voorbereiding en de opvoering hadden zowel oudere groepen als jongeren een inbreng en iedereen kon er zich in herkennen. Dit project staat of valt met een sterk buurtwerk in de wijk. In dit geval zijn een aantal functies, zoals de OCMW-dienstverlening, aan het buurtcentrum verbonden. Het centrum voorziet in catering, poetsen en boodschappen aan huis, en in het centrum verzorgt men maaltijden, is er ruimte voor ontmoeting en de bibliotheek, en vinden kleine activiteiten plaats. Een aantal vrijwilligers uit de wijk helpt hierbij. Zo bereikt men beter de diverse wijkbewoners. Een praktische dienstverlening voor oudere bewoners verlaagt de drempel om hen aan te spreken of uit te nodigen voor activiteitennamiddagen in het buurtcentrum.
Beschrijving van het project Het uitgangspunt Er is al lang onzekerheid over wat er op termijn met de wijk zal gebeuren. Er is sprake van een groot uitbreidingsproject van de zeehaven (project Ship) dat haar grondig zal veranderen. De plannen bestaan al jaren en veroorzaken veel twijfel en onduidelijkheid. Er wonen veel oudere mensen in de wijk. Jongeren zijn het buitenbeentje en er werd niet meteen ingegrepen bij overlast of een conflict. Het sociaal-cultureel project van de poppenkast is ook hierdoor
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
42
mee bepaald. (Eerst was het de bedoeling een verhaal van de wijk en van Zeebrugge – een deelgemeente van de Stad Brugge – te laten vertellen door veel verschillende mensen samen te brengen.) Doelstellingen Het buurtcentrum organiseert al een aantal jaar een initiatief in de Week van de Amateurkunsten. Dan moedigt het de buurtbewoners aan iets te komen tonen. Dit kan van alles zijn: het gaat om kunst in de brede zin van het woord. Met de poppenkastvoorstelling zet het buurtcentrum een stap verder en laat het de bewoners het initiatief volledig zelf vormgeven. Het idee kwam wel van de buurtwerkers zelf, die het eerst aftoetsten bij de bewoners. In eerste instantie vonden oudere mensen het niets voor hen en de jongeren vonden het belachelijk. Toch wisten de buurtwerkers mensen te overtuigen. Zij zorgden voor bekendmaking in het buurtcentrum en de wijk. Met participatieprocessen konden ze buurtbewoners ertoe bewegen zich in te zetten voor dit project. De verhaallijn lag in het begin niet vast. Langzaamaan groeide een verhaal over de positieve en negatieve effecten van de haven. Veel bewoners hebben immers te maken met de haven, in de industrie of in nevenactiviteiten. Wie wordt/werd beïnvloed door het project? De bewoners van de wijk D’Oude Stoasie in Zeebrugge, een heel diverse groep mensen van jong tot oud. Welke acties werden concreet vorm gegeven? Samen met de buurtwerker gaven de mensen uit de wijk de voorstelling vorm. Bij de voorbereiding en opvoering kwamen diverse taken kijken, zoals het schrijven van het verhaal, het ontwerpen van het decor, het maken van de poppen, de bekendmaking… Voor de verschillende taken vormden zich kleine groepjes vrijwilligers en voor elk groepje vonden de buurtwerkers een of twee mensen die sterk en deskundig waren in die bepaalde taak. Zij omringden zich met andere vrijwilligers. De volgende acties kregen vorm: 1. verhalen uit de buurt zoeken en bij elkaar brengen 2. materialen uit de buurt zoeken 3. poppen maken 4. het verhaal voor de poppenkast schrijven 5. het decor maken Er vonden een 15-tal workshops plaats. Zo namen tieners en jongeren deel aan een workshop graffiti om reclamepanelen te maken. In de voorbereidingsperiode zagen de groepjes van elkaar waar ze mee bezig waren en hoe ver men stond. Dit wakkerde de wederzijdse nieuwsgierigheid en drive om verder te werken aan. De apotheose waren de twee voorstellingen, waarvoor men een ruim publiek bereikte. Van de
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
43
voorstelling is ook een film gemaakt. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project? De impact van het project op de wijk en haar bewoners is groot. Door de intensiteit bleven zaken hangen bij mensen. Je ziet dit vooral doordat het project blijft leven in de verhalen en anekdotes. Er zijn ook mensen die schijnbaar toevallig betrokken waren en die nu ook naar andere buurtactiviteiten komen. De buurtwerker slaagde er met de nodige authenticiteit in om een participatieproject met de bewoners op te zetten. Hiervoor zijn tijd en geld nodig en is de inbedding van het buurtwerk in een lokale dienstenverlening belangrijk. Zo ken je de mensen en de dingen waarmee ze bezig zijn, en op die manier vind je aansluiting bij hen om een dergelijk project op te zetten. Kritische punten Een dergelijk initiatief komt vaak boven op het reguliere (buurt)werk en valt als proces moeilijk op voorhand af te bakenen. Er komt veel bij kijken en het initiatief groeit onderweg door de inbreng van de deelnemers. Tegelijk kan dit moeilijk gedaan worden door iemand (extra) extern, die de mensen en hun context niet kent. Er zijn ook mensen die uitvallen als het ‘product’ af is: ze hebben dan geen kapstok meer om te blijven komen. Hoe zou je het project elders implementeren? Een dergelijk project kopiëren kan niet. Het is vooral belangrijk het proces in beeld te krijgen. Het ‘vanuit de buik’ werken, het bekijken van sterktes in het netwerk en het meetrekken van alle deelnemers naar een product: dat is essentieel in de begeleiding. Je moet dan ook zoeken naar de vaardigheden en sterktes van iedereen. Op die manier kan men groepjes deelnemers samenbrengen om een bepaald deelaspect van het project vorm te geven. Hier gebeurde dat bijvoorbeeld met het decor voor de voorstelling. Laat tijdens het project facetten zien aan mensen die nog niet betrokken zijn. Hier werd bijvoorbeeld bewust in één grote ruimte van het buurtcentrum gewerkt. Iedere bezoeker kreeg zowel stukken van het proces als resultaten (bv. gemaakte poppen) te zien. Zo zien de betrokkenen wat er binnen het volledige project gebeurt, maar zien ook andere mensen dat er beweging is. De buurtwerkers dragen hiertoe bij in hun verhalen naar de verschillende deelnemers. Zoek een goede coach. Hij of zij moet de mensen kennen en weten wat kleine dingen zijn die hen vooruit helpen. Zo’n coach weet wie een schouderklopje nodig heeft en wie hij rustig moet laten voortwerken. Hij moet kunnen relativeren, bevestiging geven en mensen geruststellen.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
44
1.9. Seniorennamiddagen in “De Drie Hofsteden” in Kortrijk Fiche met contactgegevens • Titel: Seniorennamiddagen in de wijk “De Drie Hofsteden” in Kortrijk •
Naam van de organisatie: Gebiedswerking Stad Kortrijk & Lokale dienstencentra OCMW Kortrijk
• Contactpersoon: Thorin Levecque (Gebiedswerking) of Inge De Meersseman (woonzorgverlener, OCMW) • Mailadres en telefoon:
[email protected] - 0473 86 26 60
[email protected] - 0498 90 90 87 • Adres: Wijkbureau - Volksvertegenwoordiger Dejaegherelaan 52 bus 2 - Kortrijk • Website: http://www.kortrijk.be/nieuws/vernieuwd-wijkbureau-voor-drie-hofsteden
Algemene voorstelling van het project Het project loopt sinds 2009 in de wijk De Drie Hofsteden in Kortrijk, met haar geïsoleerde sociale hoogbouw uit de jaren 1960. Daar wonen nu veel oudere bewoners. Vanuit de wijk bereikten de gebiedswerker van de stad Kortrijk via de gemeenschapswachten signalen over de sterke vergrijzing en groeiende vereenzaming. Ook het gebrek aan nabije voorzieningen of dienstverlening valt op. De gebiedswerker startte samen met een sociaal verpleegkundige van het OCMW laagdrempelig met leuke namiddagen voor oudere bewoners in de nabijgelegen voetbalkantine. Meteen bereikte men heel wat oudere bewoners en algauw bleek de kantine niet te voldoen, bvb. te smalle toiletten voor rolwagens, te koud in de winter… Daarom knoopt de gebiedswerker gesprekken aan met de nabijgelegen scholencampus (lagere school, middelbare scholen en hogeschool). Vanuit de brede school-filosofie en de opleidingsdoelen speelden de scholen in op de noden en behoeften van de oudere bewoners uit de sociale hoogbouw. Leerlingen staan nu in voor pedicure, lichaamsmassage en catering, studenten Sociaal Werk organiseren samen met senioren namiddagactiviteiten, zoals een modeshow en computerworkshop. Sinds 2010 is er ook een OCMW-buurtwerking in de wijk.
Beschrijving van het project Het uitgangspunt De vereenzaming van senioren in de hoogbouw van de wijk De Drie Hofsteden in Kortrijk. Bovendien waren een aantal grote organisaties in de wijk niet met elkaar verbonden. In die zin was dit ook een kans voor de scholen om de stap naar de wijkbewoners te zetten.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
45
Doelstellingen •
Via een namiddagaanbod de senioren van de wijk in contact brengen met andere senioren en jongeren. Zo wordt er gewerkt aan positieve beeldvorming en wordt vereenzaming tegengegaan.
•
Door positieve contacten met de verschillende scholengroepen op de wijk groeit er ook een wisselwerking tussen de seniorenwerking en de scholen.
Wie wordt/werd beïnvloed door het project? De senioren op de wijk en de scholen die meewerken (KTA, KATHO, basisschool…). Welke acties werden concreet vorm gegeven? Het begon met seniorennamiddagen in de wijk, georganiseerd door de gebiedswerking en sociaal verpleegkundige van het OCMW. In 2010 werd een lokaal dienstencentrum in de wijk geopend. De buurtbewoners kunnen er terecht bij een vaste contactpersoon (sociaal verpleegkundige van het OCMW) die enerzijds de seniorennamiddagen verder uitbouwt maar ook zorgt voor huisbezoeken, werving van vrijwilligers… In het kader van geïntegreerde dienstverlening zijn ook de spreekuren van de wijkinspecteur in het wijkbureau. Er werden banden gelegd met de verschillende scholengroepen in de wijk. Dit resulteerde in acties samen met de scholen en ook in samenwerking door het openstellen van ruimtes voor bepaalde acties. De leerlingen van het KTA komen af en toe iets doen voor de senioren in het kader van hun opleiding (horeca, grootkeuken, bejaardenzorg, pedicure enz.) en de senioren kunnen ook eens op de school komen. De eerstejaarsstudenten sociaal maatschappelijk werk van VIVES afdeling IPSOC werken jaarlijks een project uit in het kader van intergenerationeel werk. Sleutelfiguren zijn noodzakelijk: ze maken mee het proces van het project en leggen de link met de grote groep senioren die het dienstencentrum bereikt. Deze projecten werden al opgezet: •
Maandelijkse seniorencontactnamiddag 2009 - met ondersteuning van lokale onderwijsinstellingen.
•
Jaarlijks project in het kader van intergenerationeel werken met studenten van VIVES Hogeschool afdeling maatschappelijk werk.
•
2009: intergenerationele modeshow + opening van de boomgaard voor en door de buurt i.s.m. de lagere school van de campus Drie Hofsteden.
•
2010: workshop rond multimedia: senioren maakten kennis met de Wii en playstation spelconsole en kregen uitleg door de jongeren.
•
2011: seniorencontactnamiddag in een jeugdhuis met een bezoek aan de studentenbuurt van de stad en rondleiding in studentenkoten. Doelstelling: de senioren leren de leefwereld van de studenten kennen en omgekeerd.
•
2012: senioren baten een activiteitenstand uit op het schoolfeest met volksspelen.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
46
Deze activiteiten vinden telkens plaats met de eerstejaarsstudenten. Zo krijgen zij input over wat er allemaal gaande is in de buurt van hun school. Ze krijgen ook een beeld van senioren dat anders is dan hun standaardbeeld. Wat de basisschool betreft, waren er vooral ideeën rond het openstellen van de tuin voor senioren. Er was ook een idee om samen met kinderen en senioren een moestuin en boomgaard te onderhouden. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project De impact is groot voor de senioren op de wijk, maar ook voor de leerlingen. Vooral de leerlingen die sterk betrokken zijn op de acties zelf, worden beïnvloed in hun beeldvorming. Participatie is heel belangrijk: dit kreeg vorm door een actieve stuurgroep met senioren uit de buurt. Het is ook belangrijk een duidelijk zicht te hebben op de krachten in een buurt en daarmee een goed netwerk op te bouwen. De sociaal werker heeft die krachten vrijgemaakt, vanuit zijn ‘brugpositie’ naar andere partners op de wijk. Zijn aanwezigheid was dus een belangrijke voorwaarde. Er is gestart met een goede analyse en een duidelijk plan. De samenwerking met grote en sterk gestructureerde partners, zoals scholen en sociale-huisvestingsmaatschappijen, maakt een goede voorbereiding noodzakelijk. Dit betekent vooral dat je een goed zicht krijgt op de mogelijkheden; het wil niet zeggen dat alle acties vooraf volledig zijn ingevuld. Hoe zou je het project elders implementeren? Begin eraan! Er is in het veldwerk durf nodig om bepaalde activiteiten een kans te geven. Ga niet altijd uit van evidenties: ‘out-of-the-box’-denken zorgt voor dynamiek en verbindingen, zoals bleek bij de workshop rond de modeshow met leerlingen en senioren. Heb oog voor een eigen ruimte voor de senioren. Een eigen plek in de wijk, vooral om elkaar te ontmoeten, is voor hen heel belangrijk.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
47
1.10. Buurtwerking Sint-Bernadette Fiche met contactgegevens • Titel: Geïntegreerde buurtwerking Bernadette: van klacht naar kracht •
Naam van de organisatie: Dienst Buurtwerk Stad Gent
• Contactpersoon: Lieve Destoop •
Mailadres en telefoon:
[email protected] - 09 235 77 20
• Adres: Dienst Buurtwerk – Stad Gent, Baudelohof 2 - 9000 Gent
Algemene voorstelling van het project De geïntegreerde buurtwerking Bernadette, een samenwerking tussen verschillende partners in een regie van de dienst Buurtwerk, buigt ‘verzuurde’ netwerken om naar nieuwe, positieve netwerken. Om dit te bereiken werkte het project sinds 2010 op drie sporen: meer actieve participatie van alle bewoners; zorgen voor een geïntegreerde aanpak door de partners, waarbij de fixatie op jongeren wordt opengebroken door de stap naar de volwassen bewoners te zetten en waarbij iedereen bereid is verder te gaan dan de eigen kernopdracht; het beleid actief in het proces betrekken en zo de randvoorwaarden aanzienlijk verbeteren. Alle partners (het buurtwerk, gebiedsgerichte werking, vzw Jong, de jeugddienst, Brede School, de brugfiguur, de dienst Lokale Preventie, politie, het OCMW en de huisvestingsmaatschappij) werken samen een actieplan uit en kleuren hierbij buiten de lijntjes van hun kernopdracht. Zo ontwikkelen veldwerkers een gemeenschappelijke begeleidershouding. Het beleid wordt actief betrokken bij het herstel en de aanpassing van het oude schoolgebouw voor buurt- en jeugdactiviteiten, het uitwerken van plannen voor de uitbouw van een Brede School en het aanreiken van ondersteuning als de onrust heroplaait. Door deze geïntegreerde buurtwerking en rechttoe rechtaan aanpak met beleidssteun verdwijnen het pestgedrag en vandalisme, groeit er een actieve bewonersgroep en bouwt men de activiteiten voor de jeugd verder uit.
Beschrijving van het project Het uitgangspunt Dit project begon naar aanleiding van pestgedrag en vandalisme door jongeren in de tuinwijk Bernadette. Inzet is de strijd rond een oud schoolgebouw. De aanpak vertrekt van het persoonlijk aanspreken van bewoners – jong en oud – en het sociaal activeren van deze mensen om zelf zorg
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
48
op te nemen voor elkaar, buurtgerichte activiteiten te organiseren en hun stem op stadsniveau te laten horen. Doelstellingen Dit project streeft naar het herstel van een positieve sociale cohesie die bewoners mobiliseert om zorg te dragen voor elkaar en mee te werken aan een betere wijk. Om dit te bereiken heeft het project de volgende doelen: •
het garanderen van een basis aan fysieke en sociale veiligheid in de buurt als voorwaarde voor buurtacties;
•
het sociaal activeren van alle bewoners – jong en oud – om zorg te dragen voor elkaar, buurtgerichte activiteiten te organiseren en hun stem te laten horen op stadsniveau;
•
het ‘openbreken’ van de wijk zowel op sociaal als op politiek vlak;
•
de realisatie van een zo integraal mogelijke geïntegreerde buurtwerking met alle partners;
•
het responsabiliseren van het beleid om de broodnodige randvoorwaarden te creëren.
Wie wordt/werd beïnvloed door het project? Het project heeft invloed op een groot aantal bewoners, zowel jong als oud, uit de SintBernadettebuurt. Het brengt ook enige verandering teweeg bij de betrokken professionele partners, zowel de veldwerkers als de organisaties. Tot slot creëert het bereidheid bij de burgemeester en de betrokken schepenen om zich extra in te zetten voor deze buurt. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project? In 2011 vond een tweede huisbezoekenronde plaats. Van de bezochte buurtbewoners geeft 65% aan dat het leven in de wijk er flink op is vooruitgegaan. Zij halen aan: •
het vandalisme en de intimidaties zijn verdwenen en het aantal jongerenactiviteiten is gestegen dankzij de aanwerving van een jongerenwerker;
•
er zijn nu regelmatig open ontmoetingsmomenten met positieve sociale contacten;
•
verder zijn in de loop van het project betere contacten opgebouwd tussen:
- de jongeren en volwassenen: zij zeggen ‘goeiedag’ in de straten en praten met elkaar op activiteiten;
- de buurtbewoners en de stad Gent: bewoners vinden o.m. door de goede contacten met en de tips van hun buurtwerker de weg naar de relevante stadsdiensten;
- de buurtbewoners en de huisvestingsmaatschappij: door de wijkwandelingen is er een persoonlijker contact ontstaan. Er is nog steeds nood aan een goed onthaalbeleid voor nieuwe bewoners.
Dit alles is vooral een gevolg van de betere samenwerking en afstemming tussen diensten tijdens overlegmomenten: het buurtteam, de bewonersbijeenkomsten, de wijkwandelingen met de
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
49
huisvestingsmaatschappij enz. Vernieuwend in de aanpak is de gelijktijdige inzet van de drie belangrijkste actoren bij de aanpak van overlast. Men vertrekt daarbij vanuit een sterke participatie van de bewoners zelf: •
de bewoners worden bevraagd en gemobiliseerd om zelf actie te ondernemen. Er is een nauwe band met het sociaal activeren van de buurt (inclusief sociaal en politiek ‘openen’ van de buurt);
•
de partners hanteren een geïntegreerde aanpak om te werken in het belang van de wijk. Dat wordt gekoppeld aan een gemeenschappelijke begeleidersstijl voor de jongeren;
•
het beleid is betrokken op de randvoorwaarden en gaat in dialoog met de bewoners.
Kritische punten Dit is een verhaal met ups en downs. Zo gingen de eerste maanden van de geïntegreerde buurtwerking (voorjaar 2010) nog gepaard met inbraken in het schoolgebouw en vandalisme. Elke ‘mislukking’ leidde echter tot een betere afstemming en verfijning van het actieplan, met een stevige opvolging door de bevoegde beleidsverantwoordelijken. Buurt- en jeugdwerkers ontwikkelden een gemeenschappelijke begeleidershouding. Zij maakten vandalisme bespreekbaar met de jongeren en vertaalden hun ‘destructieve’ daden in ‘constructieve’ wensen. Jongeren voelen zich meer aangesproken en betrokken, nemen deel aan activiteiten, gebruiken meer ‘het woord’ dan ‘de daad’, werken mee aan het zoeken naar oplossingen en krijgen zo een positiever imago in de bredere buurt. Samen met de jongeren worden in de buurt meer activiteiten georganiseerd voor jongeren (op een door de buurt aanvaarde hangplaats), weg van het oude schoolgebouw, zeker in het begin. Dan is iedereen (buurt-, jeugd- en straathoekwerker) ook een aanspreekpunt voor de jongeren (ook voor persoonlijke vragen). Tezelfdertijd is met vallen en opstaan en in overleg met de burgemeester en de bevoegde schepenen gewerkt aan de bouwfysische veiligheid van de lokalen in het oude schoolgebouw (dringende herstellingen, het afsluiten van een vleugel zodat ‘dolende kinderen’ meer onder controle gehouden worden, herinrichting van lokalen). De beleidsbeslissing viel ook om het gebouw te renoveren tot een vernieuwde lagere school in de brede-schoolfilosofie. Zowel het buurt- als het jeugdwelzijnswerk (vzw Jong) kregen lokalen in de nieuwe school en de buurtbewoners kunnen buiten de schooluren gebruik maken van de nieuwe sportzaal en refter. Hoe zou je het project elders implementeren? De sleutel tot het succes ligt bij het naar de mensen stappen, maatwerk, flexibel en participatief werken in samenwerking met de verschillende buurtactoren, het actief betrekken van het beleid in het proces... Deze aspecten kan men in elke wijk of buurt toepassen. Werken met mensen die leven in kansarmoede brengt vaak emoties naar boven in de sociale
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
50
contacten. Het best geef je dan positieve aandacht aan negatieve communicatie (destructief gedrag of taal): ‘hoe’ men iets zegt kan de aandacht afleiden van ‘wat’ men zegt. Neutraliseer de emotionele boodschappen en bouw verder op deze signalen. Geef ondertussen ook duidelijk aan op welke manier je de communicatie wilt voeren (constructief). Begin met goed te luisteren naar iedereen, jong en oud. Op basis van wat je hoort, verweef je de (individuele) belangen van de bewoner met de (gemeenschappelijke) buurtbelangen. Je werkt dus vanuit gemeenschappelijke thema’s. Zo ontmijn je spanningen, creëer je een draagvlak voor buurtactiviteiten en verhoog je de buurtbetrokkenheid. Het creëren van een draagvlak en het verhogen van de buurtbetrokkenheid is geen eenmalige actie. Het is een proces dat continu aandacht en inzet vraagt. Met het oog op die continuïteit investeer je het best in sleutel- en vertrouwensfiguren (buurtbewoners en/of professionelen).
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
51
1.11. Bressoux Droixhe is meer dan geluidsoverlast Fiche met contactgegevens • Titel: A Bressoux Droixhe, on a mieux à partager que le bruit •
Naam van de organisatie: Conseil de quartier de Bressoux Droixhe
• Contactpersoon: Patrice Lempereur, voorzitter van de Conseil de quartier de Bressoux Droixhe •
Mailadres en telefoon:
[email protected] – 0477 87 12 63
Algemene voorstelling van het project De leden van de wijkraad (conseil de quartier) van Bressoux Droixhe beslisten in 2012 een sensibilisatiecampagne op te zetten (affiches, uitdelen van balpennen…) met als slogan ‘A Bressoux Droixhe, on a mieux à partager que le bruit’ (‘In Bressoux Droixhe hebben we wel wat beters te delen dan geluidsoverlast’). Ze waren er zich van bewust dat de aanwezigheid van bepaalde jongeren in de publieke ruimte, in combinatie met hun daden en bepaalde gedragingen, als een factor van onveiligheid werd beschouwd. Het was ook hun overtuiging dat alleen een opbouwend gesprek de spanningen kon ontmijnen en de cohesie en verstandhouding tussen de bewoners versterken. Het initiatief richtte zich tot de hele wijk, ook als op bepaalde activiteiten slechts bepaalde jonge en minder jonge mensen afkwamen. De campagne begon in de lente omdat de publieke ruimte in die periode weer meer wordt benut. Kernidee van het project is dat men de openbare ruimte wil ontlasten van de storende aanwezigheid van jongeren door hen bezig te houden en door een harmonieus samenleven in de wijk te bevorderen. Dat doe je door rekening te houden met de noden van alle buurtbewoners. Een van de initiatiefnemers getuigt: ‘Elke actie, ook als ze punctueel is, is zinvol, want de jongeren voelen zich gevaloriseerd en er wordt rekening gehouden met hun mening.’ Deze actie is daar de weerspiegeling van.
Beschrijving van het project Het uitgangspunt Regelmatig spreken mensen de wijkraad van Bressoux Droixhe aan in verband met het samenleven van jonge en minder jonge mensen in de wijk. Aan de rand van het park van Droixhe, op de Place de la Résistance, in de straten en bij sociale woningen kom je vaak jongeren uit de buurt tegen die samenklitten om wat te kletsen en naar muziek te luisteren. Op zichzelf is dit geen problematische situatie, maar toch creëert dit spanningen en vergroot het het manco aan communicatie tussen de bewoners van dezelfde buurt. Fenomenen als afval dat op de grond belandt of het lawaai dat jongeren tot laat in de avond maken op straat zorgen voor een klimaat van wantrouwen en leiden tot onbegrip
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
52
over elkaar bij de verschillende generaties. Het samenkomen van de jongeren creëert een gevoel van onveiligheid bij oudere mensen, wat vooral tot uiting komt in klachten bij de politiediensten. Daarom is dit initiatief ook opgezet in nauwe samenwerking met het politiecommissariaat van Bressoux Droixhe, met de steun van het begeleidersteam in de wijk dat actief is het kader van het Veiligheidsen Preventiecontract. Doelstellingen De sensibilisatiecampagne wil de wederzijdse voordelen van de twee generaties over elkaar tegengaan en streeft naar een beter gebruik van de openbare ruimte door de jongeren, wat moet bijdragen tot een beter samenleven. Welke acties werden concreet vorm gegeven? Op de verschillende plaatsen waar jongeren uit de buurt komen werden affiches aangebracht en vrijwilligers verspreidden dagelijks folders, postkaarten, balpennen en ballonnen. Om tegemoet te komen aan een vraag van jonge en oudere buurtbewoners werden ook activiteiten georganiseerd om de stereotypen over elkaar te doorbreken (zoals een intergenerationele rondetafel en een barbecue die de jongeren klaarmaakten). Op deze activiteiten kwamen de jongeren die de openbare ruimte gebruiken en de bewoners van de buurt samen. Het aantal deelnemers schommelde naargelang van het soort activiteit. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project Het project werd nog niet geëvalueerd. De eerste indrukken over de impact zijn alvast positief. Volgens de politie is er een duidelijke verbetering merkbaar in de intermenselijke relaties in de buurt. Dat is niet alleen te danken aan de campagne: het is ook een gevolg van de activiteiten die eromheen werden georganiseerd (het toewijzen van plaatsen voor een voetbalmatch, een buurtfeest...). Ook de initiatiefnemers van het project zeggen tevreden te zijn over de resultaten van de campagne en de begeleiders bevestigen dat dit initiatief hun werk in een buurt met 14.000 inwoners, van wie 3.000 jongeren, ten goede komt. Hoe zou je het project elders implementeren? Het project kan gemakkelijk elders worden uitgevoerd, er zijn maar weinig middelen voor nodig en het kan aangepast worden naargelang van de noden van een buurt. De initiatiefnemers wijzen er wel op dat je moet rekening houden met de noden van de bevolking en de wisselende problematieken bij zo’n groep: vandaag gaat het misschien om storend lawaai, maar morgen kunnen er andere problemen opduiken. Daarom moet je je aanpassen aan de problemen van de dag en het initiatief desnoods omgooien, afhankelijk van de beoogde resultaten: ‘De startslogan moet mee evolueren met de problemen van de wijk en met de problematieken die de kop opsteken.’ Voor wie wil werken op het intergenerationele aspect in de relaties tussen bewoners, raden de initiatiefnemers het volgende aan:
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
53
•
Bevorder de uitwisseling en dialoog tussen de jongeren en alle andere bewoners door gemeenschappelijke activiteiten te organiseren.
•
Kies voor methodes die een beroep doen op bemiddeling om te komen tot een vredevol samenleven en het zoeken naar gemeenschappelijke oplossingen te bevorderen.
•
Wat politiemensen en veiligheidsdiensten betreft: kies voor een gemeenschapsbenadering, niet voor repressieve en discriminerende methodes.
•
Zorg voor een toegang tot socialisatieplekken en tot activiteiten die zijn aangepast voor jongeren.
•
Werk met partners en maak de acties op het terrein concreet: dat is wat de bewoners verwachten.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
54
1.12. Een babbelbank Fiche met contactgegevens • Titel: Banc à palabres •
Naam van de organisatie: A nama asbl
• Contactpersoon: Martine Ome, coördinatrice senioren •
Mailadres en telefoon:
[email protected], 069 54 57 34 of 0475 64 52 40
• Adres: rue Montifaut, 5 – 7500 Tournai • Website: www.anama.be
Algemene voorstelling van het project In 2011 lanceerde Alternative Culture een oproep met als doel: projecten opzetten met een intergenerationele reikwijdte. De vzw Anama ging daarop in en stelde de bewoners van haar buurt het idee van de babbelbank voor. Het project werd gerealiseerd in samenwerking met een woonzorgcentrum en bestond erin een babbelbank te ontwerpen, te maken en te installeren. De bank kwam te staan midden in het park van een woonzorgcentrum. Buurtbewoners kunnen er elkaar treffen en van gedachten wisselen over de problemen in de buurt. Het eerste doel van de bank is dat er in de buurt (opnieuw) banden worden gecreëerd door het stimuleren van ontmoetingen en van gesprekken. De positieve impact van het project was meteen voelbaar: de relaties tussen de buurtbewoners zijn er sindsdien op vooruitgegaan.
Beschrijving van het project Uitgangspunt De aanwezigheid van jongeren, het lawaai dat ze maken en de schade die wordt aangericht in dit park van een woonzorgcentrum in Doornik leidden ertoe dat er bij de oudere mensen wantrouwen en een gevoel van onveiligheid ontstaan. Toen de vzw Anama hiervan op de hoogte werd gebracht, dacht men erover na hoe deze kwalijke sfeer verbeterd kon worden, uitgaande van de noodzaak van een dialoog tussen de jonge en de oudere mensen. Om dat doel te bereiken lanceerde de vereniging het idee van de babbelbank, een soort ‘alibi’ om de spanningen beter te kunnen ontmijnen. Doelstellingen Belangrijkste doel van Anama is dat mensen die geïsoleerd leven weer sociale banden aanknopen. Met deze bank wil de vzw een ontmoetingsplek tot stand brengen waar de buurtbewoners uitgenodigd worden om over diverse thema’s met elkaar te praten. Doel is dat hieruit concrete oplossingen komen om bepaalde problematieken in te dammen.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
55
Welke acties werden concreet vorm gegeven? Ongeveer twintig mensen – leden van de vzw, vrijwilligers, buurtbewoners – hebben deelgenomen aan de uitwerking van het project en het maken van de bank. Er werden drie teams gevormd: de doe-het-zelvers, de decorateurs en degenen die zouden instaan voor de animatie rond de bank. Bij de bank worden ontmoetingen georganiseerd waarop mensen het kunnen hebben over problemen in de buurt; daar komen deelnemers op af van 12 tot 80 jaar. De bewoners worden met diverse instrumenten uitgenodigd om deel te nemen aan de activiteiten: flyers, communicatieborden bij de bank, een kalender van de ontmoetingen op de website: ‘Een eerste conflict dat moest worden aangepakt ging over het afval (blikjes, flessen...) dat wordt achtergelaten in de gemeenschappelijke tuinen aan de rand van het park. We hopen dergelijke conflicten met concrete oplossingen uit de weg te ruimen: teams van jongeren die elkaar aflossen, die mee instaan voor de netheid en die deelnemen aan opruimacties, maar die ook naar andere jongeren stappen om het over zo’n thema te hebben.’ De vzw Anama bereidt de acties voor en begeleidt de ontmoetingen die sinds februari 2012 maandelijks plaatsvinden. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project Kern van het initiatief is de ambitie om de spanningen te verminderen door het versterken van de intergenerationele dialoog. Om het project te laten slagen hebben vier mensen de ontmoetingen omkaderd. De eerste resultaten zijn al zichtbaar. De ouderen zijn opgetogen over het initiatief en zijn blij dat ze kunnen beschikken over een propere plek die voor iedereen toegankelijk is. De dragers van het project onderstrepen ook dat er al meer intergenerationale communicatie is dan voorheen en dat de deelnemers meer betrokken zijn bij het leven in de buurt. Dankzij het project hebben bewoners van het woonzorgcentrum bezoek gekregen van andere buurtbewoners. Het park van het woonzorgcentrum is een symbool geworden en er is beslist om er het jaarlijkse buurtfeest te laten plaatsvinden. Kritische punten Een initiatief als dit, dat rijk is aan interactie en het gesprek bevordert, loopt het risico wat stil te vallen in bepaalde periodes van het jaar, met name in de winter. Het heeft bovendien te kampen met het afhaken van bewoners omdat het niet altijd evident is hen samen te krijgen. Hoe zou je het project elders implementeren? Dit project is niet duur en leidt tot een betere verstandhouding in de buurt. Het is makkelijk verplaatsbaar naar andere buurten: ‘Veel middelen heb je niet nodig, veel ruimte ook niet en al evenmin veel materiaal.’
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
56
1.13. Buurtbemiddeling Fiche met contactgegevens • Titel: Médiation de quartier dans la cité sociale des Linaigrettes •
Naam van de organisatie: Service de prévention de la Ville de Verviers
• Contactpersoon: Isabelle Mawet, preventieambtenaar •
Mailadres en telefoon: i
[email protected] – 087 35 37 25
• Adres: rue des Alliés, 19 – 4800 Verviers
Algemene voorstelling van het project Sommige jongeren uit de wijk Linaigrettes zijn het gewoon om elkaar te ontmoeten om zich te amuseren. Hun manier van leven (gedragingen, houding in het algemeen, bezigheden) veroorzaakt overlast in de onmiddellijke omgeving: er is geregeld lawaai, er wordt met de bal gespeeld op het kruispunt, er zijn de tags... Hierdoor werden de relaties tussen de jongeren en buurtbewoners conflictueus (met de bijbehorende bedreigingen en beledigingen...). Eerst hadden de wijkbemiddelaars van de preventiedienst van de stad Verviers contact met de inwoners van de wijk en vervolgens werd een vergadering georganiseerd waarop volwassenen en jongeren samen rond de tafel zaten om de spanningen wat te ontmijnen. Ook de politie en de sociale huisvestingsmaatschappij werden daarop uitgenodigd. Er volgden later nog vergaderingen om een band te scheppen tussen de bewoners (jongeren en volwassenen) en tussen de bewoners en alle andere ‘nuttige’ partners uit hun leefomgeving. Daartoe werd een gespreks- en reflectieruimte ingericht, iets wat de responsabilisering van de buurtbewoners bevorderde. De ontmoetingen werden een kapstok voor het sociaal werk en waren de aanleiding tot een dialoog en tot het opnieuw opbouwen van de sociale banden die door de spanningen waren teloorgegaan. Dit hele proces is uitgemond in de oprichting van een heuse buurtgroep met een constructieve dynamiek, die ook in verbinding staat met de aanwezige partners. Een interpersoonlijk bemiddelingsproces in de strikte zin van het woord is het niet: de sociale bemiddelaars hebben wel een ‘bemiddelingsfilosofie’ geïnstalleerd en gebruikten daarbij methodes en instrumenten uit de klassieke bemiddeling.
Beschrijving van het project Uitgangspunt Tijdens een vergadering waarop de politie, de preventiedienst van de stad Verviers, de stadswachters en ook Logivesdre (de sociale huisvestingsmaatschappij) aanwezig waren, bleek
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
57
dat er in de wijk Linaigrettes sprake was van sociale overlast. Ook de preventieambtenaar was op deze vergadering en verzocht de bemiddelaars in de wijk om op te treden. Zij namen contact op met de wijkbewoners en trokken ook naar de jongeren om samen met hen een overlegruimte in te richten waar de problemen die verbonden waren met het leven in de buurt konden worden besproken. Doelstellingen De actie die werd gevoerd verliep in drie tijden: eerst werd contact genomen met de volwassenen en de jongeren; vervolgens kwam men samen met de diverse lokale partners (politie, sociale huisvestingsmaatschappij, diverse stadsdiensten...); tot slot werd een band gecreëerd tussen deze actoren van het sociale leven in Linaigrettes. Via deze aanpak wil men de partijen ertoe brengen voor iedereen bevredigende oplossingen uit te werken wat betreft het beheer van de wijk op relationeel, omgevings- en veiligheidsvlak: ‘Dit is de filosofie van het project: het delen en begrijpen van elkaars standpunten en de wens of zelfs het plezier om samen en met gemeenschappelijke waarden een sfeer te scheppen van respect voor de ander en verdraagzaamheid, wars van vooroordelen en geweld...’ Welke acties werden concreet vorm gegeven? Eerst hebben drie buurtbemiddelaars van de preventiedienst van de stad Verviers contact opgenomen met de bewoners van de 170 woningen: ze gingen bij hen langs en stuurden een brief. Dezelfde manier van werken werd toegepast met de jongeren die ze in de wijk ontmoetten. Vier maanden later vond een eerste vergadering plaats in de kantine van de wijkvoetbalclub; daar waren ongeveer twintig personen aanwezig. Jongeren en volwassenen wisselden hun respectieve bezorgdheden en noden uit: de jongeren wensten een ruimte om samen te komen en zich te ontspannen, de volwassenen hadden het over de samenlevingsproblemen waarmee ze werden geconfronteerd. Op deze eerste vergaderingen waren soms tot 45 mensen aanwezig. Ze vormden het begin van de opbouw van een gemeenschappelijk project door de verschillende generaties uit de buurt: het inrichten van twee ‘speelruimtes’. Sinds mei 2010 vinden de ontmoetingen maandelijks plaats. De uitnodigingen gebeuren via flyers en door de bemiddelaars wanneer ze de wijk aandoen. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project De ontmoetingen hebben niet alle spanningen uit de weg geruimd, maar toch is er een eerste gesprek tot stand gekomen, is er een wijkgroep gevormd en werd een project opgestart om twee ‘speelruimtes’ in te richten. Het initiatief bracht ook beterschap voor problemen die verbonden waren met de geluidsoverlast die de jongeren veroorzaakten, waardoor het project nu structureel is geworden. De bewoners zijn opnieuw in staat om de ontmoeting aan te gaan en zijn minder bang voor de contacten met de jongeren. De interactie is zelfs ongemeen rijk. Het enige minpunt
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
58
is dat de participatie van sommige jongeren aan de vergaderingen te wensen overlaat. Het klopt dat zowel de jongeren als de oudere mensen iets aan het initiatief hebben, maar je merkt toch dat het vooral de buurtbewoners zijn die regelmatig deelnemen aan de vergaderingen. Hoe zou je het project elders implementeren? Het succes van een dergelijk initiatief hangt af van het kunnen mobiliseren van partners, en vooral ook van de motivatie van de personen die zich ervoor inzetten. Het is ook belangrijk dat er vóór het aanvatten van het project een diagnose is van de toestand, om niet overhaast tewerk te gaan. Men moet daarnaast de nodige tijd nemen om de eerste contacten te leggen. De sociale bemiddelaars van de preventiedienst hebben een communicatie- en bemiddelingsopleiding gevolgd, wat in dit geval ongetwijfeld een essentiële factor was voor het welslagen van het project.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
59
1.14. Seraing en zijn diverse generaties Fiche met contactgegevens • Titel: Générations Seraing - Regard croisés de jeunes et d’adultes sur leur histoire sérésienne (Jongeren en volwassenen over hun geschiedenis van Seraing) •
Naam van de organisatie: Centre d’Information et d’Aide aux jeunes – AMO asbl
• Contactpersoon: Grégory Goedons •
Mailadres en telefoon:
[email protected] – 0493 78 81 75 - 04 337 18 33 - 04 337 92 59
• Adres: Place Communale, 1 – 4100 Seraing
Algemene voorstelling van het project Het project dat AMO CIAJ (Centre d’Information et d’Aide aux jeunes) opzette, betreft het maken van een film over de geschiedenis van de stad Seraing, en wel vanuit drie invalshoeken: vrije tijd, huisvesting en werkgelegenheid: ‘Om deze thema’s aan te snijden zijn jongeren op zoek gegaan naar mensen die het Seraing van toen nog gekend hebben. Doel was dat ze hen konden interviewen en zo hun kostbare getuigenissen konden verzamelen. Om het project nog een bijkomende intergenerationele dimensie te geven, hebben dezelfde jongeren ons hun standpunt gegeven over hun eigen geschiedenis van Seraing. Welke blik werpen zij op hun buurt, hun huisvesting en hun perspectief op werk?’.
Beschrijving van het project Uitgangspunt Het idee om een film te maken en zo de intergenerationele dialoog op gang te brengen, ontstond in 2010. Het vertrok van de vaststelling dat het samenleven van jonge en oudere mensen in bepaalde buurten niet altijd even makkelijk verloopt en dat alleen dialoog en ontmoetingen de spanningen kunnen temperen: ‘De jongeren van Val Potet worden te vaak in verband gebracht met weinig verheffende dingen en zijn het slachtoffer van een al te negatief beeld in hun buurt en hun gemeente. Daarom willen ze de oudere mensen ontmoeten om het ijs te breken en een gesprek op gang te brengen, maar ook om het beeld over hen te veranderen en te laten zien dat ze zich ook kunnen inzetten voor positieve langetermijnprojecten.’ Doelstellingen Hoofddoel van het project is te komen tot vormen van uitwisseling tussen generaties die, ook als ze willens nillens met elkaar moeten omgaan, toch nog altijd wederzijdse vooroordelen in stand houden.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
60
Het gaat er ook om een groep van jongeren te vormen rond een gemeenschapsproject dat op de lange termijn mikt, en dat verband houdt met hun leefomgeving. Om het smeden van intergenerationele banden te bevorderen in een buurt met 2.100 inwoners, van wie 600 jongeren, is er gekozen voor een ‘film’ als instrument. Welke acties werden concreet vorm gegeven? Twaalf jongeren tussen 13 en 17 jaar en oudere mensen van 60 tot 90 jaar hebben meegewerkt aan de film. Jongeren werden bij het project betrokken via het straatwerk, waardoor straathoekwerkers al een toegang hadden tot de jongeren van de buurt. Tijdens het maken van de film hebben twee begeleiders de deelnemers bijgestaan. Er waren ook andere partners, die elk een rol hadden bij het maken van de reportage. CIAJ-AMO heeft het hele project gecoördineerd en zorgde voor de omkadering en het sturen van de groep. Het IHOES (Institut d’Histoire Ouvrière Economique et Sociale) werkte mee aan de realisatie van de film door de jongeren interviewtechnieken bij te brengen. Het Maison médicale van de buurt heeft het op zich genomen om de contacten te leggen met de ouderen die het Seraing uit de tijd van toen nog hebben gekend en die voor de film zijn geïnterviewd. De jongeren werden tot slot ook opgeleid in het omgaan met audiovisuele apparatuur en werden begeleid door Espace Media, een gemeentelijke dienst, voor het schrijven van het scenario en het draaien en monteren van de film. ‘Het is belangrijk om aan te stippen dat deze jongeren [...] de hele reportage hebben gerealiseerd (contacten leggen met de oudere mensen, schrijven van het scenario, beeld, geluid, montage, schrijven en opnemen van de muziek bij de generiek.’ Van het maken van de film tot het uitbrengen ervan zijn er zes maanden verlopen. Er werd 700 euro uitgegeven aan vorming, productie en dragers (dvd). Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project De evaluatie toont aan dat er dankzij dit project een echte uitwisseling tot stand is gekomen tussen de jongeren en de ouderen die aan de film hebben meegewerkt: ‘Die uitwisseling vond vooral plaats tijdens de voorbereidende interviews en het draaien. De ontmoetingen vonden altijd plaats in een warme sfeer, waardoor het ijs tussen de twee generaties snel brak en de angst om elkaar te ontmoeten wegviel.’ Het gaat nog verder: de dragers van het project hebben het over een echt begrip van de diverse perceptie die de betrokkenen hebben en van hun beleving van de realiteit, wat heeft geleid tot een andere blik van de generaties op elkaar: ‘De jongeren hebben kunnen laten zien dat ze vragende partij zijn voor een langetermijnbetrokkenheid in een dynamisch, positief en intergenerationeel project.’ Kritische punten Het project heeft dus geleid tot een beter begrip voor elkaar, maar de effecten blijven toch beperkt tot de mensen die er rechtstreeks aan hebben meegewerkt (een twintigtal). Meer nog: de evaluatie
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
61
laat ook zien dat het beeld van jongeren vaak nog altijd negatief is: ‘De spanningen tussen de generaties blijven bestaan en het samenkomen van jongeren in de openbare ruimte brengt nog altijd een gevoel van onveiligheid met zich mee. Het is moeilijk om dergelijke doestellingen te bereiken aan de hand van maar één project en ondanks diverse vertoningen van de film in de buurt.’. Hoe zou je het project elders implementeren? Het idee om deze aanpak voort te zetten – het gebruiken van film als instrument – lijkt veelbelovend en er zijn reële resultaten in de vorm van het verminderen van de spanningen tussen mensen van diverse leeftijden. Een dergelijk project moet nog inclusiever zijn en er moeten ook andere mensen bij toekomstige initiatieven worden betrokken. Een project als dit moet ook structureel worden bekeken en gepaard gaan met andere acties. Anders dreigen de effecten van korte duur te zijn.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
62
1.15. Initiatie in het GSM-gebruik Fiche met contactgegevens • Titel: Initiation à l’utilisation du GSM •
Naam van de organisatie: het gemeentebestuur van Saint-Ghislain
• Contactpersoon: Paola Gesa, coördinatrice senioren •
Mailadres en telefoon:
[email protected] – 065 76 19 70
• Adres: rue de Chièvres, 17 – 7333 Tertre
Algemene voorstelling van het project Vanuit een bekommernis om de intergenerationele relaties in de gemeente Saint-Ghislain te bevorderen biedt de seniorenadviesraad, onder het voorzitterschap van de schepen voor Sociale Zaken, initiatieworkshops aan in het gebruik van de gsm. Het project wil senioren helpen om hun eventuele angst te overwinnen bij het gebruik van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, maar wil ook bruggen leggen tussen de generaties. Om het begrip van de generaties voor elkaar te bevorderen, worden de opleidingen verzorgd door jeugdbewegingen.
Beschrijving van het project Uitgangspunt Een gevoel van onveiligheid overvalt veel bewoners van de gemeente Saint-Ghislain. Angst en afwijzing zorgen voor een klimaat van wantrouwen tegenover ‘de ander’, die altijd verschillend is. Bij de factoren die bijdragen tot dit gevoel, horen onder meer de relaties tussen jongere en oudere mensen, en vooral het gebrek aan communicatie tussen de twee generaties. Doelstellingen De dynamiek die het project op gang wil brengen beoogt de versteviging van de relaties tussen generaties, door oudere mensen te laten deelnemen aan een project waarin ze zelf actoren zijn. Het gaat er dan ook om de houding van jongeren tegenover oudere mensen op een positieve manier te veranderen, hun openheid naar senioren te bevorderen en een geest van solidariteit en onderlinge hulp tot stand te brengen. Verder wil het project wederzijdse en duurzame relaties tussen de generaties aanmoedigen, hen weer leren om samen te leven en om waarden in de praktijk te brengen zoals daar zijn: verdraagzaamheid, respect, luisterbereidheid en communicatie.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
63
Welke acties werden concreet vorm gegeven? De opleidingen voor de senioren worden verzorgd door diverse jeugdbewegingen, waaronder de scouts van Sirault, de Patrouilles libres Arc-en-Ciel van Tertre en de jonge protestantse kerk van Baudour. In 2011 hebben twintig senioren van 60 jaar en ouder eraan deelgenomen, en enkele jongeren van 15 tot 25 jaar; gemiddeld namen aan de workshops acht senioren deel. Ze vonden plaats op zaterdag, in modules van ongeveer twee uur. Om het leerproces efficiënt en gedifferentieerd te laten verlopen (niet iedereen leert in hetzelfde tempo) kreeg elke senior een jongere ter beschikking. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project De antwoorden op de evaluatieformulieren die de jongeren en de senioren aan het eind van de tweede module kregen, bewijzen dat de deelnemers bijzonder tevreden zijn over dit initiatief. Elke vooropgezette doelstelling was het voorwerp van een evaluatie. Uit de antwoorden blijkt hoe rijk de uitwisseling tussen de deelnemers wel was: ‘Dit soort acties maakt dat jongeren en senioren de leeftijdsgebonden stereotypen kunnen doorbreken. Tijdens de contacten waren de ouderen verrast door het geduld waar de jongeren blijk van gaven. De jongeren van hun kant willen dit soort activiteiten met de senioren voortzetten.’ Het idee om de opleiding te laten verzorgen door de jongeren zelf heeft ertoe geleid dat zij diverse competenties hebben ontwikkeld, vooral op pedagogisch vlak, en dat ze kennismaakten met waarden als verdraagzaamheid, respect en luisterbereidheid. Meer nog: deze ‘lesgevers’ in den dop werden geconfronteerd met de moeilijkheden die eigen zijn aan de leeftijd van hun ‘leerlingen’ en zo worden ze er zich geleidelijk aan van bewust wat ouderdom met zich meebrengt. De senioren, die zich overigens niet beperkten tot het leren gebruiken van een gsm, zullen een positief beeld bewaren van jongeren die bereid zijn om hen diensten te bewijzen en die bezorgd zijn om hun welzijn. De workshops waren vooral de eerste maanden een echt succes, nadien zag je een daling in de belangstelling van de kant van de jongeren. Hoe zou je het project elders implementeren? Om deze actie te bestendigen en te zorgen voor een bredere verspreiding werd er via diverse informatiekanalen publiciteit voor gemaakt: in het blad La Région, via een persbericht, door het verspreiden van informatie in nieuwsbrieven, op plaatsen waar flyers liggen... Volgens de jongeren en de senioren die hierover werden bevraagd, loont het de moeite een extra module in te lassen, langere sessies te plannen en ditzelfde soort opleiding bij mensen thuis te organiseren.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
64
1.16. Intergenerationeel toneel Fiche met contactgegevens • Titel: Théâtre intergénérationnel de la Maison des jeunes de Neder-Over-Heembeek •
Naam van de organisatie: Maison des jeunes de Neder-Over-Heembeek asbl
• Contactpersoon: Ismaël Ben Moha, animator van BRAVVO asbl • Mailadres en telefoon: i
[email protected] of
[email protected] – 02 267 87 38 • Adres: Rue de Laskouter, 1a – 1120 Bruxelles • Website: http://www.bruxelles.be/artdet.cfm/4065
Algemene voorstelling van het project Acht jongeren die deelnamen aan de theaterworkshop van het MJNOH (Maison des jeunes de NederOver-Heembeek) en die opgeleid werden voor improvisatietoneel, gaven verschillende voorstellingen. Eén daarvan vond plaats in het buurthuis Rossignol, in het kader van de Dag tegen Racisme. In het zog van deze voorstelling heeft deze groep jongeren de senioren ontmoet die bij dit intergenerationele toneelproject betrokken waren. Dat gebeurde tijdens een debat dat bij beide groepen de zin deed ontstaan om een creatie te maken waaraan de twee generaties samen zouden werken. Deze intergenerationele toneelgroep vormt nu het voorwerp van een uitwisselingsproject met partners uit Quebec.
Beschrijving van het project Uitgangspunt Het MJNOH bevindt zich in de buurt Versailles Beyseghem, een complex van sociale woningen dat een enclave vormt in een excentrisch gelegen residentiële zone zonder handelszaken of ontspanningsgelegenheden. De groep jongeren van de theaterworkshop van het MJNOH bestaat uit zes jongens en twee meisjes van 16 tot 18 jaar; de meesten hebben een Maghrebijnse achtergrond: ‘Na de voorstelling in Rossignol stootten wij als jongeren op een communicatieprobleem met de senioren van de buurt (de meesten van hen zijn Belgen). Dat is te wijten aan de vooroordelen in de mentaliteit van de twee groepen.’ Vertrekkende van deze vaststelling heeft het MJNOH aan de jongeren voorgesteld een nieuw toneelproject op te zetten, nu met een groep senioren erbij. Doelstellingen De intergenerationele toneelgroep is opgericht om een communicatieprobleem met de senioren van het buurthuis Rossignol te verhelpen. Het doel is een echte groepscohesie tot stand te brengen en de
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
65
banden tussen de jongeren en de senioren aan te halen, maar ook de jongeren aan te zetten zich te engageren in langetermijnprojecten die het samenleven in de buurt ten goede zullen komen. De groep heeft voor improvisatie gekozen als werkmethode: die maakt dat de jongeren en de senioren zich kunnen uitdrukken zoals ze zich op een bepaald ogenblik voelen en dat ze kunnen werken met gebaren en met hun hele voorkomen, hun houding én hun woorden. Zo wordt de communicatie met ‘de ander’ natuurlijker en ook meer aangepast. Welke acties werden concreet vorm gegeven? De theaterworkshop vond elke woensdag plaats in het MJNOH. Acht jongeren staken er een toneelstuk ineen en namen daarmee deel aan tal van theaterfestivals: Mimouna, Babel, Pôle Nord, Océan Nord. Zij traden ook op in het buurthuis Rossignol, een onthaal- en vrijetijdsruimte voor een dynamisch publiek dat voor het grootste deel bestaat uit senioren uit een buurt vlak bij de Versailleslaan. In het zog van déze voorstelling zag het idee voor dit intergenerationele theaterproject het licht. De acht jongeren en acht senioren repeteerden elke woensdag van 14 tot 16 uur, en op één zaterdag in de maand van 15 tot 17 uur, in een kleine kelder van het buurthuis. Na een jaar repeteren heeft de groep haar intergenerationele toneelstuk voor het grote publiek opgevoerd op 27 november 2010 in de zaal Pôle Nord. Dankzij het succes in België werkt de groep momenteel aan een uitwisselingsproject met partners uit Quebec. Dat gebeurt met de steun van het Bureau International de la Jeunesse van de WaalsBrusselse federatie. Doel is te komen tot een internationale creatie over intergenerationele contacten. Zo zal de opgedane intergenerationele ervaring worden ‘geëxporteerd’ naar de wieg van het improvisatietheater die Quebec is. Het zal de groep een tijd laten leven in een andere omgeving. De leden zullen dezelfde leefregels en organisatie delen, een grotere gevoeligheid ontwikkelen voor elkaars noden en behoeften. De banden die ze al hebben met elkaar zullen nog sterker worden dankzij de ontmoeting met de mensen uit Quebec met het oog op het gezamenlijke project. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project De communicatieproblemen die er met de senioren waren, werden ontmijnd tijdens een debat tussen jonge en minder jonge mensen waarop negatieve spanningen benoemd werden: ‘In het begin hebben we resoluut het abces opengeprikt. Het was nodig het debat aan te gaan en de aanwezige spanningen bij de jongeren in goede banen te leiden. Zij hadden vooroordelen tegenover de “oudjes”, maar de senioren hadden er ook tegenover de jongeren, voor wie ze bang waren.’ De jongeren hebben tijdens het proces dat naar het stuk heeft geleid, vooral maturiteit opgedaan, zelfverzekerdheid en een open geest: ‘Zelfs voor ons, de jongeren, was het moeilijk om eraan te beginnen, want ook wij hadden veel vooroordelen tegenover de oude mensen, maar de goesting om samen met hen iets te maken en ook het “samen leven” dat uiteindelijk steeds beter verliep, hebben
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
66
ons geholpen om de schotten te doorbreken die tussen ons en hen waren opgetrokken.’ Het repetitiejaar heeft zelfs geleid tot een warme werksfeer tussen de jongeren en de senioren: ‘We zijn aan hen gewend geraakt...’ Toen het ogenblik kwam dat het uitwisselingsproject met Quebec aan de orde was, vonden de jongeren het logisch, normaal en zelfs noodzakelijk dat deze ervaring met de senioren zou worden gedeeld: ‘Zij hebben het project met ons aangevat en dus wordt het “samen uit, samen thuis”. Om voor hen de nodige fondsen bijeen te krijgen, zullen we spaghettiavonden organiseren en bijkomende betalende voorstellingen geven. Hun wijsheid zal ons overlopende enthousiasme kanaliseren, hun aanwezigheid zal ons op ons gemak stellen en zelfvertrouwen geven. Wij van onze kant kunnen bij hen onze motivatie overbrengen.’ Aan het eind van het intergenerationele theaterproject zijn de contacten tussen de generaties vermenigvuldigd, is de motivatie van de groep intact gebleven en worden er ook voor de buurt gunstige gevolgen verwacht: ‘Dankzij onze reporter ter plaatse zullen we een visuele weerslag hebben van ons verblijf. Het doel is dat we bij onze terugkeer dit instrument zo goed mogelijk verspreiden om een positieve boodschap te brengen: de toekomstige generaties (de jongsten uit onze buurt), de senioren, de verenigingen, kortom iedereen moet de stok overnemen en gáán voor dit soort projecten: intergenerationeel, haalbaar en herhaalbaar. Als wij een toneelstuk in elkaar kunnen boksen, kunnen mensen uit de buurt ook op een goede manier met elkaar praten.’ Hoe zou je het project elders implementeren? Voor de totstandkoming van een dergelijk intergenerationeel theaterproject moet je je voorafgaandelijk ervan verzekeren dat elk groepslid kan gemobiliseerd en gemotiveerd worden voor het intergenerationele facet en voor het intens ‘samen leven’ en het vormen van een hechte groep. Je moet de nodige tijd inplannen om de spanningen in de groep te ontmijnen en de vooroordelen te ontkrachten, zeker met mensen van verschillende generaties. De infrastructuur van de repetitieruimte moet aangepast zijn: er moet kunnen geluisterd worden en mensen moeten er zich kunnen concentreren. De ruimte moet voldoende groot zijn, voor iedereen toegankelijk zijn en verlicht worden door daglicht: ‘Onze kleine ruimte heeft toch de banden verstevigd en dat heeft bijgedragen tot de contacten, de communicatie en de gezellige sfeer tussen jongeren en ouderen.’ Volgens de jongeren zorgt het perspectief van een uitwisseling op internationaal niveau duidelijk voor een langetermijnmotivatie. Aan de andere kant is ook de omkadering door professionele mensen essentieel: zo komen de jongeren ertoe het project structuur te geven en er in geschreven vorm over te communiceren.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
67
1.17. Généractions Fiche met contactgegevens • Titel: Généractions •
Naam van de organisatie: Le Monde des Possibles asbl
• Contactpersoon: Didier Van der Meeren, bestuurder •
Mailadres en telefoon:
[email protected] - 04 232 02 92 of 0497 533 885
• Adres: Rue des Champs, 97 - 4020 Liège • Website: www.possibles.org
Algemene voorstelling van het project Het project Généractions van de vzw Le Monde des Possibles brengt senioren (autochtone Belgen) en jongeren met een migratieachtergrond samen rond de computer en digitale creaties. Doel is dat ze samen dynamische uitwisselingsblogs tot stand brengen en de ervaringen en belevenissen van de oudere mensen uit de buurt tot uitdrukking brengen. Het idee is dat jonge en oudere mensen worden samengebracht in een proces van uitwisseling en erkenning, en in een leerproces dat gebruik maakt van informatica. Dit project speelde zich af in 2006 en was mogelijk dankzij de steun van de provincie Luik, de Franse Gemeenschap en het Maison intergénérationnelle.
Beschrijving van het project Uitgangspunt Alles is begonnen in 2007: toen stelde het experiment ‘A 360°’ aan senioren van het intergenerationele huis van Bressoux-Bas voor intergenerationele banden te smeden en daarbij gebruik te maken van de informatica. Aanvankelijk sproot het project voort uit een vraag van senioren die zich vragen stelden bij het gebrek aan dialoog tussen ouderen en jongeren. Als een antwoord daarop besloot Le Monde des Possibles dit programma op te zetten, door het organiseren van ontmoetingen van mensen die uit zichzelf niet geïnteresseerd zijn in elkaar. Voor de zoektocht naar geïnteresseerde senioren heeft Le Monde des Possibles contact genomen met de mensen die de informatiecursussen volgen en hen gevraagd ons over het initiatief te spreken met hun ouders en grootouders. Om de jongeren te vinden is de vzw dan weer te rade gegaan bij de naburige gemeenteschool en bij de volwassenen die de cursussen Frans als vreemde taal volgen; aan hen werd gevraagd het er met hun kinderen over te hebben.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
68
Doelstellingen Doel van Généractions is dat jongeren en ouderen ertoe gebracht worden op een vernieuwende wijze met elkaar te interageren en dat de bewoners zich bewust worden van de nood aan een beter begrip tussen de verschillende generaties. Concreet worden er blogs aangemaakt en wordt er kennis overgedragen, maar daarbovenop gaat het erom de banden tussen buren aan te halen of te versterken, vooroordelen en stereotype beelden over mensen met een migratieachtergrond te ontmaskeren en die laatsten aan te moedigen oudere mensen te ontmoeten en hen informaticaadviezen te geven. Met andere woorden: dit project wil bijdragen tot het verminderen van het onveiligheidsgevoel bij de deelnemers en zelfs de conflicten voorkomen die in hun leefomgeving ontstaan. Zo verbetert hun levenskwaliteit, wat ontegensprekelijk een gunstige invloed heeft op hun psychische en fysieke gezondheid, met name in het geval van bejaarde mensen. Welke acties werden concreet vorm gegeven? De eerste motivatie van de oudere mensen is de kennismaking met de informatica. Het is om aan deze vraag van hen tegemoet te komen dat er ICT-workshops worden georganiseerd en workshops die gericht zijn op het vertellen van hun autobiografie. Deze workshops zijn een gelegenheid waarop de omvang van hun onveiligheidsgevoelens duidelijk wordt. De meerwaarde van uitwisselingen tussen de generaties kan worden uitgelegd en die kunnen worden gelinkt met interculturele ontmoetingen die leiden tot een beter begrip tussen culturen. Concreet ontmoeten de twee groepen elkaar geregeld sinds juni 2006 om gemeenschappelijke strategieën te ontwikkelen die moeten leiden tot een betere levenskwaliteit en een groter gevoel van veiligheid bij de ouderen, met name dan in de wijk Bressoux-Bas. Momenteel zijn 45 blogs aangemaakt. De inhoud is gestructureerd volgens thema’s die mensen met elkaar delen: studies, voedingsgewoonten, vakantie, het werk... Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project Vijfendertig oudere, gepensioneerde mensen wensten een ICT-initiatie, met de hulp van een tiental migrantenjongeren uit de wijk die lessen Frans als vreemde taal volgen. 45 blogs zijn intussen online. Het gaat om een bescheiden project: jaarlijks worden zowat vijftien mensen bereikt. Het uitwisselingsproces tussen de generaties en culturen heeft alvast de verdienste dat het buurtbewoners met elkaar in contact heeft gebracht die elkaar anders niet spontaan zouden hebben ontmoet. Het project heeft de beeldvorming over elkaar veranderd en het respect voor verschillen doen toenemen. Los van het verwerven van de nodige kennis om online te publiceren en portretten te digitaliseren is de motivatie van de twee groepen tijdens het proces geëvolueerd: aanvankelijk wilden de nieuwkomers hun kennis van het Frans verbeteren, maar deze motivatie ruimde geleidelijk aan baan voor de wil om samen met de senioren een project tot stand te brengen. Die laatsten van hun kant drukten de wens uit nog een rol te mogen spelen in de
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
69
samenleving: ‘Ik stel het erg op prijs dat de lessen in een kleine groep worden gegeven: zo kan iedereen goed worden gevolgd. De sfeer is erg goed. Ik ben helemaal op mijn gemak en ga er graag naartoe. Voor veel dingen gaapt er een kloof tussen de jongeren en de ouderen, maar daar is dat helemaal niet het geval. Er is een goede integratie.’ Daar komt nog bij dat deze kwaliteitsvolle groepsrealisaties ook bestendigd worden: sinds 2008 worden wekelijks vier interculturele en intergenerationele informaticacursussen gegeven in vier intergenerationele huizen in de stad Luik. Généractions heeft ook een beroep gedaan op de vereniging ‘Ages et transmissions’ om het biografische instrument op punt te stellen dat werd ontwikkeld. Dat is nu erkend als ‘Digitale Publieke Ruimte’ door het ministerie voor Sociale Integratie. Hoe zou je het project elders implementeren? ‘Als het niet bestond, moesten ze het uitvinden!’ Het samenbrengen van verschillende generaties rond ICT en informatica inzetten als instrument voor interculturele ontmoetingen is niet zonder risico, maar de informatica bleek een interessante hulp die ook erg op prijs werd gesteld. Het moeilijkste facet van het project is de vragen van de nieuwkomers in overeenstemming te brengen met de verwachtingen en de inbreng die de senioren willen aanreiken. Aanvankelijk kreeg het project de steun van de Koning Boudewijnstichting, wat een motor was om een stevig partnership met het intergenerationele huis van Bressoux contractueel vast te leggen. Dit project is overdraagbaar en vernieuwend, maar het veronderstelt informaticaondersteuning en competenties in het animeren van groepen en het beheren van de onderneming. Het vergt tevens een jaarbudget van 5.300 euro. Momenteel krijgt het project subsidie van de stad Luik, de provincie Luik en de Waals-Brusselse Federatie (permanente vorming). In het oog te houden voor wie een experiment in deze zin wil opzetten: zes oudere mensen hebben het project om gezondheidsredenen moeten verlaten: ‘Aanvankelijk duurden de lessen drie uur. Dat was wat lang gezien onze kleine gezondheidsproblemen.’ Ook een regelmatige aanwezigheid van bepaalde nieuwkomers was niet altijd verzekerd, om diverse persoonlijke motieven: ziekte van de kinderen, kansen op werk, administratieve plichtplegingen, kleine werkjes...
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
70
1.18. Festival van het Franse chanson Fiche met contactgegevens • Titel: Festival de la chanson française de la Préalle • Naam van de organisatie: Maison Intergénérationnelle de la Préalle (in het kader van het plan voor sociale cohesie van de stad Herstal) • Contactpersoon: David Teti, begeleider •
Mailadres en telefoon:
[email protected] – 04 248 09 94
• Adres: Westendelaan 38 - 8430 Middelkerke • Website: http://www.youtube.com/watch?v=ekr88qaeH2Q
Algemene voorstelling van het project Het Festival de la chanson française de la Préalle is een onderdeel van een bijzonder educatief en pedagogisch project dat in 2011 werd opgezet door het Maison Intergénérationnelle in het hart van een volksbuurt in Herstal. Doel van het project is het creëren van een plek waar de buurtbewoners elkaar ontmoeten in het kader van een feestelijke activiteit. Voorafgaandelijk moest voor dit initiatief een dossier worden samengesteld dat ter goedkeuring werd voorgelegd aan het stadsbestuur van Herstal. De actie wierp vruchten af, bij zoverre dat het Maison Intergénérationnelle de wens heeft uitgedrukt dat het festival jaarlijks zou worden georganiseerd.
Beschrijving van het project Uitgangspunt Aanvankelijk richtte het Maison Intergénérationnelle zich alleen tot de gepensioneerden die het huis sinds dertig jaar in hun eentje runnen. Nu er een nieuwe, intergenerationele dimensie is bijgekomen, zijn de gepensioneerden ertoe gekomen het huis te delen en er ook andere publieksgroepen te ontvangen. Van meet af aan leidde deze nieuwe situatie tot diverse problemen, zoals afwijzing, verbaal geweld, diefstal... Dat creëerde conflictsituaties, met als kernpunt de machtsverhouding tussen de ‘oude’ en de ‘nieuwe’ generaties: ‘Mensen namen stellingen in en gingen daarbij vooral voort op hun angst en vooroordelen tegenover de jongeren. We moeten daarbij opmerken dat de buurt vooral bevolkt is door jongeren met een migratieachtergrond, terwijl de “vriendenclub” van de gepensioneerden in de eerste plaats bestaat uit mensen met een Belgische achtergrond. Het wantrouwen betrof dus ook het toebehoren tot de ene of de andere cultuur, en het kwam van beide kanten.’
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
71
Doelstellingen De sociale cohesie in de buurt bevorderen, ontmoetingen mogelijk maken tussen buurtbewoners op feestelijke momenten en het doen wegvallen van stereotypen die met leeftijd te maken hebben: dat zijn de doelstellingen. Het gaat er ook om dat evenementen worden gebruikt als instrument dat mensen samenbrengt en dat sociale banden creëert. Die kunnen er op hun beurt voor zorgen dat gevoelens van onveiligheid geen plaats krijgen. Welke acties werden concreet vorm gegeven? Eerst werd op twee fronten gewerkt: de buurtbewoners werden gesensibiliseerd voor de ontmoetingen en in de basisscholen van de buurt vonden animatieactiviteiten plaats. Doel was het voorstellen van een intergenerationele wedstrijd en het stimuleren van de deelname eraan door de bewoners. Het project had drie luiken voor het festival: (1) een zangwedstrijd voor 4- tot 16-jarigen, (2) het valoriseren van diverse artistieke talenten van buurtbewoners (poëzievoordracht, sketches, dans, tentoonstellingen, kapperswerk enz.) om te laten zien tot wat de buurt in staat is en ontmoetingen te bevorderen, (3) de participatie aan de organisatie van de wedstrijd in vijf intergenerationele commissies. ‘Van juni tot september [2011] hebben de kandidaten en deelnemers van de eerste twee hoofdlijnen hun inschrijvingsformulier ingediend. De voorbereidende workshops begonnen vanaf de tweede week van september, en elke workshop was gericht op iets specifieks: het simuleren van de presentatie, het schrijven van fiches, bezoeken aan mediastudio’s...’ Meer concreet hebben buurtbewoners de jonge kandidaten begeleid in het vervolmaken van hun zangtalent; twee jongeren en één gepensioneerde hebben het gebeuren gepresenteerd; jongeren en medioren hebben het gefilmd; anderen hebben een fotoalbum gemaakt, het publiek onthaald en ingestaan voor het versieren van het lokaal; nog anderen stonden in voor het verslaan van het gebeuren door de media, in casu een stadsradio van Herstal. Zo verenigde dit project kinderen, jongeren, medioren en senioren; het publiek kwam er in groten getale op af. Aan het eind van het gebeuren hielden de gepensioneerden eraan een prijs te overhandigen aan de jongeren die hadden deelgenomen aan de organisatie van het project. Het budget dat nodig was om dit alles tot stand te brengen bedroeg in 2011 (eerste editie) 5.000 euro en in 2012 nog de helft van dat bedrag. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project De ideeën van de twee generaties over elkaar zijn erop verbeterd. David Teti beschrijft hoe jongeren en ouderen elkaar sinds de wedstrijd begroeten en herkennen, en hoe ze dingen met elkaar bespreken. De relaties verlopen in een meer positieve sfeer: ‘Nu kunnen ze samen discussiëren over standpunten waarover ze van mening verschillen en die tot conflictsituaties zouden kunnen leiden. Voordien was zo’n gesprek niet mogelijk! Wat de oudere mensen betreft: het blijkt dat zij vooral geraakt waren door de prestaties en realisaties van de jongeren... Ze hebben hun mening herzien: je hoeft de jeugd niet altijd in verband te brengen met begrippen als “lui” of erger nog.’
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
72
Het project is geëvalueerd door de verantwoordelijke van het plan voor sociale cohesie, de dragers van het project en de gebruikers van het Maison Intergénérationnelle. Hoe zou je het project elders implementeren? ‘Om de deelname van de bewoners nog meer te stimuleren, denk ik aan andere pistes om de opdrachten uit te breiden. Ik zou ook diverse vergaderingen willen voorstellen, om zo een ruimte te creëren waar met de bewoners ideeën kunnen worden uitgewisseld over het invullen van de opdrachten. Ik zou ook ook nauwer samenwerken met de diverse verenigingen in de buurt om ook hen meer te sensibiliseren en als actoren bij het project te betrekken. Zo zou je een activiteit kunnen toevoegen die hun op het lijf is geschreven of die overeenstemt met hun sociale functie en hun capaciteiten: iets culinairs (barbecue?), logistieke steun, het ter beschikking stellen van materiaal, een artistieke activiteit, het beheer van de vestiaires en zoveel andere mogelijkheden die we kunnen aanwenden om hen uit te nodigen tot deelname. Ik zou nauwer samenwerken met het lerarenkorps van de diverse buurtscholen om het project “rijker” te maken. Ik zou ook nog meer tijd besteden aan het van deur tot deur gaan om het project te promoten en ik zou de promotie uitbreiden tot de andere buurtruimtes van La Préalle, die buiten de eigenlijke wijk liggen. Iets praktischer: ik zou voor de finale een andere locatie kiezen. Het Maison Intergénérationnelle was te klein voor het aantal toeschouwers (ongeveer 150 mensen).’
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
73
1.19. Vriendenclub Tous Vents Fiche met contactgegevens • Titel: Amicale Tous Vents •
Naam van de organisatie: Equipes Populaires
• Contactpersoon: Thierry Monin, regionaal secretaris •
Mailadres en telefoon:
[email protected] - 081 22 74 34 - 0472 27 56 96
• Adres: Place l’Ilon, 17 - 5000 Namur • Website: www.equipespopulaires.be
Algemene voorstelling van het project In 2010 besloten enkele bewoners van de wijk Tous Vents in Gembloux een buurtcomité op te richten: dat werd l’Amicale Tous Vents. Het comité biedt aan de bewoners diverse activiteiten aan om een intergenerationele buurtdynamiek tot stand te brengen. Het initiatief wordt begeleid door de Equipes Populaires die bij het proces zijn betrokken en die het comité hebben ondersteund als tussenpersoon maar ook als partners om financiële middelen binnen te halen. Om dit project tot een goed einde te brengen kregen de Equipes Populaires steun van de Koning Boudewijnstichting en van het plan voor sociale cohesie van Gembloux, en hadden ze ook hulp van de sociale huisvestingsmaatschappij La Cité des Couteliers. Deze structurele actie is in de buurt zichtbaar aanwezig en de impact ervan is positief wat het ontmijnen van spanningen betreft. Momenteel werkt het comité aan zijn eigen structuur en biedt het de buurtbewoners nog altijd activiteiten aan.
Beschrijving van het project Uitgangspunt Dit initiatief is ontstaan na een vraag van een bezorgde buurtbewoonster die het beeld van de buurt – door velen ook ‘Chicago’ genoemd – wilde verbeteren, net als de intermenselijke relaties tussen de bewoners. Het gebrek aan solidariteit en aan communicatie tussen de bewoners leidt immers tot een klimaat van wantrouwen en onveiligheid in de buurt. De Equipes Populaires stelden dit vast en dat heeft dus geleid tot het oprichten van het buurtcomité met als missie: het verbeteren van het welbevinden van de bewoners door tegemoet te komen aan hun verwachtingen. In het comité zitten buurtbewoners die één keer per maand samenkomen om te werken aan het samenleven in de wijk. Doelstellingen Het ontmijnen van de spanningen tussen de buurtbewoners, met name tussen de jonge en oudere bewoners is de kern van dit initiatief. Het achterliggende idee is dat er bij de bewoners betrokkenheid
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
74
bij hun buurt tot stand komt, dat ze zich bewust worden van het anders-zijn van mensen, dat er contacten worden gelegd en dat het wantrouwen van de bewoners tegenover elkaar vermindert. Welke acties werden concreet vorm gegeven? Om tot meer solidariteit te komen tussen de buurtbewoners en het beeld van de diverse generaties over elkaar te veranderen organiseert het buurtcomité een reeks activiteiten waar jongeren en oudere mensen bij zijn betrokken. Het comité staat open voor de bekommernissen van de bewoners en heeft een rondvraag gedaan om de verwachtingen die mensen van hun buurt koesteren te achterhalen. Het heeft bijzondere aandacht besteed aan de problemen en vragen van jongeren: in samenwerking met IMAGIN’AMO (een hulpdienst in open milieu voor jongeren) heeft het comité ernaar gestreefd om met hen in contact te komen en zo hun noden beter te leren kennen: ‘Nadat er wat spanningen in de wijk waren, heeft de Amicale aan de buurtjongeren een paintballactiviteit aangeboden. Die werd gevolgd door een kleine maaltijd om zo een positiever contact tot stand te brengen. Dankzij deze activiteit heerste er een tijdlang rust in de buurt. De politie is tijdens de schoolvakanties nagenoeg nooit meer tussenbeide moeten komen.’ Andere activiteiten: een buurtfeest, een wijkkrant, het inrichten van een speelplein... Doel hiervan was de bewoners meer bij het initiatief te betrekken. Deze realisaties kwamen zowel de jonge als de minder jonge bewoners ten goede (of zouden dat toch moeten doen). Rode draad is het proberen op te zetten van een dialoog. Er werd ook een videoreportage (Le vent de la débrouille) gemaakt om de dynamiek van L’Amicale Tous Vents te schetsen en die te vergelijken met de dynamiek in een andere sociale woonwijk in Onhaye. In de reportage komen enkele bewoners aan het woord over de realiteit zoals zij die beleven en over de uitdagingen die nog wachten. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project Dankzij de oprichting van de Amicale is er een echte dialoog op gang gekomen tussen de bewoners en is de sfeer in de wijk verbeterd: ‘Voor de bewoners vormt de aanwezigheid van l’Amicale Tous Vents een referentiepunt, een contactpunt. Ze konden hier wat uit hun isolement breken en uit het defaitisme.’ De spanningen zijn niet verdwenen, maar de bewoners spreken positief over het buurtcomité. Kritische punten De dragers van het project wijzen op enkele problemen: te weinig participatie van de bewoners aan de aangeboden activiteiten en de moeilijkheid om mensen uit hun huis te krijgen. Enkele ouderen verwijten het comité bovendien dat ze de jongeren te veel hebben gepamperd door hen diensten aan te bieden, terwijl deze oudere mensen liever acties willen die de veiligheid bevorderen: ‘Het comité kreeg te maken met het scepticisme en het pessimisme bij de buurtbewoners. Maar weinigen van hen geloofden aanvankelijk in de duurzaamheid van de groep. Anderen zagen het comité in een verkeerd daglicht (als een soort politie), wat het nodig maakte (en maakt) om de
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
75
missie van het comité op punt te stellen.’ Hoe zou je het project elders implementeren? L’Amicale Tous Vents blijft zich verder ontwikkelen, in de eerste plaats dankzij nieuwe partnerschappen met het verenigingsleven: ‘Er moet nog een hele weg worden afgelegd om de duurzaamheid van het comité te verzekeren. De groep moet zijn inspanningen voortzetten om collectief te blijven werken. Het comité moet ook nog meer vertrouwen krijgen en zich bij de bewoners legitimeren. Het moet streven naar financiële duurzaamheid door nieuwe financieringsbronnen aan te boren.’ Wat de voortzetting van het project betreft, zal het comité zijn partnerschappen met de verenigingen uit Gembloux voortzetten, en ook met het plan voor sociale cohesie van de gemeente en met de sociale huisvestingsmaatschappij. Het zal overwegen autonoom te worden en zich te versterken. De Equipes Populaires blijven beschikbaar, met name om de organisatie van opleidingen voor de leden van het comité te verzorgen of om punctuele steun te bieden. Voor wie eraan zou denken een gelijkaardig initiatief op te zetten, wijst Thierry Monin erop hoe belangrijk het is over een begindiagnose te beschikken, die rekening houdt met de verwachtingen en met de projecten die de buurtbewoners gerealiseerd willen zien: ‘Je moet je buurt goed kennen, de situatie analyseren en de bewoners kennen.’
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
76
1.20. Scholen en wijken solidair tegen het onveiligheidsgevoel Fiche met contactgegevens • Titel: Ecoles et quartiers solidaires face au sentiment d’insécurité •
Naam van de organisatie: Coordination Mieux Vivre Ensemble
• Contactpersoon: Marc Jansen, projectpartner, directeur van een instelling •
Mailadres en telefoon:
[email protected] - 0485 41 51 19 - 04 226 13 34
• Adres: Place Xavier Neujean, 19b, 4000 Liège
Algemene voorstelling van het project Dit is het doel: ‘Het mooier maken van de buurt, zowel als omgeving om in te leven als wat betreft betere intergenerationele en interculturele relaties, tussen mensen met en zonder beperking.’ Omdat Mieux Vivre Ensemble de relaties tussen de bewoners van de wijken Glain en Burenville wilde verbeteren, heeft men in een partnerschap met de Preventiedienst van de stad Luik en met twee scholen dit verfraaiingsproject voor de wijk ontwikkeld; het werd begeleid door een projectverantwoordelijke van de CRIPEL. Het achterliggende idee is dat de twee wijken een overkoepelend en duurzaam project krijgen waardoor de relaties tussen de bewoners verbeteren. Er zijn nog andere partners verbonden met het project: een intergenerationele dienst, een buurtcomité, een dienst voor sociale huisvesting en tot slot een toneelgroep. De resultaten van het project laten een significante evolutie zien in de relaties tussen de buurtbewoners.
Beschrijving van het project Uitgangspunt ‘Een kenmerk van de wijken Burenville en Glain is het grote aantal sociale woningen. Een derde van de bewoners heeft een migratieachtergrond, vooral Italiaans, Turks en Marokkaans. In de wijken merk je volop dat er sprake is van afwijzing en onbegrip, tussen de diverse gemeenschappen, maar ook tussen de generaties. De agressie die daaruit voortvloeit, krijgt vorm in kleine vormen van delinquentie, vandalisme, woordenwisselingen en conflicten, in diverse gradaties van intensiteit.’ Omdat men zich goed bewust was van deze ongemakken en de problemen die ze veroorzaakten wilde oplossen, heeft de coördinatie van Mieux Vivre Ensemble dit solidariteitsinitiatief opgezet. Doelstellingen Het doel is dat er wordt gewerkt aan het gevoel van onveiligheid, en wel door de banden binnen de wijk nauwer aan te halen. Rode draad is het herstel van de interculturele dialoog. Om dat te bereiken
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
77
werkt de vereniging aan een proces van burgerparticipatie, door het opzetten van een gemeenschappelijk project. Het achterliggende idee is dus dat de banden tussen de bewoners nauwer worden aangehaald door hun leefomgeving te verbeteren. De wijk wordt verfraaid: ‘Het gaat om een intergenerationeel project waarin leerlingen, leraren, gezinnen, verenigingen en buurtbewoners zich met vereende krachten de publieke ruimte weer toe-eigenen en haar gebruiken om elkaar beter te leren kennen. Zo moet het gevoel van onveiligheid worden verminderd, tot nu een bron van conflicten en onbegrip, en kan het beeld van de wijk, zijn bewoners en zijn scholen erop vooruitgaan.’ Welke acties werden concreet vorm gegeven? De activiteiten werden opgesplitst in diverse realisaties. Zo ontwierpen kinderen en jongeren een decor voor een verhaal. Hun ontmoetingen leidden tot uitwisselingen tussen twee generaties (kinderen en jongeren), die vervolgens het resultaat van hun werk voorstelden aan de rest van de populatie: ‘Alle buurtbewoners genieten van wat hier gebeurde, doordat de openbare ruimte werd verfraaid en door de uitgave van een boek.’ Een andere activiteit was het maken van vlaggen, samen met volwassen mensen met een beperking: ‘Er werden rollenspelen opgezet met kinderen, jongeren en mensen met een beperking, om een debat los te weken over noties als “respect” en “onderlinge hulp”. De confrontatie van hun standpunten was het vertrekpunt voor het maken van symbolische werken die de vlaggen zullen versieren.’ Tot slot hebben de kinderen muurfresco’s gemaakt samen met de ouderen van het woonzorgcentrum uit de wijk en op basis van adviezen van een kunstenaar. De ouderen gaven daarbij ideeën door aan de kinderen: ‘De animatrices waakten erover dat er een sfeer hing die de samenwerking ten goede kwam en die ook het luisteren naar elkaar en het respect voor elkaar bevorderde.’ Al deze activiteiten vonden plaats in de periode oktober 2006-mei 2007. Het bedrag dat ervoor werd uitgegeven bedroeg in totaal 8.450 euros. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project Wat de thematiek van het project betreft, was het de Preventiedienst van de stad Luik die zijn expertise heeft ingebracht. De initiatiefnemers werden ook begeleid door ‘experts voor de technische realisatie van het project. Zo waren de kwaliteit en de stevigheid van de kunstzinnige realisaties die in de wijk werden opgezet gegarandeerd.’ Succesindicatoren voor dit initiatief, die overigens ook werden geëvalueerd, waren: de mate waarin scholen en hun omgeving zijn verfraaid; de mate waarin de wijken zijn verfraaid; de participatie van de betrokken actoren; de participatie van de bewoners, die werden uitgenodigd op openingsmomenten; het gevoel van welbevinden in de buurt. Om de resultaten van het project te meten werden de bewoners en ouders van leerlingen voor en na het project bevraagd. De onderneming werd afgesloten met een focusgroep met daarin alle partners; zij ontmoetten elkaar tijdens coördinatievergaderingen bij
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
78
Mieux Vivre Ensemble. De resultaten van deze evaluatie bevestigden het succes van het project, dat in de buurt een echte dynamiek op gang heeft gebracht door het gevoel van onveiligheid te verkleinen. Het project heeft ook geleid tot een dialoog tussen de bewoners, waardoor de spanningen verminderden, net als het vandalisme in de omgeving van de school. Kritische punten ‘De moeilijkheid bestond in het coördineren van verticale groepen die waren samengesteld uit kinderen die leven volgens het ritme van de school, jongeren die verspreid zijn over diverse onderwijsinstellingen aan de rand van de wijk en volwassen mensen die al dan niet nog actief zijn.’ Hoe zou je het project elders implementeren? Om dit soort acties naar andere buurten te verplaatsen moet je ‘werken met de levende krachten van een buurt en partnerschappen versterken. Je moet de actoren, de scholen... bijstaan om acties als deze te coördineren.’
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
79
1.21. Een solidaire zomer: ik ben partner! Fiche met contactgegevens • Titel: Eté solidaire, je suis partenaire •
Naam van de organisatie: Administration communale de Saint-Ghislain
• Contactpersoon: Paola Gesa, coördinatrice senioren en Giuseppe Salamone, referentiepersoon jeugd •
Mailadres en telefoon: P
[email protected] – 065 76 19 70
• Adres: rue de Chièvres, 17 – 7333 Tertre
Algemene voorstelling van het project Eté solidaire, je suis partenaire is een intergenerationele solidariteitsactie die het Waalse Gewest sinds 1994 voert. Doel is de waarde van werken bij de jongeren te promoten, hun zelfbeeld en het beeld van degenen voor wie ze werken te bevorderen, hen te betrekken bij het verfraaien van hun buurt en hun zin voor burgerschap en solidariteit tegenover mensen met problemen aan te scherpen. Het gemeentebestuur en OCMW van Saint-Ghislain nemen er sinds vier jaar aan deel en selecteren elke zomer acht jongeren van 15 tot 21 jaar uit diverse culturele en sociale milieus. De jongeren die worden aangetrokken door het Waalse Gewest staan tijdens de vakantie gedurende tien dagen ter beschikking van de senioren.
Beschrijving van het project Uitgangspunt Het gemeentebestuur van Saint-Ghislain begon bij de vaststelling dat veel bejaarde mensen geïsoleerd leven en met gevoelens van onveiligheid kampen tegenover de jongeren die in bepaalde buurten hoe langer hoe meer zichtbaar aanwezig zijn. De gemeenschap zag in de Eté solidaire een kans om de ‘dagelijkse solidariteit’ tussen jongeren en ouderen te bevorderen. Doelstellingen De doelstellingen van dit initiatief zijn even talrijk als de activiteiten die worden ontplooid: ‘De competenties van jongeren aanboren via een initiatief dat hen als burger aanspreekt en waarin ze zich ten dienste van oudere mensen stellen; de senior uit zijn isolement halen en hem in contact brengen met een groep waarmee hij of zij maar heel weinig contact heeft; de jongeren bewust maken van het belang en de rijkdom van de banden tussen mensen van diverse leeftijden; het herstel van het contact tussen jongeren en ouderen; waarden als verdraagzaamheid, respect, luisterbereidheid en communicatie herstellen.’
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
80
Welke acties werden concreet vorm gegeven? Op een eerste vergadering kwamen 32 kandidaten af – hun aantal verschilt van jaar tot jaar – die vernamen hoe het project in elkaar zat. Op die basis gingen de organisatoren over tot de selectie van de acht toekomstige deelnemers. Voor dit engagement is het relationele aspect uiteraard onmisbaar, maar het doel is ook te komen tot een gemengde groep van jongens en meisjes en ervoor te zorgen dat minstens de helft van de jongeren die worden ‘aangeworven’ te maken hebben met sociale, materiële en/of culturele moeilijkheden. Na de selectie staan de jongeren in voor diverse diensten die ze aan de senioren aanbieden. Ze begeleiden hen bij administratieve taken of/en in hun vrije tijd; ze verrichten huishoudelijke taken zoals het onderhoud van de tuin of schilderwerken (het gaat om sociale woningen); ze maken wandelingen in de buurt en gaan naar de markt met de bewoners van woonzorgcentra, ze bezoeken hen en nemen deel aan de activiteiten die in de centra worden georganiseerd: spelletjes, maaltijden, dans, zang... Ze helpen ook de verzorgsters die er werken. ‘Om elke dag zo goed mogelijk voor te bereiden worden aan het begin en het eind van de dag een debriefing en een werkverdeling georganiseerd. Daarop kunnen jongeren bepaalde specifieke of algemene toestanden aankaarten.’ Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project De feedback van de ouderen over de activiteiten die de jongeren realiseerden is positief. Zij onderstrepen het respect, de discretie en de beschikbaarheid waar de jongeren blijk van gaven, net als de kwaliteit van het werk dat ze leverden. Ze zijn ook tevreden over het gedrag en de taal die de jongeren hanteren. Ze suggereren dat deze samenwerking op een meer regelmatige manier kan worden voortgezet, misschien zelfs het hele jaar door. De jongeren van hun kant maken duidelijk dat deze ervaring voor hen veel positieve aspecten omvat. Ze draagt bij tot een grotere bewustwording van de problemen die gepaard gaan met het ouder worden in onze samenleving, en van de rijkdom en het belang van het creëren van banden met de senioren. Sommigen onderhouden de contacten met ‘hun’ senioren en blijven hen bezoeken, ook buiten het kader van het project. De jongeren krijgen een nieuw en positief beeld van de ouder wordende persoon. De evaluatie van het project bewijst het succes ervan. Hoe zou je het project elders implementeren? Voor het engagement van de jongeren zijn financiële middelen nodig, maar het project is voor het overige makkelijk overplaatsbaar. Jongeren zijn hierdoor in de zomer bezig en helpen door hun werk oudere mensen die in isolement leven.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
81
1.22. Weg met stereotypen en vooroordelen! Fiche met contactgegevens • Titel: Jeunes jugés dérangeants (JJD) •
Naam van de organisatie: D irectie Preventie en Veiligheid – Division Prévention Quartiers Ville de Charleroi (in het kader van het plan voor sociale cohesie)
• Contactpersoon: Franco Gizzi, verantwoordelijk voor de dienst ‘Relations aux citoyens’ •
Mailadres en telefoon:
[email protected] - 071 28 60 80 - 0478 31 17 96
• Adres: Rue Warmonceau, 39 – 6061 Montignies/Sambre (Charleroi)
Algemene voorstelling van het project Jeunes Jugés Dérangeants (‘storende jongeren’) is een initiatief van de stad Charleroi dat in 2008 is ontstaan. De stad richtte deze cel op en stimuleerde het aangaan van partnerschappen met de sociale huisvestingsmaatschappij, de buurtverenigingen en de lokale politie. De initiële dynamiek van het project bestond erin de bemiddelaars en begeleiders samen te brengen in een overleg dat de bestaande spanningen wilde verminderen. De wijken Cité de l’Europe en Rambulant in Gilly, met hun concentratie van sociale woningen, werden uitgekozen voor dit voorbeeldproject, dat men zou uitbreiden tot de 55 wijken van de 15 deelgemeenten van de stad Charleroi. Toen het project werd opgezet, was het het voorwerp van een studie in het kader van een ‘labo’ dat de Koning Boudewijnstichting heeft gefinancierd.
Beschrijving van het project Uitgangspunt Jaarlijks krijgt de Buurtpreventiedienst klachten over de ‘inbeslagname’ van de publieke ruimte door de jongeren: ‘De omvang van de groepen, de plaatsen, de momenten waarop ze samenkomen, hun leeftijd, de cultuur van de groepsleden... alles is heel uiteenlopend, net als de problemen die ze veroorzaken: geluidsoverlast, balspelen, bedreigingen, het beschadigen van publieke of privéeigendommen (vandalisme), tags, races door gemotoriseerde bendes, verbale en soms fysieke agressie... Van een ander allooi is het dealen van drugs en het verhandelen van gestolen goederen...’ De moeilijkheden die de jongeren in de publieke en ook in de privéruimte veroorzaken, leiden ertoe dat de bewoners argwaan en vooroordelen gaan koesteren en zich onveilig voelen. Doelstellingen Doel van het project is de spanningen tussen de wijkbewoners van Charleroi te milderen. Het achterliggende idee is dat men de banden tussen de bewoners nauwer aanhaalt door de wederzijdse
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
82
stereotypes van jongeren over ouderen – en dus ook omgekeerd – weg te nemen. De dienst die wordt voorgesteld moet het voor iedereen op gelijke voet mogelijk maken om zich de publieke ruimte weer toe te eigenen. Dit is waar het om gaat: ‘Een beter wederzijds begrip tussen de diverse betrokken groepen (jongeren, buurtbewoners, verenigingen, instellingen) en hen begeleiden bij het zoeken naar oplossingen voor de conflicten waardoor ze tegenover elkaar komen te staan (de acties en de participatie door burgers gebeuren vanuit een streven naar responsabilisering).’ Welke acties werden concreet vorm gegeven? Het project omvat twee fasen: diagnose en immersie. Bemiddelaars en begeleiders leggen eerst hun oor te luisteren: wat zijn de (soms erg levendige) problemen tussen de jongeren en de ouderen (reactieve diagnose)? Vervolgens gaan ze over tot acties die de spanningen moeten verminderen (immersie). In de fase van de diagnose ontmoeten de bemiddelaars van de projectcel de mensen die hun beklag doen over het gedrag van de jongeren die overlast veroorzaken. Vervolgens worden er informatiesessies georganiseerd met twee begeleiders om een strategie op te zetten. In een volgende fase ‘gaan de begeleiders het terrein op om de betrokken jongeren uit te leggen wat de klachten over hen inhouden en hen te wijzen op de risico’s. Doel is ook dat de dialoog, die er vaak niet meer is, wordt hernomen.’ Om concrete actiepistes uit te werken, werken de bemiddelaars en begeleiders samen met andere lokale actoren als partners: ‘De bemiddelaars en begeleiders van de wijk zijn helemaal ondergedompeld in hun werkgebied, zoals etnologen. Het optreden van de begeleiders bij bepaalde jongeren is erop gericht hen geïnteresseerd te krijgen in samenwerking en in een ontmoeting met de bemiddelaars (de bemiddeling moet vrijwillig blijven; er mag dus geen sprake zijn van dwang)’. Tijdens het eerste contact met de groep die wordt ‘beschuldigd’, wordt de problematiek discreet aangesneden, wat garant staat voor algehele transparantie in het contact met de diverse doelgroepen. Elke situatie vormt het voorwerp van een discussie onder collega’s en vervolgens worden de meest geschikte processen opgezet. De partners volgen de evolutie van dit buurtwerk en worden op de hoogte gehouden. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project Voor dit project hebben de teams een nieuwe methodologie uitgewerkt: MEDUC staat voor MEdiationEDUcation. Deze samenwerking tussen bemiddelaars en begeleiders maakt het mogelijk om transversale acties op te zetten met interne lokale diensten (wijkbemiddelingsdienst, wijkpreventieen animatiedienst, sociale wijkontwikkeling, wijkdienst, lokale politie...) en met externe partners (wijkcomité, verenigingsleven, parket, federale politie...).
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
83
‘Met de MEDUC-methode, maar ook door de voorafgaandelijke diagnose en door het vormen van een partnernetwerk, verricht de cel Jeunes jugés dérangeants moeilijk werk, op het kruispunt tussen preventie en repressie. Mede dankzij hun “andere” opvatting over wat actie in de wijken betekent, dragen deze terreinactoren bij tot betere relaties tussen bewoners en tot een reflectie over het Samen Leven (Vivre Ensemble).’ De manier van werken berust op luisteren en bemiddelen (een instrument om conflicten in een buurt aan te pakken) en op het opzetten van een dialoog tussen de jongeren, de andere burgers en de aanwezige instellingen. Terwijl het project in het bijzonder de jeugd op het oog heeft, komt de impact van wat hier uitgeprobeerd wordt alle inwoners ten goede. Bovendien kan men dankzij dit initiatief ‘een stap verder zetten in het doeltreffend tussenbeide komen en in het bereiken van efficiënte resultaten’: iedereen kan een actor van verandering zijn. De cellen van de dienst Burgerrelaties werken samen in een logica van transversaliteit en transparantie, en de nauwe samenwerking met de burgers is een prioriteit. Wekelijks vinden vergaderingen plaats waar het project kwalitatief en kwantitatief wordt geëvalueerd. Die evaluatie is gebaseerd op een schema dat zelf al de vrucht is van diverse jaren ervaring. Er is maandelijks met de medewerkers van deze cellen een werkvergadering gepland over de methodologie/deontologie. Kritische punten ‘Hoewel de resultaten zichtbaar zijn en de subsidiërende instanties en partners ze ook erkennen, blijft er bij de terreinwerkers, die vaak met tal van vragen worden geconfronteerd, toch een gevoel van
onvoldaanheid.
Dat
heef t
te
maken
met
het
tekor t
aan
middelen
en
aan
langetermijnperspectief. Toch maakt het proces het dankzij het partnernetwerk mogelijk om spanningen te milderen en een dossier een andere wending te geven.’ Hoe zou je het project elders implementeren? De inspanningen die al zijn geleverd moeten worden voortgezet, net als de lokale partnerschappen en de realisatie van het project als geheel. Het versterken van de cel Jeunes jugés dérangeants (begeleiders) zal leiden tot meer efficiëntie en zal ervoor zorgen dat de geformuleerde ambities kunnen worden waargemaakt.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
84
1.23. Intergenerationeel Comité Speelplein Fiche met contactgegevens • Titel: Intergenerationeel Comité Speelplein •
Naam van de organisatie: Jeugdhuis D’Broej Peterbos
• Contactpersoon: Khalid El Addaoui, coördinator •
Mailadres en telefoon: p
[email protected] -
[email protected] - 02 527 05 92 0472 62 87 57
• Adres: Peterbospark 3 – 1070 Anderlecht
Algemene voorstelling van het project Door de betrokkenheid van de Preventiedienst van de gemeente Anderlecht en de mobilisatie van het jeugdhuis D’Broej kwam het project voor de herinrichting van een speelplein van de grond. Het idee komt van jongeren uit de wijk Peterbos. Zij hebben de ambitie iets te doen voor het leven in hun buurt en willen vooral ook het negatieve beeld omgooien waarvan zij het slachtoffer zijn. Met dat doel hebben ze aan de ouderen voorgesteld het speelplein in de wijk te renoveren. Het moet een ontspannings- en ontmoetingsplek worden waar alle bewoners elkaar kunnen treffen.
Beschrijving van het project Uitgangspunt In 2011 voerde het jeugdhuis D’Broej een enquête uit bij de bewoners van de wijk Peterbos om te achterhalen wat hun perceptie was van de buurt. Uit dit onderzoek bleek dat er bij de oudere bewoners een grote bezorgdheid heerste ten opzichte van de jongeren. Ze gaven aan dat ze zich stoorden aan jongeren die in de gangen van de sociale woningen rondhingen en het lawaai dat ze daarbij maakten. Het jeugdhuis nam deze resultaten ernstig en organiseerde een debat tussen jongeren en senioren. Op korte termijn werden de spanningen hierdoor ontmijnd. Het jeugdhuis nam vervolgens de koe bij de horens en mobiliseerde een groep jongeren om een speelterrein her in te richten. D’Broej betrok daar ook doelbewust oudere mensen bij. Doelstellingen De participatie van jongeren en ouderen aan het leven in de wijk: dat is het doel van dit initiatief. Het project wordt weliswaar gerealiseerd ‘door jongeren en voor ouderen’, maar de intergenerationele samenwerking wordt sterk aangemoedigd. Andere doelstellingen zijn: het herstellen van de sociale banden in ‘gevoelige’ wijken, de verbetering van de leefomgeving door het bevorderen van de burgerparticipatie, het verminderen van het gevoel van onveiligheid; bijdragen tot de openbare rust en orde.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
85
Welke acties werden concreet vorm gegeven? Een werkgroep die bestond uit jongeren (met hun animatoren) en ouderen heeft de herinrichting van het speelplein bedacht. Zo hebben twaalf jongeren van 12 tot 14 jaar aan de senioren een maquette voorgesteld. Die was aan de ene kant bedoeld om hen het renovatieproject concreet voor ogen te stellen, aan de andere kant was het een uitnodiging om dit initiatief samen concreet te maken. De voorstelling vond plaats tijdens een ‘café-clash’ waar een aantal buurtbewoners op afkwamen. Na deze ontmoeting vonden elke donderdag infosessies plaats, waar de deelnemers betrokken werden bij de concrete uitvoering van het project en bij bepaalde taken. Via deze weg hebben de jongeren en hun twee animatoren zich in het project gestort en hebben ze rekening gehouden met de opmerkingen en verwachtingen van de senioren. De hele operatie werd gesubsidieerd door de gemeente en het project duurde anderhalf jaar. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project De positieve impact van dit project is dat de intergenerationele spanningen ontmijnd worden en dat er een nieuw sociaal weefsel ontstaat tussen de bewoners die gecharmeerd zijn door de betrokkenheid van deze jongeren. Het resultaat: ‘De senioren zien dat je met de jongeren kunt werken’ en de schrik verdwijnt: ‘Ze noemen elkaar bij hun voornaam en groeten elkaar als ze elkaar tegenkomen.’ De evaluatie gebeurde door de animatoren van het jeugdhuis die nagingen wat de perceptie is bij de buurtbewoners van het initiatief. Het positieve beeld dat hieruit naar voren kwam biedt kansen voor andere intergenerationele activiteiten, meer bepaald de realisatie van een minifilm waarin de bewoners aan het woord komen. Hoe zou je het project elders implementeren? Khalid El Addaoui: ‘Een intergenerationeel project ontwikkelen alleen maar om intergenerationeel te werken, lukt niet. Je moet een gemeenschappelijk doel vinden waarbij jongeren en senioren zich samen achter een project kunnen zetten. Je moet die laatsten ervan bewust maken dat niet zij [de jongeren] het probleem zijn, maar de omgeving waarin ze leven.’ Het is ook belangrijk dat het doelpubliek zowel actor als drager is van het project. Anders wordt het risico groter dat de deelnemers afhaken. Het is ook nuttig om het project zich te laten ontwikkelen en daarbij rekening te houden met de verwachtingen van de deelnemers. Je mag je dus niet blindstaren op een vooraf vastgelegde methodologie. ‘Je moet het project zijn eigen leven laten leiden en niet proberen een project van elders over te planten.’
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
86
1.24. Weg met de vooroordelen, iedereen aan tafel! Fiche met contactgegevens • Titel: Fini les préjugés, tous à table! •
Naam van de organisatie: v zw D’Broej - Vereniging van Marokkaanse Jongeren / Association des Jeunes Marocains
• Contactpersoon: Yann Conrath, coördinator van het jeugdhuis •
Mailadres en telefoon:
[email protected] -
[email protected] - 02 410 78 46 - 0488 40 52 63
• Adres: Rue de la Vermicellerie 10 - 1080 Molenbeek-Saint-Jean
Algemene voorstelling van het project In 2011 stelde het jeugdhuis D’Broej een project voor dat intergenerationele bruggen wil slaan in een Molenbeekse buurt. Het achterliggende idee is dat jonge en oudere mensen samenkomen en dat er op geregelde basis ontmoetingen plaatsvinden in de vorm van culinaire workshops. Dit ‘alibi’ is het vertrekpunt voor het nauwer aanhalen van de sociale banden, die te lijden hebben van de vooroordelen die de twee leeftijden over elkaar onderhouden. Het voorafgaandelijke werk bestond erin dat jonge en oudere mensen elkaar hebben ontmoet bij gemeenschappelijke activiteiten om elkaar te leren kennen en de schrik te doen wegvallen. De eerste resultaten zijn al merkbaar: de spanningen nemen af.
Beschrijving van het project Uitgangspunt De vzw D’Broej stelt vast dat jongeren en senioren in de buurt Etangs Noir in Molenbeek te weinig communiceren met elkaar en elkaar te weinig ontmoeten. De senioren komen meestal ’s morgens vroeg buiten om boodschappen te doen, terwijl de jongeren meer buitenkomen als de dag al ten einde loopt. De discussies met de jongeren en de oudere mensen van de buurt laten zien dat het niet-kennen van de andere de vooroordelen tussen de twee generaties voedt. Doelstellingen De doelstellingen zijn veelvoudig: het bevorderen van burgerschap, sociale cohesie in de buurt, kennis en empathie van de diverse groepen van en voor elkaar, vechten tegen vooroordelen, het doorbreken van het sociaal isolement van de ouderen.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
87
Welke acties werden concreet vorm gegeven? Het jeugdhuis, dat zich vlak bij het kantoor van Randstad bevindt, kwam te weten dat senioren elkaar daar elke week troffen om ideeën uit te wisselen. Daaruit is de samenwerking gegroeid met de diensten van Randstad, die fungeerden als doorgeefluik naar de ouderen. Gemeenschappelijke activiteiten zorgden er vervolgens voor dat er een dialoog tot stand kwam en dat het vertrouwen tussen de twee groepen werd hersteld. De eerste activiteit was een excursie naar het safaripark Beekse Bergen in Nederland. Hierop ontmoetten de jongeren en de senioren elkaar buiten hun eigen buurt, wat de menselijke contacten ten goede kwam. Tijdens een tweede activiteit kwamen de deelnemers samen voor een voorstelling van hun buurt: ze leerden die eerst kennen en brachten vervolgens onder woorden hoe zij hun leefomgeving zagen. Het project van de intergenerationele culinaire workshops, waarop de deelnemers samen een maaltijd klaarmaken en vervolgens gezellig samen eten, wekte grote belangstelling en een bijzondere motivatie bij de ouderen. Deze ontmoetingen vormden het sluitstuk en verstevigden de banden die waren gelegd tussen de bezoekers van het jeugdhuis en enkele ouderen uit de buurt. Reikwijdte, impact en succesfactoren van het project Het lopende project is nog niet geëvalueerd, maar toch kunnen we al enkele vaststellingen maken. De dragers van het project onderstrepen het volgende: ‘Wij hebben gemerkt dat het niet makkelijk is een groep oudere mensen te motiveren om hun tijd door te brengen in het jeugdhuis. Het verstoort hun ritme, er is wantrouwen, onkunde, het is geen neutraal terrein...’ Dat is de reden waarom er eerst is gewerkt aan de mobilisatie van de ouderen en aan het vertrouwen tussen de twee generaties. Dat moest de betrokkenheid van de bewoners bevorderen. Op termijn ‘willen we een reële impact hebben op de mentaliteit van de jongeren en senioren. We willen dat de twee groepen niet langer vooroordelen hebben over elkaar en dat ze het tegenover derden zelfs voor elkaar opnemen. Als er sprake is van solidariteit en van wederzijdse hulp, dan mogen we spreken van een aanzienlijke impact, die ervoor zal zorgen dat het project zijn eigen leven zal blijven leiden.’ Hoe zou je het project elders implementeren? Voor een project als dit is het belangrijk te werken aan de mobilisatie van de deelnemers en hen zo ver mogelijk te begeleiden tijdens de ontwikkeling van het project. Anders blijft de impact – betere relaties – onopgemerkt. Het project kan makkelijk naar elders worden overgeplaatst, zolang er maar middelen zijn om een keuken in te richten waar de culinaire workshops plaatsvinden.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
88
1.25. Nog andere ideeën… PROJECT MOEDERS/DOCHTERS
• Titel: Projet Mères/Filles •
Naam van de organisatie: BRAVVO asbl
• Contactpersoon-telefoon: Yman Ataoui – 02 279 65 51 • Adres: Rue de la Caserne 37 – 1000 Bruxelles • Website: www.bravvo.be
‘De Anneessensbuurt is een van die stedelijke gebieden waar het aantal jongeren aanzienlijk is. De intergenerationele relaties zijn er schaars. Buiten de familierelaties om hebben de ouders en de kinderen niet veel gelegenheden om elkaar te ontmoeten, met elkaar te spreken over de kleine dingen van het leven en hun ervaringen te delen. De jongeren weigeren het gesprek, in veel gevallen met als motief dat hun ouders ‘oud’ zijn. De relaties liggen nog moeilijker tussen jongens en hun ouders. Deze manier van naast elkaar leven creëert een kloof tussen ouders en jongeren. Er ontstaat een relationele breuk waardoor mensen van elkaar vervreemden. Zo krijg je een manco in het overdragen van kennis en in de sociale harmonie.’ Het idee om positieve contacten tussen generaties op te zetten vormt de kern van dit project. Dat heeft de ambitie ontmoetingsmomenten te creëren tussen jonge en oudere mensen rond sportieve en culturele activiteiten. In een eerste periode wil het moeders en dochters samenbrengen en uitwisselingsmomenten tot stand brengen over sociale en culturele vraagstukken. In een tweede beweging wil het project moeders en dochters initiëren in zelfverdediging: veel vrouwen voelen zich immers onveilig. Het laatste luik wil vrouwen, mannen en jongeren samenbrengen en streven naar een mix van geslachten en leeftijden, waardoor er kennis kan worden overgedragen van generatie op generatie. EEN WORKSHOP ZEEFDRUKKEN
• Titel: Atelier de Sérigraphie •
Naam van de organisatie: OCMW van Brussel - Institut Pacheco Pact Ateliers du Béguinage
• Contactpersoon: Helga Van Hauthem, Projectverantwoordelijke •
Mailadres en telefoon:
[email protected] - 02 226 44 47
• Adres: rue du Grand Hospice 7 – 1000 Bruxelles • Website: www.pactforum.irisnet.be
Deze workshop wil ontmoetingen tussen senioren, medioren en jongeren bevorderen. Ze beoefenen samen een artistieke bezigheid: zeefdrukken. ‘Wanneer mensen iets aan het maken zijn, zie je dat er
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
89
veel vormen van contact zijn, verbaal en niet-verbaal. Kinderen en senioren leggen er nieuwe banden en ontdekken elkaar via zo’n “plastisch” avontuur.’ De workshop verloopt in twee fasen: eerst wordt een foto genomen van een lid van de groep. Die zal dienen als basis voor het maken van het schilderij; vervolgens wordt het portret uitgewerkt. ‘Vaak zag je dat een kind een senior hielp bij zijn werk: kleuren kiezen, penseel schoonmaken... De senioren van hun kant letten goed op de kinderen en toonden hun goede wil.’ De workshops maakten in 2013 plaats voor intergenerationele workshops ‘Bru-topia/gedroomde stad’, waarin duurzame materialen worden gebruikt. VERHALEN EN SPELLETJES VOOR DE KIDS
• Titel: Des contes et des jeux pour les enfants •
Naam van de organisatie: Lutte contre l’exclusion sociale asbl
• Contactpersoon: Véronique Van Bambeke •
Mailadres en telefoon:
[email protected] – 02 422 06 68
• Adres: rue du Comte de Flandre 15 – 1080 Molenbeek-Saint-Jean
Om de banden tussen twee generaties aan te halen, zet de vzw Lutte contre l’exclusion sociale van Sint-Jans-Molenbeek in de gemeenteschool nr. 13 een project op dat bruggen wil slaan tussen jongeren en senioren. Het idee is een groep van ouderen te vormen die kinderen met schoolproblemen begeleidt. Doel is de ontwikkeling van taalvaardigheden bij de kinderen aan te moedigen door het aanbieden van spelactiviteiten. Verhalen en spelletjes dienen als schakel om de ontmoeting tussen de twee generaties tot stand te brengen. Het project is origineel: ‘Dankzij dit project, waarin jongeren en senioren samenzitten, leren ze elkaar beter kennen, ontstaat er wederzijds respect en krijgen de senioren weer een sociale rol en een nuttige plek in de samenleving. Het project is preventief bedoeld en beslaat twee domeinen: het voorkomen van het afhaken op school en het smeden van banden tussen jongeren en senioren, om zo te strijden tegen de steeds diepere kloof tussen de generaties.’
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
90
VRIJHEID OP ELKE LEEFTIJD
• Titel: Liberté à tout âge •
Naam van de organisatie: MédiaCité asbl
• Contactpersoon: Carlo Trovato •
Mailadres en telefoon:
[email protected] - 087 68 61 77
• Adres: Winandchamp 2 – 4890 Thimister-Clermont (Liège) • Website: www.mediacite-asbl.org
Dit project streeft ernaar dat twee generaties elkaar ontmoeten rond de productie van een fictiereportage waarin gebruik wordt gemaakt van marionetten. Het centrale thema van het initiatief is ‘vrijheid’, en het doel is dat de generaties weer met elkaar in contact komen. Het project zorgt er vooral voor dat mensen van diverse leeftijden hun standpunt over fundamentele kwesties in verband met het ‘samen leven’ tot uitdrukking kunnen brengen. ‘De jongeren verzamelen getuigenissen van oudere mensen uit diverse sociaal-culturele milieus. Ze maken marionetten en leren hoe ze die moeten manipuleren. Vervolgens nemen ze sequensen op op de plaats waar de senioren leven (woonzorgcentrum, in hun eigen woning) en maken ze met de hulp van begeleidend personeel een documentaire. Die wordt getoond in de diverse instellingen die aan het project deelnemen en kan dienstdoen als ondersteuning voor nieuwe vormen van uitwisseling.’ ONTMOETINGS- EN PRAATGROEP
• Titel: Groupe de rencontre et de parole •
Naam van de organisatie: Centre Pluraliste Familial
• Contactpersoon: Joëlle Devolder, coördinatrice •
Mailadres en telefoon:
[email protected] - 02 355 69 45
• Adres: Rue de Mons 125 – 1480 Tubize
De naam van het project verklapt al wat de inhoud is van de activiteit die het Centre Pluraliste Familial aanbiedt. Om de intergenerationele relaties te bevorderen worden inderdaad praatgroepen gevormd waarin van gedachten wordt gewisseld over diverse thema’s, zoals het gezin, geld, werk... Mensen ontmoeten elkaar in de groepen en delen hun ervaringen en standpunten over de uitdagingen voor onze samenleving. Dialoog is het ordewoord. De activiteit vindt om de twee weken plaats en de deelnemers zijn tussen 18 en 75 jaar jong en oud.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
91
MET Z’N ALLEN VOOR EEN LOKAAL, EEN LOKAAL VOOR ALLEN
• Titel: Tous pour un local, un local pour tous •
Naam van de organisatie: Gemeentebestuur van Marchin, plan voor sociale cohesie
• Contactpersoon: Elise Cornélis, straatwerkster •
Mailadres en telefoon:
[email protected] – 0495 25 03 23
• Adres: rue Joseph Wauters 1 A – 4570 Marchin
De aanwezigheid van jongeren die de publieke ruimte ‘bezetten’ wekt ergernis en hun samenkomsten creëren een klimaat dat leidt tot klachten van de kant van de bewoners. Om dit probleem te verhelpen werd binnen het plan voor sociale cohesie van de gemeente Marchin beslist een participatief project op te zetten waarin de jongeren zelf actoren worden en proberen de vooroordelen die over hen de ronde doen te counteren. ‘We hebben de jongeren voorgesteld om met hun hulp het lokaal te renoveren, om hen binnen de dynamiek te trekken en aan de andere generaties te laten zien dat ze (letterlijk) constructief kunnen zijn. Een wijkanimator werd in juli 2011 toegewezen aan dit project om toenadering te zoeken tot de jongeren en hun vertrouwen te winnen. De klachten van de buurtbewoners zijn sindsdien opgehouden en de jongeren hebben de restauratie van het lokaal tot een goed einde gebracht. Ze spreken nu over het oprichten van een jeugdhuis in het dorp.’ DEBAT TUSSEN JONGEREN EN SENIOREN OVER ONVEILIGHEID
• Titel: Projet-débat de jeunes/âgés sur l’insécurité •
Naam van de organisatie: Maison de jeunes D’Broej Peterbos
• Contactpersoon: Khalid El Addaoui – coördinator •
Mailadres en telefoon:
[email protected] -
[email protected] - 02 527 05 92 0472 628 757
• Adres: Parc du Peterbos, Bloc n°3 – 1070 Anderlecht
Dit project is ontstaan in een sociale woonwijk in Anderlecht. Uit een enquête bij de wijkbewoners bleek dat de senioren zich stoorden aan de overlast die de jongeren veroorzaken door hun aanwezigheid in de gangen of in de onmiddellijke omgeving van de woningen. Behalve voor geluidsoverlast zorgt deze situatie ook voor een gevoel van onveiligheid bij oudere mensen. Om deze situatie te verhelpen besloot het Anderlechtse jeugdhuis D’Broej een intergenerationeel debat te organiseren waarop iedereen de problemen in de wijk kon benoemen. De ontmoeting had als onmiddellijk en positief effect dat de spanningen in de wijk zijn verminderd, maar ze kreeg jammer genoeg geen vervolg door een gebrek aan mobilisatie van de buurtbewoners. Het debat stond ook
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
92
aan de oorsprong van het renovatieproject voor een speelplein. Daarvoor werden jongeren en senioren uit de wijk gemobiliseerd LIEDPROJECT
• Titel: Projet de chanson •
Naam van de organisatie: AMO Reliance
• Contactpersoon: Christophe Parthoens, directeur •
Mailadres en telefoon:
[email protected] – 0473 999 803
• Adres: rue de la Prihielle 6B4 – 4600 Visé • Website: http://amo-reliance.weebly.com/
‘Twee jaar geleden spraken de jongeren uit de buurt ons aan. Ze vertelden ons dat ze geen contact hadden met de volwassenen. Dat voelde bij hen ongemakkelijk aan, omdat ze de indruk hadden dat de volwassenen een slecht beeld hadden van de jongeren.’ Toen AMO Reliance langsging in de wijk om zijn missie voor te stellen, bleek inderdaad dat de senioren niet hoog opliepen met de ‘bezetting’ van de buurt door de jongeren. Omdat ze zich zorgen maakten over het beeld dat over hen de ronde deed, besloten de jongeren een boodschap te richten tot de oudere mensen. Als middel kozen ze voor een lied. Dat werd voorgesteld tijdens het jaarlijkse dorpsfeest waar bijna 300 mensen op aanwezig waren: ‘Vanaf dat moment stelden de volwassenen zich meer open op tegenover de jongeren, maar er bleven toch nog flink wat vooroordelen bestaan...’ Vandaar het idee om de dialoog te versterken. De jongeren en volwassenen uit de buurt werden uitgenodigd op enkele vergaderingen waar ze vrijuit konden spreken en van gedachten wisselen over diverse thema’s. Het project werd afgesloten met de organisatie van een intergenerationeel souper waar veel mensen op afkwamen: ‘En dat gebeurde allemaal in een erg goeie sfeer, wat een jaar eerder niet zou hebben gekund.’ BURENFEEST
• Titel: Burenfeest •
Naam van de organisatie: d eze projecten worden opgezet door de gemeenten of de bewoners van een buurt
Een buurt- of burenfeest is voor buurtbewoners een gedroomde gelegenheid om met elkaar in contact te komen. Sinds enkele jaren organiseren burgers diverse activiteiten en vieren ze samen feest om de spontane solidariteit in een buurt te bevorderen. Dit soort initiatieven speelt zich in veel Belgische steden en dorpen af en er komt een divers publiek op af: jongeren, medioren, senioren... ‘Zo’n burenfeest beantwoordt aan een fundamentele behoefte en is een gelegenheid om elkaar te ontmoeten. Het leidt vaak tot een echte dynamiek: de gezelligheid doet vormen van wederzijdse
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
93
burenhulp ontstaan en uit kleine vormen van dienstverlening kan een vorm van buurtsolidariteit groeien.’ WERKEN AAN HET SOCIAAL WEEFSEL
• Titel: Tissons des liens •
Naam van de organisatie: L a Tchicass (een vzw met als missie het tegengaan van het afhaken op school en van alle mogelijke vormen van ongelijkheid)
• Contactpersoon: Thanneur Solen, opvoedster • Telefoon: 04 342 52 50 • Adres: Place Sainte Barbe 16 – 4020 Liège
Dit ‘kleermakers’-project zorgde ervoor dat mensen tussen 55 en 70 en jongeren tussen 12 en 18 jaar elkaar ontmoetten. Het doel: de intergenerationele contacten bevorderen tussen vrouwen uit verschillende culturen, ontmoetingen stimuleren en ‘werken aan het sociaal weefsel’: ‘Het project vertrok van een gedeelde interesse: het plezier om zich mooi te kleden en de trots zelf je kleren te kunnen maken. Elke generatie vrouwen maar ook elke cultuur heeft haar eigen visie op mode: het is dan ook boeiend die ideeën met elkaar in contact te brengen. De vrouwen beschikken over kennis wat naaien betreft, en de jonge meisjes hebben veel ideeën wat modellen betreft.’ Dit initiatief speelde zich af van oktober 2006 tot juni 2007. De creaties die het opleverde werden getoond op een modedefilé waarop iedereen welkom was. JONGEREN EN VOLWASSENEN SAMEN OP WEG
• Titel: Chemins croisés entre jeunes et adultes •
Naam van de organisatie: AMO Mille Lieux de Vie asbl
• Contactpersoon: Patricia Valepin, directrice •
Mailadres en telefoon:
[email protected] – 085 24 00 38
• Adres: Rue de l’Harmonie 3 – 4500 Huy • Website: http://www.amomillelieuxdevie.be/
De AMO Mille Lieux de Vie richt zich op de versterking van de intergenerationele relaties en biedt jongeren die het jeugdhuis bezoeken de kans om deel te nemen aan debatten waar ook ouderen bij betrokken zijn. Doel is dat er van gedachten wordt gewisseld over problemen in verband met het samenleven van de twee generaties. Het project past in de oproep ‘Histoires croisées entre Jeunesse et Aide à la Jeunesse’ van minister van Jeugd Huytebroeck en speelde zich af van januari tot augustus 2011. Een vijftiental jongeren en ouderen komen elke woensdagnamiddag samen in aanwezigheid van twee animatoren die het project begeleiden en de sessies in goede banen leiden: ‘Om tot een uitwisseling te komen tussen
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
94
jongeren en volwassenen werd contact opgenomen met twee verenigingen in het dorp: Les Châtaigniers en Enzoz’Art. De jongeren kregen de kans om de twee te leren kennen. Na deze ontmoetingen voegden volwassenen zich bij de groep om van gedachten te wisselen over intergenerationele aangelegenheden.’ GROEPSKEUKEN LA TAMBOUILLE
• Titel: Cuisine collective – La tambouille •
Naam van de organisatie: Collectif Logement – Maison de la Solidarité asbl
• Contactpersoon: Madeleine Fraiture, Voorzitster •
Mailadres en telefoon:
[email protected] – 019 51 09 79
• Adres: Rue Zenobe Gramme 42 – 4280 Hannut
Het minste wat je kunt zeggen van dit project van Collectif Logement is dat het origineel is: huurders en ook buitenstaanders worden uitgenodigd om samen deel te nemen aan culinaire workshops: ‘Zo’n workshop begint om halftien met de keuze van de menu’s voor de komende week. Vervolgens maakt de ploeg de maaltijd klaar. Iedere deelnemer werkt mee volgens zijn/haar competenties. Dit zijn momenten waarop mensen “trucs” en keukentips uitwisselen. Er zijn zelfs moeders die met hun baby komen en recepten voor kindermaaltijden uitwisselen. De deelnemers eten samen en delen dit moment van gezelligheid. Aan het eind wordt er samen afgeruimd en afgewassen.’ Doel van de workshops is het uitwisselen en delen van ideeën, een manier om de dialoog te herstellen. Er komen een twaalftal mensen op af tussen 18 en 70 jaar, en de workshops vinden elke donderdag en/of vrijdag plaats: ‘Boven op dit project hebben we één vrijdagavond per maand ook een nieuwe workshop: Ciné-resto. De groep bereidt dan vanaf halfzes een lichte avondmaaltijd en om zeven uur projecteren we een film, die wordt gevolgd door een gesprek. Dat is een aangename manier om het weekend te beginnen. Want dat is voor deze mensen nog al te vaak synoniem met grote eenzaamheid...’
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
95
2. DE BLIK VAN TWEE ONDERZOEKERS OP DE INTERGENERATIONELE SPANNINGEN
2.1. Als ze soms meer verbergen dan dat ze weten... Een sociologische lezing van de hedendaagse intergenerationele conflicten Christine Schaut, sociologe, professor aan de Université Saint-Louis in Brussel en chargée de cours aan de ULB Het is niet altijd makkelijk om het vanuit een sociologische invalshoek te hebben over de intergenerationele conflicten en twisten die zich vaak afspelen met de publieke ruimte van volkse stadsbuurten als kader. De taak van de socioloog bestaat erin te bestuderen wat er achter de woorden schuilgaat, zeker als die woorden een dergelijke suggestieve kracht hebben dat ze niet (meer) worden bevraagd. Ze palmen de publieke ruimte in omdat ze de ogenschijnlijke verdienste hebben makkelijk te begrijpen te zijn en concrete situaties op te roepen. De socioloog is het aan zichzelf verplicht vragen te stellen bij deze woorden en de modaliteiten van hun succes en hun gebruik te onderzoeken. Achter de woorden zijn er echter ook situaties, persoonlijke er varingen waar individuen – jongeren en (soms oudere) volwassenen – mee worden geconfronteerd, die ze beleven in woede, angst, onbegrip, onrust en waar ze soms onder lijden. De voorstellingen van de projecten in deze publicatie getuigen daarvan. Ook dit ‘pakket’ aan emoties moet door de socioloog worden gehoord. Hij kan ze niet zomaar aan de kant schuiven. Zijn rol bestaat er dus in deze emoties zowel te deconstrueren als ernaar te luisteren. Vaak worden ze overigens gedeeld door de hoofdrolspelers van een conflict: dat is bijvoorbeeld het geval met de Gentse jongeren die aan de hotelschool studeren en die moeite hebben met ‘de blik’ van oudere mensen op de bus. Ze getuigen daarover en willen iets doen. Analyseren en begrijpen, zich in de plaats van iemand proberen te zetten: dat is de oefening die we moeten proberen te maken.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
97
De volgende bladzijden hebben de ambitie een sociologische analyse te presenteren van de intergenerationele conflicten. We bekijken hun multidimensionale karakter, hun complexiteit en de experimenten die in deze publicatie worden beschreven en die een oplossing willen aanreiken. Ik formuleer aan het slot van mijn bijdrage enkele bescheiden en nog embryonale reflectie- en actiepistes. Misschien kunnen we hierdoor op een andere manier en van op enige afstand kijken naar de samenlevingsvoorwaarden die het bestaan van intergenerationele conflicten blootlegt? 1. De vele dimensies van intergenerationele conflicten1 Openbare ruimtes in buurten – pleinen, straten, handelsruimtes, het openbaar vervoer – zijn soms het toneel van ruzies en conflicten tussen hun gebruikers. Die gebruikers kunnen de bedoeling hebben de openbare ruimte en het gebruik ervan voor zichzelf op te eisen, of ze vechten de legitimiteit aan van het gebruik door de anderen en van hun gedragingen. De conflicten zijn niet altijd expliciet en uitgesproken: het kan ook gaan om ongemakken, gêne, angst en vermijdingsgedrag. Bij deze wrijvingen treedt een bepaald soort meer op de voorgrond dan andere, met name de intergenerationele conflicten. Ik ga hier niet in op de redenen van dit ‘succes’: heeft het te maken met het feit dat ze vaker voorkomen, de grotere mediatisering, de grotere sensibiliteit bij de hoofdrolspelers voor wat hen overkomt of met de publieke opinie? Ik zal hier wel hun betekenissen bespreken. Bij deze conflicten worden de protagonisten niet op dezelfde wijze omschreven. Aan de ene kant staan de jongeren (meestal jongens) en aan de andere zijde de oudere mensen.2 De eersten worden beschouwd als bedreigend en als de oorzaak van conflicten omdat ze lawaai maken, in groep zijn, luid lachen, de straathoeken en de toegang tot het openbaar vervoer bezetten. De tweede categorie zijn ‘de bedreigden’, de slachtoffers van de conflicten. Zij zijn bang, vermijden de jongeren, gaan klagen bij de politie, de conciërges en maatschappelijk helpers. De werkelijkheid is, zoals zo vaak, in veel gevallen complexer. Jongeren doen soms hun beklag over vormen van agressie door volwassenen waar ze het voorwerp van zijn, en over beledigingen die ze naar het hoofd geslingerd kregen. De grenzen zijn niet duidelijk afgelijnd. De werkelijkheid verplicht ons afstand te nemen van een lezing van intergenerationele conflicten die het uitsluitend heeft over karikaturen: de jonge wildebrassen met hun ‘van nature’ bedreigend gedrag, en de bedreigde ouderen. Door zo te stigmatiseren en individuen op te sluiten in ‘gebruiksklare’ categorieën creëert men een kloof en een impasse, zowel politiek als wat de analyse betreft. De initiatiefnemer van een intergenerationeel project dat in deze publicatie wordt beschreven, verwoordt het als volgt: hij vraagt zich af of het project niet te veel “is vertrokken van de dualiteit jongeren/ouderen: van op afstand bekeken hadden we hierop misschien niet zo hard de nadruk moeten leggen”. Tegenover zo’n lezing, die op het eerste gezicht comfortabel is omdat ze het 1 De analyse is deels gebaseerd op dit artikel van mijn hand: C. Schaut 2013, Pour une lecture multidimensionnelle de l’espace public, in: Direction générale Education Permanente de la FWB, 2013. 2 In de feiten vormen zij in de bevolkingsgroepen ‘jongeren’ en ‘oudere mensen’ lang niet de meerderheid.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
98
voordeel biedt een pasklare uitleg te hebben voor conflictsituaties maar die zoals gezegd stigmatiserend werkt en mensen in hokjes opsluit, moeten we een alternatief stellen. We maken hiervoor een kleine omweg via de sociologie. In zijn artikel La jeunesse n’est qu’un mot3 laat Pierre Bourdieu op het macrosociologische en historische niveau zien dat de relaties tussen volwassenen en jongeren zich altijd al hebben geconstrueerd rond de symbolische strijd tussen de generaties: de oudere generaties zagen node hoe de jongere generaties meer macht kregen en klaar waren om, volgens hen, het deel van de macht dat zij, de ouderen, hadden op te eisen. Om zich daartegen te wapenen proberen de oudere generaties de jongeren op diverse manieren buitenspel te zetten, onder meer door ze negatief te omschrijven: ze zijn niet rijp, gevaarlijk, niet meer zoals zijzelf toen ze jong waren... Het conflict is dus niet nieuw en maakt deel uit van de strijd voor het monopolie van de macht en de bijbehorende attributen. In Norbert Elias’ The Established and the Outsiders, dat hij in 1965 schreef samen met John L. Scotson 4, worden de relaties in een Engels arbeidersdorp beschreven, meer bepaald de uitsluitingsprocessen die de ‘oude bewoners’ (the established) opzetten in de confrontatie met de ‘nieuwkomers’ (the outsiders), terwijl ze alle twee tot de arbeidersklasse behoren. Hun ‘geschil’ gaat over het moment wanneer de laatsten, die afkomstig zijn uit Schotland, zich in het dorp vestigen. Het boek laat zien hoe de ‘anciens’ grenzen optrekken tussen de twee ‘categorieën’ van mensen: “De nieuwkomers doen moeite om hun situatie te verbeteren, en de gevestigden om die van hen te behouden. De eersten ergeren zich over de ondergeschikte plaats die ze krijgen en proberen in veel gevallen vooruit te geraken, terwijl de tweede categorie haar superioriteit in stand probeert te houden die de nieuwkomers lijken te bedreigen.”5 De established maken daarbij vooral gebruik van morele oordelen over de jongeren uit de groep van de outsiders: ze zijn wild, niet goed opgevoed, delinquent. Vooral het hoofdstuk over de jongeren is verhelderend, met de bekende verwijten en provocaties van beide kanten: “Wij zullen u verplichten aandacht voor ons te hebben: als het niet uit liefde is, dan zal het uit haat zijn.” 6 Het zijn dezelfde processen van ‘op afstand houden’ en rechtvaardigingen die we vandaag de dag nog kunnen horen. Toch is er sinds de jaren 1960 ook iets veranderd: de integratiemechanismen via arbeid waardoor jongeren zich konden opwerken, zijn geblokkeerd. De werkplaats was, in tegenstelling tot de plaats waar mensen leven (de buurt), altijd al een plaats “waar de verschillen tussen gelijken werden uitgevlakt”. Binnen een onderneming zorgden de gelijke arbeidsomstandigheden ervoor dat de vormen van uitsluiting die je in de buurten en de lokale verenigingen aantreft, uit de weg werden geruimd. Dat is vandaag de dag minder het geval: de 3 P. Bourdieu 1984, La jeunesse n’est qu’un mot, in: P. Bourdieu 1984, Questions de sociologie, Paris, Éditions de Minuit, 1984 (éd. 1992), pp. 143-154. 4 In het Nederlands: De gevestigden en de buitenstaanders (1976). 5 N. Elias, o.c., p. 240. 6 N. Elias, o.c., p. 240.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
99
nieuwkomers vinden niet makkelijk hun plaats op school, in de arbeidsmarkt en in het seksuele leven, terwijl de established verouderd zijn, aan het einde van hun loopbaan zijn gekomen, gepensioneerd zijn en soms gebroken hebben met hun naasten, waardoor ze alleen zijn. Het gevoel je plaats niet te vinden in de samenleving, dat door objectieve feiten wordt bevestigd, verscherpt de onvrede en verenigt paradoxaal genoeg de hoofdrolspelers in het conflict: ze delen elkaars verontwaardigde gevoel dat ze niet (of niet meer) meetellen in de ogen van ‘de wereld’. In de volksbuurten die in de projectvoorstellingen in deze publicatie vaak zowel de conflicthaarden zijn als de plaatsen waar initiatieven tot stand komen om de conflicten op te lossen, voelen bepaalde bevolkingsgroepen het zo aan dat ze veroordeeld zijn om daar te blijven. Ze voelen zich gevangen. Het niet hebben van werk en van de hoop om te kunnen werken, en het niet beschikken over financiële middelen versmallen de functionele ruimte, zoals ze ook het veld van de mogelijkheden beperken: “Het gebrek aan kapitaal maakt de ervaring van de beperking intenser: het bindt mensen aan een plek,” aldus nog eens Pierre Bourdieu.7 In zo’n context, waarin de beschikbare middelen zeldzaam zijn, gaat het zoeken naar een plek in de publieke ruimte in de buurt lijken op het zoeken naar een plaats in het maatschappelijke leven. Het gaat gepaard met het niet-erkennen van de legitimiteit van de andere, van wie men zich te allen prijze wil onderscheiden, maar het is onmogelijk om dezelfde ruimte en plaats te bezetten. Het gevoel ‘toegewezen’ te zijn aan een plaats wordt sterk aangevoeld door bepaalde bewoners van volkse buurten, vooral door jongeren en volwassenen, en vaak door de oudsten. Het gevoel geblokkeerd te zijn, opgesloten in de buurt, in je eentje of in netwerken van kameraden die je tegelijk wel en niet wil laten voor wat ze zijn, dezelfde vrees om buiten te komen (uit het eigen huis of de eigen buurt), alleen te zijn en ‘zich belachelijk te voelen’ maken dat de twee op elkaar lijken, los van hun soms uiteenlopende culturele afkomst. We mogen veronderstellen dat de spanningen tussen hen hun ontstaan vinden in een bijna identieke perceptie van hun traject – of dat traject al bijna gelopen is of nog moet beginnen maar toch al getrokken is –, in de moeilijkheid die erin bestaat dat je je eigen leven weerspiegeld ziet in het mislukte leven van de ander en in de wil die daaruit voortvloeit om die ander op een afstand te houden, om zeker niet op hem te lijken en hem uit te sluiten.8 De confrontatie aangaan betekent ook dat je ‘via’ de ander leeft. Zoals G. Simmel zei: de krachtigste conflicten spelen zich af tussen naasten. De jongeren en de ouderen die met elkaar in conflict zijn, zijn in zekere zin ‘de beste vijanden ter wereld’. Het mag duidelijk zijn: de intergenerationele conflicten, ook al hebben ze ontegensprekelijk een relationele dimensie, kunnen niet alleen op zichzelf worden verklaard. Om ze goed te begrijpen moeten 7 P. Bourdieu, Effets de lieu, in: P. Bourdieu, La Misère du monde, Paris, Seuil, 1993, p. 161. 8 C. Schaut 2000, La dimension spatiale des relations de quartier et les effets de la territorialisation des contrats de sécurité, in: L. Van Campenhoudt, Y. Cartuyvels, F. Digneffe, D. Kaminiski, P. Mary en A. Rea, Réponses à l’insécurité. Des discours aux pratiques, Bruxelles, Labor, pp. 21-44.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
100
we ze opnieuw plaatsen in de context waarin ze zijn ontstaan: dat is een context van sociaaleconomische achterstelling, van kwetsbaarheid op het vlak van identiteit en van een soms scherp zich terugtrekken en afstand nemen. 2. Instrumenten om de intergenerationele conflicten te milderen: openingen en aporieën De projectvoorstellingen in deze publicatie vertonen enkele rode draden en roepen tegelijk vragen op die vaak door de initiatiefnemers zelf aan de orde worden gesteld. De activiteiten die worden geschetst houden vaak verband met communicatie: ze ijveren om verbindingen te leggen en tot ontmoetingen te komen tussen de hoofdrolspelers in de conflicten. Communicatieactiviteiten zijn positief, maar de organisatoren ervan wijzen ook op risico’s: •
“Een intergenerationeel project opzetten alleen maar om op het intergenerationele te werken” moet je niet doen. “Je moet een gemeenschappelijk doel vinden om jongeren en oudere mensen rond een project te verenigen.”9 Dit citaat wijst op het belang van de introductie van een ‘derde factor’, zoals een activiteit: het aanleggen van een speelplein, een babbelbank, werken over het geheugen van een stad of buurt, de geschiedenis van de stad filmen, een cursus over het gebruik van de laptop enz.: het zijn stuk voor stuk activiteiten waardoor individuen samen iets doen en een concreet project tot een goed einde brengen. Die ‘derde factor’ kan ook een andere actor zijn: niet een van de hoofdrolspelers in het intergenerationele conflict, maar een actor die door zijn aanwezigheid dienstdoet als interface: dat is de rol van bemiddelaars. Het kan gaan om professionele bemiddelaars, die in een aantal projectvoorstellingen in deze publicatie figureren, maar ook om informele bemiddelaars van het dagelijkse leven: de natuurlijke leiders van een buurt, conciërges, bakkers, de buur die iedereen goedendag zegt... Dit is een heel wereldje dat bestaat uit een soort permanente onderhandelaars van het dagdagelijkse leven, die ver staan van beleidsacties en die men soms over het hoofd ziet. Het aanwenden van hun competenties en kennis kan nochtans vruchtbaar zijn.
•
Niet alleen de ‘bemiddelaars op het veld’ kunnen aanspraak maken op het lidmaatschap van de conflictdriehoek. Er zijn nog andere actoren, die in veel gevallen afwezig blijven in het verhaal en die nochtans soms iets te vertellen hebben: sociale verhuurders, gemeentelijke of regionale politici, ondernemers, leerkrachten... Op hen een beroep doen en hen aanspreken is een manier om het conflict niet af te zonderen als een lokale face-à-face en is een vorm van erkenning van wat zich dagelijks in buurten afspeelt.
9 Khalid El Addaoui, coördinator van het jeugdhuis D’Broej Peterbos in Anderlecht, project 13.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
101
•
Communiceren dus, maar waarover? De communicatie hoeft niet noodzakelijk te gaan over de conflicten zelf. Ook hier kan een ‘overgangsthema’ dienstdoen als derde factor. Zo ligt bijvoorbeeld de leefomgeving soms aan de oorsprong van spanningen tussen jongeren en oudere mensen. In bepaalde sociale woonwijken met een functionalistische architectuur draagt die architectuur bij tot het moeizame samenleven: hoeken en bochten, hindernissen, tussenruimtes met een onbepaalde bestemming: zijn ze privé of publiek, van wie zijn ze? De architectuur creëert ook ruimtes waar ‘de economie van de blik’ potentieel in onevenwicht is: te veel ‘blinde’ ruimtes waar men niets ziet, parkings, hoeken en achterafplekjes in gebouwen, de ruimte onder passerelles... Maar er zijn ook te veel ‘voyeurruimtes’, waar je niet anders kunt dan (binnen)kijken, zoals bij appartementen rond binnenplaatsen. In zulke wijken zijn er tegelijk te veel blikken – vaak blikken van mensen door wie men liever niet wordt gezien – en te weinig. Werken aan een betere leefomgeving met betrokkenheid van de bewoners betekent ook dat je een omgeving creëert die zich ertoe leent om de gemoederen te bedaren, ook al volstaat het wellicht niet.
Sommige projecten hebben als doel de jongeren door het organiseren van activiteiten weg te houden van de openbare ruimte. Zo vormt hun aanwezigheid niet langer een potentiële bron van conflicten met andere generaties. Zo maak je de jongeren in zekere zin ‘onzichtbaar’. Wellicht leidt dit soort activiteiten op korte termijn tot zichtbare resultaten: het is verankerd in de ideologie van de ‘situationele preventie’, die potentiële conflictsituaties wil voorkomen en tegengaan. Je kunt moeilijk ruzie maken met de ander als die ander er niet meer is... Als we op langere termijn denken en het macropolitieke substraat van intergenerationele conflicten ernstig nemen, dan zouden dergelijke activiteiten kunnen leiden tot een verdere ‘illegalisering’ van populaire sociale praktijken bij jongeren die erin bestaan dat ze in groep openbare ruimtes ‘bezetten’ en zich ophouden op straat en in allerlei hoeken en kanten. Dergelijke praktijken zijn sommige mensen een doorn in het oog, maar ze zijn niet a priori onwettelijk en gevaarlijk voor anderen. Er zijn uit de lectuur van de voorgestelde projecten nog andere constateringen te halen die vragen oproepen. In de publieke opinie worden intergenerationele conflicten vaak voorgesteld als dragers van een cultureel substraat: de conflicten spelen zich af tussen jongeren met een migratieachtergrond, vooral uit Maghreblanden, en oudere mensen van Belgisch-Europese afkomst. Toch bevat deze publicatie ook projecten rond conflicten tussen generaties uit een en dezelfde culturele gemeenschap. Dat is bijvoorbeeld het geval met de Lokerse T-Klub. Onze kleine historische omweg van hierboven heeft aangetoond dat de culturele grenzen die zogezegd de groepen ‘zij’ en ‘wij’ voor altijd vastleggen fluctueren en zelfs onbestaande zijn. Wat niet belet dat er conflicten zijn. Als die zich vandaag de dag méér voordoen tussen jongeren met een migratieachtergrond en oudere mensen van Belgische afkomst, dan is dat ook omdat deze twee ‘afkomsten’ oververtegenwoordigd zijn in de twee leeftijdscategorieën en omdat de jongeren van lage sociale afkomst (in veel gevallen betekent dit ook: met een migratieachtergrond) meer aanwezig zijn in de openbare ruimtes dan andere jongeren, die
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
102
meer mobiel zijn, actiever zijn dan hangjongeren en zich meer engageren in goed omkaderde jeugdactiviteiten die zich afspelen in privé- of semiprivéruimtes. Het is daarom van belang de intergenerationele conflicten te deculturaliseren. Een andere meer pragmatische maar net zo goed essentiële vaststelling komt bij diverse projecten naar voren: maatschappelijk werk dat verbindingen wil leggen moet je op de lange termijn zien en moet tijd krijgen: tijd om de diagnose te stellen, om iets op zetten, om tot actie over te gaan, te evalueren, te heroriënteren, te mislukken en te slagen. Het moet ook kunnen rekenen op netwerken van actoren en hulpverleners. Een laatste vaststelling die impliciet als een rode draad door de projecten loopt: de moeilijkheid bij het mobiliseren van mensen om te participeren aan activiteiten. Dit probleem doet zich voor bij alle activiteiten die berusten op participatie en is een uiting van een complexe situatie die moeilijk in enkele regels uit de doeken kan worden gedaan. Hoe kom je ze te boven? Drie actiemodaliteiten lijken me het overwegen waard. In de eerste plaats is het van belang soepel te denken over participatie en engagement: niet iedereen kan altijd en op elk moment aan alles meedoen. Sommige mensen doen dat op de lange termijn en bij projecten die nog moeten worden opgebouwd, anderen meer in de loop van een activiteit, voor een feest, voor een bepaalde periode. Je moet periodes en activiteiten inbouwen waarin variabiliteit en engagement kunnen samengaan. In de tweede plaats moet men ophouden met de obsessie van ‘de representativiteit van de deelnemers’. Om Mathieu Berger te parafraseren: de deelnemers hoeven geen representatief staal te zijn van de buurt die ze geacht worden te ‘vertegenwoordigen’. Je moet veeleer bedacht zijn op het aanspreken van capaciteiten van mensen en op het aanreiken van instrumenten waardoor ze in staat zijn meer en betere kennis op te doen van hun leefomgeving zoals ze is.10 Ten derde moet er ook nagedacht worden over de niet-participatie: waarom zijn sommigen er niet bij? Niet-participatie is niet alleen een daad van zich terugtrekken en onverschilligheid, ze kan ook het signaal zijn van iets anders: de vrees niet genoeg op de hoogte te zijn, de luciditeit die nodig is voor het spel dat men geacht wordt mee te spelen, protest, de hiërarchisering van wat op het spel staat... Ik besluit deze (beknopte) tekst met een (kleine) provocatie: en als de conflicten ook een positieve kant hadden? Als we nu eens probeerden te ontsnappen uit een irenische lectuur van de maatschappij, de mythe van een samenleving die in vrede leeft, harmonieus is, geen scherpe kantjes vertoont? Is zo’n samenleving eigenlijk wenselijk? Waarom zijn we er vandaag de dag misschien banger voor dan vroeger? Wat zegt deze angst over ons, die het conflict vrezen? G. Simmel omschreef het conflict als het tegendeel van afwijzing en onverschilligheid. Het wijst volgens hem op een relatie, het tegendeel van wat het conflict veroorzaakt (haat, angst). Maar om een positieve kant te hebben moet het goed worden geëxpliciteerd. Ik hoop dat ik daartoe heb bijgedragen. 10 M. Berger 2008, Bruxelles à l’épreuve de la participation. Les contrats de quartier en exercices, RBC, Bruxelles.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
103
2.2.
“Gij zult U gedragen!”
Publieke ruimte: morele disciplinering of democratische hefboom?
Pascal Debruyne, wetenschappelijk medewerker, Vakgroep Conflict- en Ontwikkelingsstudies, Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen, Universiteit Gent Inleiding Er is iets vreemds met de publieke ruimte. De manier waarop we er als samenleving naar kijken en mee omgaan zit geprangd tussen tussen ‘tremendum et fascinans’ (angst en fascinatie) (Zie ook: Simmel, 1990 & Benjamin, 1972).
Veel van de projecten die hier beschreven zijn dragen dit
spanningsveld in zich, zowel in de ‘probleemsituaties’ waarop ze willen ingrijpen, als in de concretisering van interventies in de publieke ruimte. Die paradoxale gevoelens sluiten aan bij het heersende discours over de stad ‘an sich’, waarbij het stedelijke ‘onbekende’ en ‘vreemde’ zowel angst oproepen als ruimte voor experiment en vernieuwing. De context waarbij steden mikken op een meer koopkrachtig publiek van tweeverdienders, op citymarketing en op culturele eventconsumenten speelt daarin ook een belangrijke rol. Hiervoor dienen de steden ontdaan te worden van mogelijke fricties en groezeligheid, en moet de stad vooral ruimte bieden voor ontplooiing en gezelligheid. “Van klacht naar kracht” en “van kanker naar anker” heet dat in de taal van het stedenbeleid. Er zijn de laatste jaren weinig maatschappelijke thema’s die ons zo beroeren als ‘de stedelijke publieke ruimte’. De perceptie ten aanzien van de publieke ruimte is paradoxaal genoeg tweeledig: enerzijds helt het politieke debat steeds meer over naar de pool van angst (tremendum) en negatieve discours over de teloorgang van de publieke ruimte. Denk maar aan het debat over een samenscholingsverbod, over camera’s die alles moeten registreren, over meer blauw op straat tot “outreachend jeugdwerk”, over overlast en het sluiten van speelplaatsen en het instellen van een avondklok, tot hét debat bij uitstek over de Gemeentelijk Administratieve Sancties die als hefboom moeten dienen om jongeren als “loslopend wild” wat opvoeding en regels bij te brengen en GASambtenaren als hoeders van de goede moraal.
Anderzijds is het publieke beeld dat wordt
opgehangen van de stad een plek vol mogelijkheden. Je moet je ‘thuis voelen in de stad’. Meer toegespitst op kinderen, moet de stad terug kindvriendelijk worden, maar vooral voor de vriendelijke - lees, ‘middenklasse-genormeerde’ - kinderen die voldoen aan het publieke (burgerlijke) ideaal. De publieke ruimte wordt op die manier sterk genormeerd om kinderen en jongeren die niet voldoen aan de norm bij te sturen of te weren uit de arena. De publieke ruimte, die om haar naam waardig te zijn ‘ruimte moet bieden’, zit overvol regels. Deze set van regels bepaalt, afhankelijk van gebruikers van de publieke ruimte en het politiek-ideologisch
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
104
bestuur dat aan de macht is, wat “mag” en “niet mag”, wie er toegang krijgt en wie die ontzegd wordt. De publieke ruimte, of we dat nu graag willen of niet, is een ruimte die bezet is door mensen, waarin specifieke sociale relaties zich verknopen, en dus willens nillens is het ook een plaats van macht. Het is onvermijdelijk daarmee om te gaan. Het gangbare antwoord op fricties en conflicten in die publieke ruimte is het herstellen van ‘gemeenschap’. Echter, in een superdiverse stad die onontkoombaar gekenmerkt wordt door eerder onpersoonlijke relaties en een onvermijdelijke diversiteit in eisen, wensen en belangen, is het herstellen van dichte relaties en harmonieuze ‘gemeenschap’ (Gemeinschaft) die die conflicten kan overstijgen onmogelijk; en ergens zelf democratisch onwenselijk. De stad brengt een deel frictie met zich mee (Hajer & Reijndorp, 2001). We hebben nood aan jeugdwerk dat conflicten in de publieke ruimte niet wegduwt, maar die opneemt, dat generationele grenzen en wensen erkent, maar die kanaliseert in een democratische burgerschapspraktijk. Op die manier is de publieke ruimte een forum waar we met complexe veranderingen omgaan, en die ervaarbaar maken (Hajer, 2009: 170). Daarover gaat de rest van deze bijdrage, waar we aankoppelen met de voorbeelden uit het dagdagelijkse jeugdwerk. De publieke ruimte als frictieloze plaats Het hoge woord is er uit: “macht”. Het lijkt iets waarvoor we terugdeinzen. Want waar macht is, is er machtsgebruik en soms ook machtsmisbruik,... althans in het populair imaginair. Toenemend is ons denken en handelen- of dat nu wijkcomités zijn of jongerenorganisaties, of het beleid zelf- bezet door het zich afkeren van “macht”, en dus ook van mogelijke fricties en conflicten. Van conflict komt niks goeds, zo lijkt het. Dat is ook merkbaar in de manier waarop het beleid naar de publieke ruimte kijkt. De blik lijkt sterk vertroebeld door “sociale cohesie”. Sociale cohesie, dat wil zeggen dat beleidsmakers en academici of studiecentra/consultants, die deze analyses doen circuleren en dus normaliseren, de analyse maken dat het sociaal weefsel is aangetast. En op de een of andere manier moet het sociaal weefsel terug samengeweven worden. Sociale cohesie of het vervlechten van dichte sociale relaties vormt hét antwoord bij uitstek om het sociaal weefsel te herstellen. Een goede samenleving is een harmonieuze samenleving, een goede stad(swijk) is een stad(swijk) die ruimte biedt voor “Gemeinschaft”. Veel ruimte worden architecturaal ingericht als zogenaamde ‘zero friction’ ruimtes (Hajer and Reijndorp, 2011). Het harmonieuze denken zit trouwens ook ingebakken in het academische denken over de publieke ruimte. Analyses over de publieke ruimte zijn sterk beïnvloed door het denken van de filosoof Jürgen Habermas, die inzet op ‘de machtsvrije dialoog’. We moeten op een rationele neutrale positie gaan staan, onze eigen belangen overstijgend en naar elkaar toe groeien in consensus via zogenaamde ‘deliberatieve democratie’. Doorheen deliberatieve democratie en communicatief handelen komen we tot collectieve wilsformatie (Habermas, 1989). Daaruit vloeit dan vaak de sterkbetwiste ‘contacthypothese’, die stelt dat mensen die elkaar ontmoeten bijdragen tot een steviger
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
105
lokaal sociaal weefsel. Nancy Fraser (1990) stelt dat een dergelijke liberaal-burgerlijke conceptualisering van de publieke sfeer geenszins voldoet aan de reeël bestaande democratie en dito-machtsverhoudingen in de laat-kapitalistische samenleving, waar gelijke toegang en sociale gelijkheid afwezig zijn, en dus ook steeds moeten worden afgedwongen (Fraser, 1990). ‘Ont-moeten’ versus ontmoeten In de praktijk stokt die harmonieuze dynamiek veelal. Kijken we maar naar het grote aantal berichten over onveiligheid, overlast, onverdraagzaamheid en een reeks van conflicten in de publieke ruimte. Logisch ook, want de ‘Gemeinschaft’ waarvan men droomt en wil herstellen- hoe begrijpelijk dat ook is vanuit het verlangen naar begrijpbaarheid en overzichtelijkheid- is in de feiten ingehaald door een ‘Gesellschaft’; een anomiemere en meer afstandelijke samenleving waar sociale verknoping niet meer gebaseerd zijn op plicht en ‘moeten’. Zoals wijlen Dr. Koen Raes dat stelde: we leven in een samenleving van het ‘ONT-moeten’. En dat ‘ont-moeten’ brengt een deel frictie met zich mee. En toch, dat bewustzijn -en nog minder de aanvaarding ervan- lijkt allerminst vanzelfsprekend. Lokale besturen tonen hun daadkracht, gedwongen door mondige burgers of buurtcomités –en natuurlijk ook consumenten die rustig hun koopkracht de vrije loop willen laten-, met een batterij veiligheids- en preventiemiddelen om die conflicten in te dijken. Daarin is er ook steeds meer verbreding in de actoren die hoeders en handhavers zijn van die publieke ruimte, van interventionistische ‘outreachende’ jeugdwerkers, tot bemoeizuchtige buurtwerkers, stadswachten en sociaal-controlerende buurt-informatie-netwerken, om maar niet te spreken van de toename in private bewakingsfirma’s. Dit lijkt echter een vicieuze cirkel waar niemand echt uitgeraakt en frustraties zich opstapelen. Meer zelfs, meestal zijn die groepen aan de onderkant van de ladder diegenen die de klappen vangen in de pikorde van frustraties. En die conflicten komen op scherp te staan tegen de achtergrond van een stedelijke samenleving waar de grenzen van behoren steeds meer ruimtelijke demarcaties kennen tussen “have’s” en “have not’s”. De ironie is dat waar men ‘het publieke’ wil handhaven, men net de stedelijke ‘publieke sfeer’ gestaag verstikt (Sennet, 1977). Zo komen jongeren in de stad steeds sterker onder druk te staan in die publieke ruimte. Deze druk die vooral bepaald is door macro-structurele factoren, neemt niet af door enkel in te grijpen op microniveau en symptomen aan te pakken. Kinderen en ouderen samenbrengen met een positieve insteek, zoals in het project van “tuupe tegoare” van vzw Jong in Ledeberg en “genoeg met de vooroordelen, allen aan tafel” in de Etangs Noir buurt in Molenbeek (van DBROEJ) zijn zeker waardevol en een meerwaarde voor oud en jong, maar lossen de structurele achterstelling niet op, die leidt tot collectieve frustraties die condenseren in de publieke ruimte. Hiervoor is immers een beleidsreflex nodig die de verantwoordelijkheid niet zomaar legt bij de mensen in kwetsbare posities.
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
106
Onvermijdelijkheid van dissensus Zeker wanneer er intergenerationele conflicten opspelen, lopen de gemoederen hoog op. En dat is ergens te begrijpen omdat het gaat om twee symbolisch gekoesterde groepen, die niet meteen zichzelf kunnen verdedigen: kinderen en ouderen. Zoals de dichter Lucebert ons al zei: “Alles van waarde is weerloos.”, en moet als dusdanig dus verdedigd worden. Maar wie er als ‘weerloos’ wordt aanzien, bepaalt ook grotendeels de winnaars en verliezers in conflicten. Kijken we maar naar de talrijke voorbeelden van de speeltuinen die worden gesloten na klachten van buurtbewoners, of pleinen die worden afgesloten met een avondkloksysteem na conflicten tussen bewoners en jongeren en kinderen. Precies deze conflicten lijken geprangd tussen twee tegenovergestelde ‘rationele’ standpunten: “het recht op spelen” versus “het recht op rust”. Tegelijk zien we dat de opdeling tussen jong en oud in die optiek te beperkend is, het gaat om veel complexere en diverse spanningsvelden zoals verschillen in sociaal-economische status, etnischculturele achtergrond of demografische kenmerken (De Visscher e.a., 2012). De reductie tot enkel een generatieconflict draagt het risico in zich dat andere meer stringente breuklijnen naar de achtergrond verschuiven. Projecten die enkel dit beogen blijven dan dikwijls hangen in plezante koffienamiddagen die ver weg blijven van die spanningsvelden. Een interessantere insteek is de diverse groepen samenbrengen rond een bepaald thema dat net op die spanningsvelden zit zoals bv. Het kamp van jongeren uit de jeugdwerking van de Foyer in Brussel. Brusselse jongeren met een migratieachtergrond komen terecht in een rusthuis met overwegend Vlaamse senioren, wat kansen biedt tot het openbreken van achterliggende verhoudingen en spanningen. Een ander voorbeeld is de spanning tussen kinderen en jongeren en andere bewoners van de Bernadettewijk in Gent. Jongeren werden vooral aanzien als overlast. Er diende iets te gebeuren met de vernieling van een oud en gekraakt schoolgebouw op de wijk. Door acties op te zetten en groepen samen te brengen kon het volledige verhaal in kaart gebracht worden en, kwamen langzaam ook de noden van de jongeren in beeld. Buurtbewoners, ouders, buurtwerkers, jeugdwerkers en jongeren gingen samen ijveren voor een deftige plek op de wijk voor jongeren. Er kwam een gedeeld perspectief rond de toestand van de wijk. Vanuit deze beweging werd ook het beleid geresponsabiliseerd om actie te ondernemen rond de infrastructuur voor jongeren op de wijk en ruimer naar de ondersteuning van het aanbod voor jongeren op de wijk. Het rationele rechtendiscours, en dito praktijk alleen maar te streven naar ‘consensus’, lijkt hiernaast meer een symbolische dwangbuis die leidt tot meer ongenoegen en onbegrip dan tot maatschappelijke oplossingen. Het is duidelijk dat conflicten vaak culmineren, eerder dan dat ze een oplossing kennen. Er zijn immers ‘onzichtbare’ verliezers die kwaad en onmachtig achterblijven. Vaak kennen ze de taal en communicatiemiddelen niet van de bekleders van macht. Het project van
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
107
‘Yalla Yalla’ is een goed voorbeeld waarbij nieuwe vormen van communicatie in de publieke ruimte worden gezocht. Jongeren die omschreven worden als maatschappelijk kwetsbaar, vaak met een ‘overlast’-stigma, gaan zelf hun verhaal kanaliseren via humor met een boodschap. Ze eisen de ruimte op om die boodschap te verkondigen en gaan de confrontatie met de ‘gemeen-plaats’ aan. Dit soort projecten lost de fundamentele spanningsvelden natuurlijk niet op. Maar, het zijn eerder projecten die toelaten om zaken te benoemen en collectieven te bouwen die zelf een stuk macht verwerven zodat ze kunnen wegen op het publieke discours. Op die manier komt ook de potentie die de pubieke ruimte in zich draagt duidelijker naar voor. Is het geen tijd om ons denken om te buigen? Zijn conflicten – en dus ‘dissensus’- niet meer dan enkel “problematisch”? Zijn spanningen en ideologische onenigheid tussen groepen niet opportuniteiten om verbindend te werken? En, zijn concrete projecten die deze intergenerationele ‘recht versus recht’ overstijgen, geen praktische antwoorden die maatschappelijk vruchtbaar zijn? De verschillende projecten bevinden zich precies op die spanningslijn. In een samenleving die niet alleen meer gekenmerkt wordt door ‘diversiteit’, maar steeds meer door een complexere situatie van ‘superdiversiteit’, is de zoektocht naar een andere benadering in denken en handelen noodzakelijk en toenemend onontkoombaar. We hebben nood aan een burgerschapsdiscours dat voorbij de strakke symbolische grenzen van specifieke generaties gaat, en conflict en dissensus opneemt als de kern van de democratische praktijk die zich ontvouwt vanuit de alledaagse plaatsen in onze steden. Burgerschapspraktijken vanuit het alledaagse Het sterke punt van verbindend werken doorheen de sfeer van het alledaagse komt mooi naar voor bij veel projecten. Daaruit blijkt de sterkte van het samenbrengen van mensen rond een sterk verhaal of een sterk thema. Hierin is het vooral belangrijk aansluiting te vinden bij de groepen mensen waarvoor je werkt. Zoals de buurtwerker die de wijk in zijn vezels draagt, die betrokken is en geëngageerd, die ook opkomt voor de belangen van de mensen waarmee hij samenwerkt. Dit samen dingen doen is een constante in projecten die door alle deelnemers als zeer zinvol ervaren worden. Er moet ook een productzijde zijn, mensen dienen iets actiefs te doen, te maken, te creëren. Het handelen als de basis voor een democratische praktijk. Het sluit erg goed aan op het erkennen van de diversiteit van belangen, wensen en verlangens, in plaats van die in te dijken. Het is vaak in het durven aangaan van deze discussies zoals in het project van de hotelschool dat werkt rond problemen tussen jong en oud op de bus, en die hierover tussen beide groepen een debat organiseerde, dat er echte ontmoeting mogelijk is. Afhankelijk van de groep, is het ook belangrijk om duidelijk zichtbare resultaten te boeken die iets ‘nieuws’ meebrengen. Een bijzonder product neerzetten waar deelnemers zichzelf overstijgen zorgt voor extra groeikansen (cfr. Hiphop project ‘Les enfants de nouveau Gand’, babbelbank, film, enz.). Het geeft ook een waarde mee aan het project. Het maakt van projecten meer dan bezigheidstherapie voor mensen, maar concrete
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
108
burgerschapspraktijken vanuit het alledaagse. De resultaten blijven ook niet verborgen achter de muren van organisaties, maar worden in een grotere arena gebracht en dienen aldus ook een symbolische functie van veruitwendiging en zich inschrijven in het grotere collectief. Dit geeft met andere woorden ook stem naar en betekenis in de gemeenschap. Toch is het niet voldoende om te blijven steken in persoonlijke meerwaarde en het vervullen van individuele behoeften bij iedereen. Dat laat immers twee zaken buiten beeld: (1) de interactie met de ruimere maatschappelijke context die fundamenteel ongelijk is voor ieder individu en (2) de relaties van afhankelijkheid en interdependentie ten aanzien van elkaar. Er is dus nood aan maatschappelijke actie die structureel ingrijpt waar nodig en ingrijpt in de bestaande machtsverhoudingen. Veel van de projecten zijn, ondanks hun meerwaarde op microniveau, niet altijd in staat om structurele verandering te initiëren. Dwergen op de schouders van reuzen Projectmodules zijn dus niet afdoend. Geslaagde projecten zijn niks meer of minder dan ‘dwergen op de schouders van reuzen’. Daarmee willen we aangeven, dat veel projecten enkel tot succesvolle nieuwe uitkomsten komen doordat ze verbonden zijn aan structureel ingebedde werkingen en stevige netwerken: werken op basis van extra kracht die kan geleverd worden vanuit een bestaand basisaanbod. Dit vraagt energie, investering en draagkracht, maar draagt ook bij aan de kwaliteit van projecten. Dit gaat zowel over logistieke zaken als ruimte en werkingsmiddelen, maar ook en vooral over ervaring in het begeleiden van processen, in het werken met diverse mensen en in het groepsdynamische proces. Als we processen opzetten in een superdiverse samenleving, zonder concrete kennis en wetenschap over de uitkomsten, dan vraagt dat kennis in de omgang met jongeren, ervaring met de dagdagelijkse leefwereld waarin ze vertoeven, en vertrouwen met de alledaagse ervaringen die hen maken tot wie ze zijn. Het basisaanbod bestaat bij gratie van beleidskeuzes die kiezen om in te zetten op zones waar maatschappelijke spanningsvelden zichtbaar worden. Het betekent ook een sterke beleidsmatige investering in een middenveld dat deze basis kan leggen om telkens opnieuw te zoeken naar aansluiting bij bredere structureren en maatschappelijke noden. Deze keuze voor solidariteit met kwetsbare groepen die tussen de mazen van de maatschappelijke vangnetten vallen, is dus eveneens een belangrijke voorwaarde om projecten van onderuit te laten slagen. Besluit Het verlangen naar een stedelijke samenleving die harmonieus functioneert en een frictieloze publieke ruimte, is niks meer dan een mythe. Al is de drijfveer en het verlangen naar harmonie te
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
109
begrijpen, toch kan een superdiverse stad niet meer op leest van een ‘Gemeinschaft’ geschoeid worden. We zullen willens nillens op zoek moeten naar burgerschapspraktijken die vanuit de alledaagse leefwereld en de publieke ruimtes van de stad, die we toenemend gedwongen met elkaar delen, antwoorden formuleren op reeël bestaande conflicten die zich voordoen (‘Forced Propinquity’- zie: Amin, 2002; Massey, 2004). Die publieke ruimtes kunnen aanleiding geven om vanuit
alle daags e
c onf r ont atie s,
‘dif f er entie’
te
over s tijgen
(A min,
20 02).
Die
burgerschapspraktijken zetten vanuit het concrete alledaagse handelen nieuwe regels of conventies uit hoe met elkaar om te gaan, en elkaar terug te “ont-moeten” zonder verschillen noodzakelijk op te heffen. Zoals Micha de Winter stelt (2002: 16): wie jeugdigen wil inburgeren moet voorwaarden scheppen voor sociale verbondenheid, en zorgen voor een sociale infrastructuur waarin jongeren zich welkom en gewaardeerd voelen. Op die manier functioneert de publieke ruimte ook als een emergente plaats waar democratisch conflict kan plaatsvinden, waarbij jongeren als competente burgers worden gezien, en waaruit nieuwe sociale relaties kunnen groeien. Daarom zijn deze concrete ‘intergenerationele projecten’, tijd-ruimtelijke micro-hefbomen om aan die democratische burgerschapspraktijk te bouwen. Deze micro-interventies zijn mogelijkheidsvoorwaarden voor een onpersoonlijke, procedurele conflictsbemiddeling in de publieke ruimte (Raes, 1995). Misschien dat ze bijdragen om de weegschaal terug te doen overhellen van tremendum naar een stukje fascinatie voor het alledaagse leven in de stad. Ons rest de uitleidende vraag welke ruimtes en actoren in een marktsamenleving zich toenemend onttrekken aan die democratische bezorgdheid, en welke nieuwe conflicten dat geeft? We lijken vaak zo bezorgd om fricties die zich voordoen tussen diverse groepen en de publieke ruimte en dito ‘res publica’ onder druk zetten, dat we nogal vlug andere actoren als projectontwikkelaars en stadsbedrijven vergeten die de publieke ruimte en alledaagse democratie toenemend koloniseren met private waarden die het unieke karakter van de publieke ruimte op de helling zetten. Bibliografie •
Arendt, H. (1998), The Human Condition. Chicago: University of Chicago Press.
•
Benjamin, W., (1972), ‘Die Wiederkehr des Flaneurs’ in Gesammelte Schriften, III. Frankfurt.
•
De Visscher, S., Reynaert, D., Bouverne-De Bie, M. (2012) Kinderrechten als referentiekader voor ‘kindvriendelijkheid’: opvattingen en discussies. TJK, 2012/1, 13e jaargang, pp. 40 - 52. Fraser, N. (1990), Rethinking the Public Sphere: A Contribution to the Critique of Actually Existing Democracy, Social Text, No. 25/26 (1990), pp. 56-80
•
De Winter, M., (2002), Over last van jongeren en de lusten van een buurtpedagogische aanpak
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
110
(januari 2002), op: http://www.adviesorgaanrmo.nl/Publicaties/Essays/Over_last_van_jongeren_ en_de_lusten_van een_buurtpedagogische_aanpak_januari_2002 •
Habermas, J., (1989), The Structural Transformation of the Public Sphere: An Inquiry into a Category of Bourgeois Society, tr. Thomas Burger with Frederick Lawrence (Cambridge MA: The M. I. T. Press, 1989).
•
Hajer, M. and Reijndorp (2001), In search of new public domain: analysis and strategy, NaI Publishers.
•
Low, S. & Smith, N., (2006) The Politics of Public Space. Routledge. New York - London.
•
Massey, D., (2004). Geographies of responsibility. Geografiska Annaler: Series B, Human Geography, 86(1), pp. 5–18
•
Raes, K, (1995), Citizenship, Public Culture and Insecurity. A Plea for the Revaluation of Public Space, Ethical Perspectives 2, (3), Pp. 199-219.
•
Simmel ,G., (1990) Brug en deur. Filosofische essays (J.M.M. DE VALK, ed.). Kampen, 1990;
Koning Boudewijnstichting SAMENLEVINGSPROBLEMEN IN ONZE BUURTEN
111
www.kbs-frb.be
De Koning Boudewijnstichting is een onafhankelijke en pluralistische stichting die actief is in België en op Europees en internationaal niveau. We willen de maatschappij ten goede veranderen en investeren daarom in inspirerende projecten of individuen. Meer info over onze projecten, evenementen en publicaties vindt u
In 2012 steunden we 1.700 organisaties en individuen voor een totaal
op www.kbs-frb.be.
bedrag van 22 miljoen euro. 1.730 personen in onafhankelijke jury’s, werkgroepen en begeleidingscomités stelden vrijwillig hun expertise ter
Een e-news houdt u op de hoogte.
beschikking. De Stichting organiseert ook debatten over belangrijke
Met vragen kunt u terecht op
maatschappelijke thema’s, deelt onderzoeksresultaten via (gratis) publi
[email protected] of 070-233 728.
caties, gaat partnerschappen aan en stimuleert filantropie ‘via’ en niet ‘voor’ de Koning Boudewijnstichting.
Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21, B-1000 Brussel 02-511 18 40,
De Stichting werd opgericht in 1976, toen Koning Boudewijn 25 jaar koning was.
fax 02-511 52 21 Giften op onze rekening IBAN: BE10 0000 0000 0404
Dank aan de Nationale Loterij en aan alle schenkers voor hun gewaardeerde steun.
BIC: BPOTBEB1 zijn fiscaal aftrekbaar vanaf 40 euro.
Volg ons op:
pub n° 3179
Samenlevingsproblemen in onze buurten
Volg ons op:
www.kbs-frb.be