Irma Smegen Marleen Vente
Speel je mee in Li La Land? Onderzoeken en ontwerpen met jonge kinderen
Via poppenspel belanden kinderen in een fantasievol avontuur waarna ze zelf iets gaan ontwerpen of op onderzoek uitgaan. Ze spelen samen met Slang in de pindakaasfabriek, ontwikkelen een takelconstructie om Vogel in een boom te hijsen en bouwen met Uil een raket om de ruimte in te schieten. Kinderen verkennen zo hun mogelijkheden en breiden deze spelenderwijs uit.
Speel je mee in Li La Land? biedt creatieve uitdagingen op het gebied van • wetenschap & technologie • rekenen & taal • natuur & milieu • kunst & cultuur en verbindt op een vanzelfsprekende manier alle leer- en ontwikkelgebieden met elkaar; wij denken in Li La Land graag búíten de (school)vakken.
Speel je mee in Li La Land?
Inspiratie voor onderwijs en kinderdagverblijven met: • 50 thematische activiteiten voor kinderen van 3 tot 8 jaar, • gratis aanvullend materiaal op www.lilaland.nl
Speel je mee in Li La Land?
Kinderen hebben van nature een onderzoekende houding. Ze willen de wereld om zich heen verkennen en leren begrijpen. Speel je mee in Li La Land? stimuleert die behoefte om te ontdekken met 50 verrassende activiteiten.
Irma Smegen & Marleen Vente
©2015, Irma Smegen en Li La Land BV
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijk toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl.
Speel je mee in Li La Land? Onderzoeken en ontwerpen met jonge kinderen
NUR 100, 190
ISBN 978-3-16-148410-0 Eerste druk 2015
Eindredactie: Omslagfoto voor: Omslagfoto achter: Fotografie binnenwerk:
Marita Weener, www.redactiebureaumaritaweener.nl Rianne Hofma, Vensterschool in Noordwolde Rosanne Dubbeld, De Egelantier in Soest, www.rosannedubbeld.nl Li La Land BV in samenwerking met diverse scholen in Nederland en Caribisch Nederland Illustraties: Li La Land BV Ontwerp vormgeving: Pieter Bruin en Ton Verhulst Realisatie vormgeving: Sabrina Wakker, www.wakkerdesign.nl Uitgever: Sabine Kokee, www.leuker.nu Druk: Maak je eigen onderwijsboek, www.maakjeeigenonderwijsboek.nl
Irma Smegen & Marleen Vente
Inhoudsopgave Speel je mee?
Inhoudsopgave Voorwoord
Inleiding 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11 2
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
3 3.1 3.2
3.3 3.4 3.5
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
4
Ontwikkeling en leren van jonge kinderen stimuleren Spel- en motorische ontwikkeling Zintuiglijke ontwikkeling Taalontwikkeling Cognitieve ontwikkeling Kunstzinnige ontwikkeling Rekenen en wiskundige ontwikkeling Sociaal-emotionele ontwikkeling en zelfredzaamheid In verbinding met de kinderen blijven en het belang van observeren Wanneer de ontwikkeling achterblijft Ontwikkelingsvoorsprong Rijke leeromgeving
Van ‘oh’ en ‘hè?’ naar ‘aha’ en ‘tadá!’ Onderzoeken en ontwerpen en de kracht van verwondering Onderzoekend en Ontwerpend Leren met STEAM Opbrengsten Onderzoeken en ontwerpen stimuleren, reflecteren en goede vragen stellen Niet elke ontdekkingsreis duurt even lang en het belang van pauze Waarom elk kind tot andere uitkomsten mag komen
Opgroeien in deze 21ste eeuw Meebewegen 21st Century Skills Samenwerken Probleemoplossend vermogen Mediawijsheid Creativiteit Kritisch denken Communiceren Sociale en culturele vaardigheden Over geluk gesproken Duurzaamheid Motivatie: van spelende Li La Lander tot ontdekkende wereldburger Speel je mee in Li La Land? Handleiding Poppenspel Kennismaking met de bewoners van Li La land Woordenschat Toelichting Vrije Li La Land-speeltijd en herhaling Onderbouwd en thematisch
004
006
008
010 010 012 012 013 013 014 014 014 015 016 017 018 018 021 022 024 025
026 026 027
1 2
3 4 5 6 7 8 9
50 Activiteiten Speel je mee in Li La Land? Als ik naar de maan kan
040
Botenbouwers
046
Beter dan ranja
043
033 033 034 038 039 039 039
28 Museum van gevonden voorwerpen
109 112
Circusspin
048
29 Om in te lijsten
114
Dorstige bloemen
053
31 Oogcontact
118
De juiste snaar raken Drakendansers Een emmer vol
Fladderende vlinders
10 Goochelei
11 Hartverwarmende brief
12 Het verdwenen ijspaleis 13 Ik loop en luister
050
055
057
059
061
064 067
070
14 In geuren en kleuren
073
16 Kleurendans in een lichtdecor
078
18 Kunstijs
084
15 Kleihard rekenen 17 Kunstfeest
19 Kunstmeter
075 081
125
36 Schaduw vangen
131
35 Reggaerozijnen 37 Scheve torens
128
134
38 Schimmen spelen
137
40 Snel en ver lanceren
142
39 Schipper mag ik overvaren? 41 Spetterend vuurwerkspektakel
140
144
45 Vliegensvlug in beeld
099 106
de regendans
44 Veilig oversteken
152
46 Vogels verwennen
157
154
47 Waterconcert
160
49 Zonneluchtballonnen
164
48 Zingen met zand
50 Zwaarder dan water?
Bijlage: Overzicht van thema's, ontwikkel- en vakgebieden Bronnen
122
093
101
Over de bedenkers
34 Pindakaasfabriek
33 Pannenkoeken, beregoed!
149
24 Luchtzakken
Nawoord
120
43 Stenen met een schapenvacht
096
26 Mijn Atomium
32 Op reis zonder te kijken
087
22 Lichtletters en voelvormen 23 Lievelingsplek
116
146
20 Lampionnen van bomendromen 090 21 Letterliedjes met toeters
30 Onderweg naar huis
42 Stampstokken, slagwerk en
25 Mandala’s maken met materialen 103 030 031 031
27 Mondriaan rijst de pan uit
162
167
169
171
172
178
5
Voorwoord Peuters en kleuters zijn speelse kunstenaars, creatieve makers en onbevangen onderzoekers in de dop! Dit boek laat dat zien. Het bestaat uit vijftig gevarieerde activiteiten voor gebruik in peuterspeelzalen, kinderopvang en in de jongste groepen van de basisschool.
Irma en Marleen laten het onderzoeken & ontwerpen steeds beginnen met poppenspel. De kinderen kunnen zich aan de Li La Land-poppen hechten en de poppen zorgen voor vertrouwen en veiligheid. Met hun vragen stimuleren de poppen de kinderen vervolgens om te gaan ontdekken met alle zintuigen. De poppen hebben problemen en wensen en ze vragen de peuters en kleuters om mee te helpen met het vinden van oplossingen. Zo activeren ze de rijke verbeeldingskracht van jonge kinderen. Via dit creatieve proces construeren kinderen stap voor stap hun eigen kennis en ontstaan er unieke, vaak kunstzinnige producten en oplossingen. In eenvoudige bewoordingen worden de onderzoekende en ontwerpende activiteiten uitgelegd. Als je de activiteit doorneemt, zie je het voor je. Vaak is een minuut of twintig al voldoende voor een eerste ontdekkingstocht. Daarmee is de stap om met de kinderen te gaan onderzoeken en te ontwerpen voor de leerkrachten en begeleiders klein.
Dit boek nodigt daartoe uit en maakt het voor elke leerkracht en begeleider mogelijk om onderzoekend en ontwerpend aan de slag te gaan. Het boek voegt echt iets toe aan de bestaande boeken, vooral omdat Irma op praktische wijze laat zien hoe je concreet in de groep aan de slag kunt met deze nieuwe didactiek. Het boek is in mijn ogen ook uniek voor het Nederlandse taalgebied doordat Irma en Marleen onderzoekend en ontwerpend leren in het technische en natuurdomein benaderen vanuit verhalen, poppenspel en kunst. Leerkrachten, begeleiders en andere lezers, ik hoop dat jullie net als ik vallen voor dit boek en wens jullie een mooie ontdekkingsreis toe. Remke Klapwijk
Onderzoeker en onderwijsinnovator, TU Delft, Vakgroep Science Education and Communication & Wetenschapsknooppunt Zuid-Holland
Ondanks de eenvoud zijn de activiteiten in zichzelf rijk. Het begin roept een vervolg op. Ik ben zelf aan de slag gegaan met het maken van patronen door knikkers – die even door de verf waren gehaald – te laten rollen. Het smaakt direct naar meer. Kan dit ook met grote voetballen? En hoe rolt een knikker eigenlijk? Kan ik ’m anders laten rollen en welk patroon krijg ik dan? En iedere uitkomst – ieder kind – is uniek.
De aanpak in dit boek is multidisciplinair: allerlei vakken zoals taal, natuur, mens en wereld, poppenspel, kunst en aardrijkskunde worden soepel gecombineerd. Er zijn geen schotten tussen de disciplines. Dit is een ontwikkeling die ook gaande is in de wetenschap. Ook ontwerpers en probleemoplossers werken vrijwel altijd multidisciplinair en dit is naar mijn idee dé manier om te komen tot creatieve ontwerpen en vernieuwende inzichten. Kinderen ontwikkelen zo al heel jong problemen oplossen, creatief denken en andere 21e-eeuwse vaardigheden.
Wist u dat recent onderzoek laat zien dat kleuters de meest creatieve torenbouwers zijn van de wereld? Wereldwijd zijn in allerlei landen teams gevraagd om met beperkte middelen – een aantal spaghettistaven, wat touw en plakband – een zo hoog mogelijke toren te bouwen. Boven op de toren moest een marshmallow komen te staan. Kleuters behalen gemiddeld een hoger bouwresultaat dan volwassenen.1 De reden? Waarschijnlijk komt het doordat ze onbevangen aan de slag gaan, lol hebben, niet willen winnen en veel meer dan volwassenen werken in korte, iteratieve rondes – steeds het plan bijstellen en opnieuw proberen. Natuurlijk zullen peuters en kleuters lang niet altijd met iets komen dat nog niet eerder is bedacht, dat is ook niet nodig. De vraag is: hebben zij zelf iets nieuws bedacht?
Peter Skillman Marshmallow Design Challenge (ingekorte TED talk, https://www.youtube.com/watch?v=1p5sBzMtB3Q&feature=youtu.be) en Tom Wujec: Build a tower, build a team (http://marshmallowchallenge.com/TED_Talk.html).
1
6
7
Inleiding
In hoofdstuk 3 gaan we in op deze 21ste eeuw en wat de veranderingen kunnen betekenen voor kinderen die in deze tijd opgroeien. We zetten de verschillen tussen de vorige eeuw en deze op een rij en beschrijven welke vaardigheden nu belangrijk zijn en hoe we kinderen kunnen ondersteunen om deze te ontwikkelen. In hoofdstuk 4 staat een korte handleiding voor de activiteiten en stellen de bewoners van Li La Land zich voor.
Daarna volgt het belangrijkste deel van het boek: de 50 activiteiten om met de kinderen aan de slag te gaan. Kant-en-klaar en direct uit te voeren en daarnaast bedoeld ter inspiratie om er een eigen draai aan te geven. De bewoners van Li La Land, de handpoppen, nemen het voortouw, omdat we vinden dat poppenspel een belangrijkere plek verdient in jonge kinderlevens. Ze verbinden fantasie en werkelijkheid, bevorderen het inlevingsvermogen en de verbeelding en de kinderen zullen van ze gaan houden, net als wij. We wensen iedereen veel vreugdevolle momenten, speelplezier en inspiratie!
“Onderzoek kan gedaan worden in elke omgeving zolang je geïnteresseerd bent. Ik geloof dat echt onderwijs het voeden van het vermogen is om ergens in geïnteresseerd te zijn.” Sumio Iijima, natuurkundige
Kinderen moeten de kans hebben te spelen en zich te ontwikkelen, waarbij we natuurlijk graag willen dat ze het naar hun zin hebben. In Speel je mee in Li La Land? staan activiteiten beschreven die hier op inspirerende en creatieve manier invulling aan geven, aansluitend bij de wereld van jonge kinderen. Wetenschap en technologie namen we als uitgangspunt omdat dit bij uitstek ruimte geeft om de natuurlijke onderzoekende houding van kinderen te stimuleren. Via een verhaal wordt de nieuwsgierigheid van kinderen geprikkeld en raken ze vanzelf gemotiveerd om te onderzoeken en te ontwerpen met echte materialen in de wereld om hen heen. Hoe bouw je een boot en hoe zorg je ervoor dat je pop veilig blijft drijven? Hoe klinkt het als je op klompen loopt? En op laarzen of hoge hakken? Hoe kun je zelf muziekinstrumenten maken en de toonhoogte veranderen? Elk onderzoek en ieder ontwerp kan tot andere uitkomsten leiden. Kinderen leren van en met elkaar en krijgen de ruimte om op hun eigen manier hun talenten te ontwikkelen.
Een overzicht van het boek: In hoofdstuk 1 starten we met de ontwikkeling van jonge kinderen. Hierin staat beschreven dat alle vak- en ontwikkelgebieden verbonden kunnen zijn en hoe het zo als natuurlijk geheel een plek kan krijgen in de wereld van jonge kinderen.
Kunst, wetenschap en techniek liggen vlak bij elkaar, kunnen niet zonder elkaar, vloeien vaak naadloos in elkaar over en zijn soms hetzelfde. In hoofdstuk 2 staat beschreven wat Onderzoekend en Ontwerpend Leren is en hoe wetenschap en techniek vervlochten kunnen zijn met kunst en alle andere vakgebieden.
8
9
1
Ontwikkeling en leren van jonge kinderen stimuleren
“Spel is de hoogste vorm van onderzoek.”
Albert Einstein – natuurkundige en uitvinder (1879-1955)
In Speel je mee in Li La Land? is er altijd iets aan de hand, iets dat past bij de belevingswereld en ontwikkeling van peuters en kinderen in de onderbouw. Een pop doet iets onverwachts, heeft iets meegenomen, of er gaat iets mis. De kinderen zullen zich verwonderen, kunnen zich inleven in het verhaal en laten zich door de poppen meevoeren in steeds weer een nieuw avontuur. We maken gebruik van echte materialen en al spelend komen alle ontwikkelingsdomeinen aan bod. In dit eerste hoofdstuk is te lezen hoe de ontwikkeling van jonge kinderen verloopt, waarom het noodzakelijk is om prioriteit te geven aan spelen en hoe we kinderen in hun ontwikkeling kunnen stimuleren. Binnen de activiteiten in Speel je mee in Li La Land? zijn de ontwikkelingsgebieden met elkaar verbonden, omdat we geloven dat verbinding beter werkt.
1.1 Spel- en motorische ontwikkeling Spel brengt alle mogelijke vormen van ontwikkeling samen. In de ideale kinderwereld is er veel ruimte om te spelen, want spelen vervult een natuurlijke behoefte van kinderen om zich te ontwikkelen. Spel brengt kinderen in beweging en leidt tot intense betrokkenheid. Spelen doe je voor je plezier en dat kinderen al spelend ook veel opsteken zal voor wie met kinderen werkt geen verrassing zijn. Spelende kinderen verkennen hun mogelijkheden en breiden deze uit, ze onderzoeken eigenschappen van zichzelf of de mensen, dieren en materialen om hen heen en dat leidt tot nieuwe inzichten en vaardigheden. Daarnaast is spelen belangrijk voor het verwerken van de indrukken die kinderen in het leven opdoen. Spelontwikkeling gaat razendsnel. Voor een baby bestaat spelen nog voornamelijk uit zintuigenspel, experimenteren met bewegen, stem en mimiek en het ontdekken van mogelijkheden en grenzen daarin. Dreumesen beginnen mensen om zich heen te imiteren en een peuter kan meedoen met het spel van een ander en start met 'doen alsof'-spel. Naarmate ze ouder worden, kunnen kinderen hun bewegingen steeds beter controleren.
10
Kleuters zijn vaak al in staat tot rollenspel en kunnen spelen alsof ze iemand anders zijn in een nagebootste werkelijkheid. Ze kunnen begeleid en ook zelfstandig fantaseren. (“Hoe denk je dat de boom van Uil eruitziet?”) Jonge kinderen kunnen zich goed inleven in het spel en verhaal van een ander en kunnen meedenken over oplossingen. (“Wat kan Kleine Beer nu doen?”) Kinderen komen met originele ideeën en oplossingen en zo ontwikkelen ze spelend hun creativiteit. Het praten over het eigen spel of dat van anderen (“Hoe kwam je op dat idee?”) brengt inzicht en verdieping.
Spelen is ook gezond, de meeste vormen van spelen brengen je immers in beweging; het hele lichaam is actief, wat bevorderlijk is voor de ontwikkeling van spieren en motoriek. In Speel je mee in Li La Land? zoeken we steeds de zone van de naaste ontwikkeling van kinderen. Dit is een begrip van de psycholoog Lev Vygotsky (1896-1934) waarmee wordt verwezen naar het niveau dat een kind aankan, maar waar het nog niet spontaan mee in aanraking komt. We dagen kinderen dus steeds uit om een stapje verder te zetten. Door bijvoorbeeld prikkelende vragen te stellen of uitdagende materialen en activiteiten aan te bieden. Zoals het bouwen van een scheve toren. Dat kan op veel manieren en met allerlei materialen, en doet een extra beroep op techniek en inzicht, want als hij te scheef wordt, valt de toren om. En wanneer wordt de toren té scheef? Daar ligt de uitdaging. Jongste kinderen spelen nog vaak individueel en naast elkaar in plaats van samen. Die experimenteren ieder voor zich met het bouwen van die toren. Als kinderen ouder worden, zal het samenspelen steeds meer toenemen, kinderen helpen elkaar een handje, zijn in gesprek over het spel en maken soms afspraken. (“Houd jij dit vast, dan bouw ik daar nog iets onder.”) Tijdens spel ontwikkelen kinderen ook hun executieve functies. Dat zijn de functies in ons brein die het mogelijk maken dat we weloverwogen beslissingen nemen, impulsen beheersen en kunnen focussen op dat wat belangrijk is. Rollenspel is een krachtige vorm om die executieve vaardigheden te oefenen. In Speel je mee in Li La Land? is dit een terugkerend onderdeel, onder andere tijdens het poppenspel: Vogel kan niet vliegen en er is iets mis met haar luchtballon. Daardoor kan ze niet in de hoge boom komen. Er is wel een emmer en een touw. Kinderen zullen zich inleven in Vogels probleem, ze gaan haar van adviezen voorzien, geruststellen, een oplossing bedenken en hulp bieden. Dat gaat met vallen en opstaan. Als het touw moeilijk aan de emmer is vast te krijgen, dan is dat misschien frustrerend. Ze kunnen het opnieuw proberen of andere mogelijkheden onderzoeken en er achter komen dat het dan soms opeens wél lukt! En als het dan uiteindelijk inderdaad is gelukt om Vogel in de boom te krijgen, dan maakt dat blij. Spel laat kinderen van kleine en grote successen genieten en leert ze omgaan met tegenslagen; beide zijn waardevolle leerervaringen. Een ander belang van spelen en bewegen is dat je zo gemakkelijker dingen onthoudt (Mieras, 2015). Alle zintuigen en het hele lichaam doen mee waardoor er in meerdere delen van je hersenen activiteit is. Zo zullen tussen de verschillende hersengebieden bruggetjes worden gevormd waardoor kinderen dat wat tijdens het spel voorbijkomt gemakkelijker opslaan en onthouden. In Speel je mee in Li La Land? vormt spelen de rode draad. In de bijlage achter in het boek is in kaart gebracht welke ontwikkel- en vakgebieden tijdens het spelen aan bod komen. Dat er zoveel ‘moet’, is een veelgehoorde klacht van professionals die met kinderen werken. De tijd is snel gevuld en we lijken de kinderen en onszelf soms in het systeem te zijn kwijtgeraakt. Dit is een kort pleidooi om voorrang te geven aan spelen, omdat kinderen door te spelen op een natuurlijke wijze groeien binnen alle verschillende ontwikkelingsdomeinen. Het is onze plicht om kinderen speeltijd te geven, zowel voor begeleid spel als voor vrij spelen. Als kinderen vrij spelen, hebben ze alle ruimte om zelf te kiezen: met wie, waarmee, hoe, waarom en hoelang ze spelen. Een kwartiertje spelen in de pauze geeft hiervoor onvoldoende gelegenheid. In recent onderzoek (Berkhout, 2015) is het advies om kinderen van 4 tot en met 6 jaar minstens een paar uur per dag vrij te laten spelen.
11
“Kinderen zouden meer de kans moeten krijgen om ononderbroken te spelen, zonder een door volwassenen bedacht doel.” Louise Berkhout – psycholoog (2015) 1.2 Zintuiglijke ontwikkeling
Het is belangrijk dat kinderen tijdens hun spel en beweging oefenen en ervaren met hun zintuigen. Dit leidt tot herkennen, begrijpen en automatiseren. In Speel je mee in Li La Land? hebben zintuigen in elke activiteit een belangrijke plek. Kinderen krijgen de mogelijkheid om veel te voelen, ruiken, proeven, zien en horen. En ze mogen daarbij vies worden. Vies (durven) worden is gezond. Hygiëne komt als kinderen vies zijn vanzelf ter sprake, want met verf aan je handen is het lastig om je appel te eten, dus is het handig ze eerst te wassen. Kinderen leren dat als Slang vies wordt, je haar weer schoon kunt maken en dat als je in de regenplas stampt, je broek niet zomaar weer schoon en droog is. Grenzen worden helder, dat gaat het best door te ervaren. Leren is ervaren met alle zintuigen, en dat activeren in we in Li La Land zoveel mogelijk. In de bijlage is onder het kopje 'sensomotorisch' te zien welke zintuigen specifiek aan bod komen in elke activiteit.
1.3 Taalontwikkeling Jonge kinderen hebben een natuurlijke aanleg en drang om taal te verwerven. Als een kind 2 jaar is, kent het ongeveer 200 woorden. Bij een 3-jarige staat de teller al op rond de 900 en aan het eind van de kleutertijd is dat opgelopen tot zo’n 2500 tot 3000 woorden (Boone, 2012). Taalontwikkeling verloopt het best wanneer taalprikkels aansluiten bij de wereld van het kind en worden aangeboden in voor hen natuurlijke, spontane en betekenisvolle situaties. Taal stimuleer je dus niet met geïsoleerde lesjes, maar de hele dag door: tijdens het spelen, onderzoeken, zingen, rijmen, ontwerpen, voorlezen en ook als kinderen fruit eten, zich bezeren, met de Li La Land-poppen spelen en hun jas aandoen. Het is de kunst om de juiste combinatie te vinden tussen het aanhaken bij de taal van de kinderen en de begrippen en uitdrukkingen die je zelf aan bod wilt laten komen. Als de kinderen een boot bouwen voor een Li La Land-pop, dan kun je ze vrij laten spelen en experimenteren. Tegelijk is het goed voor de taalontwikkeling om vragen te stellen en kinderen uitleg te laten geven. Als begrippen als ‘drijven’ en ‘zinken’ nog niet tot de woordenschat behoren, dan is dit een mooie gelegenheid om al spelend uit te leggen wat we daaronder verstaan. Als kinderen die woorden al kennen, dan ga je een stapje verder met meer uitdagende woorden. Kinderen zullen de woorden eerst herkennen en pas na verloop van tijd zelf actief gaan gebruiken. Soms op
12
een verkeerde manier: “We gaan een kasteelstukje doen!” “Oh, je bedoelt een toneelstukje! Goed, ik kom kijken.” Na iedere activiteit staat steeds genoemd aan welke woorden aandacht kan worden besteed.
1.4 Cognitieve ontwikkeling Cognitie is een veelomvattend begrip waarin denken, waarnemen en fantaseren een plek hebben. Volgens ontwikkelingspsycholoog Jean Piaget (1896-1980) ontwikkelen kinderen zich doordat zij actief hun omgeving verkennen. Dat verkennen van de omgeving hangt voor jonge kinderen samen met lichamelijk, zintuiglijk en emotioneel ervaren, van daaruit bouwen ze ervaringsgericht inzichten en kennis op (Onderwijsraad, 2010). In ‘Op reis zonder te kijken’ gaan de kinderen bijvoorbeeld met gesloten ogen rondlopen. Er is een touw gespannen van boom naar boom, dit volgen ze en dit biedt houvast. Wat ook houvast geeft, is de pop, want die gaat mee op reis. De kinderen voelen het touw dat hen door de omgeving leidt, horen de andere kinderen en omgevingsgeluiden en ondertussen vertellen ze aan de pop hoe de reis verloopt. Wie het spannend vindt of dat leuker vindt, reist samen. Het ene kind doet de ogen dicht en het andere kijkt en krijgt de taak om de ander te helpen en beschermen. (“Pas op, een bocht.”) Sommige kinderen vinden het na één keer genoeg, anderen lopen de route steeds opnieuw en willen ook nog eens kijkend het parcours verkennen. Weer een ander tweetal heeft de smaak te pakken en gaat zonder touw het hele schoolterrein blind verkennen. Een letterlijke ontdekkingsreis vol mogelijkheden om je bewegend, samenwerkend en tegelijkertijd cognitief te ontwikkelen. 1.5 Kunstzinnige ontwikkeling Met kunstzinnige ontwikkeling kunnen we doelen op taal (zoals dichten en creatief schrijven), drama, dans, lichamelijke expressie, muziek, beeldende kunst, media en kunstbeschouwing en kunstgeschiedenis. Kunstzinnige ontwikkeling bestaat uit het leren van werkvormen en technieken en het vrij en creatief kunnen denken, fantaseren en improviseren. Veel kinderen beleven hier plezier aan. Als jonge kinderen niet spontaan meedoen, dan wil dat meestal niet zeggen dat ze niet enthousiast zijn. Soms vinden ze het spannend of misschien vinden ze het prettig om te kijken in plaats van actief mee te doen. Vanuit onze optiek is het goed om kinderen hier niet in te forceren. Observeren is ook leerzaam en de ervaring van observeren of misschien wel reflecteren kan even waardevol zijn. Jonge kinderen houden vaak van herhaling. Zoals ze hetzelfde boek eindeloos opnieuw voorgelezen willen krijgen, werkt dat met kunst soms hetzelfde. Ze zijn geboeid door een thema of een techniek en vinden het bijvoorbeeld heerlijk om wekenlang raketten te bouwen, het wordt een project op zich. Onze activiteiten zijn meestal zo beschreven dat ze in minder dan een uur uit te voeren zijn. Dat neemt niet weg dat we vinden dat kinderen er de ruimte voor moeten krijgen als ze willen herhalen of als ze er een groot project van willen maken. Het ≥-teken geeft dit aan, de tijd is een minimumtijd en tijdsoverschrijding zien we graag.
Kunst en techniek zijn divers; allemaal dezelfde ‘knutselwerkjes’ maken heeft niets te maken met kunst of met ontwerpend leren en komt de creatieve ontwikkeling van een kind niet ten goede. Wie kinderen zich kunstzinnig wil laten ontwikkelen en ze de kans wil geven problemen op te lossen met techniek geeft ze de ruimte om veel ideeën te verzinnen. Van daaruit selecteren ze één of een aantal ontwerpen die ze gaan uitwerken. Tijdens een creatief proces experimenteer je veel, soms kom je op nieuwe ideeën en wijk je af van je plan. Of misschien was er niet meteen een plan en begint het puur met uitproberen, dat mag
13
allemaal. Als kinderen echt ruimte krijgen om te ontwerpen, dan zal dat in een groep tot veel verschillende producten leiden. Het is belangrijk om dat aan te moedigen. Kinderen leren hierdoor om hun eigen weg te volgen en zelf naar oplossingen te zoeken. Ze zullen zich hierdoor gestimuleerd voelen om eigen keuzes te maken. Een belangrijke vaardigheid, zeker in deze tijd. In hoofdstuk 3 gaan we hier verder op in. We zijn vaak geneigd om te vragen wat een kind gaat maken, maar is het wel zo interessant om dat te weten? Wij vinden zowel de manier waarop het kind tot een product komt als het eindproduct belangrijk, en soms is het proces zelfs belangrijker. Daarom besteden we ook in onze vraagstellingen aan beide evenveel aandacht. Voorbeelden van procesgerichte vragen zijn: “Hoe denk je dat we Vogel weer blij kunnen maken?” “Hoe kom je er achter wat het probleem van Grote Beer is?” “Wat heb je nodig om nog meer oplossingen te verzinnen of nog verder te fantaseren?” “Hoe ga je dat maken?” “Wat heb je ervoor nodig?” “Hoe wil je dat aanpakken?” Productgerelateerde vragen kunnen zijn: “Waarom heb je gekozen voor een paarse zon?” “Hoe kwam je op het idee om daar een doos op te plakken?” In verslaggeving en portfolio’s kan het een waardevolle aanvulling zijn om naast eindproducten ook het proces regelmatig vast te leggen. Dit kan boeiende gesprekken met zowel kinderen als ouders en collega’s opleveren. 1.6 Rekenen en wiskundige ontwikkeling Rekenen en wiskunde zijn in Speel je mee in Li La Land? steeds een geïntegreerd onderdeel van elke activiteit. Met jonge kinderen gaat het bij rekenen en wiskundige ontwikkeling vooral om het leren herkennen, begrijpen en gebruiken van wiskunde; ze ontdekken wanneer en hoe je wiskunde en rekenen kunt inzetten en leren wiskunde- en rekentaal gebruiken. Als ze een eigen Atomium bouwen, dan zullen ze ervaren dat niet elke constructie even stevig is. Ze tellen hoeveel stokjes er nodig zijn en hebben evenveel stokjes nodig voor het volgende stuk. Rekentaal komt automatisch aan bod. Ook in de reflecties. “Welk gebouw is het hoogst?” “Hoe ver kon Lammetje rennen?” “Waarom heb je voor een driehoek gekozen?” In de bijlage is te zien welke specifieke reken- en wiskundige aspecten per activiteit ten minste aan bod zullen komen.
1.7 Sociaal-emotionele ontwikkeling en zelfredzaamheid Sociaal-emotionele vaardigheden kun je samenvatten als het omgaan met jezelf en anderen. Zelfredzaamheid omvat veel onderdelen, zoals het zelfstandig naar de wc gaan, zelf materialen kunnen zoeken en pakken en hulp kunnen vragen als het nodig is. Deze vaardigheden worden in Speel je mee in Li La Land? continu getraind. Als kinderen met een in verf gedompelde knikker in een doos rollen, dan worden de vingers vies en die moet je dan wassen. Logisch. Het papier in de doos laat het gemakkelijkst los als je dat even samen doet. Zo werken kinderen samen waar nodig, vaak op een coöperatieve manier. Ze hebben de vrijheid om een eigen weg te bewandelen en kinderen leren zichzelf op deze manier steeds beter redden. In iedere activiteit vormt reflectie een terugkerend onderdeel, zowel tijdens het proces als ter afsluiting. (“Lukt het?” “Waar ben je trots op?” “Wanneer ging de samenwerking goed?”) Van tevoren is niet te voorspellen voor welk onderdeel er aandacht zal zijn maar dát sociaal-emotionele ontwikkeling en zelfredzaamheid aan bod komen, is zeker.
1.8 In verbinding met de kinderen blijven en het belang van observeren Observatie leidt tot afstemming; wie afstemt, zal zich met een kind verbinden en raakt de juiste snaar. De bijlage met vak- en ontwikkelgebieden uit dit boek is op de website te vinden als observatie-instrument. Hierin is het mogelijk om observaties te noteren. Aan afvinklijstjes werken we niet mee. Afstemmen doe je op niveau, interesse, behoefte, diversiteit en kwaliteit van kinderen. Je bereikt dat ook door regelmatig met collega’s de pedagogische aanpak te bespreken en te leren van elkaar. Als er een goede sfeer is, gedijen kinderen (en volwassenen) het best; in onderwijstermen noemen we dat een goed ‘pedagogisch klimaat’. Leren gaat dan gemakkelijker en beter. Je merkt dat aan punten als plezier, zelfvertrouwen, durven vertrouwen op de andere kinderen en volwassenen, betrokkenheid, ruimte voor eigen keuzes en aandacht voor elkaar. Als we oprecht interesse tonen en echt luisteren, dan voelen kinderen dat we betrokken zijn. Het is
14
belangrijk dat kinderen weten dat we zonder oordeel beschikbaar zijn. Ook wanneer een kind er zelf niet uitkomt en óók als een kind schreeuwt, scheldt of ongehoorzaam is. Want dit kind heeft juist jou uitgekozen om zich op af te reageren. Het kind heeft het moeilijk en vraagt om hulp. Juist op deze momenten is verbinding in plaats van afwijzing nodig: “Ik zie dat je het lastig hebt. Wat kan ik voor je doen?” (Van Herpen, 2014.) De ontwikkeling van jonge kinderen verloopt met horten en stoten. Wat ze de ene dag weten, kan de volgende dag weer zijn weggezakt. Daarom zijn peuters en kleuters niet toetsbaar. Jonge hersenen zijn daar niet rijp voor en resultaten kunnen van dag tot dag variëren (Goorhuis-Brouwer, 2012). Bovendien heb je bij jonge kinderen extra te maken met wisselende concentratie en emoties. Als er de hele dag een vogel heen en weer vliegt naar het nestkastje, dan kan de concentratie zomaar verlegd zijn. Als de toren van een kind net is omgevallen, dan is dat van invloed op het humeur, de motivatie en waarschijnlijk ook de concentratie. Dit speelt bij jonge kinderen meer dan bij oudere kinderen, want de executieve functies van de hersenen zijn bij jonge kinderen nog onvoldoende gerijpt om dit altijd goed te kunnen beheersen. Daar hebben we dus rekening mee te houden. Daarnaast is het belangrijk om de bandbreedte binnen de ontwikkeling van jonge kinderen voor ogen te houden: het ene kind spreekt bijvoorbeeld met 24 maanden duidelijk verstaanbaar voor de omgeving, het andere kind met 5 jaar. Hier is geen sprake van voorsprong of achterstand, maar van de bandbreedte van normale ontwikkeling (Luinge, 2005). Laten we stoppen met de onszelf opgelegde regels en gooi kleutertoetsen in de prullenbak. Laten we ons weer richten op de behoefte, leefwereld, interesse en ontwikkeling van het kind zelf. Op die manier kunnen we weer meegaan met de natuurlijke ontwikkeling van kinderen en die verrijken met stimuli in een rijke leeromgeving. De Nederlandse onderwijsinspectie vraagt eenmalig een toets in de kleuterperiode. Ons advies is om die te plannen aan het eind van groep 2, niet eerder en vooral ook niet meer toetsen dan die ene verplichte. 1.9 Wanneer de ontwikkeling achterblijft Als blijkt dat (een deel van) de ontwikkeling structureel achterblijft, dan is het zaak om opnieuw afstemming te zoeken, te bedenken hoe we het kind beter kunnen ondersteunen en wat we kunnen veranderen. In het aanbod (andere materialen en werkvormen, meer aanbod of juist even loslaten), in de omgeving (rustiger of prikkelender), in de relatie met het kind, in de relatie tussen het kind en de andere kinderen, misschien moeten we beter afstemmen op de interesses van het kind, et cetera. Betrek de ouders erbij en stem ook af met hen. Zij zien het kind een veel groter deel van de tijd en kunnen informatie geven. Het is belangrijk om samen op één lijn te blijven. Huisbezoek kan inzichten opleveren (bij elk kind). Het is lastig te bepalen wanneer de ontwikkeling echt te ver achterblijft en externe hulp moet worden gezocht. Als uitkomsten van structurele observaties geen of te weinig groei laten zien en als we dit met meerdere collega’s en de ouders zo signaleren, dan is het wijs om verder te vertrouwen op het intuïtief vermogen en ervaring. De laatste tijd gaan er steeds meer geluiden op dat een deel van de kinderen onterecht in de medische molen terechtkomt. Marcel van Herpen (2014) beweert dat één op de drie kinderen te zwaar of onterecht gediagnostiseerd is. Natuurlijk zijn er zeker kinderen die continu aanbod moeten krijgen om tot leren te komen, of kinderen die beperkingen hebben waardoor ontwikkeling niet vanzelf komt. Natuurlijk nemen we deze kinderen mee aan de hand en bieden we waar
15
het kopje 'Differentiatie' staan suggesties beschreven voor andere werkvormen of meer uitdaging. ‘Extra informatie’ geeft inhoudelijke verdieping en ook de ‘pluswoorden’ die bij elke activiteit vermeld staan, zijn voor deze doelgroep.
nodig extra aandacht en hulp. Maar het grootste deel mag kind zijn, lekker blijven spelen, ook als het de ene dag iets snapt en dat de volgende dag weer totaal is vergeten. We hoeven daarvan niet meteen in paniek te raken, want zoals gezegd: de ontwikkeling van jonge kinderen verloopt chaotisch, en dat is normaal.
1.10 Ontwikkelingsvoorsprong Bij jonge kinderen tot en met 5 jaar spreken we niet van hoogbegaafdheid, maar gebruiken we in sommige gevallen de term ‘ontwikkelingsvoorsprong’. Dit is omdat de voorspellende waarde van intelligentieonderzoek bij kleuters beperkt is (Van Gerven, 2014) en op jonge leeftijd niet duidelijk is of de voorsprong in ontwikkeling tijdelijk of van blijvende aard is (Kerpel, 2014). Een diagnose kan pas op latere leeftijd worden gesteld. Hoogbegaafde kinderen kenmerken zich door hun grote motivatie om te leren, brede belangstelling en taakgerichtheid. Voorwaarde om goed te blijven functioneren en de motivatie om te leren te behouden is een aanbod dat voldoende uitdagend is. Helaas ontbreekt het daar nogal eens aan. Op den duur is vaak te zien dat deze kinderen kiezen voor overmatige aanpassing aan het groepsgemiddelde (en dus onderpresteren) ofwel probleemgedrag gaan vertonen. Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong en hoogbegaafde kinderen zijn gebaat bij zogenoemd ‘compacten’ en ‘verrijken’. Met compacten bedoelen we dat bij deze kinderen minder herhaling en daarmee korter oefenen vaak volstaat, alles wat te eenvoudig is kunnen ze overslaan. Verrijken betekent verdieping en verbreding. Dit kunnen we doen door: • passende activiteiten bij het ontwikkelingsniveau te zoeken en al het andere niet meer aan te bieden (compacten); • uitdagende opdrachten en activiteiten aan te bieden, gekoppeld aan de zone van de naaste ontwikkeling (verrijken); • ruimte te geven voor grotere leerstappen en instructie over te slaan (compacten en verrijken); • opdrachten en activiteiten met soortgelijke inhoud te beperken (compacten) (Van Gerven, 2015).
Een aantal wetenschappers en psychologen is het er inmiddels over eens dat er ook in de karaktereigenschappen van hoogbegaafde kinderen overeenkomsten te zien zijn. Deze kinderen hebben een groot rechtvaardigheidsgevoel, zijn perfectionistisch, gevoelig en kritisch ingesteld (Ontwikkelingsvoorsprong, 2015). Ze leggen de lat voor zichzelf vaak hoog. Het is belangrijk om deze kinderen ondersteuning te bieden, want ook falen moet je leren en deze groep heeft daar vaak nog weinig ervaring mee. Dit laatste gecombineerd met een perfectionistische inslag kan ertoe leiden dat hoogbegaafde kinderen taken gaan vermijden waarbij ze het gevoel hebben dat ze die nog niet aankunnen en dat ze faalangstig worden. Aanbod waarbij ze ervaren dat fouten en vergissingen maken mag en dat het hoort bij leren en leven is dus noodzakelijk. In Speel je mee in Li La Land? krijgt deze doelgroep in elke activiteit extra aandacht. Onder
16
1.11 Rijke leeromgeving Een rijke leeromgeving is belangrijk voor het stimuleren van de ontwikkeling. Kinderen mag je verrassen, prikkelen en uitdagen. Verbeelding is voor jonge kinderen vanzelfsprekend, daarvoor is niet veel nodig. Een kind doet een doos op het hoofd en is vanzelf een fee. Een doos leidt misschien tot meer creativiteit dan een kant-en-klare feeënhoed. De materialen van Li La Land verrijken de leeromgeving en daarnaast worden de kinderen steeds uitgedaagd met nieuwe materialen of om de omgeving met andere ogen te bekijken. Creatieve oplossingen leiden tot de mooiste uitkomsten. Gebruik van materialen die we normaal weggooien, samen op zoek naar natuurlijk materiaal, werken met echte spullen uit het alledaagse leven, dat levert echte ervaringen op; een rijke leeromgeving die niet duur of ingewikkeld hoeft te zijn. In de groep van juf Maaike spelen kleuters met echt servies. Inderdaad, dat kan kapot, maar in de praktijk sneuvelt er zelden iets, want de kinderen bij juf Maaike weten dat porselein breekbaar is en hebben geleerd er voorzichtig mee om te gaan. En breekt het toch, dan gaat de hele klas naar de kringloopwinkel om de hoek, waar je voor een euro twee borden kunt kopen. Ook de inrichting van de speelruimte is van belang bij een rijke leeromgeving. Een rijke inrichting biedt variatie, stimuleert alle zintuigen en geeft letterlijk ruimte, zowel binnen als buiten. Ruimte geven betekent ook sorteren en logisch indelen. Het is interessant om de ruimte eens vanuit kindperspectief te bekijken en letterlijk door de knieën te zakken. Wat voor ons een kast is, is voor een peuter een muur, wat voor ons in het zicht hangt, kan voor de kinderen te hoog zijn. Het mooi presenteren van dat wat de kinderen maken hoort wat ons betreft ook bij de rijke leeromgeving: aandacht geven. Ruimte creëren om ontwerpen op te hangen of neer te zetten. Het is niet altijd noodzakelijk om alle producten van de hele groep tentoon te stellen, soms is één kunstwerk krachtiger. Kinderen kunnen betrokken worden bij de inrichting en inspraak hebben bij keuzes. Veelgebruikte materialen in Speel je mee in Li La Land? Natuurlijk materiaal: • dennenappels en beukennootjes • kastanjes en eikels • steentjes en schelpen • takjes • bladeren en naalden van naaldbomen • zand
Kosteloos materiaal: • oude knopen • plastic flessendoppen • bierdopjes • lege conservenblikjes • lege plastic en glazen flessen en potjes • wc-rolletjes
Voedsel: • meel • olie • voedingskleurstof • vet
Meetinstrumenten: • liniaal • weegschaal • meetlint • thermometer
Schoolmaterialen: • houten blokken • mozaïekstenen • knikkers • Duplo, Lego, K’nex, Nopper en ander constructiemateriaal
Verbruiksmaterialen: • papier • verf en kwasten • klei
Het verzamelen en sorteren van deze materialen op kleur, vorm en/of soort is een boeiende en goede training en maakt het materiaal nog aantrekkelijker om mee te werken. De kinderen en Vogel helpen daarbij vast graag! Op de website is dit in een filmpje te zien .
17
1
Als ik naar de maan kan
Voorbereiding Print de foto van de maan uit en hang de afbeelding ergens hoog op waar je ook een draad vast kunt knopen. Voor jonge kinderen is het handig dat je alvast wat ballonnen opblaast en klaarlegt. Draai het tuitje om en maak het dicht met een wasknijper.
Oriëntatie Ooievaar staart dromerig naar buiten en kijkt verschrikt op als Uil ineens naast hem staat. “Hallo Ooievaar, wat zit je te dromen? Dacht je aan een van je verre reizen?” Ooievaar vertelt dat hij droomde over een van de plekken waar hij nog níet is geweest. Het is heel ver weg en we zien die plek als het donker is vaak in de lucht. Weten de kinderen welke plek Ooievaar bedoelt? Soms is hij rond, soms halfrond… Ooievaar droomt over een reis naar de maan. Hij denkt niet dat daar ooit iemand is geweest. Uil weet veel over de maan en over de ruimte voorbij de wolken en buiten de aarde. “Je bent niet de enige die droomt over ruimtereizen, Ooievaar!” Uil laat een afbeelding van een echte raket zien. “Dit is een raket. Hiermee kunnen mensen naar de ruimte reizen, die noem je astronauten.” Hij vertelt dat een paar van die astronauten op de maan zijn geweest. Tegenwoordig gaan astronauten vaak naar een plek in de ruimte om onderzoek te doen: een ruimtestation. En als een astronaut na de onderzoeken terug naar de aarde komt, gaan er weer nieuwe astronauten naartoe. Er wonen dus altijd een paar mensen in de ruimte, ook nu! Ooievaar kan het bijna niet geloven: “Echt waar, Uil?” Extra informatie Om in de ruimte te komen moet een ruimteschip met astronauten eerst vanaf de aarde worden weggeschoten op de rug van een raket. Zo’n raket is veel groter dan het ruimteschip zelf. Zodra het ruimteschip in de ruimte is, kan het zelf verder reizen. De raket valt er dan vanaf en verbrandt. Wat we dus meestal ‘de raket’ noemen, is eigenlijk het ruimteschip. Voor de terugweg is geen raket meer nodig want zodra het ruimteschip weer in de buurt van de aarde is, trekt de zwaartekracht het ruimteschip dichterbij.
Uil vertelt dat in de raket op de foto een Nederlandse astronaut naar de ruimte is gevlogen: André Kuipers. Hij laat een foto van hem zien . André Kuipers is zelfs twee keer in de ruimte geweest. Hij woonde wel tweehonderd dagen in het ruimtestation, samen met astronauten uit andere landen. Uil laat het filmpje zien van de raket waarmee André Kuipers naar de ruimte ging . Ooievaar kijkt weer dromerig naar buiten. “Als ik astronaut was, dan zou ik zeker naar de maan willen reizen. Hoe zou dat zijn, Uil?” Dan komt Uil met een idee en hij wijst naar de afbeelding van de maan. “Als we naar de maan willen, dan moeten we bij het begin beginnen. We gaan zelf een raket bouwen!”
“De ballon gaat roetsjen!” Bas – 4 jaar
Wat en Waarom? Een raket maken en ontdekken hoe je die via een touw met een ballon kunt lanceren. Meten hoe ver je raket kan komen. Leren over ruimtereizen en fantaseren en dichten over een reis naar de maan. Waar? Op een plek waar voldoende ruimte is.
≥ 20 min.
Materialen • handpoppen van Uil en Ooievaar • ballonpompen • voor elk kind: - een klein papiertje (memoblaadje), plakband en tekenmateriaal - een stukje van een limonaderietje van ongeveer 5 centimeter - ballon en wasknijper die stevig genoeg is om het tuitje van de ballon dicht te houden - strook papier (bijvoorbeeld een vlechtstrook) • voor elk twee- of drietal: - een lang stuk dun (naai)garen of een heel klosje garen (eventueel met naald) • website: www.lilaland.nl/activiteiten/1 - foto’s van de maan, een Sojoezraket, André Kuipers en filmpje raketlancering
40
Verkenning Uil vraagt aan de kinderen om een eigen raket op het papiertje te tekenen en die uit te knippen. Met plakband mogen ze het rietje op de achterkant van het raketje plakken. (Alleen de rechte delen van rietjes gebruiken.) Daarna komen de kinderen weer bij elkaar voor de eerste lancering. Knoop een draad vast vlak onder de foto van de maan. Doe de draad door het rietje van een van de raketten. Een naald kan daarbij helpen. Blaas een ballon op en doe een wasknijper om het tuitje. Plak het rietje (met de raket) vast op de ballon. Uil vraagt aan een kind om het touw strak te spannen. Ooievaar wil graag op een plek zitten waar hij het goed kan zien. De bouwer van het ruimteschip mag de wasknijper vasthouden. Wat denken de kinderen dat er gebeurt als de wasknijper van het tuitje af gaat? Bij een echte lancering gaan ze aftellen. Uil en Ooievaar vragen de kinderen mee terug te tellen: 5, 4, 3, 2, 1… Daar gaat de raket! Uitvoering Nu mogen de kinderen in twee- of drietallen verder gaan. Om de beurt lanceren ze samen hun raket. Wie wil, kan weer aftellen totdat de raket start. De draad kunnen ze in plaats van hem vast te knopen nu zelf zo hoog mogelijk
41
vasthouden. Op iets hoogs klimmen kan ook. Lanceren maar! Dit kunnen de kinderen herhalen zo vaak ze willen.
Differentiatie Hoe ver komt de raket? Meet de afstand door met een extra lange draad te werken. Knip de draad af bij het punt waar de raket terechtkomt. Pak bij de volgende raketlancering een nieuwe draad en vergelijk de lengtes van de verschillende lanceringen. Verwerking Hoe zou het zijn als je naar de maan kon reizen? Toen de eerste astronauten naar de maan gingen, konden veel mensen haast niet geloven dat het echt zou lukken. Nu kan het tóch! Wat zou jij doen als je naar de maan kon? De kinderen maken een ‘lijstgedicht’. In een lijstgedicht begint iedere regel met hetzelfde stukje zin, en alle kinderen maken die zin naar eigen idee af. Het begin van de zin is: “Als ik naar de maan kan, dan…” Schrijf de zinnen op stroken papier en spreek samen af in welke volgorde de zinnen het mooist klinken. Draag het gedicht voor aan Uil, Ooievaar en de kinderen. Tip De prentenboeken over André het astronautje van André Kuipers (de astronaut zelf), Helen Conijn en Natascha Stenvert sluiten goed aan bij deze activiteit. Ruimteschip aarde van Sander Koenen heeft prachtige foto’s en geeft informatieve verdieping.
Woordenschat de ballon, de draad, dromen, knippen, de lengte, de lucht, de maan, de raket, schieten, starten, tekenen, terugtellen, ver, verder, versieren, vliegen Pluswoorden: aftellen, de astronaut, dromerig, lanceren, het onderzoek, de ruimte, ruimtereizen, het ruimteschip, het ruimtestation, vertrekken, de vlucht, de zwaartekracht
42
36
Schaduw vangen
Wat en Waarom? Schaduwen omtrekken en vullen met natuurlijk materiaal op verschillende tijden van de dag om te ontdekken hoe de schaduw (en dus de positie van de zon) gedurende de dag verandert. Wanneer? Tijdens een zonnige dag.
≥ 30 min.
Waar? Buiten, midden op een (school)plein.
Materialen • handpoppen van Lammetje en Mama Schaap • stoepkrijt • zelf te verzamelen natuurlijke materialen zoals bloemen, steentjes, gras, takjes • website: www.lilaland.nl/activiteiten/36 - werken van Keith Haring • optioneel: - meetlint of (bord)liniaal
Oriëntatie Lammetje komt zoekend binnen; hij kijkt naar de grond alsof hij iets heeft laten vallen. “Ik snap er niks van! Ik heb buiten een nieuw vriendje gevonden, maar hij zit vast aan de grond! Echt waar! Kom maar mee naar buiten, dan laat ik het zien.” Lammetje laat buiten zien dat er steeds een donkere vlek op de grond met hem meeloopt. Lammetje vraagt aan de kinderen waar zijn nieuwe vriendje ineens vandaan komt. Waarom is die er niet als het regent of als er wolken zijn? Laat de kinderen het woord ‘schaduw’ noemen als ze het al kennen. Wanneer het een nieuw woord is, dan kun je zelf uitleggen dat de vlek schaduw heet. Vraag aan de kinderen hoe de vlek ontstaat of vertel
131
zelf dat het door de zon komt. De zon is er altijd maar als er wolken tussen ons en de zon zijn, dan is er geen schaduw.
Verkenning Dan vertelt Lammetje dat de schaduw langzaam kan en snel. Hij doet het voor. Gaat dat bij de kinderen ook zo? Laat de kinderen experimenteren of elkaar observeren. Kun je je schaduw langer of korter maken? Is de schaduw altijd aan dezelfde kant? Kun je de schaduw ook aan de andere kant krijgen? Lammetje vraagt of de schaduw ook kan springen. De kinderen mogen het proberen. Uitvoering Vervolgens mogen de kinderen in tweetallen samenwerken. De een kiest een plek om te staan. Kies plekken in het midden van het plein. De kinderen mogen allereerst beginnen met het omtrekken van de voeten zodat je onthoudt waar je staat. Vervolgens trekken ze elkaars schaduw om. Ditzelfde doen de kinderen later op de dag nog twee keer. De voeten staan telkens op dezelfde plek. Steeds als de schaduw is omgetrokken, mogen de kinderen de omtrek beleggen met natuurlijk materiaal. Het soort materiaal mogen ze zelf kiezen. (Bekijk de lijst van veelgebruikte materialen in paragraaf 1.11 voor inspiratie.) Wie het leuk vindt, kan de hele binnenkant ook nog vullen.
Differentiatie Oudere kinderen kunnen de rondleiding (met een beetje hulp van Lammetje) zelf verzorgen, vragen stellen en uitleg geven. Woordenschat achter, donker, hoog, kort, laag, lang, de lente, de omtrek, de schaduw, de stand, veranderen, de vlek, voor, de zomer, de zon Pluswoorden: de lengte, het materiaal, omtrekken, opvullen, vullen, de vulling, de zonneschijn, de zonnestraal
Differentiatie • Laat de kinderen bij elke schaduw de klok tekenen met de juiste tijd of schrijf de tijden erbij. • Wie wil, kan de lengte van de schaduw telkens meten en de maten ernaast schrijven. • Het is interessant om dezelfde activiteit nog eens te herhalen tijdens andere jaargetijden. Als één schaduw met watervaste verf of stift wordt vastgelegd, dan maak je de verschillen tussen de diverse jaargetijden zichtbaar.
Tip Schaduwen omtrekken op een grote doos is een andere mogelijkheid. Dat kan ook staand en de kinderen kunnen ontdekken hoe de schaduw ‘om de hoek’ kan gaan. Als de kinderen deze schaduwen vullen met een felle kleur verf en omtrekken met zwarte lijnen, dan kan de verbinding met het werk van de schilder Keith Haring worden gemaakt.
Verwerking Lammetje organiseert een rondleiding langs alle schaduwen en vertelt enthousiast over de prachtige uitvoeringen. Natuurlijk stelt Lammetje ook veel vragen. Wat zijn de verschillen? Hoe komt het dat de schaduwen op verschillende delen van de dag anders zijn?
132
133
Irma Smegen Marleen Vente
Speel je mee in Li La Land? Onderzoeken en ontwerpen met jonge kinderen
Via poppenspel belanden kinderen in een fantasievol avontuur waarna ze zelf iets gaan ontwerpen of op onderzoek uitgaan. Ze spelen samen met Slang in de pindakaasfabriek, ontwikkelen een takelconstructie om Vogel in een boom te hijsen en bouwen met Uil een raket om de ruimte in te schieten. Kinderen verkennen zo hun mogelijkheden en breiden deze spelenderwijs uit.
Speel je mee in Li La Land? biedt creatieve uitdagingen op het gebied van • wetenschap & technologie • rekenen & taal • natuur & milieu • kunst & cultuur en verbindt op een vanzelfsprekende manier alle leer- en ontwikkelgebieden met elkaar; wij denken in Li La Land graag búíten de (school)vakken.
Speel je mee in Li La Land?
Inspiratie voor onderwijs en kinderdagverblijven met: • 50 thematische activiteiten voor kinderen van 3 tot 8 jaar, • gratis aanvullend materiaal op www.lilaland.nl
Speel je mee in Li La Land?
Kinderen hebben van nature een onderzoekende houding. Ze willen de wereld om zich heen verkennen en leren begrijpen. Speel je mee in Li La Land? stimuleert die behoefte om te ontdekken met 50 verrassende activiteiten.
Irma Smegen & Marleen Vente