jaargang 11 • september 2011 • nummer 3
Hulpverleners moeten niet langer wachten tot er kindsignalen optreden voor ze een melding doen bij de Raad voor de Kinderbescherming, menen Marianne Thomassen, regiodirecteur Noord-Holland en Ben Leliefeld, regiodirecteur Amsterdam en Gooi en Vechtstreek van de Raad voor de Kinderbescherming. Dat stellen beiden in een interview met het blad “Trots” van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam dat deze maand verschijnt. Thomassen: ‘Tot voor kort kwam het AMK en vervolgens wij pas in actie als er kindsignalen waren. Die werkwijze is als onvoldoende beoordeeld door onder andere de Onderzoeksraad voor de Veiligheid en de Inspectie voor de Jeugdzorg. Hun onderzoeken lieten zien dat er wel degelijk iets met het kind aan de hand kan zijn, terwijl je dat nog niet direct aan het kind ziet. Daarom is het heel belangrijk dat de bureaus jeugdzorg ook gaan kijken naar de omstandigheden waarin een kind opgroeit. En dat geldt overigens niet alleen voor de bureaus jeugdzorg, maar bijvoorbeeld ook voor de consultatiebureaus en artsen in ziekenhuizen.’ De terughoudendheid om in actie te komen op het moment dat er nog geen concrete kindsignalen zijn wijt Leliefeld deels aan verwarring over de zin van een maatregel. ‘Die verwarring leeft niet alleen bij de jeugdzorg, maar ook bij kinderrechters en de Raad zelf. Wij weten (kinder)rechters niet altijd te overtuigen wanneer wij een ontwikkeling signaleren die bedreigend is voor het kind. Die terughoudendheid komt wellicht voort uit het idee dat sommigen de maatregel die wij voorstellen zien als een straf voor het kind. Maar het is geen straf, en al zeker niet voor het kind. Ik kan me wel voorstellen dat ouders het als een straf ervaren als hun kind onder toezicht wordt gesteld, maar ook dat is onjuist. Een maatregel is bedoeld om een kind te beschermen, niet om iemand te straffen.’ Meer informatie: www.bjaa.nl
Bureau Jeugdzorg maakt gezinsmanagement inzichtelijk Gezinsmanagement bij BJAA. Zo heet simpelweg de brochure die Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) in augustus uitbracht en die haar nieuwe werkwijze inzichtelijk moet maken. De brochure is geschreven door gezinsmanager Ganna van Bijleveld die in 2010 werd gekozen tot best presterende ambtenaar van 2010, mede dankzij haar vernieuwende aanpak van het gezinsmanagement. Brede invoering van gezinsmanagement is voor BJAA één van de pijlers van het transformatieproces dat moet leiden tot het realiseren van haar missie om elk kind blijvend op de veiligheidsnorm te brengen. De andere twee pijlers zijn die van het realiseren van een zorgcontinuüm (zo min mogelijk wisseling van BJAA-medewerkers in het gezin) en die van professionalisering van de medewerkers. Ook daarover vertelt Ganna in dit boekje. BJAA streeft er naar om in 2014 al haar professionals gezinsmanager te laten zijn. De brochure is te downloaden via www.bjaa.nl/ sites/default/files/BoekjeOMPGBJAA.pdf
Trainingshuis voor jonge moeders Altra-leerlingen scoren goed op ROC
2 3 4
Verslaving, mishandeling, huurschuld, ziekte. Niet zelden kampen gezinnen met meer dan één probleem. Drie jaar terug startte in Amsterdam een gecoördineerde aanpak van deze gezinnen. Dat leidde voor de betrokken gezinnen tot een gezamenlijk plan van aanpak, waarbij hulpverleners gezamenlijk werken, vanuit hetzelfde perspectief en met hetzelfde doel. Een gezinsmanager ziet er op toe dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. Drie jaar na de introductie van de mpg-aanpak kijkt Jong aan de Amstel naar de stand van zaken.
Lees verder op blz. 5 Doo r : Ma rt i n G e rrit sen
Eric van der Burg over de aanpak Top 600
‘We confronteren jonge daders direct met de gevolgen’ Een offensief tegen de 600 gewelddadigste criminele jongvolwassenen van de stad. Zo kondigde de gemeente Amsterdam op 3 maart de “Aanpak Top 600” aan. Waarin verschilt dit plan van eerdere initiatieven om dezelfde groep jongvolwassenen aan te pakken? Een gesprek met wethouder Zorg, Eric van der Burg, die samen met wethouder Jeugd, Lodewijk Asscher en burgemeester Van der Laan verantwoordelijk is voor dit plan.
‘H
et document over de “Top 600” begint niet voor niets met de roofmoord op juwelier Hund’, zegt Van der Burg. ‘Die gebeurtenis had verleden jaar een enorme impact. Het zette zich vast in de hoofden van veel mensen. Zoiets was toch onbestaanbaar in onze stad? Dit kan en moest anders. De “Aanpak Top 600” sluit daar op aan. Politie en justitie keken wie de daders waren van high impact-misdrijven, zoals mishandeling, bedreiging en openlijk geweld. Uit die daders selecteerden we de 600 “ergsten” en hen volgen we op de voet.’ De gemeente maakte speciaal hiervoor bijna 2 miljoen euro vrij en de politie 250 politiemensen, vooral rechercheurs. Als de jongvolwassenen iets verkeerds doen, worden ze direct met de gevolgen geconfronteerd. ‘Ook al gaat het om rijden zonder gordel of wildplassen’, zegt Van der Burg. ‘We zitten er bovenop. We zorgen voor een snelle doorloop zodat daders direct worden geconfronteerd met de gevolgen van hun daden.’ Op zich is deze aanpak niet echt nieuw. In het verleden pakte de gemeente de harde kern ook aan met een lik op stuk-beleid, onder andere met Justitie in de Buurt. Belangrijk verschil is echter dat de overheid destijds reactief was en nu proactief. Van der Burg: ‘De aanpak tot nu toe was niet gedifferentieerd. Wie langs kwam, kwam langs en kreeg zo nodig lik op stuk. Wij hebben nu 600 jongens geselecteerd – het merendeel is jongen, er zitten slechts dertien meisjes in deze groep – en daar gaan we echt iets aan doen.’
moeten we stevig straffen. De tweede categorie, de mad-jongvolwassenen, hebben psychiatrische problemen. Zij moeten na hun straf een behandeling krijgen. Ten slotte zijn er de sadjongvolwassenen, de jongvolwassenen met een licht verstandelijke beperking. Je helpt hen niet met een behandeling, want lvb is een permanente staat. We moeten deze jongvolwassenen helpen hun leven weer op de rails te zetten en hen vervolgens zo nodig begeleiden om het leven op de rails te houden.’ ‘Verder kijken we niet alleen naar de dader, maar ook naar het systeem van de dader’, vervolgt de wethouder. ‘Als we mijnheer X hebben opgepakt, kijken we ook naar zijn thuissituatie en vooral naar zijn broertjes en zusjes. Als er niets met het gezin aan de hand is, concentreren wij ons op de dader. Is er meer aan de hand, dan schakelen we anderen in. Vaak zijn die gezinnen dan ook al bekend bij de mpg-aanpak.’
senen uit deze groep aangehouden, van wie er 22 zijn voorgeleid. De ggd heeft inmiddels 35 jongvolwassenen gescreend, van wie meer dan de helft bleek te kampen met lvb-problematiek. Ten slotte zijn 36 gezinnen bezocht (of worden zeer binnenkort bezocht) omdat werd gevreesd dat broertjes het gedrag van hun grote broer zouden kopiëren. Toch bestaat de “Top 600”over drie jaar nog steeds uit 600 jongvolwassenen. ‘Het is namelijk geen vaste groep’, legt Van der Burg uit. ‘Deze stad zal nooit crimineelvrij zijn. Die illusie moeten we niet hebben. We blijven kijken welke jongvolwassenen zich het meest schuldig maken aan high impact-misdrijven. Sommige jongvolwassenen verdwijnen uit de lijst, andere komen daarvoor in de plaats. Uiteindelijk doel is dat een substantieel deel van de daders – ik noem liever geen cijfers - op het rechte pad komt en dat het risico daalt dat ze hun broertjes meeslepen. Dan zal ook het aantal high impact-misdrijven dalen. En daar gaat het om.’
Geen wachtlijst
Hier komen ook de instellingen voor de jeugdggz, de jeugdzorg en de lvb-zorg in beeld. Volgens Van der Burg hebben zij zich allemaal gecommitteerd aan deze aanpak. ‘Ze willen graag meewerken en hebben hiervoor capaciteit vrijgemaakt. Wat dat betreft lopen ze niet tegen de productiegrenzen op, maar dat is natuurlijk wel een punt van aandacht. Als we een snelle doorloop willen in het justitiële deel, moeten we ook zorgen voor een snel vervolg. Als deze jongvolwassenen op een wachtlijst terecht komen, schieten we ons doel voorbij. Ik heb dergelijke signalen overigens nog niet gehad. Maar als het zover is, ga ik in de slag met de zorgkantoren en het kabinet en ik heb goede hoop dat we dan tot een oplossing komen want onze aanpak heeft de volle steun van Opstelten.
Bad, mad, sad
De samenwerking tussen politie, justitie, zorg en jeugd, de proactieve aanpak en passie van de direct betrokkenen zijn volgens Van der Burg drie belangrijke ingrediënten die deze aanpak wel tot een succes moeten maken. Maar er is meer: ‘De aanpak van de “Top 600” kan alleen slagen als we de daders helpen om na hun straf een leven zonder criminaliteit te leiden. We maken daartoe een, wat ik noem, “bad-mad-sad-schifting”. De Bad-jongvolwassenen zijn de gewone boefjes. Die
Resultaat
De aanpak van de “Top 600” loopt nog geen half jaar, maar in die tijd heeft justitie 84 jongvolwas-
1
FOTO : SA K E R I JPK EMA
Kinderbescherming: ‘Niet wachten op kindsignalen’
Bezuinigingen ggz leiden tot gat in zorgaanbod
multiprobleemgezinnen
Eric van der Burg: ‘Uiteindelijk doel is dat een substantieel deel van de daders op het rechte pad komt en dat het risico daalt dat ze hun broertjes meeslepen.
Doo r : Ma rt i n g e rrit sen
‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van dertien instellingen voor de jeugdzorg, de kinder- en jeugdpsychiatrie, speciaal onderwijs en hulp voor licht verstandelijk beperkten in de stadsregio Amsterdam: Altra, Arkin, De Bascule, Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, GGZ inGeest, HVO Querido, Leger des Heils, Lijn 5, MEE Amstel en Zaan, MOC ’t Kabouterhuis, REC BovenAmstel, Spirit en de William Schrikker Groep. ‘Jong aan de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De digitale nieuwsbrief ‘Jong Digitaal’ verschijnt elf keer per jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties. Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten worden ontleend. Overname van artikelen uit ‘Jong aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. Hoofdredactie Martin Gerritsen/TekstBeeld.Eu Kernredactie Sanne Bender (Spirit), Maureen Veurman (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam), Bertie van der Linden (Altra), Clara Vollaard (De Bascule) Redactie Annemarie Burgers (GGZ InGeest/Arkin), Iris Clarkson (MEE Amstel en Zaan), Elvira Draijer (William Schrikker Groep), Tom Pijpers (REC BovenAmstel), Marc Onnen (HVO Querido), Paul Proost (Leger des Heils), Monique van der Velden (Lijn 5), Hans Visser (MOC ’t Kabouterhuis) Vaste medewerkers Tamara Franke, Anja Geldermans, Suzan Hilhorst, Evelien Hoekstra, Elizabeth Stilma, Florence Tonk, Sake Rijpkema en Wim Stevenhagen. Redactie-adres Jong aan de Amstel, Fred. Roeskestraat 73, 1076 EC Amsterdam e-mail:
[email protected] website: www.jongaandeamstel.nl Ontwerp en DTP Marjolein Lensink Productie Heijnis & Schipper Drukkerij bv, Zaandijk
Contactgegevens Altra
Stationsplein 63, 1012 AB Amsterdam tel. 020 - 555 83 33 •
[email protected] • www.altra.nl
Arkin/ PuntP
Cluster Kinder- en Jeugdpsychiatrie en Verslavingszorg/ Infant Mental Health Keizersgracht 572, 1017 EM Amsterdam tel.: 020 - 590 43 33 • www.puntp.nl
‘Bezuinigingen ggz leiden tot gat in zorgaanbod’ De bezuinigingen op de ggz leiden tot een structureel gat in het zorgaanbod. Dat stelt Harrie van Leeuwen, bestuurder bij de Bascule. De aandacht gaat tot nu toe vooral naar de eigen bijdrage van 200 euro die ouders en kinderen in de ggz met ingang van volgend jaar moeten betalen, maar de bezuinigingen omvatten veel meer. Van Leeuwen roept de partners op de handen ineen te slaan.
verantwoordelijkheid vallen zo goed mogelijk blijven behandelen. Dat kan voor een deel door efficiënter te werken, maar vooral door minder activiteiten te ondernemen die niet direct declarabel zijn.’ Dat laatste zullen andere organisaties direct gaan merken. ‘We zullen minder kunnen participeren in de talloze overleggen die er zijn, onder andere over de stelselwijziging. Dat brengt risico’s met zich mee, onder andere dat we als Bascule meer naar binnen gericht raken. Op zich volgen we hiermee het transitiedocument van de gemeente die stelt dat we minder moeten overleggen. Maar juist de gemeente is de aanstichter van veel overleggen, zoals het casusoverleg en het wijkoverleg.’ Deze opstelling zal volgens Van Leeuwen ook gevolgen hebben voor enkele activiteiten van de Bascule. Van Leeuwen noemt het voorbeeld van de portfolio-analyse in het kader van de jeugdforensische diagnostiek. ‘Dat is van groot belang voor de jeugdbescherming en kinderrechters, maar we krijgen steeds minder aanvragen omdat ook de andere partijen moeten bezuinigingen. Het gevolg is dat er te weinig onderzoeken worden aangevraagd om deze afdeling rendabel te laten draaien. Het
‘N
ever waste a good crisis, wordt er gezegd, maar dat is in dit geval erg moeilijk’, stelt Van Leeuwen. ‘De bezuinigingen op de ggz-zorg komen bij de Bascule boven op de bezuinigingen op het speciaal onderwijs en die op de jeugdzorg. Dat kunnen we niet meer opvangen zonder verlies aan formatieplaatsen. Dat is ontzettend pijnlijk.’
Innovatief
‘Tegelijk moeten we innovatief omgaan met het mindere geld dat we hebben’, vervolgt hij. ‘We moeten de kinderen die onder onze
Vroegtijdige herkenning en behandeling van ernstige spraak- en taalmoeilijkheden bij jonge kinderen vermindert sociale, emotionele en leerproblemen op latere leeftijd. Het verschil zit in het leren leven met een handicap of leven als een gehandicapte. ‘Het is een valkuil om te denken: we kijken het nog even aan.’
‘E
rnstige spraak- en taalmoeilijkheden (ESM) moet je niet verwarren met een taalachterstand door te weinig stimulering van de taalontwikkeling’, zegt Noëlle Uilenburg, manager onderzoek en ontwikkeling vroegtijdige opsporing bij het NSDSK, kennisorganisatie op het gebied van Taal en Gehoor. ‘Het gaat om een vertraagde ontwikkeling, waarbij geen sprake is van slechthorendheid, lage intelligentie, een contactstoornis of ontwikkelingsachterstand. Het gaat om kinderen die taal niet goed begrijpen
en/of zich niet goed kunnen uitdrukken. Deze kinderen missen stukjes communicatie, waardoor de wereld onbegrijpelijk op hen overkomt. Het gevolg is dat ze een achterstand oplopen bij hun sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling.’
Taalvariatie
Naar schatting heeft zo’n 3 tot 4 procent van de kinderen ESM. Meestal komt vanaf het tweede levensjaar deze stoornis het duidelijkst naar voren. Voor die tijd is de taalvariatie tussen
GGZ inGeest - Jeugd en Jongerenpsychiatrie Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam 020 - 788 56 00 • www.ggzingeest.nl
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam 020 - 3059 359 •
[email protected] • www.bjaa.nl
HVO Querido
Wibautstraat 133 d, 1097 DN Amsterdam • 020 - 561 90 90
[email protected] • www.hvoquerido.nl
Leger des Heils-Goodwillcentra Amsterdam Rode Kruisstraat 24, 1025 KN Amsterdam 020 - 630 11 11 •
[email protected] www.legerdesheils-goodwillcentra.nl
Meer informatie: www.debascule.com
kinderen nog erg groot. Het consultatiebureau speelt een belangrijke rol bij de signalering. Als de consultatiearts vermoedt dat er sprake is van ESM, moet deze volgens directeur Gertrude van den Brink het kind snel doorverwijzen naar een audiologisch centrum. ‘Artsen en ouders moeten niet denken: dat komt nog wel goed. De gevoelige periode voor taal ligt tussen 0 en 5 jaar. Dan moet de basis echt zijn gelegd.’ Hoe belangrijk behandeling is blijkt uit onderzoek onder volwassenen met onbehandelde ESM. Zij blijken vaker werkloos, hebben vaker geen relatie, wonen vaker thuis bij de ouders en worden vaker gepest en seksueel misbruikt.
Uitgebreide test
Een kind van wie wordt vermoed dat het ESM heeft, wordt uitgebreid getest. Zo moet duidelijk worden dat het lage taalvermogen niet wordt veroorzaakt door een lage intelligentie. Tijdens de behandeling leren kinderen zich op verschillende manier uitdrukken, naast gesproken taal ook met gebaren en pictogrammen. Ook ouders worden getraind in het ondersteunen en stimuleren van hun kind. Na verloop van tijd zie je de kinderen opbloeien, zegt Uilenburg. ‘En dat geldt ook voor de ouders. Het risico is namelijk dat je als ouder niet meer praat tegen je kind, omdat het niet tegen jou praat.’ Vroege behandeling leidt ertoe dat de instroom van kinderen met ESM naar het speciaal onderwijs met 30 procent verminderd, zo’n 2500 leerlingen per jaar.
Nieuwe methode
Lijn 5
Om ESM zo vroeg mogelijk te signaleren, wordt in verschillende proefregio’s bij de consultatiebureaus gestart met een uniform protocol voor signalering. In dit protocol zijn aandachtsmomenten, instrumenten en duidelijke afspraken over het vervolg na signalering vastgelegd. Van den Brink: ‘Het is een simpel en helder protocol. Bij een bepaalde score weet je zeker dat er iets aan de hand is. Het is de bedoeling dat in 2012 deze methode in heel Nederland wordt ingevoerd. Dan kunnen we echt een stap zetten in de signalering en behandeling van ESM.’
Postbus 43, 1970 AA IJmuiden • 088 - 513 13 13
[email protected] • www.ln5.nl
MEE Amstel en Zaan
Derkinderenstraat 10-18, 1062 DB Amsterdam 020 - 512 72 72 •
[email protected] • www.meeaz.nl
MOC ’t Kabouterhuis
Amsteldijk 136, 1079 LK Amsterdam • 020 – 644 53 51
[email protected] • www.kabouterhuis.nl
REC BovenAmstel
Stationsplein 63, 1012 AB Amsterdam • 020 - 555 83 33
[email protected] • www.recbovenamstel.nl
Spirit
Postbus 12685, 1100 AR Amsterdam • 020 - 740 00 00
[email protected] • www.wsg.nu
Van Leeuwen denkt dat er ook winst is te behalen wanneer partners zich verdiepen in de financiering van de ggz en meedenken wat waar kan worden gefinancierd. ‘We hebben als ggz te maken met een andere financiering dan de jeugdzorg. Ik hoop dat onze partners enig inzicht krijgen in wat wel en niet binnen een DBC (diagnosebehandelcombinatie – red.) mogelijk is. Wij kunnen kosten declareren als ze direct cliëntgebonden zijn, maar een consult vanuit de jeugdzorg over een cliënt die niet bij ons is ingeschreven, kunnen we niet declareren. De jeugdzorg zal dan moeten kijken of zij dat consult kunnen vergoeden. Een andere mogelijkheid is dat wij dat consult wel leveren, maar dat de jeugdzorg in ruil daarvoor weer iets voor ons doet. Zo krijg je een uitruil van nietdeclarabele kosten. Op die manier kunnen we de zorg toch zoveel mogelijk op peil houden. En daar gaat het uiteindelijk om.’
‘Tijdig signaleren spraak- en taalmoeilijkheden cruciaal
Academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie IJsbaanpad 6, 1076 CV Amsterdam • 020 - 890 19 00
[email protected] • www.debascule.com
William Schrikker Groep
Meedenken
A n ja G e l d e r m a n s
De Bascule
Fred.Roeskestraat 73, 1076 EC Amsterdam 020 - 5400 500 •
[email protected] • www.spirit.nl
voortbestaan komt in gevaar met als gevolg een structureel gat in het zorgaanbod.’
I L L USTRATIE: WIM STEVEN H AGEN
Meer informatie: www.nsdsk.nl
2
Doo r : Ta m a r a F r a n k e
Trainingshuis voor jonge moeders
‘Mijn zoontje moet een beter leven krijgen’
kan worden uitgebreid. Het is niet de bedoeling dat ze hier alleen komen eten en op de bank hangen. Hij moet echt meehelpen met de verzorging van het kindje.’
Beginpunt
‘Als je niet voor jezelf kunt zorgen, kun je ook niet voor je kindje zorgen’, zegt de zeventienjarige Celesta, een van de bewoonsters van het Trainingshuis voor jonge moeders, aan de rand van het Vondelpark. Dit is een woonvoorziening voor meiden, tussen de veertien en drieëntwintig jaar en hun kindjes.
Celesta ziet de leefgroep als het beginpunt naar een eigen leven met een eigen huisje. ‘Binnenkort ga ik naar fase drie. Dat is best snel, binnen een jaar. Als het goed gaat, mag je naar een volgende fase. Uiteindelijk wil iedereen hier weg en een plek voor zichzelf hebben met je eigen spulletjes. Maar het is best hard werken. Ik moest echt veel leren, bijvoorbeeld goed met mijn geld omgaan en ik moest weer terug naar school. Ik ga nu de kapstersopleiding volgen.’ ‘Er zijn nog steeds veel dingen die ik moeilijk vind. Ik kook wel elke dag voor Revelensio, maar ik heb vaak geen zin om voor mezelf te koken. Soms eet ik met een ander meisje. Dat helpt, is een stuk gezelliger! Het lastigste is om met zoveel meisjes in een huis samen te wonen. Ook al heeft iedereen een eigen kamer en klein kinderkamertje, de keuken deel je met een ander meisje en de badkamer delen we met meer. Het is vooral lastig dat iedereen anders is en de samenstelling van de groep steeds wisselt.’
Dagritme
‘Revelensio is het belangrijkste in mijn leven. Ik zou niet weten waar ik zou staan als ik hem niet had gekregen.’
‘D
it is Revelensio toen hij een paar weken oud was.’ Trots toont Celesta het zelfgemaakte fotoboek van haar nu negen maanden oude zoontje. Ook aan de muren hangen talloze foto’s. Celesta woont sinds afgelopen oktober in het trainingshuis. ‘Een week voor de bevalling kwam ik hier. Ik was echt dolblij met mijn plekje. Hier heb ik voor het eerst een beetje een plek voor mezelf. Sinds 2000 woon ik niet meer thuis en zat ik op veel verschillende plekken. Ik heb geen contact meer met mijn ouders. Mijn twee broers komen hier wel eens op bezoek, maar ik zie ze niet vaak. Revelensio is nu het belangrijkste in mijn leven. Ik zou echt niet weten waar ik nu zou staan als ik hem niet had gekregen. Ik ben nu gemotiveerd om dingen anders te doen. Ik wil mijn zoon een beter leven geven dan ik heb gehad. Je leert hier voor je kindje zorgen en voor jezelf zorgen.’
Eigen plek
‘Onze jonge moeders zijn in het verleden beschadigd, hebben een beperkt sociaal netwerk, geen veilige omgeving of zijn nog niet zelfstandig. Allemaal redenen waarom ze geen plek hebben om te wonen’, vertelt Lonneke Houppermans, pedagogische medewerker A. ‘Natuurlijk heeft opvang in het eigen netwerk de voorkeur, maar dat is niet altijd mogelijk.’ Ze krijgen in de leefgroep 24 uur per dag, zeven dagen per week begeleiding. Lonneke: ‘We begeleiden de meiden om zelfstandige moeders te worden, zodat ze in staat zijn om voor zichzelf en hun kindje te zorgen.’ Het trainingshuis heeft vier fases van maximaal tien maanden, waarin de jonge moeders leren om samen met hun kind zelfstandig te leven. Ze krijgen in de eerste fase nog veel aansturing en ondersteuning. Ze zijn zelf als puber opeens ook moeder. Dit is een heftige periode. In de tweede fase ligt het accent op motiveren. In fase drie is er alleen nog coaching en in de vierde fase is er sprake van monitoren. Het meisje woont in een HAT-woning van Altra en er is een ambulant begeleider. ‘De accenten verschuiven steeds iets’, zegt Mitchel de Jong, pedagogische medewerker A. ‘Maar
Ook op de kamer van Gillianne (18) hangen leuke foto’s van dochter Jahliyah van acht maanden. Gillianne heeft dezelfde trotse moeder blik als Celesta. ‘Jahliyah is fantastisch! Ik ben pas met haar wezen babyzwemmen, dat was echt te gek, behalve aan het eind wanneer je je kindje onderwater moet doen, dat vond ik eng’, zegt Gillianne. Naar babyzwemmen gaan is een van de doelen van Gillianne en hoewel ze het leuk vond, valt het haar niet mee om er vaker naar toe te gaan. ‘Het begint wel erg vroeg. Nu het vakantie is heb ik moeite met een dagritme, vooral om de dag in te vullen. Tijdens het schooljaar ligt alles vast, dat vind ik prettig. Nu zorg ik ‘s ochtends voor Jahliyah, daarna breng ik haar naar de crèche en dan duurt de dag lang en weet ik eigenlijk niets te doen. ’s Avonds koken vind ik leuk, zowel voor Jahliyah als voor mezelf. En soms eet ik samen met Celesta, dan maak ik roti, ons lievelingseten.’
F oto: sa ke rij p ke ma
dit is ook afhankelijk van de ontwikkelingstaak. Sommigen kunnen bijvoorbeeld al goed verzorgen maar niet met geld omgaan.’
Regels
‘Ik kwam hier toen ik vijf maanden zwanger was’, vervolgt Gillianne. ‘In het begin vond ik ‘De meisjes werken aan concrete doelen’, vervolgt alle regels gek. Nu ben ik er blij mee en zie ik dat De Jong. ‘Zoals voorbereiden op de bevalling, ze voor structuur zorgen, dat is prettig. Ik sta nu verzorging en opvoeding van hun kind, de relatie op de wachtlijst voor een woning van Altra. Daar tussen moeder en kind, de dagelijkse planning en verheug ik me op. De vader van Jahliyah komt invulling van de dag, koken, hygiëne, maar ook drie dagen per week en helpt me met alles. In seksualiteit en het opbouwen van een netwerk, de HAT-woning gaan we samenwonen. Dat is school afmaken, een opleiding volgen of een wel spannend, samen wonen en samen voor ons baan vinden en natuurlijk de financiën. Daarom dochtertje zorgen en ik ga weer naar school, moeten ze hier alle praktische zaken zelf regelen een diploma halen! Samen aan een toekomst en betalen, net als wanneer ze zelfstandig leven. beginnen. Ik heb hier zoveel geleerd dat ik er wel Ze moeten zelf een crècheplek vinden en betalen, vertrouwen in heb.’ maar ook zelf koken en samen met hun kindje op hun eigen kamer eten.’ Meer informatie: www.altra.nl ‘Als er nog contact is met de vader dan betrekken we die erbij. Er is een bezoekregeling, die De namen van de moeders en hun kinderen zijn om afhankelijk van de inzet en bijdrage van de vader redenen van privacy gefingeerd.
Concrete doelen
Inspectie positief over risicomanagement BJAA De Inspectie Jeugdzorg bezocht dit voorjaar Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) om het risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen te onderzoeken. De inspectie stelde vast dat BJAA op nagenoeg alle onderdelen goede vorderingen heeft gemaakt. Ze beveelt aan om nog op één onderdeel van het risicomanagement verbeteringen door te voeren, namelijk het vastleggen en bewaken van veiligheidsafspraken. Erik Gerritsen, bestuurder van BJAA, antwoordde de inspectie dat BJAA momenteel werkt aan het samenvoegen van de werkprocessen en werkwijzen van de verschillende taken van BJAA. Het vertrekpunt hierbij is het realiseren van een sterkere gerichtheid op de kerntaak van BJAA: de veiligheid van het kind. Het vastleggen en monitoren afspraken hierover maakt onderdeel uit van het samenvoegingproces. Meer informatie: www.bjaa.nl
Spirit helpt Ghanese gezinnen bij hereniging
Spirit regio Zuidoost gaat vijftien Ghanese ouders en hun kinderen voorbereiden op gezinshereniging, individueel en in groepsverband. Gezinnen die het nodig hebben krijgen daarnaast lichte opvoedingsondersteuning in de eerste herenigingperiode. Het doel is dat gezinnen herenigd blijven. De meeste Ghanezen die naar Nederland emigreren, vaak vrouwen, laten hun kinderen achter bij familie in Ghana. Ze zijn soms jaren gescheiden. Ouder en kind zijn bij hereniging praktisch onbekenden voor elkaar. Om hun kinderen een goede toekomst te geven hebben veel moeders twee of drie banen, waardoor ze geen oogje in het zeil kunnen houden. Het opvoeden in twee culturen stelt ouders soms voor onverwachte problemen. Doordat de kinderen weinig binding meer met de ouders hebben en het grote cultuurverschil ontstaan er problemen, zoals weglopen. In 2010 waren veertig van de 120 spoedhulpzaken in regio Zuidoost gerelateerd aan problemen rondom gezinshereniging bij de Ghanezen. De ouders komen pas in actie als de problemen zijn geëscaleerd. Of sterker nog: het kind meldt zichzelf aan bij de politie en komt zo bij jeugdzorg terecht. Als de resultaten van de pilot goed zijn, dan wordt deze wellicht ingezet bij hereniging van Surinaamse, Turkse en Marokkaanse gezinnen. Meer informatie: www.spirit.nl
De Koppeling breidt uit De Koppeling is begonnen met de bouw van drie nieuwe villa’s. Na de geplande oplevering in mei 2012 kunnen er 48 meer jongens en meisjes, in de leeftijd van 12 tot 18 jaar, worden behandeld in het besloten behandelcentrum. Spirit, het Altra College (onderwijs) en de Bascule bieden hier jongeren met ernstige gedragsproblemen de mogelijkheid zelfstandig terug te laten keren in de samenleving. De nieuwbouw op het terrein voor de Koppeling krijgt een meer open karakter dan het huidige gebouw. Dit past beter bij de gefaseerde behandeling die de Koppeling biedt aan cliënten. Meer informatie: www.dekoppeling.com
Training Go for it!
Foto: sake rijpkema
‘ ’s Avonds koken vind ik leuk, zowel voor Jahliyah als voor mezelf.’
3
Op 6 oktober start de training Go for it! voor moeilijk lerende meiden en jongens (13-17 jaar) die het soms lastig vinden om goed met anderen om te gaan. In de training leren zij zichzelf beter kennen, zodat zij zich sterker voelen en beter voor zichzelf kunnen opkomen. De deelnemers leren hoe het contact met anderen beter kan verlopen. De gratis training bestaat uit 10 bijeenkomsten van 16.00 tot 18.00 uur op donderdagen vanaf 6 oktober. Locatie: MEE Amstel en Zaan, Derkinderenstraat 10-18, Amsterdam. Meer informatie of aanmelden: www.meeaz.nl of 020 – 512 72 72.
Doo r : Ma r i o n B r aat
Centrum Jong ook in Oostzaan en Wormerland
Sinds kort kunnen ouders in de gemeentes Wormerland en Oostzaan ook terecht bij Centrum Jong met al hun vragen over opvoeden en opgroeien. Bij de opening van beide centra benadrukten de wethouders van beide gemeenten, Anna de Groot en Eelco Taams, het belang van samenwerking tussen de verschillende partners in de keten, waarbij de nadruk in de Centra Jong moet blijven liggen op laagdrempeligheid en efficiëntie. Centrum Jong Oostzaan Medisch Centrum De Kolk, Zuideinde 80 Coördinator: Marieke Pauw (06 - 203 91 239) Verzorgingsgebied: Oostzaan Centrum Jong Wormerland Valkstraat 1, Wormer Coördinator: Marieke Pauw (06 - 203 91 239) Verzorgingsgebied: Wormerland
‘Jong aan de Amstel’ behandelt elk nummer een thema. Hierin belicht ze het onderwerp vanuit verschillende hoeken en geeft daarbij een overzicht van het hulpaanbod van de jeugdzorg op dit terrein. Tot nu toe kwamen de volgende thema’s aan bod: 2003/4 Basisonderwijs december 2003 2004/1 Jeugdpsychiatrie* maart 2004 2004/2 Voortgezet onderwijs juni 2004 2004/3 Crisishulp* november 2004 2005/1 Huiselijk geweld maart 2005 2005/2 Jeugdgezondheidszorg juni 2005 2005/3 Lokaal jeugdbeleid oktober 2005 2005/4 Speciaal onderwijs (primair)* december 2005 2006/1 Armoede maart 2006 2006/2 Meidenhulpverlening juni 2006 2006/3 Lichtverstandelijk gehandicapten oktober 2006 2006/4 Voortgezet speciaal onderwijs december 2006 2007/1 Hulp aan huis maart 2007 2007/2 Veiligheid juni 2007 2007/3 Autisme* oktober 2007 2007/4 Gezondheid en sport december 2007 2008/1 De harde kern* maart 2008 2008/2 Drang en dwang juni 2008 2008/3 Volwassenenpsychiatrie oktober 2008 2008/4 Preventie december 2008 2009/1 Multiprobleemgezinnen maart 2009 2009/2 Pleegzorg juni 2009 2009/3 Jonge moeders oktober 2009 2009/4 Vroegtijdige signalering* december 2009 2010/1 Licht verstandelijk beperkten maart 2010 2010/2 Passend basisonderwijs juni 2010 2010/3 Jeugdzorg in een strafrechtelijk kader oktober 2010 2010/4 Opvoedondersteuning december 2010 2011/1 Alcohol en drugs maart 2011 2011/2 Sport, cultuur en vrije tijd juni 2011 2011/3 Multiprobleemgezinnen september 2011 Oude nummers van ‘Jong aan de Amstel’ zijn – zolang de voorraad strekt – op te vragen via het e-mailadres van de redactie:
[email protected]. Alle nummers zijn als pdf te downloaden via www.jongaandeamstel.nl * = niet meer voorradig.
Vmbo’ers van het Altra College zijn in hun eerste mbo-jaar succesvoller dan jongeren die doorstromen vanuit een reguliere school. Dat is opmerkelijk, want het Altra College is een school voor speciaal onderwijs, met leerlingen die kampen met gedragsproblemen of een psychiatrische stoornis. Opmerkelijk ook omdat de Altra-leerlingen enkele jaren geleden nog slechter scoorden. Wat is het geheim?
in het mbo, dan is er in het eerste jaar nog altijd een bedrijf aan de slag kunnen. Poppenk: ‘Denk aan zaken als op tijd komen, afspraken nakomen, ambulante begeleiding beschikbaar. werk plannen en samenwerken met collega’s. Passend onderwijs Voor veel mensen vanzelfsprekend, maar niet Poppenk tot slot: ‘Het staat vast dat deze voor onze jongeren.’ leerlingen baat hebben bij de combinatie van Vervolgopleiding stage, beroepsvoorbereiding en nazorg. Het Altra Een flink deel van de leerlingen stroomt na het kan die drieslag bieden, omdat er rijksgeld is AKA-traject door naar een mbo2-opleiding. Hun om te investeren in vernieuwing, samenwerking stage-ervaring helpt hen een goede beroepskeuze en begeleiding. Of dat budget er ook nog is na te maken. Uitval in het eerste jaar komt daarom de invoering van het “passend onderwijs”, is niet veel voor. Dit in tegenstelling tot vmbo’ers de vraag. Het zou erg jammer zijn als dit voor uit het reguliere onderwijs, van wie er in het onze leerlingen uitermate passende onderwijs eerste jaar nogal wat afhaken als gevolg van onmogelijk zou worden.’ een verkeerde studiekeuze. En mocht een Altraleerling toch moeilijk zijn draai kunnen vinden Meer informatie: www.altra.nl
‘H
et Altra had altijd een regulier vmboprogramma, met schoolse vakken als Nederlands, Engels, aardrijkskunde en geschiedenis’, vertelt adjunct-directeur Paul Poppenk. ‘Maar onze leerlingen staken daar niet zo veel van op. Ze hadden moeite om zich te concentreren en wilden niet zo graag uit een boek leren. We gooiden het roer daarom radicaal om.’ De schoolleiding kwam met een nieuw programma, met veel aandacht voor de praktijk. En de school biedt de vmbo-leerlingen nu een ook een mbo1-opleiding met veel stagemogelijkheden, waarin de jongeren vooral algemene werknemersvaardigheden opdoen. Bovendien is er intensieve begeleiding die niet ophoudt als de leerling klaar is op het Altra College, maar die ook na de overstap naar het ROC beschikbaar is.
Constructie
Om een en ander mogelijk te maken, ging het Altra College samenwerken met ROC ASA, want een school voor voortgezet speciaal onderwijs mag officieel geen mbo-programma aanbieden. Dankzij die constructie volgen de Altrajongeren nu de opleidingen op ROC ASA, zoals de opleiding tot ‘arbeidsmarktgekwalificeerd assistent (AKA)’ en opleidingen op assistentenniveau, zoals verkoopmedewerker, zorg en welzijn, horeca. Leerlingen leren hier basisvaardigheden waardoor ze makkelijker in
Foto: DREAMSTIME
Kan een kind met een beperking of ontwikkelingsachterstand naar regulier onderwijs? Met de juiste ondersteuning is dat vaak goed mogelijk. Maar soms sluit speciaal onderwijs beter aan bij de behoeften van het kind. Hoe maken ouders een goede keuze? Om inzicht te krijgen in de verschillende soorten onderwijs en de ondersteuningsmogelijkheden, is er de cursus Kiezen voor onderwijs, voor ouders met een kind tot zes jaar, met een beperking. De gratis cursus bestaat uit vier informatieve bijeenkomsten op maandagavond bij MEE Amstel en Zaan, Derkinderenstraat 10-18, Amsterdam. Startdatum: 10 oktober. Meer informatie of aanmelden: www.meeaz.nl of 020 – 512 72 72.
Altra-leerlingen scoren goed op ROC
‘Het staat vast dat leerlingen baat hebben bij de combinatie van stage, beroepsvoorbereiding en nazorg.
Doo r : m a rt i n g e rrit sen
‘Steun aan lvb’ers mag niet alleen een centenkwestie zijn’ Op zich ziet Cees van der Wal, de nieuwe bestuurder van MEE Amstel en Zaan, niet zoveel bezwaar tegen het overhevelen van de hulp van licht verstandelijk beperkten van de AWBZ naar de WMO. Maar, zo voegt hij er direct aan toe, de gemeenten moeten zich dan niet blind staren op het resultaat.
‘W
e boden zorg, maar spraken niet met onze cliënten. We lieten ze niet zelf beslissen’, vertelt Van der Wal over zijn beginperi-
ode in de zorg voor mensen met een beperking. Hij kwam in 1989 als hoofd fysiotherapie bij “De Hartenkamp”. Inmiddels is hij bestuurder van MEE Amstel en Zaan. ‘Het werk is de afgelopen twintig jaar drastisch veranderd’, vervolgt hij. ‘We zien mensen met een beperking nu als mensen met een eigen verhaal, als mensen met eigen toekomstplannen. We ondersteunen ze nu om die toekomstplannen te verwezenlijken. We zorgen ervoor dat ze zo zelfstandig mogelijk kunnen functioneren. Je komt er dan achter dat deze mensen veel meer kunnen dan je aanvankelijk dacht.’ ‘We gaan uit van de eigen kracht van de mensen’, vervolgt hij, ‘maar dat gaat niet vanzelf. Deze mensen hebben vaak hulp van anderen nodig. Wij doen dat door diensten te verlenen aan de mensen zelf, maar ook door het gezin of het netwerk te ondersteunen en professionals te trainen zodat ze beter met deze groep mensen kunnen omgaan. Op die manier kan het overgrote deel van mensen met een licht verstandelijke beperking gewoon deel uitmaken van onze samenleving.’
Foto: sa k e r i jpk em a
Kiezen voor onderwijs
Onder druk
Nu wordt er alom geroepen dat de lvb-zorg onder druk staat omdat de overheid de financiering van de zorg voor mensen met een IQ van 70 tot 85 wil overhevelen van de AWBZ naar de WMO.
Cees van der Wal: ‘Je merkt dat lvb’ers veel meer kunnen dan we denken.’
4
Van der Wal ziet dat anders: ‘Ik geloof absoluut dat gemeenten de intentie hebben om deze zorg op een goede manier vorm te geven. Bovendien vind ik het een goede zaak dat de zorg zo dicht mogelijk bij de burger komt te liggen.’ Maar er schuilt wel een gevaar in, voegt hij er direct aan toe: ‘Ik vrees dat gemeenten teveel naar de resultaten kijken en dat is juist bij deze groep erg moeilijk te beoordelen. Zoals gezegd gaat het met de meeste lvb’ers goed omdat ze permanente ondersteuning krijgen, omdat organisaties als MEE het netwerk ondersteunen of professionals trainen. Maar hoe meet je dat resultaat? Je ziet het pas als je de ondersteuning stopt en ze dan in de problemen komen, bijvoorbeeld omdat ze een formulier niet begrijpen en dus niet invullen en daardoor inkomsten mislopen of schulden krijgen.’ Maar ook bij lvb-jongeren die voor overlast zorgen, moet je niet alleen naar het resultaat kijken, meent Van der Wal. ‘Het gevaar zit er namelijk in dat de hulp stopt op het moment dat de overlast stopt, maar daar schieten deze jongeren niet zoveel mee op. Ze hebben permanente ondersteuning nodig.’ ‘Steun aan lvb’ers mag niet alleen een centenkwestie zijn’, besluit hij. ‘Een belangrijk deel van deze groep heeft permanente ondersteuning nodig. Krijgen ze die niet, dan komen ze in de problemen omdat ze bijvoorbeeld niet meer zelfstandig kunnen wonen of voor overlast zorgen. Ze komen dan terecht in een zwaardere vorm van zorg, en dus alsnog in de AWBZ. Dan is de samenleving per saldo meer geld kwijt en het gaat ten koste van de kwaliteit van leven van deze mensen.’
Multiprobleemgezinnen
Eén gezin, één plan, één manager
F oto: DREAMST IME
Verslaving, mishandeling, huurschuld, ziekte. Niet zelden kampen gezinnen met meer dan één probleem. Drie jaar terug startte in Amsterdam een gecoördineerde aanpak van deze gezinnen. Gemeenten, stadsdelen, stadsregio en Bureau Jeugdzorg tekenden het Convenant Multiprobleemgezinnen en in het Multidisciplinair Overleg-Plus stemmen betrokkenen bij geïndiceerde jeugdzorg de hulp op elkaar af. Dat leidde voor de betrokken gezinnen tot een gezamenlijk plan van aanpak, waarbij hulpverleners gezamenlijk werken, vanuit hetzelfde perspectief en met hetzelfde doel. Een gezinsmanager ziet er op toe dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. In 2010 werden 600 gezinnen in Amsterdam ondersteund door de aanpak. De helft van deze gezinnen hebben een gezinsmanager, in deze gezinnen groeien gemiddeld drie minderjarige kinderen op. Voor de andere helft van de gezinnen lukt het om de aanpak met reguliere regie vorm te geven. Drie jaar na de introductie van de mpg-aanpak kijkt Jong aan de Amstel naar de stand van zaken.
Door: martin gerritsen
Ruurd Firet, stedelijk procesmanager mpg
‘Hier brengen we de ketensamenwerking in praktijk’
Foto: sa ke rijp kem a
‘Deze aanpak is bedoeld voor gezinnen met veel problemen waarbij de hulp ernstig stagneert’, vertelt Ruurd Firet. ‘Gezinnen die we met intensieve en vooral goed gecoördineerde hulp weer op de rails proberen te krijgen.’ Amsterdam hanteert deze werkwijze nu bijna drie jaar. Firet zet de winst en verbeterpunten op een rij.
Ruurd Firet: ‘We hebben altijd de mond vol over ketensamenwerking. Hier brengen we het in praktijk.’
E
scaleren. Zo heet het wanneer een gezinscoach vastloopt en het probleem voorlegt aan de stedelijk procesmanager. Firet moet het proces dan weer vlot trekken. Hij praat met een psychiater die geen informatie wil geven, belt met het CIZ over problemen rondom indicaties of neemt contact op met een instelling of een kind buiten de wachtlijst om geplaatst kan worden. ‘Maar dreigende huisuitzettingen komen het meest voor’, vertelt hij. ‘Dat is dagelijkse kost. Ik overleg
dan met de Dienst Wonen of de Woningcorporatie om te kijken of we een uitzetting kunnen uitstellen of voorkomen omdat dit vaak vooral niet in het belang is van de kinderen. Want als een gezin geen dak boven het hoofd heeft, kan het moeilijk aan opvoeddoelen werken.’
Duidelijke lijn
Amsterdam introduceerde de mpgaanpak omdat de instanties die bij een gezin met veel problemen waren betrokken nogal eens langs
tijd en mogelijkheden voor een gezin waardoor zij de kans hebben een duidelijke lijn uit te zetten en directer te reageren op veranderde omstandigheden in het gezin. Dat was voorheen nogal moeilijk. Ze zagen in een beperktere tijd maar een deel van de problematiek. De gezinscoach heeft nu meer zicht op het gezin als geheel zodat deze een duidelijk Plan van Aanpak kan maken.’ Tweede winstpunt is volgens Firet het uitvoerdersoverleg waarin alle partijen zitten die met het gezin te maken hebben. ‘De coach heeft hiervan de regie in handen’, legt hij uit, ‘zodat duidelijk is wie wat doet in het gezin. Dat is een absoluut succes. We hebben altijd de mond vol over ketensamenwerking. Hier brengen we het in praktijk.’ ‘Het derde pluspunt is dat de gemeente zich ervan bewust is geworden dat ook zij een verantwoordelijkheid heeft op dit gebied’, vervolgt Firet. ‘Dat komt natuurlijk ook doordat de gemeente meer taken krijgt die hiermee te maken hebben als gevolg van de voorgenomen veranderingen in de jeugdzorg, de AWBZ en de WMO.’
Versnipperde financiering
elkaar heen werkten. Iedere instelling formuleerde zijn eigen doelen, een eigen plan van aanpak en vaak wist de een niet wat de ander deed. Gezinscoaches en gezinsmanagers moeten alle hulp nu bijeenbrengen in één Plan van Aanpak en er op toezien dat een ieder doet wat is afgesproken. De coaches komen vooral uit instellingen voor de jeugd- of lvb-zorg. Firet ziet drie punten waarop duidelijke vorderingen zijn gemaakt. ‘De gezinscoaches hebben meer
5
Toch is de mpg-aanpak niet alleen maar een succes. Zo lopen de coaches nog steeds aan tegen de versnipperde financiering. Firet: ‘Wie betaalt wat? Dat is niet altijd duidelijk. Laatst had ik een gezin waarvan de moeder hulp kreeg op grond van de AWBZ. Voor haar kinderen die samen met haar in deze zorginstelling verbleven was er geen financiering mogelijk. In zo’n geval moet alles uit de kast worden gehaald om de zorg betaalbaar te krijgen.’ Daarnaast komt het idee van “Eén gezin, één plan” volgens Firet nog
onvoldoende uit de verf. ‘Elke instelling moet conform zijn eigen doelstellingen/doelgroep de hulp verantwoorden. Je kunt als jeugdzorg wel kijken naar het hele systeem van het gezin, maar je wordt uiteindelijk financieel afgerekend op hetgeen je voor het kind of de ouder die jou klant is doet.’ Ook hier ligt de oplossing deels in een andere financieringssystematiek. De oplossing van een derde probleem ligt bij de organisaties zelf. Firet constateert dat vaak teveel organisaties zijn betrokken bij het uitvoerdersoverleg en dan ook nog eens mensen vanuit verschillende geledingen. ‘De ene organisatie vaardigt uitvoerders af, de ander beleidsmedewerkers en een derde teamleiders. Dat betekent dat niet iedereen bevoegd is tot het nemen van beslissingen, zodat een andere overlegtafel de casus ook nog eens bespreekt en iedereen weer zijn plasje er tegen wil doen. Zo creëren we een nieuwe bureaucratie. Ik vind dat we toe moeten naar minder overlegtafels. We moeten beslissingen nemen op stadsdeel- en wijkniveau waar de aanwezigheid van de juiste expertise belangrijker is dan het aantal instellingen.’
Continue hulp
De mpg-aanpak werkt, maar toch zijn er kanttekeningen. Firet: ‘De aanpak werkt niet bij elk gezin met veel problemen. Het gaat om gezinnen die je met intensieve hulp weer op de rails kunt zetten. Je investeert in korte tijd, twintig weken, intensief in het gezin zodat het gezin zelf de problemen weer de baas kan. De aanpak is niet bedoeld voor gezinnen die altijd een bepaalde vorm van zorg nodig zullen blijven houden omdat ze het alleen niet redden.’
Multiprobleemgezinnen Door: evelien ho ek stra
praktijk + + + MPG-aanpak in de pra Hoe verlenen de jeugdzorg, de jeugd-ggz en de lvb-instellingen nu ze samen? Wat vindt het gezin van de hulp? Deze vragen staan centraal
‘VIG-coach is grote steun voor mevrouw Abdellah’
Bascule leert Jennifer handelen en regels stel
Als de reguliere hulp een mpg-gezin niet meer weet te bereiken, komen de VIG-coaches van Spirit in actie. Die hulp moeten de gezinnen accepteren. Zo niet, dan heeft dat gevolgen.
Soms zijn de psychiatrische problemen in een multiprobleemgezin zodanig dat opname noodzakelijk is. De psychiatrische gezinsbehandeling van de Bascule kan dan uitkomst bieden.
Onmacht
Lobke Broekhuis is VIG-coach bij Spirit. Ze werkt in het team Voorwaardelijke interventie in gezinnen (VIG). Pedagogische onmacht of verwaarlozing van de kinderen is aan de orde bij gezinnen die in aanmerking komen voor deze vorm van gedwongen hulpverlening. Broekhuis begeleidt het gezin Abdellah intensief. Ze legt uit: ‘Het is opgelegde hulp, geen vrijwillige. De reguliere hulpverlening heeft bij deze gezinnen geen verbetering gebracht of zij hebben zelfs niet binnen kunnen komen. Deze gezinnen leven van een WWB-uitkering (Wet Werk en Bijstand) en kunnen hier op gekort worden als zij niet meewerken. Behalve via de Dienst Werk en Inkomen komen de gezinnen via BJAA of WSG in dit traject terecht. De gezinsvoogd kan bij een ondertoezichtstelling dan ook de voorwaarde neerleggen om een VIG-traject te doorlopen.’
Regie
Een jaar geleden startte Broekhuis de begeleiding van het gezin. Het traject duurt eigenlijk een half jaar, maar bij dit gezin is het met een half jaar verlengd. Broekhuis nam de regie in handen en loste allerlei problemen op. ‘Ze moesten meewerken en hadden geen keus. Wij lossen basaal de problemen op. Ik kan wel over opvoedvaardigheden beginnen, maar als de wasmachine stuk is en de schulden lopen op dan is het verstandiger om daar eerst iets aan te doen.’ Mevrouw Abdellah is blij met Broekhuis. ‘Zij begrijpt me en legt alles rustig uit. Er is veel veranderd sinds zij er is. Ze gaat ook mee naar afspraken op school of bij de schuldhulpverlening. Ik kan haar altijd bellen als er iets is. Zij is een grote steun. Iemand die naast me staat. Ook voor de kinderen regelt ze veel goede dingen.’
Touwtjes
Binnen een jaar tijd werd er orde op zaken gesteld bij het gezin waar eerst talloze hulpverleners over de vloer kwamen. Nu heeft Broekhuis de touwtjes in handen. Als ze een brief van de woningbouwcorporaties onder ogen krijgt tijdens het bezoek, belt ze meteen op om het een en ander te regelen. Broekhuis: ‘Ik laat duidelijk zien wat ik allemaal doe, zo heeft zij ook grip op de zaak.’ Voor de oudste zoon heeft ze een begeleid wonen-project gevonden. ‘Dit gezin heeft heel veel begeleiding nodig, anders loopt het uit de hand. Het belang van de kinderen staat centraal, ik heb geprobeerd een veilige woon- en leefsituatie voor de kinderen te creëren. Het is de kracht van VIG dat we ons overal tegenaan bemoeien en zo het aanspreekpunt zijn voor de gezinnen en het professioneel netwerk.’
FOTO: d rea msti me
Monitoren
Binnenkort wordt het traject afgesloten en neemt de reguliere hulpverlening het over van Broekhuis. ‘Wij monitoren dit gezin straks nog negen maanden. Het blijft spannend of het gezin de ingezette lijn kan vasthouden. Een ding is zeker: je kan veel bereiken met geduld en daadkracht.’
Om redenen van privacy is de naam Abdellah gefingeerd.
Wat is een multiprobleemgezin? We spreken over een multiprobleemgezin als: • e r problemen zijn op twee of meer sociaal/maatschappelijke gebieden. Denk hierbij aan vervuiling, schulden, werkloosheid, verslaving, geweld, kindermishandeling, huiselijk geweld, psychische problematiek, verstandelijke beperking, prostitutie en/of criminaliteit; • er onvoldoende zicht is op de omvang en de samenhang van de problemen; • het gezin de problemen niet zelf beseft of niet is gemotiveerd hulp te aanvaarden; • de problemen chronisch zijn;
• d e draagkracht van het gezin niet in balans is met de draaglast; • er sprake is van opvoedingsproblemen.
Het convenant Multiprobleemgezinnen kent vier categorieën: • R isicogezinnen. Gezinnen zonder geïndiceerde jeugdzorg of een jeugdbeschermingsmaatregel. Oplossing voor de problemen van deze gezinnen ligt veelal bij de lichtere vormen van hulp. De gemeente houdt de regie over de hulp aan deze gezinnen. • Gezin met geïndiceerde jeugdzorg. Gezinnen van wie een of meer kin-
deren hulp krijgen in het kader van de Wet op de Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg krijgt de regie over de hulp aan deze gezinnen. • Gezin met jeugdbeschermingsmaatregel. Gezinnen van wie een of meer kinderen onder toezicht zijn gesteld of aan wie de rechter een jeugdbeschermingsmaatregel heeft opgelegd. Bureau Jeugdzorg krijgt ook de regie over de hulp aan deze gezinnen. • Overlastgevende gezinnen. Gezinnen die overlast opleveren voor hun omgeving. De regie ligt in handen van Bureau Jeugdzorg of een van de andere betrokken organisaties.
6
J
ennifer geeft haar dochter een aardappel. Echt meewerken wil de driejarige Aisha niet. Ze ligt bij haar moeder op schoot, terwijl deze het eten in haar mond stopt. ‘Eigenlijk moet ik het zo niet doen’, verontschuldigt Jennifer zich. ‘Maar het wordt een hele strijd als ik er voor moet zorgen dat ze rechtop zit en zelf eet. En dan kan ik niet meer met jou praten en ben ik straks niet meer te genieten voor de andere kinderen.’ Het gedrag van haar jongste dochter was ruim tien maanden geleden mede de reden voor de opname van het hele
gezin in de kliniek van de psychiatrische gezinsbehandeling van de Bascule. Aisha had veel driftbuien en beet haar moeder tot bloedens toe. Grenzen stellen kon Jennifer niet, alles mocht. Dat Jennifer geen vertrouwen had in haar opvoedingscapaciteiten, heeft te maken met haar verleden. Ze zwierf vanaf haar dertiende over straat, kreeg te maken met verslavingen, ADHD, borderlineproblematiek en deed verschillende pogingen tot suïcide. Ze trouwde een Marokkaanse man, maar is sinds haar scheiding alleenstaand.
FOTO: d r ea m sti m e
evrouw Abdellah zit op haar bank in haar flat in Molenwijk, de Bijlmer van Amsterdam-Noord. Op de grond ligt zeil, aan de muur hangt niks, in de huiskamer prijkt alleen een bank en een tafel. Haar zoontje van vier hangt aan haar been. Een ander kind ligt op zijn bed tv te kijken. De moeder is licht verstandelijk beperkt. Ze heeft een IQ van 58. Haar vijf kinderen hebben problemen met de politie, worden beschuldigd van het veroorzaken van overlast bij de flatgebouwen en in de lift. De woningbouwcorporatie wil het gezin binnenkort uit de woning zetten. Ook was er sprake van schoolverzuim, het niet hebben van dagbesteding en er zijn schulden. Kortom: op alle leefgebieden zijn er grote zorgen.
foto: Peter G a l b r a i th
M
Multiprobleemgezinnen
aktijk + + + MPG-aanpak in de praktij hulp aan multiprobleemgezinnen? Wat is de problematiek? Hoe werken bij de drie gezinnen die Jong aan de Amstel op deze pagina’s portretteert.
consequent ‘10 voor toekomst’ maakt gezin Krenten llen sterker en zelfstandiger Zo kwam Jennifer bij de psychiatrische gezinsbehandeling van de Bascule. Daar bood sociotherapeut Damiët Loor hulp, samen met haar team waaronder de psychiater en de psycholoog. Loor: ‘De psychiatrische problematiek van de moeder en de gedragsproblemen van haar dochter beïnvloeden elkaar op negatieve wijze, waardoor het functioneren van het gezin onder druk staat. Hierdoor stagneerde de ontwikkeling van Aisha en de twee oudere kinderen.’ De Bascule legde tijdens de opname de nadruk op consequent handelen en het stellen van regels. Dat vond Jennifer moeilijk: ‘Ik ben vaak chaotisch en vind het moeilijk om streng te zijn. In de Bascule leerden ze me om oplossingsgericht te denken. Ze stelden me telkens de vraag wat ik het beste kon doen en wat het gevolg zou zijn van de ene of de andere oplossing. Het klinkt allemaal zo logisch, maar je moet het wel kunnen. Het gaat nu een stuk beter, maar ik merk wel dat het thuis moeilijker vol te houden is dan met alle begeleiding die ik kreeg tijdens de opname.’
Chronisch
Jennifer en haar drie kinderen wonen nu weer zelfstandig, mede dankzij de behandeling en begeleiding in de kliniek. Maar ook dankzij het feit dat ze na de opname eens in de twee weken hulp aan huis krijgen. Loor: ‘We konden geen passend aanbod vinden bij een andere hulpverlener, dus heb ik de hulp de laatste maanden voortgezet. Binnenkort krijgt dit gezin een andere hulpverlener van de Bascule in het kader van de Chronische Gezinsmodule, want het is duidelijk dat deze familie verdere begeleiding nodig blijft houden.
Om redenen van privacy zijn de namen van moeder en dochter gefingeerd.
Jennifer Krenten gaat er lekker bij zitten op het terras van Artis. Ze is vandaag met het hele gezin onder begeleiding van het Leger des Heils een dagje in de dierentuin. Even alle zorgen vergeten. Want die zijn er.
K
renten, een Surinaamse vrouw van middelbare leeftijd: ‘Ik zag het allemaal niet meer zitten. De problemen waren eindeloos, ik zag de dagen niet meer rooskleurig in.’ Ze zocht zelf hulp en kwam uiteindelijk bij het project “10 voor toekomst” van de Goodwill Centra Amsterdam van het Leger des Heils. Krenten is licht verstandelijk beperkt en had op een gegeven moment zestien hulpverleners. Ze overzag het niet meer. Nadat de kinderen onder toezicht werden gesteld, werd ook de hulpverlening gecoördineerd. Al haar thuiswonende kinderen zijn eveneens licht verstandelijk beperkt. Een van haar kinderen heeft bovendien een zware gedragsstoornis. De vader was de afgelopen 2,5 jaar wisselend aanwezig.
Sterker
Gezinscoach Cherry Elings biedt in het kader van “10 voor toekomst” intensieve hulp aan het gezin. Het Leger des Heils richt zich op het sterker en zelfstandiger worden van het gezin door thuis hulp te bieden. Belangrijk doel is het voorkomen van de uithuisplaatsing van de kinderen. Elings bezoekt de familie drie keer drie uur per week. Daarnaast heeft ze nog een uur per week telefonisch contact. En dat is geen overbodige luxe. Elings probeert samen met de gezinsvoogd de randvoorwaarden te scheppen voor een goede opvoeding en dagroutine. In het opgestelde hulpverleningsplan zijn de verschillende soorten hulp op elkaar afgestemd. ‘Ik probeer de moeder te helpen om meer grip te krijgen op de opvoeding van de drie kinderen die nog thuis wonen. Het doel is meer rust te creëren zodat er ruimte komt om samen met haar te werken aan opvoedingsvaardigheden en het sterker maken van het systeem als geheel.’
Meer informatie: E. de Rooij, 020 - 435 32 31, 06 - 53 700 465 of
[email protected]
Nieuw begin
Het gezin zit momenteel in een verhuizing. De moeder ziet dit als een nieuw begin, een frisse start. De gezinscoach richt zich nu voornamelijk op het in goede banen leiden hiervan. Jennifer Krenten temidden van haar kinderen: ‘We krijgen fijne hulp.’
De mpg-aanpak
Basisregels van gezinsmanagement in de mpg-aanpak • V anaf de start aansluiting zoeken bij het gezin en dat steeds blijven doen tot het moment van afsluiting.
foto : W y na n d De lpo rt
• B enut eerst de reguliere aanpak met de bestaande instrumenten/routes. • Als de reguliere aanpak tekort schiet, maken hulpverleners gezamenlijk één Plan van Aanpak voor het gezin. • De gezinsmanager heeft de regie op de uitvoering van het Plan van Aanpak. • De procesmanager heeft de regie op het proces. Wanneer noodzakelijke expertise meermalen niet of verkeerd wordt geleverd, kan de procesmanager escaleren (zie het interview met Ruurd Firet op bladzijde 5) • Soms is er een vorm van dwang en drang van toepassing wanneer de reguliere aanpak niet heeft geholpen.
Als dit achter de rug is, gaat ze werken aan het opstarten van een dagroutine voor de kinderen en het aanleren van opvoedingsvaardigheden. Elings: ‘Beetje bij beetje verbetert de situatie in het gezin. Moeder is erg gemotiveerd en is blij met de vooruitgang die ze nu al ziet.’ Elings besteedt ook aandacht voor de administratie en de financiën en ze gaat mee naar het ziekenhuis als de moeder daar een afspraak heeft. Tegelijk blijft ze haar aandacht richten op de ontwikkeling van en de zorg voor de kinderen. Mevrouw Krenten is opgetogen over de geboden hulp. ‘Cherry neemt veel regelzaken op zich. Ik heb nu thuiszorg voor het schoonhouden van het huis en de wasservice van het Leger des Heils doet onze was. Voor mijn schulden is afbetaling geregeld en Cherry besteedt veel aandacht aan de kinderen.’ Elings merkt dat het gezin vooruit komt. ‘Wij proberen de sterke kanten van het gezin te benutten, we gaan altijd uit van de kracht van het gezin, waardoor zij weer vertrouwen krijgen in de toekomst.’ En dat heeft Krenten inmiddels ook. ‘We krijgen fijne hulp. Het leven is weer dragelijk.’
Foto: SAKE RIJP KEMA
Consequent handelen
• H et maken van een analyse van wat er aan de hand is samen met ouders en deskundigen. Vanuit een gedeelde analyse volgt een plan van aanpak. • S amen met ouders en professionals een plan van aanpak maken, denken vanuit de mogelijkheden van het gezin. Veel afstemmen over de resultaten en eventuele knelpunten van het plan en oplossingsgericht regie nemen. • D enk in mogelijkheden in plaats van onmogelijkheden en benoem wat er nodig is. Ga op zoek naar creatieve oplossingen.
7
• G ebruik steun en inzet van ALLE uitvoerders, je bent een team. Betrek ook het management van deze organisaties bij de problemen en escaleer als het nodig is. • E en probleem kan niet op dezelfde manier opgelost worden, als hoe het ontstaan is. Schroom daarom niet om nieuwe en andere wegen te bewandelen dan we gewend zijn. • F ocus op het doel: ouders zoveel als mogelijk terug te br engen in hun rol als opvoeder om kinderen verantwoord op te laten groeien.
Multiprobleemgezinnen D oor: Ma rtin Gerritsen
Lotte Meertens, gz-psycholoog bij Ggz InGeest
‘Niet wachten met hulp tot alles op orde is’ ‘Natuurlijk kun je het beste hulp bieden in een stabiele situatie’, vertelt Lotte Meertens, ‘maar je kunt ook weer niet wachten met het bieden van hulp tot alle problemen zijn opgelost.’ Meertens werkt als gz-psycholoog bij GGZ InGeest. Een belangrijk deel van de kinderen die ze ziet, komen uit gezinnen met veel problemen.
‘D
e een is angstig, de ander depressief. Sommigen hebben een traumatische ervaring, anderen vertonen op school ernstige gedragsproblemen.’ De kinderen die bij GGZ InGeest worden aangemeld komen binnen met de meest uiteenlopende problemen. ‘En bij een belangrijk deel van de kinderen die hier komen is meer aan de hand in het gezin’, stelt Meertens. ‘De ouders kampen bijvoorbeeld met schulden of hebben zelf psychiatrische of verslavingsproblemen.’
Foto: SA KE RIJPKEMA
Onderzoek
Christina, moeder van Esmee (12) en Leroy (8), cliënten van GGZ InGeest
Randvoorwaarden
Door: MARTIN GERR I TSEN
‘De kinderen waren net plantjes die weer opbloeiden’ ‘Mijn kinderen kregen een flinke klap toen mijn man en ik uit elkaar gingen, nu een jaar of zeven geleden. Dat ging gepaard met spanning en ruzies. We hebben het daarna samen nog wel eens geprobeerd, maar het werd niets. Wat kapot is moet je niet proberen te maken. Mijn kinderen hadden er veel last van. Mijn man is nogal explosief, snel boos. En dan maakt het hem niet uit of de kinderen er bij zijn of niet. Zelf had ik het ook zwaar, zowel geestelijk als lichamelijk. Ik had veel verdriet en kreeg een hernia waardoor ik bijna niet meer kon lopen. En dan werd ik hier ook nog eens voor de deur overvallen waar de kinderen bij waren.’ ‘Je merkte het aan de kinderen. Ze voelden zich niet veilig, hadden geen vriendjes. Ze durfden er met niemand over te praten. Esmee was in zichzelf gekeerd. Ze kon haar emoties niet kwijt. Bij Leroy was het andersom. Hij was agressief, sloeg andere kinderen. Ze wilden hem om die reden ook van school sturen. We zijn toen met z’n allen om tafel gaan zitten. Spirit, van wie ik begeleiding kreeg, Myrthe, de gezinsvoogd, de maatschappelijk werker van school, hun vader en ik. Samen maakten we een “Plan van Aanpak”. Dat was vooral voor Leroy heel heftig. Hij moest zich ineens aan allemaal regels houden, maar sinds een maand of twee gaat het heel goed. Het is een andere jongen geworden.’ ‘Leroy ging ook naar “Piep zei de muis”en Esmee naar “En nu ik”, dat is hetzelfde programma voor wat
Meertens onderzoekt aan de hand van onder andere gesprekken en vragenlijsten wat er precies met het kind aan de hand is. Daarvoor spreekt ze uiteraard ook met direct betrokkenen, zoals de ouders en de docenten. ‘Ik kijk bijvoorbeeld naar de persoonlijkheid, de intelligentie en welke factoren een rol spelen bij de problemen. Als het gaat om gezinnen met veel problemen, kijken we in het uitvoerdersoverleg, waaraan ook andere hulpverleners deelnemen, wat we moeten doen. Samen maken we een Plan van Aanpak. Wat pakken we eerst aan? Wie doet wat? Daarbij is het belangrijk dat niet iedereen op een eigen eiland opereert, maar dat we echt samenwerken. Dat is voor ons gelukkig makkelijk omdat Bureau Jeugdzorg in hetzelfde gebouw zit.’
oudere kinderen. En het werkte. Tot dan toe voelden ze zich niet begrepen, maar daar praatten ze met kinderen die hetzelfde hadden meegemaakt. Dat gaf ze een stuk zelfvertrouwen terug. Het lag niet aan hen. Zij waren niet de enige. Het waren net plantjes die weer opbloeiden. Esmee ging eerst met niemand om, maar heeft nu vrienden en vriendinnen. Soms wat teveel… En de resultaten op school zijn ineens ook veel beter. Ze mag nu zelfs naar havo/vwo.’ ‘Myrthe praat veel met mij. Ze werkt als het ware door me heen. Ze luistert, kijkt en geeft advies als ik ergens tegen aan bots. Ik ben nogal vrij, maar Myrthe zei dat ik tien regels moest maken waar de kinderen zich absoluut aan moeten houden. Dat deed ik. Ze krijgen niet meer alles, maar zakgeld. Ze moeten op tijd naar bed. Ze moeten op tijd thuis zijn om te eten. Die vastigheid en regelmaat vonden ze in het begin helemaal niet leuk. Van hen hoefde ik niet meer naar “die Myrthe” te gaan. Maar ik merk nu dat het werkt. Ik heb veel minder problemen. Het zou alleen mooi zijn als hun vader zich ook aan die regels zou houden. Maar hij vindt dat niet nodig. En dan klaagt hij wel dat Esmee pas drie uur naar bed gaat…’ ‘Ik vind het wel fijn dat mensen nu samenwerken. Anderen zeggen wel eens dat de jeugdzorg je kinderen weghaalt, maar ik heb er veel aan. Je moet gewoon hetgeen eruit pikken waar je iets aan hebt. En dat heb ik gedaan. Ik zou niet weten wat ik zonder ze zou moeten.’
8
Vaak wordt gedacht dat eerst de randvoorwaarden, zoals schulden en huisvesting, op orde moeten zijn voor het zin heeft om hulp te bieden. Volgens Meertens ligt dat iets genuanceerder. ‘Natuurlijk moet een situatie stabiel zijn om hulp te kunnen bieden, maar je moet ook weer niet wachten met het bieden van ggz-hulp tot alle problemen zijn opgelost. De problemen werken ook op elkaar in. Als de psychiatrische problemen van hun kind wat verminderd zijn, hebben ze ook de ruimte om andere problemen aan te pakken. Bovendien zal de situatie nooit ideaal zijn voor de aanpak van de problemen. Als die situatie wel ideaal zou zijn, zouden ze hier niet zo snel zitten.’
Piep
Meertens biedt hulp in de vorm van gesprekken met het kind, de ouders en soms met anderen. ‘Het helpt vaak al veel als mensen begrijpen wat er met een kind aan de hand is. Waarom reageert een kind op die manier? Waarom wordt hij boos of agressief? Aan de hand van gesprekken proberen we ouders en kinderen op weg te helpen. Samen proberen we dan te komen tot een stabiele situatie, zodat ouders en kind aan de problemen kunnen werken. We zoeken dan oplossingen als een kind anders aanspreken of thuis duidelijke regels en structuur bieden.’ Daarnaast biedt GGZ InGeest kinderen een groot aantal specifieke programma’s, zoals “Piep zei de muis”. Meertens: ‘Dat is een preventief programma voor kinderen die veel meemaken thuis, zoals geweld, ruzies of een scheiding. Dat heeft namelijk een enorme impact op hun gevoel voor veiligheid. Tijdens “Piep zei de Muis” krijgen ze zicht op hun emoties en leren daarmee omgaan. Zo leren ze bijvoorbeeld dat het geweld niet hun schuld is. Kinderen hebben namelijk vaak de neiging om zichzelf als oorzaak van de problemen te zien.’ De namen van Christina en haar kinderen zijn om redenen van privacy gefingeerd. Ze staan ook niet op de foto. Die toont alleen Lotte Meertens. Lotte Meertens wordt door Christina consequent Myrthe genoemd.