14 Confronteren met spelvormen Vraag:
?
Wat is er tegen spelvormen? Er zijn altijd deelnemers die weigeren mee te doen aan een ‘spelletje’. Het is lastig om een spelvorm goed na te bespreken. De transfer naar de gewone situatie is voor veel deelnemers lastig. Je hebt allerlei ingewikkelde materialen nodig. Deelnemers voelen zich te pakken genomen als achteraf blijkt dat ze het verkeerd hebben gedaan.
Wat is er vóór spelvormen? Spelvormen zijn een goede afwisseling binnen een ‘gewoon’ programma. Ieder mens heeft nog een kind in zich: we houden allemaal van spelen! Het is een onovertroffen manier om deelnemers met hun eigen patroon te confronteren. Je kunt iedereen actief krijgen, makkelijker dan bij een gewone praktijksimulatie. Het is zo leuk, ook voor jezelf als trainer, om te zien hoe een groep zijn eigen probleem ‘doet’!
249
En? Met welke argumenten ben jij het eens? Antwoord: spelvormen kunnen enorm effectief en leuk zijn • • • •
!
mits je een spelvorm nóóit introduceert als spel; mits je een spelvorm zorgvuldig nabespreekt en zorgt dat de deelnemers de link kunnen leggen naar hun eigen situatie; mits je zorgt voor tips of theorie erna, en een succeservaring opleverende kernoefening; en mits je zelf ook een beetje lol hebt in aanklooien met de groep…
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.249 249
26-03-2008 13:55:29
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
...dan zijn spelvormen alles wat de voor-argumenten beloven. Een confronterende en speelse spiegel, een ervaring die een enorm anker kan zijn voor de deelnemers en een werkvorm die met ingewikkelde materialen gedaan kan worden maar ook met hele simpele. Zoals met alle werkvormen is het ook bij deze belangrijk om van te voren na te denken over hoe je hem in wilt zetten en hoe je hem dus ontwerpt. Hoe beter je vooraf van achter naar voren denkt en weer terug, hoe speelser en losser de uitvoering. Daar gaat dit hoofdstuk over.
De opzet van dit hoofdstuk Dit hoofdstuk bestaat uit drie delen: In paragraaf 14.1: hoe werkt een spelvorm als spiegel voor gedrag? In paragraaf 14.2: hoe ontwerp je een spelvorm? In paragraaf 14.3: hoe begeleid je een spelvorm zodanig dat de kwartjes vallen? Tussendoor vind je allerlei praktijkvoorbeelden en op pagina 258 een aantal spelvormen met simpele materialen.
DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
250
14.1 Hoe werkt een spelvorm als spiegel voor gedrag? De stoelenoefening De groep wordt in drie groepen verdeeld en elke groep krijgt een opdracht: Groep 1: zet alle stoelen op de gang Groep 2: zet alle stoelen bij het raam Groep 3: zet alle stoelen in een cirkel De deelnemers mogen niet praten tijdens de oefening en hun opdracht niet onthullen.16 Als je toekijkt zie je mensen totaal verschillend handelen. Samir kijkt toe hoe anderen knokken om de stoelen en laat het eerst maar eens gebeuren. Natasja mengt zich meteen verhit in de strijd. Patrick vindt een manier om toch over de opdrachten te communiceren ook al mag dat formeel niet. Ook als je teams onderling met elkaar vergelijkt zie je grote verschillen. Sommige groepen komen er binnen drie minuten conflictloos uit, anderen vechten en knokken; weer anderen maken er een groot spel van en lachen zich suf. De vraag is natuurlijk wat dit nu zegt. Zegt het gedrag van de mensen in dit spel iets over hoe ze zich in het ‘echte’ leven gedragen?
16 Frank Oomkes (1995), Training als beroep 2, Amsterdam, Boom.
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.250 250
26-03-2008 13:55:31
Doel spelvorm: confronteren met patroon uit de normale praktijk Spel Hier-en-nu
Pijn!
Oh ja! Dit herken ik in mijn echte leven Daar-en-dan
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
251 DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
In spelvormen ga je ervan uit dat mensen zichzelf altijd meenemen en dat het in essentie niet zoveel uitmaakt of ze vechten om stoelen of om salarisverhoging. Hun patronen zullen ongeveer hetzelfde zijn. Zeker als de trainer de spelvorm zo ontworpen heeft dat in dat spel ongeveer dezelfde drempels optreden als in het echte leven. Als ze normaal moeite hebben met optreden tegen dominante mensen en ze komen in het spel een agressieve medespeler tegen is de kans groot dat ze zich op ongeveer dezelfde manier in een hoekje laat drukken. In het spel kan je patronen ontdekken die je in het echt ook zo doet. Het grote voordeel van een spelvorm is dat er veel ‘ruis’ uit is. Het gaat niet meer om de inhoud maar puur om het gedrag. Daarmee komt het patroon duidelijker op tafel. Aan de andere kant creëert een spelvorm ook weer andere ruis: voor veel deelnemers is het nog maar de vraag in hoeverre ze de spelervaring kunnen vertalen naar het echte leven. Daarmee heb je meteen de twee belangrijkste eisen aan een spelvorm: 1. Er moet een patroon op tafel komen dat ook daadwerkelijk herkenbaar is als irritant en niet-effectief patroon in het dagelijks leven, zodat mensen niet het gevoel hebben dat ze het normaal heel anders doen. 2. Het is de kunst om mensen zich dat te laten realiseren in de nabespreking: ‘He, doe ik dat zo? Dat is waar ook, dat doe ik normaal ook. En dat is inderdaad niet handig.’ Dan ontstaat er nieuwsgierigheid naar hoe je het anders kan doen en dat is het moment waarop je met je theorie en kernoefening komt.
Tips Ja graag!
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.251 251
26-03-2008 13:55:31
Stellingen. Eens of oneens?
?
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
1. Het leukste is om een spelvorm open in te zetten. Je pakt er één uit een boekje en kijkt gewoon wat er gebeurt. Er gebeurt altijd wel wat, dat maakt het juist zo spannend.
DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
252
2. Een spelvorm is zo confronterend! En spannend! Ik laat hem het liefst zo lang mogelijk duren, dat geeft veel stof tot nabespreken. 3. In een spelvorm ontdekken de deelnemers een niet-effectief patroon. Je moet ze altijd de kans geven om nog een oefening te doen waarin ze wél effectief kunnen zijn: de succeservaring zogezegd. Het is het leukste als dat dan ook weer een spelvorm is, dan blijven ze een beetje in de sfeer.
Reactie
!
1. Een spelvorm is vooral zo effectief als hij het patroon naar boven haalt dat je als trainer wilt bespreken en veranderen. Het is waar dat elke spelvorm wel wat naar boven haalt dus je kunt hem open inzetten. Maar dat vereist wel veel improvisatietalent van de trainer. Want het spel op zich heeft weinig waarde. Van alleen het spel leren mensen niet zoveel. Het gaat om de nabespreking waarin de kwartjes vallen: ‘Oh, doe ik dat zo!’ En meer nog dan dat gaat het om de tips die je vervolgens als trainer toevoegt en de kernoefening die daarna komt, waarin de deelnemers het wel-effectieve gedrag kunnen oefenen. Een spelvorm lijkt heel open maar je werkt gestructureerd naar een resultaat toe. Dat is veel makkelijker om te doen als je vooraf goed nadenkt over welk patroon je wilt blootleggen en hoe je dat kan doen. Dat betekent dus ook: 2. Een spelvorm is altijd kort. Het gaat er alleen om de pijn op tafel te krijgen, het nietwerkende patroon, en na tien tot vijftien minuten is dat meestal wel gelukt. Soms is het na drie minuten al duidelijk. 3. Als de kernoefening ook weer een spelvorm is, is de transfer naar het echte leven voor veel mensen onbegrijpelijk. Kijk maar eens naar onderstaande opzet: Onderdeel: communiceren doe je met zijn tweeën. 1. A coacht B om een tekening te maken. A krijgt een tekening en moet B coachen deze na te maken, zonder hem te laten zien.
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.252 252
26-03-2008 13:55:32
14.2 Ontwerpen van spelvormen De eisen aan een spelvorm als start zijn dus grotendeels gelijk aan die van een ‘gewone’ ontdekkende simulatie. Daarmee ontwerp je ze ook op dezelfde manier. Je kijkt goed naar het niet-effectieve patroon van de groep en door welke situatie en welk uitdagend doel dat wordt uitgelokt. Die elementen vertaal je in de spelsituatie. Dat wil zeggen dat je een spel kiest en zo aanscherpt dat de deelnemers verleidt worden tot hetzelfde niet-effectieve gedragspatroon als in de praktijk. Dat betekent dat je de situatie net wat extremer maakt dan ‘normaal’. Je verhoogt de druk dus wat. Voor de verkopers uit het vorige hoofdstuk is onderstaand schema ingevuld, maar nu voor de spelvorm ‘de Brug’.
Spelvorm: de brug.17 De opdracht is om een brug te bouwen tussen twee tafels die een meter uit elkaar staan. Je mag papier gebruiken en eventueel ook lijm, plakband, stiften etc. Aan het eind moet er een autootje overheen kunnen rijden zonder dat de brug instort.
253 DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
In deze opzet blijft de clou hangen; wat kunnen deelnemers nu werkelijk? Door twee keer met een spelvorm te werken zit je op het niveau van een ‘oefeningetje om de theorie inzichtelijk te maken’ en kom je niet aan hun echte praktijk, de echte heikele situatie. Dus juist ook bij spelvormen is het belangrijk je goed te realiseren waar je naartoe aan het werken bent: naar de kernoefening. In dit geval zou dat bijvoorbeeld een oefening kunnen zijn waarin de deelnemers moeten discussiëren over iets dat speelt op hun werk. Elke keer moeten ze eerst elkaar samenvatten voordat ze mogen reageren. Uiteindelijk moeten ze het eens worden.
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
De rest van de groep kijkt toe. De crux is dat B de tekening pas goed kan maken als hij ook vragen stelt en niet alleen maar tekent. Dan kan hij checken wat hij moet tekenen. Goede communicatie is dus tweerichtingsverkeer. 2. Theorie: luisteren, samenvatten, doorvragen; verschillende referentiekaders. 3. In tweetallen: zelfde opdracht als hierboven, maar nu door iedereen.
17 Frank Oomkes (1995), Training als beroep 2, Amsterdam, Boom.
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.253 253
26-03-2008 13:55:32
Van echt naar case:
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
Echte situatie lastig door: Kritische klanten.
Echt doel uitdagend door: Target halen.
Spel: de Brug, aanscherpen door…
Casesituatie lastiger maken door: Opdrachtgever voor de brug geeft een korte opdracht; er ligt uitnodigend materiaal klaar.
254 DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
Niet-effectief gedrag: Te snel met een aanbod komen.
Verwacht gedrag in de training: Meteen op het materiaal duiken en gaan bouwen en niet eerst de verkoper uitvragen. (Hoi hoi, het gaat fout!)
Casedoel lastiger maken door: Twee teams maken, degene die het beste is wint. Tijdsdruk groot maken.
Als je de truc eenmaal door hebt hoe je spelvormen aan kunt passen aan je groep, heb je genoeg aan een of twee favoriete spelvormen. Je kunt ze op verschillende manieren aanpassen, afhankelijk van de groep die je krijgt en elke keer ontstaat er weer een andere patroon. Zo is ‘De Brug’ al op de volgende manieren aangepast: • bij een team dat slecht samenwerkte: elk teamlid kreeg een bepaalde noodzakelijke portie van het materiaal; • bij sub-assertieve secretaresses: een zeer dominante opdrachtgever die de eisen elke paar minuten opschroefde, bijvoorbeeld door de tafels een stuk verder uit elkaar te zetten en halverwege te vragen of ze koffie konden halen; • bij kort-door-de-bocht verkopers bleek de ‘testauto’ opeens veel groter dan het kleine autootje dat ze hadden zien staan. Maar inderdaad, de opdrachtgever had ook helemaal niet gezegd dat dat de testauto was. Het is geweldig om te zien hoe met een basale spelvorm een totaal verschillend patroon kan ontstaan. Groepen doen echt hun eigen probleem.
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.254 254
26-03-2008 13:55:33
Oefening: wat hoort bij wat?
?
Patroon van de deelnemers
Spelvorm
Chaos in de groep. Ze kunnen geen prioriteiten stellen. Wordt verergerd door de veelheid van klussen die op ze af komen.
Geldspel. Allemaal € 2.50 op tafel, een eigen doel bedenken en het eens worden over de bestemming van het geld.
Uitstelgedrag. Enge dingen niet doen maar eindeloos tijd verspillen met kleine niet-urgente klusjes. Daardoor in tijdnood komen. Wordt verergerd als je aan je lot wordt overgelaten en alleen moet werken.
Zes opdrachten binnen een half uur afronden. Je mag zelf je volgorde kiezen. De opdrachten zijn verschillend van moeilijkheidsgraad: van heel simpel tot erg lastig.
Conflictzoekers. Bij alles meteen; ja, maar… Zo nemen ze nooit beslissingen. Wordt verergerd door tegenstrijdige belangen.
Brug bouwen voor een zeer autoritaire opdrachtgever met onmogelijke eisen.
Ja baas. Moeite om de baas tegen te spreken. Wordt verergerd door een autoritaire houding en onmogelijke opdrachten.
Brug bouwen en tegelijkertijd ook nog een pr-plan maken voor de brug
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.255 255
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
Hieronder staan verschillende patronen van deelnemers omschreven. Welke spelvorm is bij uitstek geschikt om dat patroon boven tafel te halen?
DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
255
26-03-2008 13:55:33
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
Antwoord: welke spelvorm voor welke groep deelnemers?
DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
256
!
Heikele situatie
Spelvorm
Chaos in de groep. Ze kunnen geen prioriteiten stellen. Wordt verergerd door de veelheid van klussen die op ze af komen.
Brug bouwen en tegelijkertijd ook nog een pr-plan maken voor de brug.
Uitstelgedrag. Enge dingen niet doen maar eindeloos tijd verspillen met kleine niet-urgente klusjes. Daardoor in tijdnood komen. Wordt verergerd als je aan je lot wordt overgelaten en alleen moet werken.
Zes opdrachten binnen een half uur afronden. Je mag zelf je volgorde kiezen. De opdrachten zijn verschillend van moeilijkheidsgraad: van heel simpel tot erg lastig.
Conflictzoekers. Bij alles meteen; ja, maar… Zo nemen ze nooit beslissingen. Wordt verergerd door tegenstrijdige belangen.
Geldspel. Allemaal € 2.50 op tafel, een eigen doel bedenken en het eens worden over de bestemming van het geld.
Ja baas. Moeite om de baas tegen te spreken. Wordt verergerd door een autoritaire houding en onmogelijke opdrachten.
Burg bouwen voor een zeer autoritaire opdrachtgever met onmogelijke eisen.
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.256 256
26-03-2008 13:55:34
Ja, maar hoe kom je dan aan goede ideeën? Ik ben niet zo creatief. Terwijl de spelvorm daar
Makkelijke spelvormen Er zijn organisaties die buitenspelvormen begeleiden en meteen ook al het materiaal erbij leveren. Met stokken en touwen maak je de meest ingewikkelde bouwwerken. Heerlijk voor mensen om even buiten te kunnen raggen. Als je het in eigen hand wilt houden, deins je misschien terug voor al die materialen. Gelukkig kan het ook veel simpeler met materiaal dat in elk conferentieoord voorhanden is. In bijgaand kader vind je een aantal voorbeelden.
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.257 257
257 DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
Een spelvorm ontwerpen betekent eerst goed analyseren en daarna creatief denken. Goed analyseren omdat je duidelijk wilt hebben wat het niet-effectieve gedrag is en waar dat door uitgelokt wordt. Dat krijg je helder als je in de intake goed hebt doorgevraagd. Begin vooral daar want dat brengt je vanzelf op ideeën voor de spelvorm. Ga dus niet vanuit het niets bedenken hoe je de spelvorm kunt opleuken want dat is lastiger en doelloos. Mocht je toch nog moeite hebben om op ideeën te komen, vraag dan een of twee sparringpartners. Uit de trainersopleiding weet ik dat mensen die voor het eerst met spelvormen werken binnen tien minuten fantastische ideeën kunnen hebben omdat ze elkaar stimuleren.
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
wel mee staat of valt lijkt me.
26-03-2008 13:55:34
Spelvormen met ‘makkelijk’ materiaal
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
Onderstaande spelvormen zijn in elk hotel of conferentieoord uit te voeren met materiaal dat er ter plekke is.
DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
258
Flappenrace 1 Elke groep krijgt een flap waar een bekertje water op staat. De opdracht is om het bekertje via een parcours naar de eindstreep te krijgen met nog zoveel mogelijk water erin. Je mag het bekertje niet vasthouden of ondersteunen met iets anders dan het papier. Als één iemand de flap vastpakt mag er niet meer gepraat worden. Als je de flap ergens vastpakt moet je hem daar blijven vasthouden, je mag niet meer veranderen. De groep die het eerste het parcours heeft doorlopen met het water nog in de beker heeft gewonnen. Het parcours kan binnen of buiten zijn en makkelijk of moeilijk (onder tafels door, over stoelen heen etc.). Flappenrace 2 Je deelt de groep op in twee (of meer) groepen en geeft elke groep één flap. De opdracht: zorg dat je zo snel mogelijk naar de overkant van het lokaal komt. Je mag alleen op de flap lopen of staan, niet op de grond. Tafelkleed Je gaat met zijn allen op een tafelkleed staan dat op de grond ligt. De opdracht is om het tafelkleed om te draaien zonder dat je voeten op de grond komen. Als je geen tafelkleed hebt, kan je ook een flap gebruiken. Brug bouwen De opdracht is om een brug te bouwen tussen twee tafels, die een eind uit elkaar staan. Je mag papier gebruiken en eventueel ook lijm, plakband, stiften etc. Aan het eind moet er een autootje overheen kunnen rijden zonder dat de brug instort. Eiervalmachine Elke groep krijgt drie eieren. Ze moeten een eiervalmachine bouwen waarmee je een ei een meter van de grond af kunt laten vallen zonder dat die breekt. Geblinddoekt parcours lopen Deelnemers worden geblinddoekt met theedoeken. Ze moeten een parcours lopen. Met tafels en stoelen heb je hindernissen gebouwd. Een begeleider kan wel zien en geeft aanwijzingen.
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.258 258
26-03-2008 13:55:35
Elke spelvorm kan je aanpassen: met of zonder tijdsdruk, met voldoende materiaal of te weinig, met competitie tussen teams of juist niet, halverwege de regels veranderen, eisen toevoegen, enzovoort.
Voorbeeld introductie K’nex-oefening ‘We gaan vanmiddag aan de slag met situationeel leidinggeven. Daar gaan we een hoop over praten en een hoop mee oefenen maar om dat allemaal wat makkelijker te maken beginnen we met een oefening.’ (inkaderen, motiveren) ‘Vorm tweetallen: de één is leidinggevende, de ander medewerker.’ (Wacht tot tweetallen gevormd zijn.) ‘De medewerker gaat de gang op. Over ongeveer vijf minuten word je opgehaald door je leidinggevende en die geeft je een opdracht. Jouw enige taak is: je opdracht zo goed mogelijk doen. Verdere instructie krijg je van je leidinggevende.’ (doel voor de medewerkers vertellen) (Als de medewerkers de gang op zijn haal je de K’nex doosjes te voorschijn en deelt ze rond.) ‘Kijk, dit is K’nex. Kennen jullie dat materiaal?’ (materiaal tonen) (Ze halen het uit het doosje, en gaan er meteen mee klooien.)
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.259 259
259 DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
De introductie van het spel gaat ongeveer hetzelfde als de gewone ontdekkende simulatie. Je geeft een uitdagend doel mee maar niet hoe ze het moeten doen. Ook vertel je niet de clou, zoals: ‘In deze oefening gaan we ontdekken dat jullie niet kunnen samenwerken.’ Dat zou de lol er een béétje af halen tenslotte. Wat er wel anders aan is, is dat je de groep mee wilt krijgen in iets ‘geks’ doen. Voor sommige groepen is dat geen probleem, die leven op bij het idee alleen al. Bij andere groepen kan je verzet verwachten: ‘Waarom motten we dat doen? Ik zit hier niet om te spelen!’ Een paar tips om in je introductie de mensen mee te krijgen: • Gebruik nooit het woord ‘spel’. Dat zet mensen op een verkeerd been. We gaan een oefening doen en daar conclusies uit trekken. We doen het met een doel dus. • Kies bewust je intro: motiveer altijd kort waarom je gaat doen wat je gaat doen. Je hoeft er feitelijk weinig over te zeggen. Vaak is alleen aangeven in welk kader de oefening valt al genoeg. Mensen willen even weten dat je erover nagedacht hebt en dat het geen tijdvulling is. • Wees heel duidelijk in je instructie. Geef een helder doel, geef de spelregels aan en herhaal die minimaal één keer. Zet ze eventueel ook op flap. • Toon snel je materiaal. Dat is vaak erg motiverend. Uiteindelijk houden we allemaal best nog wel van spelen tenslotte.
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
14. 3 De introductie van een spelvorm
26-03-2008 13:55:35
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
260
‘Je kunt er een tolletje mee maken, kijk zo.’ (De trainer doet het voor, de ‘leidinggevenden’ doen het na.) ‘Gelukt? Ok, haal maar uit elkaar. Jullie taak is om zo meteen te zorgen dat je medewerker een tolletje maakt. Je krijgt daarvoor zeven minuten de tijd en na die zeven minuten doen we een wedstrijd welk tolletje het langste draait.’ (doel voor de leidinggevende vertellen) ‘Er zijn twee voorwaarden: jij mag het materiaal niet aanraken en (trainer haalt theedoeken achter zijn rug tevoorschijn) je medewerker is geblinddoekt! Helder?’ (spelregels vertellen) ‘Ok, ga je medewerker halen. Ze moeten geblinddoekt binnenkomen, ze mogen het materiaal niet zien! Dus denk erom, jullie mogen het niet aanraken! Zorg voor een zo lang mogelijk draaiend tolletje!’ (doel en spelregels herhalen) ‘De tijd gaat nú in!’ (startsein)
Ja, maar
mijn groepen willen helemaal niet meedoen aan spelvormen. Dat vinden ze kinderachtig. Ze komen om echt wat te leren. Kennelijk hebben groepen eerdere ervaringen met spelvormen die negatief zijn, waar het alleen een spelletje was waar verder niets mee gebeurde. Je kunt groepen verleiden mee te doen met de volgende middelen: • Vind het zelf volstrekt vanzelfsprekend dat een spelvorm een leermiddel is. Dus geen extra spanning oproepen bij jezelf, niet extra moeilijk te gaan doen of onzeker worden in je introductie. • Start je introductie met een simpele opdracht waar ze aan zullen voldoen (hierboven: ‘vorm tweetallen’). Voor ze het weten doen ze mee. • Start met een makkelijke, korte, laagdrempelige spelvorm. Liever tien minuten K’nex bouwen dan meteen een middag buiten met vlotten spelen. • Doe bij weerstand alles wat je normaal met weerstand doet: in contact blijven, begrip tonen, je aanpak kort toelichten. Maar niet te veel erover doorpraten. Wie niet mee wil doen, kan eerst een andere rol krijgen, als observant bijvoorbeeld. • Bewijs dat spelvormen werken. Dus trek samen goede conclusies en werk erop door in je theorie en in de kernoefening. Daarmee ondergraaf je de reden van de weerstand het beste: ‘Het is niet zomaar een spelletje, het is wel degelijk leerzaam.’
14.4 Tijdens het spel Je zult de eerste niet zijn: zo opgaan in het spel dat je pas na vijf minuten bedenkt dat je vergeten bent aantekeningen te maken. Houd pen en blok bij de hand en schrijf van meet af aan op wat de deelnemers doen. Let vooral op wanneer je het niet-effectieve gedrag ziet ontstaan. In de K’nex-oefening is het bijvoorbeeld interessant dat vrijwel alle
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.260 260
26-03-2008 13:55:35
De nabespreking is het spannendste deel van de spelvorm. Als het ‘goed’ is gegaan, is het immers merkbaar fout gegaan. De brug is niet gebouwd, het tolletje mislukt, de stoelen staan kriskras door het lokaal. Balen! En wiens schuld is dat? De jouwe natuurlijk! Jij hebt ze een opdracht gegeven die onmogelijk was om te volbrengen! Hoe ga je daarmee om? Verleidelijk is om meteen terug te meppen. Jij hebt al die tijd gezien hoe stom ze bezig waren en dat zal je ze wel even vertellen ook! Maar: go slow. Zij hebben dat nog niet door en dat mag ook. Ze komen net uit het spel en het kost tijd om afstand te nemen van het gevoel van frustratie en te gaan analyseren wat hun eigen aandeel is. Je allereerste opdracht is daarom: contact maken met je groepen en ze helpen hun frustratie te verwerken. Of hun gevoel van trots als het wel goed is gegaan, want dat kan ook. Maar daarover later meer. Laat ze stoom afblazen, vraag naar ervaringen, vat hun gevoel samen. Pas als zij erkenning hebben voor hun gevoel kunnen ze wat analytischer gaan kijken naar hun gedrag. Groep: ‘Ja, maar je bent ook helemaal niet duidelijk geweest.’ Trainer: ‘Nee, inderdaad, wat was dat voor stom gedrag? Had ik niet effe duidelijk kunnen zijn?’ (kijkt naar groep): ‘Wat had ik moeten zeggen eigenlijk?’ Groep: ‘Nou, wat je precies van ons wilde. Welke kleur precies, hoe lang, met welke versieringen.’ Trainer: ‘Nou zeg inderdaad! Als jullie dat hadden geweten, was het natuurlijk heel anders gegaan! Waarom heb ik dat niet gezegd eigenlijk? Eikel, idioot! Maak het die mensen nou niet zo moeilijk!’ (trainer timmert zichzelf voor de kop)
261 DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
14.5 Na het spel: de nabespreking
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
‘leidinggevenden’ bij hun medewerker de blinddoek omdoen, alsof de medewerkers dat niet zelf kunnen. Dat is mooi, want het doel van de oefening is inzien hoe je je medewerkers betuttelt waar dat niet nodig is. Zet verder je lol aan. Het is soms frustrerend om te zien hoe stom je groep dingen aanpakt, ook al was dat nu net het doel. Dus realiseer je dat dit juist de bedoeling is en kijk geamuseerd toe, dan vermijd je dat je het gevecht met ze aangaat in de nabespreking.
Als je zo ‘meebeweegt’ (‘t liefst met een beetje humor) maak je de weg vrij voor mensen om te kijken wat hun aandeel in de situatie is. Uiteindelijk gaat het daar natuurlijk om, maar ze hebben ook gelijk in hun gevoel dat ze er in geluisd zijn. Want dat heb je ook gedaan, je hebt een situatie gecreëerd waarin je verwacht dat ze de fout ingaan. Dus dat mag je erkennen, geintjes over maken, lol over hebben, zeggen dat je het zelf ook precies zo zou hebben gedaan: alles om de stoom van de ketel te halen. Pas dan kunnen mensen
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.261 261
26-03-2008 13:55:36
beseffen en accepteren dat het niet is gelukt, dat ze hun doel niet hebben gehaald. Het effect ligt op tafel en ze kunnen hun gedrag gaan analyseren.
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
Spelvorm als spiegel
DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
262
1 Het effect op tafel: het is niet gelukt. 2 Analyseren van je eigen gedrag.
Van hier-en-nu
Naar daar-en-dan
Herken je het patroon? Gedrag
Gedrag
Effect
Effect
Patroon
Conclusie/tip
In de nabespreking help je mensen in de spiegel te kijken. Dat betekent dat je stap voor stap de vragen uit het schema langsloopt: 1. Wat was je gedrag tijdens de oefening? 2. Wat was het effect? Op het resultaat, op je gevoel, op de anderen? 3. Welk patroon zie je ontstaan? Als dit patroon helder is, ga je naar het gewone leven: daar-en-dan: 4. Herken je dit in het dagelijks leven? Dus hetzelfde gedrag met hetzelfde effect? 5. Welke conclusie kan je trekken of welke tip kan je jezelf geven? Bij elke vraag geldt: • Laat eerst de deelnemers zelf aan het woord en bij de eerste vragen iedereen. • Geef daarna je eigen waarnemingen als aanvullingen. Deelnemers waarderen het zeer als jij ze teruggeeft wat je ze hebt zien doen.
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.262 262
26-03-2008 13:55:36
De deelnemer zat in het spel en heeft tijd nodig om zich te realiseren wat hij of zij precies heeft gedaan. Hij mag eerst zelf terughalen wat hij deed en daarna voegt de trainer wat toe. Als het gedrag en effect helder is, kan je doorgaan naar een patroon. Ook daarbij geldt: eerst de deelnemer zelf, daarna jouw waarnemingen of hypotheses toevoegen. Tr: ‘Dus het patroon dat we zien, is dat je afhaakt als je je oneerlijk behandeld voelt. En dat je er dan ook niet meer in wil en in komt. Daarmee heb je geen invloed meer en heb je een rotgevoel. Klopt dat?’ Dnr: ‘Ja, dat klopt wel ja.’ Tr: ‘Herken je dat ook in je dagelijks leven, thuis of op het werk?’ Dnr: ‘Nou, dat weet ik eigenlijk niet. Ik denk dat ik me daar niet zo zichtbaar terugtrek. Misschien wel in mezelf soms, maar of anderen dat zien?’ Tr: ‘Noem eens een voorbeeld dan.’ Dnr: ‘Tijdens vergaderingen kan ik me soms doodergeren aan al die machtsspelletjes. Het gaat helemaal niet meer om de inhoud, alleen maar om wie er scoort. Dan haak ik af, maar volgens mij doe ik dat discreet.’ Tr: ‘Is dat zo? Ik kan me een discussie in de training herinneren, weet je nog: gistermiddag? Je haakte toen zéér zichtbaar af, ik vroeg nog aan je wat er was.’ Dnr lacht: ‘Ok, misschien is het wel zichtbaar dan.’ Tr: ‘En los van of het zichtbaar is: heb je dan nog invloed?’ Dnr: ‘Nee, absoluut niet. Maar ik weet niet hoe ik anders met die machtsstrijd om moet gaan.’ Tr: ‘Dus dat zou je graag willen leren?’ Dnr: ‘Ja. Hoe ik toch invloed kan houden, zonder zelf ook mee te gaan vechten. Want daar heb ik echt geen zin in.’
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.263 263
263 DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
Trainer: ‘Wat viel je op aan je eigen gedrag?’ Deelnemer: ‘Ik wilde eerst eens kijken hoe anderen het gingen aanpakken. Toen alle stoelen op de gang dreigden te komen, ging ik stoelen bij het raam zetten. Dat lukte niet omdat de rest van de groep enorm fel ging tegenwerken. Daar baalde ik van.’ Tr: ‘Ik zag dat je op een gegeven moment echt chagrijnig keek en met je armen over elkaar heen in de hoek van het lokaal ging staan, klopt dat?’ Dnr; ‘Ja, inderdaad. En ik ben er ook niet meer in gekomen. Ik dacht: ‘ik wacht wel tot dit stomme spel voorbij is, ik doe niet meer mee.’ Tr: ‘En wat is het effect daarvan?’ Dnr: ‘Ik heb geen invloed meer. En ik voel me ellendig.’
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
Bijvoorbeeld een nabespreking van de stoelenoefening waarin de trainer op één deelnemer inzoomt:
26-03-2008 13:55:36
Tr: ‘Ik ga zo meteen iets vertellen over invloedsstijlen, misschien dat dat je wat manieren oplevert.’
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
Waar was de spelvorm ook al weer voor bedoeld? Om patronen bloot te leggen en mensen hongerig te maken naar het medicijn, naar iets eraan doen. In bovenstaand voorbeeld zie je hoe de vragen van hier-en-nu naar daar-en-dan leiden en de ‘pijn’ vergroten.
DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
264
Ja, maar wat als er nu iets heel anders uitkomt, wat helemaal niet aansluit op de theorie die ik kwijt wil? Dat is balen! Een spelvorm is mensenwerk en dat is per definitie onvoorspelbaar. Dus het kan gebeuren. Als dat zo is: neem je ‘verlies’, geef toe dat je iets anders had verwacht en kijk of de groep alsnog je ‘boodschap’ wil horen. Een combinatie van eerlijk zijn en relativering doet wonderen. Laat deze mogelijkheid je er echter niet van weerhouden de vorm een keer uit te proberen. Een goed ontwerp werkt 99 van de 100 keer precies zoals je het had bedoeld: je krijgt het patroon op tafel dat ook in de praktijk niet werkt. Zoals een trainer terugrapporteerde: Gabriel: ‘Het was verbazingwekend! Ze deden precies zo met mij als opdrachtgever als ze normaal met hun baas doen. Vlak voor het eind van het spel gaf ik aan dat ik ook nog verbindingen tussen de bruggen wilde...En al mokten ze, ze deden het wel! In de nabespreking kwam dat op tafel en zonder dat ik iets hoefde te zeggen zei iemand in de groep al: ‘Ja, maar zo doen we ook tegen onze baas.’ Het enige wat ik deed was precies doorvragen naar gedrag en effect en dat waar ik ze mee wilde confronteren kwam vanzelf op tafel.’ Oefening: wat gaat er fout?
?
Ad heeft de stoelenoefening gedaan, geobserveerd door een maatje. Ad heeft veel ervaren en het maatje heeft veel gezien. Samen komen ze tot het volgende rijtje: • Bij de instructie wilde Ad al wat vragen stellen maar hij hield zich in om het proces niet te vertragen. • Tijdens de oefening begon hij al snel mee te werken met het doel van iemand anders. • Toen dat bereikt was (alle stoelen stonden in een cirkel) bracht hij een stoel naar de gang en initieerde zo dat er aan zijn doel gewerkt werd. • Daarna hielp hij mee om de stoelen naar het raam te brengen zodat ook de laatste groep zijn opdracht volbracht. Toen dit was samengevat vroeg het maatje: ‘Herken je dit gedrag in het gewone leven?’ En die vraag bracht Ad niet verder. Waarom niet? Wat is een handiger vraag?
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.264 264
26-03-2008 13:55:37
!
Er gebeurt veel in zo’n oefening en er zijn talloze waarnemingen te doen. Hoe ‘beter’ de observant en hoe meer mensen houden van ‘processen’, hoe meer eruit komt. Maar dat is tegelijk een valkuil: want ‘alles’ herkennen in het gewone leven lukt niet en is niet interessant. Het gaat erom of je een patroon eruit kunt halen. Wat is het overheersende patroon van Ad in deze oefening? Dat zou bijvoorbeeld kunnen zijn: Ad werkt hard aan het gezamenlijk belang en bereikt daarmee ook zijn eigen belang. Hij is sterk gericht op samenwerking en levert daarmee soms ook (teveel?) van zichzelf in. In het patroon kan je zoeken naar de plus en de min. Een patroon is er niet voor niets: het heeft zin, mensen hebben kennelijk iets bereikt door dat gedrag anders was het niet ontstaan. Maar de kans is ook groot dat ze er last van hebben. In de formulering van het patroon kun je beide kanten meenemen: wat levert het op, wat kost het je? Pas als Ad het patroon herkent is de vraag aan de orde: ‘Wat herken je hiervan in het dagelijks leven? Wat is daar het effect? Wanneer werkt het wel, wanneer niet en wat is de mogelijke tip of conclusie?
In tweetallen nabespreken
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
Antwoord: eerst het patroon
DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
265
Als het je lastig lijkt om de nabespreking in goede banen te leiden, kun je de oefening ook anders aanpakken. Maak van meet af aan tweetallen: een ervan doet mee, de ander observeert het gedrag. Meteen na het spel gaan de tweetallen ook samen nabespreken aan de hand van de volgende vragen: • Hoe reageerde je op deze situatie? • Welk effect had dat? Op het resultaat, op jezelf, op de groep? • Kan je hierin een patroon ontdekken? • Wat herken je hiervan in de dagelijkse praktijk? • Wat zou je daarin anders willen doen? • Welk effect zou dat kunnen hebben? Als je hierna plenair inventariseert, is er al veel meer helderheid en weet je zeker dat mensen naar hun eigen gedrag hebben gekeken en niet elkaar gaan beschuldigen. Ook in een plenaire nabespreking kun je stopzetten als het te chaotisch wordt om deelnemers met een aantal vragen individueel of in tweetallen verder te laten reflecteren.
Met zijn tweeën: good guy/bad guy Als je met twee trainers bent, is het handig de rollen te verdelen: één opdrachtgever (de bad guy) en een trainer (de good guy). De trainer kan dan makkelijk partij kiezen voor de groep in de nabespreking en de opdrachtgever de kans geven uit te leggen waarom hij
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.265 265
26-03-2008 13:55:37
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
266
vindt dat de groep het slecht heeft gedaan. De opdrachtgever kan dan harder confronteren. Op die manier is het luchtiger en veiliger. Als je alleen traint kun je ook een deelnemer uit de groep vragen om de opdrachtgeversrol te vervullen. Zoek gericht iemand uit en praat die in een pauze in. De deelnemer vindt het vaak prachtig om die rol te mogen spelen en leert zeker zo veel doordat hij vanuit de positie van opdrachtgever naar zijn collega’s (lees: zichzelf) kijkt. Hij krijgt wel even een andere positie wat scheve ogen kan geven bij de rest van de groep. Tenslotte vraag je hem in zijn rol van opdrachtgever de groep stevig te confronteren. In de nabespreking is het daarom belangrijk hem weer uit de rol van opdrachtgever te halen en in de rol van deelnemer te zetten als je de stap maakt naar ‘daar-en-dan’. Hij wordt weer een deel van de groep als hij eerlijk toegeeft dat hij in zijn dagelijks leven dezelfde dingen doet als de rest van de groep.
Omgaan met weerstand Wat doe je als het patroon voor jou zichtbaar op tafel ligt maar de deelnemer verzet zich? Moet je het hem dan door de strot duwen? Nee, dus. Helaas pindakaas. Dan heeft de deelnemer gelijk. We gaan óók niet stiekem denken dat we zelf gelijk hebben en dat de deelnemer er nog niet aan toe is onze wijsheid toe te laten. We denken dan dat er maar één iemand het beste weet wat goed is voor hem of haar en dat is de persoon zelf. Dus een patroon formuleer je altijd als hypothese en de deelnemer kauwt zelf of hij het herkent.
14.6 Als het anders gaat dan je verwacht Soms gaat de nabespreking of het spel anders dan je verwacht. In deze paragraaf een aantal veel voorkomende situaties. Elke keer is eerst de vraag: ‘wat zou je doen?’ en daarna volgt een mogelijke aanpak. Vraag 1: het gaat niet fout; ze doen de oefening vlekkeloos
?
Petra is trots op hoe ze het hebben gedaan. Het team heeft door slim communiceren de taak binnen vier minuten volbracht. Samen met haar observatiemaatje heeft ze haar gedrag op een rijtje gezet. Ze herkent het wel in de praktijk: daar is ze ook vaak handig om haar doelen te bereiken. Ze is voldaan over wat ze heeft gedaan maar om nu te zeggen dat ze veel heeft geleerd: nee. Je hebt zelf ook geobserveerd dat het vlekkeloos liep. Wat zou je doen?
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.266 266
26-03-2008 13:55:38
Vraag 3: pispaal Je doet een buitenoefening met de groep: ze moeten met elkaar een brug maken van touw en daarover heenlopen. Tot drie keer toe valt een van de mensen in het water. De rest baalt daarvan en scheldt de man uit. Na tien minuten wordt de man gezegd dat hij niet meer mee mag doen. Hij gaat aan de kant zitten. Je hebt ze twintig minuten de tijd gegeven voor de oefening. Wat doe je? 1. De oefening stoppen natuurlijk. Dit wordt te pijnlijk! 2. Door laten gaan, afspraak is afspraak. En je wilt ze de kans geven het ook weer zelf op te lossen. Antwoord 1: elk resultaat heeft twee kanten
!
Het belangrijkste is dat er een nieuw inzicht moet ontstaan door het spel. Dat kan ook best zijn dat mensen merken dat ze succesvol zijn en daarmee iets nieuws over zichzelf leren maar vaak is dat niet het spannendste. Hoe ‘naar’ ook, mensen komen toch naar een training om iets te veranderen, effectiever te worden. Wat ze al kunnen, vinden ze vaak ‘oud nieuws’. Je kunt dus op twee manieren te werk gaan: • Het succes erg uitvergroten en ze goed laten analyseren hoe ze dat normaal doen en wat ze eruit kunnen leren. Zeker als je denkt dat mensen in de praktijk anders handelen dan nu in de oefening is dat interessant. Je ziet ze bijvoorbeeld normaal altijd conflicten zoeken en nu gaat het vlekkeloos. Laat vooral je opgetogen verbazing merken en zoek uit hoe het komt. • Kijken naar de schaduwkant van het ‘succes’. Er zit achter elke strategie altijd een positief effect of resultaat maar vaak ook een schaduwkant. Je komt daarachter door goed door te vragen op het effect: het effect op het resultaat, het gevoel van de persoon zelf en de sfeer. En door je eigen hypotheses erin te gooien.
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.267 267
267 DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
De oefening ging best goed. Maar in de nabespreking loopt het finaal uit de klauwen: mensen verwijten eerst jou en daarna elkaar van alles. Terwijl je doel was: beter samenwerken. Wat moet je doen? 1. Nou, het patroon komt in ieder geval op tafel en dat wilde je toch? Wees blij, mensen spreken zich uit. 2. Tijd voor een break! Koffie of zo, even rustig worden. 3. Anders, namelijk…
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
Vraag 2: de nabespreking loopt uit de klauwen
26-03-2008 13:55:38
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
‘Pas als ik doorvraag op het effect van wat Petra doet op haarzelf, dus niet op het resultaat voor de groep, en daar ook wat in ga prikken komt de andere kant boven: het is ook wel een beetje saai om het zo te doen. Zo conflictloos: echt spannend wordt de oefening er niet van. Ze begint te grijnzen, ik doe er een schepje bovenop door te suggereren dat ze ondeugender is dan ze hier laat zien. En ja, dat klopt. De teamcultuur is sterk conflictvermijdend terwijl zij eigenlijk wel meer pit zou willen.’
DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
268
Antwoord 2: naar het eigen aandeel kijken De emoties lopen hoog op en mensen kijken niet meer naar hun eigen aandeel maar alleen maar naar wat de ander ‘fout’ heeft gedaan. Dat heeft niet zoveel zin. De eerste stap die mensen moeten maken is rustig worden en naar zichzelf kijken. Vaak gaat dit het beste als je mensen even individueel laat nadenken. Eerst meegaan met de stroom en op laten schrijven wat ze anderen zien doen en wat ze daarin lastig vinden. Daarna is er dan ruimte om te kijken wat je jezelf daarmee ziet doen. Met welk effect? Wat is het patroon, herken je dat? Is de ergste emotie eraf geschreven, dan kan je ze in tweetallen of in de grote groep over hun eigen aandeel laten vertellen. Voor de groepssfeer is het handig als anderen ook terug geven wat ze positief gedrag vinden van elkaar. Antwoord 3: stoppen Het doel van de oefening is niet het resultaat (dus de brug al of niet bouwen), het doel is om patronen zichtbaar en bespreekbaar te maken. Dus als het patroon zichtbaar is (en een man aan de kant is nogal zichtbaar!) kan je stoppen. Er zal niets anders meer gebeuren: als ze er zelf uit konden komen hadden ze dat al eerder gedaan en jou als trainer er niet bij nodig. Begeleiden van spelvormen Introductie • Motiveer de opdracht; • Vertel de opdracht: wat is het doel? • Laat het materiaal zien (dat motiveert!); • Vertel de spelregels. • •
Herhaal het doel en de spelregels; Geef het startsein.
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.268 268
26-03-2008 13:55:39
Na het spel • Confronteren met het effect: het is niet gelukt, het doel is niet gehaald. • Stoom afblazen door de deelnemers en meeleven. Van hier-en-nu
Naar daar-en-dan
Herken je het patroon? Gedrag
Gedrag
Effect
Effect
Patroon
Conclusie/tip
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
Tijdens het spel • Noteer waarnemingen: wat zie je mensen doen? • Geniet ervan als het ‘fout’ gaat! Gouden regel: drie keer hetzelfde gedrag is een patroon.
• • • •
Wat gebeurde er? Welk gedrag had welk effect? Welk patroon zie je hier? Herken je dat patroon in het echte leven? Wat doe je daar, met welk effect? Wat kan je beter doen?
DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
269
Conclusies laten trekken door de groep Theorie toevoegen Tussenoefening Kernoefening: succes!
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.269 269
26-03-2008 13:55:39
+
pijn + verlangen
theorie
KUNNEN
tussenoefening
kernoefening
succes creëren
=
DEEL 3 VERLEIDEN TOT LEREN: WERKEN AAN WILLEN
WILLEN
wel pijn, geen verlangen
HOOFDSTUK 14 CONFRONTEREN MET SPELVORMEN
introduceren
DOEN
doen in de praktijk
26-03-2008 13:55:39
Trainingen ontwerpen_2e druk_v2.270 270
glijbaan
geen pijn, geen verlangen
confronteren reflectie simulatie (spelvorm)
270